01.08.2013 Views

Evaluatiecriteria ecologisch bouwen

Evaluatiecriteria ecologisch bouwen

Evaluatiecriteria ecologisch bouwen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Evaluatiecriteria</strong><br />

<strong>ecologisch</strong> <strong>bouwen</strong><br />

ter beoordeling van de aanvragen voor investeringssubsidies<br />

in het kader van de VIPA-reglementering<br />

In opdracht van:<br />

Ministerie van de<br />

Vlaamse Gemeenschap<br />

Afdeling Ondersteuning Werking WVC<br />

V I P A<br />

Vlaams Infrastructuurfonds<br />

voor Persoonsgebonden Aangelegenheden<br />

juni 2002


- 2 -


Voor u ligt een makkelijk hanteerbaar werkinstrument dat <strong>ecologisch</strong> <strong>bouwen</strong> en ver<strong>bouwen</strong> aanmoedigt<br />

in de welzijns- en gezondheidsvoorzieningen. Dit komt er om twee redenen.<br />

Allereerst wil ik als Vlaams minister de sectoren waarover ik de bevoegdheid draag, begeleiden bij de uitwerking van een<br />

energie- en grondstoffenzuinig beleid. Met kosteneffectieve maatregelen kunnen al heel wat milieubaten gerealiseerd worden.<br />

Ik kies daarom bewust voor de maatregelen van het gezond verstand die geen aanzienlijke meerkosten met zich meebrengen<br />

en die zo weinig mogelijk raken aan de ontwerpvrijheid.<br />

Ten tweede wil ik het adagium kwaliteit van leven en van werken als rode draad hanteren in het welzijns- en gezondheidsbeleid.<br />

Niet alleen het milieu vaart wel bij deze <strong>ecologisch</strong>e criteria, ook uw organisatie wordt er beter van. De optimalisering<br />

van het gebruik van energie, water en grondstoffen zal de efficiëntie van uw organisatie verhogen. Een gezonder binnenklimaat<br />

en lagere energiekosten leiden immers tot meer comfort en tot meer tevreden personeel en cliënt-gebruikers.<br />

In de regelgeving maak ik een onderscheid tussen minimumeisen en aanbevelingen.<br />

Minimumeisen zijn maatregelen die een onbetwist milieuvoordeel hebben, algemeen toepasbaar zijn en weinig of geen<br />

meerkosten met zich brengen. Deze criteria zullen in 2003 afdwingbaar worden.<br />

Aanbevelingen zijn maatregelen die meerkosten inhouden. Deze kunnen slechts op langere termijn afgeschreven worden.<br />

Daarom blijven het aanbevelingen. Sommige ervan zullen wellicht in de toekomst afdwingbaar worden.<br />

Het is goed dat zowel beleid als initiatiefnemer gezamenlijk aandacht hebben voor <strong>ecologisch</strong>e efficiëntie.<br />

De cliënt-gebruiker en het personeel kunnen er alleen maar beter van worden. Deze publicatie biedt u alvast inspiratie.<br />

Mieke Vogels<br />

Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen<br />

Juni 2002<br />

VOORWOORD<br />

- 3 -<br />

voorwoord


INHOUD<br />

VOORWOORD 3<br />

1. INLEIDING 5<br />

2. INBOUW VAN EEN RESULTAATSWAARBORG IN DE TOEKENNING VAN SUBSIDIES 8<br />

2.1. Evaluatieprocedure 8<br />

2.2. Bijkomend door de initiatiefnemer te leveren documenten 9<br />

2.3. Samenvatting 10<br />

3. EVALUATIECRITERIA 12<br />

3.1. Algemeenheden 12<br />

3.2. Minimum-eisen voor het toekennen van de subsidiebelofte 14<br />

3.3. Minimum-eisen voor het toekennen van de subsidiebeslissing 15<br />

3.4. Specifieke minimumeisen van VIPA 20<br />

3.5. Specifieke aanbevelingen van VIPA 28<br />

3.6. Minimum-eisen voor het toekennen van de eindafrekening 34<br />

4. CHECKLISTS 36<br />

4.1. Checklist voor het toekennen van de subsidiebelofte (VIPA) 36<br />

4.2. Checklist voor het toekennen van de subsidiebeslissing (VIPA/ AOGGI) 37<br />

4.3. Checklists voor nazicht van specifieke minimumeisen (AOGGI) 38<br />

4.4. Checklist voor het toekennen van de eindafrekening (VIPA/ AOGGI) 49<br />

5. BIJLAGE: Elementen voor een Programma van Eisen voor comfort 50<br />

inhoud<br />

- 4 -


Globale problematiek<br />

Olie- en gasvoorraden zijn beperkt. De gekende mondiale reserves aan<br />

aardolie en aardgas zijn genoeg voor respectievelijk zo'n 40 en 65 jaar<br />

productie uitgaande van het huidige verbruiksniveau. Bij de verbranding<br />

van kolen, olie en aardgas komen stikstofoxyde (NOx ) en kooldioxyde<br />

(CO2) vrij. Bij kolen en olie komt bovendien ook zwaveldioxyde<br />

(SO2) vrij. NOx en SO2 dragen bij tot de verzuring van het milieu en CO2 draagt bij aan het broeikaseffect.<br />

De aandacht voor energie en milieu wordt momenteel omgezet in voorschriften<br />

en wetten op regionaal, gewestelijk en federaal niveau. Door<br />

het elektriciteits- en brandstofverbruik te verminderen, verminderen we<br />

de luchtverontreiniging, onze impact op het klimaat en het ontstaan<br />

van radioactief afval. Het beperken van het waterverbruik houdt de<br />

grondwaterreserves langer in stand en zorgt ervoor dat er minder afvalwater<br />

moet worden gezuiverd.<br />

Welzijns- en gezondheidssector<br />

en duurzaam <strong>bouwen</strong><br />

De welzijns- en gezondheidssector en duurzaam <strong>bouwen</strong> hebben van huis<br />

uit met elkaar te maken: beide beogen het welzijn van de mensheid. Zeker<br />

1 INLEIDING<br />

in de verzorgingssector is er sprake van een continue omvangrijke stroom<br />

verbouw- en nieuwbouwactiviteiten, hoofdzakelijk gedreven door de constante<br />

ontwikkeling van nieuwe technologieën en het eveneens constante<br />

zoeken naar kostenbesparende vormen van zorg.<br />

Elk ziekenhuis is bijna permanent bezig met aanpassingen van het<br />

gebouw en de installaties.<br />

De gesubsidieerde nieuwbouw van welzijns- en verzorgingsinstellingen,<br />

en ook de grotere gesubsidieerde verbouwingen en renovaties, zijn in<br />

hoge mate aan overheidstoezicht onderworpen. Het Vlaams Infrastructuurfonds<br />

voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) subsidieert<br />

alle grote investeringen. De onderliggende bouwplannen worden daarbij<br />

onderworpen aan een gedetailleerde toetsing, waartoe men beschikt<br />

over een uitgebreid stelsel van technische normen en regels.<br />

Dat het binnenmilieu in een welzijns- of verzorgingsinstelling goed moet<br />

zijn, spreekt vanzelf: personen verblijven vaak 24 uur per dag in hetzelfde<br />

gebouw, in tegenstelling tot het grootste deel van de bevolking. Maar de<br />

arbeidsomstandigheden van het personeel, dat vaak zwaarder wordt belast<br />

dan bijvoorbeeld kantoormedewerkers, vragen minstens evenveel aandacht.<br />

Vanuit het oogpunt van duurzaam <strong>bouwen</strong> liggen er goede kansen voor<br />

verbetering:<br />

- 5 -<br />

inleiding


- de welzijns- en gezondheidszorg dient evenals duurzaam <strong>bouwen</strong> een<br />

maatschappelijk belang;<br />

- de overheid heeft een belangrijke invloed op het <strong>bouwen</strong> en beheren<br />

van welzijns- en verzorgingsinstellingen;<br />

- algemene richtlijnen en eisen kunnen een groot bereik hebben;<br />

- er wordt voortdurend gerenoveerd, wat kansen biedt om geleidelijk<br />

meer duurzaamheid 'in te sluizen';<br />

- omdat de budgetten onder druk staan zal wel veel afhangen van de<br />

creativiteit van de instellingen en hun adviseurs, alsook van de medewerking<br />

van de overheid en haar adviesinstanties.<br />

Voorbeeld van energiegebruik<br />

De volgende tabel toont ter illustratie de energiebalans per eindtoepassing<br />

van het gemiddeld energieverbruik in ziekenhuizen.<br />

Tabel 1: Energieprofiel ziekenhuizen 1<br />

Energievectoren Ziekenhuizen 2<br />

inleiding<br />

- 6 -<br />

Procentueel (absoluut)<br />

100 % Verwarming 75 % (3879 TJ)<br />

brandstofverbruik = Warm water 15 % (776 TJ)<br />

5172 TJ Andere<br />

brandstoftoepassingen<br />

10 % (517 TJ)<br />

100 % Ventilatie en 40 % (167 GWh)<br />

elektriciteits luchtbehandeling<br />

verbruik = Verlichting 37 % (155 GWh)<br />

418 GWh Circulatiepompen 5 % (21 GWh)<br />

Koelmeubelen 5 % (21 GWh)<br />

Andere EL-toepassingen 13 % (54 GWh)<br />

De tabel toont aan waar de prioriteiten liggen in de intramurale welzijns-<br />

en gezondheidssector: het ontwerp van een efficiënte ventilatie,<br />

verlichting en verwarming. Derhalve wordt in de subsidiestrategie ook<br />

bijzondere aandacht besteed aan (de opvolging van) deze aspecten.<br />

Ook voor de extramurale welzijns- en gezondheidssector vormen verwarming<br />

en verlichting nog steeds de grootste energieverliezen.<br />

Preventiebeginsel<br />

In de eerste plaats zal het ontwerp van een gebouw en zijn installaties<br />

van cruciaal belang zijn voor het levenslang verbruik van energie, water<br />

en grondstoffen. Daarom is het zeer belangrijk om aan deze fase voldoende<br />

aandacht te schenken. De kostprijs van energie- en milieubesparende<br />

maatregelen is immers gevoelig hoger voor een bestaand<br />

gebouw t.o.v. een nieuwbouw. Ook kunnen schijnbare meerkosten nog<br />

gecompenseerd worden door vermeden kosten. Zo zullen bijvoorbeeld


de hogere kosten voor een betere isolatie geheel of gedeeltelijk gecompenseerd<br />

worden door een besparing op de verwarmingsinstallatie, vermits<br />

deze kleiner en bijgevolg goedkoper wordt.<br />

De doelstelling van het handhaven van de voorliggende minimumeisen<br />

en aanbevelingen is om comfortdoelstellingen te behalen met minder<br />

energie, water en grondstoffen. De vertaling van deze eisen en aanbevelingen<br />

in ontwerpoplossingen dient te resulteren in een verantwoorde<br />

kostenbepaling van technische installaties en in een aanzienlijke reductie<br />

voor de gebruiks- en onderhoudskosten voor het gebouw.<br />

Dit basisdocument is bestemd als leidraad voor VIPA voor het opstellen en<br />

beoordelen van objectieve prestatie-eisen voor ge<strong>bouwen</strong>. Initiatiefnemers<br />

kunnen dit document hanteren als leidraad voor de aanvraag van<br />

een investeringssubsidie. Ontwerpers kunnen dit document aanwenden<br />

om, op vraag van de initiatiefnemer of anticiperend op de toenemende<br />

aandacht voor energie-efficiëntie, de energiebehoefte van een nieuwbouw/<br />

vernieuwbouw te beperken.<br />

<strong>Evaluatiecriteria</strong> <strong>ecologisch</strong> <strong>bouwen</strong> versus nieuwe<br />

Energieprestatieregelgeving voor ge<strong>bouwen</strong><br />

De huidige isolatiereglementering wordt in de nabije toekomst vervangen<br />

door een globale energieprestatieregelgeving (EPR).<br />

De voorliggende evaluatiecriteria mbt <strong>ecologisch</strong> <strong>bouwen</strong> slaan niet<br />

enkel op het domein energie. Wat het domein energie betreft kunnen<br />

we stellen dat de VIPA-evaluatiecriteria een stukje voorafname<br />

zijn op, en een concrete invulling zijn van de energieprestatieregelgeving<br />

voor die ge<strong>bouwen</strong> die later onder de EPR zullen vallen.<br />

Tot nog toe wordt er geen energieprestatieregelgeving voor ziekenhuizen<br />

voorzien.<br />

Dit basisdocument kan als leidraad gebruikt worden voor<br />

besprekingen die betrekking hebben op het rationeel gebruik<br />

van energie, water en grondstoffen bij (ver)nieuwbouwprojecten.<br />

In Hoofdstuk 2 worden richtlijnen gegeven inzake de integratie<br />

van een resultaatsverbintenis.<br />

In Hoofdstuk 3 worden evaluatiecriteria gegeven inzake het<br />

gebruik van energie, water en grondstoffen.<br />

In Hoofdstuk 4 worden checklists gepresenteerd die kunnen<br />

worden gehanteerd voor de beoordeling.<br />

In Hoofdstuk 5 worden bijlagen gepresenteerd.<br />

1 Volgens: W. De Groote, H. Chys, L. De Jonghe, A. Verbruggen (1994) ‘De energievraag en<br />

de –besparingsmogelijkheden in de tertiaire sector in België 1992-2003’, studie uitgevoerd<br />

door STEM vzw.<br />

2 Het primair energiegebruik in de volledige intramurale gezondheidssector bedroeg in<br />

Vlaanderen in 1994: 7636 à 8246 TJ (volgens VITO-rapport 96/14). Uit een Nederlandse<br />

publicatie van CBS (1992) blijkt dat het brandstof- en elektriciteitsverbruik per bed, in vergelijking<br />

met verpleeghuizen, tot drie maal groter kan zijn voor ziekenhuizen. Over het energiegebruik<br />

in de intramurale welzijnssector en de extramurale welzijns- en gezondheidssector<br />

zijn geen gegevens bekend. In Nederland vermeldt NEEDIS een verdeling in de gezondheidszorg<br />

van 83 % voor intramurale gezondheidszorg en dus 17 % voor extramurale<br />

gezondheidszorg + overige.<br />

- 7 -<br />

inleiding


2 INBOUW<br />

VAN EEN RESULTAATSWAARBORG<br />

IN DE TOEKENNING VAN SUBSIDIES<br />

2.1. Evaluatieprocedure<br />

Voor alle aanvragen voor subsidies worden criteria en technische eisen<br />

door een technische ploeg (de Afdeling Gesubsidieerde Infrastructuur<br />

van de Administratie Overheidsopdrachten, Ge<strong>bouwen</strong> en<br />

Gesubsidieerde Infrastructuur, verder AOGGI genoemd) getoetst na<br />

indiening van het masterplan op basis van de technische documenten.<br />

Voor de algemene ziekenhuizen en de ouderenvoorzieningen, de thuiszorgvoorzieningen<br />

en de voorzieningen voor bijzondere jeugdbijstand<br />

vormt het technisch-financieel plan hiertoe de basis. Voor de andere<br />

VIPA-voorzieningen is de basis het masterplan.<br />

De subsidiebelofte wordt toegekend na beoordeling van dit plan en voorontwerp.<br />

De subsidiebeslissing wordt pas toegekend na beoordeling van<br />

het volledig ontwerp, aangevuld met de algemene en bijzondere bestekken<br />

en de vereiste technische nota’s en verslagen. Tijdens de realisatie van<br />

de werken gebeurt de effectieve vereffening van de subsidies. Een laatste<br />

subsidieschijf wordt slechts verleend bij de goedkeuring van de eindafrekening,<br />

na oplevering van het gebouw en zijn installaties.<br />

Communicerende en adviserende rol van VIPA<br />

Het VIPA-team organiseert meerdere malen per week een strategische<br />

inbouw<br />

- 8 -<br />

workshop waarin aan de initiatiefnemers toelichting gegeven wordt bij de<br />

opmaak van hun plan en waarbij gewezen wordt op de geldende normen<br />

en criteria. Het is van belang dat in deze workshops ook voldoende aandacht<br />

gegeven wordt bij de opmaak van hun plan.<br />

Zelf dient VIPA bij haar financiële adviezen erover te waken dat er rekening<br />

gehouden wordt met de onderhouds- en werkingskosten van het<br />

gebouw en de mogelijke voorbeeldfunctie van een duurzaam gebouw.<br />

Bewakende en beslissende rol van VIPA<br />

Het is de rol van VIPA om de evaluatieprocedure te bewaken, de nodige<br />

technische documenten te vragen van de aanvrager en om deze<br />

documenten na te zien met betrekking tot de gestelde eisen. VIPA zal<br />

deze documenten grondig bestuderen en op basis hiervan advies geven<br />

en eventueel subsidies toekennen.<br />

Adviserende en controlerende rol van AOGGI<br />

AOGGI heeft als taak het uitvoeren van het technisch nazicht en de controle<br />

van het voldoen aan de gestelde minimumeisen. Na grondige studie<br />

levert AOGGI een technisch advies aan VIPA.


2.2. Bijkomend door de initiatiefnemer<br />

te leveren documenten<br />

Teneinde de aanvragen voor investeringssubsidies te kunnen beoordelen<br />

inzake duurzaam <strong>bouwen</strong> dienen, naast de gebruikelijke documenten,<br />

bijkomende documenten te worden geleverd door de initiatiefnemer.<br />

Het betreft hier:<br />

Documenten ten behoeve van de toekenning<br />

van de subsidiebelofte<br />

De initiatiefnemer dient een initieel programma van eisen inzake comfort<br />

en het gebruik van energie, water en materialen te leveren, conform<br />

de eisen en aanbevelingen van VIPA, aangevuld met een akkoordbrief<br />

van de initiatiefnemer dat aan dit programma van eisen naar beste<br />

vermogen zal worden voldaan en dat alle op het project betrokken minimumeisen<br />

van VIPA werden opgenomen.<br />

Documenten ten behoeve van de toekenning<br />

van de subsidiebeslissing<br />

De initiatiefnemer dient bijkomende technische nota’s te leveren met<br />

betrekking tot de uitwerking van gebouw en installaties, evenals een<br />

door het ontwerpteam bekrachtigd programma van eisen 3 inzake comfort<br />

en het gebruik van energie, water en materialen, conform de minimumeisen<br />

van VIPA, vergezeld van een akkoordbrief van de initiatiefnemer<br />

dat aan de minimumeisen zal worden voldaan, evenals aan de<br />

opgelegde eisen en adviezen door VIPA verstrekt naar aanleiding van<br />

het toekennen van de subsidiebelofte.<br />

Eventueel dienen deze documenten te worden aangevuld met een met<br />

grondige redenen omklede rapportering van afwijkingen die kunnen<br />

worden toegestaan door het VIPA.<br />

Documenten ten behoeve van de eindafrekening<br />

De initiatiefnemer dient een evaluatieverslag duurzaam <strong>bouwen</strong> te<br />

leveren waarin het reële eindresultaat vergeleken wordt met het<br />

bekrachtigd programma van eisen, aangevuld met een akkoordbrief<br />

van de initiatiefnemer dat:<br />

- aan het definitief programma van eisen inzake comfort en het<br />

gebruik van energie, water en materialen wordt voldaan, conform de<br />

minimumeisen van VIPA;<br />

- dat aan de opgelegde eisen en adviezen verstrekt naar aanleiding<br />

van het toekennen van de subsidies wordt voldaan.<br />

Eventueel dienen deze documenten te worden aangevuld met een met<br />

grondige redenen omklede rapportering van afwijkingen die kunnen<br />

worden toegestaan door het VIPA, conform de VIPA-criteria voor afwijkingen.<br />

VIPA behoudt zich het recht voor om ter verificatie een volledig dossier<br />

‘as-built’ te verlangen voor nazicht. Dit dossier dient bijkomend minimaal<br />

volgende elementen te bevatten:<br />

- detailplannen van de oplossingen voor alle structurele bouwknopen<br />

aan de buitenschil van het gebouw, evenals details van aansluitingen<br />

van schrijnwerk ter beoordeling van het voorkomen van koudebruggen<br />

- plannen en Nederlandstalige beschrijvingen van de werking en regeling<br />

van alle aanwezige technische installaties (verwarming, ventilatie,<br />

koeling, luchtbehandeling, waterbehandeling, stoom- en persluchtproductie,<br />

systemen voor distributie, transport, veiligheid, zonwering,<br />

verlichting, enz.).<br />

3 Als bijlage op het bestek.<br />

- 9 -<br />

inbouw


Toelichting inzake het gebruik<br />

van een Programma van Eisen<br />

Een Programma van Eisen (PvE) is een zodanige vertaling van de<br />

behoeften, wensen, eisen en verwachtingen, dat het kan gebruikt worden<br />

om het ontwerpproces te sturen en dat het aansluit bij de principes<br />

van projectmatig en bouwfasegericht werken.<br />

Tijdens het ontwerp biedt het opstellen van een PvE per project een<br />

directe hulp voor het definiëren van de ontwerpdoeleinden en de definitieve<br />

prestatie-eisen. Objectief evalueerbare grenswaarden inzake comfort<br />

en het gebruik van energie, water en materialen mogen hierin niet<br />

ontbreken.<br />

Het PvE is in de voorontwerpfase te zien als een evolutief document, dat<br />

zich fasegewijs ontwikkelt van grof naar fijn, in wisselwerking met het ontwerp,<br />

waarbij de ontwikkeling van het PvE steeds een stap voorloopt op<br />

de ontwerpontwikkeling.<br />

Op het einde van de ontwerpfase dienen de prestatie-eisen inzake comfort<br />

en gebruik van energie, water en materialen evenwel te worden<br />

bekrachtigd. Een definitief Programma van Eisen kan onderdeel vormen<br />

van het algemeen bestek of van het bijzonder bestek en dient een consistent<br />

geheel te vormen.<br />

Het PvE dient, bij de oplevering van gebouw en installaties, te kunnen<br />

worden gebruikt als instrument voor het testen van systemen en componenten,<br />

waarbij de resultaten getoetst worden aan de gestelde eisen<br />

van het bekrachtigd PvE. Ook in een latere fase kan het PvE dienen voor<br />

inbouw<br />

- 10 -<br />

het beheren van gebouw en installaties, namelijk voor het checken van<br />

de prestaties van systemen en componenten na onderhouds- of herstellingswerkzaamheden.<br />

2.3. Samenvatting<br />

Tabel 2 vat samen hoe de beoordeling van subsidies bij voorkeur verloopt.


Tabel 2: Bouwfasen en leverbaarheden<br />

Bouwfase Activiteit initiatiefnemer<br />

in samenwerking<br />

Leverbaarheden op het einde van de bouwfase<br />

met bouwteam Door de initiatiefnemer Door VIPA Door AGI - AOGGI<br />

Voorontwerp Ontwerp gebouw Aanvraag tot subsidiebelofte<br />

Initieel programma van eisen<br />

Akkoordbrief<br />

Subsidiebelofte Technisch advies aan VIPA<br />

Ontwerp Detaillering gebouw Aanvraag tot subsidiebeslissing<br />

Technische nota’s,<br />

Bekrachtigd programma<br />

van eisen,<br />

Akkoordbrief<br />

Subsidiebeslissing Technisch advies aan VIPA<br />

Uitvoering Bouwen Effectieve vereffening<br />

van subsidies<br />

Technisch advies aan VIPA<br />

Oplevering Nazien en testen Afsluitprotocol bouwopdracht<br />

Bouwdossier ‘as-built’<br />

Evaluatieverslag<br />

Akkoordbrief<br />

Eindafrekening Technisch advies aan VIPA<br />

- 11 -<br />

evaluatiecriteria


3 EVALUATIECRITERIA<br />

3.1. Algemeenheden<br />

SMART-criteria<br />

De voorgestelde criteria zijn gebaseerd op het SMART-principe. Ze zijn<br />

Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Resultaatgericht en Tijdsgebonden. Er<br />

wordt bij de beschrijving van deze evaluatiecriteria in het bijzonder de<br />

nadruk gelegd op:<br />

- objectieve, meetbare rekeneenheden (bijvoorbeeld U-waarden, rendementen,…)<br />

- de indeling in preferentiële waardecategorïen (minimumeisen, aanbevelingen)<br />

- de eenvoud voor het opnemen in afpuntlijsten<br />

Toepassingsgebied<br />

In dit hoofdstuk worden minimumeisen en aanbevelingen gegeven inzake<br />

duurzaam <strong>bouwen</strong>. De voorgestelde minimumeisen hebben een onbetwist<br />

milieuvoordeel, zijn algemeen toepasbaar, hebben een lage terugverdientijd<br />

en leiden niet of nauwelijks tot meerkosten. Zij horen daarom,<br />

tenzij de toepassing in contradictie is met de wettelijke of stedenbouwkundige<br />

bepalingen, altijd te worden uitgevoerd.<br />

evaluatiecriteria<br />

- 12 -<br />

Nieuwe woningen en woonge<strong>bouwen</strong> alsmede nieuwe ge<strong>bouwen</strong> in de<br />

tertiaire sector dienen te voldoen aan deze minimumeisen inzake duurzaam<br />

<strong>bouwen</strong>. Bovendien moeten deze eisen tevens worden toegepast op<br />

grotere (dat wil zeggen groter dan 1000 m2 ) bestaande ge<strong>bouwen</strong> wanneer<br />

deze ingrijpende renovatie ondergaan 4 .<br />

Enkel voor ge<strong>bouwen</strong> die kleiner zijn dan 1000 m2 (nieuwbouw en<br />

renovatie), kunnen de cursief gedrukte delen worden geïnterpreteerd<br />

als aanbevelingen i.p.v. als minimumeisen.<br />

Voor renovaties waarin de totale kosten van renovatie hoger zijn dan 25%<br />

van de nieuwbouwwaarde van het gebouw, gelden ook steeds de eisen<br />

inzake renovatie van een gebouw met een totaaloppervlakte van meer dan<br />

1000 m2 . 5<br />

Aanbevelingen hebben eveneens een onbetwist milieuvoordeel, doch met<br />

een meerkost die slechts op langere termijn kan worden terugverdiend.<br />

Hierbij dient te worden opgemerkt dat bij de toepassing van deze eisen en<br />

aanbevelingen de nodige aandacht moet worden besteed aan het binnenklimaat.<br />

Dit wordt gecontroleerd door nazicht van een door de initiatiefnemer<br />

te leveren programma van eisen inzake energie en comfort.


Mogelijke redenen voor afwijkingen<br />

De criteria zijn zo concreet mogelijk geformuleerd op basis van in de bouwpraktijk<br />

gangbare ontwerpoplossingen en werkwijzen.<br />

Het is echter goed denkbaar dat een alternatieve, gelijkwaardige oplossing<br />

wordt voorgesteld. Net als in de nakende energieprestatieregelgeving is<br />

een alternatieve oplossing voor het invullen van een minimum-eis mogelijk<br />

(vergelijk: het 'gelijkwaardigheidsprincipe'), als maar aannemelijk<br />

wordt gemaakt dat daarmee de doelstelling van die eis in gelijke mate<br />

wordt bereikt. 6<br />

Bestaande ge<strong>bouwen</strong>, die renovatie ondergaan, dienen ook te voldoen<br />

aan de minimumeisen, voor zover deze technisch haalbaar zijn en kosteneffectieve<br />

investeringen met zich meebrengen, dat wil zeggen extra kosten<br />

die op basis van de actuele gemiddelde hypotheekrente binnen een periode<br />

van acht jaar zijn terug te verdienen door de toegenomen besparingen.<br />

In bepaalde gevallen van geklasseerde ge<strong>bouwen</strong> of bouwonderdelen kunnen<br />

afwijkingen worden toegestaan op hogerstaande regel, op voorwaarde<br />

dat AROHM hiertoe schriftelijk tegenadvies heeft geleverd op basis van<br />

voorgestelde ontwerpoplossingen. Bij tegenadvies dient de initiatiefnemer<br />

de haalbaarheid van (gelijkwaardige) alternatieve oplossingen te rapporteren.<br />

Iedere afwijking van een minimum-eis dient in ieder geval steeds omstandig<br />

te worden verklaard.<br />

4 Deze opdeling is conform het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees<br />

Parlement en de Raad betreffende de energieprestaties van ge<strong>bouwen</strong>,<br />

ref. COM(2002)192 def<br />

5 Het criterium stemt overeen met artikel 5 van het voorstel voor richtlijn van het<br />

Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestaties van ge<strong>bouwen</strong>.<br />

6 Voorbeeld: een dak wordt thermisch onvoldoende geïsoleerd, maar de ruimte eronder<br />

is een niet-benutte zolder met een thermisch geïsoleerde vloer. Indien een berekening<br />

kan aantonen dat de constructie dak+zolder+zoldervloer een equivalente isolatiewaarde<br />

heeft en, beschouwd over een volledig jaar, niet meer warmteverlies veroorzaakt, zonder<br />

condensatieproblemen en mogelijke schimmelvorming op mogelijke koudebruggen, dan<br />

kan een dergelijke opbouw worden aanvaard.<br />

- 13 -<br />

evaluatiecriteria


evaluatiecriteria - 14 -<br />

3.2. Minimum-eisen voor het<br />

toekennen van de subsidiebelofte<br />

Een initieel programma van eisen dient te worden opgesteld door de initiatiefnemer<br />

ten behoeve van de uitvoering van een concreet bouwproject.<br />

De initiatiefnemer dient in het programma van eisen de specifieke<br />

minimumeisen van VIPA op te nemen, evenals objectieve evalueerbare<br />

grenswaarden inzake comfort en mogelijke bijkomende<br />

eisen inzake gebruik van energie, water en materialen.<br />

Met betrekking tot comfort moeten minimaal expliciet objectief evalueerbare<br />

grenswaarden worden geformuleerd, per voorzien lokaal, inzake:<br />

- Thermisch comfort<br />

- Visueel comfort (lichtkwaliteit)<br />

- Luchtkwaliteit<br />

Het initieel programma van eisen dient tevens te bespreken hoe per verwachte<br />

technische installatie (verwarming, ventilatie, koeling, luchtbehandeling,<br />

waterhandeling, stoom- en persluchtproductie, systemen<br />

voor distributie, transport, veiligheid, zonwering, verlichting, enz.) volgende<br />

aspecten met objectief evalueerbare grenswaarden zullen worden<br />

beoordeeld:<br />

- Energie-efficiëntie<br />

- Water-efficiëntie<br />

Voor renovatieprojecten dienen alle bouwdelen en technische installaties<br />

te worden geëvalueerd en dient in het initieel programma van eisen<br />

advies te worden gerapporteerd inzake vervanging en/of alternatieve<br />

oplossingen, met de nadruk op de bevordering van efficiëntie van het<br />

gebruik van energie, water en grondstoffen.


Naast deze specifieke elementen is een aanvulling noodzakelijk met een<br />

door het directiecomité ondertekende akkoordbrief inzake hun streven<br />

naar het behalen van objectief evalueerbare prestatie-eisen inzake comfort<br />

en het gebruik van energie, water en grondstoffen. Deze verklaring<br />

duidt tevens aan wie er in persoon verantwoordelijk is (de ‘coördinator’)<br />

voor de goede uitvoering van deze verklaring.<br />

Aanbevelingen<br />

Met betrekking tot de verwachte ge<strong>bouwen</strong>schil en technische installaties<br />

kan worden besproken hoe, per bouwsysteemgroep (wand, dak,<br />

vloer, afwerking, installatietype) de grondstofefficiëntie zal worden<br />

beoordeeld.<br />

Innovatieve ideeën en systeemoplossingen kunnen aan VIPA worden<br />

aangereikt ter discussie. Om deze kracht bij te zetten is het vaak nog<br />

nodig er apart aandacht aan te geven.<br />

3.3. Minimum-eisen voor het<br />

toekennen van de subsidiebeslissing<br />

De initiatiefnemer dient bijkomende technische nota’s te leveren met<br />

betrekking tot de uitwerking van gebouw en installaties, evenals een<br />

door het ontwerpteam bekrachtigd programma van eisen inzake comfort<br />

en het gebruik van energie, water en materialen, conform de minimumeisen<br />

van VIPA, vergezeld van een akkoordbrief van de initiatiefnemer.<br />

3.3.1. Leveren van een akkoordbrief<br />

De akkoordbrief dient door het directiecomité te worden ondertekend<br />

en dient te vermelden dat aan de minimumeisen zal worden voldaan,<br />

evenals aan de opgelegde eisen en adviezen, door VIPA verstrekt naar<br />

aanleiding van het toekennen van de subsidiebelofte.<br />

Tevens dient het engagement inzake het verifiëren van deze objectief<br />

evalueerbare eisen tijdens en één jaar na de oplevering te worden geformuleerd.<br />

Deze verklaring duidt tevens aan wie er in persoon verantwoordelijk<br />

is (de ‘coördinator’) voor de goede uitvoering van deze verklaring.<br />

3.3.2. Leveren van een bekrachtigd<br />

programma van eisen<br />

Het betreft een update van het initieel programma van eisen, conform<br />

het uiteindelijke ontwerp, voorzien van objectief evalueerbare minimumeisen<br />

inzake comfort en het gebruik van energie, water en materialen.<br />

Dit programma van eisen is een verplichte aanvulling op het bestek.<br />

Vereiste bepalingen inzake comfort<br />

Per lokaal moeten in het programma van eisen objectief evalueerbare<br />

parameters worden vastgelegd, minimaal omvattend:<br />

- minimum en maximum temperaturen in diverse seizoenen, eventueel<br />

aangevuld met mogelijke overschrijdingsuren<br />

- toelaatbare CO2-concentraties - lux-niveaus voor verlichting<br />

- 15 -<br />

evaluatiecriteria


De volgende aspecten dienen te worden gewaarborgd in het programma<br />

van eisen:<br />

- de inval van daglicht in alle verblijfs- en personeelsruimten 7<br />

- het vermijden van directe windinval op toegangen 8<br />

- het voorzien van een afdoende zonwering op alle horizontale, schuine<br />

en zuid- en westgerichte beglazing 9<br />

3.3.3. Leveren van technische nota’s<br />

In de technische nota’s dient te worden omschreven hoe prestatie-eisen<br />

worden omgezet in definitieve keuzes van componenten en systemen. In<br />

de ideale situatie zijn de technische nota’s van met commentaar voorziene<br />

berekeningsnota’s: er wordt een rekenkundige analyse gemaakt<br />

van de ontwerpkeuzes in relatie tot de objectief evalueerbare prestatieeisen.<br />

De technische nota’s dienen zich in ieder geval te richten tot de minimumeisen,<br />

aanbevelingen, adviezen en referentiedocumenten van VIPA.<br />

De technische nota’s omvatten minimaal expliciet Nederlands-talige<br />

berekeningsnota’s voor de bepaling van:<br />

- De U-waarden van alle wanden van de ge<strong>bouwen</strong>schil, aangevuld<br />

met een beoordeling van de karakteristieken van transparante delen<br />

van de ge<strong>bouwen</strong>schil;<br />

- De dimensionering van de diverse technische installaties op basis van<br />

de eisen inzake comfort en verbruik van energie, water en grondstoffen,<br />

minimaal voor de installaties verwarming, koeling, ventilatie en<br />

verlichting.<br />

evaluatiecriteria - 16 -<br />

Berekeningsnota inzake U-waarden<br />

Het isolerend vermogen van een wand van de ge<strong>bouwen</strong>schil wordt<br />

aangegeven door zijn U-waarde (vroeger k-waarde genoemd) bepaald<br />

volgens NBN B62-002. De U-waarde van een venster moet zowel de Uwaarde<br />

van de beglazing als van het raamkader (inclusief ventilatierooster,<br />

inbouwrolluikkast, en dergelijke meer) in rekening brengen.<br />

Een Nederlandstalige berekeningsnota dient te worden geleverd die<br />

minimaal volgende punten omvat:<br />

- Per bouwmateriaal de waarde van de warmtegeleidingscoëfficiënt λ;<br />

- Per bouwdeel van de warmteverliesoppervlakte van het gebouw, i.e.<br />

per type-opbouw van een buitenmuur, dak, vloer, kelderwand, scheidingsmuur,..<br />

een gedetailleerde berekening van de (equivalente)<br />

warmtedoorgangscoëfficiënt U (vroeger k-waarde genoemd) met vermelding<br />

van materiaaldiktes, warmtegeleidingscoëfficiënten van<br />

materialen en veronderstelde warmteweerstand van luchtlagen en<br />

overgangen;<br />

- Per koudebrug 10 en per twijfelgeval 11 van een koudebrug, de berekening<br />

van de lineaire en/of puntwaarde van de warmtegeleidingscoëfficiënt<br />

en een evaluatie van het gevaar op condensatie en schimmelvorming;<br />

- De vermelding van eventuele bijzondere veronderstellingen; bij afwijking<br />

een argumentatie op basis van internationaal erkende normen<br />

of het gelijkwaardigheidsprincipe 12 ;<br />

Het voldoen aan de minimumeisen van VIPA inzake U-waarden en<br />

aan de geldende wettelijke nationale, gewestelijke en regionale bepalingen<br />

en Belgische normen inzake thermische isolatie dient schriftelijk<br />

te worden bevestigd.


Beoordeling van de karakteristieken van<br />

transparante delen van de ge<strong>bouwen</strong>schil<br />

De keuze van de transparante delen van de ge<strong>bouwen</strong>schil dient met<br />

redenen te worden omkleed. Volgende aspecten dienen te worden<br />

besproken in de technische nota.<br />

Zonwering en lichttoetreding van het transparant materiaal<br />

Voor transparante vlakken en ramen met een lengte of breedte groter dan<br />

80 cm 13<br />

, evenals voor alle transparante dakvlakken, dient de nota te<br />

bespreken hoe zonwering per glasoppervlak wordt geïmplementeerd.<br />

In het bijzonder dient voor alle externe transparante delen (zowel glas als<br />

kunststof) de verhouding τv/g te worden opgegeven, conform NBN EN 410.<br />

Toelichting:<br />

Transparante delen laten ook warmte door ten gevolge van bezonning.<br />

In de zomer kan er oververhitting ontstaan, wat niet alleen hinderlijk<br />

is maar eventueel kan aanzetten tot het gebruik van actieve<br />

koeling.<br />

De evaluatie van de zonnewarmtedoorlaatbaarheid gebeurt op basis<br />

van de g-waarde (zonnetransmissiefactor, ook ZTA genoemd) van het<br />

transparant materiaal. Deze geeft aan welk deel van de zonnestraling<br />

doorgelaten wordt. In de zomer is een lage waarde gunstig (min-<br />

7<br />

De uitgangsvereiste is dat tijdens de dag, elke verblijfsruimte (inclusief slaap- en woonruimtes) en personeelsruimte (inclusief kleedkamers en pauzeruimtes) op een veilige wijze kan betreden<br />

worden zonder kunstlicht te ontsteken. Voor overige ruimtes dient te geëvalueerd of een gebrek aan daglichttoetreding aanvaardbaar kan zijn inzake een snelle visuele inspectie (bijvoorbeeld<br />

inzake het nazicht van ongeregeldheden van patiënten, residenten, gehandicapten, kinderen,..).<br />

8<br />

Hoofd-in- en uitgangen dienen te worden voorzien van dubbele deursluizen en eventueel automatische deuren, zodanig dat het openen van de deur geen koudevlaag of drukverlies veroorzaakt.<br />

Overige toegangszones moeten worden beschermd tegen de inval van winterwind, bijvoorbeeld door middel van het voorzien van sassen, schuttingen en/of aangepaste begroening.<br />

9<br />

Om oververhittingsproblemen, en dus energieverslindende koeling, te vermijden dient in de zomer vooral de inval van zonlicht vanuit de zuidelijke, westelijke en bovenrichtingen te kunnen<br />

worden vermeden. De meest aangewezen oplossing is het voorzien van externe zonwering, bij voorkeur regelbaar. Dikwijls kunnen ook architecturale ingrepen, zoals bijvoorbeeld het<br />

voorzien van zonwering, dakoverstekken of bladverliezende vegetatie, afdoende zijn om de koellast aanzienlijk te verlagen. Kleur, materiaal en textuur van de bouwdelen kunnen tevens<br />

worden gekozen in functie van de reflectie of absorptie van zonnewarmte.<br />

10<br />

Koudebruggen zijn lokale verzwakkingen in de thermische isolatie van de buitenschil van een gebouw met lokaal een verhoogd warmteverlies en welke preferentiële condens- en schimmelzones<br />

vormen. Het effect van koudebruggen wordt nefaster naarmate de isolatiegraad toeneemt. Enkele klassieke koudebruggen zijn: betonnen lintelen aangegoten tegen het parement,<br />

gesloten spouwen rond ramen, doorlopende betonnen terrasvloeren en dakoversteken en buitenhoeken gevormd door een vloerplaat boven een kruipruimte en twee buitenwanden.<br />

In het algemeen is de basiskennis om koudebruggen te vermijden vrij goed gekend in de Belgische bouwdocumentatie. Tevens staat software ter beschikking voor de evaluatie van speciale<br />

gevallen.<br />

11<br />

Het staat VIPA vrij om een beoordeling van koudebruggen te verlangen van door VIPA aangeduide constructiedetails.<br />

12<br />

De bevestiging van het voldoen aan de minimumeisen door middel van bouwfysische simulatie van het bouwdeel, ingesloten in de overige bouwdelen, kan aanvaard worden als gelijkwaardigheidsargument.<br />

De rapportering van deze argumentatie dient evenwel in het Nederlands te geschieden.<br />

13<br />

VIPA heeft het recht om bijkomende gebouwdelen aan te duiden voor evaluatie.<br />

- 17 -<br />

evaluatiecriteria


der koeling nodig), terwijl in de winter een hoge waarde gunstig is<br />

(minder verwarming). Bij de keuze dient de zomersituatie echter<br />

doorslaggevend te zijn.<br />

Voor het visueel comfort is de lichttransmissie van het transparant<br />

materiaal essentieel. De lichtdoorlaatbaarheid kan begroot worden<br />

door de tv-waarde (lichttransmissiefactor, ook LTA genoemd). Deze<br />

geeft aan welk deel van het zichtbaar zonlicht wordt doorgelaten.<br />

Een hoge waarde is gunstig omdat dit betekent dat er meer licht<br />

naar binnen treedt en dat er dus minder kunstverlichting nodig is.<br />

De tv-waarde is ook afhankelijk van de kleur van het materiaal. Een<br />

lage lichttransmissiefactor tv zorgt voor een onvermijdelijk zonnebrileffect,<br />

waardoor men steeds geneigd is om de verlichting in te<br />

schakelen. Om maximaal gebruik te kunnen maken van de daglichttoetreding,<br />

moet de τv hoger zijn dan 65 %.<br />

Zuiver energetisch gezien is de keuze van een beglazing gunstig, indien<br />

deze een lage Ug-waarde heeft (voornamelijk een wintervoorwaarde),<br />

een lage g-waarde (zomervoorwaarde) en een relatief hoge τv -waarde<br />

(visuele voorwaarde).<br />

Voor zonwerende toepassing wordt bij voorkeur een beglazing gekozen<br />

met zo hoog mogelijke waarde voor de verhouding τv/g. Hoe hoger deze<br />

waarde des te meer licht wordt doorgelaten in vergelijking tot de doorgelaten<br />

zonnewarmte. Deze verhouding dient zo hoog mogelijk te zijn<br />

ten einde in zomeromstandigheden de koelbelasting zo laag mogelijk te<br />

houden en voldoende lichtinval te verzekeren.<br />

Geluidwering<br />

Voor buitenwanden langs de straatzijden of langs mogelijke bronnen<br />

van geluidhinder dient de nota de akoestische eigenschappen van de<br />

beglazing te evalueren.<br />

evaluatiecriteria<br />

- 18 -<br />

Ventilatiemogelijkheden<br />

Voor ramen in buitenwanden dient per raam te worden aangeduid<br />

welke openingsmogelijkheden en geïntegreerde ventilatieroosters worden<br />

voorzien.<br />

Koudebruggen<br />

Voor metalen raamconstructies dient door middel van een simulatie te<br />

worden aangetoond dat aan de VIPA-eis inzake U-waarde voor<br />

glas+schrijnwerk wordt voldaan, dat de keuze van het profiel niet leidt<br />

tot oppervlaktecondensatie en dat er geen koudebruggen worden<br />

gecreëerd bij de aansluiting van het profiel met de wanden en bij de<br />

aansluiting tussen de profielen onderling.<br />

Dimensionering van technische installaties<br />

Om een optimale energiebesparing te bekomen dient te worden<br />

gestreefd naar een goede afstemming tussen ruwbouw en installaties.<br />

Zo zal het isolatiepeil van het gebouw in aanzienlijke mate invloed hebben<br />

op de dimensionering van de verwarmings- en koelinstallatie. Een<br />

goede systeemkeuze van beglazing, zonwering, beperking van de interne<br />

warmtewinsten en passieve technieken kan leiden tot het vermijden<br />

van actieve koeling. Een goed daglichtontwerp kan ook in het bijzonder<br />

bijdragen tot energiebesparingen op kunstlicht. Indien in de ruwbouwfase<br />

voorzieningen werden getroffen voor natuurlijke of nachtelijke ventilatie,<br />

dan kan extra energie worden bespaard door aangepaste ventilatiesystemen.


Verwarming en koeling<br />

De gegevens waarop de binnenklimaatberekeningen dienen te gebeuren,<br />

dienen in samenspraak met het ontwerpteam duidelijk te zijn vastgelegd.<br />

Met name dienen duidelijk de grenzen en de benaming van de<br />

zones voor verwarming en koeling te zijn aangeduid.<br />

Op plan dient per klimatisatiezone te worden gerefereerd naar bijlagen<br />

met vermelding van: de oppervlakte en het volume; de grenswaarden<br />

voor minimale en maximale temperatuur; het statistisch toelaatbaar<br />

aantal overschrijdingsuren inzake zomercomfort in functie van het type<br />

klimaatjaar van Ukkel.<br />

De warmte- en koudedistributie in de diverse ruimten dient te zijn<br />

besproken en aangeduid op technische plannen. De plaatsing van energie-,<br />

verwarmings- en koelproductie-eenheden moet aangeduid zijn op<br />

de ruwbouwplannen en de eventuele infrastructuurplannen.<br />

Actieve koeling is niet toegestaan, tenzij voor bijzondere lokalen. Bij het<br />

toepassen van actieve koeling dient dit bijkomend energieverbruik grondig<br />

te worden geargumenteerd. Er moet met name voor alle voorgestelde<br />

koeleenheden worden aangetoond of de koeling noodzakelijk is en<br />

of deze niet kan worden geëlimineerd door andere bouwkundige of<br />

technische ingrepen. De nota dient voor van koeling voorziene lokalen<br />

te beschrijven hoe thermische isolatie van de zone, beperking van het<br />

vermogen van verlichting en apparatuur, de implementatie van zonwering<br />

en zonwerende beglazing, aangepaste ventilatie en een geautomatiseerde<br />

regeling van de koelapparatuur het benodigd koelvermogen<br />

en het energieverbruik voor koeling zullen beperken.<br />

Ventilatie<br />

De luchtdistributie in de diverse ruimten dient te zijn besproken en aangeduid<br />

op technische plannen en diverse voorzieningen zoals ruwbouwkokers<br />

en –roosters moeten aangeduid zijn op de ruwbouwplannen en<br />

de eventuele infrastructuurplannen. Het voorzien van natuurlijke toe- of<br />

afvoer van lucht vereist een beschrijving van de plaatsing en de dimensionering<br />

van eventuele roosters en openingen.<br />

De nota dient in alle gevallen de ventilatie van de afzonderlijke lokalen<br />

te beschrijven. Op plan en in een bijzonder bestek dient het vereiste<br />

luchtdebiet aan verse lucht te worden aangeduid per ventilatiezone.<br />

Ook alle kelderlokalen en technische ruimtes dienen reglementair te<br />

worden geventileerd.<br />

Op plan en in een bijzonder bestek dienen voor mechanische toe- en/of<br />

afvoer van lucht tevens te worden aangeduid per klimatisatiezone: de<br />

pulsiemonden en de minimum en maximum luchttemperatuur per pulsiemond.<br />

Per mechanische ventilatie-eenheid dienen minimaal volgende punten te<br />

kunnen worden geleverd op aanvraag:<br />

- principeschema's;<br />

- de minimum en maximum luchtsnelheid en de minimum en maximum<br />

luchttemperatuur per ventilatiezone;<br />

- een bepaling van het drukverlies over alle componenten (kanalen, batterijen,<br />

recuperatoren, filters, geluiddempers, eindelementen, roosters,..),<br />

evenals de thermische isolatie en luchtdichtheidsklasse van en<br />

de luchtsnelheden in de ventilatiekanalen;<br />

- 19 -<br />

evaluatiecriteria


- de karakteristieke curve van elke ventilator en het elektrisch vermogen<br />

van zijn aandrijfmotor, en het geleverde debiet, rekening houdend met<br />

de weerstanden van alle samenstellende onderdelen van de groep en<br />

het toebehoren, evenals met de luchtweerstanden van kanalen en<br />

roosters;<br />

- de vermelding van eventuele bijzondere veronderstellingen.<br />

Er dient op basis van deze informatie en bijkomende berekeningen te<br />

worden bevestigd dat aan de minimumeisen van VIPA en aan de eisen<br />

geformuleerd in het programma van eisen kan worden voldaan.<br />

De nota dient in het geval van mechanische ventilatie per bediend<br />

lokaal en per ventilatie-eenheid aan te geven of en hoe de luchtdebieten<br />

variabel kunnen worden gemaakt door aanpassing aan de werkelijke<br />

ventilatiebehoeften 14 .<br />

Voor alle ge<strong>bouwen</strong> kleiner dan 1000 m2 dient het voldoen aan de<br />

Belgische norm NBN D 50-001 inzake de ventilatievoorzieningen voor<br />

woonge<strong>bouwen</strong> te worden bekrachtigd.<br />

Verlichting<br />

De berekeningsnota dient minimaal de inplanting, de lichtkarakteristieken<br />

en de energie-efficiëntie van de verlichtingstoestellen te beschrijven,<br />

gegroepeerd volgens verlichtingszone. Per verlichtingszone dient<br />

het voldoen aan de minimumeisen inzake lux-niveaus te worden<br />

bekrachtigd.<br />

evaluatiecriteria<br />

- 20 -<br />

Regeling<br />

Voor alle regelingen voor klimaatsystemen (verwarming, ventilatie, koeling)<br />

en verlichting dienen nota’s te worden opgesteld die minimaal de<br />

werking van de regeling beschrijven rekening houdend met de diverse<br />

seizoenen, de dag-/nachtsituatie en het gebruik van de lokalen.<br />

3.4. Specifieke minimumeisen<br />

van VIPA<br />

3.4.1. Eisen inzake de ruwbouw<br />

Maximaal toelaatbare U-waarden<br />

Deze eisen hebben betrekking op de individuele isolatie van de wanden<br />

van de gebouwschil.<br />

In de volgende tabel worden eisen gegeven voor de maximaal toelaatbare<br />

U-waarden (Umax , te berekenen volgens NBN B 62-002) van de<br />

individuele wanden van de warmteverliesoppervlakte van het gebouw.<br />

Hierin wordt enkel een onderscheid gemaakt tussen nieuwbouw en<br />

renovatie, onafhankelijk van het type gebouw. Afwijkingen zijn enkel<br />

mogelijk indien wordt voldaan aan de VIPA-criteria inzake afwijkingen.<br />

Indien vloerverwarmingssystemen zijn voorzien, dient in alle gevallen<br />

een U-waarde voor de vloer van maximaal 0,25 W/m2K te worden<br />

gehanteerd.


Tabel 2 : isolatie-eisen m.b.t. de individuele wanden (maximaal toelaatbare U-waarden)<br />

Wanden van de warmteverliesoppervlakte van het gebouw Umax (W/m2K) Nieuwbouw of renovatie<br />

Bovenste daken of plafonds 0,25<br />

Ondoorschijnende buitenwanden 15 (met inbegrip van koudebruggen) 0,40<br />

Onderste vloeren 16<br />

0,50<br />

Doorschijnende wanden of wandelementen, van het verliesoppervlak<br />

van het gebouw (inclusief beglaasde deuren, lichtstraten,<br />

dakkoepels, glasbouwsteen,…); deuren en poorten<br />

• U-waarde beglazing (of centraal deel) 1,2<br />

conform NBN EN 673, 674 of 675 17<br />

• U-waarde beglazing (of centraal deel) inclusief schrijnwerk 1,6<br />

(incl. raamwerk, ingebouwde rolluiken, ventilatieroosters,…)<br />

14 Systemen met variabel luchtvolume kunnen, met behoud van comfort, typisch tot twee maal minder energie nodig heben dan systemen<br />

met constant luchtdebiet. Mogelijke debietregelingen zijn: regelkleppen in de ventilatiekanalen, gebruik maken van een mengluchtregister,<br />

inspelen op de inschakeltijden van de ventilatoren, een elektronische, frequentiegestuurde toerentalregeling op de ventilatoren.<br />

15 Bij voorkeur wordt de isolatie langs de buitenzijde aangebracht. Hierdoor kunnen koudebruggen worden vermeden en wordt de thermische<br />

massa van het gebouw vergroot. Een equivalentieprincipe (simulatie of meerdimensionale berekening) kan eventueel worden voorgelegd voor<br />

dubbele gevels, buitenwanden in contact met niet-beschermde maar vorstvrije ruimten of in contact met de volle grond, evenals voor gemeenschappelijke<br />

wanden tussen beschermde ruimtes.<br />

16 Een gelijkwaardigheidsprincipe (simulatie of meerdimensionale berekening) kan worden voorgelegd voor vloeren boven niet-beschermde<br />

maar vorstvrije ruimten of vloeren op volle grond, evenals voor gemeenschappelijke vloeren tussen beschermde ruimtes.<br />

17 Beglazing is nog steeds de zwaktste schakel in de thermische isolatie van een gebouw en het vermijden van oververhitting. De evaluatie<br />

van de warmte-isolatie van beglazing gebeurt op basis van de Ug-waarde centraal bepaald op het glasoppervlak, die voornamelijk afhankelijk<br />

is van het aantal glasplaten (enkel, dubbel, driedubbel), de aard van de spouwvulling tussen de glasplaten (droge lucht of gasvulling) en de<br />

aanwezigheid van warmtereflecterende coatings op de glasplaten. Om de warmteverliezen in het stookseizoen te beperken is een lage Ug waarde erg belangrijk. Door te kiezen voor verbeterd dubbel glas met gasvulling en warmtereflecterende coating kunnen Ug-waarden tot 1,1<br />

W/m2K bekomen worden. Deze beglazing heeft een relatief lage meerprijs ten opzichte van gewoon dubbel glas.<br />

NBN EN 673 is een rekenmethode voor het bepalen van de U-waarde. NBN EN 674 en 675 zijn experimentele methodes. Een norm EN 1098<br />

is in ontwikkeling en behelst een bijkomende experimentele methode.<br />

- 21 -<br />

evaluatiecriteria


Eis inzake koudebruggen<br />

De beoordeling dient te gebeuren a.d.h.v. de temperatuursfactor ‘f’ zijnde<br />

de verhouding van het verschil tussen de oppervlaktetemperatuur en<br />

de buitentemperatuur tot het verschil tussen de binnentemperatuur en<br />

de buitentemperatuur : f = (Tio – Te ) / (Ti – Te). Algemeen dient voor iedere structurele bouwknoop van de buitenschil<br />

van het gebouw en voor iedere aansluiting van de ge<strong>bouwen</strong>schil met<br />

schrijnwerk de volgende eis te worden gehaald 18 : f > 0,7.<br />

Eis inzake K-peil<br />

Voor ge<strong>bouwen</strong> met een aanwezigheid van personen voor meer dan 12<br />

uur per dag, en voor ge<strong>bouwen</strong> < 1000m2 , mag het globaal isolatiepeil 19<br />

van het gebouw, berekend volgens NBN B 62-301, niet meer bedragen<br />

dan K40.<br />

Eisen inzake materiaalkeuze<br />

Het in de ge<strong>bouwen</strong> gebruikte hout dient te komen van FSC (Forest<br />

Stewardship Council)-gecertificeerde bossen die voldoen aan de principes<br />

en criteria inzake duurzaam bosbeheer 20 .<br />

Het gebruik van (H)CFK-houdende isolatiematerialen is verboden. Het<br />

gebruik van CFK’s in koelcircuits is verboden. Bij behoud van een koelinstallatie<br />

dienen de CFK’s te worden vervangen en op een milieuvriendelijke<br />

wijze te worden vernietigd.<br />

Vloeren dienen met materialen met hoge duurzaamheid te worden<br />

afgewerkt, rekening houdend met de mogelijke aantasting door kuisproducten<br />

en desinfectiemiddelen, het akoestisch effect van de materiaalkeuze<br />

en de eenvoud van het herleggen van mogelijk geïntegreerde<br />

evaluatiecriteria<br />

- 22 -<br />

bekabeling en luchtkanalen. Indien beton wordt gebruikt, dan is het<br />

gebruik van biologisch afbreekbare ontkistingsvloeistoffen/-smeermiddelen<br />

verplicht.<br />

3.4.2. Eisen inzake de technieken<br />

Eisen verwarming<br />

Productie<br />

Voor nieuwe ge<strong>bouwen</strong> of renovaties met een totaaloppervlakte van meer<br />

dan 1000 m2 dient de technische, milieutechnologische en economische<br />

haalbaarheid van het installeren van gedecentraliseerde systemen voor<br />

energievoorziening, mogelijk gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen,<br />

warmte-krachtkoppeling (WKK), stadsverwarming of warmtepompen te<br />

worden beoordeeld 21 . Het resultaat van een dergelijke beoordeling dient<br />

beschikbaar te zijn voor raadpleging door alle betrokkenen.<br />

Er dient voor nieuwbouw te worden geopteerd voor productie van warmte<br />

door middel van een gasketel met een HR-Top label, waarbij dient te<br />

worden gelet op de keuze van een zo efficiënt mogelijke ketel. Het<br />

gebruik van elektrische verwarming is in regel verboden 22 .<br />

In het geval van reeds aanwezige ketels van meer dan 15 jaar oud is een<br />

volledige keuring van de verwarmingsinstallatie vereist en advies over<br />

vervanging of alternatieve oplossingen 23 . Deze keuring omvat minimaal<br />

een beoordeling van het rendement van de ketel bij vol- en deellast en<br />

van de ketelgrootte vergeleken met de verwarmingseisen van het<br />

gebouw. Bij de keuring dient te worden gelet op het energieverbruik en<br />

de vermindering van de uitstoot van CO2 . Het keuringsrapport dient te<br />

beslissen over een eventuele vervanging door efficiëntere toestellen.


Hierbij dient de nota te argumenteren of oude verwarmingselementen<br />

zoals radiatoren kunnen worden hergebruikt bij overschakeling op een<br />

systeem voor lage-temperatuur verwarming.<br />

Distributie<br />

Het toepassen van een verlaagd temperatuurregime voor de warmtedistributie<br />

(maximum 70°C/50°C) is verplicht, tenzij niet kan worden voldaan<br />

aan de isolatie-eisen. Bij goed geïsoleerde ge<strong>bouwen</strong> is de hoeveelheid<br />

te leveren warmte vrij klein waardoor lage temperatuurverwarming<br />

of stralingsverwarming mogelijk wordt.<br />

Lage temperatuurverwarming (LT) heeft enkele interessante voordelen :<br />

· energiebesparend door een beter installatierendement (toepassing<br />

van condensatietechniek, verminderde distributieverliezen, beter<br />

afgifterendement) en minder verliezen door ventilatie (lagere luchttemperaturen)<br />

· verhoogt het comfort door stralingswarmte, goede warmteverdeling,<br />

geen koude vloeren en minder tocht verschijnselen door lagere luchttemperaturen,<br />

· betere luchtkwaliteit door minder luchtbeweging, minder stofverspreiding,<br />

geen stofschroei,<br />

· betere kansen voor toepassing van alternatieve duurzame energiebronnen<br />

als warmtepompen en zonnecollectoren.<br />

Inzake het vermijden van stralingsasymmetrie dienen verwarmingselementen<br />

langs de raamzijde van ruimtes te worden geplaatst.<br />

Verwarmingselementen kunnen slechts elders worden voorzien indien<br />

de U-waarde van beglazing+schrijnwerk kleiner dan of gelijk is aan 0,8<br />

W/m2K 24 .<br />

Leidingen, kraanhuizen en pompen voor warmtetransport dienen van<br />

een aangepaste isolatie te worden voorzien. Op deze manier worden de<br />

distributieverliezen tot een minimum gereduceerd.<br />

Regeling<br />

Het toepassen van een weersafhankelijke ketel- en kringsturing met<br />

start/stop-optimalisering is verplicht, evenals het toepassen van goed<br />

regelbare thermostatische kranen.<br />

Een toerentalregeling op de pompen van de verwarmingsinstallatie is<br />

verplicht voor installaties met een thermisch vermogen groter dan 55<br />

kW 25 en voor alle kringen met een variabel debiet. 26<br />

18 Uitgaande van een buitentemperatuur van 0°C en een binnentemperatuur van<br />

20°C, wordt aan deze eis voldaan wanneer de temperatuur aan het binnenoppervlak<br />

van een buitenwand overal hoger is dan 14°C. Aan de voorgestelde eis wordt meestal<br />

voldaan door de maximale U-waarden te respecteren, door alzijdige doorlopende isolatie<br />

en door de isolerende laag zo veel mogelijk naar de buitenzijde van de wand te verschuiven.<br />

19 Het globaal isolatiepeil houdt, naast de bepaling van de U-waarden tevens rekening<br />

met de compactheid van het gebouw.<br />

20 Als (te raporteren en te beoordelen) afwijking kan het gebruik van Europees hout in<br />

sommige gevallen worden toegestaan.<br />

21 Conform het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de<br />

Raad betreffende de energieprestaties van ge<strong>bouwen</strong>, ref COM (2002) 192 def.<br />

22 Elektrische verwarming is niet alleen op vlak van energie-efficiëntie een slechte<br />

keuze, het is ook een dure optie.<br />

23 Conform het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de<br />

Raad betreffende de energieprestaties van ge<strong>bouwen</strong>, ref COM (2002) 192 def.<br />

24 Richtwaarde van het Passivhausinstitut<br />

25 Deze eis is conform aan de Duitse regelgeving.<br />

26 Bijvoorbeeld radiatorkringen.<br />

- 23 -<br />

evaluatiecriteria


Eisen ventilatie<br />

Productie<br />

Bij nieuwbouw bij de keuze van natuurlijke luchttoevoer vanuit de buitenomgeving<br />

dienen zelfregelende winddrukafhankelijke roosters te zijn<br />

voorzien om te hoge ventilatiedebieten en eventuele tocht bij wind te<br />

vermijden.<br />

Het elektrisch vermogen per opgeleverd luchtdebiet mag bij nieuwe<br />

mechanische ventilatie-eenheden maximaal 0,7 W/(m3h) bedragen 27 .<br />

Bij behoud van reeds aanwezige mechanisch ondersteunde ventilatiesystemen<br />

van meer dan 15 jaar oud is een volledige energetische keuring<br />

vereist. Bij negatief advies dient de ventilatiegroep te worden vervangen<br />

of dienen alternatieve oplossingen te worden gezocht.<br />

Distributie<br />

Volgende eisen worden opgelegd voor mechanisch ondersteunde ventilatie.<br />

De luchtsnelheid in luchtgroepen dient te worden beperkt tot maximaal<br />

2 m/s.<br />

De luchtsnelheid in kanalen, dient te worden beperkt tot maximaal<br />

4 m/s.<br />

Het maximaal drukverlies over installatie-onderdelen van de ventilatie<br />

dient van de klasse ‘laag’ of ‘normaal’ te zijn, volgens prEN 13779.<br />

Ongecontroleerde verliezen dienen te worden vermeden door luchtdicht<br />

te <strong>bouwen</strong>. Indien systematisch geen ronde kanalen met dubele dichtingsring<br />

worden gebruikt, dan dienen luchtdichtheidstesten voor de ventilatieinstallatie<br />

te zijn voorzien in het bestek ter verificatie van het voldoen aan<br />

gestelde prestatie-eisen.<br />

evaluatiecriteria<br />

- 24 -<br />

Teneinde de aanwezigheid van luchtlekken 28 te beperken is voor mechanische<br />

luchttoevoer en –afvoer het gebruik van kanaalsystemen van<br />

Klasse B, volgens de normalisatie Eurovent 2/2, verplicht voor kanalen<br />

die buiten de bediende ventilatiezone liggen. De verbindingen in het<br />

kanalensysteem moeten perfect luchtdicht afgewerkt worden om een<br />

goede werking mogelijk te maken.<br />

Voor ventilatiezones in nieuwbouw die voorzien zijn van mechanische<br />

pulsie is warmterecuperatie door middel van warmtewisselaars verplicht.<br />

Warmtewisselaars dienen minimaal een temperatuurrendement te hebben<br />

van 80%. Een testrapport ter zake kan worden opgevraagd.<br />

Voor renovaties geldt: indien een luchtgroep wordt vernieuwd of indien<br />

enkel mechanische extractie of enkel mechanische pulsie aanwezig is,<br />

dan is een grondige kosten-batenstudie van de implementatie van<br />

warmterecuperatie verplicht.<br />

Regeling<br />

Voor alle bestaande en voorziene mechanische luchtttoevoer- en afvoereenheden<br />

is een studie voor de implementatie van variabele luchtdebieten<br />

noodzakelijk. Bij mogelijkheden voor variabele luchtdebieten is<br />

de implementatie van een sturing in functie van aanwezigheid of luchtkwaliteit<br />

verplicht.<br />

Het toepassen van vraaggestuurde ventilatietechnieken in functie van aanwezigheid<br />

of luchtkwaliteit is verplicht voor mechanische ventilatie van tijdens<br />

kantooruren niet-permanent bezette ruimtes. Hiervoor kan enkel uitzondering<br />

worden gemaakt indien voor de luchtkring én een debiet lager<br />

dan 1000 m3 /h wordt voorzien én warmterecuperatie wordt toegepast.


Eisen koeling<br />

De behoefte aan een koelinstallatie dient te worden vermeden door<br />

minimalisatie van de koellast. In ons klimaat vergt het vermijden van<br />

koelinstallaties geen zware inspanningen, op voorwaarde dat bouwkundige<br />

ingrepen worden voorzien. Het ontwerp zal in sterke mate de koellast<br />

bepalen. Overhangende delen, buitenzonwering, kleinere ramen,<br />

lichtgekleurde façaden en daken behoren tot efficiënte maatregelen om<br />

de koellast te verlagen. Een goed ontwerp moet toelaten dat koudeproductie<br />

grotendeels kan worden vermeden.<br />

Productie<br />

De haalbaarheid dient te worden onderzocht van het beperken van de<br />

koellast en het vermijden van koeling door middel van aangepaste elektrische<br />

verbruikers en ingrepen op de ge<strong>bouwen</strong>schil. Het resultaat van<br />

een dergelijke beoordeling dient beschikbaar te zijn voor raadpleging<br />

door alle betrokkenen.<br />

In het geval dat koelelementen worden geïmplementeerd in nieuwbouw<br />

of bij renovatie, mag het opgeslorpt elektrisch vermogen (in Watt elektrisch)<br />

in geen geval groter zijn dan de koelcapaciteit (uitgedrukt in<br />

Watt thermisch) vermenigvuldigd met een factor 0,2. Van ieder toestel<br />

dienen ter zake testrapporten te kunnen worden geleverd, opgesteld<br />

door een onafhankelijk testinstituut.<br />

Bestaande centrale airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen<br />

van meer dan 12 kW moeten, onafhankelijk van hun ouderdom, worden<br />

gekeurd. Deze keuring omvat minimaal een beoordeling van het rendement<br />

van de airconditioning bij vol- en deellast en van de dimensionering<br />

vergeleken met de koelbehoefte van het gebouw 29 .<br />

27 De eis stemt overeen met een minimale vermogensklasse B volgens de evaluatiemethode<br />

van de Swedish Indoor Climate Institute (gemiddeld verbruik); Merk op dat ventilatiegroepen<br />

met een hoger rendement ook meestal een lagere geluidsbelasting geven.<br />

Lage specifieke ventilatorvermogens kunnen worden bereikt door het ontwerpen van<br />

kanaalnetten met lage drukverliezen e/of het gebruik van ventilatoren met hoog rendement.<br />

28 Men kan aannemen dat 1% lekdebiet het elektriciteitsverbruik doet toenemen met<br />

3% en het energieverbruik voor verwarming met 1%. Luchtdichtheid is in de welzijnsen<br />

gezondheidszorg evenwel van primordiaal belang voor het vermijden van overslag<br />

van ziektekiemen.<br />

29 Conform het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad<br />

betreffende de energieprestaties van ge<strong>bouwen</strong>.<br />

- 25 -<br />

evaluatiecriteria


Distributie<br />

Leidingen, kraanhuizen en pompen voor koudetransport dienen van een<br />

aangepaste isolatie te worden voorzien. Op deze manier worden de distributieverliezen<br />

tot een minimum gereduceerd.<br />

Bij renovaties dient een keuringsrapport te beslissen inzake het vervangen<br />

of toevoegen van isolatie.<br />

Regeling<br />

Een toerentalregeling op de pompen van de koelinstallatie is verplicht<br />

voor installaties met een thermisch koelvermogen groter dan 55 kW en<br />

voor alle kringen met een variabel debiet 30 .<br />

Eisen kunstlicht<br />

Productie<br />

De prestatie-eis voor het vermogen van de verlichting is maximaal 2 à 2,5<br />

W/m2 .100 lux, in alle gevallen te realiseren voor de circulatieruimtes en de<br />

administratieve en personeelsruimtes.<br />

Voor renovatieprojecten dienen voor de basisverlichting gloeilampen en<br />

halogeenlampen te zijn vervangen door spaarlampen en ontladingslampen.<br />

Waar armaturen worden vervangen dient ook te worden gekozen<br />

voor armaturen met een hoog rendement. Waar nodig kan bijkomend<br />

taakverlichting op een werkvlak worden voorzien.<br />

evaluatiecriteria<br />

- 26 -<br />

Voor verlichtingsinstallaties ouder dan 15 jaar, is de renovatie van de verlichtingsinstallatie<br />

verplicht. De verlichtingstechnologie heeft de laatste 15<br />

jaar immers een grote vooruitgang geboekt. Daardoor is het energieverbruik<br />

van verlichtingsinstallaties gemiddeld met 40% gedaald, terwijl het verlichtingscomfort<br />

sterk werd verbeterd.<br />

Regeling<br />

Bij nieuwe of te vervangen verlichting dient minimaal per lokaal, doch<br />

bij voorkeur per armatuur te kunnen worden geregeld naar behoefte.<br />

Er bestaat hiertoe keuze uit volgende mogelijkheden:<br />

- Automatisch traploos regelen van het lichtniveau afhankelijk van de<br />

hoeveelheid zonlicht (daglichtdimming);<br />

- Automatisch uitschakelen van de verlichting bij afwezigheid van personen;<br />

- Dimmen van de verlichting naar behoefte door lichtdimmers.<br />

De haalbaarheid en intenties met betrekking tot dit criterium dienen per<br />

lokaal te worden besproken in een nota.<br />

Voor zover dit niet strijdig is met de veiligheidsvereisten, is het toepassen<br />

van een automatische regeling verplicht voor de basisverlichting in niet-permanent<br />

gebruikte ruimtes, door middel van aanwezigheidsdetectie, en in<br />

ruimtes voorzien van daglicht, door middel van automatische daglichtcompensatie.


Eisen ge<strong>bouwen</strong>beheer<br />

Op gebouwniveau dient energieregistratie en –beheer te worden voorzien<br />

door het implementeren van aangepaste energie- en watertellers<br />

met pulsuitgang. Gegevens inzake verbruik van energie en water dienen<br />

op één centrale plaats te kunnen worden afgelezen, opgeslaan en<br />

geanalyseerd.<br />

De toepassing van een ge<strong>bouwen</strong>beheersysteem is verplicht. Dit ge<strong>bouwen</strong>beheersysteem<br />

dient per ruimte/ gebouwdeel de volgende aspecten te<br />

registreren en per maand te rapporteren in functie van de eisen opgesteld<br />

in het programma van eisen:<br />

- aan-/uitschakelmomenten van de verwarming, koeling, verlichting, zonwering,<br />

ventilatie, pompen, bevochtiging<br />

- temperaturen 31 in referentieruimtes, ten minste aan iedere geveloriëntatie<br />

van het gebouw en op iedere verdieping<br />

- de instelparameters van de productie-eenheden voor verwarming, koeling,<br />

bevochtiging en luchtbehandeling<br />

- het energieverbruik van alle klimaat-, verlichtings-, laboratorium- en<br />

persluchtsystemen.<br />

Het ge<strong>bouwen</strong>beheersysteem dient erop te zijn voorzien dat een directe koppeling<br />

kan worden verwezenlijkt met de invoer van factuurgegevens inzake<br />

verbruik van energie en water en dat minstens jaarlijks een energiebalans<br />

en –rapport van het gebouw kan worden geleverd.<br />

Het bestek dient minimaal een volledige beschrijving van alle sensoren en<br />

hun ingestelde parameters te bevatten. Tevens dient de verificatie van de<br />

goede werking van de sensoren na plaatsing per sensor te worden voorzien.<br />

Het as-built dossier dient achteraf te beschrijven hoe de instelparameters<br />

van de sensor kunnen worden gewijzigd.<br />

Sanitair<br />

Sanitair warm water<br />

De temperatuur van het water dient niet hoger ingesteld te worden dan<br />

strikt noodzakelijk (max. 65°C na kortstondig naverwarmen 32 : legionellabacteriën<br />

33 worden gedood vanaf 55°C).<br />

Bij nieuwbouw en bij renovatie van de warm waterinstallatie of van<br />

grootkeukens dient de warmwaterproductie waar mogelijk te worden<br />

gedecentraliseerd in productie-eenheden van optimaal rendement 34 .<br />

Het ontwerp dient waar mogelijk het gebruik van elektrische waterverwarmers,<br />

verwarmingslinten en naverwarming te vermijden 35 .<br />

De plaats van de waterverwarmer en het leidingtracé zijn bij nieuwbouw<br />

te optimaliseren naar inhoud van het warm waternet 36 .<br />

Het isoleren van alle warm waterleidingen dient te zijn voorzien.<br />

30 Bijvoorbeeld thermostaatgestuurde koelplafonds.<br />

31 Indien de sensoren aanwezig zijn, kunnen ook verlichtingsniveau en luchtkwaliteit<br />

worden geregistreerd.<br />

32 Andere oplossingen dan opstoken boven 60°C zijn regelmatig spoelen of behandeling<br />

met UV.<br />

33 Hoge temperaturen leiden niet alleen tot een hoger energieverbruik doch geven aanleiding<br />

tot een groter waterverbruik dan nodig ten gevolge van bijmenging van koud<br />

water. Merk op dat legionellabacteriën groeien vanaf 20-25°C dus ook kunnen voorkomen<br />

in koudwaterleidingen. Legionella zet zich vast op de dode punten in het hydraulisch<br />

systeem. Oplossing: leidingen tussen boiler en aftap best zo kort mogelijk houden:<br />

dit is uiteraard ook wat betreft energieverliezen interessanter.<br />

34 Bij voorkeur gasboilers met HR-Top label.<br />

35 Deze zijn goedkoop in aanschaf, maar duur in gebruik. Een kWh elektriciteit kost<br />

immers 3 à 5 keer zoveel als een kWh gas.<br />

36 Bij lange leidinglengtes duurt het lang vooraleer het warm water de kraan bereikt,<br />

het koude water gaat meestal rechtstreeks de afvoer in ; na aftapping koelt de leiding<br />

terug af waardoor energie verloren gaat. De inhoud van de warm waterleidingen wordt<br />

beperkt door korte lengtes en kleine diameters (10 tot 12 mm binnenmaat).<br />

- 27 -<br />

evaluatiecriteria


Sanitaire uitrusting<br />

Douchekoppen dienen spaardouchekoppen te zijn met een verbruik van<br />

maximaal 4 à 6 l/min. Bij renovatie dienen ze waar nodig te worden<br />

vervangen.<br />

Waterkranen aan wastafels en in de keuken dienen in alle gevallen te<br />

zijn uitgerust met een schuimmondstuk of perlator met debietbegrenzingsring.<br />

Bij nieuwbouw of renovatie van ruimtes hiervoor voorzien dienen toiletten<br />

te zijn voorzien van waterbesparende spoelbakken met keuzeknop<br />

(3 en 6 liter) en dienen wastafels en urinoirs van collectieve toiletten te<br />

zijn voorzien van een automatische activering.<br />

Liften<br />

Bij renovatie of implementatie van liften is het gebruik van hydraulische<br />

liften niet toegestaan voor transport van personen. Bijzondere aandacht<br />

dient te worden besteed aan pieksturing en aan de keuze van zeer energiezuinige<br />

hefmotor 37 .<br />

Regenwater<br />

Captatie en gebruik van regenwater dient bij nieuwbouw te zijn opgenomen.<br />

Het gebruik van regenwater voor toiletspoeling, wasmachines<br />

en dienstkranen 38 is verplicht 39 voor nieuwbouwprojecten en verplicht in<br />

te voeren bij verbouwingen indien een regenwaterreservoir aanwezig is.<br />

Afvalwater en regenwater dienen langs afzonderlijke hoofdriolen te worden<br />

afgevoerd.<br />

evaluatiecriteria<br />

- 28 -<br />

3.5. Specifieke aanbevelingen<br />

van VIPA<br />

3.5.1. Aanbevelingen inzake de ruwbouw<br />

Maximaal toelaatbare U-waarden<br />

In de volgende tabel worden aanbevolen waarden gegeven voor de<br />

maximaal toelaatbare U-waarden (Umax, te berekenen volgens NBN B<br />

62-002) van de individuele wanden van de warmteverliesoppervlakte<br />

van het gebouw. Hierin wordt enkel een onderscheid gemaakt tussen<br />

nieuwbouw en renovatie, onafhankelijk van het type gebouw.


Tabel 3 : Aanbevelingen isolatie van de individuele wanden ( U max-waarden)<br />

Wanden van de warmteverliesoppervlakte van het gebouw U max (W/m 2 K)<br />

Renovatie richtwaarde Nieuwbouw richtwaarde Nieuwbouw streefwaarde 40<br />

Bovenste daken of plafonds 0,25 – 0,20 0,20 – 0,16 < 0,11<br />

Ondoorschijnende buitenwanden (met inbegrip van koudebruggen) 0,33 – 0,25 0,25 – 0,20 < 0,16<br />

Onderste vloeren 41<br />

Doorschijnende wanden of wandelementen, van het verliesoppervlak<br />

van het gebouw<br />

(inclusief beglaasde deuren, lichtstraten, dakkoepels,<br />

glasbouwsteen,…); deuren en poorten<br />

0,50 – 0,33 0,40 – 0,33 < 0,20<br />

• centraal deel + schrijnwerk<br />

(incl. ingebouwde rolluiken, ventilatieroosters,…)<br />

1,6 – 1,3 1,5 – 1,3 < 1 – 0,80<br />

37<br />

Heden bestaan zowel voor laagbouw als voor hoogbouw modellen van energiezuinige liften op basis van zijdelings<br />

geïntegreerde DC-motoren. Bij implementatie van dergelijk type liften dient zelfs geen machinekamer te worden<br />

voorzien.<br />

38<br />

Metalen daken geven metaalionen af waardoor het water niet bruikbaar is voor de moestuin.<br />

Bij bitumineuze of houtendakbedekking moet één jaar gewacht worden om het regenwater te gebruiken omwille<br />

van uitspoeling of uitloging.<br />

39<br />

Tenzij kan worden aangetoond dat dit in strijd is met de behoeften van het specifieke project<br />

40<br />

De voorgestelde streefwaarden liggen in het bereik van de passiefhuis-standaard.<br />

41<br />

Ook voor keldervloeren bij verwarmde kelders en voor scheidingswanden tussen verwarmde en niet-verwarmde<br />

binnenruimtes.<br />

- 29 -<br />

evaluatiecriteria


Aanbevelingen inzake materiaalkeuze<br />

Voor de implementatie van houten schrijnwerk kan niet-verduurzaamd<br />

hout worden gebruikt. Voorwaarde is dat de juiste houtsoort en de juiste<br />

constructies en detailleringen gebruikt worden 42 . Voor renovatiewerken<br />

aan kunststof of metalen schrijnwerk kan worden omschreven hoe<br />

het vervangen schrijnwerk wordt gerecupereerd of gerecycleerd.<br />

In Annex G ‘Guidelines for low-polluting buildings’ van CR 1752 worden<br />

criteria gegeven voor de kwalificering van de luchtvervuilingsgraad van<br />

materialen. Aanbevolen wordt om oppervlakken behorende tot de categorie<br />

M3 te vermijden en oppervlakken behorende tot M2 lager te houden<br />

dan 20%.<br />

Het gebruik van watervervuilende dakbedekkingen wordt afgeraden.<br />

Het gebruik van PVC wordt afgeraden. Tegenwoordig bestaan er tal van<br />

alternatieven voor bouwproducten op de markt, waarbij PVC wordt vervangen<br />

door kunststoffen of andere materialen met een geringere<br />

milieu-impact.<br />

Het overdreven gebruik van producten op basis van portlandcement,<br />

beton en baksteen kan inzake de reductie van CO2-emissies in vraag worden<br />

gesteld. Het gebruik van klinkerarme cementsoorten wordt in ieder<br />

geval aangeraden. Beperk tevens het aandeel cement in pleisters door te<br />

opteren voor kalk- of leemvarianten. Indien beton wordt gebruikt dan kan<br />

dit beton voor structurele doeleinden voor minimum 30% bestaan uit<br />

recyclaatgranulaat van metselwerk- en/of betonpuin (als grindvervanger).<br />

Voor dekvloeren kan 100% recyclaatgranulaat worden gebruikt.<br />

Vermijd het metsen van bakstenen en opteer bij gebruik van bouwstenen<br />

voor gelijmde of drooggestapelde constructies. Streef naar schuimen<br />

kitarme detaillering.<br />

evaluatiecriteria<br />

- 30 -<br />

Gebruik bij voorkeur skeletaire draagconstructies die achteraf worden<br />

ingevuld. Bevorder hierbij de mogelijkheid tot ontmantelen van het skelet<br />

achteraf.<br />

Er wordt aanbevolen om op een doorgedreven wijze materialen en<br />

bouwproducten toe te passen die eenvoudig ontmantelbaar, ontkoppelbaar<br />

en voor 100% herbruikbaar of recycleerbaar zijn.<br />

Gebruik bij gesloten verhardingen altijd zo veel mogelijk recyclaatmateriaal.<br />

Het gebruik van gesloten wegdekverhardingen wordt evenwel<br />

afgeraden. Indien de bodembedekking en de ondergrond voldoende<br />

doorlatend zijn en het grondwater niet tot aan het maaiveld reikt, zal<br />

het regenwater vrij snel de bodem intrekken. De doorlaatbaarheid mag<br />

niet verminderd worden door berijden tijdens en na aanleg. Bij vorstgevaar<br />

moet een onderfundering voorzien worden uit bijvoorbeeld grove<br />

grond. De verharding kan bestaan uit steenslag of dolomiet eventueel<br />

voorzien van een geotextiel, waterdoorlatende straatstenen of -platen,<br />

beton of polyethyleen grastegels, houtspaanders, enz.<br />

Het gebruik van watergebaseerde verven wordt aangeraden.<br />

Daglichtontwerp van lokalen<br />

In verhouding tot de totale netto-oppervlakte van alle lokalen, treedt<br />

daglicht bij voorkeur toe in de meeste lokalen, zodanig dat het aantal<br />

lokalen met daglichttoetreding minimaal 80% van de totale vloeroppervlakte<br />

beslaat.<br />

In het bijzonder kunnen ook alle sanitaire ruimtes en traphallen worden<br />

voorzien van efficiënte daglichttoetreding zodat kunstlicht niet dient te<br />

worden ontstoken. De uitgangsvereiste is dat tijdens de dag, elke ruimte<br />

op een veilige wijze kan betreden worden zonder kunstlicht te ontsteken.


3.5.2. Aanbevelingen inzake de technieken<br />

Aanbevelingen verwarming en koeling<br />

Voorzie eenvoudig programmeerbare tijdschakelaars en optimizers en<br />

een goede regelbaarheid van de ruimtetemperatuur.<br />

Ontwerp vloeistofcircuits zodanig dat de drukval in componenten wordt<br />

verlaagd, bvb. maximum 2 à 3 bar in leidingen, bochten, warmtewisselaars,<br />

enz.<br />

Merk op dat balancerende inregelkranen hoge en permanente drukverliezen<br />

leveren. Voor de inregeling kan men ook werken met driewegkranen,<br />

toerentalgeregelde pompen en goed gedimensioneerde leidingen.<br />

Ontwerp verwarmingscircuits op een temperatuurregime van maximaal<br />

60/40°C, en koelcircuits op een regime van relatief hoge temperatuur<br />

(bijvoorbeeld 12/18°C).<br />

Hanteer voor grote koelinstallaties een streefwaarde van de COP van<br />

minimaal 7,0.<br />

Voorzie voor pompen een rendement van minimaal 85%.<br />

Aanbevelingen ventilatie<br />

De luchtsnelheid in de luchgroepen en kanalen kan op eenvoudige wijze<br />

worden beperkt tot maximaal 2 m/s, waarbij bijzondere aandacht<br />

wordt besteed aan het verlagen van de stromingsweerstanden (bvb. zo<br />

min mogelijk bochten en vernauwingen.<br />

Het maximaal drukverlies over installatie-onderdelen van de ventilatie<br />

kan van de klasse ‘laag’ zijn, volgens prEN 13779.<br />

Ventilatoren hebben voor grotere ge<strong>bouwen</strong> een belangrijk aandeel in<br />

het totale energiegebruik van een gebouw. Dit energiegebruik kan worden<br />

beperkt door de ventilatoren zelf energiezuiniger te maken. Het<br />

elektrisch vermogen per opgeleverd luchtdebiet kan per ventilatiegroep<br />

worden beperkt tot maximaal 0,4 W/(m3h) 43 .<br />

Teneinde de aanwezigheid van luchtlekken te beperken is het gebruik<br />

van ronde kanalensystemen van Klasse C volgens Eurovent 2/2 bij voorkeur<br />

te voorzien voor alle kanalen die buiten de bediende ventilatiezone<br />

liggen.<br />

Voor de diverse luchtgroepen kan een aansluiting worden voorzien op<br />

bodem/lucht-warmtewisselaars.<br />

Voorzie in de meeste lokalen bij voorkeur een werking op basis van aanwezigheidsdetectie<br />

of op basis van luchtkwaliteit, evenals goed regelbare<br />

ventilatiemonden. Het gebruik van CO2-sensoren kan zeker kosteneffectief<br />

worden aanbevolen voor maximale debieten vanaf 4000 m3/h.<br />

Voor niet-permanent gebruikte ruimtes en zones loont het gebruik van<br />

CO2-sensoren zeker vanaf 1000 m3 /h.<br />

42 Zo zijn niet verduurzaamde kozijnen (van zachthout) van uitstekende kwaliteit met de<br />

gebruikelijke garanties leverbaar. Recent zijn ook nieuwe verduurzamingstechnieken ontwikkeld<br />

als plato- en stellac-hout waarbij het hout onder hoge druk en temperatuur<br />

chemisch wordt gemodificeerd zonder toevoeging van synthetische producten. Een<br />

andere vorm van verduurzaming is vingerlassen of lamineren van (inlands) hout.<br />

43 De eis stemt overeen met een vermogensklasse A volgens de evaluatiemethode van<br />

de Swedish Indoor Climate Institute (laag verbruik);<br />

- 31 -<br />

evaluatiecriteria


Voor welzijns- en gezondheidsinstellingen kunnen de ‘Guidelines for Design<br />

and Construction of Hospital and Health Care Facilities’ 44 , editie 2001, van<br />

de American Institute of Architects Academy of Architecture for Health 45 als<br />

referentie worden gehanteerd bij het opstellen van het programma van<br />

eisen.<br />

Luchtdichtheidstesten voor het gebouw kunnen worden voorzien in het<br />

bestek ter verificatie van het voldoen aan gestelde prestatie-eisen.<br />

Aanbevelingen sanitair<br />

Een rechtstreekse leiding, zonder aftakkingen, kan waar mogelijk worden<br />

voorzien tussen keuken en productie van warm water. In het geval<br />

van wooneenheden kan het toestel in de directe nabijheid van de keukenkraan<br />

worden geplaatst.<br />

Alle was- en afwasmachines kunnen bij nieuwbouw of renovatie van<br />

ruimtes hiervoor voorzien van het type hot-fillapparaten te zijn, die<br />

gebruik maken van warm tapwater. In geen geval mag het warm tapwater<br />

hiervoor afkomstig zijn van een elektrische boiler.<br />

Toiletten kunnen worden voorzien van een boostersysteem met een<br />

maximum watergebruik van 2,5 of 4 liter (twee standen).<br />

Bij nieuwbouw of renovatie van ruimtes hiervoor voorzien kunnen badkuipen<br />

een dusdanige vorm hebben dat met een beperkt volume een<br />

hoge waterhoogte en een goede bereikbaarheid bekomen wordt.<br />

Er kan worden bestudeerd of warmterecuperatie uit afvalwater zinvol<br />

kan worden toegepast.<br />

evaluatiecriteria<br />

- 32 -<br />

Aanbevelingen regenwater<br />

Bij voorkeur wordt zo weinig mogelijk regenwater naar de rioleringen<br />

afgevoerd door het optimaliseren van regenwatergebruik en het toepassen<br />

van regenwaterbuffering en -infiltratie. Hiertoe kan men ten<br />

minste één van de volgende maatregelen, al dan niet gecombineerd,<br />

uitvoeren.<br />

Groene daken<br />

Een groen dak is een warm dak met bovenop - i.p.v. van de traditionele<br />

grind- of tegelballast - een wortelwerende laag, een drainagemat, een<br />

laag substraat, een verankeringsnet en de begroeiing bestaande uit een<br />

dunne laag geselecteerde mossen. Deze daken vergen nauwelijks onderhoud.<br />

De dakdichting is beschermd tegen licht en thermische schokken.<br />

Deze daken kunnen aanzienlijk wat water opslaan welke hoofdzakelijk<br />

verdampt. Ook zwak hellende daken kunnen als groen dak uitgebouwd<br />

worden.<br />

Kleinschalige waterzuivering<br />

Het niet direct infiltrerend water kan via het oppervlak en/of open afvoeren<br />

verder geleid worden naar een kom, vijver, wadi (= kom of geul met<br />

ondergronds filterbed) voor zover daar voldoende ruimte toe is in de wijk.<br />

Bij renovaties in niet gerioleerde gebieden kan lokale behandeling van<br />

afvalwater nodig zijn. Meestal is hier enkel een voorbehandeling (septische<br />

tank) vereist. Bij (ver)nieuwbouw kan een meer uitgebreide zuivering<br />

gewenst zijn.<br />

Buffering, infiltratie en zuivering van regenwater kan worden opgenomen<br />

in het ruwbouwdossier en in het dossier infrastructuurwerken. De<br />

karakteristieken en dimensioneringen van de diverse componenten dienen<br />

dan te worden beschreven in de technische nota.


Hernieuwbare energiebronnen<br />

De toepassing van windenergie, zonneboilers of fotovoltaïsche panelen<br />

wordt aangemoedigd doch bij toepassing dient de rendabiliteit per project<br />

te worden geëvalueerd.<br />

Bij de toepassing van windenergie wordt bij voorkeur geopteerd voor<br />

koppeling met een windpark in plaats van het oprichten van een individuele<br />

windmolen.<br />

Bij toepassing van actieve zonne-energie zoals thermische zonnepanelen<br />

of fotovoltaïsche panelen dienen deze minstens 85% van het dagelijks<br />

beschikbare zonlicht te kunnen ontvangen 46 .<br />

Bij toepassing van thermische zonne-energiesystemen in nieuwbouwprojecten<br />

moet de warmte worden aangewend voor sanitair warm<br />

water, was- en vaatwasmachines, en eventueel (collectieve) verwarming<br />

op lage temperatuur.<br />

Aanbevelingen elektriciteit en communicatie<br />

Elektrische toestellen<br />

Indien het gebruik van gas- of inductietoestellen voor de verschillende<br />

toepassingen niet in conflict is met de veiligheidseisen, kunnen elektrische<br />

kookplaten worden vermeden.<br />

Alle droogkasten bij nieuwbouw, of renovatie van ruimtes hiervoor voorzien,<br />

kunnen van het type gasdroogkasten zijn.<br />

De interne warmtewinsten van elektrische apparatuur dienen zo veel<br />

mogelijk te worden beperkt. Bij de keuze van apparatuur dient syste-<br />

matisch te worden gestreefd naar vergelijking van opgeslorpt elektrisch<br />

vermogen (zeker ook voor de keuze van computers, beeldschermen, telefooncentrales,<br />

enz.)<br />

Kabelnetwerken<br />

Er wordt aanbevolen om kabelnetwerken te beperken en bekabeling<br />

voor verschillende toepassingen zo veel mogelijk te integreren. Heden<br />

bestaan er diverse mogelijkheden om stroomvoorziening, telefonie,<br />

datacommunicatie, kabeldistributie, internet en dergelijke te combineren<br />

op multifunctionele dragers 47 .<br />

Bij het ontwerpen van computerwerkposten 48 , stroomvoorzieningen en<br />

draadloze communicatie besteed men bij voorkeur extra aandacht aan<br />

de mogelijke effecten op de gezondheid.<br />

44 Meer info op de website http://www.aia.org of op:<br />

http://www.aia.org/MEDIA/releases/010425.asp<br />

45 Het betreft hier een referentiedocument dat in samenwerking met de sector werd<br />

opgesteld en dat ondersteund wordt door ASHRAE.<br />

46 Dit betekent voor onze streken dat de collector niet beschaduwd mag zijn en zijn<br />

oriëntatie tussen zuidwest en zuidoost ligt en zijn hellingshoek (hoek met het horizontaal<br />

vlak) begrepen is tussen 30° en 60°. De maximale instraling wordt bekomen bij<br />

een helling van 30° en een oriëntatie pal zuid. Naar opbrengst van de zonneboiler toe<br />

is een helling tussen 40° en 45° iets beter (meer instraling bij lage zonnestand).<br />

47 Denk bijvoorbeeld ook aan de toepassing van LON-netwerken of draadloze communicatie.<br />

Merk op dat de veiligheid van de goede werking van bepaalde systemen in<br />

bepaalde gevallen moet kunnen worden gegarandeerd.<br />

48 Men onderzoekt momenteel of het voorkomen van lipaire atrofie (deukdijen) bij administratief<br />

personeel te wijten kan zijn aan de aanwezigheid van elektromagnetische velden.<br />

- 33 -<br />

evaluatiecriteria


Noodsystemen<br />

Voor het ontwerp van noodstroomgeneratoren, brandbeveiligingssystemen,<br />

bewakingsssystemen en no-break installaties kan bijzondere aandacht<br />

worden besteed aan de keuze van energiezuinige en milieuvriendelijke<br />

oplossingen 49 .<br />

Aanbevelingen innovatie<br />

In het kader van een uitdrukking van het gelijkwaardigheidsprincipe<br />

wordt innovatie in de bouw aangemoedigd. Zo kunnen bijvoorbeeld<br />

mogelijkheden worden onderzocht om warmte of koude te bufferen in<br />

gebouwruimtes 50 , in gebouwmassa 51 , in microklimaatzones 52 , in de<br />

bodem 53 of in waterpartijen. Ook innovatieve systemen voor warmtewisseling<br />

kunnen hierbij worden bestudeerd (bijvoorbeeld de implementatie<br />

van bodem/luchtwarmtewisselaars). In dergelijk geval dient in het<br />

Programma van Eisen en aanvullende nota’s omstandig te worden<br />

beschreven hoe de minimumeisen van VIPA worden gewaarborgd.<br />

Het voorzien van passieve verwarmingstechnieken vereist het correct ontwerp<br />

van eventuele bufferzones en een grondige studie van het thermisch<br />

comfort in zomer- en in wintersituaties door middel van simulaties.<br />

Het toepassen van elektrische warmtepompen die op buitenlucht werken<br />

wordt afgeraden. Immers: elektriciteit is 3 à 4 keer duurder dan gas<br />

en warmtepompen zijn dure, ingewikkelde en onderhoudsintensieve<br />

installaties. Normaal zou een dergelijke warmtepomp voor 1 kWh elektriciteit<br />

4 à 5 kWh warmte moeten leveren 54 . In de praktijk blijken de<br />

gemeten rendementen echter tegen te vallen aangezien men veel warmte<br />

nodig heeft als de temperatuur buiten laag is en men dus weinig<br />

warmte kan ontrekken.<br />

evaluatiecriteria<br />

- 34 -<br />

Voor grond- en grondwaterwarmtepompen blijven de rendementen<br />

redelijk constant omdat die met een nagenoeg constante temperatuur<br />

werken. De energiebalans (vergelijking tussen condenserende ketel en<br />

warmtepomp) helt over in het voordeel van de warmtepomp, maar het<br />

financiële plaatje is het grootste nadeel. Bij toepassing van een dergelijk<br />

type systemen wordt aangeraden om een grondige kosten-/batenanalyse<br />

te verrichten.<br />

3.6. Minimum-eisen<br />

voor het toekennen<br />

van de eindafrekening<br />

Aanwezigheid van een volledig dossier ‘as-built’<br />

De projectdocumenten in het dossier ‘as-built’ dienen op een dergelijke<br />

manier te zijn opgesteld dat ze kunnen dienen als referentie voor een<br />

controle van de eisen na constructie. AOGGI kan ter zake op voorhand<br />

geadviseerde testrapporten verzoeken. De initiatiefnemer diende de<br />

specificatie van dergelijke testen immers op te nemen in het bestek, na<br />

advies door AOGGI.<br />

Het oplossen van mogelijke tekortkomingen door de initiatiefnemer kan<br />

een voorwaarde zijn voor de uitbetaling van de laatste subsidieschijf.<br />

Leveren van een evaluatieverslag<br />

duurzaam <strong>bouwen</strong><br />

Hierin wordt het eindresultaat vergeleken met het programma van<br />

eisen, worden ondervonden bottlenecks en gevonden oplossingen vast-


gelegd en conclusies en aanbevelingen geformuleerd, evenals nodige<br />

bijstellingen van het programma van eisen inzake latere evaluaties.<br />

Indien er tussen het tijdstip van de voorlopige en de definitieve oplevering<br />

twijfels reizen over het behalen van de vooropgestelde waarden,<br />

dan kan AOGGI een omstandige verificatie van alle vooropgestelde<br />

parameters verlangen, door de initiatiefnemer uit te voeren bij de definitieve<br />

oplevering. In het bijzonder kan ook worden gevraagd:<br />

- De uitvoering van een goede hydraulische inregeling van de kringen<br />

en het leveren van een attest van deze inregeling.<br />

- De uitvoering van luchtdichtheidsproeven op het gebouw en het leveren<br />

van een attest van deze proeven.<br />

Het oplossen van mogelijke tekortkomingen door de initiatiefnemer kan<br />

een voorwaarde zijn voor de uitbetaling van de laatste subsidieschijf.<br />

Aanwezigheid van de akkoordbrief<br />

Naast deze specifieke elementen is een aanvulling noodzakelijk met een<br />

door het directiecomité ondertekende akkoordbrief inzake het behalen<br />

van de voorop gestelde objectief evalueerbare prestatie-eisen. Er dient<br />

te worden bevestigd dat aan het definitief programma van eisen wordt<br />

voldaan, conform de minimumeisen van VIPA evenals aan de opgelegde<br />

eisen en adviezen verstrekt naar aanleiding van het toekennen van<br />

de subsidies.<br />

Het directiecomité dient zich in deze akkoordbrief te engageren voor het<br />

jaarlijks produceren van een beoordelingsrapport inzake verbruik van energie<br />

en water. Het resultaat van deze beoordeling dient beschikbaar te zijn<br />

voor raadpleging door alle betrokkenen..<br />

Het directiecomité neemt hierbij de inspanningsverplichting op zich om<br />

zoveel energiebesparende maatregelen te nemen als met de geldende<br />

stand van de techniek mogelijk is.<br />

Aanbevelingen:<br />

De investeringen die voor de maatregelen nodig zijn, moeten milieuwinst<br />

opleveren; de terugverdientijd hoeft niet meer dan acht jaar te bedragen. Bij<br />

voorkeur wordt parallel met het beoordelingsrapport een keuring van verwarmings-<br />

en airconditioningsystemen voorzien, uit te voeren door gekwalificeerd<br />

en onafhankelijk personeel 55<br />

49 In de praktijk kunnen deze types installaties belangrijke, vaak verborgen, energiegebruikers<br />

te zijn.<br />

50 Indien bijvoorbeeld onregelmatig gebruikte of niet-verwarmde zones langs de gevel<br />

gesitueerd worden, kunnen ze instaan voor het stabiliseren van het binnenklimaat in<br />

meer naar binnen liggende zones.<br />

51 De massa van een gebouw heeft weinig invloed op het jaargemiddeld energieverbruik<br />

maar draagt wel bij tot een beter thermisch comfort. Zware wanden en vloeren dempen<br />

beter temperatuurschommelingen en kunnen meer warmte vasthouden dan lichte constructies,<br />

op voorwaarde dat de thermische isolatie zich aan de buitenzijde van massieve<br />

delen bevindt. Door intensieve nachtventilatie kan de massa van een gebouw in de<br />

zomersituatie worden afgekoeld. Daartoe zijn relatief grote ventilatie-openingen te voorzien<br />

en moet de lucht zowel horizontaal als verticaal door de diverse zones kunnen stromen<br />

zonder gevaar voor regeninslag en ongewenste kleine of grote bezoekers.<br />

52 Een ‘serre’ tegen een zuidgevel als actieve buffer kan voor woningen worden aanbevolen.<br />

Merk op dat in de zomer de opwarming ten gevolge van deze serre niet gewenst<br />

is en dat dan deze glazen ruimte sterk moet worden geventileerd (grote openingen<br />

onder en boven). Dit kan eventueel automatisch gebeuren. Een gelijkaardig principe<br />

wordt soms toegepast voor grotere ge<strong>bouwen</strong> door het aanbrengen van een dubbele<br />

gevel. Het vermijden van oververhitting dient in dergelijke gevallen omstandig te worden<br />

beschreven in het PvE.<br />

53 Koude-opslag in de bodem kan worden aanbevolen in gebieden met geschikte zandrijke<br />

bodems.<br />

54 De COP van 4 à 5 geldt ook enkel voor elektrische warmtepompen. Gasgestookte en<br />

absorptiewarmtepompen halen die COP's lang niet.<br />

55 Conform de verwachte Europese richtlijn inzake energieprestaties van ge<strong>bouwen</strong>.<br />

- 35 -<br />

evaluatiecriteria


4 CHECKLISTS<br />

Praktisch zal de ontvankelijkheid worden beoordeeld door VIPA en het<br />

technisch dossier door AOGGI. Deze beoordeling kan sterk worden versneld<br />

door ondersteuning door middel van geschikte tools. Als implementatiemaatregel<br />

wordt het nazicht van vooraf gedefinieerde checklists<br />

voorgesteld, eventueel aan te vullen met advies inzake bijkomend<br />

te implementeren maatregelen. De klantvriendelijkheid en de bijsturing<br />

in functie van specifieke projecten primeert evenwel op het verplicht<br />

gebruik van deze checklists. Voor complexere installaties en ge<strong>bouwen</strong><br />

kan ook worden gebruik gemaakt van andere referentiedocumenten 56 .<br />

checklists<br />

- 36 -<br />

4.1. Checklist voor het toekennen<br />

van de subsidiebelofte (VIPA)<br />

Is een door het directiecomité ondertekende verklaring toegevoegd? Ja/ neen<br />

Is de verklaring duidelijk inzake:<br />

- de persoon die coördineert en verantwoordelijk is? Ja/ neen<br />

- het behalen van de objectief evalueerbare prestatie-eisen? Ja/ neen<br />

Is een initieel Programma van Eisen (PvE) voorgelegd?<br />

Zijn in het initieel PvE grenswaarden geformuleerd inzake:<br />

Ja/ neen<br />

- thermisch comfort? Ja/ neen<br />

- visueel comfort? Ja/ neen<br />

- luchtkwaliteit? Ja/ neen<br />

- energie-efficiëntie van installaties? Ja/ neen/ wordt voorzien<br />

- waterefficiëntie van installaties? Ja/ neen/ wordt<br />

voorzien<br />

- grondstofefficiëntie? Ja/ neen/ wordt voorzien


4.2. Checklist voor het toekennen<br />

van de subsidiebeslissing<br />

(VIPA/ AOGGI)<br />

Is een door het directiecomité ondertekende verklaring toegevoegd? Ja/ neen<br />

Is de verklaring duidelijk inzake:<br />

- de persoon die coördineert en verantwoordelijk is? Ja/ neen<br />

- het behalen van de objectief evalueerbare prestatie-eisen? Ja/ neen<br />

Is een bekrachtigd Programma van Eisen (PvE) voorgelegd? Ja/ neen<br />

Zijn in het PvE grenswaarden en verificatieprocedures geformuleerd inzake:<br />

- temperaturen in de lokalen? Ja/ neen<br />

- lux-niveaus in de lokalen? Ja/ neen<br />

- toelaatbare CO2-concentraties in de lokalen? Ja/ neen<br />

- energie-efficiëntie van installaties? Ja/ neen<br />

- waterefficiëntie van installaties? Ja/ neen<br />

- grondstofefficiëntie? Ja/ neen<br />

Bekrachtigt het PvE:<br />

- de inval van daglicht in alle verblijfs- en personeelsruimten? Ja/ neen<br />

- het vermijden van directe windinval op toegangen? Ja/ neen<br />

- het voorzien van zonwering op beglazing? Ja/ neen/ n.v.t.<br />

Zijn Nederlandstalige technische nota’s aanwezig en volledig voor:<br />

- de berekening van de U-waarden? Ja/ neen<br />

- De beoordeling van transparante delen van de ge<strong>bouwen</strong>schil? Ja/ neen<br />

- De dimensionering van de verwarmingsinstallatie? Ja/ neen<br />

- De dimensionering van de koeleenheden? Ja/ neen/ n.v.t.<br />

- De dimensionering van de ventilatie in de diverse zones? Ja/ neen<br />

- De dimensionering van de verlichting in de diverse zones? Ja/ neen<br />

56 Ten einde de evaluatie zo efficiënt mogelijk te organiseren wordt er inzake de beoordeling<br />

van de berekeningsnota’s voor complexere projecten gestreefd naar het verplicht<br />

invullen van vooraf geleverde standaardformulieren. De ‘Compliance forms’ van de Title<br />

24 regulation in California vormen hiertoe een goed voorbeeld. Meer info op<br />

http://www.energy.ca.gov/title24/<br />

- 37 -<br />

checklists


4.3. Checklists voor nazicht van specifieke minimumeisen (AOGGI)<br />

4.3.1. Evaluatie specifieke eisen ruwbouw<br />

Specifieke minimumeisen U-waarden<br />

Bouwdeel Vaststelling Eis 57<br />

Voldoet de berekende U-waarde van de beglazing? J / N<br />

Zijn de U-waarden van de profielen voor het schrijnwerk J / N<br />

(zowel ramen als deuren en p<br />

Voldoet de berekende U-waarde van beglazing + schrijnwerk? J / N<br />

Voldoen de U-waarden voor lichtstraten en koepels? J / N<br />

Zijn de daken voldoende geïsoleerd? J / N<br />

Zijn de buitenwanden voldoende geïsoleerd? J / N<br />

Zijn de onderste vloeren voldoende geïsoleerd? J / N<br />

Zijn alle koudebruggen berekend? J / N<br />

Opmerkingen<br />

checklists<br />

- 38 -<br />

Uitvoering 58


Specifieke minimumeisen Materiaalkeuze<br />

Bouwdeel Vaststelling Eis 59<br />

Wordt FSC-gecertificeerd hout gebruikt? J / N/ n.v.t.<br />

Worden (H)CFKs vermeden in isolatiematerialen? J / N/ n.v.t.<br />

Worden CFK’s correct verwijderd uit koelcircuits? J / N/ n.v.t.<br />

Worden biologisch afbreekbare ontkistingsproducten gebruikt? J / N/ n.v.t.<br />

Worden vloeren duurzaam afgewerkt? J / N/ n.v.t.<br />

Opmerkingen<br />

57 VIPA of technisch team vullen deze kolom in na inzage van het volledig dossier<br />

58 De grijze vakken zijn eventueel bij oplevering in te vullen na evaluatie van door VIPA<br />

verleende adviezen (ingevuld onder ‘eis’ of ‘opmerkingen’).<br />

59 VIPA of technisch team vullen deze kolom in na inzage van het volledig dossier<br />

60 De grijze vakken zijn eventueel bij oplevering in te vullen na evaluatie van door VIPA<br />

verleende adviezen (ingevuld onder ‘eis’ of ‘opmerkingen’).<br />

- 39 -<br />

Uitvoering 60<br />

checklists


4.3.2. Evaluatie specifieke eisen technieken<br />

Specifieke minimumeisen verwarming<br />

Onderdeel van de nota Vaststelling Eis Uitvoering<br />

COMFORT Beschrijving volledig/ onvolledig<br />

Zijn de minimum en maximum grenswaarden J / N<br />

voor de temperatuur per lokaal opgegeven?<br />

Zijn de ontwerptemperaturen per lokaal opgegeven? J / N<br />

PRODUCTIE WARMTE Beschrijving volledig/ onvolledig<br />

Wordt elektricteit vermeden voor de warmteproductie J / N/ n.v.t.<br />

voor ruimteverwarming?<br />

Worden gasketels met een HR-TOP label geïmplementeerd? J / N/ n.v.t.<br />

Worden gedecentraliseerde systemen toegepast? J / N/ n.v.t.<br />

Opmerkingen<br />

checklists<br />

- 40 -


Specifieke minimumeisen verwarming (vervolg)<br />

Onderdeel van de nota Vaststelling Eis Uitvoering<br />

DISTRIBUTIE WARMTE Beschrijving volledig/ onvolledig<br />

Gebeurt de warmtedistributie op lage temperatuur? J / N/ n.v.t.<br />

Is de plaatsing van de distributie-elementen per lokaal J / N<br />

besproken en aangeduid op de plannen?<br />

Zijn de grenzen van de zones voor verwarming opgegeven? J / N<br />

Zijn van alle zones de vloeroppervlakten J / N<br />

en volumes opgegeven?<br />

Zijn radiatoren geplaatst langs de ramen? J / N/ n.v.t.<br />

Zijn leidingen, kranen en pomphuizen thermisch geïsoleerd? J / N/ n.v.t.<br />

Wordt een weersafhankelijke regeling J / N/ n.v.t.<br />

met start/stop-optimalisatie toegepast?<br />

Kan de nota verwarming volledig worden verklaard? J / N<br />

Opmerkingen<br />

- 41 -<br />

checklists


Specifieke minimumeisen ventilatie<br />

Onderdeel van de nota Vaststelling Eis Uitvoering<br />

COMFORT Beschrijving volledig/ onvolledig<br />

Zijn de vereiste luchtdebieten voor verse lucht per lokaal J / N<br />

opgegeven volgens een aanvaardbare referentie?<br />

Zijn de maximaal aanvaardbare luchtsnelheden opgegeven J / N/ n.v.t.<br />

opgegeven volgens een aanvaardbare referentie?<br />

Zijn akoestische prestaties per lokaal opgegeven? J / N/ n.v.t.<br />

PRODUCTIE LUCHT Beschrijving volledig/ onvolledig<br />

Wordt voor luchtgroepen een warmterecuperatie J / N/ n.v.t.<br />

van minimum 80% toegepast?<br />

Wordt voor de ventilatie-eenheden voldaan J / N/ n.v.t.<br />

aan een maximum van 0,7 W elektrisch/ (m 3 .h)?<br />

Wordt voor de ventilatoren debietregeling toegepast J / N/ n.v.t.<br />

in functie van de vraag?<br />

Opmerkingen<br />

checklists<br />

- 42 -


Specifieke minimumeisen ventilatie (vervolg)<br />

Onderdeel van de nota Vaststelling Eis Uitvoering<br />

DISTRIBUTIE LUCHT Beschrijving volledig/ onvolledig<br />

Is de plaatsing van de distributie-elementen en roosters J / N<br />

per lokaal besproken en aangeduid op de plannen?<br />

Zijn de grenzen van de zones voor ventilatie opgegeven? J / N<br />

Zijn van alle zones de vloeroppervlakten en volumes opgegeven? J / N<br />

Zijn buitengevelroosters beschreven en ingetekend op de plannen? J / N<br />

Is er ventilatie voorzien in alle ruimtes J / N<br />

(in het bijzonder kruipkelders, zolders, technische ruimtes)?<br />

Bedraagt de luchtsnelheid J / N/ n.v.t.<br />

in de luchtgroepen maximaal 2 m/s ?<br />

Bedraagt de luchtsnelheid in de kanalen maximaal 4 m/s ? J / N/ n.v.t.<br />

Is het maximaal drukverlies over installatie-onderdelen J / N/ n.v.t.<br />

van de ventilatie van de klasse ‘laag’ of ‘gemiddeld’?<br />

Wordt de vraagsturing voor ventilatie beschreven per lokaal? J / N/ n.v.t.<br />

Worden ronde kanaalsystemen toegepast, J / N/ n.v.t.<br />

min. van klasse B conform Eurovent 2/2?<br />

Kan de nota ventilatie volledig worden verklaard? J / N<br />

Opmerkingen<br />

- 43 -<br />

checklists


INLEIDING<br />

Specifieke minimumeisen Koeling<br />

Onderdeel van de nota Vaststelling Eis Uitvoering<br />

COMFORT Beschrijving volledig/ onvolledig<br />

Zijn de minimum en maximum grenswaarden J / N/ n.v.t.<br />

voor de temperatuur per te koelen lokaal aangepast<br />

in functie van een zomersitatie?<br />

Zijn deze waarden per te koelen lokaal gedefinieerd J / N/ n.v.t.<br />

in functie van een toelaatbaar aantal overschrijdingsuren?<br />

Werd de energetische efficiëntie van de verlichting J / N/ n.v.t.<br />

in deze lokalen gemaximaliseerd?<br />

Werd de energetische efficiëntie van de elektrische toestellen J / N/ n.v.t.<br />

in deze lokalen gemaximaliseerd?<br />

Zijn alle transparante delen in deze lokalen J / N/ n.v.t.<br />

voorzien van regelbare buitenzonwering?<br />

PRODUCTIE KOUDE Beschrijving volledig/ onvolledig<br />

Is voor alle koeleenheden aan de hand van een testrapport J / N/ n.v.t.<br />

aangetoond dat het opgeslorpt elektrisch vermogen<br />

(in Watt elektrisch) in geen geval groter is<br />

dan de koelcapaciteit (uitgedrukt in W thermisch)<br />

vermenigvuldigd met een factor 0,2?<br />

Opmerkingen<br />

checklists<br />

- 44 -


Specifieke minimumeisen Koeling (vervolg)<br />

Onderdeel van de nota Vaststelling Eis Uitvoering<br />

DISTRIBUTIE KOUDE Beschrijving volledig/ onvolledig<br />

Is de plaatsing van de distributie-elementen per lokaal J / N/ n.v.t.<br />

besproken en aangeduid op de plannen?<br />

Zijn de grenzen van de zones voor koeling opgegeven? J / N/ n.v.t.<br />

Zijn van alle zones de vloeroppervlakten J / N/ n.v.t.<br />

en volumes opgegeven?<br />

Zijn leidingen, kranen en pomphuizen thermisch geïsoleerd? J / N/ n.v.t.<br />

Kan de nota koeling volledig worden verklaard? J / N<br />

Opmerkingen<br />

- 45 -<br />

checklists


INLEIDING<br />

Specifieke minimumeisen Kunstlicht<br />

Onderdeel van de nota Vaststelling Eis Uitvoering<br />

COMFORT Beschrijving volledig/ onvolledig<br />

Zijn de te behalen minimum luxniveaus per lokaal opgegeven? J / N/ n.v.t.<br />

Is per lokaal beschreven hoe het lichtniveau J / N/ n.v.t.<br />

kan worden geregeld naargelang de behoefte?<br />

PRODUCTIE LICHT Beschrijving volledig/ onvolledig<br />

Is aan de hand van een berekening aangetoond J / N/ n.v.t.<br />

dat voor lokalen met een circulatie- of administratieve functie<br />

een waarde wordt bereikt van maximaal 2 à 2,5 W/m 2 .lux?<br />

Worden uitsluitend spaarlampen toegepast J / N/ n.v.t.<br />

voor binnenverlichting?<br />

Worden hoge-druklampen toegepast voor buitenverlichting? J / N/ n.v.t.<br />

Opmerkingen<br />

checklists<br />

- 46 -


Specifieke minimumeisen Sanitair<br />

INLEIDING<br />

Onderdeel van de nota Vaststelling Eis Uitvoering<br />

SANITAIR Beschrijving volledig/ onvolledig<br />

Stemmen de waarden van de maximale debieten overeen J / N/ n.v.t.<br />

met de eisen voor spoelbakken, toiletten en douches?<br />

Is de productie van sanitair warm water afgesplitst J / N/ n.v.t.<br />

van de centrale verwarming?<br />

Zijn wastafels en urinoirs in gemeenschappelijke ruimtes J / N/ n.v.t.<br />

voorzien van een automatische activering?<br />

Zijn de leidingen tussen productie van warm water J / N/ n.v.t.<br />

en eindtoepassing rechtstreeks en voldoende kort?<br />

Zijn de leidingen van warm water thermisch geïsoleerd J / N/ n.v.t.<br />

buiten de bediende zone?<br />

Bedraagt de insteltemperatuur voor warm water J / N/ n.v.t.<br />

overal maximaal 65°C?<br />

Wordt regenwater gebruikt voor de toiletspoeling, J / N/ n.v.t.<br />

dienstkranen, wasmachines?<br />

Opmerkingen<br />

- 47 -<br />

checklists


INLEIDING<br />

Specifieke minimumeisen Overige<br />

Onderdeel van de nota Vaststelling Eis Uitvoering<br />

LIFTEN Beschrijving volledig/ onvolledig<br />

Zijn alle liften van een energiezuinig type? J / N/ n.v.t.<br />

Opmerkingen<br />

checklists<br />

- 48 -


4.4. Checklist voor het toekennen van<br />

de eindafrekening (VIPA/ AOGGI)<br />

Is een door het directiecomité ondertekende verklaring toegevoegd? Ja/ neen<br />

Is het evaluatieverslag duidelijk inzake:<br />

- de uitvoering van door VIPA opgelegde eisen en adviezen? Ja/ neen<br />

- het behalen van de objectief evalueerbare prestatie-eisen?<br />

Werd het Programma van Eisen (PvE) geverifieerd inzake:<br />

Ja/ neen<br />

- thermisch comfort? Ja/ neen<br />

- visueel comfort? Ja/ neen<br />

- luchtkwaliteit? Ja/ neen<br />

- energie-efficiëntie van installaties?<br />

- waterefficiëntie van installaties?<br />

Ja/ neen<br />

Ja/ neen<br />

- grondstofefficiëntie? Ja/ neen<br />

Wordt energiezorg geïmplementeerd? Ja/ neen<br />

- 49 -<br />

checklists


5 BIJLAGE<br />

ELEMENTEN VOOR EEN PROGRAMMA<br />

VAN EISEN VOOR COMFORT<br />

5.1. Thermisch comfort<br />

Het thermisch comfort is een samenspel van diverse factoren zoals de<br />

luchttemperatuur, de stralingstemperatuur, de luchtsnelheid en de<br />

luchtvochtigheid. Indien men prestatie-eisen wil stellen omtrent thermisch<br />

comfort in een binnenruimte, zal men moeten uitgaan van controleerbare<br />

referentieparameters omtrent het binnenklimaat (temperatuur<br />

en vochtigheid).<br />

Tabel 4 : mogelijke kwantificering van eisen 61 inzake thermisch comfort<br />

bijlagen<br />

- 50 -<br />

Kwantificeerbare parameters<br />

voor thermisch comfort<br />

Waarden voor het verwachte thermisch comfort kunnen in een programma<br />

van eisen worden genoteerd, als basis voor een objectieve en<br />

energiezuinige oplossing voor de klimatisatie. In de volgende tabel<br />

wordt bijvoorbeeld een overzicht gegeven van de thermische comforteisen<br />

die overeenkomen met verschillende comfortniveaus volgens de criteria<br />

van ISO 7730, CR 1752 en de Nederlandse Rijksge<strong>bouwen</strong>dienst.<br />

Criteria Kwalificatie van de eisen inzake thermisch comfort<br />

INLEIDING<br />

grenswaarde (minimale eis) richtwaarde (normale eis) streefwaarde (optimaal comfort)<br />

Comforttemperatuur<br />

in zomer 22°C - 27°C 23°C - 26°C 23,5°C - 25,5°C<br />

in winter<br />

Overschrijdingsuren (zomer)<br />

19°C - 25°C 20°C - 24°C 21°C - 23°C<br />

> 26°C (gesloten gevel) of > 28°C (opengaande vensters) 150 h - 200 h 100 h - 150 h < 100 h (5% v.d. werktijd)<br />

Verticaal temperatuurverschil hoofd/enkels<br />

Stralingsasymmetrie<br />

≤ 4 °C ≤ 3 °C ≤ 2 °C<br />

door warm plafond ≤ 7°C ≤ 5°C ≤ 5°C<br />

door koud raam ≤ 13°C ≤ 10°C ≤ 10°C<br />

Vloertemperatuur<br />

Luchtsnelheid :<br />

17°C - 31°C 19°C - 29°C 19°C - 29°C<br />

in zomer (bij 24,5°C) ≤ 0,25 m/s ≤ 0,22 m/s ≤ 0,18 m/s<br />

in winter (bij 22°C) ≤ 0,21 m/s ≤ 0,18 m/s ≤ 0,15 m/s<br />

Relatieve vochtigheidsgraad 30% - 70 % 30% - 70 % 40% - 65%<br />

Bron: Vliet-bis ‘E-GiDS’


Relatie met het energiegebruik<br />

Het is duidelijk dat de comforteisen uit de vorige tabel een impact hebben<br />

op het energiegebruik. Zo heeft bijvoorbeeld het instellen van een<br />

hogere comforttemperatuur in winteromstandigheden direct een verhoging<br />

van het energieverbruik tot gevolg, terwijl hetzelfde fenomeen<br />

plaatsvindt bij een verlaging van de comforttemperatuur in zomeromstandigheden.<br />

Hoe dan ook is het noodzakelijk om de gestelde comforteisen te interpreteren<br />

met het oog op een efficiënt energiegebruik. Hierbij kan vermeld<br />

worden dat :<br />

- het systematisch kiezen voor de hoogste klasse van comfort, wellicht<br />

ook zal leiden tot hogere installatiekosten en een hoger energieverbruik;<br />

- om de stralingsasymmetrie te beperken een goede isolatie van de<br />

wanden van de gebouwschil noodzakelijk is in winteromstandigheden,<br />

zeker voor de beglazing;<br />

- een goede dakisolatie belangrijk is voor de beperking van de stralingsasymmetrie<br />

in zomeromstandigheden;<br />

- plafondverwarming ongunstig is zowel voor comfort als energieverbruik;<br />

- een goede vloerisolatie voor de onderste vloeren een absolute noodzaak<br />

is in het geval van vloerverwarming;<br />

- luchtbevochtiging in de meeste gevallen overbodig is.<br />

Richtwaarden voor parameters voor thermisch<br />

comfort<br />

De relatie tussen de comforteisen, die overeenkomen met de "normale"<br />

richtwaarden, en efficiënt energiegebruik wordt samengevat in de volgende<br />

tabel.<br />

61 Eisen voor lokalen met bezetting.<br />

- 51 -<br />

bijlagen


Tabel 5 : Relatie tussen comforteisen en energiegebruik<br />

Criteria<br />

INLEIDING<br />

Comforttemperatuur<br />

Thermisch comfort in relatie tot efficiënt energiegebruik<br />

Thermisch comfort Aanbevelingen voor efficiënt energiegebruik<br />

richtwaarde (normaal)<br />

in zomer 23°C - 26°C temperatuur zo hoog mogelijk in de marge 23-26°C<br />

in winter 20°C - 24°C temperatuur zo laag mogelijk in de marge 20-24°C<br />

Overschrijdingsuren (zomer) Overschrijdingsuren zo hoog mogelijk<br />

> 26°C (gesloten gevel) of > 28°C (opengaande vensters) 100 h - 150 h binnen de aangegeven marge<br />

Verticaal temperatuurverschil hoofd/enkels<br />

Stralingsasymmetrie<br />

≤ 3 °C kiezen voor een verwarmingssysteem<br />

met zo klein mogelijke temperatuurgradiënt<br />

door warm plafond ≤ 5°C degelijke isolatie van ondoorschijnende wanden<br />

door koud raam ≤ 10°C keuze HR-beglazing, beperking vensteroppervlakken<br />

Vloertemperatuur<br />

Luchtsnelheid :<br />

19°C - 29°C Degelijke vloerisolatie noodzakelijk<br />

in zomer (bij 24,5°C) ≤ 0,22 m/s Toepassing van nachtventilatie<br />

in winter (bij 22°C) ≤ 0,18 m/s Verzorgen gebouwluchtdichtheid<br />

Relatieve vochtigheidsgraad 30% - 70 % Luchtbevochtiging meestal overbodig<br />

Bron: Vliet-bis ‘E-GiDS’<br />

Teneinde de technische installaties correct te dimensioneren, dienen<br />

voor alle lokalen ontwerp-binnentemperaturen 62 te worden gedefinieerd.<br />

In de volgende tabel worden een aantal binnentemperaturen<br />

gegeven waarop de dimensionering van de verwarmingsinstallatie dient<br />

te gebeuren.<br />

bijlagen<br />

- 52 -<br />

62 De ontwerp-binnentemperatuur is niet hetzelfde als de reëel ingestelde temperatuur,<br />

doch een hulpmiddel om het overdimensioneren tegen te gaan. In principe dienen deze<br />

temperaturen bij volle werking van de verwarmingsinstallatie te kunnen worden<br />

gehaald, wanneer de ontwerp-buitentemperatuur de waarde uit de volgende tabel<br />

bedraagt.<br />

63 In voorkomend geval bij goede thermische isolatie wordt de evenwichtstemperatuur<br />

τeq worden berekend volgens NBN B 62-003; indien voorzieningen zijn getroffen voor<br />

het vorstvrij houden kan bij benadering als onderschatting 5°C worden aangenomen.


Tabel 6 : aanbevolen ontwerp-binnentemperaturen τ (bovenste grens)<br />

Zone i τ (°C)<br />

INLEIDING<br />

Ruimtes met sterk verhoogde binnentemperatuur: 26<br />

Lokalen van hoge medische techniciteit, o.a. heelkundige ingrepen, verloskunde, reanimatie, intensieve zorgen,<br />

ernstig verbranden, neonatologie en zuigelingen, speciale isolementen, radiodiagnose<br />

Ruimtes met verhoogde binnentemperatuur: 24<br />

Lokalen waar mensen volledig of gedeeltelijk naakt zijn; Kleedkamers, douches, badruimtes<br />

Ruimtes met licht verhoogde binnentemperatuur:<br />

Logies of lokalen waar medische zorgen worden verstrekt of waar bejaarden of jongere kinderen zijn ondergebracht 22<br />

Ruimtes met normale binnentemperatuur: 20<br />

Kantoren, archieven, informaticalokalen, vergaderruimtes, leslokalen; Restaurants, refters, keukens; Verkoopsruimtes<br />

(winkels, loketten, enz.); Zalen: auditoria, expositiezalen, multidisciplinaire zalen, enz.;<br />

Ateliers en industriële ruimtes bestemd voor mechanische precisie<br />

Ruimtes met verlaagde binnentemperatuur: 16<br />

Gangen, trapzalen, toiletten; Bergingen en exploitatielokalen in directe verbinding met de werkruimtes; Sportzalen, inclusief<br />

bijbehorende lokalen zoals kleedkamers en douches; Ateliers en industriële ruimtes niet bestemd voor mechanische precisie<br />

Ruimtes met gematigde temperatuur: 10<br />

Opslagplaatsen, magazijnen, archieven (indien ontworpen als gescheiden klimatisatiezone);<br />

Verwarmde vertrekken van een naburig gebouw; Stookplaatsen<br />

Niet-verwarmde ruimtes: 0 63<br />

Garages, technische ruimtes, distributielokalen; Niet-verwarmde opslagplaatsen, (kruip)kelders en zolders;<br />

Onverwarmde vertrekken van een geïsoleerd naburig gebouw<br />

Ruimtes waar de temperatuur een middel is voor de behandeling of het onderzoek: Bepaald door<br />

Niet-verwarmde opslagplaatsen, (kruip)kelders en zolders; Onverwarmde vertrekken van een geïsoleerd naburig gebouw hoofd van<br />

de instelling<br />

Bron : NBN B 62-003 voor de berekening van warmteverliezen in ge<strong>bouwen</strong>, SIA 180/4 § A5 ‘Facteur de correction pour température de consigne’,<br />

Gids voor rationeel energiegebruik in hospitalen RD-Energie (1987).<br />

- 53 -<br />

bijlagen


De ontwerp-buitentemperatuur θeb waarmee rekening gehouden moet<br />

worden bij het ontwerpen van een verwarmingsinstallatie is genormaliseerd<br />

in de Belgische Norm NBN B 62-003 voor de berekening van<br />

warmteverliezen in ge<strong>bouwen</strong> en bedraagt voor Vlaanderen:<br />

θ eb = –7 à –9 °C, afhankelijk van de geografische ligging.<br />

De aanbevolen relatieve vochtigheid in een lokaal is afhankelijk van de<br />

luchttemperatuur. In de volgende tabel wordt de relatieve vochtigheid<br />

in functie van de temperatuur gegeven.<br />

Tabel 7 : aanbevolen relatieve vochtigheid in functie van de luchttemperatuur<br />

Luchttemperatuur (°C) Optimaal (%) Acceptabel (%)<br />

17 - 40 - 87<br />

18 60 - 73 32 - 85<br />

19 38 - 71 26 - 84<br />

20 38 - 70 20 - 82<br />

21 37 - 69 20 - 78<br />

22 36 - 68 19 - 73<br />

23 35 - 50 19 - 68<br />

24 34 - 34 19 - 64<br />

Bron : NOVEM<br />

bijlagen<br />

- 54 -<br />

5.2. Binnenluchtkwaliteit<br />

Het ventileren van ruimten kan op verschillende manieren gebeuren<br />

(natuurlijk, mechanisch) en volgens verschillende principes (mengen,<br />

verdringen). De totaal benodigde luchtverversing in een tertiair gebouw<br />

is afhankelijk van de bezettingsgraad en van het feit of er gerookt mag<br />

worden of niet. Daarnaast kan de keuze van bouwmaterialen de ventilatiebehoeften<br />

vermeerderen als gevolg van langdurige afgifte van stoffen<br />

die de gezondheid kunnen schaden.<br />

Als minimale eis wordt vaak een ventilatiedebiet aangehouden van 30<br />

m3/h per persoon. Deze eis wordt ook door het Algemeen Reglement<br />

op de Arbeidsbescherming (ARAB) opgelegd voor werknemers. Omdat<br />

er tegenwoordig naast de mens steeds meer andere verontreinigingen<br />

aanwezig zijn, zoals van afwerkingmaterialen, apparatuur, gebruiksartikelen<br />

en de installatie zelf, leidt deze minimale eis vaak niet tot een<br />

gewenste luchtkwaliteit.<br />

Indien de mens als belangrijkste verontreinigingsbron wordt<br />

beschouwd, is de CO2-concentratie een indicator voor de luchtkwaliteit,<br />

aangezien de productie van geurstoffen door de mens hiermee evenredig<br />

is. Algemeen kan gesteld worden dat, indien kan worden aangenomen<br />

dat andere bronnen van luchtverontreiniging zo veel mogelijk worden<br />

verwijderd uit het ontwerp, het CO2-gehalte in de omgevingslucht<br />

richtinggevend is voor de binnenluchtkwaliteit.<br />

Als eis kunnen de richtwaarden van de maximale CO2-gehalten van de<br />

volgende tabel gelden.


Tabel 8 : kwantificering van de eisen inzake maximum CO 2 -gehalte in binnenlucht (CR 1752)<br />

Criterium Kwalificatie van eisen inzake CO2-gehalte minimaal aanvaardbaar redelijk tot goed goed tot comfortabel<br />

INLEIDING(<<br />

30% ontevredenen) (< 20% ontevredenen) (< 15% ontevredenen)<br />

max. CO 2 -gehalte 1000 < CO 2 ≤ 1500 ppm 800 < CO 2 ≤ 1000 ppm ≤ 800 ppm<br />

Bron: Vliet-bis ‘E-GiDS’<br />

Het is van belang om deze objectief evalueerbare prestatie-eis in het<br />

programma van eisen te vertalen in vereiste debieten. De benodigde<br />

ventilatiedebieten, in overeenstemming met de criteria uit CR 1752 (uitgedrukt<br />

in m3 /h.m2en in m3 /h.persoon) zijn bijvoorbeeld geïllustreerd in<br />

de volgende tabel voor diverse soorten ruimtes in tertiaire ge<strong>bouwen</strong>.<br />

Tabel 9 : benodigde ventilatiedebieten in bepaalde tertiaire ruimtes (CR 1752)<br />

Soort ruimte Bezetting<br />

(pers./m<br />

INLEIDING<br />

Kwalificatie van de eisen inzake ventilatie<br />

3 ) grenswaarde(minimaal) richtwaarde (normaal)<br />

m<br />

streefwaarde (optimaal)<br />

3 /h.m2 m3 /h.pers m3 /h.m2 m3 /h.pers m3 /h.m2 m3 /h.pers<br />

Individueel kantoor<br />

Landschapskantoor<br />

0,1 2,9 30 5,0 50 7,2 72<br />

rookverbod 0,07 2,5 36 4,3 61 6,1 87<br />

20% rokers<br />

Vergaderzaal<br />

3,6 51 6,1 87 8,6 123<br />

rookverbod<br />

20% rokers<br />

0,5 8,6 17 15,1 30 21,6 43<br />

Auditorium<br />

Mess, cafetaria<br />

1,5 23,0 15 40,3 27 57,6 38<br />

rookverbod 0,7 11,5 16 20,2 29 28,8 41<br />

20% rokers<br />

Bron: Vliet-bis ‘E-GiDS’<br />

21,6 31 38,2 55 28,8 41<br />

- 55 -<br />

bijlagen


Voor de intramurale welzijns- en gezondheidssector is de specificatie van<br />

verse luchtdebieten per lokaal extreem belangrijk, evenals de stroomrichting<br />

van de lucht (pulsie of extractie). Er kan hierbij worden gebruik gemaakt<br />

van de meest actuele richtlijnen van de AIA als aanvulling op de ASHRAEnormen<br />

en de ‘Gids voor rationeel energiegebruik in hospitalen RD-Energie’<br />

(1987)<br />

5.3. Visueel comfort<br />

Zowel daglicht als kunstlicht spelen in werk- en verblijfsituaties een<br />

belangrijke rol m.b.t. het uitvoeren van visuele taken, ruimtelijke waarneming<br />

en kleurbeleving. Daglicht is vooral psychologisch van belang<br />

omdat men in het algemeen een contact of uitzicht wenst. De aanwezigheid<br />

van ramen is er daarvoor een belangrijk aspect, aangezien deze<br />

een uitzicht bieden op de buitenomgeving.<br />

Daglicht bereikt de werkplek via direct of indirect invallend zonlicht<br />

door middel van daglichtopeningen (meestal ramen, al dan niet via serres<br />

of atria) en via intern gereflecteerd licht (wanden, plafond, vloer). Dit<br />

betekent dat de oriëntatie van het gebouw, belemmeringen (tegenoverliggende<br />

bebouwing en eigen gebouw), reflecties in de omgeving van<br />

het gebouw, de grootte en positie van de ramen, de aard van de beglazing<br />

en zonwering, de vorm van de ruimte en de afwerking van vloer,<br />

wanden en plafond van invloed zijn op de aard en hoeveelheid daglicht<br />

op de werkplek.<br />

Kunstlicht zorgt er voor dat mensen niet afhankelijk zijn van daglicht.<br />

Het gaat bij verlichting niet alleen om de hoeveelheid licht maar ook om<br />

de kwaliteit van het licht. Comfortproblemen ten gevolge van een<br />

gebrek aan, een teveel aan of een slecht geconcipieerde verlichting<br />

(daglicht of kunstlicht), kunnen niet alleen aanleiding geven tot hinder<br />

bijlagen<br />

- 56 -<br />

maar ook tot oogvermoeidheid en -irritaties en hoofdpijn. Ook de productiviteit<br />

en de visuele prestaties zijn verbonden met het comfort en<br />

met de tevredenheid van de gebruikers omtrent hun verlichting.<br />

Tot slot is het belangrijk te melden dat het verbruik voor de verlichting<br />

op verschillende manieren kan worden teruggedrongen, door efficiënte<br />

verlichtingstoestellen, controletechnieken en door een optimaal gebruik<br />

van daglicht. Ook is het vanuit het oogpunt energiebesparing nodig om<br />

de interne warmtelast ten gevolge van de verlichting en de beglazing te<br />

beperken, gezien deze een directe impact heeft op het zomercomfort en<br />

op het verbruik van een eventuele koelinstallatie.<br />

Er wordt sterk aanbevolen om te eisen dat er voor de verlichting optimaal<br />

gebruik gemaakt moet worden van daglicht. Deze eis zal vooral<br />

een impact hebben op de controletechnieken die gebruikt zullen worden<br />

in de kunstverlichting. Tevens moet het verlichtingsniveau aanpasbaar<br />

zijn aan de aard van de werkzaamheden in het vertrek. De verlichtingssterkten<br />

zijn afhankelijk van de aanwezigheid van vensters, type beglazing,<br />

type beeldschermen, etc. Men zal eventueel een hoger lichtniveau<br />

moeten kiezen als men vanaf de werkplek zicht heeft op een hoog lichtniveau<br />

(b.v. in aangrenzende ruimten of vanuit het vertrek op het venster),<br />

als de taak kleine details en zwakke contrasten bevat en tenslotte<br />

bij werknemers met een hogere leeftijd.<br />

Richtwaarden voor parameters<br />

voor visueel comfort<br />

Om (oog)taken in ge<strong>bouwen</strong> langdurig zonder te grote inspanning te<br />

kunnen verrichten is een bepaalde verlichtingssterkte nodig, afhankelijk<br />

van de situatie en de taak variërend van 5 tot meer dan 1000 lux. Het<br />

minimumniveau van 300 lux is een wettelijk verplichte ondergrens


(ARAB) voor administratieve taken, gebaseerd op visueel comfort. De<br />

verwachte waarden dienen a priori per lokaal te worden genoteerd, met<br />

verwijzingen naar geldende normen, richtlijnen en referentiedocumenten.<br />

Een aantal richtwaarden voor lux-niveaus kunnen teruggevonden worden<br />

in de Gids voor rationeel energiegebruik in hospitalen RD-Energie (1987).<br />

Voor de actualisering van deze waarden kan worden gebruik gemaakt van<br />

de richtlijnen van de AIA.<br />

Merk tevens op dat de kleurtemperatuur (in Kelvin) een maat is voor de<br />

lichtkleur: een hoge kleurtemperatuur (bv. daglicht: 6500 K) betekent<br />

een blauwachtig of 'koel' wit licht en een lage kleurtemperatuur (bv. een<br />

gloeilamp: 2800 K) geeft een eerder roodachtig, warmwit licht aan.<br />

Algemeen kan men stellen dat de voorkeur voor een bepaalde kleurtemperatuur<br />

zeer subjectief is, maar men houdt bij voorkeur de volgende<br />

waarden aan:<br />

Kleurtemperatuur administratieve ruimten: tussen 3000 K en 5300 K<br />

recreatieve ruimten: < 3300 K<br />

Exacte kleurweergave is uiteraard ook van belang voor medisch nazicht,<br />

operaties, in farmaceutische laboratoria, voor chemische of biologische<br />

analyses en, in mindere mate, in de keuken en het restaurant. Men zal<br />

dus voor deze plaatsen lichtbronnen kiezen met hoge kleurweergave.<br />

5.4. Akoestisch comfort<br />

Geluidhinder in ge<strong>bouwen</strong> kan veroorzaakt worden door geluid van buiten<br />

(verkeerslawaai, industrielawaai), door geluid van de gebouwinstallaties,<br />

door geluid uit aangrenzende vertrekken en door geluid dat<br />

geproduceerd wordt op de werkplek zelf (pratende collega's, apparatuur,<br />

enz.).<br />

Klachten omtrent geluidhinder in lokalen worden belangrijker naarmate<br />

minder akoestische absorptie aanwezig is in de ruimten. Hinder door<br />

geluid van buiten hangt sterk af van de inplanting van het gebouw en<br />

het gevelconcept. In specifieke situaties kan ernstige hinder optreden<br />

door technische installaties of door diverse vormen van verkeerslawaai<br />

(bvb. weg- en spoorverkeer, vliegtuiglawaai, laad- en losactiviteiten).<br />

Als negatieve effecten van geluid op de mens in werksituaties kunnen<br />

fenomenen genoemd worden als concentratieverlies, belemmering van<br />

de spraakcommunicatie en algemene stressverschijnselen (irritatie, nervositeit,<br />

hoofdpijn, agressie, …). Samengevat kan gesteld worden dat<br />

geluid een invloed heeft op de prestaties, de communicatie en de<br />

gezondheid van de werknemer.<br />

De akoestiek van de ruimte, met name de nagalmtijd en de spraakverstaanbaarheid,<br />

kan ook van belang zijn. In 'harde' ruimten, met een<br />

lange nagalmtijd, is eerder sprake van geluidhinder en een slechte<br />

spraakverstaanbaarheid. Daarnaast is een goede geluidverstrooiing in<br />

de ruimte, het ontbreken van hinderlijke reflecties en de aanwezigheid<br />

van nuttige reflecties van belang voor de akoestiek van grote ruimten.<br />

Voor de interne geluidhinder in kantoren blijkt het aantal personen in<br />

de werkruimte de meest bepalende factor te zijn.<br />

- 57 -<br />

bijlagen


5.5. Gebruiksvriendelijkheid<br />

Het toezicht en de bediening van de technische installaties in het<br />

gebouw (verwarming en ventilatie) moeten centraal en eenvoudig kunnen<br />

gebeuren. In één oogopslag moet de werking en de toestand van<br />

de verschillende elementen duidelijk zijn. Het ingrijpen en schakelen<br />

moet voor de hand liggen. Waar mogelijk is gedeeltelijke of volledige<br />

automatisering aan te raden. Dit alles zal niet alleen het comfort sterk<br />

ten goede komen maar kan bovendien een aanzienlijke energiebesparing<br />

met zich meebrengen.<br />

bijlagen<br />

- 58 -

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!