PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in

PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in

depot.knaw.nl
from depot.knaw.nl More from this publisher
06.08.2013 Views

54 volkstelling in 1795 telde het dorp 4817 inwoners. Ruim twee keer zoveel als Doesburg, waar in hetzelfde jaar 2074 inwoners werden geteld. Betje Wolff en Aagje Deken lieten al in 1782 in hun briefroman Sara Burgerhart een van de fictieve correspondentes opmerken: ‘Nog voor den middag kwamen wy te Maassluis. ’t Is een zeer fraaije plaats, wat de ligging betreft; doch ik heb geen zin in Dorpen, die zo Stedelijk zijn. ’t Is, zo als men zegt, ik wil en ik kan niet; even als een Stedelijke opschik eene Dorpelinge niet half zo wel staat, als de dragt, waar aan zij gewoon is: er is altoos dunkt mij iets, dat het geheel breekt.’ 35 de mensen Maassluis en Doesburg waren beide dynamische gemeenschappen. Stond het leven in Maassluis in het teken van het visserijbedrijf, in Doesburg werd het dagelijks bestaan in belangrijke mate beheerst door de aanwezigheid van het garnizoen. In beide plaatsen was voortdurend sprake van een komen en gaan van grote groepen mensen, en daarbij was globaal beschouwd sprake van een vergelijkbaar patroon: in de winter en zeker ten tijde van oorlog telden beide gemeenschappen aanzienlijk meer mensen dan in de zomer en in vredige tijden. Waren er in vredestijd al veel militairen in Doesburg gelegerd, in oorlogstijd kon hun aantal oplopen tot een paar duizend mannen, vaak vergezeld van vrouwen en kinderen. Sommige troepen bleven gedurende lange tijd in de stad, andere slechts een paar dagen, wanneer zij op doorreis waren. Een kazerne was er niet; de militairen werden ondergebracht in openbare gebouwen of ingekwartierd bij particulieren. Zeker in de winter, wanneer er geen veldtochten plaatsvonden en de soldaten in plaats van in tenten binnen de stadsmuren verbleven, was de stad overvol. 36 Op 8 december 1701 moest onderdak worden geboden aan zes compagnieën voetvolk, in totaal 692 man. Een deel van de soldaten kreeg onderdak in openbare gebouwen: 50 soldaten in elk van de vier klaslokalen van de Latijnse school, 40 op de wacht, 150 in de voorkamer en het voorhuis van de gijzelkamer, 150 in de Gasthuiskerk en 20 in het Hof van Wisch. Anderen werden in schuren ondergebracht of, in groepjes van zes, bij mensen in huis. 37 In Maassluis was het in ‘normale’ tijden heel rustig: de vissers verbleven met korte onderbrekingen maanden achtereen op zee, op de Noordzee bij de Doggersbank en bij IJsland. Ook in de winter werd zo mogelijk gevist. 38 Maar in tijden van oorlog, als de vissersvloot niet kon uitvaren, was het ook hier veel drukker. Het zou interessant zijn om een preciezer beeld te hebben van de getalsmatige verhoudingen tussen mannen en vrouwen in beide plaatsen op verschillende tijdstippen. Maakte de voortdurende aanwezigheid van een garnizoen Doesburg tot een ‘mannenstad’, terwijl het uitvaren van de vissers-

vloot Maassluis in een ‘vrouwendorp’ veranderde? In 1747 was blijkens het zogeheten kohier van de weerbare mannen ruim zestig procent van de mannelijke beroepsbevolking in Maassluis zeevarend (796 zeevarenden op een totaal aantal van 1305 mannen). 39 Natuurlijk was niet iedereen tegelijk op zee en was ook niet iedereen getrouwd, maar de uittocht van de vissersvloot moet hoe dan ook een ingrijpende gebeurtenis zijn geweest. De aanwezigheid van een in omvang en samenstelling wisselend garnizoen maakt demografisch onderzoek naar een plaats als Doesburg uiterst lastig. 40 Wel kunnen we aan de hand van het in 1653 opgestelde hoofdgeldkohier een beter beeld krijgen van de omvang en samenstelling van de huishoudens bij ten minste een deel van de burgerbevolking. 41 Het betreft hier een lijst van alle huishoudens die verplicht waren het zogeheten hoofdgeld te betalen. In totaal gaat het om 422 huishoudens, verdeeld over drie klassen: 52 in de eerste klasse, 58 in de tweede klasse en 312 in de derde klasse. Vrijgesteld van betaling waren alle in de stad aanwezige ruiters en soldaten, alle gastwezen, alle bewoners van de armenhuizen en ‘alle andere die het pro deo begeeren’. Deze groepen blijven dus buiten ons gezichtsveld. Als we uitgaan van één huishouden per woning, moet het hier om zeker 44 procent van alle huishoudens zijn gegaan. 42 In de eerste klasse vinden we de elite van Doesburg terug, ofwel de ‘primi’, zoals het kohier aangeeft. In deze groep (doorgaans zeer ruim behuisde) burgers telde een huishouden gemiddeld vijf personen. Bij 83 procent was personeel inwonend; in de meeste gevallen hooguit twee dienstboden, maar er waren ook notabelen voor wie dit te weinig was: luitenantsweduwe Coutis liet zich als alleenstaande dame terzijde staan door drie dienstboden. De huishoudens in de tweede klasse, waarin we de subtop ofwel de ‘secundi’ tegenkomen (enkele notabelen, een schoolmeester, en welgestelde kooplieden) telden gemiddeld 4,3 personen. Hier had slechts de helft van de gezinnen personeel in huis. Bij de ‘infimi’, de derde klasse met veel kleine zelfstandigen, had nog niet één op de tien gezinnen personeel in huis. In deze klasse werden alleen de volwassenen aangeslagen. De gemiddelde omvang van het huishouden blijft hier dus onbekend. Slechts in tien gevallen is sprake van oudere inwonende verwanten. Daarentegen was het wel heel gebruikelijk om kinderen van anderen in huis 35. Wolff-Bekker en Deken, Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart, 1910 9 , p. 110. 36. Zie ook Holthuis, Frontierstad bij het scheiden van de markt, 1993, p. 101. 37. oa Doesburg, inv. nr. 2600, Lijsten van inkwartiering van verschillende troepen en andere stukken dienaangaande, 1622-1800. 38. Kranenburg, De zeevisscherij, 1946, p. 44. 39. oa Maassluis, inv. nr. 902, Kohier weerbare mannen, 1747. 40. Voor een benadering van hetzelfde probleem in Zutphen zie Frijhoff, ‘Zutphens geschiedenis’, 1989. 41. oa Doesburg, inv. nr. 824, Verbalen van de hoofdschatting, 1653. 42. Doesburg telde namelijk blijkens het verpondingskohier 751 woningen. Trekken we hiervan de 422 huishoudens uit het hoofdgeldkohier af, dan komen we uit op 329 huishoudens, dus 44 procent. 55

vloot Maassluis <strong>in</strong> een ‘vrouwendorp’ veranderde? In 1747 was blijkens het<br />

zogeheten kohier van de weerbare mannen ruim zestig procent van de<br />

mannelijke beroepsbevolk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> Maassluis zeevarend (796 zeevarenden op<br />

een totaal aantal van 1305 mannen). 39 Natuurlijk was niet iedereen tegelijk<br />

op zee en was ook niet iedereen getrouwd, maar de uittocht van de vissersvloot<br />

moet hoe dan ook een <strong>in</strong>grijpende gebeurtenis zijn geweest.<br />

De aanwezigheid van een <strong>in</strong> omvang en samenstell<strong>in</strong>g wisselend garnizoen<br />

maakt demografisch onderzoek naar een plaats als Doesburg uiterst<br />

lastig. 40 Wel kunnen we aan de hand van het <strong>in</strong> 1653 opgestelde hoofdgeldkohier<br />

een beter beeld krijgen van de omvang en samenstell<strong>in</strong>g van de huishoudens<br />

bij ten m<strong>in</strong>ste een deel van de burgerbevolk<strong>in</strong>g. 41 Het betreft hier<br />

een lijst van alle huishoudens die verplicht waren het zogeheten hoofdgeld te<br />

betalen. In totaal gaat het om 422 huishoudens, verdeeld over drie klassen:<br />

52 <strong>in</strong> de eerste klasse, 58 <strong>in</strong> de tweede klasse en 312 <strong>in</strong> de derde klasse. Vrijgesteld<br />

van betal<strong>in</strong>g waren alle <strong>in</strong> de stad aanwezige ruiters en soldaten, alle<br />

gastwezen, alle bewoners van de armenhuizen en ‘alle andere die het pro deo<br />

begeeren’. Deze groepen blijven dus buiten ons gezichtsveld. Als we uitgaan<br />

van één huishouden per won<strong>in</strong>g, moet het hier om zeker 44 procent van alle<br />

huishoudens zijn gegaan. 42<br />

In de eerste klasse v<strong>in</strong>den we de elite van Doesburg terug, ofwel de ‘primi’,<br />

zoals het kohier aangeeft. In deze groep (doorgaans zeer ruim behuisde)<br />

burgers telde een huishouden gemiddeld vijf personen. Bij 83 procent<br />

was personeel <strong>in</strong>wonend; <strong>in</strong> de meeste gevallen hooguit twee dienstboden,<br />

maar er waren ook notabelen voor wie dit te we<strong>in</strong>ig was: luitenantsweduwe<br />

Coutis liet zich als alleenstaande dame terzijde staan door drie dienstboden.<br />

De huishoudens <strong>in</strong> de tweede klasse, waar<strong>in</strong> we de subtop ofwel de<br />

‘secundi’ tegenkomen (enkele notabelen, een schoolmeester, en welgestelde<br />

kooplieden) telden gemiddeld 4,3 personen. Hier had slechts de helft van de<br />

gez<strong>in</strong>nen personeel <strong>in</strong> huis. Bij de ‘<strong>in</strong>fimi’, de derde klasse met veel kle<strong>in</strong>e<br />

zelfstandigen, had nog niet één op de tien gez<strong>in</strong>nen personeel <strong>in</strong> huis. In deze<br />

klasse werden alleen de volwassenen aangeslagen. De gemiddelde omvang<br />

van het huishouden blijft hier dus onbekend.<br />

Slechts <strong>in</strong> tien gevallen is sprake van oudere <strong>in</strong>wonende verwanten.<br />

Daarentegen was het wel heel gebruikelijk om k<strong>in</strong>deren van anderen <strong>in</strong> huis<br />

35. Wolff-Bekker en Deken, Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart, 1910 9 , p. 110.<br />

36. Zie ook Holthuis, Frontierstad bij het scheiden van de markt, 1993, p. 101. 37. oa<br />

Doesburg, <strong>in</strong>v. nr. 2600, Lijsten van <strong>in</strong>kwartier<strong>in</strong>g van verschillende troepen en andere<br />

stukken dienaangaande, 1622-1800. 38. Kranenburg, De zeevisscherij, 1946, p. 44. 39. oa<br />

Maassluis, <strong>in</strong>v. nr. 902, Kohier weerbare mannen, 1747. 40. Voor een benader<strong>in</strong>g van<br />

hetzelfde probleem <strong>in</strong> Zutphen zie Frijhoff, ‘Zutphens geschiedenis’, 1989. 41. oa<br />

Doesburg, <strong>in</strong>v. nr. 824, Verbalen van de hoofdschatt<strong>in</strong>g, 1653. 42. Doesburg telde<br />

namelijk blijkens het verpond<strong>in</strong>gskohier 751 won<strong>in</strong>gen. Trekken we hiervan de 422<br />

huishoudens uit het hoofdgeldkohier af, dan komen we uit op 329 huishoudens, dus<br />

44 procent.<br />

55

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!