PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in
PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in
hem gezwind, Bied hem aan Uw vrind.’ 49 In Doesburg waren de snuifdozen gemaakt van schildpad, met zilver ingelegd, van parelmoer, van Saksisch porselein of voorzien van een portretje. Naast deze kostbare exemplaren moeten er, zeker aan het einde van de achttiende eeuw, ook goedkope exemplaren in omloop zijn geweest, zoals de snuifdozen die in 1785 voor een dubbeltje werden aangeboden in een plaatselijke kruideniers- en stoffenwinkel. In Maassluis waren de meeste snuifdoosjes gemaakt van zilver of van het uit de Oost geïmporteerde of geïmiteerde gelakt hout. Brongers oppert de mogelijkheid dat vrouwen aanvankelijk vooral snoven, en later op roken overstapten. Maar het omgekeerde lijkt waarschijnlijker. Het snuiven was immers een nieuw ritueel, en net zomin als het een bij de hofcultuur horend verschijnsel bleef, was het uitsluitend een mannenaangelegenheid. In de late achttiende eeuw komen we kort na elkaar een paar snuifdozen tegen in de boedels van twee Doesburgse juffrouwen (na 1790) en in de inventaris van een Maassluise weduwe (1782), die haar snuifdoos, waaier en ook een paar nette kleren met een vriendin deelde. Snuiven was, meer dan roken, iets van de stad; in het buurdorp Maasland wordt na 1730 slechts in veertien inventarissen (van notabelen en een enkele rijke boer) melding gemaakt van snuifdozen. Alleen al het gegeven dat het brandgevaar op het platteland natuurlijk minder groot was, maakte de overstap naar snuiftabak minder voor de hand liggend. Het is ook in de grote stad dat we de culturele circuits moeten zoeken waarin het snuiven niet alleen uitsluitend een mannenaangelegenheid was, maar ook nog eens een symbool van wellevendheid, waarmee het roken van de pijp als boers werd beschouwd. In deze kringen zullen mensen zich misschien aangesproken hebben gevoeld door de volgende tekst in De Philantrope: ‘Het wordt voor zeer ongemanierd gehouden, dat men rookt en spuwt in een vertrek, daar vrouwen tegenwoordig zyn; en onder luiden, die eenigzins welleevend willen zyn, is die gewoonte in het gezelschap van Vrouwen ten eenenmaale afgeschaft. Maar zou een ouwerwetsch Hollander, een liefhebber van de pyp, het niet even ongerymd mogen oordeelen, dat luiden, die zich welgemanierd te weezen, steeds bezig zyn, om een deel Tabaks-stof in zyn neus te proppen.’ 50 In deze passage zien we niet alleen hoe de boer met pijp naar voren wordt geschoven als het toonbeeld van de ware Hollander, er wordt tegelijk gewe- Kwispedoor, 1762. Nederlands Openluchtmuseum Arnhem (foto: Nederlands Openluchtmuseum Arnhem)
zen op een aspect van het tabaksgebruik dat in elk geval in de zeventiende eeuw nog geen rol lijkt te hebben gespeeld in het debat: de relatie tussen het gebruik van tabak en lichamelijkheid. In dit verband is het interessant om te zien hoe het spuwpotje zich in de loop van de bestudeerde periode een plaats weet te veroveren in het particuliere woonhuis. In de tweede helft van de achttiende eeuw was het spuwpotje of de kwispedoor in Maassluis algemeen gangbaar onder notabelen en de middengroepen. In Doesburg daarentegen bleef de verspreiding beperkt; slechts negen nalaters, middenstanders en notabelen uit de tweede helft van de achttiende eeuw, hadden een dergelijk potje in huis. Over de gewoonte om in het openbaar te spuwen (ofwel, zoals men ook wel aangaf, zich om gezondheidsredenen van fluimen te ontdoen) zegt dit overigens weinig: in Duitsland zouden in de achttiende eeuw hiertoe gewoonlijk bakjes met zand op de grond hebben gestaan; voor sommige Duitse reizigers in de Republiek reden om de kwispedoors te prijzen, want die waren tenminste zo gevormd dat men ‘van derzelver inhoud niets te zien krijgt’. 51 De kwispedoor werd een typisch Hollands fenomeen, een ‘zindelyke uitvinding der Hollanderen’, aldus Le Francq van Berkhey. 52 Berkhey beschouwde het spuwpotje kennelijk niet als iets vies, en vermoedelijk gold dit evenmin voor het vanuit onze perceptie toch ook betrekkelijk vieze gebruik van snuif. Mogelijk speelden hygiënische overwegingen een rol bij het besluit van de diaconale breien naai-instelling voor Maassluise weduwen om in 1804 bij het invoeren van een nieuw huishoudelijk reglement de vrouwen te verbieden om gedurende de spijsbereiding snuif te gebruiken. 53 Of was hier de factor tijd in het spel? In het publieke debat over roken en snuiven werd steeds weer gewezen op de tijdverspilling waaraan ‘het luie ledige gilde der eeuwigdurende Tabaksmookers, en snuivers’ zich bezondigde. 54 Met het gebruik van koffie en thee was het al niet anders. thee- en koffiedrinken Vergeleken met de cultuuromslag die de introductie van de nieuwe warme dranken uit de Oost in de tweede helft van de zeventiende eeuw met zich meebracht, was die welke de tabak teweeg had gebracht nog heel bescheiden. Niet alleen zouden thee en koffie als belangrijke concurrenten van met name 49. Geciteerd in Brongers, Nicotiana Tabacum, 1964, p. 158. 50. De Philantrope of menschenvriend, 1761, deel v, pp. 74-80. 51. Zie Wander, ‘Zindelijk Nederland’, 1974, p. 184. 52. Le Francq van Berkhey, Natuurlyke historie van Holland, 1776, deel iii.1, p. 661. 53. Diaconiearchief Hervormde Gemeente Maassluis, inv. nr. 94, Stukken betreffende de inrichting van een huis waar vrouwen in ruil voor huisvesting moeten naaien, stoppen en breien, 1795-1807. 54. Van Alkemade en Van der Schelling, Nederlands displegtigheden, 1735, deel iii, p. 401. Van Alkemade en Schelling citeren hier een Engelse spectator. 157
- Page 103 and 104: ezit van een kabinet; bij de bovenl
- Page 105 and 106: zes in de jaren tachtig. De eerste
- Page 107 and 108: Chinees porselein. Op de ene kast s
- Page 109 and 110: 1789. Met in totaal slechts vijf ti
- Page 111 and 112: meester en andere notabelen) werd i
- Page 113 and 114: De indruk die de Maassluise boedels
- Page 115 and 116: niet was; behang zit vast op de muu
- Page 117 and 118: ting aan iedereen een voorbeeld; de
- Page 119 and 120: medaillon op de pilaar moet de afbe
- Page 121 and 122: 4. Eten en drinken ‘Ten half drie
- Page 123 and 124: waarbij het gebruik van eet- en dri
- Page 125 and 126: Kookpot, aardewerk, Nederland, hoog
- Page 127 and 128: tingoed was hier het aardewerk, met
- Page 129 and 130: G. de Bergh (?), College van de Wet
- Page 131 and 132: steunen: in Lichtenvoorde komen we
- Page 133 and 134: Dirk Langendijk, De geboorte, sepia
- Page 135 and 136: estekgoed uit de linnenkast te gebr
- Page 137 and 138: a. Zes kommetjes, Chinees porselein
- Page 139 and 140: het gelegenheidsgoed werd gebruikt,
- Page 141 and 142: Jacob Hoppesteyn, Pot (mogelijk als
- Page 143 and 144: toestemming te worden gevraagd voor
- Page 145 and 146: Het schrale water uyt een koperen v
- Page 147 and 148: en met een ‘jagersglas’. De Doe
- Page 149 and 150: dat soo langhe hergaende / tot dat
- Page 151 and 152: Maassluise familie Van der Hout (17
- Page 153: 1710 een voorraad van maar liefst 4
- Page 157 and 158: 1678 vermoedelijk geen gebruiksgoed
- Page 159 and 160: het ritueel Koffie en thee waren be
- Page 161 and 162: Heeft deze maat verdubbeleerd, En t
- Page 163 and 164: predikant Van der Spijk werd alleen
- Page 165 and 166: verhaalt van een kapitein in Edam d
- Page 167 and 168: dranken en tabak in het voorhuis, w
- Page 169 and 170: ver werd aangeboden: ‘ik nog de n
- Page 171 and 172: maatschappelijke orde, maar gaf haa
- Page 173 and 174: uiteindelijk het doel waar ook dit
- Page 175 and 176: alleen de stedelijke elite) als and
- Page 177 and 178: eeuws pamflet over de levenswijze v
- Page 179 and 180: stoffen en mode Zoals het gedicht v
- Page 181 and 182: op de vrouwen, maar ook op de manne
- Page 183 and 184: De handel op het Midden- en Verre O
- Page 185 and 186: drie gulden moest men in het vervol
- Page 187 and 188: onze Zeekusten, tot aan en in Vries
- Page 189 and 190: vissersgarderobes ontbrak een derge
- Page 191 and 192: waren hoog: het onroerend goed brac
- Page 193 and 194: overspel schuldig hebben gemaakt to
- Page 195 and 196: het hoofd Er is niet veel fantasie
- Page 197 and 198: wollen zwarte pruik als weesvader,
- Page 199 and 200: Hollandse stad als Delft verdwijnt
- Page 201 and 202: halfwollen weefsel dat geen laken i
- Page 203 and 204: Ook in de dagelijkse praktijk zulle
hem gezw<strong>in</strong>d, Bied hem aan Uw vr<strong>in</strong>d.’ 49 In Doesburg waren de snuifdozen<br />
gemaakt van schildpad, met zilver <strong>in</strong>gelegd, van parelmoer, van Saksisch<br />
porsele<strong>in</strong> of voorzien van een portretje. Naast deze kostbare exemplaren<br />
moeten er, zeker aan het e<strong>in</strong>de van de achttiende eeuw, ook goedkope exemplaren<br />
<strong>in</strong> omloop zijn geweest, zoals de snuifdozen die <strong>in</strong> 1785 voor een dubbeltje<br />
werden aangeboden <strong>in</strong> een plaatselijke kruideniers- en stoffenw<strong>in</strong>kel.<br />
In Maassluis waren de meeste snuifdoosjes<br />
gemaakt van zilver of van het uit de<br />
Oost geïmporteerde of geïmiteerde gelakt<br />
hout.<br />
Brongers oppert de mogelijkheid dat<br />
vrouwen aanvankelijk vooral snoven, en<br />
later op roken overstapten. Maar het omgekeerde<br />
lijkt waarschijnlijker. Het snuiven<br />
was immers een nieuw ritueel, en net<br />
zom<strong>in</strong> als het een bij de hof<strong>cultuur</strong> horend<br />
verschijnsel bleef, was het uitsluitend<br />
een mannenaangelegenheid. In de<br />
late achttiende eeuw komen we kort na<br />
elkaar een paar snuifdozen tegen <strong>in</strong> de<br />
boedels van twee Doesburgse juffrouwen<br />
(na 1790) en <strong>in</strong> de <strong>in</strong>ventaris van een<br />
Maassluise weduwe (1782), die haar<br />
snuifdoos, waaier en ook een paar nette<br />
kleren met een vriend<strong>in</strong> deelde. Snuiven was, meer dan roken, iets van de<br />
stad; <strong>in</strong> het buurdorp Maasland wordt na 1730 slechts <strong>in</strong> veertien <strong>in</strong>ventarissen<br />
(van notabelen en een enkele rijke boer) meld<strong>in</strong>g gemaakt van snuifdozen.<br />
Alleen al het gegeven dat het brandgevaar op het platteland natuurlijk<br />
m<strong>in</strong>der groot was, maakte de overstap naar snuiftabak m<strong>in</strong>der voor de hand<br />
liggend.<br />
Het is ook <strong>in</strong> de grote stad dat we de culturele circuits moeten zoeken<br />
waar<strong>in</strong> het snuiven niet alleen uitsluitend een mannenaangelegenheid was,<br />
maar ook nog eens een symbool van wellevendheid, waarmee het roken van<br />
de pijp als boers werd beschouwd. In deze kr<strong>in</strong>gen zullen mensen zich misschien<br />
aangesproken hebben gevoeld door de volgende tekst <strong>in</strong> De Philantrope:<br />
‘Het wordt voor zeer ongemanierd gehouden, dat men rookt en spuwt <strong>in</strong><br />
een vertrek, daar vrouwen tegenwoordig zyn; en onder luiden, die eenigz<strong>in</strong>s<br />
welleevend willen zyn, is die gewoonte <strong>in</strong> het gezelschap van Vrouwen ten<br />
eenenmaale afgeschaft. Maar zou een ouwerwetsch Hollander, een liefhebber<br />
van de pyp, het niet even ongerymd mogen oordeelen, dat luiden, die<br />
zich welgemanierd te weezen, steeds bezig zyn, om een deel Tabaks-stof <strong>in</strong><br />
zyn neus te proppen.’ 50<br />
In deze passage zien we niet alleen hoe de boer met pijp naar voren wordt<br />
geschoven als het toonbeeld van de ware Hollander, er wordt tegelijk gewe-<br />
Kwispedoor, 1762. Nederlands Openluchtmuseum<br />
Arnhem (foto: Nederlands<br />
Openluchtmuseum Arnhem)