MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>MER</strong> Windparken Gemini<br />
Deel B<br />
Uit de radaronderzoeken (in combinatie met panoramascans en maanobservaties) voor de Nederlandse<br />
kust is gebleken dat het grootste gedeelte van de nachtelijke trek (zonder meeuwen en andere zeevogels)<br />
plaatsvond op meer dan 150 m hoogte, terwijl de lokale vliegbewegingen en de trek van zeevogels<br />
plaatsvond in de onderste hoogteklassen en wel meestal onder het niveau van de rotor. Ongeveer drie<br />
vierde van alle pelagische soorten vloog in de laagste hoogteklasse (gemiddelde hoogte 11,3 m). ’s Nachts<br />
vond de trek voornamelijk plaats op meer dan 200 m hoogte (HARTE ET AL. 2006), waarbij er nog altijd<br />
niet genoeg gegevens voor de nacht zijn.<br />
Invloed van de windkracht<br />
Er is een minder grote aanvaringsrisico wanneer vogels trekken bij windsnelheden van minder dan<br />
2 beaufort (1,6 tot 3,3 m/s), omdat de turbines pas gaan draaien bij 3 tot 3,5 m/s. Tot 2 beaufort staan de<br />
rotoren stil of ze draaien langzaam en kunnen door vogels, in elk geval overdag, goed als obstakel worden<br />
herkend. Volgens metingen bij het onderzoeksplatform ‘FINO 1’ geldt dit voor ongeveer 5% van de<br />
jaaruren (NEUMANN et al. 2004).<br />
Het aanvaringsrisico voor pleisterende vogels in het gebied zal nauwelijks worden beïnvloed door de<br />
windkracht. Van een verhoogd aanvaringsrisico is met name voor trekvogels sprake bij plotselinge mist of<br />
zeer sterke wind of windvlagen, maar vaak vliegen zij over mist heen en wijken zij uit voor lokale<br />
regengebieden. Mist komt bovendien vaak voor in combinatie met lage windsnelheden waarbij de rotoren<br />
stil staan of langzaam draaien zodat het risico op vogelaanvaringen afneemt. Sterke wind en windvlagen<br />
brengen alleen een groter risico met zich mee als ze zich plotseling voordoen, want doorgaans vermijden<br />
de trekvogels dergelijke weersomstandigheden (vgl. hoofdstuk 2.3.2.2 van bijlage 6 van <strong>MER</strong> BARD). Uit<br />
resultaten van het onderzoeksplatform ‘FINO 1’ (HILL et al. 2006; Figuur 38) blijkt dat hoge windkrachten<br />
in combinatie met motregen en gering zicht het aanvaringsrisico vergroten. Daarbij zijn zangvogels nog<br />
steeds de groep met het grootste aanvaringsrisico. In het eerste onderzoeksjaar gebeurde meer dan 50%<br />
van de aanvaringen in slechts twee nachten.<br />
Gering zicht X X<br />
10 treknachten met hoge roepactiviteit van koperwiek (>1000 roepen)<br />
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10<br />
Bewolking >6/8 X X X X X X X X X<br />
Laag wolkendek X X X X X<br />
Tegenwind X X X<br />
Hoge windsnelheid (>7 bft) X X<br />
Motregen en regen X X X X X<br />
Nevel X<br />
[laat in het trekseizoen] X X X X X X<br />
Tabel 27 Aanvaringsrisico bij het onderzoeksplatform „FINO 1’ afhankelijk van weersomstandigheden (gewijzigd<br />
volgens HILL et al. 2006); Toelichting: rood gemarkeerd = nacht met vogelaanvaring.<br />
Invloed van de windrichting<br />
De omvang van het aanvaringsrisico hangt voor trekvogels ook af van de windrichting. Het grootste<br />
gevaar is aanwezig als de rotoren dwars op de trekrichting draaien. Dit is het geval bij noordoosten- of<br />
zuidwestenwind. Bij de andere windrichtingen neemt het gevaar af, en het gevaar is minimaal als de<br />
rotoren parallel aan de vogeltrek draaien, dus als de vogels met de wind van opzij vliegen. In het najaar is<br />
de hoofdwindrichting, op lange termijn bezien, ZW-W (BSH 2000). In het voorjaar komt de wind in het<br />
algemeen van opzij (W-NW) (BSH 2000). Gezien de stand van de rotoren is het aanvaringsrisico in het<br />
voorjaar lager dan in de herfst. Voor pleisterende zeevogels in het gebied speelt de windrichting geen rol<br />
bij een toename van het aanvaringsrisico.<br />
B.62 ARCADIS 076707818:A - Definitief