1 C. Verspreide literaire teksten van Jacob Revius ... - Enny de Bruijn
1 C. Verspreide literaire teksten van Jacob Revius ... - Enny de Bruijn 1 C. Verspreide literaire teksten van Jacob Revius ... - Enny de Bruijn
Krab je wangen stuk, sla op je borst, trek je haren uit, 5 zo zal immers heel deze wereld over hem klagen, maar vooral jij, vermaard Leiden, waarvan de eer tijdens zijn leven gevoed werd door [zijn] zoete liefde. Zeg: ‘O Heinsius, sieraad van mij, Atheense Sirene, speler van de Argolische luit en Ausonische lier,* 10 voor wie Pallas* de geest, en Suada* de tong heeft geslepen, even machtig in inzicht als in welsprekendheid, jij hebt stervend, dat heb je, mijn vreugde verstoord, met jou is gevlucht al wat blij en aantrekkelijk was. Dat de jouwen nu wenen en je al klagend begraven 15 verdiende jij niet. Je had ons gebrek moeten ontstijgen, maar ieder hoofd valt toch eindelijk toe aan de dood.* Ai mij! Ze roept je volgens de wetten.van je bestaan.* Ik klaag om de as van de dode, zelf bijna verwoest, en bij jouw graf lig ik voor de helft begraven.’ 20 Zo heb je, vroom Leiden, je dichter genoeg beklaagd, onderdruk je gesnik nu, Leiden, onderdruk het. Niet onverwacht komt dit verdriet naar je toe: ouderdom en ziekte voorspelden de komst van de dood.* Voor jou, Leiden, pleegt de ramp wel verzacht te worden, 25 want een zoon en een schoonzoon zijn over,* na ’t grote verlies, beiden bloeiend in aanzien en wetenschap, beiden steunpilaren voor de kerk en het vaderland. Alles mag je, Leiden, wegens die gunst blijven hopen; het Heinsius-huis hoort geen huis van droefheid te zijn. 30 Voor een onvergelijkelijk man en de grootste van mijn vrienden heb ik bedroefd geschreven. Jacobus Revius * Eidem: Het gedicht volgt op twee verzen van Lambertus Barlaeus die wél een titel hebben: ‘Viro incomparabili Danieli Heinsio (...)’. * Heinsiades: de [grote] zoon uit het geslacht Heinsius. Over Daniël Heinsius (1580-1655): Nellen 2003, Meter 1984, Becker Cantarino 1978. *10 Argolisch = Grieks en Ausonisch = Italiaans/Latijn, dus beoefenaar van klassieke dichtkunst. *11 Suada: godin van overreding en welsprekendheid. *17 Libitina: de doodsgodin, ook overdrachtelijk gebruikt voor de dood. *18 Mogelijk een toespeling op Heinsius’ De contemptu mortis. *24 Ouderdom en ziekte: tijdens Heinsius’ laatste levensjaren ging zijn fysieke toestand achteruit en verloor hij zijn geheugen. *26 Zoon en schoonzoon: Nicolaas Heinsius (1620-1681), taalgeleerde en dichter, en Willem Goes (1611-1686), raadsheer bij het Hof van Holland. 80
38. Lofdicht op Johannes Pythius’ boek tegen de theorie van de pre-adamieten (1656) In: Johannes Pythius, Responsio exetastica ad tractatum, incerto autore, nuper editum, cui titulus Praeadamitae. Libri duo, Leiden 1656. UB UvA, OTM: OK 62-2410. Reverendo & Clarissimo Viro, D. JOANNI PYTHIO, Ob refutatum pestilentissimum librum de Praeadamitis, EPINICION. Quem tellus gravis imbre olim Pythona crea-/rat, Delius excußâ stravit humi pharetrâ. Neve operis famam posset delere vetustas, Pythius, ex hostis nomine, nomen habet. Nunc quoque (quis credat?) spirans lethale vene-/num 5 Alter adest Pytho; Pythius alter adest, Qui rabie inflatum, & virus saniemque vomen-/tem Aggreditur, telis exanimatque suis. Pythia mansuro celebretur carmine virtus, Vivat, & in claris nobilis historiis. 10 Ita voveo Jacobus Revius. Overwinningslied, voor de eerwaarde en beroemde heer Johannes Pythius, vanwege zijn weerlegging van de pestilentieuze boeken over de pre-adamieten* Op de Python,* de draak die de vochtige aarde ooit baarde, heeft Apollo zijn pijlkoker leeggeschoten en hem geveld – en opdat de tijd de roem van die daad niet zou verdelgen, heet hij Pythius,* aan de naam van zijn vijand ontleend. Ook nu is er (wie had dat gedacht?) weer een Python verschenen, 5 dodelijk gif ademend, maar ook een andere Pythius die het monster, zwelgend in waanzin, en gif en venijn brakend, te lijf gaat en met zijn pijlen ontzielt. Dat Pythius’ dappere daad in een blijvende lofzang klinke, dat hij leve in luisterrijke verhalen, voor altijd beroemd. 10 Zo wens ik, Jacobus Revius *Johannes Pythius (1553-1665) was predikant in Zwartewaal en de vader van een van Revius’ studenten (die in de periode 1654-1657 zevenmaal in het Statencollege disputeerde, vgl. Revius 1657, nrs. 44, 69, 92, 112, 125, 152, 160), vgl. Van Lieburg, Repertorium, p. 199. 81
- Page 29 and 30: Op de uitleggingen van de wetten de
- Page 31 and 32: Huic irrepertum? quem neque nobilis
- Page 33 and 34: Ter herinnering aan een zeer verdie
- Page 35 and 36: 16. Twee bruiloftsverzen voor Anton
- Page 37 and 38: 18. Kerstgedicht (1) (1634) Plano-u
- Page 39 and 40: 19. Politiek gedicht op Ferdinand v
- Page 41 and 42: Longas des utinam, dux bone, ferias
- Page 43 and 44: 22. Gedicht over de pest (1636) Pla
- Page 45 and 46: 23. Lofdicht op Sibelius’ verklar
- Page 47 and 48: 24. Lofdicht op Sibelius’ preken
- Page 49 and 50: 25. Gedicht op de vrije zee, voor P
- Page 51 and 52: 26. Kerstgedicht (2) (1636) Plano-u
- Page 53 and 54: 27. Lof des legers (1637) Plano-uit
- Page 55 and 56: Die wete/ dat hy hier van beydes he
- Page 57 and 58: na al de inspanningen op allerlei t
- Page 59 and 60: Castigador de los Herejos.* Den Spa
- Page 61 and 62: Want ’tis my van een eerlijck man
- Page 63 and 64: 31. Lofdicht op Martinus Schoock (1
- Page 65 and 66: studies uit eigen middelen bevorder
- Page 67 and 68: Gentis humanae sator atque tutor, M
- Page 69 and 70: 34. Lijkzang op Constantijn l’Emp
- Page 71 and 72: Coelo me asseruit, nec patitur dehi
- Page 73 and 74: 9. Corpus erat bustum quo mens deme
- Page 75 and 76: vereer met je tranen de doodstil te
- Page 77 and 78: Illius & qui legerint vestigia Tuo
- Page 79: 37. Lijkzang op Daniel Heinsius (16
38. Lofdicht op Johannes Pythius’ boek tegen <strong>de</strong> theorie <strong>van</strong> <strong>de</strong> pre-adamieten (1656)<br />
In: Johannes Pythius, Responsio exetastica ad tractatum, incerto autore, nuper editum, cui<br />
titulus Praeadamitae. Libri duo, Lei<strong>de</strong>n 1656. UB UvA, OTM: OK 62-2410.<br />
Reverendo & Clarissimo Viro,<br />
D. JOANNI PYTHIO,<br />
Ob refutatum pestilentissimum<br />
librum <strong>de</strong> Praeadamitis,<br />
EPINICION.<br />
Quem tellus gravis imbre olim Pythona crea-/rat,<br />
Delius excußâ stravit humi pharetrâ.<br />
Neve operis famam posset <strong>de</strong>lere vetustas,<br />
Pythius, ex hostis nomine, nomen habet.<br />
Nunc quoque (quis credat?) spirans lethale vene-/num 5<br />
Alter a<strong>de</strong>st Pytho; Pythius alter a<strong>de</strong>st,<br />
Qui rabie inflatum, & virus saniemque vomen-/tem<br />
Aggreditur, telis exanimatque suis.<br />
Pythia mansuro celebretur carmine virtus,<br />
Vivat, & in claris nobilis historiis. 10<br />
Ita voveo<br />
<strong>Jacob</strong>us <strong>Revius</strong>.<br />
Overwinningslied,<br />
voor <strong>de</strong> eerwaar<strong>de</strong> en beroem<strong>de</strong> heer Johannes Pythius,<br />
<strong>van</strong>wege zijn weerlegging <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
pestilentieuze boeken over <strong>de</strong> pre-adamieten*<br />
Op <strong>de</strong> Python,* <strong>de</strong> draak die <strong>de</strong> vochtige aar<strong>de</strong> ooit baar<strong>de</strong>,<br />
heeft Apollo zijn pijlkoker leeggeschoten en hem geveld –<br />
en opdat <strong>de</strong> tijd <strong>de</strong> roem <strong>van</strong> die daad niet zou ver<strong>de</strong>lgen,<br />
heet hij Pythius,* aan <strong>de</strong> naam <strong>van</strong> zijn vijand ontleend.<br />
Ook nu is er (wie had dat gedacht?) weer een Python verschenen, 5<br />
do<strong>de</strong>lijk gif a<strong>de</strong>mend, maar ook een an<strong>de</strong>re Pythius<br />
die het monster, zwelgend in waanzin, en gif en<br />
venijn brakend, te lijf gaat en met zijn pijlen ontzielt.<br />
Dat Pythius’ dappere daad in een blijven<strong>de</strong> lofzang klinke,<br />
dat hij leve in luisterrijke verhalen, voor altijd beroemd. 10<br />
Zo wens ik,<br />
<strong>Jacob</strong>us <strong>Revius</strong><br />
*Johannes Pythius (1553-1665) was predikant in Zwartewaal en <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een <strong>van</strong> <strong>Revius</strong>’<br />
stu<strong>de</strong>nten (die in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1654-1657 zevenmaal in het Statencollege disputeer<strong>de</strong>, vgl.<br />
<strong>Revius</strong> 1657, nrs. 44, 69, 92, 112, 125, 152, 160), vgl. Van Lieburg, Repertorium, p. 199.<br />
81