01.08.2013 Views

MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl

MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl

MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>MER</strong> Windparken Gemini<br />

van 4 km. De onderzoeksperioden voor en na de bouw kunnen echter niet goed met elkaar worden<br />

vergeleken vanwege de zeer verschillende totale aantallen. KAHLERT et al. (2004) vermelden eveneens<br />

voor de bouw- en gebruiksfase van het windpark ‘Nysted’ dat zeeduikers de windturbines mijden. De<br />

zwarte zeeëend heeft zijn toevluchtsgebieden in ‘Horns Rev’ na de bouw van de turbines verplaatst.<br />

Terwijl minder vogels van deze soort verbleven in de traditionele gebieden in het zuidoosten, gebruikten<br />

ze gebieden in het noorden en westen die daarvoor nauwelijks werden bezocht. In zijn geheel bezien was<br />

de soort in 2003 talrijker aanwezig dan in de twee jaar daarvoor wat eventueel ook kan komen doordat een<br />

deel van de Oostzee in de winter van 2002/2003 bevroren was. Na het plaatsen van de windturbines deed<br />

zich een significante vermijding van het gebied voor (PETERSEN et al. 2006b). Bij de zeekoet en de alk<br />

kon eveneens een significante vermijding van het windpark ‘Horns Rev’ en de 2 en 4 km-zones worden<br />

vastgesteld. Jan van genten waren voor en na de bouw van de turbines niet vertegenwoordigd in het<br />

directe windparkgebied, maar vermeden wel in toenemende mate de afstandszones. Er kan echter nog<br />

geen definitieve inschatting worden gegeven voor deze soort (PETERSEN et al. 2006b).<br />

Het windpark vormt echter niet voor de hele vogeltrek een barrière. Vogels die op grote hoogte (>500 m)<br />

langstrekken, zullen er vermoedelijk zonder reactie overheen vliegen.<br />

De gevolgen bij het windparkgebied strekken zich uit over een lengte van ongeveer 10 km en aan de<br />

zijkanten nog eens over ca. 2 km. Welke soorten op welke manier zullen reageren, begint bij turbines van<br />

deze grootte pas nu een beetje bekend te worden. De eerste voorlopige resultaten van de<br />

radaronderzoeken in het windpark ‘Nysted’ in de Oostzee (KAHLERT et al. 2004) laten zien dat er effecten<br />

zijn op de vliegrichting en dichtheid van langstrekkende watervogels, ’s nachts tot 1.000 m en overdag tot<br />

maximaal 3.000 m. In het windpark was de dichtheid van de vogels geringer. Andere onderzoeken<br />

bevestigen deze vermijdingsreacties. Bij het windpark ‘Nysted’ kwam minder dan 1% van de ganzen en<br />

eenden zo dicht bij de rotoren dat er een aanvaringsrisico zou kunnen ontstaan. Ook ’s nachts vlogen de<br />

vogels om de windparken heen of kozen ze een weg door de corridors tussen de turbines (DESHOLM &<br />

KAHLERT 2006). Uit het onderzoek naar de effecten van het Offshore Windpark Egmond aan Zee<br />

(OWEZ) (Krijgsman et al. 2011) op vliegpatronen van vogels in en rond het windpark werd een relatief<br />

hoge uitwijking gevonden. Uitwijking was het laagst in de winter (18%) en het hoogst in de herfst (34%<br />

minder). In de zomer en de winter waren de vliegrichtingen meer willekeurig, omdat in die periode vooral<br />

lokaal foeragerende zeevogels in het gebied aanwezig waren. In de trektijd was de vliegrichting<br />

eenduidiger. Zeevogels zoals jan-van-genten, zee-eenden, alkachtigen en duikers weken het meest uit<br />

terwijl meeuwen (alle soorten) en aalscholvers in het geheel niet uitweken (en zelfs actief het windpark<br />

opzochten). Ganzen en zwanen waren uitermate gevoelig voor de windturbines en weken sterk uit. De<br />

helft tot driekwart van de lijsters en kleine zangvogels vloog overdag door het windpark op rotorhoogte,<br />

maar vermeden wel actief de turbines. BAPTIST (2001, geciteerd in MARX 2005) heeft in zijn onderzoeken<br />

naar uitwijkreacties van verschillende vogelsoorten gegevens opgesteld over de uitwijkradius. Hij stelt een<br />

maximale uitwijkradius van 90 m vast (zeekoet). Meer dan de helft van de soorten wijkt op kleine schaal<br />

uit (tot 20 m). Hiertoe behoren niet alleen kleine vogels, maar ook grote soorten zoals de buizerd en de<br />

kraanvogel.<br />

Aangezien zeevogels bij voorkeur de lagere luchtlagen gebruiken, zullen zij vooral naar de zijkant<br />

uitwijken en om het hele windpark heen vliegen. Deze uitwijkbewegingen zullen overdag groter zijn dan<br />

’s nachts. De verwachting is dat zij ’s nachts eerder om de turbines heen zullen vliegen.<br />

Uit onderzoeken in het kader van het Minos plus -project (Minos plus 2006) blijkt niet dat er sprake is van<br />

barrièrewerking door windparken voor de sterns en de visdief. Aan de hand van de grote stern werd<br />

aangetoond dat vogels van deze soort windparken niet vermijden, maar erin vliegen of er op lage hoogte<br />

doorheen vliegen, zoals ook blijkt uit de resultaten van ‘North Hoyle’ (NPOWER RENEWEABLE 2005).<br />

PETERSEN et al. (2006b) konden voor de visdief en de Noordse stern geen statistisch significante<br />

verandering in het habitatgebruik aantonen, er kon echter wel worden geconstateerd dat deze soorten in<br />

sommige maanden na de bouw van het windpark helemaal niet meer aanwezig waren in het<br />

windparkgebied. In het onderzoeksgebied werden zowel grote sterns als ook de iets vaker voorkomende<br />

076707818:A - Definitief ARCADIS B.77<br />

Deel B

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!