1968 BRABANTS HEEM JAARGANG 20 (XX) - Hops
1968 BRABANTS HEEM JAARGANG 20 (XX) - Hops
1968 BRABANTS HEEM JAARGANG 20 (XX) - Hops
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
VADER VODDIAAN EN ZIJN EERSELSE VODDEGULD<br />
Het blijft de verdienste van de Eerselse onderwijzer Piet Kwinten voor het<br />
eerst geattendeerd te hebben op een merkwaardig volksfeest, dat meer dan<br />
een halve eeuw geleden in bizarre uitmonstering in zijn dorp gevierd werd.<br />
Daarvoor moeten wij terug naar het eerste artikel van het eerste nummer<br />
van dit tijdschrift, nu bijna twintig jaar geleden. Daarin beschreef hij de<br />
herinneringen die nog leefden bij enige door hem ondervraagde personen,<br />
van wat zij nog steeds ,,de Voddeguld" noemden. Een heel bizonder en zeer<br />
spectaculair geval voor onze Brabantse volkskunde, omdat door de onmogelijkheid<br />
van een gerede verklaring de vreemdsoortige vertoning met<br />
een waas van geheimzinnigheid, dat misschien wel prehistorische relicten<br />
kon bedekken, werd omgeven. Anderzijds werd er zelfs twijfel uitgesproken<br />
over de betrouwbaarheid der mededelingen.<br />
Zijn twee zegslieden, Jeanette Klessens en Jaan Lepels, die zelf nog aan de<br />
optocht hadden deelgenomen, beiden<br />
respectievelijk ouder dan 80 en<br />
90 jaar, verschaften hem, kort samengevat,<br />
de volgende gegevens.<br />
In 1895 kwamen enkele Eerselaren,<br />
oude leden van de Voddeguld,<br />
op het idee om het gilde, dat<br />
gewoonlijk om de 25 jaar trok, nog<br />
eens in zijn potsierlijke gedaante<br />
te laten optreden. Het plan vond<br />
algemene bijval en met veler medewerking<br />
kon na enige tijd de<br />
unieke vertoning beginnen. De<br />
hoofdmannen Cornelis Rijks en<br />
Frans van der Zanden zorgden<br />
's avonds van te voren voor de<br />
begrafenis van Voddejanus, een<br />
strooien, in vodden geklede pop,<br />
bij de pomp op de Markt; bij de<br />
vooraanstaande leden van het gilde<br />
werden 's nachts schildwachten in<br />
onooglijke wachthuisjes geposteerd,<br />
todat ze 's morgens bij 't<br />
reveille, geroffeld op de trom van<br />
de tamboer-majoor Jan Lepels,<br />
met koffie op een asla gepresenteerd,<br />
werden afgelost. De op-<br />
Voddejanus (reconstructie) 19}j.<br />
tocht begon bij de Aarvelden en
trok naar de Markt, waar na een korte toespraak van Jantje van Laarhoven<br />
Voddejanus werd opgegraven, op de baar gelegd en op de schouders genomen;<br />
dan ging het met veel oponthoud in cafés, niet alleen dank zij dei<br />
regen, langs de kerk door het dorp, tot men bij de pomp gekomen Voddejanus<br />
weer in zijn pas verlaten graf stopte. De begeleidende stoet was wel<br />
bizonder curieus samengesteld en uitgedost. Alle deelnemers hadden zich<br />
verkleed, of liever in vodde-kleren gestoken, waarbij vooral de hoofddeksels<br />
opvielen: 'n struifwis op 'n hoed, één: van speelkaarten gemaakt,<br />
'n ander torste zelfs een vogelkooi met vogel en al. Hoofdmannen in<br />
uniform te paard met grote sabels aan hun zij reden langs de bonte cortège,<br />
die klaarblijkelijk ook uit verschillende groepen bestond, want 'n ordonnans,<br />
majoor en kapitein, twee schatbewaarders (o.a. gemeentesecretaris<br />
J. Klessens), twee gulddokters, die 'n operatie op smid Luijten vertoonden,<br />
en 'n ambulancewagen door een kreupel ezeltje getrokken, bleven scherp<br />
in de herinnering bewaard. Na de begrafenis moest de koning geschoten<br />
worden, maar in plaats van zilveren schilden was de winnaar Jac. de Kuijper<br />
verplicht wel honderd pond wegend oud ijzer en roest mee te zeulen na het<br />
neerhalen van de vogel.<br />
Verdient dit bont relaas, dat Kwinten van de mondeling bewaarde traditie<br />
kon vastleggen, 1 ) allereerst om zijn opvallende details de aandacht, voor<br />
de volkskundige in dit geval komt daar nog bij, dat deze gegevens na zestig<br />
jaar vrijwel geheel met de werkelijkheid blijken overeen te stemmen. Sinds<br />
enkele jaren n.l. beschik ik over bewijzen van ooggetuigen, die voor<br />
contemporaine berichten gezorgd hebben, bronnen welke tevens 'n enkele<br />
correctie en vele aanvullingen opleveren.<br />
Het is niet zeker, of het nu volgende bericht het verslag is van iemand, die<br />
de gebeurtenis met eigen ogen heeft aanschouwd. In 1937 publiceerde de in<br />
1869 te Eersel geboren Supérieur des Aumóniers du Travail, Arnold<br />
Knapen, pastoor van de H. Familie-parochie te Montagnée in de Borinage<br />
in het vrijwel onvindbare tijdschrift De Christelijke Arbeid (XVIII afl. 5<br />
nov-dec.), jeugdherinneringen uit zijn geboortestreek. Hij was 21 jaar,<br />
toen de Voddeguld trok en zo hij zelf de dwaze maskerade niet heeft meegemaakt,<br />
door verblijf op het seminarie, dan heeft hij in ieder geval de<br />
gegevens via zijn familie uit de eerste hand. In algemene lijn met Kwinten's<br />
verhaal overeenstemmend verschaft zijn schets enkele andere specificaties:<br />
„Zulk een feest wordt maar heel zelden gevierd. Het bestaat in een soort<br />
stoet, waaraan bijna iedereen deelneemt en zich op de meest boertige en<br />
belachelijke wijze verkleedt. Men ziet er sommigen loopen in grove balen<br />
of zakken gehuld; anderen dragen een kostuum geheel en al uit speelkaarten<br />
vervaardigd. Toon Rijken had op het hoofd eene broek weten te<br />
vestigen met de pijpen omhoog.<br />
*) Brab. Heem I 1949. p. 3-5.<br />
5 1
De muziek, bij zulke gelegenheid in gebruik, is heelemaal in den trant<br />
van die soort vastenavondcomedie en draagt niet weinig bij om aan het<br />
geheel eene gulle en gemoedelijke vroolijkheid te geven.<br />
Benige leutige bedrijven worden door de behendigsten afgespeeld: zoo<br />
een kwakzalverspostje, een dronkenmanstafereeltje, een proces-verbaal<br />
enz. enz. Ook een koningsambt behoort bij dergelijke gelegenheid<br />
vervuld te worden (Christje Bits') gewaad bestond in een soort rok<br />
uit een groven zak vervaardigd en zijn troon had hij opgeslagen in eenen<br />
hoefstal. Daar verleende Christje audiëntie en hield al dien tijd niet op met<br />
fierheid te rooken uit een heel eigenaardige pijp, namelijk een pistool".<br />
Een verslag van een toeschouwer vinden wij bij de steeds zeer geïnteresseerde<br />
oud-onderwijzer uit Westerhoven, Petrus Norbertus Panken, die in<br />
zijn dagboek weer enkele nieuwe inlichtingen verschaft, met overeenkomstig<br />
zijn aard stipte gegevens van plaats en tijd. In zijn curieus memoriaal over<br />
de Acht Zaligheden in de i9de eeuw schrijft hij 's avonds na zijn thuiskomt:<br />
„Donderdag (25 Sept. 1890) geschiedde te Eersel de optocht der zoogenaamde<br />
Vodguld. Hieraan namen 102 personen deel. Hij begon aan<br />
de bierbrouwerij ten oosten bij 't dorp, ontgroef bij 't raadhuis Vader<br />
Voddiaan, een pop zinspelende op de begraving van die, welke men,<br />
24 jaren geleden, plechtig verstopt had. De tocht trok naar den schutsboom<br />
waar de vodguldleden den koningsvogel schoten. Wegens den<br />
regen werd naar de medeopgezette 2 andere vogels als prijzen niet geschoten;<br />
in den vroegen avond is hierom geloot. Het potsierlijke der<br />
costuums der leden, de ambulance-wagen, het vreemdsoortige van de<br />
muziek en al wat vertoond en gehoord werd, trok de aandacht en de lachspieren<br />
der overgroote menigte nieuwsgierigen uit de omliggende gemeenten.<br />
Met een' buur 's morgens ten h. 8 ure uit Bergeijk vertrokken<br />
waren wij er ten 10 u. 's avonds geretourneerd. De optocht, waaronder<br />
het vogelschieten begrepen, duurde van 8 tot i ure. Ik trof er familie en<br />
kennissen, o.a. den hoogbejaarden en gepensionneerden onderwijzer<br />
G. Neutkens van 1832 te Knechsel en de Redacteur der Meij. courant,<br />
den geleerden heer Schippers uit Eindhoven.<br />
Hoewel de Vodguld reeds in 1838 ontstaan, gewoonlijk om de 5 jaren<br />
feest vierde of optocht hield, behalve de laatste \ eeuw, heb ik ze dit jaar<br />
de eerste maal aanschouwd. Naar men zeide overtrof deze al de vroegere.<br />
Binnen een week had elk zijn costuum, naar eigen dunk of zienswijze,<br />
door huisgenooten en vrienden geholpen, vervaardigd. Ieder was alzoo<br />
benieuwd, hoe hij 25. te voorschijn komen zoude. De veelvuldige lappen,<br />
lompen enz., hoe eigenaardig ook, vertoonen toch wel iets afkeerwekkends".<br />
2 )<br />
2 ) Autobiografie of Eigen levensbeschrijving van Peter Norbertus Panken, blz. 1912-<br />
1914. (Hs).<br />
52
Behalve de opvallende kritische opmerking van de zich steeds wat deftig<br />
voelende Panken, is de yi-jaar oude rentenier ook zo vriendelijk ons de weg<br />
te wijzen naar nog een andere bron door zijn vermelding van de redacteur<br />
van de Meijerijsche Courant „den geleerden heer Schippers". Het kostte<br />
dank zij de vriendelijke bemiddeling van archivaris mr. A. van Agt weinig<br />
moeite de te verwachten journalistieke reportage terug te vinden. Een<br />
ingezonden stuk uit Eersel van Peer Voddiaan, bedoeld om kijkers te<br />
trekken, ging daar enige dagen eerder aan vooraf. Aldus:<br />
Eersel, 18 September 1890.<br />
Meneer de Redecteur!<br />
Heel beleeft verzuuk ik ouw um een klèen plèkske veur dit, misschien zen<br />
der daor ök nog wel die er belang in stelle. Kek tis 25 jaor geléjen dé ze<br />
hier meinden dé Voader Voddiaan dood was en hij wier dan ök begraven,<br />
mer wa zie me nou? Hij is mer een klêen bitje schèndood geweest. Hij<br />
is in eens weer levend ten blakke gekomme, en nou vertelden ie, det ie<br />
genog geheurd hai, dé ze me zen begrafenis zoo geschreuwd han. Toe zen<br />
plezier zag ie nou dé ze allemoal nog veul van hem hielen en doarum<br />
wouw ie en donderdag nog wel is 'nen optocht haauwen mét zen Voddenguld.<br />
Al de menschen hebben er vruger zoo veul plezier van gehad (mer-<br />
't woas ök eenen oarige snaak! Ze kwammen van Endoven er nao<br />
keken); nouw zag ie dé ze nog allemoal er plezier in zouwe hebbe, en<br />
woarum zou ie ze 't dan ök nie gunne, nauw ie zoo lang dood geheten hé.<br />
Hij zei tegen me: Jonge, prebeert is um 't in de krant te loten zetten, dan<br />
zouen er misschien nog wel is aauw kennissen zen, die me ok nog is<br />
wouwe zien, of dé ik den aauwe gebleven ben, want ik ben wel erm,<br />
mer toch anders goed. Ik bedank ouw meneer es g'er dees is in wilt zetten.<br />
PEER VODDIAAN.»)<br />
Uit deze oproep en de nog twee volgende berichten blijkt duidelijk, dat het<br />
trekken van de Voddeguld niet een strikt lokaal opgezet feestje van wat<br />
uitgelaten café-bezoekende gildebroeders is geweest, maar dat er een brede<br />
organisatie, waaraan door een groot deel van de Eerselse gemeenschap werd<br />
deelgenomen, bij te pas kwam en dat men prijs stelde op publiek uit de wijde<br />
omgeving. Wij zouden nu de optocht, zoals hij zich destijds de toeschouwers<br />
aanbood, wellicht kritischer maar daarom nog niet rechtvaardiger<br />
beoordelen dan Panken deed, maar dit daargelaten, - wat betreft opzet en<br />
bekendmaking-wilde vergelijking met de Brabantse Dag van Heeze ons<br />
toch niet uit het hoofd. Want als aansporing tot bezoek aan het naderende<br />
feest moeten wij de voorbeschouwing verstaan, daags tevoren geplaatst in<br />
dezelfde krant.<br />
„Eersel, 2} Sept. De geheele gemeente is aan 't werk, niettegenstaande het<br />
3 ) Meierijsche Courant. Zaterdag <strong>20</strong> sept. 1^890. nr. 76.<br />
53
hier kermis is: ouden en jongeren, vrouwen en meisjes; doch ieder voor<br />
zich, of voor zijn broeder, zijn vriend of hem wien men liefheeft. En over<br />
al dat werk ligt een waas van geheimzinnigheid, dat de nieuwsgierigheid<br />
hooger en hooger doet stijgen. Donderdag echter zal deze bevredigd<br />
"worden, wanneer de volgelingen van „Vader Voddiaan" zich scharen<br />
zullen onder hunne ontplooide banieren om de verrijzenis te vieren van<br />
hunnen schutspatroon, die thans, na 25 jaren, weer vol leven en opgewektheid<br />
is opgestaan. Er zal hier Donderdag een feest gevierd worden,<br />
zooals men in deze streken nog nooit beleefd heeft, opgeluisterd door een<br />
gunstig te boek staand Harmoniegezelschap en onder algemeenen toeloop<br />
uit alle naburige plaatsen. De gansche gemeente is één van hoofd, één<br />
van zin om den optocht der Vodguldzoo luisterrijk mogelijk te doen zijn,<br />
en de vreemdelingen op iets te onthalen, dat eenig in zijn soort, hoogst<br />
komisch en hoogst fatsoenlijk zijn zal. Donderdag morgen trekt de optocht<br />
uit en den ganschen dag zullen feestelijkheden en muziekuitvoeringen<br />
plaats hebben. Voor de ontvangst der vreemdelingen wordt<br />
uitstekend gezorgd en dat op de gulle en vertrouwelijke wijze, welke men<br />
hier gewoon is. Er zijn costumes heerlijk van originaliteit, tal van. onschuldige<br />
charges, nu eens vol boufïbnnerie, dan weer getuigende van<br />
eenigen ernst in humor. Maandag avond bij mej. de wed. Knapen waren<br />
meer dan 150 leden ter vergadering". 4 )<br />
Dat ondanks het slechte weer alle moeiten en zorgen om van de voddeguld -<br />
optocht op de laatste kermisdag een succesvolle manifestatie te maken, niet<br />
tevergeefs waren geweest, moge blijken uit het enthousiaste verslag van het<br />
feest. Hilariteit genoeg en massa volk op de been! En zo<br />
„vierde men op eene schitterende wijze de verrijzenis van Vader Voddiaan,<br />
die na een schijndood van 25 jaren, thans weer, vol leven, humor en<br />
scherts, ten genoege van allen is opgestaan. Verrassend was de optocht.<br />
Des morgens, om 8 uur reeds, werden de manschappen in orde gesteld.<br />
Voorop stapte de vaandrig, onmiddellijk gevolgd door tamboer en<br />
majoor. Dan ontwaarde men president en directeur met hun muziekkorps,<br />
waarna de 'opperbevelhebber kwam met kolonel en majoor. De koning<br />
volgde, en na Z. M. dokter en apotheker, de kapitein aan 't hoofd van 't<br />
kader, met sapeurs tusschen de twee liniën. Tot slot de schatbewaarder,<br />
de kwartiermeesters en de ambulancewagen van het Roode Kruis. Wat nu<br />
van dezen optocht te zeggen? In bijzonderheid treden, dat gaat niet.<br />
Potsierlijk, ja, dat was hij, maar potsierlijk op eene wijze, die u tranen<br />
deed storten van 't lachen en van pret in de handen klappen.<br />
Er waren kostuums bij, die men niet moede werd te bewonderen en de<br />
overgroote menigte, van alle zijden toegesneld, gaf dan ook door uitbundige<br />
toejuichingen lucht aan de gevoelens, waardoor zij bezield was.<br />
4 ) idem Woensdag 24 Sept. 1890. nr. 77.<br />
54
Gaarne traden wij in bijzonderheden, doch dan zouden wij alle leden<br />
moeten noemen, en er waren er schier 150. Een speciaal woord echter<br />
voor den wagen van 't Roode Kruis, de ambulance, waarop dokter en<br />
apotheker, bij de behandeling van den plotseling ziek geworden kapitein,<br />
zich uitmuntend van hun taak kweten.<br />
Het koningschieten werd niettegenstaande den regen met veel belangstelling<br />
gevolgd en een luid hoerah en gerekt tromgeroffel verkondigde<br />
de algemeene vreugd, toen door Jacques Schepens de koningsvogel<br />
gevelden de nieuwe Majesteit met de eigenaardige schilden omhangen werd.<br />
Dan werd een bezoek gebracht bij 't geestelijk zoowel als bij 't wereldlijk<br />
hoofd der gemeente en op tal van andere plaatsen, waar eenige verversching<br />
gebruikt werd. Alles liep in de beste orde af - men hoorde geen<br />
onaangenaam woord - onder de voortdurende belangstelling van allen.<br />
Geen politie had op te treden, zelfs zag men geen dienaren van Hermandad.<br />
De sapeurs van het gilde zorgden keurig voor de goede orde.<br />
Een waar succes. Tot aanstaand jaar!" 5 )<br />
Het komt niet dikwijls voor, dat men'voor een in zijn verschijning opvallend,<br />
maar nu geheel verdwenen volksgebruik, bijna een kleine eeuw later<br />
nog zoveel bronnen kan opsporen. Ons zicht op de intentie die er bij voorzat<br />
en het bereikte resultaat is door deze berichtgeving evenzeer verhelderd<br />
als de blik op de inrichting en de gestalte van de trekkende stoet, kortom op<br />
wat er die. 2 5 e september te Eersel gaande was. Stonden wij bij de eerste<br />
melding van Kwinten voor het raadsel, wat dit volkskundig ratjetoe toch<br />
te betekenen had, nu is analyse mogelijk, van wat hier naar ik meen aan<br />
elkaar gekoppeld is. Een conglomeraat van een verdwenen volksgebruik,<br />
weer ingepast in een nog in zwang zijnd jaarfeest en een misschien „historische"<br />
optocht met sterk parodistische inslag.<br />
Het behoeft geen lang betoog, dat het begraven, het plechtig doen herrijzen<br />
en tenslotte weer onder de grond stoppen van Voddejanus niet anders is<br />
dan het begraven van de kermispop op de laatste kermisdag. Dit gebruik<br />
met een toepasselijke lijkrede en het in optocht rondtrekken met de op een<br />
baar gelegde strooien pop kennen wij ook van elders in ons land, hoewel ik<br />
niet over veel bewijzen voor Brabant beschik. In mijn Folkloristische<br />
Verkenningen in Tilburgs Verleden 6 ) heb ik een soortgelijk geval voor<br />
mijn geboortestad beschreven. Het door K. Ter Laan (zonder bronopgave)<br />
vermelde voorbeeld van Aalst (Waalre), waar op kermisdinsdag Machielke<br />
na rondvaart door het dorp begraven werd, kreeg ik uitdrukkelijk bevestigd<br />
door de 9o-jarige Giel van de Velden die de droeve tocht in zijn jonge jaren<br />
5 ) idem Zaterdag 27 Sept. 1890 nr. 78.<br />
6 ) In: H. Schurink - J. v. Mosselveld, Van Heidorp tot Industriestad. Tilburg 1955.<br />
p. 240-241.<br />
55
tweemaal had meegemaakt. 7 ) Het is mij echter niet gelukt een herinnering<br />
eraan te Eersel zelf op te vangen, enigszins voor de hand liggend, want in<br />
1890 moet het gebruik weer tot leven gewekt worden. Desniettegenstaande<br />
is in dezen geen twijfel mogelij k.<br />
De met de begrafenis verbonden optocht gevolgd door het koningschieten<br />
vraagt nu onze speciale aandacht. Wanneer wij niet goed op de merkwaardige<br />
samenstelling van de stoet letten, doet hij, temeer omdat na<br />
afloop de vogel wordt geschoten, onmiddellijk denken aan het trekken van<br />
het gilde, welke gedachte nog versterkt wordt door de tot traditie geworden<br />
naam van Voddeguld. Maar bij nadere ontleding is er toch niet veel overeenkomst.<br />
Voorop stapt de vaandrig, gevolgd door de tamboer en de<br />
majoor,-men kan aan de alferis en de trommelaar van het gilde denken.<br />
Daarna de president en de direkteur met hun muziekcorps, - het is bij een<br />
gilde denkbaar. Maar van wat het kranteverslag veryolgens van de op-<br />
' stelling van de stoet meedeelt, is wellicht de koning met die van het gilde<br />
te identificeren, overigens nog niet zeker, want hij verleent audiëntie in een<br />
hoefstal, rokend uit een pistool. Met de resterende bestanddelen - waarover<br />
verder - is geen vergelijking mogelijk. Maar wat al deze mensen tot afronding<br />
van de manifestatie gaan doen, is wel echt „gildewerk": zij trekken<br />
naar de schutsboom, schieten op de koningsvogel, onder tromgeroffel valt<br />
de vogel neer, de nieuwe koning krijgt een rare collectie ijzeren schilden te<br />
torsen, men vereert geestelijke en wereldlijke autoriteiten met een bezoek.<br />
De gehele vertoning is als clownerie opgezet, dat is duidelijk. Geeft ons dat<br />
het recht om te spreken van een in oorsprong bewuste parodiëring van de<br />
gedragingen van een gilde? Ik geloof het niet, ondanks de schertsvertoning<br />
in de finale. Het boertige element dat de begrafenis van de kermispop met<br />
zich meebracht, moet, dunkt mij, zich noodzakelijkerwijs in een deel van de<br />
organisatie, het koningschieten, gedrongen hebben, want het komische<br />
element was bij het kermis-begraven sterk overheersend, ja essentieel,<br />
speciaal zich uitend in dwaze verkleedpartijen. Overal wordt de strooien<br />
kermisfiguur, de „schaale Zacheis" van het Rijnland, „von maskierten mit<br />
fastnachtsmaszigem Aufzug und Katzenmusik begraben". 8 )<br />
Men zou zich bovendien kunnen afvragen, of de imitatie van het gildebedrijf<br />
in dwaze fratsen wel door een dorpsgemeenschap geaccepteerd zou<br />
zijn. Met dit argument, voor die tijd moeilijk op waarheid te toetsen, dient<br />
men echter behoedzaam om te springen, hoe verleidelijk 't ook is om het in<br />
't betoog te betrekken. 9 )<br />
') K. Ter Laan, Folklor. Wrdb. 1949. p. 175.<br />
8 ) R. Beitl. Wörterbuch der deutschen Volkskunde 2 . Stuttgart 1955. p. 415.<br />
9 ) Het optreden van de Knolschut in Gemert, ons door M. A. v.d. Wijst in dit tijdschrift<br />
beschreven (XIII, 79) schijnt te bewijzen, dat een persiflage mogelijk is. Het<br />
lijkt wat het gilde betreft een navolging van wat men misschien in Eersel gezien had:<br />
ze werd als inval van kermisvierende jongelui tezelfdertijd „tegen het einde van de<br />
56
Wij dienen nu de samenstelling van de stoet, voor zover nog niet besproken,<br />
nader te bekijken. Is daarvan de opzet: een koddige nabootsing van het<br />
gilde-trekken?<br />
Als „Des morgens om 8 uur reeds .... de manschappen in orde gesteld"<br />
zijn, volgt achter het muziekgezelschap ,,de opperbevelhebber met<br />
kolonel en majoor", drie nieuwe met een gilde onvergelijkbare grootheden.<br />
En dat geldt ook voor wie achter de koning aanstappen 'n „dokter en<br />
apotheker, de kapitein aan 't hoofd van 't kader, met sapeur tusschen de<br />
twee liniën. Tot slot de schatbewaarder, de kwartiermeesters en de ambulancewagen<br />
van het Roode Kruis". Is de verbinding van zulke heterogene<br />
elementen een gildestoet te noemen, zelfs al is hij als een ongerijmdheid<br />
bedoeld? Ik denk liever aan een parodie op een militaire parade, althans<br />
aan een volkshumoristische reactie op wat de bevolking in contact met<br />
soldaten en oversten bij verblijf of inkwartiering had meegemaakt. In deze<br />
voorstelling van zaken past bizonder goed Kwinten's mededeling, dat<br />
's avonds vóór het feest schildwachten in onooglijke wachthuisjes van stro<br />
en vodden bij de huizen van de meest vooraanstaande leden van de deelnemers<br />
werden geplaatst. Een toespeling op een plaatselijk, maar niet meer<br />
te achterhalen komisch voorval, graag gekozen onderwerp bij soortgelijke<br />
optochten, zou men kunnen zien in de gespeelde scène in de ambulancewagen<br />
(van het Rode Kruis), waar dokter en apotheker „bij de behandeling<br />
van den plotseling ziek geworden kapitein" zich zo voortreffelijk weerden,<br />
dat ze een aparte vermelding van de journalist verdienden. Is een dergelijk<br />
toneeltje zonder „historische" achtergrond anders opvallend? Nemen wij<br />
parodiëring van militair gedrag aan voor het grootste deel van de stoet,<br />
dan dringt de vraag zich op, wanneer het dorp Eersel c.a. met opvallend<br />
krijgshaftig vertoon geconfronteerd is. Dat kan niet anders zijn dan in de<br />
tijd van de Tiendaagse Veldtocht en de daaropvolgende Status-Quo, die in<br />
Noord-Brabant langdurige bezetting bracht tot 1839. Inderdaad is bij<br />
Eersel in de Witrijt een groot kampement geweest in 1838, vanwaar op<br />
2 augustus, de eerste dag van de Tiendaagse, de 36 divisie infanterie, de<br />
veldbatterij 8a, waarbij de Leidse jagers, en de ze brigade cavalerie via<br />
Postel naar Arendonk-Turnhout of via Rety naar Dessel trokken en na de<br />
veldtocht maakte Eersel kennis met een bezetting van 600 man (136 afd.<br />
inf. ze bat., C i, 2, 3 met staf en 100 man 6ereg. huzaren) en Duizel moest<br />
<strong>20</strong>0 man (C 4, 136 afd.) onderdak verschaffen. 10 )<br />
vorige eeuw", opgericht, ze trok door de plaats en schoot bij de schutsboom op een<br />
knol in plaats van op een vogel; het meest opvallend was ook hier het gildeEilver, zij<br />
het een originele vondst: blinkende, tot schijven gesneden knollen.<br />
10 ) W. Wüppermann, De geschiedenis van den Tiendaagschen Veldtocht in Augustus<br />
1831. 's-Gravenhage, 1881. p. 69. In 1840 telde Eersel 965 inwoners; Duizel 296, de<br />
gem. Duizel-Steensel 578. P. H. Witkamp, Aardr. Wrdb. s.v.<br />
57
P. Kwinten en Th. v. Woerkum leden van de Voddeguld uit 19 j3<br />
De<br />
<strong>1968</strong>.<br />
' van Con Amore et Anima in de karnavalsoptocht te Eersel,<br />
(foto G. Remery)
Uit de romans der gebroeders Snieders weten wij, dat de verhouding<br />
tussen bezetting en bevolking over het algemeen lang niet ideaal was. De<br />
kroniekschrijver van Heeze Hendrik van Moorsel deelt onomwonden mede,<br />
dat op 7 october 18 3 2 de Amsterdamse schutterij uit Someren trok „tot grote<br />
vreugde der Inwoners". 11 ) Hooghartig optreden der militairen griefde de<br />
landelijke inwoners. Dat daarop van de zijde van de laatsten bij geschikte<br />
gelegenheid een reactie van bespottende imitatie kan losbreken, ligt voor de<br />
hand. Enige steun aan mijn betoog verleent een terloopse opmerking van<br />
P. N. Panken. De Vodguld, zegt hij, is reeds in 1838 ontstaan. Dit jaartal<br />
past geheel in de tijd. Helaas vergeet de overigens zo nauwkeurige Panken<br />
er in zijn dagboek bij te schrijven, vanwaar hij dit gegeven heeft, ons zo de<br />
bron onthoudend die mogelijk de sleutel had kunnen leveren voor wat er<br />
aan twijfel en onzekerheid rest. Ik ben mij dus wel bewust geen definitieve<br />
verklaring gegeven te hebben, maar acht de geschetste voorstelling van<br />
zaken redelijk: een bundeling van een uitgestorven volksgebruik met een<br />
„historische" optocht uit het verleden, als herinneringen in een de initiatiefnemers<br />
bekende organisatievorm als het koningschieten samengebracht,<br />
voortgekomen uit de spontane opwelling van de een of andere „contente<br />
mens", wat leidde tot het plan van een algemeen te vieren volksfeest.<br />
Dergelijke stoute staaltjes van combinatievermogen zijn niet zo zeldzaam in<br />
het volksleven, dat ze tot op de dag van vandaag niet meer zouden voorkomen.<br />
Op heterdaad betrapt is de primeur van Nuenen, waar dit jaar<br />
(op 6 januari!) het feest der vastenavondgekken moest opgeluisterd worden<br />
met Driekoningengroepen van de dorpsjeugd. 12 )<br />
Maar ook onze Voddejanus is niet van deze vreemde smetten vrij gebleven.<br />
Vanuit de studeerkamer is de Voddeguld, zij het op bescheiden wijze, weer<br />
de wijde wereld ingestapt. Kwinten's publicatie in het eerste nummer van dit<br />
tijdschrift sloeg aan. En niet alleen in de Acht Zaligheden. Op 9 december<br />
1949 vertelde de schrijver, daartoe aangezocht door het Radio Directorium<br />
van Brabantia Nostra o.l.v. J. Naaykens, in het Brabants halfuur van de<br />
K.R.O. onder de titel Tocht door Kempenland zeer suggestief over de<br />
singuliere manifestatie. Klaarblijkelijk zelf gegrepen door de boeiende<br />
figuur van Vader Voddiaan en de dwaze maskerade daaromheen beeldde hij<br />
met zijn vriend, de voortreffelijke voordrachtkunstenaar Theo van Woerkumf,<br />
enkele personen van de stoet uit, met een reconstructie van Voddejanus<br />
tussen hen beiden in. Dat geschiedde op n maart 1953 voor een<br />
stampvolle zaal in De Harmonie te Bladel, een avond over Kempische<br />
volksgebruiken georganiseerd door de Kring Acht Zaligheden. Nu, 15 jaar<br />
later, in <strong>1968</strong>, is men de Voddeguld nog steeds niet vergeten. In de Eerselse<br />
n<br />
) P. Dominicus de Jong O.C.R., Kronijk . . . Gemeente Heeze . . . Achelse Kluis.<br />
1953. p. 64.<br />
12<br />
) Brab. Heem XIX p. 262 Primeur te Nuenen.<br />
59
Karnavalsoptocht(!) trok de zangvereniging Con Amore et Anima verkleed<br />
als Voddeguld mee, voorop de van een baal gemaakte vlag met daarop<br />
het hypnotiserende woord geschilderd.<br />
En ik ben er nog niet zo zeker van, of niet de een of andere achtbare Eerselaar<br />
nieuwe plannen smeedt voor een eervolle herrijzenis. H. MANDOS<br />
ECCE ITERUM CRISPINUS?<br />
(Juvenalis Satire IV, i)<br />
De getypte brief, gedateerd 5 mei 1904, en ondertekend door van den<br />
Bosch = van den Bussche van 's-Hertogenbosch, heeft meerdere pennen in<br />
beweging gebracht en veel inkt nutteloos doen vloeien. 1 )<br />
De schrijver moet hoegenaamd niet gezocht worden te Merksplas, noch te<br />
Leiden, noch te 's-Hertogenbosch, noch in het seminarie te Mechelen, maar<br />
wel te Turnhout tussen de leden van „Taxandria" zelf.<br />
Moest men de vraag „wie is die geheimzinnige archeoloog" nog kunnen<br />
stellen aan Meester Louis Boone, dan zou deze joviale advokaat dadelijk<br />
kunnen geantwoord hebben met een gulle lach. Deze vriendelijke en<br />
schalkse man kon inderdaad in gezelschap en onder vrienden smakelijk<br />
vertellen over grappen, waarvan E. H. De Laet het slachtoffer was, en vol<br />
humor improviseren in het Nederlands over de „grafschennissen van<br />
Wiekus De Laet", of in het Frans over „les saccages et profanation par Ie<br />
prêtre catholique, l'abbé De Laet", gekruid met aanhalingen uit het kerkelijk<br />
en burgerlijk wetboek „ex utroque jure".<br />
Louis Boone werd op 22 april 1883 geboren te Turnhout, waar hij bij de<br />
Jezuïeten zijn humaniora voltooide in 1901. In 1902 was hij medestichter<br />
van „Taxandria". Na in de jaren 1901-1904 wijsbegeerte gestudeerd te<br />
hebben aan het College de Notre Dame de la Paix, s.j., te Namen, ging hij<br />
over naar de Leuvense Universiteit, waar hij op 8 oct. 1906 het diploma van<br />
doctor in de Rechten verwierf. Hij vestigde zich daarop als rechtsgeleerde<br />
in-zijn geboortestad, waar hij overleed op 30 mei 1944.2)<br />
Hoe zou Meester Boone zich verkneukeld hebben aan het feit dat niet alleen<br />
E. H. De Laet in 1904 in de val liep, maar dat zestig jaar later, in 1965,<br />
anderen zich deerlijk lieten beetnemen.<br />
Met dit alles mag deze vermakelijke zaak en mystificatie voor afgesloten<br />
worden beschouwd, zodat het niet meer nodig zal zijn „et est mihi saepe<br />
vocandus ad partes".<br />
J. ERNALSTEEN<br />
Brabants Heem, XVII (1965), blz. 50-55, 96-103; XIX (1967), blz. 77, 179-184, 224;<br />
<strong>XX</strong> (<strong>1968</strong>), blz. i3-!5.<br />
Oudheid & Kunst (Brecht), Boekennieuws nrs 879 en 880.<br />
JANSEN, J. E. - In memoriam Meester Louis Boone, Dokter in de Rechten (Taxandria,<br />
Nieuwe Reeks, XII (1944-46), blz. 61-79, met portret).<br />
60