PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in

PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in

depot.knaw.nl
from depot.knaw.nl More from this publisher
06.08.2013 Views

172 5. Gekleed gaan In maart 1733 overleed de Maassluise visser Arij Cornelis Spruijt tijdens een van zijn zeereizen naar IJsland. Zijn echtgenote Aeltje Janse van Teijlingen bleef achter met twee minderjarige kinderen: de vijftienjarige Maartje en de zeventienjarige Cornelis, net als zijn vader IJslandvaarder. Voor de weduwe moet het sterfgeval in alle opzichten een ramp zijn geweest. Tegenover een totaal bedrag aan vorderingen van 78 gulden wegens de zeereis van de vader en nog twee vorderingen voor zeereizen van de zoon voor respectievelijk 25 en 21 gulden, stond een bedrag aan schulden van ruim 740 gulden, onder meer voor het laten maken van rouwkleding. 1 Om de schulden af te betalen werd nagenoeg de gehele boedel verkocht. Het huis bracht verreweg het meest op, namelijk een bedrag van 895 gulden. Afgezien van twee bedden, een ‘ouderwetse eiken kast’ en een in leer gebonden bijbel in folioformaat viel er aan huisraad niet veel te halen. De openbare verkoping van het huisraad bracht niet meer dan 300 gulden op. De kleren en een deel van het linnengoed werden buiten de verkoop gehouden, versteld, op maat gemaakt en onder de nabestaanden verdeeld. Ook de sieraden werden niet verkocht, maar getaxeerd en overgedragen aan Aeltje en de twee kinderen. Aeltje kreeg onder andere een bloedkoralen ketting, een gouden ring, een zilveren tasbeugel en een oorijzer; dochter Maartje kreeg onder andere vier parelspelden, een zilveren tasbeugel en een oorijzer, en Cornelis een serie zilveren knopen en gespen. Kleding was een belangrijk bezit; niet alleen omdat het bescherming bood tegen kou, maar ook om de symbolische betekenissen die eraan werden toegekend. In combinatie met gebaren, lichaamshouding, manieren en taalgebruik bood kleding een schat aan informatie over onder meer iemands sociale achtergrond en geografische herkomst. Kleding vertelde vaak ook iets over iemands leeftijd of over iemands burgerlijke staat. Sommige beroepsgroepen waren in de pre-industriële samenleving (net als nu) duidelijk aan hun kleding te herkennen, waarbij aan details specifieke betekenissen konden zijn gehecht. Zo werd op een bepaald moment bij de kleding van predikanten onderscheid gemaakt tussen Franse, rechtzinnige, dode en levende voetiaanse en coccejaanse mantels. 2 Daarnaast speelde kleding een belangrijke rol als distinctiemiddel bij speciale gelegenheden of bij bepaalde rituelen zoals bijvoorbeeld de rouw. Bovenal was kleding seksegebonden. Seksewisseling werd dan ook bij uitstek in kleding uitgedrukt, door middel van travestie (ofwel: verkleding). 3 De wijze waarop mensen gekleed gingen weerspiegelde niet alleen de

maatschappelijke orde, maar gaf haar ook vorm. Dit kon gebeuren door middel van wettelijke voorschriften. Vanaf de veertiende eeuw werden op verschillende plaatsen in Europa schriftelijke bepalingen uitgevaardigd op het gebied van kleding. De motieven achter dergelijke kledingvoorschriften waren niet steeds dezelfde. Er konden maatschappelijke, economische, zedelijke, traditionalistische of nationalistische motieven aan ten grondslag liggen. 4 Hoewel veel minder dan elders werden ook in de Republiek wel kledingverordeningen uitgevaardigd. 5 In de zeventiende eeuw kwamen er in Amsterdam bepalingen voor dienstpersoneel en prostituees. 6 Naast deze wettelijke bepalingen, die veelal op een specifieke groep of op een specifiek kledingstuk waren gericht, waren er de bemoeienissen van de kerk op het gebied van kleding, met als meest actieve strijders predikanten als Teellinck en Wittewrongel. 7 Met een verwijzing naar de christelijke moraal keerden zij zich tegen de zucht naar weelde en luxe op het gebied van kleding en uiterlijkheden. Een soortgelijke boodschap klinkt ook door in het liedboekje Maassluysse Meeuwe-klagt (tussen 1684 en 1689) van de Maassluizer Frank Metaal, waarin de lezers worden geconfronteerd met hun zondige neiging tot ijdele sier: Mooije kleeren mag men dragen En dat geeft ook groot vermaek om malkander te behagen, dit ’s een aengename zaek hier door word het vlees gekust en de swarigheid geblust Want het vleysch moet sijn eysch hier door hebben Dus soo leeft men best gerust. 8 Van weer een geheel andere orde waren de etiquetteboekjes waarin men kennis kon nemen van de regels van de wellevendheid. Hier werden de grenzen tussen beschaafde en onbeschaafde vormen van publieke zelfpresentatie gemarkeerd, zoals die op een bepaald moment in kringen rond het hof of binnen de stedelijke elite gangbaar waren of volgens de auteurs behoorden te 1. ora Maassluis, inv. nr. 189, Boedelbeschrijving en boedelrekening Arij Cornelis Spruijt en Aeltje Janse van Teijlingen, 1733. Tot de schulden behoorden ook een schepenschuldbrief ter waarde van fl. 200 en een onderhandse obligatie ter waarde van fl. 200. 2. Schotel, Bijdragen tot de geschiedenis der kerkelijke en wereldlijke kleeding, 1856, p. 232. 3. Dekker en Van de Pol, Vrouwen in mannenkleren, 1989. 4. Eisenbart, Kleiderordnungen der deutschen Städte zwischen 1350 und 1700, 1962. 5. In Kampen bijvoorbeeld werd het in 1456 vrouwen en meisjes verboden om lange slepen aan hun mantels te dragen. Zie: Digestum vetus 1448-1478, z.j., p. 19. 6. Voor de kledingvoorschriften in Holland zie onder meer Dekker, ‘Handwerkslieden en arbeiders in Holland van de zestiende tot de achttiende eeuw’, 1992, p. 311. 7. Zie onder andere Teellinck, Spieghel der zedicheyt, 1626, en Wittewrongel, Oeconomia Christiana ofte Christelicke Huyshoudinge, 1661. 8. Metaal, Maas-sluysse Meeuwe-klagt, 1735, oorspronkelijk tussen 1684 en 1689. 173

maatschappelijke orde, maar gaf haar ook vorm. Dit kon gebeuren door<br />

middel van wettelijke voorschriften. Vanaf de veertiende eeuw werden op<br />

verschillende plaatsen <strong>in</strong> Europa schriftelijke bepal<strong>in</strong>gen uitgevaardigd op<br />

het gebied van kled<strong>in</strong>g. De motieven achter dergelijke kled<strong>in</strong>gvoorschriften<br />

waren niet steeds dezelfde. Er konden maatschappelijke, economische,<br />

zedelijke, traditionalistische of nationalistische motieven aan ten grondslag<br />

liggen. 4 Hoewel veel m<strong>in</strong>der dan elders werden ook <strong>in</strong> de Republiek wel<br />

kled<strong>in</strong>gverorden<strong>in</strong>gen uitgevaardigd. 5 In de zeventiende eeuw kwamen er <strong>in</strong><br />

Amsterdam bepal<strong>in</strong>gen voor dienstpersoneel en prostituees. 6 Naast deze<br />

wettelijke bepal<strong>in</strong>gen, die veelal op een specifieke groep of op een specifiek<br />

kled<strong>in</strong>gstuk waren gericht, waren er de bemoeienissen van de kerk op het<br />

gebied van kled<strong>in</strong>g, met als meest actieve strijders predikanten als Teell<strong>in</strong>ck<br />

en Wittewrongel. 7 Met een verwijz<strong>in</strong>g naar de christelijke moraal keerden<br />

zij zich tegen de zucht naar weelde en luxe op het gebied van kled<strong>in</strong>g en<br />

uiterlijkheden.<br />

Een soortgelijke boodschap kl<strong>in</strong>kt ook door <strong>in</strong> het liedboekje Maassluysse<br />

Meeuwe-klagt (tussen 1684 en 1689) van de Maassluizer Frank<br />

Metaal, waar<strong>in</strong> de lezers worden geconfronteerd met hun zondige neig<strong>in</strong>g<br />

tot ijdele sier:<br />

Mooije kleeren mag men dragen<br />

En dat geeft ook groot vermaek<br />

om malkander te behagen,<br />

dit ’s een aengename zaek<br />

hier door word het vlees gekust<br />

en de swarigheid geblust<br />

Want het vleysch moet sijn eysch hier door hebben<br />

Dus soo leeft men best gerust. 8<br />

Van weer een geheel andere orde waren de etiquetteboekjes waar<strong>in</strong> men<br />

kennis kon nemen van de regels van de wellevendheid. Hier werden de grenzen<br />

tussen beschaafde en onbeschaafde vormen van publieke zelfpresentatie<br />

gemarkeerd, zoals die op een bepaald moment <strong>in</strong> kr<strong>in</strong>gen rond het hof of<br />

b<strong>in</strong>nen de stedelijke elite gangbaar waren of volgens de auteurs behoorden te<br />

1. ora Maassluis, <strong>in</strong>v. nr. 189, Boedelbeschrijv<strong>in</strong>g en boedelreken<strong>in</strong>g Arij Cornelis<br />

Spruijt<br />

en Aeltje Janse van Teijl<strong>in</strong>gen, 1733. Tot de schulden behoorden ook een schepenschuldbrief<br />

ter waarde van fl. 200 en een onderhandse obligatie ter waarde van fl. 200. 2. Schotel,<br />

Bijdragen tot de geschiedenis der kerkelijke en wereldlijke kleed<strong>in</strong>g, 1856, p. 232. 3. Dekker en<br />

Van de Pol, Vrouwen <strong>in</strong> mannenkleren, 1989. 4. Eisenbart, Kleiderordnungen der deutschen<br />

Städte zwischen 1350 und 1700, 1962. 5. In Kampen bijvoorbeeld werd het <strong>in</strong> 1456<br />

vrouwen en meisjes verboden om lange slepen aan hun mantels te dragen. Zie: Digestum<br />

vetus 1448-1478, z.j., p. 19. 6. Voor de kled<strong>in</strong>gvoorschriften <strong>in</strong> Holland zie onder meer<br />

Dekker, ‘Handwerkslieden en arbeiders <strong>in</strong> Holland van de zestiende tot de achttiende<br />

eeuw’, 1992, p. 311. 7. Zie onder andere Teell<strong>in</strong>ck, Spieghel der zedicheyt, 1626, en<br />

Wittewrongel, Oeconomia Christiana ofte Christelicke Huyshoud<strong>in</strong>ge, 1661. 8. Metaal,<br />

Maas-sluysse Meeuwe-klagt, 1735, oorspronkelijk tussen 1684 en 1689.<br />

173

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!