01.08.2013 Views

MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl

MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl

MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>MER</strong> Windparken Gemini<br />

Volgens literatuuronderzoek van EXO et al. (2002) en HÖTKER et al. (2004) worden er in onderzoeken die<br />

tot dusverre vooral op het land werden uitgevoerd, aantallen genoemd van 0-50 vogels per windturbine<br />

per jaar (zie ook WITTE & VAN LIESHOUT 2003).<br />

Bij draaiende turbines op het land werden 30 vogelaanvaringen per turbine per jaar vastgesteld<br />

(WINKELMAN 1992a-d). Ook uit actueler onderzoek bij grotere turbines komen met ongeveer 21<br />

vogels/turbine/jaar vergelijkbare resultaten naar voren (AKERSHOEK et al. 2005). Bij deze turbines aan de<br />

Nederlandse kust waren vooral plaatselijk voorkomende vogels zoals meeuwen, eenden en duiven het<br />

slachtoffer. In 25% van de gevallen ging het om trekvogels. Er konden geen grote verschillen binnen een<br />

etmaal worden aangetoond: 42% van de vogels werd ’s nachts en in de schemering gevonden, 50%<br />

overdag en voor 8% kon geen tijdstip worden vastgesteld.<br />

PETTERSON (2005) vermeldt voor ‘Utgrunden’, een gebied waarin een grote ganzen- en eendentrek<br />

plaatsvindt, verliezen van één vogel per turbine per jaar voor deze soortengroepen 5 .<br />

Er zijn ook gegevens beschikbaar uit het windpark ‘Blyth Harbour’ (PAINTER et al. 1999) dat bestaat uit<br />

negen turbines van 42,5 m op een havendam in Noordoost-Engeland en dat drie jaar lang werd<br />

onderzocht. Het gemiddelde verlies wordt hier geschat op zeven vogels per turbine per jaar waarbij het<br />

hoofdzakelijk gaat om steltlopers en watervogels (met name ganzen, eenden en meeuwen), vogelgroepen<br />

die daar voorkomen.<br />

In individuele gevallen zijn ook hogere aantallen van vogelaanvaringen waargenomen. EVERAERT &<br />

STIENEN (2007) noemen voor een kolonie met visdiefjes, noordse sternen en grote sternen, die op een<br />

kunstmatig schiereiland direct naast een rij kleine windturbines lag, tussen 7 en 11 sternen per turbine en<br />

tussen 20 en 35 vogels per turbine. De vliegtochten naar de foerageergebieden voerden regelmatig door de<br />

rijen turbines. Deze situatie is niet vergelijkbaar met de situatie offshore. Er dient niet te worden uitgegaan<br />

van zulke grote aantallen vogelaanvaringen.<br />

In het park ‘Nysted’ werd een warmtebeeldcamera geïnstalleerd aan de mast van een turbine. Op basis<br />

van meer dan 2.400 observatie-uren bevestigen de beelden dat watervogels (meestal eidereenden) binnen<br />

het windpark lager gaan vliegen en vaker onder het niveau van de rotor blijven dan buiten het windpark<br />

(ontwijkgedrag door verandering van vlieghoogte). In deze periode zijn 16 vliegbewegingen (waarvan 12<br />

vogels) waargenomen in het bereik van de rotor waarbij één aanvaring van een kleine vogel (of vleermuis)<br />

is geregistreerd. Op basis van een berekening aan de hand van een voorspellingsmodel werd een<br />

aanvaringspercentage vastgesteld van maximaal 0,02% oftewel 48 gedode vogels in het najaar in het<br />

windpark ‘Nysted’ bij 235.000 langstrekkende vogels (KAHLERT et al. 2004, DESHOLM 2004, DESHOLM<br />

& KAHLERT 2006, FOX et al. 2006a, b, CHRISTENSEN & KAHLERT 2006). Voor verdergaande<br />

kwantitatieve uitspraken over bijv. de trek van zangvogels en steltlopers lijken de resultaten nog<br />

onvoldoende gezien de beperkte reikwijdte van de camera en het feit dat er slechts één in gebruik is.<br />

De radaronderzoeken bij ‘Horns Rev’ en ‘Nysted’ bevestigen bovendien dat vogels die het windpark<br />

binnenvliegen, zich heroriënteren en laag gaan vliegen, op gelijke afstand tussen de turbinerijen, zodat we<br />

ervan kunnen uitgaan dat het aanvaringsrisico ook minimaal zal zijn door het vlieggedrag van de vogels<br />

(PETERSEN et al. 2006b, S. 6).<br />

Invloed van de vlieghoogte en het tijdstip van de dag<br />

De gevarenzone is het gebied tussen 25 en 155 m hoogte. Hier bevinden zich bij de voorkeursvariant de<br />

draaiende rotoren. Vogels die hoger vliegen dan 155 m lopen geen aanvaringsrisico, vogels die lager<br />

vliegen dan 25 m lopen een gering aanvaringsrisico.<br />

Bij eigen onderzoeken in het gebied ‘BARD Offshore 1’ (Duitsland) zijn radargegevens verzameld en<br />

geanalyseerd. Deze analyses gelden voor een turbine met een gevarenzone van ca. 37-163 m, maar de<br />

resultaten kunnen worden vertaald naar het geplande project en staan hieronder vermeld.<br />

5 Zangvogels werden niet onderzocht.<br />

076707818:A - Definitief ARCADIS B.59<br />

Deel B

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!