PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in
PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in
192 een eerste oriënterende studie naar de kleding van handwerkslieden en arbeiders in Holland: bepaalde beroepsgroepen waren duidelijk herkenbaar aan hun kleding, maar in de meeste gevallen waren het kleine details waardoor men zich van andere ambachtslieden onderscheidde. 59 Men kan zich zelfs afvragen of herkenbaarheid wel van belang werd geacht voor die groepen die een vaste werkomgeving hadden. Werkkleding was vermoedelijk vooral praktisch. Bij de leerlooiers-outfit van Hendrik Schim speelde mogelijk het gegeven een rol dat looierswerk nu niet bepaald schoon was. In de praktijk zal het vieze werk echter door knechten zijn gedaan en het is dan ook waarschijnlijker dat het looierspak voor Schim vooral zijn professionaliteit onderstreepte. In dit verband is ook de aanwezigheid in de garderobes van de achttiendeeeuwse Doesburgse elite van aparte jachtkostuums, reismantels en speciale winter- en zomerpakjes opvallend. Dergelijke vermeldingen lijken te verwijzen naar een andere beleving van arbeid en van vrije tijd, en daarmee wellicht ook naar een andere manier van omgaan met het bezit, zoals we dat eerder tegenkwamen bij het eet- en drinkgerei. onderhoud In een samenleving waarin textiel kostbaar is, spreekt het haast voor zich dat men vooral aan nieuwe, ongedragen kleding bijzondere betekenis hecht. Voordat een kledingstuk definitief als ondraagbaar werd afgedankt had het doorgaans een lange gebruiksgeschiedenis achter de rug. Mooie kleren konden, eenmaal afgedragen, een nieuwe functie krijgen als dagelijks goed alvorens zij ‘aan arme lui’ werden overgegeven, tegen een redelijke prijs het tweedehandscircuit in gingen, of in gebruik werden genomen als doek ‘daer men het huis mee opneemt’. 60 Nieuwe, weinig gedragen kleding gaf aanzien. Wie weinig te besteden had, droeg gedragen kleding. Vooral bij de minder vermogende lagen van de bevolking moet de kleding er dan ook vaak heel vaal en versleten hebben uitgezien. In wol vielen na verloop van tijd gaten en sits verloor zijn glans wanneer het vaak gewassen was. Tegen die achtergrond zou dan ook verklaarbaar zijn waarom in de bovenkleding het sits bij de modale groepen zo’n belangrijke rol gaat spelen als welstandssymbool: men ‘spaarde’ de kleding, letterlijk en figuurlijk. Helaas geven de boedelbeschrijvingen niet vaak uitsluitsel over de staat waarin de kleding verkeerde, en weten we dus niet welk deel van de garderobe ook daadwerkelijk gedragen was. De grote prijsverschillen die we tegenkomen in de getaxeerde boedels geven echter wel een indicatie. Naast een kostbare blauwe zijden japon met ‘tabaljé’ (tabilje = tablier = voorstuk, voorbaan in een vrouwenrok) ter waarde van 35 gulden en een gebloemde zijden japon ter waarde van 40 gulden bezat de echtgenote van wijnkoper Ketelaar nog een aantal katoenen japonnen, waarvan de waarde rond de 10 gulden lag. De bedragen die door dit echtpaar aan kleren waren besteed
waren hoog: het onroerend goed bracht nagenoeg eenzelfde bedrag op als de kleding: fl. 1030. Ida Verspijk bestelde kort voor haar overlijden bij een kleermaker in Zutphen twee pelissen 61 van satijn, met bont gevoerd, voor een bedrag van 54 gulden; een imposant bedrag vergeleken met de fl. 1-13 die vier jaar later voor de zijden pelisse in de boedel van een oude schooljuffrouw gesteld werd. Bovenkleding werd onderhouden door haar uitgebreid te borstelen. Baerken trok zich regelmatig terug om zijn kleren na te zien en te borstelen. Hij kon deze handeling ook als excuus gebruiken wanneer hij zich wilde afzonderen: ‘naar het drinken zeijde ik, ik moet eens gaan om mijne kleederen af te borstelen; en ging na mijn slaapvertrek; terwijl ik hier beezig was met borstelen, kwam mijn tweede ziel [Baerkens nichtje] mij daar strak volgen’. Het borstelen van de kleding maakte zo deel uit van een ritueel van intimiteit. 62 Voor Jan Luiken vormde het ritueel van het borstelen van kleren aanleiding om er nog eens op te wijzen dat het uiteindelijk om de binnenkant ging: Noch stof, noch vezel werd geleeden, Op nette en zindelyke kleeden, De Schuijer moet ’er daad’lijk by, Op dat Hy ’t zuiver en ter deege, Aan alle zyden heus’lijk veege, Zo dat het niet oneerbaar zy. ô! Arme Ziel! zo veel vergeeten, Met gruis en pluis zo zeer bezeten, Wie weet hoe dat gy zyt versmaad, Voor ’t klaar’ ontzag’lyk Oog der Oogen, Dat scherp van straal, en onbedroogen, Door sierlyke kleed’ren gaat. 63 Vooral wollen bovenkleding, minder geschikt om te wassen en gevoelig voor ‘gruis en pluis’, zal men vaak hebben geborsteld. Voorzien van een zilveren blad zullen de kleerborstels echter ook een waarde hebben gehad als pronkobject, een symbool van de zorg die men aan de kleding besteedde. Onder de elite, en in het laat-achttiende-eeuwse Maassluis tevens onder de middengroepen, waren verschillende nalaters met zo’n kostbare borstel in huis. Niet alleen de bovenkleding werd zelden gewassen, dat gold ook voor het 59. Vgl. Dekker, ‘Handwerkslieden en arbeiders in Holland’, 1992, pp. 122-128. 60. ora Doesburg, inv. nr. 1811, G. Jansen en N. van Grevenbroeck, 1663. 61. Pelisse = pellies: a. met bont omzoomde vrouwenmantel (ook binnenshuis gedragen); b. met bont gevoerde vrouwenmantel of herenjas. 62. Baerken, Levens-Beschrijving, 1822, p. 202. ‘Ik vatte haar aanstonds tusschen mijne armen, en drukte haar aan mijn hart, met een hartelijke en verliefden zoen, en het scheen dat wij beijden van liefde zouden versmagten… enz.’ Zie een vergelijkbare passage op p. 211. 63. Luiken, Het Leerzaam Huisraad, 1711, p. 59. 193
- Page 139 and 140: het gelegenheidsgoed werd gebruikt,
- Page 141 and 142: Jacob Hoppesteyn, Pot (mogelijk als
- Page 143 and 144: toestemming te worden gevraagd voor
- Page 145 and 146: Het schrale water uyt een koperen v
- Page 147 and 148: en met een ‘jagersglas’. De Doe
- Page 149 and 150: dat soo langhe hergaende / tot dat
- Page 151 and 152: Maassluise familie Van der Hout (17
- Page 153 and 154: 1710 een voorraad van maar liefst 4
- Page 155 and 156: zen op een aspect van het tabaksgeb
- Page 157 and 158: 1678 vermoedelijk geen gebruiksgoed
- Page 159 and 160: het ritueel Koffie en thee waren be
- Page 161 and 162: Heeft deze maat verdubbeleerd, En t
- Page 163 and 164: predikant Van der Spijk werd alleen
- Page 165 and 166: verhaalt van een kapitein in Edam d
- Page 167 and 168: dranken en tabak in het voorhuis, w
- Page 169 and 170: ver werd aangeboden: ‘ik nog de n
- Page 171 and 172: maatschappelijke orde, maar gaf haa
- Page 173 and 174: uiteindelijk het doel waar ook dit
- Page 175 and 176: alleen de stedelijke elite) als and
- Page 177 and 178: eeuws pamflet over de levenswijze v
- Page 179 and 180: stoffen en mode Zoals het gedicht v
- Page 181 and 182: op de vrouwen, maar ook op de manne
- Page 183 and 184: De handel op het Midden- en Verre O
- Page 185 and 186: drie gulden moest men in het vervol
- Page 187 and 188: onze Zeekusten, tot aan en in Vries
- Page 189: vissersgarderobes ontbrak een derge
- Page 193 and 194: overspel schuldig hebben gemaakt to
- Page 195 and 196: het hoofd Er is niet veel fantasie
- Page 197 and 198: wollen zwarte pruik als weesvader,
- Page 199 and 200: Hollandse stad als Delft verdwijnt
- Page 201 and 202: halfwollen weefsel dat geen laken i
- Page 203 and 204: Ook in de dagelijkse praktijk zulle
- Page 205 and 206: van de bevolking vormden. Naar aanl
- Page 207 and 208: 6. Lezen en schrijven Zitten, slape
- Page 210 and 211: 212 Een belangrijke rol heeft daarb
- Page 212 and 213: 214 Het blazoen van de Maassluise r
- Page 214 and 215: 216 ttoegang tot het boek Zowel in
- Page 216 and 217: 218 Derk Jan van Elten, Gezicht op
- Page 218 and 219: lingen liep uiteen: de meeste leerl
- Page 220 and 221: 222 Johan Vollevens de Jonge, Gover
- Page 222 and 223: Handschrift van de Doesburgse Hendr
- Page 224 and 225: 226 terdheid ook door andere factor
- Page 226 and 227: C.L. Denik, Het Nieuw Maas-Sluysche
- Page 228 and 229: 230 schenen. 37 Het Nieuw Maas-Sluy
- Page 230 and 231: 232 zie kleurafbeelding op p. 215 I
- Page 232 and 233: 234 vrede of het krijgsgeluk van de
- Page 234 and 235: 236 De teksten en de melodie van de
- Page 236 and 237: oorlogh (1685) en Het leven en ster
- Page 238 and 239: 240 vak van stuurman overgegeven we
192<br />
een eerste oriënterende studie naar de kled<strong>in</strong>g van handwerkslieden en<br />
arbeiders <strong>in</strong> Holland: bepaalde beroepsgroepen waren duidelijk herkenbaar<br />
aan hun kled<strong>in</strong>g, maar <strong>in</strong> de meeste gevallen waren het kle<strong>in</strong>e details waardoor<br />
men zich van andere ambachtslieden onderscheidde. 59 Men kan zich<br />
zelfs afvragen of herkenbaarheid wel van belang werd geacht voor die groepen<br />
die een vaste werkomgev<strong>in</strong>g hadden. Werkkled<strong>in</strong>g was vermoedelijk<br />
vooral praktisch. Bij de leerlooiers-outfit van Hendrik Schim speelde mogelijk<br />
het gegeven een rol dat looierswerk nu niet bepaald schoon was. In de<br />
praktijk zal het vieze werk echter door knechten zijn gedaan en het is dan ook<br />
waarschijnlijker dat het looierspak voor Schim vooral zijn professionaliteit<br />
onderstreepte.<br />
In dit verband is ook de aanwezigheid <strong>in</strong> de garderobes van de achttiendeeeuwse<br />
Doesburgse elite van aparte jachtkostuums, reismantels en speciale<br />
w<strong>in</strong>ter- en zomerpakjes opvallend. Dergelijke vermeld<strong>in</strong>gen lijken te verwijzen<br />
naar een andere belev<strong>in</strong>g van arbeid en van vrije tijd, en daarmee<br />
wellicht ook naar een andere manier van omgaan met het <strong>bezit</strong>, zoals we dat<br />
eerder tegenkwamen bij het eet- en dr<strong>in</strong>kgerei.<br />
onderhoud<br />
In een samenlev<strong>in</strong>g waar<strong>in</strong> textiel kostbaar is, spreekt het haast voor zich dat<br />
men vooral aan nieuwe, ongedragen kled<strong>in</strong>g bijzondere betekenis hecht.<br />
Voordat een kled<strong>in</strong>gstuk def<strong>in</strong>itief als ondraagbaar werd afgedankt had het<br />
doorgaans een lange gebruiksgeschiedenis achter de rug. Mooie kleren<br />
konden, eenmaal afgedragen, een nieuwe functie krijgen als dagelijks goed<br />
alvorens zij ‘aan arme lui’ werden overgegeven, tegen een redelijke prijs het<br />
tweedehandscircuit <strong>in</strong> g<strong>in</strong>gen, of <strong>in</strong> gebruik werden genomen als doek ‘daer<br />
men het huis mee opneemt’. 60<br />
Nieuwe, we<strong>in</strong>ig gedragen kled<strong>in</strong>g gaf aanzien. Wie we<strong>in</strong>ig te besteden<br />
had, droeg gedragen kled<strong>in</strong>g. Vooral bij de m<strong>in</strong>der vermogende lagen van de<br />
bevolk<strong>in</strong>g moet de kled<strong>in</strong>g er dan ook vaak heel vaal en versleten hebben<br />
uitgezien. In wol vielen na verloop van tijd gaten en sits verloor zijn glans<br />
wanneer het vaak gewassen was. Tegen die achtergrond zou dan ook<br />
verklaarbaar zijn waarom <strong>in</strong> de bovenkled<strong>in</strong>g het sits bij de modale groepen<br />
zo’n belangrijke rol gaat spelen als welstandssymbool: men ‘spaarde’ de<br />
kled<strong>in</strong>g, letterlijk en figuurlijk.<br />
Helaas geven de boedelbeschrijv<strong>in</strong>gen niet vaak uitsluitsel over de staat<br />
waar<strong>in</strong> de kled<strong>in</strong>g verkeerde, en weten we dus niet welk deel van de garderobe<br />
ook daadwerkelijk gedragen was. De grote prijsverschillen die we<br />
tegenkomen <strong>in</strong> de getaxeerde boedels geven echter wel een <strong>in</strong>dicatie. Naast<br />
een kostbare blauwe zijden japon met ‘tabaljé’ (tabilje = tablier = voorstuk,<br />
voorbaan <strong>in</strong> een vrouwenrok) ter waarde van 35 gulden en een gebloemde<br />
zijden japon ter waarde van 40 gulden bezat de echtgenote van wijnkoper<br />
Ketelaar nog een aantal katoenen japonnen, waarvan de waarde rond de 10<br />
gulden lag. De bedragen die door dit echtpaar aan kleren waren besteed