MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>MER</strong> Windparken Gemini<br />
Deel B<br />
enkele grote soorten na (bijv. de afgeknotte gaper (Mya truncata)) hebben de meeste infauna-taxa dit<br />
vermogen. Bij organismen die of van nature of door mechanisch letsel niet in staat zijn om zich weer in te<br />
graven, is de mortaliteit hoger. Niet alleen het blootleggen speelt een rol, maar ook het teveel aan<br />
bedekking dat ontstaat als de dieren door de sedimentverschuivingen dieper de bodem in worden<br />
getransporteerd. Een deel van de organismen in het gebied van de sleuf zal dit proces overleven omdat<br />
sommige soorten die in zacht substraat van de Noordzee leven relatief ongevoelig zijn en een bedekking<br />
van meerdere centimeters kunnen overleven (BIJKERK 1988). Hierbij wordt volgens ESSINK (1999) de<br />
bedekking met zandige sedimenten beter getolereerd dan met slibbige sedimenten. Sommige soorten zijn<br />
er niet toe in staat om zich na verwijdering uit de levenspositie opnieuw in te graven en sterven. Behalve<br />
bij het oppervlak van de sleuf, waar het macrozoöbenthos sterk beschadigd raakt, komt het ook in de aan<br />
weerszijden van de kabel aanwezige werkstrook tot geringe mechanische beschadigingen van organismen.<br />
Zelfs bij dekolonisatie van de direct beïnvloede gebieden langs de kabels moet rekening worden gehouden<br />
met een snelle (waarschij<strong>nl</strong>ijk binnen een jaar) herpopulatie met robuuste, relatief kort levende soorten. De<br />
herpopulatie wordt vergemakkelijkt doordat in totaal maar relatief kleine, smalle oppervlaktes getroffen<br />
zijn en toestroom van adulte dieren uit de directe omgeving kan plaatsvinden (SMIT & BRUMSICKLE<br />
1989, GÜNTHER 1992). Bovendien is een herpopulatie door larven en postlarven mogelijk (o.a.<br />
DITTMANN et al. 1999). Omdat de verstoorde gebieden echter naar verhouding klein zijn, zal de<br />
toestroom van macrozoöbenthos-organismen uit de omgeving een grotere rol spelen (OSPAR 2006b). Bij<br />
populaties van soorten met een langere levensduur/tragere groei of bij zeldzame soorten neemt de<br />
volledige regeneratie meer tijd in beslag. Deze soorten maken in het plangebied echter maar een gering<br />
percentage van de populatie uit. Dit geldt ook voor soorten die bijzonder gevoelig zijn voor blootleggen.<br />
Hoewel er geen gegevens over het benthos uit het windpark zelf beschikbaar zijn, kan op basis van de<br />
bekende verspreidingsgrenzen worden uitgesloten dat er habitats van de Rode Lijst (OSPAR 2004)<br />
voorkomen die relevant zijn voor het benthos. Als enige benthossoort van de Rode Lijst (OSPAR 2004) kan<br />
de Noordkromp (Arctica islandica) voorkomen; deze soort werd in de geanalyseerde stations echter niet<br />
gevonden (bijlage 9 van BARD <strong>MER</strong> uit 2009). Volgens de NSBS (ICES 1986) en WITBAARD (1997) ligt het<br />
windpark wel aan de zuidelijke verspreidingsgrens van de Noordkromp in de Noordzee. De noordkromp<br />
komt vooral voor in fijnzandig sediment en minder in gebieden met middelfijn tot grof zand, zoals in het<br />
windpark. Daarbij komt nog hun geringe dichtheid (WITBAARD 1997). Als er dus al exemplaren worden<br />
getroffen door de bouw van het windpark, dan zijn het er maar weinig. De relatief zeldzame Goniadella-<br />
Spisula-gemeenschap (RACHOR & NEH<strong>MER</strong> 2003), die evenwel niet volgens OSPAR wordt beschermd,<br />
kan ook in het gebied voorkomen.<br />
Varianten<br />
Parkconfiguratie, oppervlaktes<br />
In Tabel 88 en Tabel 89 is aangegeven hoe groot de oppervlakken zijn die door de fundaties, de<br />
erosiebescherming en het trenchen van de kabels worden verstoord.<br />
In het gebied zijn de door HOLTMANN et al. (1996) beschreven gemeenschappen 4 en 5 in variërende<br />
mate aanwezig. Daarom wordt als 'worst case' aangenomen dat altijd maar één gemeenschap aanwezig en<br />
getroffen is. De schattingen worden dus én voor gemeenschap 4 én alternatief ook voor gemeenschap 5<br />
gemaakt. De gemeenschap op grind (Goniadella-Spisula-gemeenschap volgens RACHOR & NEH<strong>MER</strong> 2003)<br />
die mogelijk lokaal voorkomt, maar door HOLTMANN et al. (1996) niet apart werd aangegeven, kan ter<br />
vereenvoudiging op basis van de sedimenten worden afgebakend. Aangezien grindhoudende sedimenten<br />
over een oppervlakte van 1,1 km2 op de kaarten van TNO zijn aangegeven (zie bijlage 10), wordt hun<br />
mogelijke percentage of maximaal 10% geschat. De daaruit resulterende verliezen van oppervlakte en<br />
biomassa zijn in Tabel 88 (Buitengaats) en Tabel 89 (ZeeEnergie) weergegeven. Omdat op de oppervlaktes<br />
van hard substraat die rond de windturbines, uitschuringen en erosiebescherming ontstaan herpopulatie<br />
B.168 ARCADIS 076707818:A - Definitief