01.08.2013 Views

1996 BRABANTS HEEM JAARGANG 48 - Hops

1996 BRABANTS HEEM JAARGANG 48 - Hops

1996 BRABANTS HEEM JAARGANG 48 - Hops

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

POTTENBAKKERS<br />

OP DE ZEILBERG<br />

Productieplaatsen van roodbakkend aardewerk te Deurne,<br />

1613-1917<br />

NICO ARTS EN ANTON VISSERS<br />

Tijdens opgravingen van nederzettingsterreinen<br />

uit de periode van de late middeleeuwen en uit<br />

later tijd worden vaak duizenden vondsten aange-<br />

troffen. Doorgaans bestaan die vondsten voor het<br />

grootste deel uit scherven van roodbakkend<br />

gebruiksaardewerk. Het is bijna nooit mogelijk<br />

om van dit aardewerk de productieplaats te<br />

bepalen. Van andere soorten keramiek, zoals<br />

steengoed en majolica, kan dat wel. Op enkele<br />

plaatsen in Nederland, pok in Noord-Brabant, is<br />

pottenbakkersafval van roodbakkejid aardewerk<br />

"' ..X"<br />

gevonden. Die plaatsen zijn daardoor mogelijke<br />

,'' . • ";'/ '<br />

productieplaatsen van het elders gevonden<br />

aardewerk. Enig inzicht in de specifieke<br />

" x Xx \> "'"' ^<br />

kenmerken en-de verspreiding van de producten<br />

_ van pottenbakkèrijen bestaat echter nog<br />

~^^-\ ^ „ "•• ' -<br />

nauwelijks. Ook in/Deurrïë hebben potten-<br />

V V x ^<br />

bakkerijen bestaan. Onlangs is daarover enige<br />

archivalische en archeologische informatie;<br />

beschikbaar gekomen.<br />

Voor zover thans bekend, hebben in ten minste acht<br />

verschillende plaatsen in Noord-Brabant gedurende de<br />

middeleeuwen en de periode daarna pottenbakkerijen<br />

bestaan. Drie daarvan dateren uit de late middeleeuwen,<br />

de overige zijn jonger. Ze hebben alle roodbakkend<br />

aardewerk geproduceerd, een enkele eveneens<br />

grijsbakkend aardewerk. Het bestaan van de meeste<br />

van die pottenbakkerijen is bekend door archief- en/of<br />

archeologisch onderzoek, l Doorgaans levert het<br />

archeologisch onderzoek concrete gegevens op over de<br />

producten van de pottenbakkerijen, terwijl archivalische<br />

bronnen allerlei andere vormen van informatie<br />

verschaffen. Dat er ook te Deurne pottenbakkerijen<br />

hebben bestaan was tot dusver slechts in plaatselijke<br />

kring bekend. 2 Recent zijn daarover archivalische<br />

bronnen toegankelijk gemaakt, 3 terwijl ook over de<br />

producten informatie beschikbaar is gekomen.<br />

^LIGGING<br />

De Zeilberg is een gehucht dat ongeveer anderhalve<br />

kilometer ten zuidoosten van de dorpskern van Deurne<br />

ligt. Het toponiem 'berg' in deze plaatsnaam kan<br />

worden verklaard door de ligging, namelijk op een met<br />

zand afgedekte plateauvormige hoogte pal op de Peelrandbreuk,<br />

juist ten oosten van de Peelhorst. Illustratief<br />

voor de hoge ligging is het feit dat de Bakelse Aa<br />

hier ontspringt.<br />

Dat hier pottenbakkerijen bestaan hebben is in belangrijke<br />

mate bepaald door de bodemgesteldheid. Daarbij<br />

gaat het in de eerste plaats om de beschikbaarheid van<br />

voor het pottenbakken geschikte klei op betrekkelijk<br />

geringe diepte. Daarnaast is de grote hoeveelheid<br />

brandstof in de onmiddellijke nabijheid van belang: de<br />

turf uit de Peel.<br />

De klei in de ondergrond staat in het geologisch jargon<br />

bekend als de Formatie van Kreftenheye C. 4 Deze formatie<br />

ligt onmiddellijk onder een dekzandpakket dat<br />

doorgaans minder dan twee meter dik is, maar hier<br />

meestal nog veel dunner. De Formatie van Kreften-


Bergen opZoom<br />

013 e-20e eeuw<br />

O Geertruidenberg<br />

16e-18e eeuw<br />

w Oosrerhout<br />

17e-19e eeuw<br />

Aft. i<br />

Tot dusver bekende plaatsen met laat- en na-middeleeuwse<br />

pottenbakkerijen in Noord-Brabant (tekening: Nico Arts).<br />

heye C besraat uit een gelaagd complex van fijn zand,<br />

kleiï'g fijn zand, zandige klei en vrijwel pure klei, dat in<br />

het algemeen van onder naar boven fijner wordt. Deze<br />

Formatie heeft een dikte tussen i en 5 meter en is ontstaan<br />

als een afzetting in een oude bedding van de<br />

Maas. De pure klei van de Formatie van Kreftenheye C<br />

is geschikt als grondstof voor pottenbakkerijen, al kan<br />

de aanwezigheid van de zandige lagen in deze geologische<br />

afzetting het winnen van de klei bemoeilijken.<br />

Op een afstand van slechts twee kilometer ten oosten<br />

van de Zeilberg begint de Peel. Dit uitgestrekte veenmoeras<br />

is de afgelopen eeuw goeddeels ontgonnen,<br />

maar vóór 1900 was hier nog volop turf te winnen.<br />

Juist ten westen van de Zeilberg ligt een andere hoogte,<br />

de Hanenberg genaamd, waar ook een enkele Deurnese<br />

pottenbakker zijn bedrijf heeft uitgeoefend. De<br />

Hanenberg is een dekzandrug die is afgedekt door een<br />

oud akkercomplex. Voor pottenbakkerijen ligt deze<br />

echter minder gunstig omdat er zich geen klei op winbare<br />

diepte in de bodem bevindt. Verder ligt de Peel -<br />

de leverancier van brandstof voor de ovens - op grotere<br />

afstand. Vandaar dat de meeste Deurnese pottenbakkers<br />

zich liever op de Zeilberg vestigden.<br />

D STEENOVENS ENPOTOVENS D<br />

In Deurne zijn zowel bakstenen, plavuizen (vloertegels),<br />

(dak)pannen als potten gebakken. Dit gebeurde<br />

door dezelfde personen, die zich veelal 'potbackers'<br />

noemden, maar die dus ook bakstenen en andere van<br />

•• r 52 j i<br />

s-Herfogenbosch<br />

Steensel<br />

19e eeuw<br />

^,<br />

BoxmeerCj<br />

17e -19e eeuw<br />

Deurne<br />

17e-20e<br />

eeuw<br />

leem gebakken voorwerpen produceerden. De grondstoffen<br />

die voor het bakken nodig waren - leem en<br />

moer (turf) - werden uit de gemeenschappelijke<br />

gronden gedolven. In de bronnen is er sprake van dat<br />

de leemkuilen weer met andere aarde gevuld moesten<br />

worden. Men maakte een onderscheid tussen pot-<br />

Aft.2<br />

Vereenvoudigde geologische kaart met de ligging van de door<br />

de Deurnese pottenbakkers benutte klei-afzettingen<br />

(tekening: Nico Arts).


Aft. 3<br />

Detail van een kaart van de Boxtelse landmeter Hendrik<br />

Verhees (1744-1813) uit 1790 met ten zuidoosten van Deurne<br />

de vermelding 'HanenbergPottebakkerij'.<br />

aardekuilen en kuilen voor andere producten. Daaruit<br />

blijkt dat voor de productie van aardewerk andere<br />

leemlagen werden aangesproken dan voor plavuizen en<br />

bakstenen.<br />

De oudste vermelding van het steen- en potbakken te<br />

Deurne dateert uit 1613. In of kort voor dat jaar zal hier<br />

begonnen zijn met het potbakken. De meeste archivalia<br />

dateren eveneens uit de zeventiende eeuw; uit de periode<br />

daarna zijn minder archiefstukken bekend.<br />

In 1618 werd bepaald dat de steen- en pottenbakkers<br />

voor elke steen- en potoven cijns moesten betalen. De<br />

betaling diende te gebeuren voordat het vuur in de<br />

oven werd ontstoken. De ene helft van de cijns was<br />

voor het onderhoud van de kerk, de andere helft voor<br />

de heer van Deurne. Voor iedere 'mont' baksteen<br />

moest twee gulden worden betaald, terwijl de cijns voor<br />

één potoven tien keer minder bedroeg, namelijk vier<br />

stuivers. In januari 1660 kocht Rogier baron van Leefdael<br />

de heerlijkheid Deurne. In maart 1660 bepaalde<br />

deze nieuwe heer van Deurne, dat de cijns volledig aan<br />

hem moest worden betaald. De kerkmeesters van Deurne<br />

deden daarop herhaaldelijk hun beklag bij de Raad<br />

van Brabant, omdat zij hun deel van de cijns niet ontvingen.<br />

Uiteindelijk werd de bepaling van Van Leefdael<br />

herroepen en kon de kerk haar aandeel opnieuw innen.<br />

Deze cijns bleef bestaan tot in 1917.<br />

Eén 'mont' omvatte 18.000 bakstenen. Meestal<br />

bedroeg het volume van één oven één of twee 'mont'.<br />

In 1651 echter is sprake van een oven van 30.000 stenen,<br />

en in 1652 zelfs van een van acht monden, wat<br />

neerkomt op 144.000 bakstenen. In 1665 wordt verklaard<br />

dat er in 1659 in totaal dertig monden stenen<br />

zijn gebakken, dus 540.000 stuks. Waarvoor al die stenen<br />

zijn gebruikt, staat niet vast. Omstreeks 1660 werd<br />

in ieder geval een gedeelte gebruikt voor het onderhoud<br />

van het kasteel van Deurne. Ook is bekend dat<br />

<strong>BRABANTS</strong> 53 <strong>HEEM</strong><br />

er stenen werden verkocht aan de andere (oostelijke)<br />

zijde van de Peel. In 1652 ontving men voor elke mont<br />

72 gulden en een ton bier. Over de afmetingen van de<br />

bakstenen wordt niets meer vermeld dan dat dit volgens<br />

de voorschriften diende te gebeuren.<br />

De Deurnese steenbakkers produceerden ook elders<br />

bakstenen. Zo leverden ze in de jaren 1644-16<strong>48</strong> aan de<br />

kerkfabriek van Tilburg het volume van tien ovens<br />

bakstenen. Deze stenen werden vermoedelijk gebakken<br />

uit ter plaatse gedolven leem. In andere zeventiendeeeuwse<br />

archivalia worden ovens genoemd te Gerwen,<br />

Nuenen, (Sint-Oeden)Rode, Veghel, Woensel en<br />

Zeelst. Voor zover dat valt op te maken bakte men<br />

meestal stenen voor de kerk, maar te Zeelst gebeurde<br />

dat in 1658 voor het repareren van huizen en schuren.<br />

Over het pottenbakken is minder bekend. Een indruk<br />

van de hoeveelheid potten die werd gebakken, is af te<br />

leiden uit gegevens van omstreeks 1670. In een periode<br />

van tien weken werd cijns betaald voor in totaal 26<br />

potovens, maar het aantal potten per oven wordt niet<br />

vermeld. In 1687 wordt een opsomming gegeven van<br />

in totaal 30 panovens alsmede 14 'plaveij-ovens' (dat<br />

wil zeggen: tegelovens) die voor cijnsbetaling zijn aangewezen.<br />

Uit deze opsomming kan worden opgemaakt<br />

dat pannen en tegels in afzonderlijke ovens werden<br />

gebakken. Uit de periode mei 1776 - maart 1779 is<br />

bekend dat er 61 potovens gestookt werden alsmede 61<br />

pan- en plavuisovens en 52 monden baksteen.<br />

Het afzetgebied van de producten van de pottenbakkers,<br />

en dan met name van het aardewerk, zal in eerste<br />

instantie plaatselijk zijn geweest, maar in 1661 en 1689<br />

worden ook verkopen vermeld te Eindhoven, Helmond,<br />

's-Hertogenbosch 'als andere omliggende dorpen'.<br />

Ook leveranties aan de heer van Deurne worden<br />

vermeld. De producten worden niet verder gespecificeerd<br />

dan als 'potten, cannen ende verder aerdewerck'.<br />

DE POTTENBAKKERS<br />

Gedurende ruim drie eeuwen zijn in totaal 28 pottenbakkers<br />

in Deurne actief geweest. Ze zijn allen bij<br />

naam bekend en meestal geboren, getogen en gestorven<br />

op de Zeilberg te Deurne. Slechts vier personen<br />

hebben een andere geboorteplaats: Oirschot (?, Corstiaen<br />

Corstiaens van Oirschot, ca. i62i-ca. 1658),<br />

Gestel bij Eindhoven (?, Daniël van Hoof, ca. 1625ca.<br />

1659), Maasbree (?, Swerius Janssen, ca. 1575-1635)<br />

en Belfelt (Matthijs Koch, 1791-1871). Van hen staat<br />

Swerius Janssen als de eerste Deurnese pottenbakker<br />

geboekstaafd. Het beroep wordt in de zeventiende<br />

eeuw meestal aangeduid als pottenbakker, in een enkel<br />

geval 'meester pottenbakker' en soms samen met een<br />

ander beroep: lakenmeester of steenbakker. Opvallend


is dat in de achttiende en negentiende eeuw naast het<br />

beroep van pottenbakker steeds vaker andere beroepen<br />

worden vermeld: pottenkramer, wever, linnenwever,<br />

landbouwer, burgemeester. Dit zou mogelijk kunnen<br />

duiden op een neergang van de pottennijverheid,<br />

waardoor de pottenbakker voor zijn levensonderhoud<br />

ook van een andere bron van inkomsten afhankelijk<br />

werd, al was het op het platteland niet ongebruikelijk<br />

dat men in de winter andere bezigheden had dan in de<br />

zomer. Uit 1791 is bekend dat het pottenbakken de<br />

Deurnenaren 'welkers allooij teegens het Hollandsche<br />

niet kunnende haaien, daarom ook weinig off niets<br />

opleevert'. In 1826 worden de producten omschreven<br />

als 'een grof slecht soort van aardewerk'. 5 Volgens de<br />

kadastrale gegevens zijn er in 1831 drie pottenbakkerijen<br />

in bedrijf, welke 'een grof slecht soort van aardewerk<br />

vervaardigen, hetwelk in de gemeente en omliggende<br />

dorpen onder den boerenstand gebruikt wordt'.<br />

In 1641 wordt naast het (woon)huis van de pottenbakker<br />

Willem Swerius een 'pothuis' genoemd. Daaruit<br />

blijkt dat het potbakken in een afzonderlijk gebouw<br />

gebeurde, maar specifieke gegevens zijn daarover niet<br />

bekend. Uit de geboorte- en sterftejaren van de Deurnese<br />

pottenbakkers kan worden opgemaakt dat de<br />

meesten in de zeventiende en in de achttiende eeuw<br />

Aft. 4<br />

Handmerken van Deurnese pottenbakkers:<br />

i: Hendrik Wouter van Oosterhout ca. 1622 - na 1688 (een<br />

steelpan); 2: Corstiaan Corstiaens van Oirschot ca. 1621 -<br />

voor 1658 (een vogel); 3: Daniël van Hoof ca. 1625 - voor 1650<br />

(een rad); 4: Aegidius Henssen van Bommel 1605 -1663 (een<br />

kan); 5: Willem Swerius ca. 1600 -1662 (een vogel)<br />

(tekening: Nico Arts).<br />

<strong>BRABANTS</strong> 54 <strong>HEEM</strong><br />

Swerius Janssen ca.<br />

Willem Swerius ca.<br />

Goort van de Moosdijck ca.<br />

Goort Swerius<br />

Dielis van Bommel<br />

Corstiaen Corstiaens ca.<br />

Hendrik Wouter van Oosterhout ca.<br />

Daniël van Hoof ca.<br />

Jan van Bommel ca.<br />

Laurens Keijsers ca.<br />

Jan Bosmans ca.<br />

Jan van de Moosdijck ca.<br />

Paulis van de Moosdijck ca.<br />

Hendrik van Bommel ca.<br />

Peter van Bommel ca.<br />

Joannes Munsters<br />

Hendrik Keijsers ca.<br />

Cornelis Munsters<br />

Emericus Munsters<br />

Henricus Munsters<br />

Peter Mattijs Koch<br />

Cornelis Munsters<br />

Hendricus Koch<br />

Petrus Munsters<br />

Pieter Cornelis Munsters<br />

Gordianus Hurckmans<br />

Joannes Munsters<br />

Pieter Munsters<br />

1575<br />

1600<br />

1600<br />

1605<br />

1605<br />

1621<br />

1622<br />

1625<br />

1630<br />

1630<br />

1635<br />

1650<br />

1650<br />

1653<br />

1662<br />

1690<br />

1695<br />

1724<br />

1737<br />

1784<br />

1791<br />

1800<br />

1831<br />

1744<br />

1767<br />

1798<br />

1806<br />

1849<br />

Afb.5<br />

De levensjaren van de 28 met name bekende Deurnese pottenbakkers.<br />

-1635<br />

-1662<br />

- na 1625<br />

- na 1630<br />

-1663<br />

- voor 1658<br />

-na 1688<br />

- voor 1659<br />

-1676<br />

-1662<br />

- 1670<br />

- na 1680<br />

-na 1673<br />

- ca. 1693<br />

-na 1703<br />

-1777<br />

-na 1721<br />

-1787<br />

- 1822<br />

- 1856<br />

- 1871<br />

-1865<br />

-1893<br />

- 1834<br />

- 1813<br />

. p<br />

-1876<br />

- 1922<br />

actief waren; in de achttiende eeuw worden er maar<br />

weinig vermeld.<br />

De laatste pottenbakker was Pieter Munsters (1849-<br />

1922), die in 1917 zijn bedrijf ophief. Van de inrichting<br />

van zijn werkplaats bestaat een eenvoudige schildering.<br />

Ook de door hem gebruikte draaischijf is bewaard<br />

gebleven. Van Pieter Munsters is verder nog bekend<br />

dat hij op gezette tijden met paard en kar naar 's-Hertogenbosch<br />

ging om daar op de markt zijn potten te<br />

verkopen. Vanwege de lange reis overnachtte hij dan<br />

aldaar en keerde de dag daarop - vaak in beschonken<br />

toestand - terug naar de Zeilberg.<br />

[; POTTENBAKKERSAFVAL T<br />

De Zeilberg is de afgelopen decennia vrijwel geheel<br />

met huizen bebouwd. Volgens sommige geruchten<br />

zouden bij het graven van bouwputten op verschillende<br />

plaatsen grote hoeveelheden scherven zijn gevonden,<br />

die echter zonder enig onderzoek zijn afgevoerd.<br />

De wel bewaarde archeologische overblijfselen van de<br />

Deurnese pottenbakkerijen zijn uitermate schaars.


Aft. 6<br />

Schilderijtje van de inrichting van de werkplaats van Pieter<br />

Munsters (1849-1922), die in 1917 als laatste Deurnesepottenbakker<br />

zijn bedrijf ophief (part. coll).<br />

Aft. 7<br />

De draaischijf van pottenbakker Pieter Munsters<br />

(foto: heemkundekring H.N. Ouwerling, Deurne).<br />

Ze bestaan uit slechts een 5i-tal scherven van roodbakkend<br />

gebruiksaardewerk, afkomstig van een terrein op<br />

de Zeilberg waar de laatste pottenbakker, namelijk Pieter<br />

Munsters, zijn bedrijf uitoefende. 6 De meeste van<br />

deze scherven zijn fragmenten van niet gebruikt aardewerk,<br />

maar enkele zijn van intensief gebruikte voorwerpen.<br />

<strong>BRABANTS</strong> 55 HEF.M<br />

Het ontbreken van gebruikssporen in wat voor vorm<br />

dan ook duidt er op dat de meeste scherven als pottenbakkersafval<br />

kunnen worden opgevat. Het betreft uitsluitend<br />

roodbakkend aardewerk, maar van een zeer<br />

wisselende kwaliteit. De scherf is meestal rozerood van<br />

kleur en is in meer dan de helft van de gevallen min of<br />

meer poreus. Deze slechte kwaliteit van het aardewerk<br />

werd veroorzaakt doordat men niet zo nauw keek bij<br />

het winnen van de potaarde en daarbij ook de zandige<br />

lagen in de klei als grondstof gebruikte. Het gaat hier<br />

inderdaad om een grof soort aardewerk van slechte<br />

kwaliteit. Hiervóór werden al de treffende omschrijvingen<br />

van omstreeks 1800 gememoreerd. Het is echter<br />

ook mogelijk dat juist de potten waarvan deze scherven<br />

resteren als afval werden weggeworpen, omdat ze<br />

niet goed waren gebakken. Minder dan de helft van de<br />

scherven is van een betere kwaliteit, dat wil zeggen,<br />

gebakken van fijnkorrelige klei. Op geen enkele scherf<br />

zijn bakscheuren te zien. Op zich zouden die scheuren<br />

op pottenbakkersafval kunnen duiden. Eén scherf is in<br />

de oven onvolledig gebakken en daardoor enigszins<br />

grijs van kleur geworden.<br />

De meeste van de niet gebruikte scherven zijn van<br />

twee-orige kook- en/of voorraadpotten. Uit de variatie<br />

van de randprofielen kan worden opgemaakt dat de<br />

scherven afkomstig zijn van minstens negen kook- of<br />

voorraadpotten, alsmede twee oor- of papkommetjes<br />

en een koekepan. De diameter van de randen van<br />

kook- en voorraadpotten varieert van tot 15 tot 34 cm;<br />

Aft. 8<br />

Pottenbakkersafval van roodbakkend aardewerk uit de i8de<br />

en lyde eeuw uit het terrein van pottenbakker Pieter Munsters<br />

(foto: Nico Arts).


de grootste exemplaren zullen van voorraadpotten zijn.<br />

Eén randfragment, vermoedelijk van een voorraadpot,<br />

heeft een geschubde rand. Onder de fragmenten van<br />

potbodems komen zowel platte bodems, bodems op<br />

standringen als bodems op pootjes voor.<br />

Alle scherven zijn voorzien van een doorzichtige loodglazuurlaag.<br />

Er is ook een donkerbruin gespikkeld glazuur<br />

gebruikt, dat het resultaat zal zijn van ijzeroxide<br />

of mangaanoxide dat aan het loodglazuur werd toegevoegd.<br />

In enkele gevallen is koperoxide aan het loodglazuur<br />

toegevoegd, waardoor een min of meer groene<br />

kleur werd verkregen.<br />

De intensief gebruikte scherven zijn van één oor- of<br />

papkommetje en één steelpannetje. Het oorkommetje<br />

heeft een door veelvuldig gebruik sterk gesleten rand,<br />

en een versiering in geel glazuur op een bruine ondergrond.<br />

Dit geel glazuur is in feite een door loodglazuur<br />

bedekte witte kleipap, die op het Zeilbergse oorkommetje<br />

in stippen en streepjes is aangebracht. Dit versieringsmotief<br />

is ongebruikelijk, althans vergeleken met<br />

elders gevonden oorkommetjes. Ook het aan de binnenzijde<br />

van loodglazuur voorziene steelpannetje is<br />

veelvuldig gebruikt: dit blijkt uit het zwarte aankoeksel<br />

en de donkere verkleuring aan de buitenzijde van het<br />

overigens rode aardewerk. Gezien de vindplaats is het<br />

aannemelijk dat ook deze voorwerpen producten zijn<br />

van een Zeilbergse pottenbakker.<br />

KANNEBUIZEN<br />

In de verzameling van de heemkundekring H.N.<br />

Ouwerling te Deurne bevinden zich naast de genoemde<br />

scherven nog enkele andere voorwerpen van aardewerk,<br />

die opvallen door hun zeldzaamheid. Het gaat<br />

daarbij om een twaalftal zogenaamde kannebuizen, alsmede<br />

een fragment van een eesttegel, alle van roodbakkend<br />

aardewerk.<br />

De kannebuizen zijn in augustus 1995 gevonden in een<br />

bouwput op de Zeilberg, niet ver van het terrein waar<br />

het hierboven beschreven schervenmateriaal aangetroffen<br />

is. 7 De buizen lagen min of meer horizontaal over<br />

enkele meters lengte in elkaar geschoven en kwamen<br />

uit in een ronde waterput van gestapelde bakstenen,<br />

die op een rechthoekig houten fundament rustte.<br />

Het kon niet meer worden nagegaan welke situatie<br />

door de buizen met de waterput werd verbonden.<br />

Bij de bakstenen van de waterput gaat het niet om tapse<br />

putstenen, zoals die vanaf omstreeks 1650 regelmatig<br />

voorkomen, maar om stenen met de gewone rechthoekige<br />

vorm. De kleur is donkerrood, ze zijn relatief hard<br />

gebakken en hebben een grove, zandige magering.<br />

De afmetingen bedragen 24 x 11,5 x 6/6,5 cm. Zoals<br />

recent is aangetoond, is dit formaat niet kenmerkend<br />

<strong>BRABANTS</strong> • 56 ' <strong>HEEM</strong><br />

r n<br />

o<br />

Aft,. 9<br />

Pottenbakkenafval van roodbakkend aardewerk uit de l8de<br />

en ipde eeuw: randfragmenten van kook- en voorraadpotten<br />

en van een koekepan uit het terrein van pottenbakker Pieter<br />

Munsters op de Zeilberg. Schaal 1:4 (tekening: Nico Arts).<br />

Aft. 10<br />

Gebruikt roodbakkend aardewerk (i?de en iSde eeuw) uit<br />

het terrein van pottenbakker Pieter Munsters: een oorkommetje<br />

en een steelpannetje. Schaal 1:4 (tekening: Nico Arts).


voor een bepaalde periode. 8 In de waterput werden geen<br />

vondsten aangetroffen die eventueel wel een datering<br />

zouden kunnen geven.<br />

De Zeilbergse kannebuizen hebben een conische vorm<br />

en zijn meestal 35 cm lang; de grootste diameter<br />

bedraagt 10 cm. Ze zijn van dikwandig rozerood aardewerk.<br />

Op sommige kannebuizen bevinden zich spatjes<br />

of strepen loodglazuur, wat erop duidt dat ze zijn meegebakken<br />

in een oven waarin ook geglazuurde potten<br />

werden gebakken. Ze hebben brede draairingen die<br />

ontstaan zullen zijn doordat deze buizen in een snel<br />

tempo gedraaid zijn. De meeste buizen zijn genummerd;<br />

het hoogst gevonden nummer is 10. De brede<br />

onderkanten zijn zowel binnen als buiten grof bijgesneden,<br />

vermoedelijk om ze in elkaar te kunnen passen.<br />

De smalle boveneinden passen immers in de brede<br />

onderkanten, maar slechts op volgorde van de nummering.<br />

Klaarblijkelijk vormen deze buizen het bouwpakket<br />

voor een waterleiding, mogelijk voor de afvoer van<br />

hemel- of oppervlaktewater naar de waterput.<br />

Ook van andere pottenbakkerijen zijn kannebuizen<br />

bekend, zoals die te Bergen op Zoom, 9 maar deze hebben<br />

telkens een andere vorm.<br />

Aft. n<br />

Twee kannebuizen van roodbakkend<br />

aardewerk van de<br />

Zeilberg te Deurne. Datering:<br />

vermoedelijk ijde eeuw. Schaal<br />

1:4 (tekening: Nico Arts).<br />

! j EESTTEGEL<br />

Een andere weinig<br />

voorkomende aardewerkvondst<br />

komt van<br />

het terrein van de<br />

voormalige bierbrouwerij<br />

'De Pelikaan' te<br />

Deurne. Het is een<br />

fragment in roodbakkend<br />

aardewerk van<br />

een zogenaamde eesttegel.<br />

Deze tegels werden<br />

gebruikt bij het<br />

bierbrouwen. Het<br />

graan dat voor het<br />

brouwen werd<br />

gebruikt, werd enkele<br />

dagen onder water<br />

bewaard zodat het<br />

kon ontkiemen. Vervolgens<br />

spreidde men<br />

de mout uit over de<br />

kiemvloer. Waren de<br />

kiemen lang genoeg,<br />

dan werd het kiemproces<br />

geforceerd<br />

gestopt, doordat de<br />

mout werd gedroogd<br />

<strong>BRABANTS</strong> 57 <strong>HEEM</strong><br />

op een speciale droogzolder, de eest genaamd. De vloer<br />

van de eest bestond na de middeleeuwen uit geperforeerde<br />

tegels. Op de begane stookte men een vuur en<br />

de hete lucht kon vervolgens via kleine gaatjes in de<br />

tegels van de eestvloer in de droogzolder komen. 10<br />

De Deurnese eesttegel is van zacht rozerood aardewerk<br />

en heeft aan de onderzijde grote diepe ronde gaten met<br />

een diameter van telkens 26 mm, en aan de bovenzijde<br />

boven elk groot gat telkens zeven kleinere gaatjes met<br />

een diameter tot 3 mm. De grote en kleine gaten in de<br />

tegel bevinden zich op regelmatige afstand. Ze moeten<br />

alle met hetzelfde gereedschap zijn aangebracht: een<br />

rond voorwerp dat aan één uiteinde was voorzien met<br />

zeven ronde pinnen. De onderzijde van de tegel heeft<br />

een ruw oppervlak terwijl de bovenzijde juist glad is<br />

afgewerkt. Opvallend is dat de bovenzijde en de zijkanten<br />

gedeeltelijk zijn zwartgeblakerd.<br />

Ook elders zijn eesttegels gevonden, ook in pottenbakkerijen,<br />

bijvoorbeeld die te Gennep en te Bergen op<br />

Zoom."<br />

Het is niet onwaarschijnlijk dat het bij de hier beschreven<br />

aardewerkproducten - zowel de kannebuizen als de<br />

eesttegel - gaat om producten van inheemse pottenbakkers.<br />

Niet alleen de vindplaats, maar ook de kleur<br />

en magering van het aardewerk duidt hierop. Ook de<br />

bakstenen van de waterput zullen eveneens van<br />

inheemse makelij zijn, doch hiervoor bestaat geen vergelijkingsmateriaal.<br />

i i CONCLUSIES i<br />

Ondanks de gunstige landschappelij k-geologische ligging,<br />

wijst de archivalische informatie die over de<br />

Deurnese pottenbakkerijen beschikbaar is niet op een<br />

grootschalige nijverheid. Gedurende het ruim driehonderdjarige<br />

bestaan van de pottenbakkernijverheid hebben<br />

er slechts 28 pottenbakkers gewerkt, van wie sommigen<br />

bovendien mede van een andere inkomstenbron<br />

afhankelijk waren.<br />

Tot op heden is de archeologische informatie van de<br />

Zeilbergse pottennijverheid uitermate beperkt. Het<br />

aantal van slechts enkele tientallen scherven, dat thans<br />

bekend is, staat in schril contrast met de meestal tienduizenden<br />

afvalproducten van andere pottenbakkerijen<br />

elders in Nederland. Bovendien staat niet met absolute<br />

zekerheid vast of de op het terrein van de laatste Zeilbergse<br />

pottenbakker gevonden scherven werkelijk op<br />

pottenbakkersafval duiden. Vanwege het ontbreken<br />

van gebruikssporen op die scherven, het vaak miserabele<br />

baksel en de vindplaats is dat echter wel aannemelijk.<br />

Indien dat juist is, zal de productie van de Zeilbergse<br />

pottenbakkerijen voor een belangrijk deel hebben<br />

bestaan uit eenvoudige kook- en voorraadpotten,


Afb.i2<br />

Fragment van een <strong>48</strong> mm dikke eesttegel van het terrein van<br />

de voormalige bierbrouwerij De Pelikaan te Deurne (bovenen<br />

onderkant). Datering: i8de ofio.de eeuw. Grootste afmetingen:<br />

26$ x 160 mm. (foto 's: Nico Arts)<br />

alle van roodbakkend aardewerk. De elders op de Zeilberg<br />

en in Deurne gevonden bijzondere aardewerkproducten<br />

- kannebuizen en een eesttegel - zijn mogelijk<br />

eveneens van inheemse makelij. Deze komen echter<br />

niet uit het afval van een pottenbakkerij, maar uit een<br />

functionele context.<br />

De vondsten van vermoedelijk Zeilbergse makelij zijn<br />

te fragmentarisch en vooralsnog te gering in aantal<br />

voor een vergelijking met elders gevonden producten<br />

van roodbakkend aardewerk. Bij zo'n vergelijking zou<br />

enerzijds het afzetgebied van de Zeilbergse pottenbakkerij<br />

kunnen worden nagegaan, en anderzijds zou de<br />

herkomst van elders gevonden aardewerkcomplexen<br />

beter kunnen worden beschreven.<br />

Ofschoon de Zeilberg de laatste decennia is bebouwd,<br />

is er nog steeds een kans dat er in de bodem sporen<br />

bewaard zijn gebleven van pottenbaldkerijen. Ook van<br />

de niet geringe Zeilbergse baksteenproductie kunnen<br />

nog ondergrondse overblijfselen bestaan, zoals schervenconcentraties<br />

en fundamenten van pot- en steenovens.<br />

Voor de geschiedenis van Deurne, en ook voor<br />

de kennis over het na-middeleeuwse aardewerk in het<br />

oosten van Noord-Brabant, is het daarom van groot<br />

belang dat in het vervolg bij bouw- en andere grondwerkzaamheden<br />

wordt gelet op de aanwezigheid van<br />

deze archeologische overblijfselen. LJ<br />

<strong>BRABANTS</strong> \ 5g <strong>HEEM</strong><br />

NOTEN<br />

1 Geertruidenberg: B. Zijlmans en L.G. Kooiman, Van klooster tot<br />

Prinsenhof. Een archeologisch bodemonderzoek in Hollands oudste<br />

stad (Geertruidenberg, 1994) 77; Bergen op Zoom: G. Groeneweg,<br />

Bergen op Zooms aardewerk. Vormgeving en decoratie van<br />

gebruiksaardewerk gedurende 600 jaar pottenbakkersnijverheid in<br />

Bergen op Zoom (Waalre, 1991); Breda: G. Van den Eynde,<br />

'Archeologische kroniek van de gemeente Breda over 1985', in:<br />

Jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en<br />

Land van Breda 'De Oranjeboom '39 (1986), 124-238 (met name<br />

232-135); Oosterhout: ongepubliceerd; 's-Hertogenbosch: J. Treling,<br />

'Archeologisch onderzoek in het Tolbrugkwartier (3)', in:<br />

's-Hertogenbosch. Driemaandelijks tijdschrift over de geschiedenis<br />

van 's-Hertogenbosch, 1995, nr. 3, 92-94; OefTelt/Boxmeer/Schaephuysen:<br />

J. de Kleyn, Volksaardewerk in Nederland sedert de late<br />

middeleeuwen (Lochem, 198(5) <strong>48</strong>; Steensel: ongepubliceerd;<br />

Deurne: dit artikel.<br />

2 H.N. Ouwerling, Geschiedenis der dorpen en heerlijkheden Deurne,<br />

Liesselen Vlierden (Helmond, 1933) 182-187; H. van Hoek,<br />

'De steen- en pottenbakkerijen in de Zeilberg', in: D'n Uytbeyndel,<br />

nr. 8 (1985), 3-8; W. van Heugten, 'Verval van de Deurnese<br />

pottenbakkerijen', in: D'n Vytbeyndel, nr. 14 (1987), 27-28.<br />

3 A. Vissers, Transcripties en regesten van akten met betrekking tot<br />

Deurnese pottenbakkers (Deurne, 1995) (manuscript op floppy disk).<br />

4 J.C. van den Toorn, Toelichting bij de geologische kaart van<br />

Nederland 1:50,000. Blad Venlo West faW) (Haarlem, 1967)<br />

100-103.<br />

5 Van Heugten, 'Verval van de Deurnese pottenbakkerijen', 27.<br />

6 Topografische plaatsbepaling: (5iC) 184.68 x 385.19.<br />

7 Deze waterput met kannebuizen werd gevonden aan de Huub<br />

van Doorneweg nr. 42; topografische plaatsbepaling: (5iC)<br />

184.78 x 384.87.<br />

8 H. Strijbos, 'Middeleeuwse bakstenen. Productie en formaten in<br />

oostelijk Noord-Brabant', in: Brabants Heem <strong>48</strong> (<strong>1996</strong>), 12-18.<br />

9 Groeneweg, Bergen op Zooms aardewerk, 169-171.<br />

10 Zie o.a.: V.T. van Vilsteren, 'Leven in de brouwerij. Een i6deeeuwse<br />

brouwer op de vingers gekeken', in: R.E. Kistemaker en<br />

V.T. van Vilsteren (red.), Bier! Geschiedenis van een volksdrank<br />

(Amsterdam, 1994) 61-71; Groeneweg, Bergen op Zooms aardewerk,<br />

150-153.<br />

11 Groeneweg, Bergen op Zooms aardewerk, 150-153; A. Mars, Genneps<br />

aardewerk. Een iSde-eeuwse pottenbakkerij archeologisch<br />

onderzocht (Gennep, 1991) 68-70.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!