PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in

PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in

depot.knaw.nl
from depot.knaw.nl More from this publisher
06.08.2013 Views

186 blauwe ondergrond, afkomstig van de Coromandel-kust in India. Voorts bezat hij een vijftal ‘mansjaponnen’, waaronder een van ‘Engels sits’, en enkele sitsen hemdrokken. Ook de achterblijvende tweede vrouw van Hendrik Schim, Jannetje van der Gaag, droeg veel sitsen kleding: acht japonnen, twee rokken en diverse manteltjes waaronder drie witte, een groen en een geel exemplaar. Ook de kinderen van het echtpaar Schim droegen sits. Vooral in de garderobe van Maria en Elisabeth treffen we sits aan (onder andere zwarte en witte rokken). Laatstgenoemde dochter bezat tevens een stel kleren (een ‘pak’) van gestreepte ‘gingan’ (een gekleurde katoenen stof). Dochter Jorina Schim bezat slechts één rood sitsen ‘zakje’ (een wijdvallende jurk). Voor het overige moest zij zich tevreden stellen met eenvoudige, al dan niet bedrukte katoenen kleren. In een van de kasten van Hendrik Schim bevonden zich ook nog een ‘Arabische gestreepte gestikte vrouwenrok’ alsmede een ‘lichte Engelse sitsen vrouwenrouwrok’ en een ‘zwarte sitsen vrouwenmantel’. Deze kledingstukken hebben hoogstwaarschijnlijk toebehoord aan Hendriks eerste vrouw. In de laden boven in het kabinet bevond zich nog een stuk witte sits samen met een ‘ongemaakte sitsen rok met de voering’. Dat sitsen stoffen kostbaar waren en dus de moeite van het zuinig bewaren waard, blijkt wel uit het gegeven dat zich in de kast tevens een stuk oud sits bevond. De eerste ‘japonse’ rokken komen we in Maassluis tegen in 1703 bij zeilmaker Schum en in 1713 bij burgemeester Matthol. Het past keurig in het beeld dat Le Francq van Berkhey schetst. Volgens Le Francq werd het juist in die tijd, in het begin van de achttiende eeuw, ‘onder den Burger […] gemeen, om Japonnen of Nagtrokken aan te trekken, daar men te vooren niet van geweeten had; en hier by droegen ze op hunne Hoofden, in hun Japonsgewaad, veelal bonte gevoerde Mutsen, die niet zelden van best Sabelbont, en dus zeer kostlyk waren’. In zijn eigen tijd was de ‘japonse dracht’ niet meer zo exclusief: ‘het gebruik van Japonnen’ was in de steden zo algemeen geworden, aldus Le Francq, ‘dat men het hier en daar, als by voorbeeld by de Haarlemmer Stedelingen, wel als eene gewoone dragt moge aanmerken’. Alleen bij ‘de Boerenlieden’ zou de japon ‘in eene algemeene veragting’ zijn gebleven, ‘egter begint dit Gewaad ook reeds onder hen min of meer in zwang te kome’. 42 In de grote steden waren het aanvankelijk vooral studenten die de japon niet alleen binnenshuis droegen, maar ook in koffiehuizen, bij colleges of in de kerk, zoals blijkt uit een verordening van de Leidse universiteit in 1725 waarin werd bepaald dat studenten niet ‘in habitu asiatico’ in de kerk mochten komen. 43 Vanuit de studentensteden Utrecht en Leiden zou de japon zich over andere plaatsen in de Republiek verspreiden, tot in het Zeeuws- Vlaamse Sluis waar in 1795 werd besloten de magistraten een boete van een halve rijksdaalder op te leggen wanneer zij ‘in Japonse rock’ de kerkdienst bijwoonden. 44 Eenzelfde soort strekking zal ook de regel hebben gehad die de Maassluise notabelen al in 1722 aannamen: op straffe van een boete van

drie gulden moest men in het vervolg ‘gekleed’ ter vergadering komen. En ‘gekleed’ wilde zeggen: met schoenen en (jas)rok. 45 Hoewel het te laat ter vergadering komen de meest voorkomende overtreding was, werden ook op grond van deze kledingverordening regelmatig boetes uitgeschreven, waaronder één in 1730 voor Hendrik Schim. De japon werd oorspronkelijk als huisgewaad gedragen, maar kreeg in Maassluis al snel een andere functie en werd daar ook als bovenkleding buitenshuis gedragen. Rond het midden van de achttiende eeuw komen we japonse rokken tegen in meer dan de helft van de bovenlaaginventarissen waarin mannenkleding is beschreven. De middengroepen volgen op enige afstand, met in het derde kwart van de achttiende eeuw drie modale nalaters met een japonse rok. Ook in Doesburg was men vertrouwd met sits en met de japonse dracht. Hier kreeg zij bij de elite en later ook bij een enkele middenstander een plaats naast de reeds gangbare huiselijke kleding. Ook een eenvoudige middenstander als bakker Nijman (1770), die aan bovenkleding slechts twee gekleurde lakense broeken, een blauwgrijze kamizool, een witte kamizool en een blauwgrijze rokjas naliet, had een ‘sjamberloek’. 46 kleuren Met de komst van het sits en het bedrukte katoen kwamen allerlei nieuwe kleurschakeringen en dessins in gebruik. Dit betekende een breuk met het traditionele kleursysteem, dat werd beheerst door effen basiskleuren die elk hun eigen connotatie en wellicht ook een duidelijk symbolische betekenis hadden, in meer of mindere mate gerelateerd aan de symbolische betekenissen die in de Middeleeuwen aan kleuren werden toegekend. 47 De meeste zeventiende-eeuwse Maassluise notabelen hadden voornamelijk zwarte lakense pakken in hun kast hangen. De Doesburgse elite beschikte behalve over zwarte kleding ook over lichte, kleurige kleding. Vanuit hun militaire achtergrond of verkerend in kringen die zich met de adel verwant voelden, volgde zij aldus de Parijse mode, die zeker tot aan het einde van de zeventiende eeuw zwart voorschreef als de meest geschikte kleur voor formele gelegenheden, terwijl kleurige kleding gereserveerd bleef voor meer informele gelegenheden. Dit gold ook voor de vrouwenkleding, totdat rond 1710 het contrast tussen de informele, gekleurde kleding en het formele 42. Le Francq van Berkhey, Natuurlyke historie van Holland, 1773, deel iii.2, p. 688. 43. Molhuijsen (ed.), Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteit, 1920, deel iv, p. 366. 44. Vgl. Lubberhuizen-van Gelder, ‘Japonsche Rocken’, 1949, p. 38. Over de Japonse rok zie voorts Peeze, ‘Japonse rocken’, 1986. 45. oa Maassluis, inv. nr. 14, Tafel op de resoluties van schout, burgemeesters en schepenen, 1722. 46. Een sjamberloek was een herenkamerjapon van wol of zijde, waarvan de benaming door Slavische talen en het Hoogduits ontleend was aan de (Turkse) jamurlyk, een kegelmantel. In het Nederlands werd dit weer verengelst tot het in Engeland onbekende chamber-cloak (chamber = kamer, cloak = mantel). 47. Zie Pastoureau, Couleurs, images, symboles, z.j.; Nixdorff en Müller, Weisse Westen – Rote Roben, 1983, p. 23; Pastoureau, Le vêtement, 1989; Van Uytven, ‘Rood-wit-zwart: kleurensymboliek en kleursignalen in de Middeleeuwen’, 1984. 187

drie gulden moest men <strong>in</strong> het vervolg ‘gekleed’ ter vergader<strong>in</strong>g komen. En<br />

‘gekleed’ wilde zeggen: met schoenen en (jas)rok. 45 Hoewel het te laat ter<br />

vergader<strong>in</strong>g komen de meest voorkomende overtred<strong>in</strong>g was, werden ook op<br />

grond van deze kled<strong>in</strong>gverorden<strong>in</strong>g regelmatig boetes uitgeschreven, waaronder<br />

één <strong>in</strong> 1730 voor Hendrik Schim.<br />

De japon werd oorspronkelijk als huisgewaad gedragen, maar kreeg <strong>in</strong><br />

Maassluis al snel een andere functie en werd daar ook als bovenkled<strong>in</strong>g<br />

buitenshuis gedragen. Rond het midden van de achttiende eeuw komen we<br />

japonse rokken tegen <strong>in</strong> meer dan de helft van de bovenlaag<strong>in</strong>ventarissen<br />

waar<strong>in</strong> mannenkled<strong>in</strong>g is beschreven. De middengroepen volgen op enige<br />

afstand, met <strong>in</strong> het derde kwart van de achttiende eeuw drie modale nalaters<br />

met een japonse rok. Ook <strong>in</strong> Doesburg was men vertrouwd met sits en met<br />

de japonse dracht. Hier kreeg zij bij de elite en later ook bij een enkele<br />

middenstander een plaats naast de reeds gangbare huiselijke kled<strong>in</strong>g. Ook<br />

een eenvoudige middenstander als bakker Nijman (1770), die aan bovenkled<strong>in</strong>g<br />

slechts twee gekleurde lakense broeken, een blauwgrijze kamizool, een<br />

witte kamizool en een blauwgrijze rokjas naliet, had een ‘sjamberloek’. 46<br />

kleuren<br />

Met de komst van het sits en het bedrukte katoen kwamen allerlei nieuwe<br />

kleurschaker<strong>in</strong>gen en dess<strong>in</strong>s <strong>in</strong> gebruik. Dit betekende een breuk met het<br />

traditionele kleursysteem, dat werd beheerst door effen basiskleuren die elk<br />

hun eigen connotatie en wellicht ook een duidelijk symbolische betekenis<br />

hadden, <strong>in</strong> meer of m<strong>in</strong>dere mate gerelateerd aan de symbolische betekenissen<br />

die <strong>in</strong> de Middeleeuwen aan kleuren werden toegekend. 47<br />

De meeste zeventiende-eeuwse Maassluise notabelen hadden voornamelijk<br />

zwarte lakense pakken <strong>in</strong> hun kast hangen. De Doesburgse elite beschikte<br />

behalve over zwarte kled<strong>in</strong>g ook over lichte, kleurige kled<strong>in</strong>g. Vanuit<br />

hun militaire achtergrond of verkerend <strong>in</strong> kr<strong>in</strong>gen die zich met de adel<br />

verwant voelden, volgde zij aldus de Parijse mode, die zeker tot aan het e<strong>in</strong>de<br />

van de zeventiende eeuw zwart voorschreef als de meest geschikte kleur voor<br />

formele gelegenheden, terwijl kleurige kled<strong>in</strong>g gereserveerd bleef voor meer<br />

<strong>in</strong>formele gelegenheden. Dit gold ook voor de vrouwenkled<strong>in</strong>g, totdat rond<br />

1710 het contrast tussen de <strong>in</strong>formele, gekleurde kled<strong>in</strong>g en het formele<br />

42. Le Francq van Berkhey, Natuurlyke historie van Holland, 1773, deel iii.2, p. 688.<br />

43. Molhuijsen (ed.), Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteit, 1920, deel iv,<br />

p. 366. 44. Vgl. Lubberhuizen-van Gelder, ‘Japonsche Rocken’, 1949, p. 38. Over de<br />

Japonse rok zie voorts Peeze, ‘Japonse rocken’, 1986. 45. oa Maassluis, <strong>in</strong>v. nr. 14, Tafel<br />

op de resoluties van schout, burgemeesters en schepenen, 1722. 46. Een sjamberloek was<br />

een herenkamerjapon van wol of zijde, waarvan de benam<strong>in</strong>g door Slavische talen en het<br />

Hoogduits ontleend was aan de (Turkse) jamurlyk, een kegelmantel. In het Nederlands<br />

werd dit weer verengelst tot het <strong>in</strong> Engeland onbekende chamber-cloak (chamber = kamer,<br />

cloak = mantel). 47. Zie Pastoureau, Couleurs, images, symboles, z.j.; Nixdorff en Müller,<br />

Weisse Westen – Rote Roben, 1983, p. 23; Pastoureau, Le vêtement, 1989; Van Uytven,<br />

‘Rood-wit-zwart: kleurensymboliek en kleursignalen <strong>in</strong> de Middeleeuwen’, 1984.<br />

187

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!