PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in

PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in

depot.knaw.nl
from depot.knaw.nl More from this publisher
06.08.2013 Views

208 Zeker lijkt dat slechts een heel klein deel van alle mantels, rokken, jakken en broeken die we in de inventarissen tegenkomen ook daadwerkelijk werd gedragen. Wat moest men met al die ongedragen kleren? Voor sommigen lag de betekenis van kleding veeleer in het bezit. Het ging hun vooral om de hoeveelheid, het grote aantal, en minder om een bepaalde vorm van presentatie. Wanneer we naar de omvang van de garderobes kijken, lijkt juist dit aspect in de loop van de achttiende eeuw in Maassluis bij alle groepen steeds belangrijker te worden. In de tweede helft van de zeventiende eeuw komen we in nog geen veertig procent van de vermogende boedels met vrouwenkleding meer dan zes rokken tegen, terwijl het maximale aantal blijft steken op zeventien stuks. In het laatste kwart van de achttiende eeuw bezitten alle 23 vermogende vrouwenkledingnalaters meer dan zes rokken. Bijna driekwart van deze nalaters heeft dan zelfs meer dan twaalf rokken in de kast liggen, tot een maximum van 33. Bij de middengroepen treffen we in die periode zelfs boedels aan met daarin meer dan veertig vrouwenrokken. Ook de minvermogende vrouwen doen mee. Bijna de helft van hen laat meer dan twaalf rokken na, tot een maximum van veertig. Kleding kon men op een speciale dag als de zondag dragen, om daarmee in de vergaderde gemeenschap zichtbaar gestalte te geven aan de brede hiërarchie. Maar men kon kleding ook uit de kast halen en alleen aanraken, door de vingers laten glijden, de glans ervan bewonderen, het exotische bestuderen, de stof oppoetsen. Dat genot was voor de achttiende-eeuwer misschien wel het allerbelangrijkste.

6. Lezen en schrijven Zitten, slapen, eten en drinken; allemaal dagelijks terugkerende handelingen. Maar gold dit ook voor lezen en schrijven? Voor de Doesburgse meestersmid Hendrik Jan Thomassen vermoedelijk wel. Niet alleen ondertekende hij de boedelinventaris die hij na het overlijden van zijn vrouw in 1780 liet opstellen met redelijk geoefende hand, er werden bij hem Handtekening van meestersmid Hendrik Jan Thomassen. Boedelbeschrijving van Hendrik Jan Thomassen en Christina Kuijpers, 31 maart 1780. Oud Archief Doesburg, Doesburg Stad, inv. nr. 1892 naast ‘een foliantsbijbel met desselfs lessenaar’ en een ‘kleijne kerkbijbel zonder beslag’ ook ‘eenige boeken’ aangetroffen, waarbij expliciet aangetekend werd dat zij ‘in dagelijks gebruijk’ waren. Wellicht betrof het hier liedboekjes waaruit gezongen werd, stichtelijke werkjes gebruikt voor de huiselijke religieuze praktijk, of historieboekjes waaruit werd voorgelezen. Het is ook mogelijk dat het hier opschrijfboeken betrof waarin de dagelijkse inkomsten en uitgaven werden genoteerd. De inventarisopsteller noteerde namelijk dat hij ‘den inventarisants desselfs boeken’ nagezien had en dat van ‘diverse persoonen, zoo in als buijten deze stad’, nog een bedrag van 130 gulden in te vorderen was. Lezen en schrijven waren niet voor iedereen dagelijkse bezigheden, maar een kleine zelfstandige ondernemer als Hendrik Jan Thomassen kon er bijna niet omheen. 1 De dagelijkse omgang met boeken en schrijfwaren hoefde echter nog niet te betekenen dat men ook zelf boeken in huis haalde, laat staan dat men dit de buitenwereld nadrukkelijk liet zien – bijvoorbeeld door een grote bijbel ter lezing klaar te leggen op een lessenaar – en daarmee bewust of onbewust aansloot bij de cultuur van een bepaalde sociale, culturele of confessionele groep. Boeken hebben niet uitsluitend een functie als bron van informatie voor de lezer. Net als al die andere voorwerpen die we in de boedelbeschrijvingen tegenkomen zijn het objecten waaraan zich symbolische en rituele betekenissen hechten. En ook hier geldt weer dat de precieze betekenis uiteindelijk bepaald wordt door de context. In het boekhistorisch onderzoek heeft men pas recentelijk meer aandacht gekregen voor een contextuele benadering van het boekenbezit en -gebruik. 1. ora Doesburg, inv. nr. 1892, Boedelbeschrijving Hendrik Jan Thomassen en Christina Kuijpers, 1780.

208<br />

Zeker lijkt dat slechts een heel kle<strong>in</strong> deel van alle mantels, rokken, jakken<br />

en broeken die we <strong>in</strong> de <strong>in</strong>ventarissen tegenkomen ook daadwerkelijk werd<br />

gedragen. Wat moest men met al die ongedragen kleren? Voor sommigen lag<br />

de betekenis van kled<strong>in</strong>g veeleer <strong>in</strong> het <strong>bezit</strong>. Het g<strong>in</strong>g hun vooral om de<br />

hoeveelheid, het grote aantal, en m<strong>in</strong>der om een bepaalde vorm van presentatie.<br />

Wanneer we naar de omvang van de garderobes kijken, lijkt juist dit<br />

aspect <strong>in</strong> de loop van de achttiende eeuw <strong>in</strong> Maassluis bij alle groepen steeds<br />

belangrijker te worden. In de tweede helft van de zeventiende eeuw komen<br />

we <strong>in</strong> nog geen veertig procent van de vermogende boedels met vrouwenkled<strong>in</strong>g<br />

meer dan zes rokken tegen, terwijl het maximale aantal blijft steken op<br />

zeventien stuks. In het laatste kwart van de achttiende eeuw <strong>bezit</strong>ten alle 23<br />

vermogende vrouwenkled<strong>in</strong>gnalaters meer dan zes rokken. Bijna driekwart<br />

van deze nalaters heeft dan zelfs meer dan twaalf rokken <strong>in</strong> de kast liggen, tot<br />

een maximum van 33. Bij de middengroepen treffen we <strong>in</strong> die periode zelfs<br />

boedels aan met daar<strong>in</strong> meer dan veertig vrouwenrokken. Ook de m<strong>in</strong>vermogende<br />

vrouwen doen mee. Bijna de helft van hen laat meer dan twaalf<br />

rokken na, tot een maximum van veertig.<br />

Kled<strong>in</strong>g kon men op een speciale dag als de zondag dragen, om daarmee<br />

<strong>in</strong> de vergaderde gemeenschap zichtbaar gestalte te geven aan de brede hiërarchie.<br />

Maar men kon kled<strong>in</strong>g ook uit de kast halen en alleen aanraken, door<br />

de v<strong>in</strong>gers laten glijden, de glans ervan bewonderen, het exotische bestuderen,<br />

de stof oppoetsen. Dat genot was voor de achttiende-eeuwer misschien<br />

wel het allerbelangrijkste.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!