PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in

PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in

depot.knaw.nl
from depot.knaw.nl More from this publisher
06.08.2013 Views

92 kinderen niet bij zich moeten laten slapen wanneer zij ouder zijn dan vijf of zes jaar. Ook broers en zusters en ‘luiden van byzondere kunne’ zou men niet bij elkaar te bed mogen leggen. De praktijk liet zich niet zo snel veranderen. Nog in 1743 wordt in de Nederlandse vertaling van het Huishoudelyk Woordboek van Chomel onder het trefwoord ‘vader’ de bisschoppelijke vermaning opgenomen. 35 Norbert Elias heeft aan de hand van normatieve bronnen de geschiedenis van het slapen beschreven als een langdurige ontwikkeling waarin geleidelijk de behoefte aan privacy en afzondering toeneemt. Net als andere lichamelijke verrichtingen werd ook het slapen, aldus Elias, steeds meer ‘achter de coulissen’ van het maatschappelijke leven geplaatst: ‘Het gezin is als enige legitieme, maatschappelijk aanvaarde enclave voor deze en vele andere menselijke functies overgebleven.’ 36 Op Elias’ theorie, waarin een geleidelijke verscherping van de schaamte- en pijnlijkheidsgrenzen centraal staat, sluiten de beschouwingen van Goffman over de in de tegenwoordige samenleving zo vanzelfsprekend aanwezige scheidslijnen tussen backstage en frontstage goed aan. De slaapkamer vormt, aldus Goffman, een van die backstageplaatsen waar men zich niet hoeft te conformeren aan de rol die men geacht wordt te spelen. 37 Het probleem is dat we niet weten aan welke ongeschreven regels men zich in bed te houden had. Hoe beschamend was het bijvoorbeeld wanneer verwanten of vreemden elkaar in bed per ongeluk aanraakten? Dat in veel huishoudens niet voor iedereen een eigen matras beschikbaar was, is wel zeker. In het gezin van de Doesburgse stadsboer Diederik waren in 1775 slechts twee bedden (ofwel matrassen) voorhanden op een totaal van zeven personen: hijzelf, zijn echtgenote, vier kleine kinderen en een dienstmeid. De Doesburgse winkelier Beemer had slechts twee bedden te verdelen tussen hemzelf, zijn vrouw en hun vier kinderen boven de vijftien. Hendrik Theunissen, baas van de Doesburgse stadswerken, moest in 1796 met zijn vrouw en vier tieners (drie meisjes van respectievelijk 10, 14 en 19 en een jongen van 18) een groot bed en twee kleine bedden zien te verdelen. Bij hevige kou zal men ongeacht eventuele conventies bij elkaar in bed zijn gekropen, eenvoudigweg om te overleven; zo deelde de Doesburgse patriciërszoon Ver Huell als tiener tijdens een strenge winter samen met zijn broer en twee zusjes het bed: ‘Het vroor zoo hard dat de beddelakens van het ledikant waar wij vier naast elkander in sliepen, aan de mond vast vriesden.’ 38 Op jongere leeftijd sliep Ver Huell in Zutphen op de slaapkamer bij zijn grootouders. Ver Huell keek er zonder enig gevoel van ongemak op terug: ‘Aan het voeteneind van het groot ledikant stond een klein ledikantje voor mij, waarover de gordijnen van het groote hingen. Nu en dan stond mijn grootvader gedurende de nacht op. Hij wist op het gevoel een eenigszins schemerend nachtlicht te vinden om een pijp te ontsteken en dan wandelde hij in zijne gebloemde japon de kamer op en neer, overluid Latijnsche en Grieksche vaerzen opzeggende.’ 39 In semi-publieke instellingen als weeshuizen, herbergen en gasthuizen

was het in elk geval tot ver in de achttiende eeuw niet ongebruikelijk om het bed met een ander te delen. In het laat-achttiende-eeuwse Maassluise breien naaihuis voor arme weduwen werden de oudere vrouwen volgens de reglementen geacht een slaapplaats te delen: de bedsteden waren gereserveerd voor de opzichtsters, de slaapbanken voor de overige dames. 40 Ook Chistoffel Baerken deelde als kostschooljongen een bed met een andere leerling. Waar de grens voor Baerken lag, blijkt misschien uit het verslag van hetgeen hem was overkomen toen hij als handelaar in 1799 een reis naar Mulheim aan de Roer maakte om daar een voorraad kolen te kopen. Tijdens een overnachting in een herberg stapte toen onverwacht een vreemde bij hem in de bedstede. Baerken had nergens op gerekend ‘omdat er maar eene bedstee gevonden wierd, en beneden was mij daarvan niets gezegt’. Het was vooral het onverwachte: ‘Indien de vrouw mij had gezegt dat nog iemand bij mij zou komen slaapen, dan zou ik geen de minste vrees gehad hebben.’ De vreemdeling ‘ontkleedde zich’, aldus Baerken, en ‘leijde sig vervolgens voor op het bed’. Pogingen om te weten te komen wie de vreemdeling was, liepen op niets uit: ‘Ik kreeg niet anders als een duijster en dubbelzinnig antwoord.’ Toen de vreemdeling na enige tijd aankondigde dat er nog iemand bij zou komen, raakte Baerken in paniek: ‘Ik had nu een vaste verbeelding opgevat dat ik in een Dieve en moordenaarshuis gelogeert was, en dat wanneer den tweeden kwam, dat zij mij dan zouden vermoorden en het geld rooven.’ Het scheelde weinig of Baerken was uit voorzorg zelf maar tot actie overgegaan; tot drie keer toe overwoog hij om zijn bedgenoot met een groot knipmes dat hij bij zijn vertrek uit Doesburg meegenomen had ‘den hals af te snijden’. Uiteindelijk verliet Baerken in paniek zijn logeeradres, ‘hebbende de slaapmuts op het hoofd en den hoed daar nog op, en de riem met geld van vooren onder de jas’. 41 Over dit voorval zei hij later: ‘Dog het is tog altoos een onvergeefelijk stuk voor die vrouw dat zij mij van te vooren niet heeft gezegt dat nog iemand bij mij zou koomen slaapen, en zij hadden die persoon moeten gezegt hebben; dat hij niet zonder ligt op de kamer had moeten koomen.’ 42 slaapkamertjes De boedel van meesterchirurgijn Willem Pannevis en diens echtgenote Lidia Mensert uit 1776 biedt een fraaie illustratie van het gebruik van de ver- 35. Chomel, Huishoudelyk Woordboek, 1743, deel ii, p. 1167. Chomel verwijst hier naar Borromaeus, wiens handelingen voor het eerst in 1582 verschenen zijn onder de titel Acta Ecclesiae Mediolanensis. 36. Elias, Het civilisatieproces, 1982, deel i, pp. 218-228. Vgl. voor een op Elias’ theorie gebaseerde ‘lineaire’ schets van de veranderingen op het gebied van het slapen: Gleichmann, ‘Enkele sociale veranderingen in het slapen’, 1981. Voor een meer genuanceerde beschouwing zie Korff, ‘Einige Bemerkungen zum Wandel des Bettes’, 1981. 37. Goffman, The presentation of self in everyday life, 1959, pp. 106-140. 38. Ver Huell, Levensherinneringen 1787-1812, 1996, p. 21. 39. Ibidem, p. 7. 40. Diaconiearchief Hervormde Gemeente Maassluis, inv. nr. 94, Stukken betreffende de inrichting van een huis waar vrouwen in ruil voor huisvesting moeten naaien, stoppen en breien, 1795-1807. 41. Baerken, Levens-Beschrijving, 1822, pp. 65-67. 42. Ibidem, p. 73. 93

was het <strong>in</strong> elk geval tot ver <strong>in</strong> de achttiende eeuw niet ongebruikelijk om het<br />

bed met een ander te delen. In het laat-achttiende-eeuwse Maassluise breien<br />

naaihuis voor arme weduwen werden de oudere vrouwen volgens de reglementen<br />

geacht een slaapplaats te delen: de bedsteden waren gereserveerd<br />

voor de opzichtsters, de slaapbanken voor de overige dames. 40 Ook Chistoffel<br />

Baerken deelde als kostschooljongen een bed met een andere leerl<strong>in</strong>g.<br />

Waar de grens voor Baerken lag, blijkt misschien uit het verslag van<br />

hetgeen hem was overkomen toen hij als handelaar <strong>in</strong> 1799 een reis naar<br />

Mulheim aan de Roer maakte om daar een voorraad kolen te kopen. Tijdens<br />

een overnacht<strong>in</strong>g <strong>in</strong> een herberg stapte toen onverwacht een vreemde bij<br />

hem <strong>in</strong> de bedstede. Baerken had nergens op gerekend ‘omdat er maar eene<br />

bedstee gevonden wierd, en beneden was mij daarvan niets gezegt’. Het was<br />

vooral het onverwachte: ‘Indien de vrouw mij had gezegt dat nog iemand bij<br />

mij zou komen slaapen, dan zou ik geen de m<strong>in</strong>ste vrees gehad hebben.’ De<br />

vreemdel<strong>in</strong>g ‘ontkleedde zich’, aldus Baerken, en ‘leijde sig vervolgens voor<br />

op het bed’. Pog<strong>in</strong>gen om te weten te komen wie de vreemdel<strong>in</strong>g was, liepen<br />

op niets uit: ‘Ik kreeg niet anders als een duijster en dubbelz<strong>in</strong>nig antwoord.’<br />

Toen de vreemdel<strong>in</strong>g na enige tijd aankondigde dat er nog iemand bij zou<br />

komen, raakte Baerken <strong>in</strong> paniek: ‘Ik had nu een vaste verbeeld<strong>in</strong>g opgevat<br />

dat ik <strong>in</strong> een Dieve en moordenaarshuis gelogeert was, en dat wanneer den<br />

tweeden kwam, dat zij mij dan zouden vermoorden en het geld rooven.’ Het<br />

scheelde we<strong>in</strong>ig of Baerken was uit voorzorg zelf maar tot actie overgegaan;<br />

tot drie keer toe overwoog hij om zijn bedgenoot met een groot knipmes dat<br />

hij bij zijn vertrek uit Doesburg meegenomen had ‘den hals af te snijden’.<br />

Uite<strong>in</strong>delijk verliet Baerken <strong>in</strong> paniek zijn logeeradres, ‘hebbende de slaapmuts<br />

op het hoofd en den hoed daar nog op, en de riem met geld van vooren<br />

onder de jas’. 41 Over dit voorval zei hij later: ‘Dog het is tog altoos een onvergeefelijk<br />

stuk voor die vrouw dat zij mij van te vooren niet heeft gezegt dat<br />

nog iemand bij mij zou koomen slaapen, en zij hadden die persoon moeten<br />

gezegt hebben; dat hij niet zonder ligt op de kamer had moeten koomen.’ 42<br />

slaapkamertjes<br />

De boedel van meesterchirurgijn Willem Pannevis en diens echtgenote<br />

Lidia Mensert uit 1776 biedt een fraaie illustratie van het gebruik van de ver-<br />

35. Chomel, Huishoudelyk Woordboek, 1743, deel ii, p. 1167. Chomel verwijst hier naar<br />

Borromaeus, wiens handel<strong>in</strong>gen voor het eerst <strong>in</strong> 1582 verschenen zijn onder de titel Acta<br />

Ecclesiae Mediolanensis. 36. Elias, Het civilisatieproces, 1982, deel i, pp. 218-228. Vgl. voor<br />

een op Elias’ theorie gebaseerde ‘l<strong>in</strong>eaire’ schets van de verander<strong>in</strong>gen op het gebied van<br />

het slapen: Gleichmann, ‘Enkele sociale verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het slapen’, 1981. Voor een meer<br />

genuanceerde beschouw<strong>in</strong>g zie Korff, ‘E<strong>in</strong>ige Bemerkungen zum Wandel des Bettes’,<br />

1981. 37. Goffman, The presentation of self <strong>in</strong> everyday life, 1959, pp. 106-140. 38. Ver<br />

Huell, Levensher<strong>in</strong>ner<strong>in</strong>gen 1787-1812, 1996, p. 21. 39. Ibidem, p. 7. 40. Diaconiearchief<br />

Hervormde Gemeente Maassluis, <strong>in</strong>v. nr. 94, Stukken betreffende de <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van een<br />

huis waar vrouwen <strong>in</strong> ruil voor huisvest<strong>in</strong>g moeten naaien, stoppen en breien, 1795-1807.<br />

41. Baerken, Levens-Beschrijv<strong>in</strong>g, 1822, pp. 65-67. 42. Ibidem, p. 73.<br />

93

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!