PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in
PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in
254 geweest die – vooral theoretisch geschoold – wellicht voor praktische juridische problemen te rade moest gaan bij een in de praktijk geschoolde collega. 99 Het is ook mogelijk dat we in het geval van Warninck te maken hebben met het boekenbezit van één persoon (wellicht uit familiebezit afkomstig?), en in het geval van Van Leenhoff met dat van een echtpaar. In dit verband is het interessant om te zien welke boeken de achttiende-eeuwse burgemeestersdochter Vles in 1764, na het overlijden van haar man mr. Arnold Hendrik Wentholt, voor zichzelf behield nadat de rest was verkocht. Behalve een paar familiebijbels en (Franse en Hoogduitse) Testamenten betrof het hier periodieken (waaronder De Hollandsche spectator), bevindelijke poëzie van Jodocus van Lodesteijn en van Uilenbroek, gedichten van Poot en van Vondel, harpgezangen van de dichter en toneelschrijver Abraham Alewijn, het in 1754 in Amsterdam uitgegeven werkje getiteld Bespiegelingen over Gods kerk en waereldbestier door vrouwe C.P. (Brakonier-de Wilde) en een enkel handboekje voor gebruik in welopgevoede kringen, zoals De volmaakte Hollandsche keuken-meid (1746). Pronkstuk moeten achttien delen van de Vaderlandsche Historie van Jan Wagenaar zijn geweest. De eerste druk van dit 21-delige werk was in de jaren 1749-1759 verschenen. Wagenaar bood een overzicht van de vaderlandse geschiedenis, en hij had uitvoerig bronnenonderzoek verricht met als oogmerk: ‘de Historie van het Volk, niet zo zeer die van den Vorst te beschryven’, want ‘de Historie des Volks is ons eigen Historie’. 100 Niet alleen volwassenen, maar ook kinderen konden in deze periode kennismaken met deze nieuwe vorm van geschiedschrijving. Precies in het jaar dat de boedel van het echtpaar Wentholt-Vles werd opgemaakt, was in Maassluis bij de jaarlijkse visitatie van de scholen besloten om de schoolmeesters het gebruik aan te bevelen van ‘het boekje van Wagenaar, sijnde een kort extract uyt de vaderlandse historien, bij vragen en antwoorden’, ‘opdat de jeugd langs desen weg een smaak verkrijgen mag van de geschiedenis onses lands’. Toen ruim een jaar later de volgende visitatie van de scholen plaatsvond, bleek Wagenaar nog steeds niet ingevoerd. Kennelijk hield men liever vast aan het vertrouwde lesmateriaal. Weduwe Wentholt had een ‘moderne’ bibliotheek, waarbij net als bij de Van Leenhoffs ook weer het overwicht van Hollands erfgoed opvalt. De suggestie dat de aanwezigheid van de clusters ‘algemene’ boeken op het conto van de echtgenotes geschreven zou moeten worden is riskant, te meer daar uit onderzoek naar het klantenbestand van achttiende-eeuwse Zwolse boekverkopers niets wees op een duidelijk onderscheid in bestedingspatroon tussen mannen en vrouwen, noch bij het brede publiek, noch bij de elite. 101 Wel is het denkbaar dat het publieke debat over de kennisverwerving door vrouwen aan bepaalde genres en boeken een specifieke, gendergebonden connotatie gaf. Zo namen lezers van het spectatoriale geschrift De
Denker in 1765 – we blijven nog steeds in de buurt van de weduwe Wentholt – kennis van de opvatting dat een vrouw zich vooral diende toe te leggen op het verwerven van ‘eene beredeneerde kennis van den Godsdienst, eene grondige kennis van de Zedekunde; een algemeen denkbeeld van de voornaamste delen der Natuurkunde; eene kleine schets van de Historie’. 102 Zeker is dat in de bovenlagen van de samenleving vrouwen geleidelijk aan een belangrijker rol in de opvoeding van kinderen werd toegekend. Het is heel goed mogelijk dat zij in die hoedanigheid een stempel drukten op de culturele vorming van jongere generaties. 103 De twee zoons van Wentholts collega Van Leenhoff, in 1754 respectievelijk negen en elf jaar oud, wisten zich in elk geval omringd door een brede waaier van lectuur. Dit kan ook gegolden hebben voor de zoon van Van Leenhoffs broer (een Doesburgse burgemeester), die later met Quirijn Ver Huells broer bevriend zou raken. Geheel in de lijn van hetgeen hij vermoedelijk van huis uit was gewend, toonde ook deze Van Leenhoff een brede culturele belangstelling: ‘Deze zwaarlijvige man [Ver Huell heeft de jonge man zojuist het predikaat ‘de collosaalste man van Nederland’ gegeven] was in de eerste plaats een bekwaam piano- en vioolspeler, was een groot minnaar van de natuurlijke geschiedenis en bezat een fraaij kabinet van allerhand zeldzaamheden en schilderijen, benevens een uitmuntende bibliotheek.’ 104 Hoe intensief juist de moeders in deze kringen betrokken waren bij de culturele vorming van hun kinderen, blijkt heel goed uit de opvoeding die Quirijn Ver Huell zelf kreeg als telg uit een intellectuele familie. Quirijn woonde tot zijn zesde bij zijn grootouders in Zutphen, en werd vervolgens in Doesburg op kostschool geplaatst. Een tekenleraar bracht hem de beginselen van de tekenkunst bij (de tekeningen werden zorgvuldig bewaard en ingelijst), en zijn moeder nam de algemene ontwikkeling voor haar rekening: ‘Deugd en eer en godsdienstzin werden mij niet droog ingeprent. Zij nam het een of het andere boek te baat waarin door voorbeelden die deugden beloond werden.’ Quirijn roemde zijn moeder die, net als veel andere vrouwen uit haar milieu, bij de verlichte fysico-theoloog Martinet, predikant te Zutphen, belijdenis had gedaan, als een ‘geleerde vrouw’. Wellicht behoorde zij tot de vrouwen aan wie Martinet les gaf, en aan wie hij zijn catechismus opdroeg. 105 Regelmatig trok mevrouw Ver Huell zich met boek en 99. Frijhoff, ‘De arbeidsmarkt voor academici tijdens de Republiek’, 1982. 100. Geciteerd in Brouwer, Lezen en schrijven, 1995, p. 15. Over Wagenaar zie Wessels, Bron, waarheid en de verandering der tijden, 1997. 101. Brouwer, Lezen en schrijven, 1995, pp. 215-220. 102. ‘Brief van Philogunos aan den Denker over de geleerdheid, die aan de vrouwelyke kunne voegt’, De Denker 2 (1765), p. 47, geciteerd in Buisman, Tussen vroomheid en verlichting, 1992, deel ii, p. 354. Zie aldaar voor het debat over de wetenschappelijke en culturele ontwikkeling van vrouwen. Zie voorts Sturkenboom, Spectators van hartstocht, 1998. 103. Voor een dergelijke suggestie en een pleidooi voor verder onderzoek op dit terrein zie Frijhoff, ‘Van onderwijs naar opvoedend onderwijs’, 1982, p. 10. 104. Ver Huell, Levensherinneringen, 1996, p. 107. 105. Zie Frijhoff, ‘Van onderwijs naar opvoedend onderwijs’, 1982. 255
- Page 201 and 202: halfwollen weefsel dat geen laken i
- Page 203 and 204: Ook in de dagelijkse praktijk zulle
- Page 205 and 206: van de bevolking vormden. Naar aanl
- Page 207 and 208: 6. Lezen en schrijven Zitten, slape
- Page 210 and 211: 212 Een belangrijke rol heeft daarb
- Page 212 and 213: 214 Het blazoen van de Maassluise r
- Page 214 and 215: 216 ttoegang tot het boek Zowel in
- Page 216 and 217: 218 Derk Jan van Elten, Gezicht op
- Page 218 and 219: lingen liep uiteen: de meeste leerl
- Page 220 and 221: 222 Johan Vollevens de Jonge, Gover
- Page 222 and 223: Handschrift van de Doesburgse Hendr
- Page 224 and 225: 226 terdheid ook door andere factor
- Page 226 and 227: C.L. Denik, Het Nieuw Maas-Sluysche
- Page 228 and 229: 230 schenen. 37 Het Nieuw Maas-Sluy
- Page 230 and 231: 232 zie kleurafbeelding op p. 215 I
- Page 232 and 233: 234 vrede of het krijgsgeluk van de
- Page 234 and 235: 236 De teksten en de melodie van de
- Page 236 and 237: oorlogh (1685) en Het leven en ster
- Page 238 and 239: 240 vak van stuurman overgegeven we
- Page 240 and 241: Franse school. 69 Wellicht hebben w
- Page 242 and 243: 244 tend door ‘vromen’ of ‘be
- Page 244 and 245: In linnen gewikkeld exemplaar van D
- Page 246 and 247: 248 relatief hoge prijs voor een bo
- Page 248 and 249: 250 plaatsen liep de zaak zelfs vol
- Page 250 and 251: 252 dateerden deze en andere ‘exa
- Page 254 and 255: 256 schrijfgereedschap terug op een
- Page 256 and 257: 258 dering zijn geweest. Blijkens d
- Page 258 and 259: heruitgave opgenomen voorrede van C
- Page 260 and 261: 262 Lieden; alzoo dezelven hunne ov
- Page 262 and 263: 264 en ook weer Hugo de Groots Inle
- Page 264 and 265: 266 die hij voor de uitoefening van
- Page 266 and 267: 268 van de hofmedicus professor Sch
- Page 268 and 269: 270 geplaatste Franse boeken over u
- Page 270 and 271: 272 po Weyerman (vier titels) en Si
- Page 272 and 273: Hendrik Schim, Bybel- en zede-dicht
- Page 274 and 275: 276 en Wagens, mitsgaders in hunne
- Page 276 and 277: 278 zien op zeventiende-eeuwse genr
- Page 278 and 279: 280 respectievelijk negen en elf ja
- Page 280 and 281: 282 nalaters zich een klokkenbezitt
- Page 282 and 283: 284 schrijdende familiecultuur. 5 E
- Page 284 and 285: 286 Fragment uit de boedelbeschrijv
- Page 286 and 287: 288 Niet alle inventarissen maken m
- Page 288 and 289: 290 kunnen afdoen als een veranderi
- Page 290 and 291: 292 band tussen beide families werd
- Page 292 and 293: 294 wicht. Dit moet zeker ook het g
- Page 294 and 295: Jan Both naar Andries Both, De vijf
- Page 296 and 297: 298 de zolder een afgedankt schilde
- Page 298 and 299: 300 lijden van een kind van ‘de s
- Page 300 and 301: 302 voor ‘zin-’ ofwel ‘beteke
254<br />
geweest die – vooral theoretisch geschoold – wellicht voor praktische juridische<br />
problemen te rade moest gaan bij een <strong>in</strong> de praktijk geschoolde<br />
collega. 99<br />
Het is ook mogelijk dat we <strong>in</strong> het geval van Warn<strong>in</strong>ck te maken hebben<br />
met het boeken<strong>bezit</strong> van één persoon (wellicht uit familie<strong>bezit</strong> afkomstig?),<br />
en <strong>in</strong> het geval van Van Leenhoff met dat van een echtpaar. In dit verband is<br />
het <strong>in</strong>teressant om te zien welke boeken de achttiende-eeuwse burgemeestersdochter<br />
Vles <strong>in</strong> 1764, na het overlijden van haar man mr. Arnold Hendrik<br />
Wentholt, voor zichzelf behield nadat de rest was verkocht. Behalve een<br />
paar familiebijbels en (Franse en Hoogduitse) Testamenten betrof het hier<br />
periodieken (waaronder De Hollandsche spectator), bev<strong>in</strong>delijke poëzie van<br />
Jodocus van Lodesteijn en van Uilenbroek, gedichten van Poot en van<br />
Vondel, harpgezangen van de dichter en toneelschrijver Abraham Alewijn,<br />
het <strong>in</strong> 1754 <strong>in</strong> Amsterdam uitgegeven werkje getiteld Bespiegel<strong>in</strong>gen over<br />
Gods kerk en waereldbestier door vrouwe C.P. (Brakonier-de Wilde) en een<br />
enkel handboekje voor gebruik <strong>in</strong> welopgevoede kr<strong>in</strong>gen, zoals De volmaakte<br />
Hollandsche keuken-meid (1746). Pronkstuk moeten achttien delen van de<br />
Vaderlandsche Historie van Jan Wagenaar zijn geweest. De eerste druk van<br />
dit 21-delige werk was <strong>in</strong> de jaren 1749-1759 verschenen. Wagenaar bood<br />
een overzicht van de vaderlandse geschiedenis, en hij had uitvoerig bronnenonderzoek<br />
verricht met als oogmerk: ‘de Historie van het Volk, niet zo<br />
zeer die van den Vorst te beschryven’, want ‘de Historie des Volks is ons<br />
eigen Historie’. 100<br />
Niet alleen volwassenen, maar ook k<strong>in</strong>deren konden <strong>in</strong> deze periode<br />
kennismaken met deze nieuwe vorm van geschiedschrijv<strong>in</strong>g. Precies <strong>in</strong> het<br />
jaar dat de boedel van het echtpaar Wentholt-Vles werd opgemaakt, was <strong>in</strong><br />
Maassluis bij de jaarlijkse visitatie van de scholen besloten om de schoolmeesters<br />
het gebruik aan te bevelen van ‘het boekje van Wagenaar, sijnde<br />
een kort extract uyt de vaderlandse historien, bij vragen en antwoorden’,<br />
‘opdat de jeugd langs desen weg een smaak verkrijgen mag van de geschiedenis<br />
onses lands’. Toen ruim een jaar later de volgende visitatie van de scholen<br />
plaatsvond, bleek Wagenaar nog steeds niet <strong>in</strong>gevoerd. Kennelijk hield<br />
men liever vast aan het vertrouwde lesmateriaal.<br />
Weduwe Wentholt had een ‘moderne’ bibliotheek, waarbij net als bij de<br />
Van Leenhoffs ook weer het overwicht van Hollands erfgoed opvalt. De<br />
suggestie dat de aanwezigheid van de clusters ‘algemene’ boeken op het<br />
conto van de echtgenotes geschreven zou moeten worden is riskant, te meer<br />
daar uit onderzoek naar het klantenbestand van achttiende-eeuwse Zwolse<br />
boekverkopers niets wees op een duidelijk onderscheid <strong>in</strong> bested<strong>in</strong>gspatroon<br />
tussen mannen en vrouwen, noch bij het brede publiek, noch bij de<br />
elite. 101<br />
Wel is het denkbaar dat het publieke debat over de kennisverwerv<strong>in</strong>g<br />
door vrouwen aan bepaalde genres en boeken een specifieke, gendergebonden<br />
connotatie gaf. Zo namen lezers van het spectatoriale geschrift De