WERKEN MET COMPETENTIES - Universiteit Twente
WERKEN MET COMPETENTIES - Universiteit Twente WERKEN MET COMPETENTIES - Universiteit Twente
10 Hoofdstuk 2 politiek) worden competentie-eisen gesteld met betrekking tot het microniveau van individuele werknemers. Er wordt politieke druk uitgeoefend op werknemers dat zij inzetbaar zijn, hun loopbaan ontwikkelen en voortdurend hun competentierepertoire aanpassen en verbeteren. Het mesoniveau betreft de werkgevers. Ook zij doen een beroep op competenties op microniveau. In veel gevallen betekent flexibiliteit voor hen, het flexibel kunnen inzetten van Human Capital, waarbij werknemers snel kunnen worden ingezet, maar ook snel weer kunnen afvloeien indien dit nodig is. In termen van competenties is vooral de vraag naar specifieke competenties en daarnaast naar leer- en aanpassingsvermogen ten behoeve van productiviteit in de toekomst opvallend. Flexibiliteit betekent een beperkte mate van autonomie van werknemers en weinig ruimte voor complexe competenties die een beroep doen op het doorgronden van informatie en inzicht. In het onderwijssysteem kan flexibiliteit eveneens op verschillende niveaus worden beschouwd. Het betreft hier het systeem van beroepsonderwijs. Op macroniveau heeft flexibiliteit betrekking op een stelsel van kwalificaties, dat makkelijk toegankelijk is voor leerlingen en waarbij de kwalificaties als losse bouwstenen beschouwd kunnen worden, waarmee leerlingen hun eigen onderwijsloopbaan kunnen vormgeven. Op microniveau dienen de kwalificaties duurzaam te zijn, dat wil zeggen in verschillende contexten inzetbaar en in de toekomst bruikbaar. Op mesoniveau wordt in dit kader een curriculum voorzien dat brede inzetbaarheid waarborgt. In eerste instantie ging de aandacht uit naar het kwalificeren voor meerdere gebruikscontexten, hetgeen meerdere beroepen en functies kon betekenen. De aandacht verschuift echter naar het handelen binnen de beroepspraktijk, waarbij tevens het begrip competentie werd geïntroduceerd. Na deze wending wordt van de individuele leerling op microniveau gevraagd dat deze over flexibele competenties beschikt, die hem in staat stellen in wisselende situaties adequaat te handelen. Het principe van transfer speelt hierin een belangrijke rol, hetgeen besproken wordt in paragraaf 2.5. Het is opvallend hoe beide systemen elkaar op het microniveau raken, waar het de individuele flexibele competentie betreft. In het arbeidssysteem wordt vooral waarde gehecht aan beroepsspecifieke competenties. In het onderwijs wordt de voorkeur gegeven aan beroepsspecifiek opleiden, vanwege het belang van het leren in context. Vanuit het perspectief van flexibel functioneren op de arbeidsmarkt betekent dit dat de kern van een individueel competentierepertoire dient te bestaan uit competenties voor werk. Flexibiliteit wordt in beide systemen in ieder geval nagestreefd door naast competenties voor werk competenties toe te voegen met betrekking tot a) een loopbaan kunnen vormgeven en b) zich blijvend kunnen ontwikkelen ten behoeve van het werk (Figuur 2.1) (Onderwijsraad, 1998). Onduidelijk is of contextoverstijgende competenties in het kader van werk te weinig aandacht krijgen. Onderzocht moet worden of generieke competenties een extra dimensie aan flexibiliteit zouden kunnen geven, omdat deze de autonomie van individuele werknemers
Flexibiliteit door competenties voor werk, leren en loopbaanontwikkeling 11 kunnen verhogen en een bredere inzetbaarheid op de arbeidsmarkt mogelijk kunnen maken. Arbeidssysteem Macroniveau Mesoniveau Figuur 2.1 Analyseschema van flexibiliteit 2.2 De kenniseconomie Kenniseconomie Onderwijssysteem Macroniveau Mesoniveau Microniveau Microniveau Competenties voor werk, loopbaan en leren In de jaren zeventig voorspelt Daniel Bell (1974) vanuit economisch perspectief de opkomst van een post-industriële samenleving gebaseerd op kennis. De samenleving nu is in veel opzichten dezelfde als de samenleving in de jaren zeventig. De post-industriële samenleving van toen werd gekenmerkt door een overgangssituatie van een “goederen-producerende” samenleving naar een informatie- of kennismaatschappij. Deze overgang wordt onder andere gekenmerkt door een groeiend belang van kennis ten aanzien van het sturen van innovaties en beleid. Het is juist dat tegenwoordig de kennisintensieve sector van grotere economische betekenis is dan in de jaren zeventig, en het belang van kennis voor innovatie is inderdaad toegenomen. Toch komt de voorspelling niet geheel uit. Bell stelt dat de samenleving van de toekomst niet meer gekenmerkt zal zijn door mechanisering en industrialisering maar door de sociale verhoudingen en daarin het belang van kennis. Drucker (1969) meent dat de industrie zich verder zal ontwikkelen en dat kennis geïncorporeerd zal worden door de industrie en niet in de plaats komt van industrialisering, zoals Bell veronderstelt. Dit is inderdaad het geval. Gebleken is dat de industrie afhankelijk is van kennisproductie. Het gaat om de praktische toepassing van kennis in het productieproces. In de woorden van De Wilde is er sprake van een geïndustria-
- Page 1 and 2: WERKEN MET COMPETENTIES Naar een in
- Page 3 and 4: WERKEN MET COMPETENTIES NAAR EEN IN
- Page 5 and 6: Inhoudsopgave Voorwoord ...........
- Page 7 and 8: 5.4.2 Indicatoren voor loopbaan com
- Page 9: Voorwoord Wat is nodig om mijn werk
- Page 13 and 14: 1.1 Inleiding Hoofdstuk 1 Competent
- Page 15 and 16: Competenties en werk 3 inhoud diene
- Page 17 and 18: Competenties en werk 5 maakt wordt
- Page 19 and 20: Competenties en werk 7 het uitvoere
- Page 21: Competenties en werk 9 Hoofdstuk 2
- Page 25 and 26: Flexibiliteit door competenties voo
- Page 27 and 28: Flexibiliteit door competenties voo
- Page 29 and 30: Flexibiliteit door competenties voo
- Page 31 and 32: Flexibiliteit door competenties voo
- Page 33 and 34: Flexibiliteit door competenties voo
- Page 35 and 36: Flexibiliteit door competenties voo
- Page 37 and 38: Flexibiliteit door competenties voo
- Page 39 and 40: Flexibiliteit door competenties voo
- Page 41 and 42: Flexibiliteit door competenties voo
- Page 43 and 44: Flexibiliteit door competenties voo
- Page 45 and 46: Hoofdstuk 3 Competenties: een conce
- Page 47 and 48: 3.2 Verkenning van het concept De t
- Page 49 and 50: geschiktheid. Veelal wordt slechts
- Page 51 and 52: worden als kenmerk van een persoon,
- Page 53 and 54: 3.2.3 Holistische en analytische be
- Page 55 and 56: gericht onderwijs om draait is dat
- Page 57 and 58: 4. Handelingscompetenties: een comb
- Page 59 and 60: Een bekend voorbeeld van een analyt
- Page 61 and 62: toegeschreven worden (Thijssen & La
- Page 63 and 64: schilder”, verwijst vooral naar h
- Page 65 and 66: kan worden getransfereerd van het e
- Page 67 and 68: verwijderd van het handelen, omdat
- Page 69 and 70: 4.1 Inleiding Hoofdstuk 4 Identific
- Page 71 and 72: discussie diepgaand te voeren. De d
10 Hoofdstuk 2<br />
politiek) worden competentie-eisen gesteld met betrekking tot het microniveau<br />
van individuele werknemers. Er wordt politieke druk uitgeoefend op werknemers<br />
dat zij inzetbaar zijn, hun loopbaan ontwikkelen en voortdurend hun<br />
competentierepertoire aanpassen en verbeteren. Het mesoniveau betreft de<br />
werkgevers. Ook zij doen een beroep op competenties op microniveau. In veel<br />
gevallen betekent flexibiliteit voor hen, het flexibel kunnen inzetten van Human<br />
Capital, waarbij werknemers snel kunnen worden ingezet, maar ook snel weer<br />
kunnen afvloeien indien dit nodig is. In termen van competenties is vooral de<br />
vraag naar specifieke competenties en daarnaast naar leer- en aanpassingsvermogen<br />
ten behoeve van productiviteit in de toekomst opvallend. Flexibiliteit<br />
betekent een beperkte mate van autonomie van werknemers en weinig ruimte<br />
voor complexe competenties die een beroep doen op het doorgronden van informatie<br />
en inzicht.<br />
In het onderwijssysteem kan flexibiliteit eveneens op verschillende niveaus<br />
worden beschouwd. Het betreft hier het systeem van beroepsonderwijs. Op<br />
macroniveau heeft flexibiliteit betrekking op een stelsel van kwalificaties, dat<br />
makkelijk toegankelijk is voor leerlingen en waarbij de kwalificaties als losse<br />
bouwstenen beschouwd kunnen worden, waarmee leerlingen hun eigen onderwijsloopbaan<br />
kunnen vormgeven. Op microniveau dienen de kwalificaties duurzaam<br />
te zijn, dat wil zeggen in verschillende contexten inzetbaar en in de<br />
toekomst bruikbaar. Op mesoniveau wordt in dit kader een curriculum voorzien<br />
dat brede inzetbaarheid waarborgt. In eerste instantie ging de aandacht uit naar<br />
het kwalificeren voor meerdere gebruikscontexten, hetgeen meerdere beroepen<br />
en functies kon betekenen. De aandacht verschuift echter naar het handelen<br />
binnen de beroepspraktijk, waarbij tevens het begrip competentie werd<br />
geïntroduceerd. Na deze wending wordt van de individuele leerling op microniveau<br />
gevraagd dat deze over flexibele competenties beschikt, die hem in staat<br />
stellen in wisselende situaties adequaat te handelen. Het principe van transfer<br />
speelt hierin een belangrijke rol, hetgeen besproken wordt in paragraaf 2.5.<br />
Het is opvallend hoe beide systemen elkaar op het microniveau raken, waar het<br />
de individuele flexibele competentie betreft. In het arbeidssysteem wordt vooral<br />
waarde gehecht aan beroepsspecifieke competenties. In het onderwijs wordt de<br />
voorkeur gegeven aan beroepsspecifiek opleiden, vanwege het belang van het<br />
leren in context. Vanuit het perspectief van flexibel functioneren op de<br />
arbeidsmarkt betekent dit dat de kern van een individueel competentierepertoire<br />
dient te bestaan uit competenties voor werk. Flexibiliteit wordt in beide<br />
systemen in ieder geval nagestreefd door naast competenties voor werk<br />
competenties toe te voegen met betrekking tot a) een loopbaan kunnen vormgeven<br />
en b) zich blijvend kunnen ontwikkelen ten behoeve van het werk<br />
(Figuur 2.1) (Onderwijsraad, 1998). Onduidelijk is of contextoverstijgende<br />
competenties in het kader van werk te weinig aandacht krijgen. Onderzocht<br />
moet worden of generieke competenties een extra dimensie aan flexibiliteit<br />
zouden kunnen geven, omdat deze de autonomie van individuele werknemers