MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
MER WINDPARKEN GEMINI DEEL B - Ruimtelijkeplannen.nl
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>MER</strong> Windparken Gemini<br />
Deel B<br />
bijv. door de klimaatverandering gewijzigd kunnen zijn, en van de dan aanwezige vormen van gebruik.<br />
Omdat noch bekend is hoe groot de abiotische veranderingen en dus de effecten ervan zullen zijn, noch<br />
waarvoor het gebied in de toekomst zal worden gebruikt, kan hierover geen uitspraak worden gedaan.<br />
Introductie van nieuw substraat<br />
Door de aa<strong>nl</strong>eg van de fundaties ontstaat in een structuurarm leefgebied een nieuwe habitatstructuur die<br />
uit harde substraten bestaat. Dit effect wordt door de toepassing van een eventuele erosiebescherming<br />
verder versterkt. De effecten van het inbrengen van kunstmatig hard substraat in een leefgebied met zacht<br />
substraat zijn beschreven voor kunstmatige riffen, scheepswrakken en olieplatforms. De resultaten kunnen<br />
in beperkte mate ook op de hier behandelde situatie worden toegepast. Er zijn ook al de eerste publicaties<br />
voor windparken (Horns Rev, Nysted) of structuren die op windparken lijken (FINO 1) verschenen<br />
(BIO/CONSULT A/S 2004, Joschko et. al. 2004). Het is te verwachten dat aan harde substraten aangepaste<br />
macrofyten- en macrozoöbenthos-soorten de turbinecomponenten zullen koloniseren (zie hoofdstuk 3.5.4).<br />
Daardoor worden die voor de visfauna aantrekkelijker, zodat een aggregatie van de visfauna aan de<br />
turbinecomponenten kan worden verwacht. De verhoging van de abundanties doet zich vooral voor in de<br />
directe omgeving. Het betreft zowel stationaire alsook trekkende vissoorten (RELINI et al. 1994). Volgens<br />
EHRICH (2000) zijn grote adulte kabeljauwen en koolvissen vermeerderd boven wrakken en steenvelden<br />
vastgesteld. Proeven bij kunstmatige riffen in de Oostzee ( “Reef-Balls” en betonnen leidingen in de Kieler<br />
Bocht, op kunstmatige zeegrasweiden, op steenstortingen en imitaties van grote algen bij Nienburg)<br />
resulteerden in de kolonisatie door o.a. kabeljauw, paling, schar, schol, blonde grondel, dikkopje,<br />
vierdradige meun, kliplipvis en vorskwab (http://www.fischumwelt.de). Ook in de directe omgeving van<br />
olieplatforms in Noorse wateren kon een significante toename van kabeljauw en koolvis (SODAL et al.<br />
1998, VALDEMARSEN 1979) worden waargenomen; alleen de doornhaai scheen hier de omgeving van de<br />
platforms te mijden (VALDEMARSEN 1979). Schollen en andere soorten platvis zijn eveneens<br />
vermeerderd in de omgeving van platforms aangetroffen (POLOVINA & SAKAI 1989). Voorts zal de<br />
kolonisatie van de windturbine door ongewervelde hardsubstraatsoorten ook kleine vissen zoals gobiiden,<br />
bleniiden en de zeedonderpad bescherming en voedsel bieden, waardoor ze vermeerderd bij de<br />
funderingen zullen voorkomen (KNUST et al. 2003). In relatie met olieplatforms zijn 20-50 maal grotere<br />
abundanties van vissen vastgesteld als in de omringende watergebieden (SIMSON 1977). Daarbij bevinden<br />
de vergrote abundanties zich in een straal van ongeveer 0-20 m rond het platform (STANLEY & WILSON<br />
1997).<br />
In principe wordt als reden voor de aantrekkingskracht van harde substraten aangenomen dat zij een<br />
groter voedselaanbod, bescherming tegen predatoren, paaigebieden, oriëntatiemogelijkheden en een<br />
vluchtgebied voor de intensieve bevissing bieden (BOHNSACK & SUTHERLAND 1985). De intensiteit<br />
van de populatie door vissen hangt hierbij af van een aantal omgevingsfactoren, zoals stroomrichting en -<br />
sterkte, schaduw, grootte, vorm, kleur, licht en geluid (BOHNSACK et al. 1991, BOHNSACK &<br />
SUTHERLAND 1985, KIM et al. 1994, OKAMOTO 1983). Bij kunstmatige riffen in de Oostzee is<br />
vastgesteld, dat de materiaalkeuze van de kunstmatige leefomgevingen geen invloed heeft op het<br />
aantrekkende effect voor vissen, maar dat de intensiteit van het effect op de visfauna afhangt van de<br />
structuurveelvoud en de stroming (http://www.fischumwelt.de).<br />
Het inbrengen van hard substraat veroorzaakt niet alleen een groei van de abundanties, maar ook een<br />
toename van het soortenaantal en de diversiteit (BOHNSACK et al. 1994, RILOV & BENAYAHU 1998,<br />
WICKENS & BARKER 1996). Voor vissoorten die een voorkeur hebben voor hard substraat als leefgebied,<br />
bevorderen de palen en de eventuele erosiebescherming de populatie. Door een hogere diversiteit aan<br />
soorten kan het tot een verandering van de dominatierelaties komen, wat mogelijk weer tot een<br />
verschuiving van de predatiedruk en dus algemeen tot veranderingen in het voedselnet leidt. De omvang<br />
van dergelijke effecten kan op dit moment echter niet worden voorspeld. De lengte van de periode dat<br />
vissen uit de omgeving door kunstmatige structuren worden aangetrokken is variabel. Kunstmatige riffen<br />
B.148 ARCADIS 076707818:A - Definitief