PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in
PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in
60 brak was vanzelfsprekend het kader dat in Doesburg de zorg had over de stad als vesting, onder wie ook enkele hoge ambtenaren, aangesteld door de Generaliteit (zoals de inspecteur of commies van de fortificatiën). Omvangrijker was vermoedelijk nog de groep (deeltijd)ambtenaren belast met het garnizoen, zoals de commissaris van de monstering, een wachtmeester, een serviesmeester voor de financiële kant van de inkwartiering en natuurlijk de ‘geweldiger provoost’, als onderofficier belast met de handhaving van de tucht, met de arrestaties en met het toezicht op militaire gevangenen. In een garnizoensstadje als Doesburg hadden deze ambtenaren een belangrijke functie. 58 bedrijvigheid Noch het verpondingskohier, noch andere bronnen geven een goed overzicht van de beroepenstructuur in Doesburg. Voor Maassluis beschikken we over aanmerkelijk meer en beter bronnenmateriaal. Deze paragraaf beoogt echter geen sociaal-economische schets van beide plaatsen afzonderlijk te geven; het gaat hier juist om een vergelijking. Het algemene beeld is zonder meer duidelijk: terwijl in Maassluis het visserijbedrijf domineerde, was Doesburg een stadje met ‘van alles en nog wat’. Omdat Maassluis een vissersplaats was, waren er veel mensen werkzaam in de haven en in de aan het visserijbedrijf verwante nijverheid. Bijvoorbeeld in het taanhuis, een groot bedrijf, waarvan de aandelen onder verschillende Maassluizers waren verdeeld, of in de buiten het dorp gelegen traankokerijen (twee of drie), waar de lever van de kabeljauw tot traan werd gekookt. De vermelding van 23 scheepstimmerlieden, 21 kuipers, 7 kuipersknechten en 15 lijndraaiers in het in 1680 opgestelde belastingkohier verraadt direct dat we hier met een zeevarende gemeenschap te maken hebben. Ook het aantal van 24 straatwerkers of sjouwers (zakkendragers), sinds 1644 verenigd in een gilde, hoeven we in Doesburg niet te verwachten: deze beroepsgroep was voor haar werk volledig afhankelijk van de bedrijvigheid in de haven. Erg lucratief was het werk overigens niet: zonder uitzondering hoorden deze sjouwers tot de armen van Maassluis. 59 Stadsboeren en voor het garnizoen werkzame ambachtslieden als speermakers en harnasmakers waren alleen in Doesburg te vinden. Ook het smederijbedrijf was vermoedelijk in Doesburg sterker vertegenwoordigd; het garnizoensstadje had in elk geval een smidsgilde. Van veel andere beroepsgroepen waren in beide plaatsen vergelijkbare aantallen vertegenwoordigers te vinden. Soms niet meer dan één, zoals bijvoorbeeld een boekbinder, of hooguit een paar, zoals mandenmakers, naaldenmakers, olieslagers, kistenmakers, slotenmakers, leidekkers, steenhouwers en chirurgijns. Het blijft echter lastig om een goed beeld te krijgen, temeer daar het niet ongebruikelijk was om beroepen te combineren. In zeevarende gezinnen
werd vaak wat bijverdiend met een winkeltje, de verkoop van garnalen of bijvoorbeeld met een mandenmakerij. Van huisnijverheid komen we in de bronnen doorgaans weinig sporen tegen, en de vraag in hoeverre sprake was van zelfvoorziening, bijvoorbeeld op het gebied van voedselvoorziening en kleding, laat zich noch voor Maassluis, noch voor Doesburg direct beantwoorden. Ten aanzien van de productie en verkoop van bier golden doorgaans strenge regels, en we mogen dan ook aannemen dat Doesburg in 1653 inderdaad vijf brouwhuizen en drie brouwerijen telde, zoals het verpondingskohier aangeeft. Zij bedienden onder meer de plaatselijke herbergen. Het Gasthuis en het Grote Convent hadden hun eigen brouwerij. 60 In het Maassluise kohier uit 1680 worden geen brouwers genoemd. Wel vinden we hier negen bierschippers, een bierdrager en een biersteker (een groothandelaar in bier). Bier werd van elders (uit Schiedam) aangevoerd, ten behoeve van de schepen, de verkoop op straat (in het dorp stonden diverse bierstallen), de verkoop aan particulieren en de verkoop aan de acht herbergiers, voor wie de vier brandewijntappers die het kohier vermeldt wellicht geduchte concurrenten vormden. 61 Het zogeten zout- en zeepkohier uit 1680 vermeldt nog geen koffie- en theeverkopers in Maassluis. Een eeuw later, in 1779, telde het dorp op een bevolking van ongeveer 6000 inwoners in totaal 58 winkeliers met een vergunning voor de verkoop van koffie, thee en chocolade. 62 Tot die groep behoorde ook de joodse koopman Levij Salomon. Salomon verkocht in zijn winkel koffie, chocolade en veel verschillende soorten thee, in prijs variërend van 28 tot 56 stuivers per pond. Vermoedelijk kon in de winkel zelf worden geproefd; in de inventaris wordt melding gemaakt van de aanwezigheid van acht ‘thee-proefpotjes’. Een andere mogelijkheid is dat deze alleen voor de verkoop bestemd waren, net als al het andere serviesgoed dat in de winkel werd aangetroffen. In totaal werden in 1680 in Maassluis zestien bakkers en vier baksters geteld, hetgeen zou betekenen dat op een bevolking van minimaal 4100 inwoners iedere bakker voor ten minste tweehonderd inwoners brood moest bakken. Dit aantal lijkt erg groot. 63 Het haardstedenkohier doet vermoeden 58. Vgl. het uitgebreidere overzicht van de verschillende ambten en functies in Zutphen in Frijhoff, ‘Zutphens geschiedenis’, 1989, pp. 107-109. 59. oa Maassluis, inv. nr. 521, Kohier van het zout-, zeep-, heere-, en redemptiegeld, 1680; en oa Delft, inv. nr. 1763, Kohier op het gemaal van Maassluis, 1680. 60. Van Petersen en Harenberg, Doesburg, 1987, p. 26. 61. Al omstreeks 1500 was het brouwen van bier in hoofdzaak een stedelijke aangelegenheid. Toch waren er (ook in de zeventiende en achttiende eeuw) ook in sommige dorpen brouwerijen gevestigd, met name in Zuid-Holland. Over de regelgeving en de praktijk in de brouwindustrie tussen 1500 en 1800 (met name in Holland) zie Yntema, ‘Een kapitale nering’, 1994. 62. oa Maassluis, inv. nrs. 992-993, Registers van verleende vergunningen voor de verkoop van zout, zeep, koffie, chocolade, bier, vlees en andere artikelen en de verhuur van paarden en rijtuigen, 1750-1806. 63. Frijhoff kwam voor Zutphen op dezelfde verhouding: in 1678/1679 waren daar 37 bakkers op ca. 7500 inwoners. Maar het garnizoen had hier wellicht zijn eigen bakkers. Zie Frijhoff, ‘Zutphens 61
- Page 7 and 8: Vrije tijd 261 Tijd lezen of klok k
- Page 9 and 10: 10 Inspirerend waren voor mij het m
- Page 11 and 12: 12 In beide plaatsen vonden in de l
- Page 13 and 14: 14 dingen omgingen. Gebruikmakend v
- Page 15 and 16: 16 behoort ook de woonplaats of de
- Page 17 and 18: 18 Boedelbeschrijvingen lenen zich
- Page 19 and 20: 20 Een kwantitatieve bewerking van
- Page 21 and 22: 1. Boedels In het onderzoek naar de
- Page 23 and 24: De afwikkeling van een nalatenschap
- Page 25 and 26: maakt. In Maassluis (en ook in Maas
- Page 27 and 28: Aan het opmaken en laten verzegelen
- Page 29 and 30: urgse inventarissen slechts éénma
- Page 31 and 32: hoeft te zijn aan gebruik. Niet zel
- Page 33 and 34: linnen portie 1 portie 2 portie 3 9
- Page 35 and 36: gele bloemen mocht hebben. Dochter
- Page 37 and 38: inventaris van burgemeester en zeil
- Page 39 and 40: 2. Twee plaatsen in de Republiek In
- Page 41 and 42: een belangrijk afzetgebied te kunne
- Page 43 and 44: Het ondernemersklimaat was in Maass
- Page 45 and 46: zing. De bouw van de kerk werd name
- Page 47 and 48: van de rector van de Latijnse schoo
- Page 49 and 50: ten stonden juist ook hier veel gro
- Page 51 and 52: geweest. Heel duidelijk is dit te z
- Page 53 and 54: vloot Maassluis in een ‘vrouwendo
- Page 55 and 56: Doesburg vermoedelijk een kleinere
- Page 57: substituut waarnemen, bijgestaan do
- Page 61 and 62: Jannetje Tijsdr. van Heenvliet leve
- Page 63 and 64: met hun dieven mee. Toch was het vo
- Page 65 and 66: de loterij Nieuwe goederen vormden
- Page 67 and 68: Veere (1662) en Terschelling (1666)
- Page 69 and 70: 3. Wonen Op 20 maart 1663 werden in
- Page 71 and 72: voorwerpen als attributen bestemd v
- Page 73 and 74: van het onderzoek van Wijsenbeek-Ol
- Page 75 and 76: verschillende soorten zetels, waarv
- Page 77 and 78: onderzoek naar de verspreiding van
- Page 79 and 80: ‘De Arm-stoel is de voornaamste;
- Page 81 and 82: van de achttiende eeuw zou men in h
- Page 83 and 84: waar het zaken als comfort, behaagl
- Page 85 and 86: weerhuisje (een verwijzing naar de
- Page 87 and 88: schragen gelegd en kon er een groot
- Page 89 and 90: een duidelijke keuze in het gebruik
- Page 91 and 92: was het in elk geval tot ver in de
- Page 93 and 94: ed. Wat teleurgesteld deelde Baerke
- Page 95 and 96: In sommige inventarissen blijkt het
- Page 97 and 98: Ook bij Christoffels oom en tante,
- Page 99 and 100: derde kwart van de achttiende eeuw
- Page 101 and 102: de kwart dertig procent en in het v
- Page 103 and 104: ezit van een kabinet; bij de bovenl
- Page 105 and 106: zes in de jaren tachtig. De eerste
- Page 107 and 108: Chinees porselein. Op de ene kast s
werd vaak wat bijverdiend met een w<strong>in</strong>keltje, de verkoop van garnalen of<br />
bijvoorbeeld met een mandenmakerij.<br />
Van huisnijverheid komen we <strong>in</strong> de bronnen doorgaans we<strong>in</strong>ig sporen<br />
tegen, en de vraag <strong>in</strong> hoeverre sprake was van zelfvoorzien<strong>in</strong>g, bijvoorbeeld<br />
op het gebied van voedselvoorzien<strong>in</strong>g en kled<strong>in</strong>g, laat zich noch voor Maassluis,<br />
noch voor Doesburg direct beantwoorden.<br />
Ten aanzien van de productie en verkoop van bier golden doorgaans<br />
strenge regels, en we mogen dan ook aannemen dat Doesburg <strong>in</strong> 1653 <strong>in</strong>derdaad<br />
vijf brouwhuizen en drie brouwerijen telde, zoals het verpond<strong>in</strong>gskohier<br />
aangeeft. Zij bedienden onder meer de plaatselijke herbergen. Het<br />
Gasthuis en het Grote Convent hadden hun eigen brouwerij. 60 In het Maassluise<br />
kohier uit 1680 worden geen brouwers genoemd. Wel v<strong>in</strong>den we hier<br />
negen bierschippers, een bierdrager en een biersteker (een groothandelaar <strong>in</strong><br />
bier). Bier werd van elders (uit Schiedam) aangevoerd, ten behoeve van de<br />
schepen, de verkoop op straat (<strong>in</strong> het dorp stonden diverse bierstallen), de<br />
verkoop aan particulieren en de verkoop aan de acht herbergiers, voor wie de<br />
vier brandewijntappers die het kohier vermeldt wellicht geduchte concurrenten<br />
vormden. 61<br />
Het zogeten zout- en zeepkohier uit 1680 vermeldt nog geen koffie- en<br />
theeverkopers <strong>in</strong> Maassluis. Een eeuw later, <strong>in</strong> 1779, telde het dorp op een<br />
bevolk<strong>in</strong>g van ongeveer 6000 <strong>in</strong>woners <strong>in</strong> totaal 58 w<strong>in</strong>keliers met een<br />
vergunn<strong>in</strong>g voor de verkoop van koffie, thee en chocolade. 62 Tot die groep<br />
behoorde ook de joodse koopman Levij Salomon. Salomon verkocht <strong>in</strong> zijn<br />
w<strong>in</strong>kel koffie, chocolade en veel verschillende soorten thee, <strong>in</strong> prijs variërend<br />
van 28 tot 56 stuivers per pond. Vermoedelijk kon <strong>in</strong> de w<strong>in</strong>kel zelf<br />
worden geproefd; <strong>in</strong> de <strong>in</strong>ventaris wordt meld<strong>in</strong>g gemaakt van de aanwezigheid<br />
van acht ‘thee-proefpotjes’. Een andere mogelijkheid is dat deze alleen<br />
voor de verkoop bestemd waren, net als al het andere serviesgoed dat <strong>in</strong> de<br />
w<strong>in</strong>kel werd aangetroffen.<br />
In totaal werden <strong>in</strong> 1680 <strong>in</strong> Maassluis zestien bakkers en vier baksters<br />
geteld, hetgeen zou betekenen dat op een bevolk<strong>in</strong>g van m<strong>in</strong>imaal 4100<br />
<strong>in</strong>woners iedere bakker voor ten m<strong>in</strong>ste tweehonderd <strong>in</strong>woners brood moest<br />
bakken. Dit aantal lijkt erg groot. 63 Het haardstedenkohier doet vermoeden<br />
58. Vgl. het uitgebreidere overzicht van de verschillende ambten en functies <strong>in</strong> Zutphen <strong>in</strong><br />
Frijhoff, ‘Zutphens geschiedenis’, 1989, pp. 107-109. 59. oa Maassluis, <strong>in</strong>v. nr. 521,<br />
Kohier van het zout-, zeep-, heere-, en redemptiegeld, 1680; en oa Delft, <strong>in</strong>v. nr. 1763,<br />
Kohier op het gemaal van Maassluis, 1680. 60. Van Petersen en Harenberg, Doesburg,<br />
1987, p. 26. 61. Al omstreeks 1500 was het brouwen van bier <strong>in</strong> hoofdzaak een stedelijke<br />
aangelegenheid. Toch waren er (ook <strong>in</strong> de zeventiende en achttiende eeuw) ook <strong>in</strong><br />
sommige dorpen brouwerijen gevestigd, met name <strong>in</strong> Zuid-Holland. Over de regelgev<strong>in</strong>g<br />
en de praktijk <strong>in</strong> de brouw<strong>in</strong>dustrie tussen 1500 en 1800 (met name <strong>in</strong> Holland) zie<br />
Yntema, ‘Een kapitale ner<strong>in</strong>g’, 1994. 62. oa Maassluis, <strong>in</strong>v. nrs. 992-993, Registers van<br />
verleende vergunn<strong>in</strong>gen voor de verkoop van zout, zeep, koffie, chocolade, bier, vlees en<br />
andere artikelen en de verhuur van paarden en rijtuigen, 1750-1806. 63. Frijhoff kwam<br />
voor Zutphen op dezelfde verhoud<strong>in</strong>g: <strong>in</strong> 1678/1679 waren daar 37 bakkers op ca. 7500<br />
<strong>in</strong>woners. Maar het garnizoen had hier wellicht zijn eigen bakkers. Zie Frijhoff, ‘Zutphens<br />
61