MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>MER</strong> Windparken Gemini<br />
Deel B<br />
Exploitatie<br />
Door de bouw van het windpark met de windturbines (de VKA heeft een monopile-fundering en de<br />
overige varianten hebben – tripiles – drie funderingspalen), het transformatorstation en het woonplatform<br />
(met zes monopiles) wordt de zeebodem bedekt waardoor leefgebied en foerageerhabitat voor zeevogels<br />
verloren gaat. Als naderhand blijkt dat ook een bescherming tegen bodemuitspoeling nodig is, zal nog<br />
meer ruimte in beslag worden genomen.<br />
Naast het feit dat de zeebodem plaatselijk wordt bedekt door elke windturbine en het platform, kan er ook<br />
op grote schaal habitatverlies voor zeevogels ontstaan als het hele windparkgebied wordt gemeden<br />
vanwege de barrièrewerking. Dit kan bijvoorbeeld opgaan voor storingsgevoelige soorten zoals jan van<br />
genten, zeeduikers, zeeëenden en alken. Onderzoeksgegevens in offshore windparken zijn nog schaars,<br />
maar reeds gepubliceerd werk voor het park Horns Rev, gesitueerd in de Deense sector van de Noordzee<br />
ten westen van ZW Jutland (Blåvandshuk), laat zien dat een aantal soorten het windpark geheel of<br />
gedeeltelijk mijdt. Een aantal meeuwensoorten leek juist te worden aangetrokken door het park, of door<br />
de werkschepen in het park. Voor deze soorten lijkt habitatverlies dus niet op te treden, maar niet alle<br />
soorten meeuwen die voor park ‘Buitengaats‘ en ‘ZeeEnergie’ relevant zijn konden in de Deense situatie<br />
worden onderzocht (alleen voor zilver- en dwergmeeuw zijn gegevens beschikbaar). Het is mogelijk dat<br />
het habitatverlies tijdelijk is omdat vogels wennen aan de aanwezigheid van een windpark en leren om te<br />
gaan met de turbines. Zo werden in park Horns Rev in de winter van 2006/2007 plotseling grote aantallen<br />
zwarte zee-eenden gezien, een soort die tot dan toe het park stelselmatig had gemeden (Petersen, I.K.<br />
(2007). Gegevens voor het eerste Nederlandse offshore park (OWEZ) zijn recent gepubliceerd (Krijgsveld<br />
et al., 2011). Hierin is te zien dat aalscholvers sterk door dit park worden aangetrokken en dat meeuwen<br />
zich niets van het park lijken aan te trekken. Berekingen in de Passende Beoordeling (Bijlage 10) laten zien<br />
dat het oppervlak van het plangebied voor ‘Buitengaats‘ en ‘ZeeEnergie’ verwaarloosbaar klein is ten<br />
opzichte van het totale foerageergebied van de jan van gent-kolonies en de noordse stormvogel-kolonies<br />
die tijdens het foerageren het gebied kunnen bereiken. Voor jan van gent en noordse stormvogel is dit<br />
respectievelijk 0,02 en 0,08%. Voor de kleine mantelmeeuw-kolonies geldt dat er maximaal 0,37 procent<br />
van het foerageergebied verloren gaat uitgaande van het oppervlakteverlies. Een aantal factoren speelt een<br />
rol in de doorvertaling naar populatie-effecten. In de eerste plaats dient te worden bekeken of er een<br />
verlaagd foerageersucces optreedt door verlies van dit oppervlak. Dit kan worden veroorzaakt door<br />
competitie om ruimte, en door een lagere beschikbaarheid van voedsel. Geen van beide is echter het geval.<br />
Meeuwen hebben geen competitie om ruimte op zee (pers. med. A. Brenninkmeijer), en het voedsel blijft<br />
beschikbaar, want wordt getransporteerd door het stromende water. Daarnaast zal slechts een klein deel<br />
het park vermijden. Uit recente monitoringsgegevens in het OWEZ-park blijkt dat het vermijden van<br />
windparken (macro-avoidance) door kleine mantelmeeuwen vrijwel niet optreed: zij foerageerden zelfs<br />
binnen het park met een hoge mate van micro-avoidance (Krijgsveld et al., 2011). Deze factoren<br />
overwegende kan een negatief effect van verlies van habitat op de fitness van de kleine mantelmeeuw<br />
worden uitgesloten. De windparken Buitengaats en ZeeEnergie liggen wel binnen de foerageeractieradius<br />
van jan van gent op Helgoland, maar alle op zeer grote afstand waardoor een substantiële afname van het<br />
foerageerhabitat van de Helgolandkolonie is uitgesloten.<br />
Trekvogels hebben geen foerageergebieden op de Noordzee en er treedt dus voor deze vogels geen<br />
habitatverlies op.<br />
Omdat de geplande windparken ‘Buitengaats’ en ‘ZeeEnergie’ zich binnen de mogelijke foerageerafstand<br />
van de broedkoloniën van de kleine mantelmeeuw, de jan van gent, de noordse stormvogel en de<br />
aalscholver bevinden en op voorhand significante effecten niet kunnen worden uitgesloten, is er in het<br />
kader van de Passende Beoordeling (zie bijlage 12 van BARD <strong>MER</strong>) een controle uitgevoerd. De in deze<br />
Passende Beoordeling gemaakte berekeningen leveren de volgende resultaten op:<br />
1. Kleine mantelmeeuw: voor de verschillende broedkoloniën in het gebied van de Waddenzee ligt het<br />
aandeel van het habitatverlies tussen 0,3 en 0,4% van zijn foerageergebied.<br />
B.80 ARCADIS 076707818:A - Definitief