PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in
PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in PDF (Dibbits, H.C. (1998) Vertrouwd bezit. Materiële cultuur in
connotaties voorziene) drank als koffie, maar zij deden dit vanuit hun eigen ervaringswereld en zij kenden er dan ook verschillende betekenissen aan toe. En zo hadden zowel de welgestelde Maassluise redersvrouwen als de Doesburgse officiersvrouwen sitsen rokken in hun kast liggen, maar de redersvrouwen vertoonden zich ermee op straat, terwijl de officiersvrouwen, zoals we aannemelijk zullen maken, de rokken alleen als onderkleding droegen, eenvoudigweg omdat zij aan die sitsen rokken een andere betekenis toekenden. Ook de hoedanigheid van een object (het formaat, de kleur of het soort materiaal) zal niet door iedereen op eenzelfde wijze zijn ervaren. Voor de één kan Delfts blauw een goedkope en daarom weinig gewaardeerde imitatie zijn geweest van porselein, terwijl een ander het misschien juist zal hebben gewaardeerd omdat het kon worden beschouwd als een ‘typisch Hollands’ product. De praktijk van het dagelijks leven staat in het teken van voortdurende sociale interactie: mensen confronteren elkaar met objecten, met vormen van gedrag, maar ook met verschillende betekenissystemen. De betrokkenen zullen zich die toe-eigenen op een manier die hun op dat moment zinvol lijkt, op het snijpunt van de groepscodes (het betekenissysteem) en de context (de randvoorwaarden). Al naargelang de verschillende culturele circuits waarin iemand zich beweegt, zullen deze culturele verworvenheden dan vervolgens weer in stelling worden gebracht. Bij die ‘culturele circuits’ denken we bijvoorbeeld aan gezin, werk, buurt en kerk, dus aan uiteenlopende werelden of levenssferen, met daarbinnen weer tal van kleinere verbanden, elk met zijn eigen, elkaar deels overlappende codes. 4 Uiteindelijk zijn niet cultuuruitingen als zodanig, maar de contextgebonden betekenissen die mensen toekennen aan objecten en gedragingen bepalend voor de scheidslijnen tussen groepen. Zoals de socioloog Pierre Bourdieu in zijn studie naar de maatschappelijke waardering van cultuurgoederen in Frankrijk heeft laten zien, verloopt dat proces van betekenistoekenning in de dagelijkse praktijk als iets heel vanzelfsprekends, vanuit een bepaalde ‘habitus’ ofwel een geheel van gedragsregels die mensen zich (onder andere door hun opvoeding) eigen hebben gemaakt. Dit proces vindt zijn neerslag in bepaalde vormen van maatschappelijk onderscheidend (groeps)gedrag, ‘distinctie’, die op het eerste gezicht betrekkelijk onbeduidend, maar bij nadere beschouwing juist heel bepalend kunnen zijn voor iemands ‘maatschappelijk vermogen’. 5 Naast het begrippenapparaat van Bourdieu biedt ook de gedragstheorie van de Amerikaanse socioloog Erving Goffman een vruchtbaar kader voor de analyse van de manier waarop mensen in de vroegmoderne tijd met 1. Schuurman, Materiële cultuur en levensstijl, 1989, pp. 268-282. 2. Zie ook Frijhoff, ‘Inleiding: historische antropologie’, 1993. 3. Chartier, Cultural history, 1988; Frijhoff, ‘Toeëigening: van bezitsdrang naar betekenisgeving’, 1997. 4. Rooijakkers, Rituele repertoires, 1994, p. 81. 5. Bourdieu, La distinction, 1979. 13
14 dingen omgingen. Gebruikmakend van begrippen uit de theaterwereld betoogt Goffman dat mensen bij hun presentation of self al dan niet bewust het statusverlagende achter de coulissen van de openbaarheid zullen proberen te verbergen, terwijl het statusverhogende nadrukkelijk aan het publiek wordt getoond. De plaats waar dit laatste gebeurt noemt Goffman het ‘façadegebied’. De hier aanwezige voorwerpen vormen de entourage of het decor. Muren en deuren vormen de grenslijnen tussen het open, publieke domein en de min of meer gesloten, private ruimten. Naast deze entourage onderscheidt Goffman een ‘persoonlijke façade’, waartoe onder andere geslacht, leeftijd, kleding, houding en lichaamsgebaren gerekend kunnen worden. 6 De scheidslijnen tussen back stage en front stage zijn contextgebonden. Eenzelfde ruimte kan op sommige momenten als façadegebied fungeren, terwijl zij op andere momenten als back stage wordt gebruikt, en bepaald gedrag kan nu eens als passend, dan weer als ongepast worden ervaren. Aan de historicus de taak om de veranderende verhouding tussen individueel gedrag en groepsgedrag te onderzoeken. 7 Wij zullen ons hier niet beperken tot een toetsing van de ‘civilisatietheorie’ ofwel het proces van toenemende beschaving, verfijning en intimisering zoals Norbert Elias dat heeft gereconstrueerd aan de hand van een normatieve bron: de etiquetteboekjes. 8 We zouden hier bij de beantwoording van de vraag wat voor verschillende betekenissen ten grondslag lagen aan het gedrag van de Doesburgers en Maassluizers niet veel verder mee komen. Hier interesseert ons niet zozeer het gedrag als zodanig, als wel de contextgebonden connotaties van dit gedrag. De vraag die in dit onderzoek steeds gesteld zal worden is hoe de Doesburgers en Maassluizers zich bepaalde gedragsrepertoires en objecten toe-eigenden en wat voor betekenissen zij daarbij toekenden aan die gedragsrepertoires en objecten. Hiermee komt het accent te liggen op een dimensie die in het historisch onderzoek naar de materiële cultuur onderbelicht is gebleven. Mede dankzij de computergestuurde bewerking van grote aantallen boedelbeschrijvingen zijn we nu veel beter dan enkele decennia geleden geïnformeerd over veranderingen in het bezit van duurzame en minder duurzame consumptiegoederen bij rijk en arm binnen en buiten de Republiek. 9 De door de onderzoekers aanvankelijk scherp geprofileerde tegenstellingen tussen volk en elite en tussen stad en platteland zijn naar de achtergrond verschoven. Bij de interpretatie van de gegevens gaat men echter nog steeds vrijwel altijd uit van een statisch cultuurbegrip: men beschrijft de verspreiding van bepaalde voorwerpen onder verschillende lagen van de samenleving als een vorm van passieve overdracht van cultuurgoederen; meestal van hoog naar laag, bij uitzondering andersom. Culturele veranderingsprocessen worden vanuit die benadering gezien als het resultaat van eenrichtingsverkeer, en de mogelijk meerduidige, contextgebonden betekenis van het object wordt niet geproblematiseerd. Tot op zekere hoogte geldt dit ook voor het onderzoek naar het ‘traditio-
- Page 1 and 2: Vertrouwd bezit
- Page 3 and 4: hester dibbits Vertrouwd bezit Mate
- Page 5 and 6: woord vooraf 9 inleiding 11 1. boed
- Page 7 and 8: Vrije tijd 261 Tijd lezen of klok k
- Page 9 and 10: 10 Inspirerend waren voor mij het m
- Page 11: 12 In beide plaatsen vonden in de l
- Page 15 and 16: 16 behoort ook de woonplaats of de
- Page 17 and 18: 18 Boedelbeschrijvingen lenen zich
- Page 19 and 20: 20 Een kwantitatieve bewerking van
- Page 21 and 22: 1. Boedels In het onderzoek naar de
- Page 23 and 24: De afwikkeling van een nalatenschap
- Page 25 and 26: maakt. In Maassluis (en ook in Maas
- Page 27 and 28: Aan het opmaken en laten verzegelen
- Page 29 and 30: urgse inventarissen slechts éénma
- Page 31 and 32: hoeft te zijn aan gebruik. Niet zel
- Page 33 and 34: linnen portie 1 portie 2 portie 3 9
- Page 35 and 36: gele bloemen mocht hebben. Dochter
- Page 37 and 38: inventaris van burgemeester en zeil
- Page 39 and 40: 2. Twee plaatsen in de Republiek In
- Page 41 and 42: een belangrijk afzetgebied te kunne
- Page 43 and 44: Het ondernemersklimaat was in Maass
- Page 45 and 46: zing. De bouw van de kerk werd name
- Page 47 and 48: van de rector van de Latijnse schoo
- Page 49 and 50: ten stonden juist ook hier veel gro
- Page 51 and 52: geweest. Heel duidelijk is dit te z
- Page 53 and 54: vloot Maassluis in een ‘vrouwendo
- Page 55 and 56: Doesburg vermoedelijk een kleinere
- Page 57 and 58: substituut waarnemen, bijgestaan do
- Page 59 and 60: werd vaak wat bijverdiend met een w
- Page 61 and 62: Jannetje Tijsdr. van Heenvliet leve
14<br />
d<strong>in</strong>gen omg<strong>in</strong>gen. Gebruikmakend van begrippen uit de theaterwereld<br />
betoogt Goffman dat mensen bij hun presentation of self al dan niet bewust<br />
het statusverlagende achter de coulissen van de openbaarheid zullen proberen<br />
te verbergen, terwijl het statusverhogende nadrukkelijk aan het publiek<br />
wordt getoond. De plaats waar dit laatste gebeurt noemt Goffman het ‘façadegebied’.<br />
De hier aanwezige voorwerpen vormen de entourage of het<br />
decor. Muren en deuren vormen de grenslijnen tussen het open, publieke<br />
dome<strong>in</strong> en de m<strong>in</strong> of meer gesloten, private ruimten. Naast deze entourage<br />
onderscheidt Goffman een ‘persoonlijke façade’, waartoe onder andere<br />
geslacht, leeftijd, kled<strong>in</strong>g, houd<strong>in</strong>g en lichaamsgebaren gerekend kunnen<br />
worden. 6 De scheidslijnen tussen back stage en front stage zijn contextgebonden.<br />
Eenzelfde ruimte kan op sommige momenten als façadegebied fungeren,<br />
terwijl zij op andere momenten als back stage wordt gebruikt, en bepaald<br />
gedrag kan nu eens als passend, dan weer als ongepast worden ervaren.<br />
Aan de historicus de taak om de veranderende verhoud<strong>in</strong>g tussen <strong>in</strong>dividueel<br />
gedrag en groepsgedrag te onderzoeken. 7 Wij zullen ons hier niet<br />
beperken tot een toets<strong>in</strong>g van de ‘civilisatietheorie’ ofwel het proces van<br />
toenemende beschav<strong>in</strong>g, verfijn<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>timiser<strong>in</strong>g zoals Norbert Elias dat<br />
heeft gereconstrueerd aan de hand van een normatieve bron: de etiquetteboekjes.<br />
8 We zouden hier bij de beantwoord<strong>in</strong>g van de vraag wat voor<br />
verschillende betekenissen ten grondslag lagen aan het gedrag van de Doesburgers<br />
en Maassluizers niet veel verder mee komen. Hier <strong>in</strong>teresseert ons<br />
niet zozeer het gedrag als zodanig, als wel de contextgebonden connotaties<br />
van dit gedrag. De vraag die <strong>in</strong> dit onderzoek steeds gesteld zal worden is hoe<br />
de Doesburgers en Maassluizers zich bepaalde gedragsrepertoires en objecten<br />
toe-eigenden en wat voor betekenissen zij daarbij toekenden aan die<br />
gedragsrepertoires en objecten.<br />
Hiermee komt het accent te liggen op een dimensie die <strong>in</strong> het historisch<br />
onderzoek naar de materiële <strong>cultuur</strong> onderbelicht is gebleven. Mede dankzij<br />
de computergestuurde bewerk<strong>in</strong>g van grote aantallen boedelbeschrijv<strong>in</strong>gen<br />
zijn we nu veel beter dan enkele decennia geleden geïnformeerd over verander<strong>in</strong>gen<br />
<strong>in</strong> het <strong>bezit</strong> van duurzame en m<strong>in</strong>der duurzame consumptiegoederen<br />
bij rijk en arm b<strong>in</strong>nen en buiten de Republiek. 9 De door de onderzoekers<br />
aanvankelijk scherp geprofileerde tegenstell<strong>in</strong>gen tussen volk en elite en<br />
tussen stad en platteland zijn naar de achtergrond verschoven. Bij de <strong>in</strong>terpretatie<br />
van de gegevens gaat men echter nog steeds vrijwel altijd uit van een<br />
statisch <strong>cultuur</strong>begrip: men beschrijft de verspreid<strong>in</strong>g van bepaalde voorwerpen<br />
onder verschillende lagen van de samenlev<strong>in</strong>g als een vorm van<br />
passieve overdracht van <strong>cultuur</strong>goederen; meestal van hoog naar laag, bij<br />
uitzonder<strong>in</strong>g andersom. Culturele verander<strong>in</strong>gsprocessen worden vanuit<br />
die benader<strong>in</strong>g gezien als het resultaat van eenricht<strong>in</strong>gsverkeer, en de mogelijk<br />
meerduidige, contextgebonden betekenis van het object wordt niet<br />
geproblematiseerd.<br />
Tot op zekere hoogte geldt dit ook voor het onderzoek naar het ‘traditio-