MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>MER</strong> Windparken Gemini<br />
verzameld van de nachtelijke trek. De gemiddelde vlieghoogte lag tussen ongeveer 1.700 en 1.900 m, de<br />
maximale vlieghoogte tussen 3.500 en 3.700 m. De observaties van ‘Horns Rev’ bevestigen dat de<br />
steltlopers op grote hoogte over het windpark vliegen, ook overdag (PETERSEN et al. 2006b).<br />
Gezien de grote hoogten waarop de vogels – in elk geval ’s nachts – vliegen, is de verwachting dat het<br />
percentage steltlopers onder de aanvaringsslachtoffers gering is. En inderdaad is 2% van de dode vogels<br />
op het onderzoeksplatform ‘FINO 1’ een steltloper (HILL et al. 2006). Bij de overige 98% gaat het om<br />
zangvogels en dan met name om de talrijke lijstersoorten. De effecten van het onderzoeksplatform kunnen<br />
echter niet volledig naar het windpark worden vertaald, omdat het een afwijkende constructie heeft (bijv.<br />
verankeringsdraden, vakwerkmast). De analyse van gevonden dode vogels bij windparken in Europa laat<br />
een vergelijkbare verdeling zien (HÖTTGER et. al 2004). Ook hier was maximaal 2% van de dode vogels<br />
een steltloper.<br />
Varianten<br />
Kwantificering van de vogelaanvaring volgens literatuuropgaven<br />
Studies die het risico van vogelaanvaring analyseren hebben vooral betrekking op windparken die te land<br />
zijn opgesteld. Deze onderscheiden zich ten aanzien van de windparkkenmerken duidelijk van het hier<br />
geplande windpark. Als relevante parameters voor het risico van vogelaanvaring zijn bijv. de afstand tot<br />
de kust, soort en grootte van de turbine, onderlinge afstand en plaatsingsrichting van de afzonderlijke<br />
turbines (configuratie), het voorkomende soortenspectrum en de functie (pleister-, broedhabitat-,<br />
doortrek-) van het planningsgebied te noemen. Er bestaan tot nu toe geen direct vergelijkbare<br />
onderzoeken aan offshore windparken die gebruikt kunnen worden om het risico van vogelaanvaring<br />
voor het hier geplande windpark te kwantificeren. De Deense Noordzeelocatie ‘Horns Rev’ bevindt zich,<br />
in vergelijking met ‘ZeeEnergie’ en ‘Buitengaats’ zeer dicht bij de kust. Het aantal, de soort en de<br />
configuratie van de windturbines zijn verschillend en het gebied laat een duidelijk ander soortenspectrum<br />
zien. Bij deze habitatspecifieke componenten komen nog de soortspecifieke verschillen zoals<br />
voorkeurvlieghoogte, vliegvermogen, dag- en nachtactiviteit. Op grond van de huidige stand der<br />
wetenschap vindt hier een theoretische benadering plaats met een globale aanname van<br />
50 vogelslachtoffers/jaar/turbine. Dergelijke hoge aantallen aanvarings-slachtoffers zijn in het ergste geval<br />
alleen denkbaar bij plotseling intredende slechte weersomstandigheden (zie Tabel 28) en deze hebben zich<br />
tot nu toe niet voorgedaan bij offshore windparken. Te land zijn massale aanvaringen, zoals die bekend<br />
zijn van lichttorens en dergelijke objecten, aan afzonderlijke windturbines eveneens niet vastgesteld<br />
(HÖTTGER et al. 2006). Omdat een groot deel van de nachtelijke trek over de Noordzee zich in de regel in<br />
enkele dagen concentreert en op grote hoogte plaatsvindt, is de aanname van 50 vogels/turbine/jaar zeer<br />
veilig gekozen.<br />
Plaatsingsvarianten<br />
In Tabel 29 en Tabel 30zijn de resultaten van een kwantificerende beschouwing van de effecten van de<br />
windparkvarianten weergegeven. De verschillen tussen de varianten met betrekking tot de<br />
vogelaanvaring volgens theoretische berekening zijn daar weergegeven. Omgerekend naar energie<br />
eenheden zijn de getalsmatige verschillen tussen de varianten gering.<br />
Om de mogelijke gevolgen van het VKA te kunnen beoordelen, wordt voor het windpark uitgegaan van<br />
een maximaal hindernisvlak van ca. 1,04 km 2 . Dit vlak bestaat uit 41.250 m 2 voor de masten (max. 100<br />
m*5,5 m per mast, max. *75 turbines) en 994.988 m 2 cirkeloppervlak van de rotoren (13.266 m 2 *75 turbines).<br />
Omdat de andere varianten kleinere rotoren hebben, zijn de totale hindernisvlakken van deze varianten<br />
ook kleiner. Het aantal turbines van het VKA is kleiner dan de 5D- en 7D-varianten. Ook de Economisch-<br />
variant heeft meer turbines dan het VKA. Het VKA heeft kleinere corridors tussen de turbines (5 maal de<br />
rotordiameter). Te smalle corridors heffen mogelijk het positieve effect op het aanvaringsrisico van het<br />
geringere aantal turbines weer op, waarbij het nog steeds onduidelijk is vanaf welke omvang een corridor<br />
voor vogels ‘te smal’ is. De dichte opstelling van de turbines kan ervoor zorgen dat de barrièrewerking<br />
076707818:A - Definitief ARCADIS B.67<br />
Deel B