MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>MER</strong> Windparken Gemini<br />
Deel B<br />
Het windpark kan vooral een barrière vormen voor pleisterende zeevogels die vaker in het gebied komen<br />
en het langer gebruiken dan individuen die er ‘slechts’ langstrekken. De verwachting is echter dat er<br />
nauwelijks barrièrewerkingen uitgaan van de kleurstelling en verlichting van de turbines.<br />
De windturbines worden gemarkeerd volgens de aanbevelingen 0-117 van de ‘International Association of<br />
Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities’ (IALA 2004). Dit betekent dat de masten geel zijn<br />
van de hoogwaterlijn tot de hoogte van het platform. De rest van de turbine zal in de kleur agaatgrijs<br />
worden geverfd. De agaatgrijze kleur zorgt ervoor dat de windturbines op grote afstand met de horizon<br />
samenvallen. De barrièrewerking neemt hierdoor sterk af en is overdag te verwaarlozen.<br />
De bebakening in de nacht kan uitee<strong>nl</strong>opende effecten hebben op de verschillende soorten. Meeuwen<br />
bijvoorbeeld komen ’s avonds graag samen bij schepen en brengen de nacht door in de directe nabijheid<br />
daarvan. Ook jan van genten en noordse stormvogels pleisteren graag bij schepen of platforms.<br />
In tegenstelling tot de trekvogels die ‘rechtdoor’ door het park trekken, is het voor pleisterende zeevogels<br />
niet per se nodig om het windpark direct te doorkruisen. Kleinschalig gezien benutten zij de leefruimte<br />
relatief gelijkmatig. Grotere concentraties komen voor aan waterfronten of in de nabijheid van viskotters.<br />
Een volledige vermijding van het windpark zou tot een omweg van maximaal 15 km kunnen leiden.<br />
De effecten reiken in totaal verder dan het oppervlak van het windpark en zijn permanent. De inschatting<br />
is dat de waardeverandering voor de trekvogels gering is gezien het lage aantal getroffen vogels en de –<br />
vergeleken bij de totale trekroute – korte omwegen. De verlenging van de trekroute kan bij geen van de in<br />
de Passende Beoordeling genoemde soorten een toename van de populatie-treklengte van meer dan 1%<br />
veroorzaken. Ook voor pleisterende vogels zullen de effecten naar schatting gering zijn.<br />
Visuele onrust door lichtreflectie, draaibeweging en schaduw<br />
De barrièrewerking van de windturbines wordt versterkt door de draaibewegingen van de rotoren en de<br />
bijbehorende geluidsemissies en wisselende lichtreflecties. Ook de schaduwen van de draaiende rotoren<br />
kunnen een verjaag- en barrièrewerking veroorzaken.<br />
Over de barrièrewerking zijn observaties beschikbaar van windparken op het land. Het soort effecten kan<br />
worden vertaald naar offshore windparken. Uit onderzoeken bij windparken op het land blijkt dat de<br />
reacties van de vogels kunnen worden ingedeeld in drie verschillende categorieën (WINKELMAN 1992a,<br />
b, BÖTTGER et al. 1990, CLEMENS & LAMMEN 1995):<br />
Uitwijkbewegingen om het park of de turbine heen. De vlieghoogte blijft nagenoeg hetzelfde<br />
(horizontale uitwijkbewegingen).<br />
Bij het aanvliegen van het park of een turbine wordt de vlieghoogte veranderd (verticale<br />
uitwijkbewegingen).<br />
Voor het park raken de vogels geïrriteerd. Ze vliegen, eventueel pas na meermaals aanvliegen, door,<br />
over of om het park heen.<br />
De reacties komen in verschillende frequenties voor, afhankelijk van de vogelsoort, de<br />
weersomstandigheden en het tijdstip van de dag. Volgens onderzoeken van WINKELMAN (1992a, b) lijkt<br />
het dat grote vogels (eenden, meeuwen etc.) in principe grotere uitwijkbewegingen maken dan kleine<br />
(zangvogels). Ook EVERAERT (2003) constateert bij grote vogels sterkere reacties dan bij kleine vogels. Bij<br />
zangvogels wordt er zowel overdag als ’s nachts van uitgegaan dat zij vooral lokaal naar de zijkant of<br />
omhoog uitwijken.<br />
De visuele onrust kan dus vooral een barrièrewerking veroorzaken voor pleisterende zeevogels.<br />
Uit monitoring in de gebruiksfase van ‘Horns Rev’ (PETERSEN et al. 2004, PETERSEN et al. 2006b) bleek<br />
dat de volgende taxa het windparkgebied mijden: zeeduikers (roodkeelduiker en parelduiker), eidereend,<br />
zwarte zeeëend, zeekoet en alk. Bij de genoemde soorten werd vastgesteld dat zij naast het park zelf ook<br />
de in de studie onderzochte zones van 2 en 4 km rond de turbines vermijden. Bij zeeduikers werden<br />
duidelijke vermijdingseffecten waargenomen in de 2 km-zone en vermijdingstendensen tot een afstand<br />
B.76 ARCADIS 076707818:A - Definitief