PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in
PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in
76 zie kleurafbeelding op p.134 In dit verband is het interessant om ook een blik te werpen op de afbeeldingen van meubels en klein huisraad in het moraliserende Het Leerzaam Huisraad (1711) van Jan Luiken. Voor de bestudering van de materiële cultuur vormt dit werk een belangrijke bron, en we zullen er dan ook nog dikwijls aan refereren. Wat ons hier vooral interesseert zijn de afbeeldingen waarop mannen, vrouwen en kinderen samen in één vertrek zijn afgebeeld, gezeten rond de kachel, bij de haard of aan tafel rond het schijnsel van een kaars of een lamp. Zien we hier de beperkingen van een huis waarin, anders dan in het ideale woonhuis van Stevin, ofwel weinig ruimte was, ofwel lang niet alle vertrekken waren voorzien van licht- en warmtebronnen? Of hebben we hier te maken met een ander ordeningsprincipe, waarbij niet zozeer het individu als wel het gezin centraal stond, en waarbij men welbewust niet alle ruimten in huis even intensief gebruikte en bijvoorbeeld bepaalde vertrekken als pronkruimte inrichtte? Een dergelijke modelmatige differentiatie in vertrekkengebruik houdt het zeventiende-eeuwse poppenhuis van Petronella Oortman ons voor, met naast de kleine kookkeuken een afzonderlijke pronkkeuken. 6 In dit hoofdstuk gaat de aandacht uit naar de manier waarop men vorm gaf aan het dagelijks verblijf in huis. In hoeverre werden daarbij scheidslijnen gesuggereerd tussen binnen en buiten, oud en jong, mannen en vrouwen, hoofdbewoners en personeel? Wat voor rol speelde de wisseling van de seizoenen bij de inrichting van de woonruimte? zitten Voor de meeste nalaters speelde het belangrijkste deel van het dagelijks leven in huis zich af rond de haard. Het haardvuur werd gebruikt om op te koken, het was een bron van warmte en licht en het nodigde uit om bij weg te dromen. Een nadeel van het open haardvuur was de beperkte warmtestraling: alleen in de directe omgeving van de haard was het behaaglijk. Men zal daarom de voorkeur hebben gegeven aan losse zitmeubels waarmee men dicht bij het vuur kon gaan zitten. Grote massieve zetels met een hoge rugleuning hadden daarbij het voordeel dat zij bescherming boden tegen tocht. De keuze voor een bepaald type zitmeubel is echter niet alleen een praktische aangelegenheid, er zijn ook culturele aspecten aan verbonden; een bank biedt een gemeenschappelijke, ongedeelde zitplaats voor meer personen, in een stoel zit men alleen. In de zeventiende eeuw komen we losse zitbanken tegen in alle lagen van de bevolking. Vaak hadden ze een dubbele functie: behalve om op te zitten werden ze ook gebruikt als bergruimte en misschien als slaapplaats. Naast deze banken, die dikwijls een plaats zullen hebben gekregen bij het venster om optimaal van het licht te kunnen profiteren, waren er in vrijwel alle huizen ook stoelen te vinden. Bij notabelen betrof het hier doorgaans
verschillende soorten zetels, waarvan sommige al in zestiende-eeuwse inventarissen worden genoemd: driestallen (eenvoudige stoeltjes op drie poten), schabellen (kleine éénpersoonsbankjes), ‘sitten’ en ‘zetels’. 7 Incidenteel wordt melding gemaakt van ‘mannen-’ en ‘vrouwen-stoelen’. Deze waren er in verschillende soorten, variërend van eenvoudig tot luxueus. Het betreft hier dan ook niet een bepaald type stoel. Vermoedelijk verwijst het idioom naar een verschil in de hoogte van de zitting, waarbij de vrouwenstoel dan een lage zitting had. 8 Op een in 1617 door Willem Buytewech gemaakte tekening van een gezin bij de haard is het verschil in zithoogte goed te zien (afb. op p. 78). 9 Het hoeft hier niet zonder meer om een hiërarchisch onderscheid te gaan. Binnen het gezin zal de vrouw doorgaans de zorg voor het (lage) haardvuur hebben gehad en hierbij was een lage stoel eenvoudigweg handiger dan een hoge. Ook voor naald- en breiwerk was een lage stoel misschien handiger: gestrekte benen kunnen als tafelruimte worden gebruikt. Na 1700 verdwijnen de mannen- en vrouwenstoelen uit de inventarissen. Bij de Doesburgse koopmansfamilie Jansen-van Grevenbroeck stonden twee ‘mansstoelen’ en een ‘vrouwenstoel’ op de hangzolder, een ruimte waar naar alle waarschijnlijkheid alleen geslapen werd. Beneden stonden, zoals we zagen, een luxueuze met rusleer beklede beugelstoel, twee stoelen met blauw fluweel bekleed en vier stoelen met blauw laken bekleed. Over lage of hoge stoelen wordt niet gerept. Alleen in de keuken, waar de maaltijden werden bereid op een open vuur, stond nog een klein stoeltje. De rest van de stoelen stond vermoedelijk tijdens de maaltijd rond een tafel en dan waren hoogteverschillen niet erg praktisch. Zoals het al dan niet voorkomen van zitmeubels voor één persoon kan worden beschouwd als een indicator van een veranderende zitcultuur, zo zou 6. Zie over dit poppenhuis Pijzel-Dommisse, De 17de-eeuwse poppenhuizen in het Rijksmuseum, 1994. 7. Zie Fock, ‘Hoe het zat in de Middeleeuwen’, 1974; en Weijns, Volkshuisraad in Vlaanderen, 1974, deel i, pp. 169 en 220, noot 15. 8. Boedels uit het zeventiende-eeuwse Leeuwarden wijzen ook in die richting, met vermeldingen als: ‘drije olde leege vrouwen stoelen’ en ‘een lege vrouwen spaense stoel’ (ora Leeuwarden, inv. nr. y13, 1601). Met dank aan H. Nijboer. Naar aanleiding van een tweedelige, in hoogte ongelijke set zeventiende-eeuwse Indische stoelen is gesuggereerd dat het verschil in hoogte te maken had met de gewoonte van Indische dames om in huiselijke kring met gekruiste benen of met een been onder het lichaam te zitten. Bij meer formele gelegenheden gingen de vrouwen op een hoge stoel zitten. Zie Liefkes, (vragenrubriek), 1973. 9. Zie ook bijvoorbeeld de lage stoel bij: Jacob Vrel, Vrouw bij het raam, 1654 (olie op paneel, 66 x 47,5 cm), Wenen, Kunsthistorisches Museum; en Gerard ter Borch, De Verloofde (olie op doek, 91 x 71 cm), Parijs, Petit Palais, Collectie Dutuit (afbeelding in Franits, Looking at Seventeenth-Century Dutch Art, 1997, resp. pp. 94 en 100). In Brunswijk, waar rond 1600 in vrijwel iedere inventaris onderscheid werd gemaakt tussen hoge en lage stoelen, waren de lage stoelen steeds in de minderheid en beperkte hun aanwezigheid zich tot de ‘Diele’ of de ‘Stube’, twee vertrekken met een stookplaats. In zeventiendeeeuwse inventarissen uit het Westfaalse Munster werden vrouwen- en mannenstoelen voornamelijk bij notabelen aangetroffen. Voor beide plaatsen zie Mohrmann, Alltagswelt im Land Braunschweig, 1990, p. 376. 77
- Page 23 and 24: De afwikkeling van een nalatenschap
- Page 25 and 26: maakt. In Maassluis (en ook in Maas
- Page 27 and 28: Aan het opmaken en laten verzegelen
- Page 29 and 30: urgse inventarissen slechts éénma
- Page 31 and 32: hoeft te zijn aan gebruik. Niet zel
- Page 33 and 34: linnen portie 1 portie 2 portie 3 9
- Page 35 and 36: gele bloemen mocht hebben. Dochter
- Page 37 and 38: inventaris van burgemeester en zeil
- Page 39 and 40: 2. Twee plaatsen in de Republiek In
- Page 41 and 42: een belangrijk afzetgebied te kunne
- Page 43 and 44: Het ondernemersklimaat was in Maass
- Page 45 and 46: zing. De bouw van de kerk werd name
- Page 47 and 48: van de rector van de Latijnse schoo
- Page 49 and 50: ten stonden juist ook hier veel gro
- Page 51 and 52: geweest. Heel duidelijk is dit te z
- Page 53 and 54: vloot Maassluis in een ‘vrouwendo
- Page 55 and 56: Doesburg vermoedelijk een kleinere
- Page 57 and 58: substituut waarnemen, bijgestaan do
- Page 59 and 60: werd vaak wat bijverdiend met een w
- Page 61 and 62: Jannetje Tijsdr. van Heenvliet leve
- Page 63 and 64: met hun dieven mee. Toch was het vo
- Page 65 and 66: de loterij Nieuwe goederen vormden
- Page 67 and 68: Veere (1662) en Terschelling (1666)
- Page 69 and 70: 3. Wonen Op 20 maart 1663 werden in
- Page 71 and 72: voorwerpen als attributen bestemd v
- Page 73: van het onderzoek van Wijsenbeek-Ol
- Page 77 and 78: onderzoek naar de verspreiding van
- Page 79 and 80: ‘De Arm-stoel is de voornaamste;
- Page 81 and 82: van de achttiende eeuw zou men in h
- Page 83 and 84: waar het zaken als comfort, behaagl
- Page 85 and 86: weerhuisje (een verwijzing naar de
- Page 87 and 88: schragen gelegd en kon er een groot
- Page 89 and 90: een duidelijke keuze in het gebruik
- Page 91 and 92: was het in elk geval tot ver in de
- Page 93 and 94: ed. Wat teleurgesteld deelde Baerke
- Page 95 and 96: In sommige inventarissen blijkt het
- Page 97 and 98: Ook bij Christoffels oom en tante,
- Page 99 and 100: derde kwart van de achttiende eeuw
- Page 101 and 102: de kwart dertig procent en in het v
- Page 103 and 104: ezit van een kabinet; bij de bovenl
- Page 105 and 106: zes in de jaren tachtig. De eerste
- Page 107 and 108: Chinees porselein. Op de ene kast s
- Page 109 and 110: 1789. Met in totaal slechts vijf ti
- Page 111 and 112: meester en andere notabelen) werd i
- Page 113 and 114: De indruk die de Maassluise boedels
- Page 115 and 116: niet was; behang zit vast op de muu
- Page 117 and 118: ting aan iedereen een voorbeeld; de
- Page 119 and 120: medaillon op de pilaar moet de afbe
- Page 121 and 122: 4. Eten en drinken ‘Ten half drie
- Page 123 and 124: waarbij het gebruik van eet- en dri
verschillende soorten zetels, waarvan sommige al <strong>in</strong> zestiende-eeuwse <strong>in</strong>ventarissen<br />
worden genoemd: driestallen (eenvoudige stoeltjes op drie poten),<br />
schabellen (kle<strong>in</strong>e éénpersoonsbankjes), ‘sitten’ en ‘zetels’. 7<br />
Incidenteel wordt meld<strong>in</strong>g gemaakt van ‘mannen-’ en ‘vrouwen-stoelen’.<br />
Deze waren er <strong>in</strong> verschillende soorten, variërend van eenvoudig tot<br />
luxueus. Het betreft hier dan ook niet een bepaald type stoel. Vermoedelijk<br />
verwijst het idioom naar een verschil <strong>in</strong> de hoogte van de zitt<strong>in</strong>g, waarbij de<br />
vrouwenstoel dan een lage zitt<strong>in</strong>g had. 8 Op een <strong>in</strong> 1617 door Willem Buytewech<br />
gemaakte teken<strong>in</strong>g van een gez<strong>in</strong> bij de haard is het verschil <strong>in</strong><br />
zithoogte goed te zien (afb. op p. 78). 9 Het hoeft hier niet zonder meer om<br />
een hiërarchisch onderscheid te gaan. B<strong>in</strong>nen het gez<strong>in</strong> zal de vrouw doorgaans<br />
de zorg voor het (lage) haardvuur hebben gehad en hierbij was een lage<br />
stoel eenvoudigweg handiger dan een hoge. Ook voor naald- en breiwerk<br />
was een lage stoel misschien handiger: gestrekte benen kunnen als tafelruimte<br />
worden gebruikt.<br />
Na 1700 verdwijnen de mannen- en vrouwenstoelen uit de <strong>in</strong>ventarissen.<br />
Bij de Doesburgse koopmansfamilie Jansen-van Grevenbroeck stonden<br />
twee ‘mansstoelen’ en een ‘vrouwenstoel’ op de hangzolder, een ruimte waar<br />
naar alle waarschijnlijkheid alleen geslapen werd. Beneden stonden, zoals<br />
we zagen, een luxueuze met rusleer beklede beugelstoel, twee stoelen met<br />
blauw fluweel bekleed en vier stoelen met blauw laken bekleed. Over lage of<br />
hoge stoelen wordt niet gerept. Alleen <strong>in</strong> de keuken, waar de maaltijden<br />
werden bereid op een open vuur, stond nog een kle<strong>in</strong> stoeltje. De rest van de<br />
stoelen stond vermoedelijk tijdens de maaltijd rond een tafel en dan waren<br />
hoogteverschillen niet erg praktisch.<br />
Zoals het al dan niet voorkomen van zitmeubels voor één persoon kan<br />
worden beschouwd als een <strong>in</strong>dicator van een veranderende zit<strong>cultuur</strong>, zo zou<br />
6. Zie over dit poppenhuis Pijzel-Dommisse, De 17de-eeuwse poppenhuizen <strong>in</strong> het Rijksmuseum,<br />
1994. 7. Zie Fock, ‘Hoe het zat <strong>in</strong> de Middeleeuwen’, 1974; en Weijns,<br />
Volkshuisraad <strong>in</strong> Vlaanderen, 1974, deel i, pp. 169 en 220, noot 15. 8. Boedels uit het<br />
zeventiende-eeuwse Leeuwarden wijzen ook <strong>in</strong> die richt<strong>in</strong>g, met vermeld<strong>in</strong>gen als: ‘drije<br />
olde leege vrouwen stoelen’ en ‘een lege vrouwen spaense stoel’ (ora Leeuwarden, <strong>in</strong>v.<br />
nr. y13, 1601). Met dank aan H. Nijboer. Naar aanleid<strong>in</strong>g van een tweedelige, <strong>in</strong> hoogte<br />
ongelijke set zeventiende-eeuwse Indische stoelen is gesuggereerd dat het verschil <strong>in</strong><br />
hoogte te maken had met de gewoonte van Indische dames om <strong>in</strong> huiselijke kr<strong>in</strong>g met<br />
gekruiste benen of met een been onder het lichaam te zitten. Bij meer formele gelegenheden<br />
g<strong>in</strong>gen de vrouwen op een hoge stoel zitten. Zie Liefkes, (vragenrubriek), 1973.<br />
9. Zie ook bijvoorbeeld de lage stoel bij: Jacob Vrel, Vrouw bij het raam, 1654 (olie op<br />
paneel, 66 x 47,5 cm), Wenen, Kunsthistorisches Museum; en Gerard ter Borch, De<br />
Verloofde (olie op doek, 91 x 71 cm), Parijs, Petit Palais, Collectie Dutuit (afbeeld<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />
Franits, Look<strong>in</strong>g at Seventeenth-Century Dutch Art, 1997, resp. pp. 94 en 100). In Brunswijk,<br />
waar rond 1600 <strong>in</strong> vrijwel iedere <strong>in</strong>ventaris onderscheid werd gemaakt tussen hoge en<br />
lage stoelen, waren de lage stoelen steeds <strong>in</strong> de m<strong>in</strong>derheid en beperkte hun aanwezigheid<br />
zich tot de ‘Diele’ of de ‘Stube’, twee vertrekken met een stookplaats. In zeventiendeeeuwse<br />
<strong>in</strong>ventarissen uit het Westfaalse Munster werden vrouwen- en mannenstoelen<br />
voornamelijk bij notabelen aangetroffen. Voor beide plaatsen zie Mohrmann, Alltagswelt<br />
im Land Braunschweig, 1990, p. 376.<br />
77