01.08.2013 Views

Practicumnota's Instrumentele Analyse - Universiteit Antwerpen

Practicumnota's Instrumentele Analyse - Universiteit Antwerpen

Practicumnota's Instrumentele Analyse - Universiteit Antwerpen

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Universiteit</strong> <strong>Antwerpen</strong><br />

Faculteit<br />

Wetenschappen<br />

Departement Chemie<br />

Practicumnota’s<br />

<strong>Instrumentele</strong> <strong>Analyse</strong><br />

http://webhost.ua.ac.be/mitac4/practicum_notas_2007.pdf<br />

Prof. K. Janssens<br />

V. Van Der Linden<br />

Assistent<br />

V. Jans, W. Van Mol<br />

Labo-verantwoordelijken<br />

Laatste aanpassing: 7 november 2007


Inhoud<br />

Deel A. UV/VIS spectrofotometrie .................................................................. 3<br />

1 Principe ............................................................................................. 3<br />

2 Apparatuur......................................................................................... 7<br />

3 Colorimetrische bepaling van ijzer ............................................................. 8<br />

4 Simultane bepaling van Co(II) en Cr(III) in een mengsel ................................. 12<br />

5 Colorimetrische titratie van Ca(II) en Cu(II) met EDTA .................................. 16<br />

6 Bepaling van fosfaat met FIAS-UV/Vis spectrofotometrie ............................... 22<br />

Deel B. Electrochemische methoden............................................................... 32<br />

7 Bepaling van F - mbv iongevoelige elektrode................................................ 32<br />

8 Bepaling van de carbonaathardheid in water............................................... 37<br />

9 Waterbepaling met behulp van de Karl-Fischer Titrator.................................. 41<br />

10 Bepaling van Cadmium en Lood met behulp van Differentiële Anodische<br />

Stripping Voltammetrie (DP-ASV) ........................................................... 48<br />

Deel C. Plasma methoden ........................................................................... 60<br />

11 Atomaire absorptie spectrometrie met de vlam (F-AAS) ................................. 60<br />

12 Bepaling van zware metalen in steenkool met Grafiet-oven Atomaire Absorptie<br />

Spectrometrie (GF-AAS of ETV-AAS) ....................................................... 70<br />

Deel D. Chromatografische technieken ........................................................... 82<br />

13 Ionenchromatografie: bepaling van chloride, nitraat en sulfaat in drinkwater........ 82<br />

Deel E. Addenda...................................................................................... 93<br />

14 Berekeningen met ijklijnen..................................................................... 93<br />

15 Labovaardigheden .............................................................................. 96<br />

16 Veiligheid in het laboratorium .............................................................. 104<br />

p. 2/107


1 Principe<br />

1.1 Inleiding<br />

p. 3/107<br />

Deel A. UV/VIS spectrofotometrie<br />

De analytische toepassing van UV/Vis spectroscopie is gebaseerd op de<br />

absorptie van ultraviolette straling en/of zichtbaar licht door moleculen die<br />

zich in oplossing vinden. De meeste commerciële apparaten werken tussen<br />

200 en 800 nm.<br />

Absorptie van energie uit de ultraviolette en zichtbare gebieden van het<br />

elektromagnetisch spectrum geeft aanleiding tot excitatie van de elektronen<br />

(verhoging van de elektronen-energie) van de te analyseren component.<br />

Het verlies van straling door terugkaatsing en verstrooiing wordt<br />

geëlimineerd door steeds ten opzichte van blanco’s te werken.<br />

In colorimetrie (meet de kleur van de oplossing) maakt men enkel gebruik<br />

van absorptie in het zichtbare gedeelte van het spectrum (absorptie van de<br />

zogenaamde complementaire kleur).<br />

Geabsorbeerde<br />

golflengte<br />

(nm)<br />

400<br />

425<br />

450<br />

490<br />

510<br />

530<br />

550<br />

590<br />

640<br />

730<br />

Kleur<br />

van de<br />

oplossing<br />

groen-geel<br />

geel<br />

oranje<br />

rood<br />

purper<br />

violet<br />

indigo<br />

blauw<br />

blauw-groen<br />

groen<br />

Geabsorbeerde kleur<br />

(complementair met de kleur<br />

van de oplossing)<br />

violet<br />

indigo<br />

blauw<br />

blauw-groen<br />

groen<br />

geel-groen<br />

geel<br />

oranje<br />

rood<br />

purper


1.2 Wet van Lambert-Beer<br />

Volgens deze wet wordt de relatie tussen de monochromatisch ingestraalde<br />

lichtintensiteit I0 en de intensiteit van het uittredende licht gevonden uit:<br />

P<br />

A = log( ) = ε ⋅b<br />

⋅C<br />

= a ⋅b<br />

⋅c<br />

P<br />

0<br />

waarin:<br />

A absorbantie (ook wel extinctie of optische densiteit genoemd)<br />

P0 vermogen van het invallende licht (in de praktijk is dit het licht dat<br />

door de blanco oplossing gaat)<br />

P vermogen van de uittredende lichtbundel (het licht dat door de<br />

absorberende oplossing gaat)<br />

ε molaire extinctie-coëfficient, die golflengte, stof en solvent-<br />

afhankelijk is en onafhankelijk is van de concentratie en de dikte van<br />

de absorberende laag<br />

k specifieke extinctie-coëfficient<br />

C concentratie van de absorberende stof uitgedrukt in mol/l<br />

c concentratie van de absorberende stof uitgedrukt in g/l<br />

b dikte van de absorberende laag, uitgedrukt in cm (in de praktijk<br />

meestal 1.000 cm)<br />

De transmissie T wordt gedefinieerd als P/P0.<br />

% T = 100%<br />

⋅<br />

P<br />

P<br />

0<br />

De wet kan ook toegepast worden op mengsels van verschillende<br />

absorberende verbindigen. De wet blijft geldig zolang deze onafhankelijk<br />

reageren op de invallende straling. Voor een homogeen mengsel schrijft men:<br />

P<br />

At = log( ) = b ⋅∑ε<br />

i ⋅C<br />

P<br />

0<br />

i<br />

i<br />

p. 4/107


Deze wet is gebaseerd op het feit dat de absorberende centra niet met elkaar<br />

interfereren. Er wordt dus steeds met verdunde oplossingen gewerkt. De wet<br />

is enkel geldig bij constante temperatuur en met monochromatisch licht.<br />

De lineariteit van de wet van Lambert-Beer wordt beperkt door chemische en<br />

instrumentele factoren. Redenen voor deze niet-lineariteit kunnen zijn:<br />

• afwijkingen in absorptiecoëfficiënten bij hoge concentraties (meer dan<br />

p. 5/107<br />

0.01 M) door elektrostatische interacties tussen moleculen die dicht<br />

opeengepakt zijn<br />

• reflectie van licht veroorzaakt door deeltjes in het staal<br />

• fluorescentie of fosforescentie van het staal<br />

• veranderingen in de brekingsindex bij hoge concentraties van het staal<br />

• verschuivingen in het chemisch evenwicht in functie van de concentratie<br />

van het staal<br />

• niet-monochromatische straling: afwijkingen kunnen geminimaliseerd<br />

worden door het gebruik van een relatief vlak deel van het<br />

absorptiespectrum, zoals het maximum van een absorptieband<br />

• verstrooid licht<br />

1.3 Absorptiespectrum en ijklijn<br />

Het absorptiespectrum wordt verkregen door de absorbantie A te meten bij<br />

verschillende golflengten (scan een golflengtegebied af) met behulp van een<br />

spectrofotometer. Uit het absorptiespectrum kan de λmax en bij gekende<br />

concentratie de ελ (meestal εmax) afgeleid worden. Bij concentratiebepalingen<br />

wordt de absorbantie gemeten bij de λmax omdat:<br />

• een kleine afwijking bij het instellen van de λmax het kleinste verschil in<br />

absorbantie geeft, daar de top van de curve min of meer vlak is (over een<br />

klein golflengte-interval).<br />

• de gevoeligheid er het grootst is<br />

• (in geval van interferentie kan ook een andere golflengte gekozen worden)


Een colorimetrische concentratiebepaling omvat gewoonlijk:<br />

• De opname van het absorptiespectrum als de λmax niet gekend is (de<br />

concentratie wordt zo gekozen dat 0.15 < A (λmax) < 0.9).<br />

• De constructie van een ijklijn (absorbantie A in functie van de concentratie<br />

c) door bij λmax de absorbanties te meten voor minstens 2 of 3 verschillende<br />

gekende concentraties (standaardoplossingen). Door de bekomen punten<br />

met inbegrip van de oorsprong moet een rechte (ijklijn) kunnen getrokken<br />

worden. Een afbuiging van de rechte bij hogere concentraties wijst erop<br />

dat de wet van Lambert en Beer niet langer geldig is.<br />

• De concentratie van een onbekende oplossing cx kan uit de grafiek afgeleid<br />

worden door meting van Absorbantie Ax zoals geïllustreerd in de<br />

onderstaande figuur.<br />

A<br />

1<br />

0.9<br />

0.8<br />

0.7<br />

0.6<br />

0.5<br />

0.4<br />

0.3<br />

0.2<br />

0.1<br />

0<br />

475 485 495 505 515 525<br />

golflengte (nm)<br />

1.4 Keuze van de concentraties<br />

1<br />

0.9<br />

0.8<br />

0.7<br />

0.6<br />

0.5<br />

0.4<br />

0.3<br />

0.2<br />

0.1<br />

0<br />

0 1 2 3 4 5 6 7 8<br />

concentration (ppm)<br />

Wegens het exponentieel (logaritmisch) karakter van de wet van Beer is de<br />

relatieve fout op de concentratiebepaling beter dan 2 % voor transmissies<br />

tussen 13 en 70 % of absorbanties tussen 0.15 en 0.90, maar nemen buiten<br />

deze limietwaarden de fouten snel toe.<br />

p. 6/107


De concentraties van ijk- en onbekende oplossingen dienen, indien mogelijk,<br />

zo gekozen te worden dat de gemeten absorbanties in het gunstige gebied<br />

vallen (waar de fout het kleinst is)!<br />

p. 7/107<br />

relatieve fout (%)<br />

10<br />

2 Apparatuur<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90<br />

Alle spectrometers bestaan uit een lichtbron (waterstoflamp om UV licht op te<br />

wekken en wolfraamlamp voor het zichtbare deel van het spectrum), een<br />

monochromator, een staal-cel, een detector en een recorder. Alle lenzen,<br />

prisma’s, cuvetten en dergelijke zijn van kwarts gemaakt omdat, voor λ < 350<br />

nm, glas de straling absorbeert.<br />

Bij spectrometers maakt men een onderscheid tussen de enkel- en de<br />

dubbelstraalspectrometer. Een enkelstraalspectrometer laat toe de<br />

absorptiewaarde direct af te lezen bij een gekozen golflengte. Wanneer men<br />

met een enkelstraaltoestel het volledig spectrum wenst af te lopen, dient men<br />

telkens de hele optiek voor elke golflengte in te stellen. Dubbelstraalspectro-<br />

meters laten toe deze spectra automatisch op te nemen. Een beschrijving en<br />

gebruikershandleiding is beschikbaar bij de verschillende toestellen.<br />

Colorimeter is de veelgebruikte term voor het eenvoudige toestel dat<br />

uitsluitend in het zichtbare gebied werkt.<br />

A


3 Colorimetrische bepaling van ijzer<br />

3.1 Inleiding<br />

De analyse van Fe-ionen in een waterige oplossing is op zich niet eenvoudig<br />

omdat Fe 3+ in oplossing hydrolyseert en polymeren vormt. Daarom is een<br />

ijzeroplossing in het begin zo goed als kleurloos en zal de oplossing als<br />

gevolg van de polymerisatie steeds geler worden. Alhoewel een zuur milieu<br />

deze reaktie onderdrukt (hoe meer H + in oplossing, hoe minder OH - deze<br />

bevat) zal de reaktie zelfs onder dergelijke omstandigheden toch kunnen<br />

doorgaan. In deze proef zullen we het ijzer eerst omzetten tot een stabiel<br />

gekleurd complex waarvan de concentratie met UV/VIS spectrofotometrie<br />

bepaald kan worden. Het ion Fe 2+ zal dergelijke reakties minder snel<br />

ondergaan.<br />

Fe<br />

Fe<br />

3+<br />

3+<br />

2Fe<br />

+ H O → FeOH<br />

3+<br />

2<br />

2+<br />

+ 2H<br />

O → Fe(<br />

OH)<br />

2<br />

2<br />

2<br />

+ H<br />

+<br />

2<br />

+ 2H<br />

O → Fe ( OH)<br />

3.2 Reagentia<br />

3.2.1 IJzeroplossing<br />

+<br />

+ 2H<br />

6+<br />

2<br />

+<br />

In een maatkolf van 1 liter wordt eerst 1 ml H2SO4 toegevoegd. Pas daarna<br />

voegt men de nodige hoeveelheid Mohr’s zout - Fe(NH4)2(SO4)2.6H2O - toe.<br />

Het zout wordt met gedeïoniseerd water aangelengd. Het zuur dient om de<br />

hydrolyse van Fe 3+ tegen te gaan. Als men eerst het zout aanlengt met water<br />

en pas daarna het zuur toevoegt heeft de hydrolysereaktie reeds<br />

plaatsgegrepen! Tijdens de de verdunning mag de pH nooit boven de 1.5 en 2<br />

stijgen. Voeg tijdens het verdunnen regelmatig voldoende H2SO4 toe zodat de<br />

pH van de oplossing ongeveer 1 bedraagt.<br />

p. 8/107


3.2.2 Orthofenantroline hydrochloride (0.1 – 0.5% in water)<br />

Indien er geen orthofenantroline oplossing meer aanwezig is, brengt men 0.1<br />

à 0.5 g in een maatkolf van 100 ml. Leng het zout aan met gedeïoniseerd water<br />

tot aan de ijkstreep. Het ion Fe 2+ ondergaat een complexatiereaktie met drie<br />

moleculen 1,10-fenantroline. Dit complex heeft een oranje kleur.<br />

Orhtofenantroline is dus verantwoordelijk voor de kleurreaktie.<br />

Fe 2+<br />

p. 9/107<br />

+ 3<br />

N N N N<br />

3.2.3 Hydroxylamine (5% in water)<br />

3<br />

Fe 2+<br />

Indien er geen hydroxylamine (HO-NH2) oplossing meer aanwezig is, brengt<br />

men 5 g in een maatkolf van 100 ml. Leng het zout aan met gedeïoniseerd<br />

water tot aan de ijkstreep. De Fe 3+ ionen worden met hydroxylamine (of<br />

hydrochinon) tot Fe 2+ gereduceerd. Alleen Fe 2+ zal met orthofenantroline<br />

reageren.<br />

Fe<br />

3+<br />

+ e<br />

−<br />

→ Fe<br />

2+<br />

3.2.4 Natriumacetaat (10 – 20% in water)<br />

Indien er geen natriumacetaat oplossing meer aanwezig is, brengt men 10 à 20<br />

g in een maatkolf van 100 ml. Leng het zout aan met gedeïoniseerd water tot<br />

aan de ijkstreep.


3.3 Bereiding van de oplossingen<br />

Maak van de stockoplossing een verdunningsreeks van drie oplossingen. De<br />

uiteindelijke Fe-concentratie dient tussen 0.5 en 5 ppm te liggen. Van de<br />

verdunde oplossingen pipetteert men 10 ml in een maatkolf van 50 ml. Voeg<br />

toe met een pipet: 5 ml 0.1% orthofenantroline oplossing, 2 ml 5%<br />

hydroxylamine oplossing en vervolgens een hoeveelheid 10% NaAc om de<br />

pH op ongeveer 4 te brengen. (Controleer met een universeel indicator<br />

papier). Deze pH is nodig om de kleurreaktie te laten doorgaan. Leng aan tot<br />

de ijkstreep en laat 1 uur staan zodat de reductiereaktie van Fe 3+ tot Fe 2+<br />

volledig kan doorgaan en het gereduceerde ijzer kan complexeren. Bereid<br />

tegelijkertijd de onbekende (10 ml onbekende) en de blanco (10 ml<br />

gedeïoniseerd water) op identieke wijze.<br />

3.4 Opstellen van de ijklijn<br />

Neem tussen 400 nm en 600 nm het UV/VIS spectrum op van de sterkst<br />

gekleurde standaardoplossing en bepaal de golflengte waar de absorbantie<br />

van de oplossing maximaal is. De verdunningsreeks wordt gemeten bij de<br />

golflengte van maximale absorbantie. De ijklijn wordt via lineaire regressie<br />

bepaald met het programma Excel. Bepaal via de ijklijn de concentratie van de<br />

onbekende. Als de absorbantie van de onbekende te groot blijkt te zijn omdat<br />

deze te geconcentreerd is, moet je de onbekende eerst verdunnen. Vergeet<br />

echter niet rekening te houden met de verdunningsfactor als je de<br />

uiteindelijke concentratie berekent.<br />

p. 10/107


3.5 Gebruik van de kuvetten<br />

Reiniging: de twee doorschijnende zijden waar het licht doorgaat moeten<br />

p. 11/107<br />

zeer droog en zuiver zijn tijdens de meting. Er mogen geen<br />

vlekken of strepen op het oppervlak aanwezig zijn (belangrijke<br />

foutenbron) Het schoonmaken dient bij voorkeur te gebeuren met<br />

een speciaal lenspapier of een zachte doek om krassen te<br />

vermijden. Hou er rekening mee dat de lichtbundel door de kuvet<br />

volgens de lengterichting van het toestel.<br />

Vulling: spoel de zuivere kuvetten eerst enkele malen voor met de te<br />

meten vloeistof. Vul ze tot ongeveer 1 cm onder de bovenrand. Er<br />

mogen geen luchtbellen aan de binnenwand achterblijven.<br />

Na gebruik:reinig de kuvetten na gebruik onmiddellijk met gedeïoniseerd<br />

water.


4 Simultane bepaling van Co(II) en Cr(III) in een mengsel<br />

4.1 Beschrijving van de proef<br />

Wanneer een oplossing twee gekleurde substanties bevat, beïnvloedt de ene<br />

component dikwijls de lichtabsorptie-eigenschappen van de andere.<br />

Interacties tussen de absorberende deeltjes leiden tot wijzigingen in de<br />

ladingsverdeling, waardoor kleine veranderingen in de absorptiefrequenties<br />

kunnen optreden. In deze gevallen is een eenvoudige spectrofotometrische<br />

bepaling op basis van de additiviteit der absorbanties van de individuele<br />

componenten onmogelijk.<br />

In vele gevallen is er echter geen interactie tussen de verschillende<br />

componenten en geen beïnvloeding van de absorptiekarakteristieken zodat de<br />

absorbanties additief zijn. In dergelijke gevallen is de totale absorbantie van<br />

het mengsel exact gelijk aan de som der absorbanties van individuele<br />

monocomponent-oplossingen met dezelfde concentraties als in het mengsel.<br />

Dit wordt hier geïllustreerd aan de hand van een oplossing die zowel Cr(III)<br />

als Co(II) bevat.<br />

Het verband tussen absorbantie en concentratie wordt in bepaalde<br />

omstandigheden (monochromatisch licht, relatief lage concentraties (


A<br />

i<br />

=<br />

n<br />

∑<br />

j=<br />

1<br />

p. 13/107<br />

ε ⋅C<br />

ij<br />

j<br />

De index j verwijst naar de component en index i naar de gebruikte<br />

golflengte. De molaire absorbantie ε is dus afhankelijk van de component en<br />

van de golflengte waarbij gemeten wordt.<br />

Voor een mengsel van 2 componenten (Co 2+ en Cr 3+ ) geldt meer specifiek:<br />

A = ε ⋅C<br />

+ ε ⋅C<br />

bij golflengte i = 1<br />

1<br />

2<br />

11<br />

21<br />

1<br />

1<br />

12<br />

22<br />

2<br />

A = ε ⋅C<br />

+ ε ⋅C<br />

bij golflengte i = 2<br />

2<br />

Elke molaire absorbantie ε kan berekend worden uit de respectievelijke ijklijn<br />

ontstaan uit een standaardreeks gemeten bij een bepaalde golflengte voor een<br />

specifieke component. Vervolgens kan na meting van de absorbanties A1 en<br />

A2 van het mengsel en stelsel van 2 vergelijkingen met 2 onbekenden opgelost<br />

worden waaruit de concentraties C1 en C2 voortvloeien:<br />

ε<br />

⋅ A − ε ⋅ A<br />

22 1 12 2<br />

C 1 =<br />

en<br />

ε 11 ⋅ε<br />

22 − ε 12 ⋅ε<br />

21<br />

4.2 Reagentia<br />

4.2.1 Cr 3+ -standaardoplossingen<br />

2<br />

ε 11 ⋅ A2<br />

− ε 21 ⋅ A1<br />

=<br />

ε ⋅ε<br />

− ε ⋅ε<br />

Bereken de theoretische hoeveelheid Cr(NO3)3.9H2O nodig om 250 ml 0.05 M<br />

te bereiden. Weeg ongeveer deze berekende hoeveelheid af (noteer duidelijk<br />

de exact afgewogen waarde tot op 0.1 mg nauwkeurig), breng deze materie<br />

kwantitatief over in een maatkolf van 250 ml, laat oplossen en leng exact aan<br />

tot de ijkstreep. Bereken de exacte molariteit (3 beduidende cijfers) van de<br />

bekomen oplossing.<br />

C<br />

11<br />

22<br />

12<br />

21


Bereid vanuit de 0.05M-Cr-oplossing 4 Cr 3+ -oplossingen met concentraties<br />

begrepen tussen 0.01 en 0.04 M. Gebruik hiervoor maatkolven van 50 ml. Je<br />

kan hiervoor pipetten gebruiken met een exact gekend pipeteervolume.<br />

4.2.2 Co 2+ -Standaardoplossingen<br />

Bereid op analoge wijze, uitgaande van Co(NO3)2.6H2O, 250 ml 0.2M Co-<br />

standaardoplossing.<br />

Bereid op analoge wijze van hieruit 4 standaardoplossingen met concentraties<br />

begrepen tussen 0.03 en 0.15 M.<br />

4.3 Procedure<br />

Voor het meten van de UV-spectra: ZIE UV-BIJLAGE.<br />

4.3.1 Absorptiespectra<br />

1. Pipetteer 20 ml van de 0.05M Cr 3+ -standaardoplossing in een maatkolf van<br />

50 ml en leng aan tot de ijkstreep. Registreer een absorptiespectrum tussen<br />

λ = 375 nm en λ = 625 nm. Afhankelijk van het UV-toestel kan je dit<br />

volledig automatisch (continue spectrum) of manueel (door telkens de<br />

golflengte te veranderen met sprongen van 5 nm).<br />

2. Bepaal het absorptiespectrum op analoge wijze voor de 0.2 M Co 2+ -<br />

standaardoplossing.<br />

3. Bepaal het absorptiespectrum op analoge wijze voor het onbekende<br />

Cr 3+ /Co 2+ -mengsel. Er moeten 3 maxima aanwezig zijn.<br />

4.3.2 Opstellen ijklijnen + meten onbekende<br />

1 Meet rechtstreeks de absorbanties van de Cr en Co-standaardoplossingen<br />

bij de 3 relevante golflengten.<br />

2 Zet in Excel de gemeten absorbanties uit in funktie van de concentratie<br />

voor elk van de 3 golflengten.<br />

p. 14/107


3 Bereken de molaire absorbantie ελ voor Cr 3+ en Co 2+ bij elk van de 3<br />

p. 15/107<br />

golflengten.<br />

4 Verifieer de geldigheid van de wet van Beer in het beschouwde<br />

concentratiegebied (lineair voor elke standaardreeks bij elke golflengte?).<br />

5 Ga na, rekening houdend met de geldigheid van Beer en rekening<br />

houdend met de absorbanties ελ welk golflengtepaar het best kan<br />

gebruikt worden voor de bepaling van de individuele Cr 3+ en Co 2+<br />

concentraties van het mengsel. Kies dit paar zodanig dat bij golflengte i =<br />

1 de ene component maximaal absorbeert (grootste ελ) en de tweede<br />

minimaal (kleinste ελ) . Bij golflengte i = 2 geldt het omgekeerde.<br />

6 Meet de absorbantie van de onbekende oplossing bij de 2 gekozen<br />

golflengten en bepaal de concentratie van Co 2+ en Cr 3+ (in molair) met<br />

behulp van de boven vermelde formules.<br />

4.3.3 Opmerkingen<br />

1 Cobalt en chroom zijn ‘ZEER GIFTIGE’ produkten. Kijk dus bij het<br />

afwegen zeer goed uit dat je niet morst. Gebeurt dit toch, laat dan alles<br />

proper achter (laat de balans en alles errond proper achter). Laat de potjes<br />

Co en Cr-zout niet te lang open staan.<br />

2 Pipetteer NOOIT met de mond maar gebruik de voorziene pipetperen!<br />

3 Maak geen krassen op de UV-kuvetten. Dit beïnvloedt de meting.<br />

4 Werk met de nodige voorzichtigheid met de UV-toestellen. Er zitten<br />

uitgelijnde spiegels in die zeer gevoelig zijn.


5 Colorimetrische titratie van Ca(II) en Cu(II) met EDTA<br />

5.1 Beschrijving van de proef<br />

Bij colorimetrische titraties wordt de absorbantie– of transmissieverandering<br />

van een oplossing gemeten in funktie van het volume reagens dat wordt<br />

toegevoegd. Het ontstaan of verdwijnen van een absorberende specie zal een<br />

of, meer algemeen, een concentratieafhankelijke verandering van de<br />

absorbantie tot gevolg hebben. In de titratiecurve worden aldus een aantal<br />

lineaire stukken verkregen, waarvan het snijpunt overeenkomt met het<br />

equivalentiepunt. De keuze van de analytische golflengte dient met de<br />

grootste zorg te gebeuren daar minstens 3 componenten licht kunnen<br />

absorberen, nl. het te bepalen bestanddeel (X), het Titrant (T) en de<br />

resulterende reactieprodukten (P) (X + T → P).<br />

In het algemeen kiest men de titratiegolflengte zodanig dat het<br />

absorbantieverschil van de beschouwde species voor en na het<br />

equivalentiepunt maximaal is. Indien mogelijk zal men een golflengte kiezen<br />

waarbij slechts één van de reactiepartners absorbeert. Typische<br />

colorimetrische titratiecurven zijn weergegeven in onderstaande figuren:<br />

A<br />

1.2<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

Figuur 1.<br />

0 10 20<br />

volume (ml)<br />

A<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

Figuur 2.<br />

0 10 20<br />

volume (ml)<br />

Fig. 1: X en P absorberen beiden Fig. 2: X en T absorberen beiden<br />

p. 16/107


A<br />

A<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

p. 17/107<br />

Figuur 3.<br />

0 10 20<br />

volume (ml)<br />

Figuur 5.<br />

0 10 20<br />

volume (ml)<br />

A<br />

A<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

Figuur 4.<br />

0 10 20<br />

volume (ml)<br />

Figuur 6.<br />

0 10 20<br />

volume (ml)<br />

Fig. 3: Enkel T absorbeert Fig. 4: Eén of meerdere reactieprodukten<br />

absorberen<br />

Fig. 5: P en T absorberen en εT > εp<br />

Fig. 6: P en T absorberen en εp > εT<br />

Voor optimale precisie bij een colorimetrische titratie is het noodzakelijk dat<br />

de gemeten species in voldoende mate de wet van Beer volgen, waarbij<br />

lineaire stukken in de titratiecurven verkregen worden.<br />

Het principe van de colorimetrische titratie wordt hier geïllustreerd aan de<br />

hand van een experiment waarbij Ca 2+ en Cu 2+ naast mekaar in een mengsel<br />

worden bepaald door titratie met EDTA (een complexvormer).<br />

5.2 Reagentia<br />

5.2.1 Ca 2+ -standaardoplossingen<br />

Bereken de theoretische hoeveelheid CaCl2.2H2O nodig om 100 ml 0.05 M Ca-<br />

standaard te bereiden. Weeg ongeveer deze berekende hoeveelheid af (noteer<br />

duidelijk de exact afgewogen waarde tot op 0.1 mg nauwkeurig), breng deze<br />

materie kwantitatief over in een maatkolf van 100 ml, laat oplossen en leng


exact aan tot de ijkstreep. Bereken de exacte molariteit (3 beduidende cijfers)<br />

van de bekomen oplossing.<br />

5.2.2 Cu 2+ -Standaardoplossingen<br />

Bereid op analoge wijze, uitgaande van Cu(NO3)2.3H2O, 100 ml 0.05 M Cu-<br />

standaardoplossing.<br />

5.2.3 Titrant: EDTA<br />

Bereken de theoretische hoeveelheid Na2EDTA.2H2O nodig om 100 ml 0.25 M<br />

te bereiden. Weeg ongeveer deze berekende hoeveelheid af (noteer duidelijk<br />

de exact afgewogen waarde tot op 0.1 mg nauwkeurig), breng deze materie<br />

kwantitatief over in een maatkolf van 100 ml. Voeg ongeveer 75 ml water toe<br />

en schud tot het EDTA is opgelost. Lukt dit niet, voeg dan ‘enkele’ korrels<br />

vast NaOH toe om het oplossen te bevorderen. Leng aan tot de ijkstreep en<br />

homogeniseer de oplossing. Bereken de exacte molariteit (4 beduidende<br />

cijfers) van deze EDTA-oplossing.<br />

5.2.4 Ethanolamine-buffer (pH=10)<br />

Deze dient zelf aangemaakt te worden indien niet voorradig: voeg 200 ml<br />

ethanolamine en 50 ml 6M HCl samen in een maatkolf van 1 liter en leng aan.<br />

5.3 Procedure<br />

Keuze van de Analytische golflengte.<br />

5.3.1 Oplossingen<br />

Oplossing 1: Cu 2+ + buffer<br />

Pipetteer 10 ml Cu-standaardoplossing in een maatkolf van 50 ml. Voeg<br />

25 ml ethanolamine-buffer toe. Leng aan tot de ijkstreep en<br />

homogeniseer de oplossing.<br />

p. 18/107


Oplossing 2: Cu 2+ + buffer + EDTA<br />

p. 19/107<br />

Pipetteer 10 ml Cu-standaardoplossing in een maatkolf van 50 ml. Voeg<br />

10 ml EDTA 0.25 M (dit is een overmaat) en 25 ml ethanolamine-buffer<br />

toe. Leng aan tot de ijkstreep en homogeniseer de oplossing.<br />

Oplossing 3: Ca 2+ + buffer<br />

Pipetteer 10 ml Ca-standaardoplossing in een maatkolf van 50 ml. Voeg<br />

25 ml ethanolamine-buffer toe. Leng aan tot de ijkstreep en<br />

homogeniseer de oplossing.<br />

Oplossing 4: Ca 2+ + buffer + EDTA<br />

Pipetteer 10 ml Ca-standaardoplossing in een maatkolf van 50 ml. Voeg<br />

10 ml EDTA 0.25 M (dit is een overmaat) en 25 ml ethanolamine-buffer<br />

toe. Leng aan tot de ijkstreep en homogeniseer de oplossing.<br />

5.3.2 Opname van de absorptiespectra<br />

1. Registreer een absorbantiespectrum voor oplossingen 1 en 2 tussen 650 en<br />

800nm. Afhankelijk van het UV-toestel kan je dit volledig automatisch<br />

(continue spectrum) of manueel (door telkens de golflengte te veranderen<br />

met sprongen van 10 nm behalve tussen 740 en 770 nm (sprongen van 5<br />

nm)). Bepaal de golflengte waarbij het absorbantieverschil tussen het Cu 2+ -<br />

ethanolamine-complex en het Cu 2+ -EDTA complex het grootst is. Deze<br />

golflengte is de meest geschikte voor de colorimetrische titratie van Cu 2+<br />

met EDTA.<br />

2. Ga de invloed na van Ca 2+ en Ca 2+ -EDTA complex door bij deze<br />

geselecteerde golflengte de absorbantie te meten van oplossing 3 en 4.<br />

3. Verklaar hoe Ca 2+ naast Cu 2+ kan getitreerd worden alhoewel noch Ca 2+ ,<br />

noch het Ca 2+ -EDTA complex licht van deze golflengte absorberen!


5.3.3 Titratie van Ca 2+ en Cu 2+<br />

1. Blanco-oplossing<br />

Pipeteer 10 ml onbekende Ca 2+ - Cu 2+ oplossing in een maatkolf van 50 ml.<br />

Voeg met een pipet 25 ml ethanolaminebuffer toe en leng aan tot de<br />

ijkstreep met water. Vul een kuvet met deze blanco-oplossing.<br />

2. Titratie-oplossing<br />

Pipeteer 20 ml onbekende Ca 2+ - Cu 2+ oplossing in een ‘DROGE’ beker van<br />

250 ml. Voeg met een pipet exact 50 ml ethanolaminebuffer en 30 ml<br />

gedistilleerd water toe. Spoel een kuvet een drietal maal voor met deze<br />

oplossing.<br />

LET OP: Zorg er voor niet te morsen!!! Gebruik een zuivere gegradueerde<br />

pipet van 5 ml of een micropipet. Breng nadien alle wasvloeistof zo<br />

kwantitatief mogelijk terug over in de beker van 250 ml.<br />

3. Vul de voorgespoelde kuvet met de oplossing en meet de absorbantie tov<br />

de blanco-oplossing bij de optimale golflengte (voordien bepaald).<br />

BELANGRIJK: Breng nadien de vloeistof in de kuvet kwantitatief over in<br />

de beker van 250 ml!<br />

4. Titreer de oplossing vervolgens met de 0.25 M EDTA-oplossing. Voeg de<br />

titervloeistof toe met een buret in porties van ongeveer 0.5 ml (noteer exact<br />

hoeveel telkens wordt toegevoegd). Ga hierbij steeds tewerk zoals<br />

hierboven beschreven voor de ongetitreerde oplossing (kuvet enkele<br />

malen voorspoelen met de oplossing uit de beker en na de UV-meting alle<br />

vloeistof terug overbrengen in de oorspronkelijke oplossing). Titreer tot<br />

enkele ml na het 2e equivalentiepunt.<br />

5.3.4 Interpretatie van de gegevens<br />

Geef de titratiecurve in in Excel. Bereken de vergelijkingen van de 3 rechten<br />

(dit kan rechtstreeks in Excel), bereken hun snijpunten. Welk snijpunt komt<br />

overeen met het equivalentiepunt van Ca 2+ , welk met het equivalentiepunt<br />

van Cu 2+ ? Bereken de concentratie (molariteit) van beide componenten.<br />

p. 20/107


Opmerkingen:<br />

• UV-metingen: Zie bijlage UV.<br />

• Kijk bij het afwegen zeer goed uit dat je niet morst. Gebeurt dit toch, laat<br />

p. 21/107<br />

dan alles proper achter (laat de balans en alles er rond proper achter) en<br />

sluit onmiddellijk na afwegen de produktpotjes.<br />

• Pipetteer NOOIT met de mond maar gebruik de voorziene pipetperen!<br />

• Maak geen krassen op de UV-kuvetten. Dit beïnvloedt de meting.<br />

• Werk met de nodige voorzichtigheid met de UV-toestellen. Er zitten<br />

uitgelijnde spiegels in die zeer gevoelig zijn.


6 Bepaling van fosfaat met FIAS-UV/Vis spectrofotometrie<br />

6.1 Het ‘flow-injection analytical system’ (FIAS)<br />

Bij gewone spectrofotometrische bepalingen wordt de kleur, nodig voor de<br />

analytische bepalingen, ontwikkeld in een maatkolf buiten het toestel; als het<br />

analyt niet zelf gekleurd is, gebeurd de kleurvorming door reactie van het<br />

analyt met een geschikt kleurreagens. Wanneer de kleurontwikkeling<br />

optimaal is, zal de laborant volgende handelingen moeten uitvoeren:<br />

1. de cuvet van de spectrofotometer vullen met deze oplossing<br />

2. de buitenkant van de cuvet drogen<br />

3. de cuvet in de spectrofotometer plaatsen<br />

4. de oplossing meten<br />

5. de cuvet uit het toestel nemen<br />

6. de cuvet spoelen voor de volgende meting<br />

Deze handelswijze is tijdrovend en verbruikt grote hoeveelheden monster en<br />

reagentia. Bovendien is er steeds een risico van contaminatie.<br />

Een andere mogelijkheid is het gebruik van een flow injection analytical<br />

system (FIAS) in combinatie met een doorstroomcel.<br />

6.1.1 Principe<br />

Een gekende reproduceerbare volume van een vloeistof wordt geïnjecteerd in<br />

een continu stromende vloeistofstroom (carrier). Het geïnjecteerde<br />

monstervolume wordt verplaatst door de carrier als een band en ondergaat<br />

axiale en laterale dispersie processen, zowel als chemische diffusie. Indien er<br />

op een bepaald punt reagentia worden toegevoegd zal er reactie optreden<br />

tijdens het transport. Ieder monsterinjectie zal bijgevolg dezelfde fysische en<br />

chemische processen ondergaan en kan als dusdanig in een meettoestel<br />

gebracht worden om een signaal te meten. Het gebruik van een FIAS heeft als<br />

p. 22/107


voordeel dat de monstervoorbereiding en het inbrengen van de te meten<br />

oplossing in een toestel automatisch gebeurt. Dit heeft belangrijke voordelen:<br />

• volledig automatische analyses<br />

• hoge monsterverwerkingscapaciteit<br />

• laag monster verbruik<br />

• laag reagentia verbruik<br />

• minder chemisch afval<br />

• automatische monstervoorbereiding<br />

• minder grote geheugeneffecten<br />

• minder contaminatie<br />

• een groter dynamische gebied door het gebruik van verschillende<br />

p. 23/107<br />

monstervolumes<br />

• minder interferenties<br />

6.1.2 Toepassingen<br />

Mogelijke toepassingen van FIAS zijn:<br />

• bepaling van vluchtige metalen via hydridevorming met behulp van<br />

A.A.S.<br />

• bepaling van kwik met behulp van A.A.S.<br />

• automatische verdunning<br />

• analyse van sterk geconcentreerde oplossingen bij vlam-A.A.S.<br />

• preconcentratie<br />

• speciatie<br />

• automatische kleurreactie en kwantitatieve bepalingen met behulp van<br />

een spectrofotometer


6.1.3 Schematische werking FIAS-UV<br />

De bedoeling van de proef is om een kwantitatieve bepaling van het<br />

fosfaatgehalte van commerciële meststoffen uit te voeren.<br />

De fosfaatverbindingen die aanwezig zijn in het monster worden door middel<br />

van extractie met verdund salpeterzuur in oplossing gebracht.<br />

Ammoniummolybdaat vormt in zuur milieu met orthofosfaat-ionen en<br />

ascorbinezuur een blauwgekleurde verbinding. De intensiteit van de blauwe<br />

kleur wordt gemeten bij 800 nm en is een maat voor het desbetreffende<br />

fosfaatgehalte.<br />

De volgende reactie doet zich voor:<br />

7 H3PO4 + 12 (NH4)6Mo7O24.4H2O<br />

→ 7 (NH4)3[PO4(MoO3)12] + 51 NH4 + + 51 OH ¯ + 33 H2O<br />

Stap 1: vullen van de sample loop:<br />

In stap 1 werkt enkel<br />

pomp 2. De valve staat<br />

in “Fill” positie.<br />

Tijdens deze stap<br />

wordt de sample loop<br />

gevuld met het<br />

monster. Overtollig<br />

monster gaat naar de<br />

afvalfles.<br />

p. 24/107


Stap 2: kleurreactie en transport naar de spectrofotometer<br />

p. 25/107<br />

Juist voor stap 2<br />

draait de sample<br />

loop en stopt<br />

pomp 2 met<br />

werken. In stap 2<br />

begint pomp 1 te<br />

werken. De<br />

carrier duwt het<br />

monster richting<br />

mengblok.<br />

Hier wordt het monster gemengd met het ascorbinezuur en het<br />

ammoniummolybdaat. Tijdens het transport van de mengblok naar de<br />

meetcel wordt de kleur ontwikkeld en vervolgens wordt de absorptie<br />

gemeten in de spectrofotometer. De valve staat in “Inject” positie.<br />

FIAS programma:<br />

Step Time Pomp1 Speed Pomp2 Speed Valve-positie<br />

Prefill 5 sec. 0 120 Fill<br />

1 5 sec. 0 120 Fill<br />

2 55 sec. 40 0 inject


Mengblok Meetcel<br />

6.2 Colorimetrische bepaling van fosfaat<br />

6.2.1 Inleiding<br />

Anorganische fosfaat vormt een ammonium fosfaat-molybdaat complex met<br />

de formule (NH4)3[PO4(MoO3)12] in zuur milieu. De snelheid van de vorming<br />

van de blauwe kleur is niet alleen afhankelijk van de concentratie van het<br />

ascorbinezuur en het ammoniummolybdaat, maar ook van de<br />

zuurconcentratie.<br />

Alvorens je begint met de bereiding van je oplossingen vraag je de assistent<br />

om de FIAS en de spectrofotometer aan te zetten, zodat de VIS lamp kan<br />

opwarmen.<br />

6.2.2 Benodigdheden en producten<br />

6.2.2.1 Glaswerk<br />

• 10 maatkolven van 100 ml<br />

• 2 maatkolven van 250 ml<br />

• 1 maatkolf van 1000 ml<br />

p. 26/107


• 3 bekers van 100 ml<br />

• 1 beker van 250 ml<br />

• 1 micropipet van 200-1000 µl met een zak blauwe tips.<br />

• Glazen pipetten van 5, 10 en 25 ml<br />

• Veiligheidspeer<br />

6.2.2.2 Oplossingen<br />

Reagentia:<br />

• ammoniumheptamolybdaat<br />

• ascorbinezuur<br />

• kaliumdiwaterstoffosfaat<br />

• ammoniumhydroxide p.a.<br />

• salpeterzuur p.a.<br />

Bereid de volgende oplossingen:<br />

• 0.02 M ammoniummolybdaat: los 6.25 g ammoniumheptamolybdaat (<br />

p. 27/107<br />

(NH4)6Mo7O24.4H2O) op in 150 ml osmose water. Voeg 35 ml<br />

geconcentreerd salpeterzuur toe en leng aan tot 250 ml.<br />

• 0.5% ascorbinezuur: los 1.25 gram ascorbinezuur op in 250 ml osmose<br />

water.<br />

• 1000 ppm fosfaat standaard: Weeg een geschikte hoeveelheid KH2PO4<br />

nauwkeurig af en los op in 1000 ml osmose water.


Maak van de 1000 ppm fosfaat standaard een verdunningsreeks van vijf<br />

standaarden. De uiteindelijke fosfaat concentratie dient tussen 0 en 100<br />

ppm te liggen.<br />

• Ammoniumhydroxide: verdun 5 ml geconcentreerd ammoniumhydroxide<br />

tot 100 ml met osmose water.<br />

6.2.3 Extractie van het monster<br />

Van de assistent krijg je een monster. Dit monster is een meststof in de vorm<br />

van een voedingstaafje of in korrelvorm. Weeg ongeveer 250 mg voor een<br />

staafje of 1 gram meststof in korrelvorm nauwkeurig af in een 250 ml beker.<br />

Voeg 25 ml osmose water en 2 ml geconcentreerd salpeterzuur toe en<br />

verwarm gedurende 20 minuten (stand 3) tot juist onder het kookpunt. De<br />

beker mag nooit minder dan 10 ml oplossing bevatten, voeg eventueel enkele<br />

milliliter water toe. Voeg nogmaals 20 ml osmose water toe aan het residu en<br />

verwarm verder gedurende 20 minuten, laat de oplossing afkoelen, filtreer<br />

door een Whatman 41 filter, spoel de filter driemaal met 10 ml water en leng<br />

aan tot 100 ml. (tijd +/- 60 minuten).<br />

Alvorens de beker terug in de kast te plaatsen, spoelt men deze grondig uit<br />

met osmose water. Indien er een film in de beker achterblijft moet men deze<br />

verwijderen met een vochtige Kleenex alvorens na te spoelen.<br />

p. 28/107


6.2.4 Opstellen van de ijklijn<br />

Duw op de blauwe toets ↓ van de spectrofotometer tot Time scan.<br />

Controleer of de volgende parameters juist zijn ingesteld.<br />

Data mode: ABS Wavelength (nm) 800.0<br />

Upper scale 1.000 Lower scale 0.000<br />

Initial delay(sec)0 Scan time (sec) 60<br />

Display format Sequential Baseline System<br />

Response Medium WI lamp On<br />

D2 lamp Off Graph print Off<br />

Text print Off List interval (sec) 1.0<br />

Print format (data/line) 1<br />

De schuif van het meetcompartiment van de spectrofotometer moet tijdens<br />

de hele proef volledig gesloten zijn.<br />

Wanneer al je oplossingen klaar zijn vraag je de assistent om de FIAS klaar te<br />

zetten.<br />

Opstellen van een ijklijn:<br />

p. 29/107<br />

1. Steek het darmpje (P2) dat naar de sample loop gaat in je blanco<br />

standaard.<br />

2. Klik op het icoon met het rode darmpje van pump 2 in de Manual<br />

Operation. De sample loop wordt nu gevuld.<br />

3. Wacht tot de sample loop helemaal is gevuld en nog een tiental<br />

seconden langer.<br />

4. Klik terug op het icoon met het rode darmpje. De pomp P2 stopt.<br />

5. Start nu het FIAS programma door op het icoon FIAS On/Off te<br />

klikken. Indien je de opmerking “The argon has not been turned on.<br />

Do you really want to start?” krijgt, klikt dan op OK. Duw op de toets


START van de spectrofotometer op het moment dat de FIAS valve<br />

draait.<br />

6. Wacht tot het icoon FIAS On/Off uit is.<br />

7. Duw op toets 2 ENTER van de spectrofotometer en dan op toets 1<br />

ENTER. De printer print nu de meting uit. Noteer de gemeten waarde<br />

bij ongeveer 25 seconden. Voor de blanco standaard zal het toestel “no<br />

peaks” aangeven. Noteer een absorbantie van 0.000.<br />

8. Meet de oplossing minstens nog tweemaal door op het icoon FIAS<br />

On/Off te klikken zoals hierboven beschreven (vanaf punt 5).<br />

Meet vervolgens de standaarden zoals hierboven beschreven beginnende bij<br />

punt 1.<br />

6.2.5 Meting van het monster<br />

Meet vervolgens je monster, met een geschikte verdunning, zoals hierboven<br />

beschreven beginnende bij punt 1.<br />

Verdun je monster 100 keer met osmose water en meet je oplossing zoals<br />

hierboven beschreven. Indien de absorbantie niet tussen een absorbantie van<br />

0.2 tot 0.8 ligt, pas je de verdunning aan. Voer de meting van je monster<br />

minstens in duplo uit. Dus tweemaal verdunnen en iedere verdunning<br />

driemaal meten.<br />

6.2.6 Berekeningen<br />

Bereken de concentratie aan fosfaat in het monster in procent.<br />

p. 30/107


6.2.7 Bepaling van de detectielimiet<br />

Bereid een standaard van 2.5 ppm fosfaat in osmose water. Meet de absorptie<br />

twintig keer zoals hierboven beschreven. Bereken de detectielimiet en de<br />

kwantitatieve detectielimiet van de methode.<br />

6.2.8 Reinigen van het FIA systeem en de meetcel<br />

1. Laat het FIAS programma eenmaal lopen terwijl alle darmpjes in osmose<br />

p. 31/107<br />

water steken.<br />

2. Laat het FIAS programma eenmaal lopen terwijl alle darmpjes in een<br />

verdunde ammoniumhydroxide oplossing steken, behalve de leiding van<br />

P2 dat je in osmose water houdt.<br />

3. Laat het FIAS programma tweemaal lopen terwijl alle darmpjes in osmose<br />

water steken.<br />

4. Laat het FIAS programma eenmaal lopen terwijl alle darmpjes lucht<br />

aanzuigen.<br />

5. Laat het FIAS programma eenmaal lopen terwijl alle darmpjes lucht<br />

aanzuigen en houdt de meetcel ondersteboven zodat alle vloeistof uit de<br />

meetcel kan vloeien. Plaats de meetcel voorzichtig terug in de<br />

spectrofotometer. Hou er rekening mee dat de lichtbundel door de cuvet<br />

volgens de lengterichting van het toestel gaat.<br />

6. Giet de inhoud van de afvalbeker in de container voor zware metalen en<br />

spoel de beker uit met enkele milliliter ammoniumhydroxide en water.<br />

7. Reinig eventueel gemorste blauwe spatten met een Kleenex gedrenkt in<br />

verdund ammoniumhydroxide. Spoel na.<br />

8. Schakel de spectrofotometer uit en vraag de assistent om de FIAS af te<br />

zetten.


Deel B. Electrochemische methoden<br />

7 Bepaling van F - mbv iongevoelige elektrode<br />

7.1 Beschrijving van de proef<br />

7.1.1 F - -bepaling via een ijklijn<br />

Aan de hand van een reeks standaardoplossingen met een gekende ‘fluoride’-<br />

concentratie wordt de hoeveelheid fluor van een onbekende oplossing en in<br />

tandpasta bepaald.<br />

De potentiaal van deze oplossingen worden gemeten mbv een F - elektrode en<br />

een Ag/AgCl-referentie-elektrode gekoppeld aan een 692 Ionmeter.<br />

Aangezien de potentiaal van een iongevoelige elektrode strikt genomen<br />

evenredig is met het logaritme van de aktiviteit (en niet de concentratie, zie<br />

(1)) dient men ervoor te zorgen dat de ionsterkte van de onbekende oplossing<br />

hetzelfde is als voor alle standaarden. Dit realiseert men door toevoeging van<br />

een TISAB (Total Ionic Strength Adjustment Buffer) met pH=5. Deze buffer<br />

bevat cyclohexylaminedinitrilotetra-azijnzuur en vormt stabiele chelaten met<br />

Fe 3+ en Al 3+ zodat mogelijk aanwezige kationen niet complexeren met F - .<br />

7.1.2 F - -bepaling via standaardadditie<br />

Het kan echter zijn dat de TISAB slechts gedeeltelijk in staat is om de<br />

aanwezige ionen te complexeren,. Het probleem van de verschillende<br />

ionsterkten kan ook opgelost worden door een andere zeer eenvoudige<br />

meetmethode toe te passen, nl. de standaardadditie. Deze methode wordt<br />

veel toegepast voor het bepalen van concentraties in afvalwater. Bij deze<br />

methode wordt een bepaalde hoeveelheid onbekende genomen (waarvan de<br />

oplossing een bepaalde ionsterkte heeft). Door een klein volume van een<br />

gekende standaard bij de onbekende te voegen zal de ionsterkte ongeveer<br />

constant blijven en uit de verandering in potentiaal te meten kan men de<br />

onbekende concentratie berekenen (zie (2)).<br />

p. 32/107


2.<br />

303 × R × T<br />

(1) E 1 = E0<br />

+<br />

× log( a)<br />

Vergelijking van Nernst<br />

n × F<br />

2.<br />

303 × R × T<br />

(2) Eonb = E0<br />

+<br />

× log cx<br />

n × F<br />

(3)<br />

(4)<br />

p. 33/107<br />

E<br />

E<br />

onb+<br />

stand<br />

onb+<br />

stand<br />

= E<br />

− E<br />

0<br />

onb<br />

7.2 Materiaalbeschrijving<br />

7.2.1 Referentie-elektrode<br />

2.<br />

303 × R × T c<br />

+<br />

× log<br />

n × F<br />

V<br />

2.<br />

303 × R × T<br />

=<br />

× log<br />

n × F<br />

x<br />

× V<br />

V<br />

onb<br />

onb<br />

onb<br />

+ c<br />

+ V<br />

stand<br />

stand<br />

c<br />

+ Vs<br />

tan d ×<br />

c<br />

V + V<br />

onb<br />

stand<br />

× V<br />

De Ag/AgCl elektrode is een dubbel junktie-elektrode (Metrohm nr.<br />

6.0726.100 + kabel 6.2106.020) waarvan de binnenste elektrolietbrug (inner)<br />

stand<br />

3M KCl bevat; de buitenste (outer) bevat verzadigd KNO3.<br />

7.2.2 F - elektrode<br />

De constructie van de F - elektrode is in principe analoog aan deze van de<br />

glaselektrode; een inwendige referentie-oplossing met konstante F -<br />

concentratie wordt van de uitwendige oplossing gescheiden door een<br />

lanthaanfluoridemembraan. Dit LaF3-membraan (éénkristal) is gedopeerd met<br />

Europium (II) ter verhoging van de geleidbaarheid. Het type dat hier wordt<br />

gebruikt is van de firma Metrohm nr. 6.0502.150 + kabel 6.2104.020.<br />

De F - elektrode is zeer selectief. Bij metingen dient me er enkel voor te zorgen<br />

dat de pH van de oplossing tussen 5 en 7 wordt gehouden : bij hogere pH<br />

interfereren OH - ionen, bij lagere pH worden F - ionen gecomplexeerd door H +<br />

en dus niet meer gedetecteerd.<br />

x<br />

stand


7.2.3 Ionmeter<br />

7.3 Reagentia<br />

Fluoride-standaard (stockoplossing)<br />

TISAB IV<br />

Potentiaalmetingen worden uitgevoerd mbv de<br />

‘Metrohm 692 pH/ion Meter’ en heeft een<br />

nauwkeurigheid van 0.1 mV.<br />

Een plastiek fles (F - etst glas) is beschikbaar met een F - concentratie van<br />

rond de 1000 ppm (exacte concentratie staat op de fles) is aanwezig.<br />

Opgepast want NaF is toxisch en irritant!<br />

Los 58g NaCl op in 500 ml gedestilleerd water. Voeg 5 g Complexon IV<br />

toe en los op door additie van 8M NaOH-oplossing. Voeg 57 ml ijsazijn<br />

toe (in de trekkast!!!) en breng de pH op 5.5 met 8 M NaOH (de pH kan<br />

gemeten worden met de pH-meter van de opstelling voor de bepaling<br />

van CO3 2- ). Leng aan tot exact 1 liter en bewaar in een plastiek fles.<br />

7.4 Procedure<br />

7.4.1 Extractie van fluoride uit tandpasta<br />

• Weeg nauwkeurig 1 gram tandpasta af in een 50 ml polyethyleen<br />

centrifugeerbuis.<br />

• Voeg 4 ml osmose water en 2 ml geconcentreerd waterstofchloride p.a. toe<br />

en homogeniseer.<br />

p. 34/107


• Plaats de afgesloten centrifugeerbuis in een warmwaterbad van 80oC<br />

p. 35/107<br />

gedurende 30 minuten. Schud de centrifugeerbuis na 15 minuten.<br />

• Laat het extract afkoelen, breng de inhoud over in een 100 ml maatkolf en<br />

leng aan met osmose water. Tijdens de extractie kan men reeds de ijklijn<br />

opstellen.<br />

7.4.2 Extractie van fluoride uit tandpasta<br />

• Bereid vanuit de stockoplossing een 5-tal standaardoplossingen tussen 1<br />

en 1000 ppm F- (mg/l F-).<br />

• Pipetteer 25 ml standaardoplossing en 25 ml TISAB in een smalle hoge<br />

beker en meet telkens de potentiaal (zachtjes roeren ondertussen). Begin<br />

met de minst geconcentreerde oplossing. Wacht voldoende lang om de<br />

elektroden te laten stabiliseren, meestal 15 minuten.<br />

• Meet op dezelfde wijze de pontentiaal van de onbekende waterige<br />

oplossing Eonb. Voeg vervolgens een zeer klein volume toe (bv 250<br />

microliter van 1000 ppm fluor stockoplossing, gebruik micropipet!) aan de<br />

onbekende en meet de potentiaal Eonb+stand.<br />

• Herhaal voor het extract van de tandpasta (verdun het extract eerst<br />

vijfmaal). Indien voldoende tijd overblijft kan men nog een tweede meting<br />

uitvoeren voor beide onbekenden.<br />

• Construeer een ijklijn in Excel met een logaritmisme concentratieschaal,<br />

bepaal het lineair gebied en bereken de concentratie van de onbekende<br />

oplossing en voor de tandpasta in ppm.<br />

• Voor de standaardadditie kan men uit de Nernst vergelijkingen de<br />

onbekende concentratie berekenen voor beide onbekenden.


7.5 Opmerkingen<br />

1. Spoel beide elektroden af met gedistilleerd water na iedere meting.<br />

2. De elektrode mag enkel droog gemaakt worden met Kleenex, maar kijk<br />

steeds uit !<br />

Wrijf nooit met kracht over het membraan ! ! !<br />

3. Kijk na of er voldoende vloeistof in de referentie-elektrode (inner en<br />

outer) zit.<br />

4. Spoel de referentie-elektrode na de analyse af met gedistilleerd water.<br />

Als de referentie-elektrode niet wordt gebruikt moet ze bewaard<br />

worden in een oplossing van 3M KCl.<br />

5. Spoel de F-elektrode na de analyse af met gedistilleerd water. Als de<br />

elektrode niet wordt gebruikt moet ze in een oplossing van 1000 ppm<br />

fluoride bewaard worden.<br />

6. Gebruik verantwoorde hoeveelheden van de stock-oplossing.<br />

7. Kijk na of de elektroden diep genoeg steken tijdens de meting. Gebruik<br />

best een smalle en diepe beker.<br />

8. Alle standaarden en monsters moeten gemeten worden bij dezelfde<br />

temperatuur. Een verschil van 1°C geeft een fout van 2% op de meting.<br />

p. 36/107


8 Bepaling van de carbonaathardheid in water<br />

8.1 Beschrijving van de proef<br />

Potentiometrische titraties omvatten de meting van de potentiaal (of pH) van<br />

een geschikte indicatorelektrode in functie van het volume van de<br />

titervloeistof. Deze titraties zijn meer betrouwbaar dan titraties met chemische<br />

indicatoren en dit vooral bij gekleurde of troebele oplossingen. Bovendien<br />

kunnen zij gemakkelijk geautomatiseerd worden wat hier geïllustreerd wordt.<br />

De eindpuntdetectie van de titratie kan ingesteld worden. Als een bepaalde<br />

waarde van de eerste of tweede afgeleide van de potentiaal/volume curve<br />

wordt overschreden stopt de titratie.<br />

In deze proef wordt CO3 2- automatisch getitreerd met 0.1 M HCl.<br />

8.2 Materiaalbeschrijving.<br />

8.2.1 Een computergestuurde buret (665 Dosimat, Metrohm)<br />

De buret bestaat uit een pomp + opzetstuk. De dosimat werkt met een<br />

resolutie van 10000 pulsen per buret volume (een buret van 20 ml heeft dus<br />

een resolutie van 0.002 ml). Het volume van het opzetstuk wordt automatisch<br />

door de computer herkend. De functies ‘Fill’, ‘Clear’, ‘Go’ en ‘Dos Rate’<br />

kunnen zowel manueel (op de buret) als automatisch (via de PC) geactiveerd<br />

worden.<br />

8.2.2 Een pH glaselektrode van Metrohm nr. 6.0202.100 + kabel nr.<br />

p. 37/107<br />

6.2104.020<br />

Dit is een gecombineerde glaselektrode met ingebouwde Cl - referentie. Deze<br />

elektrode bestaat uit een dun bolvormig uitgeblazen membraan van een<br />

speciale glassoort (72% SiO2, 22% Na2O, 6% CaO) gevuld met een oplossing<br />

van constante pH (HCl + KCl) waarin een referentie-elektrode is gedompeld<br />

(inwendinge referentie). Tussen het gehydrateerde glasoppervlak en de


oplossing stelt zich een evenwichtstoestand in via ionuitwisseling waarbij<br />

metaalionen van het glas (meestal Na + ) uitgewisseld worden voor H + ionen<br />

van de oplossing en vice versa, waarbij een variabel potentiaalverschil<br />

(langsheen het glasmembraan) wordt opgebouwd afhankelijk van de pH van<br />

de oplossing. De potentiaal van een oplossing verandert in funktie van de pH<br />

volgens :<br />

E = E0 + 0.059 log (H + ) = E0 - 0.059 pH (bij 25°C).<br />

Doordat de E0-waarde van de glaselektrode niet constant is in funktie van de<br />

tijd, dient voor nauwkeurige pH-metingen de elektrode regelmatig geijkt te<br />

worden met standaarbuffers. Dit wordt op voorhand gedaan door de<br />

assistenten ! ! !<br />

8.2.3 PC, printer en software<br />

8.3 Procedure<br />

8.3.1 Voorbereiding titratie en opstarten software<br />

1. Zet de PC, scherm en printer aan.<br />

2. Zet de Dosimat (rode knop vanachter) en de pH-meter aan (zwarte knop<br />

vanachter).<br />

3. Verwijder indien nodig luchtbellen in de Dosimat en de plastiek<br />

toevoegpipet door de pipet in een afvalbeker te steken en op ‘Fill’ en ‘Go’<br />

te duwen.<br />

4. Pipetteer exact 25 ml van de onbekende, voeg een magnetisch roerdertje<br />

toe, start met roeren en steek de toevoegpipet in de vloeistof.<br />

5. Start vanuit DOS de titratiesoftware op met het commando: tt.<br />

p. 38/107


8.3.2 Instellen parameters<br />

1. De volgende connector-nummers moeten worden ingegeven en kunnen via de<br />

p. 39/107<br />

enter-knop veranderd worden:<br />

RS232-Unit 665-DOSIMAT: 4 3 2<br />

713-pH-METER: 3 0 3<br />

2. Druk vervolgens op OK.<br />

3. Druk op F9-Titrat om een nieuwe titratieroutine op te starten.<br />

4. Voeg de naam in van het staal, de gebruikersnaam, staalvolume, het<br />

reagens (HCl), de concentratie van het reagens (0.1 M), het type electrode<br />

(Glass) en de referentie-elektrode (none).<br />

5. Selecteer de titratie mode ‘Dynamic’ (in dit geval is de toevoegsnelheid<br />

omgekeerd evenredig met de helling van de titratiecurve, dus de<br />

toevoegsnelheid is variabel (tragere snelheid bij titratiesprong)).<br />

Opmerking: ‘Monotonic’ heeft een constante toevoegsnelheid, ‘Interactive’<br />

heeft een titratiesnelheid die manueel is aan te passen tijdens de titratie.<br />

6. Voeg volgende gegevens in:<br />

Dispensing rate manual: N<br />

Else: Rate (ml/min) 10 (=titratiesnelheid)<br />

Filling rate manual N<br />

Else: Rate (ml/min) 20 (=vulsnelheid)<br />

mV or pH p<br />

last digit on N<br />

Max delta V (ml) 1 (= max. volume in 1 stap)<br />

Initial delta V (ml) 0.1 (= volume eerste<br />

titratiestap)<br />

Waiting time (s) 4 (= tijd tussen elke pH<br />

meting)<br />

Max. measuring time (s) 30<br />

Use pH-meter DRIFT Y (= ingebouwd<br />

DRIFTdetectiesysteem)<br />

Drift (pH/min) 0.2 (= max. waarde voor geen<br />

drift)<br />

Titration will stop if…<br />

F10 pressed<br />

pH < 1<br />

pH > 13<br />

volume (ml) 50<br />

End-point(s) reached N<br />

Desired delta-pH 0.1<br />

Significant delta pH/•l 0.002<br />

7. Starten en verwerken van de titratie:<br />

• Druk op F2 voor het opstarten van de titratie.<br />

• De titratie kan ook manueel stopgezet worden door op F10 te<br />

duwen.<br />

• Na het stoppen van de titratie (via F10 of automatisch) druk op F10<br />

(Quit).


• Via de pijltjes kan titratiecurve doorlopen<br />

• Via F8 (Orignl) kan je de 1ste en 2de afgeleide plotten. Ook hier<br />

kan via de pijltjes naar de gewenste positie gaan. Lees de minima af<br />

(equivalentiepunten) en noteer ze!!!<br />

• Als de afgeleide curves niet echt mooi zijn kan je de curves<br />

‘smoothen’ door 1 of meerdere keren op F6 (Smooth) te duwen .<br />

• Via F7 (End-pts) berekent de software automatisch de<br />

equivalentiepunten (Significante delta-pH/µl 0.002). Let wel op,<br />

bepaal eerst manueel (via de pijltjes) de equivalentiepunten. De<br />

waarden die de computer geeft zijn niet altijd correct.<br />

• Druk op F5 (Print) om de curves af te printen.<br />

• Druk op F9 (Titrat) om een nieuwe titratie te starten.<br />

• Druk op F10 (Exit) om de software te verlaten.<br />

8.4 Opmerkingen.<br />

1. Kijk goed na of er geen lucht in de buret zit!<br />

2. Kijk na of er voldoende titrant in het reservoir zit. Anders moet bijgemaakt<br />

worden. Vraag in dat geval aan de laborante ‘Titrisol’, een commerciële<br />

standaardoplossing met een exact gekende concentratie.<br />

3. Steek de pH-electrode diep genoeg in de vloeistof.<br />

4. Zet na de meting de elektrode in een 3M KCl-oplossing.<br />

p. 40/107


9 Waterbepaling met behulp van de Karl-Fischer Titrator<br />

9.1 Beschrijving van de proef<br />

Tussen 2 identieke polariseerbare platina-electroden wordt tijdens de titratie<br />

een constant potentiaalverschil aangelegd (ongeveer 0.01 tot eventueel 1V).<br />

Meting van de resulterende diffusiestroom in de oplossing in functie van het<br />

toegevoegde volume titrant geeft een titratie-curve die een knikpunt vertoont<br />

bij het equivalentiepunt. Naargelang de ionen in oplossing voor en na het<br />

eindpunt een reversibel (Fig I) of irreversibel (Fig II) redoxsysteem vormen of<br />

wanneer slechts één der vormen van een reversibel systeem in oplossing<br />

aanwezig is (Fig III) kunnen drie types van titratiecurves voorkomen. Daar de<br />

stroom bij het equivalentiepunt gelijk is aan nul wordt voor deze methode<br />

dikwijls de term ‘dead stop’ titratie gebruikt.<br />

Fig III verduidelijkt de waterbepaling volgens Karl-Fischer.<br />

p. 41/107


∆I<br />

∆I<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

Figuur 1.<br />

0 10 20<br />

volume (ml)<br />

Figuur 3.<br />

0 10 20<br />

volume (ml)<br />

∆I<br />

1<br />

0.8<br />

0.6<br />

0.4<br />

0.2<br />

0<br />

Figuur 2.<br />

0 10 20<br />

volume (ml)<br />

De titratiereactie komt neer op de reductie van I2 door SO2 in aanwezigheid<br />

van water:<br />

I2 + SO2 + 2 H2O 2 HI + H2SO4<br />

Karl-Fischer gebruikte deze reactie voor kwantitatieve waterbepaling: hij<br />

gebruikte een oplossing van I2 en SO2 in een watervrij solvent, nl methanol.<br />

Om het reactie-evenwicht zoveel mogelijk naar rechts te verschuiven moet het<br />

gevormde HI en H2SO4 geneutraliseerd worden. Als base hiervoor verkoos<br />

Karl-Fischer pyridine. Wegens de giftigheid en de onaangename geur van<br />

pyridine geeft men de voorkeur aan pyridinevrije reagentia zoals het hier<br />

gebruikte commercieel Karl-Fisher reagens. Als solvent wordt in dit geval<br />

watervrije methanol gebruikt.<br />

De waterbepaling mbv het beschikbare toestel gebeurt in 3 stappen:<br />

1. Conditioneren: Dit is het watervrij maken van het solvent (methanol)<br />

waarin gewerkt zal worden. De conditionering moet uitgevoerd worden<br />

telkens er nieuw solvent in het titratievat wordt gebracht (dit is meestal na<br />

enkele titraties).<br />

p. 42/107


2. Stellen van het K.F.-reagens: door toevoeging van een gekende hoeveelheid<br />

water.<br />

3. Bepaling van een onbekend watergehalte: door titratie van een gekend volume<br />

p. 43/107<br />

onbekende.<br />

9.2 Procedure<br />

9.2.1 Conditioneren<br />

Alle titraties worden uitgevoerd in methanol dat eerst watervrij dient<br />

gemaakt te worden door toevoegen van een hoeveelheid K.F.-reagens. Druk<br />

op de toets ‘MODE’ van het keyboard tot het LCD-scherm volgende gegevens<br />

aanduidt:<br />

TITER with H2O or std.<br />

Bevestig uw keuze door de toets ‘ENTER’ in te drukken. Het scherm geeft<br />

dan aan:<br />

TITER ********<br />

Breng nu met behulp van het ingebouwde pompsysteem (de pijltjes rechts<br />

achter de titratiecel) een minimale hoeveelheid methanol vanuit de<br />

voorraadfles over naar de titratiecel. Druk daarvoor op het pijltje met het<br />

opschrift ‘IN’. Zorg ervoor dat beide Pt-elektroden juist contact maken met de<br />

oplossing. Zet de magnetische roermotor aan (stand 4 of 5) en zorg ervoor dat<br />

er nog steeds contact is tussen de vloeistof en de Pt-elektroden (voeg anders<br />

iets meer solvent toe).<br />

Druk op de ‘START’ toets van het keyboard (voorpaneel titrator). De<br />

automatische buret zal nu reagens toevoegen tot het solvent watervrij is.<br />

Zolang nog water aanwezig is knippert het groene lampje op het voorpaneel<br />

en geeft het LCD-scherm volgende aanduiding:<br />

TITER wait


Zodra al het water is weggetitreerd zal de automatische buret stoppen met<br />

toevoegen, het groene lampje zal continu branden en het scherm geeft<br />

volgende tekst weer:<br />

TITER conditioning<br />

Het solvent is nu watervrij.<br />

9.2.2 Stellen van het K.F.-reagens<br />

Dit gebeurt door titratie van een gekende hoeveelheid water die aan het<br />

geconditioneerde methanol wordt toegevoegd met een micropipet.<br />

Druk op de ‘START’-toets. Het scherm geeft het gewicht aan van het toe te<br />

voegen water, bijvoorbeeld:<br />

smpl size 1.0 g<br />

In bovenstaand geval geeft de display een gewicht aan van 1.0 g. In ons geval<br />

dienen we een gewicht van 30 mg te adderen. Dit is op een verwaarloosbare<br />

temperatuurscorrectie na een volume van 30 µl. Corrigeer het gewicht op de<br />

display indien nodig tot 0.03.<br />

Voeg nu met een micropipet via de opening bovenaan het titratievat (neem<br />

het stopje eraf) 30 µl H2O toe aan het geconditioneerde solvent en sluit de<br />

opening onmiddellijk terug af.<br />

De titratie zal starten door op de ‘ENTER’-toets te drukken. De bovenste regel<br />

op het scherm geeft het toegevoegde volume reagens aan. Telkens wanneer<br />

K.F.-reagens wordt toegevoegd verschijnt een opwaarts gericht pijltje op het<br />

scherm. Een controlebalkje verschijnt op de onderste regel. Dit zal korter<br />

worden naarmate de titratie vordert, bijvoorbeeld:<br />

KFR volume ↑ 1.426 ml<br />

========<br />

Het tempo van toevoegen daalt naarmate het equivalentiepunt nadert.<br />

Wanneer gedurende 5 seconden geen titrant meer wordt toegevoegd is het EP<br />

p. 44/107


ereikt en stopt de titratie automatisch. De bovenste regel geeft nu het totaal<br />

toegevoegde volume aan en de onderste regel de ‘titer’, dit is in feite hier de<br />

‘waterbindingscapaciteit’ van het K.F.-reagens uitgedrukt in mg H2O/ml, bv:<br />

Noteer beide waarden!<br />

p. 45/107<br />

KFR volume 5.632 ml<br />

titer 5.3267 mg/ml<br />

Herhaal de procedure van het ‘stellen’ nog minstents 2 maal (afhankelijk van<br />

de gekregen waarden, liggen zij binnen een bepaalde foutenmarge???). Het<br />

solvent hoeft niet eerst terug geconditioneerd te worden omdat stellen ook<br />

conditioneren is (het water wordt immers uit de oplossing verwijderd).<br />

Druk dus op de ‘START’-toets, addeer opnieuw 30 µl H2O en druk op de<br />

‘ENTER’-toets.<br />

9.2.3 Bepaling van een onbekende watergehalte<br />

Dit zou in principe moeten gebeuren in een andere ‘mode’, nl de KFT (Karl-<br />

Fischer titratie). In deze mode rekent het toestel bij het einde van de titratie en<br />

mbv de in een geheugen opgeslagen titer het onbekende watergehalte uit in<br />

gewichtsprocenten (g H2O/100 g monster). Hierbij dient men het ‘gewicht’<br />

van het geintroduceerde monster in te voeren.<br />

Onze onbekende is echter een oplossing (mengsel ethanol/water) met een<br />

watergehalte begrepen tussen 3 en 25 g/100 ml oplossing) waarvan we de<br />

dichtheid niet kennen. Het is in dat geval handiger een bepaald volume van<br />

de onbekende te titreren ipv een bepaald gewicht. De concentratie-<br />

omrekening in gewichtsprocenten via de software van de titrator is in dit<br />

geval dus uiteraard niet correct.<br />

Bij de titratie van de onbekende zullen we de ‘mode’ niet wijzigen. Er wordt<br />

dus gewerkt in dezelfde ‘mode’ als het stellen van het K.F.-reagens.<br />

Druk op de ‘START’-toets.


Introduceer met een micropipet een aangepast volume titrant toe van de<br />

onbekende (200 tot 500µl, afhankelijk van het watergehalte). Om de<br />

volumefout minimaal te houden dient het totaal toegevoegde volume titrant<br />

na de titratie minstens 3 ml te bedragen (dit weet je niet op voorhand maar<br />

maak pas uw volume aan indien nodig na de eerste titratie). Draag er zorg<br />

voor dat de 7 ml niet wordt overschreden omdat het om een vrij duur reagens<br />

gaat en omdat het veel tijd in beslag neemt.<br />

Druk op ‘ENTER’ om de titratie te beginnen.<br />

Noteer enkel het totaal toegevoegde volume reagens (bovenste regel van het<br />

scherm) en reken zelf de waterconcentratie uit in gewicht/volumeprocenten<br />

(g H2O/100ml oplossing).<br />

Herhaal de procedure minstens 2 maal, afhankelijk of de waarden binnen de<br />

toelaatbare fout overeenstemmen.<br />

9.3 Afzetten toestel<br />

1. Evacueer de cel inhoud in de ‘waste’-fles mbv het ingebouwde pompje.<br />

Dit kan met het pijltje met opschrift ‘OUT’. Belangrijk: Vergeet niet<br />

voor het verwijderen van solvent eerst achtereenvolgens op de<br />

‘START’ en ‘STOP’ te drukken!!! Het titratievat mag dus enkel<br />

geëvacueerd worden als het LCD-scherm volgende aanduiding geeft:<br />

a. TITER **********<br />

2. Spoel de cel met methanol mbv de ingebouwde pomp.<br />

3. Schakel het toestel uit met de rode schakelaar achteraan het toestel.<br />

p. 46/107


9.4 Opmerkingen<br />

1. Draag er zorg voor dat het titratievat niet overloopt! Evacueer de cel,<br />

p. 47/107<br />

indien nodig, in de ‘waste’-fles mbv het ingebouwde pompje. Dit kan met<br />

het pijltje met opschrift ‘OUT’. Belangrijk: Vergeet niet voor het<br />

verwijderen van solvent eerst achtereenvolgens op de ‘START’ en ‘STOP’<br />

te drukken!!! Het titratievat mag dus enkel geëvacueerd worden als het<br />

LCD-scherm volgende aanduiding geeft:<br />

TITER ********<br />

2. Na introductie van nieuw solvent moet steeds opnieuw geconditioneerd<br />

worden.<br />

3. Laat het flesje met onbekende niet te lang open staan en breng voor titratie<br />

van de onbekende het staal zo snel mogelijk in het titratievat. Het bevat<br />

vluchtige ethanol en bij verdamping verandert de concentratie van het<br />

aanwezige water.<br />

4. De belangrijkste fout is deze bij het pipeteren. Test de accuraatheid en de<br />

precisie van de pipet met een weegoefening. Pipetteer 30 µl H2O en weeg<br />

dit op de weegschaal (op een petrischaal). Het gewicht moet exact 30 mg<br />

wegen, wanneer we de kleine temperatuurscorrectie verwaarlozen. Kijk<br />

dus goed na of je de micropipet op de juiste wijze hanteert!<br />

5. Bij het inspuiten van het staal in het titratievat is het aangewezen de<br />

vloeistof rechtstreeks in het solvent te spuiten zonder contact met het<br />

oppervlak te maken. Spuit de vloeistof dus niet tegen de wand van het<br />

titratievat. Een deel van de vloeistof kan nog tegen de wand hangen<br />

tijdens de titratie.<br />

6. Kijk in het begin na of er voldoende K.F.-reagens en methanol in de<br />

respectievelijke reservoirs zitten.<br />

Let op: deze produkten zijn zeer giftig.


10 Bepaling van Cadmium en Lood met behulp van<br />

Differentiële Anodische Stripping Voltammetrie (DP-ASV)<br />

10.1 Doel<br />

De elementen cadmium en lood kunnen met de beschreven methode gemeten<br />

worden in sterk zoutbelaste watermonsters zoals zeewater.<br />

10.2 Principe<br />

Bij de DPASV wordt in een eerste stap een preconcentratie uitgevoerd,<br />

waarbij de metaalionen elektrolytisch uit de oplossing worden neergeslagen<br />

op een inert en constant elektrodeoppervlak en dit bij een constante potentiaal<br />

van deze werkende elektrode.<br />

De opgelegde potentiaal is negatiever dan de oxidatiepotentialen van de te<br />

bepalen elementen.<br />

In de beschreven methode is dit een hangende kwikdruppel (HMDE) die voor<br />

elke nieuwe meting wordt vervangen.<br />

De metaalionen zullen aan de anode (HMDE) gereduceerd worden en in hun<br />

metallische vorm worden omgezet. Ze vormen daarbij een verdunde<br />

amalgaamoplossing in de kwikdruppel aan de elektrode.<br />

Me n+ + n e- → M 0 (Hg)<br />

In een tweede stap krijgen we dan de eigenlijke analytische bepaling. Men<br />

gaat aan de werkende elektrode een langzaam stijgende potentiaal opleggen<br />

in de positieve richting (= anodische stripping of oxidatie).<br />

M 0 (Hg) → Me n+ + n e-<br />

p. 48/107


Gedurende opeenvolgende intervallen gaat men pulsen aanleggen van een<br />

bepaalde lengte en een bepaalde grootte waarbij telkens een spanningsstap<br />

(Step potential = 0.01005V) wordt verkregen tijdens de stripping of de sweep.<br />

Men meet de stroom gedurende een korte tijd iedere keer voor het begin van<br />

de puls en net voor het einde van de puls. Uit het verschil van deze twee<br />

stroommetingen krijgen we uiteindelijk een resulterend signaal: I = I 2 - I1<br />

Deze stroommetingen gebeuren bij opeenvolgende potentialen die slechts<br />

enkele millivolt van elkaar verschillen. Als resultaat tijdens de sweep zien we<br />

een piek verschijnen bij een bepaalde potentiaal met een bepaalde hoogte en<br />

oppervlak.<br />

De gemeten oxidatiestromen zijn bij constante aanrijkingsomstandigheden<br />

(duur en snelheid) recht evenredig met de metaalconcentratie in de oplossing.<br />

Door gebruik van de standaardadditiemethode is het mogelijk de<br />

metaalconcentratie van een metaal te berekenen.<br />

10.3 Interferenties<br />

10.3.1 Contaminatie<br />

Metingen met de polarograaf gebeuren in een laag concentratie gebied.<br />

Daarom dient men zo zuiver mogelijk te werken om de kans op contaminatie<br />

zo klein mogelijk te houden. Om die reden worden de gebruikte recipiënten<br />

grondig met MilliQ water gespoeld. Het gebruik van zuivere kwik en zuiver<br />

stikstofgas voor de ontluchting is daarbij ook heel belangrijk. Beide kunnen<br />

zorgen voor contaminatie.<br />

p. 49/107


10.3.2 Organisch materiaal<br />

Het vooraf vernietigen van de organisch materiaal is noodzakelijk, daar de<br />

aanwezigheid ervan stoort op de meting. Het gebruik van een UV-destruktie<br />

heeft dan als voordeel dat men niet met grote hoeveelheden oxiderende zuren<br />

moet gaan werken hetgeen de blanco bijdrage minimaliseert.<br />

De polarografische cel dient zeer goed gespoeld te worden nadat er<br />

organische reagentia (complexvorming) werden gebruikt tijdens een meting.<br />

Restanten van deze reagentia kunnen namelijk de metalen complexeren. Ze<br />

worden hierdoor niet of in geringere mate ontladen.<br />

10.3.3 Ontgassen<br />

Het ontluchten van de cel is zeer belangrijk om twee redenen nl. zuurstof op<br />

zich is zelf elektroactief en daarnaast kunnen er chemische reacties optreden<br />

tussen de zuurstof en de te bepalen component. Maar ook zijn<br />

reaktieprodukten kunnen na reductie gaan reageren met de te bepalen<br />

component.<br />

10.3.4 Zuurtegraad<br />

O2 + 2 H + + 2 e - → H2O2 (zuur midden)<br />

O2 + 2 H2O + 2 e - → H2O2 + 2 OH- (neutraal of basisch)<br />

O2 + 4 H + + 4 e - → 2 H2O (zuur midden)<br />

O2 + 2 H2O + 4 e - → 4 OH- (neutraal of basisch)<br />

De pH kan belangrijk zijn indien men beroep dient te doen op<br />

complexvorming bij de meting of voor het opheffen van interferenties.<br />

p. 50/107


10.4 Monsterbehandeling<br />

Ernstige contaminatieproblemen kunnen optreden zowel bij de bemonstering<br />

als bij de bewaring van de monsters. Tijdens de behandeling van de monsters<br />

wordt er door de uitvoerder op toegezien dat de kans op contaminatie van de<br />

monsters en standaarden zo klein mogelijk wordt gehouden. Alle materialen<br />

(recipiënten, reagentia,...) die in contact komen met het monster dienen zeer<br />

zuiver te zijn. De recipiënten moeten eerst met Milli-Q water gespoeld<br />

worden en vervolgens voorgespoeld met het monster.<br />

Bij de behandeling van de watermonsters kan er verlies van metalen optreden<br />

door adsorptie en/of precipitatie in de monsterrecipiënten te wijten aan<br />

onvoldoende aanzuren. Aanzuren van dergelijke monsters tot minstens pH=2<br />

is noodzakelijk zo kort mogelijk na ontvangst. Watermonsters worden in de<br />

koelkast bewaard tot zij in aanmerking komen voor analyse. Het onverdunde<br />

deelmonster moet op kamertemperatuur zijn alvorens het geanalyseerd kan<br />

worden. Indien van het monster een volumetrisch deelmonster genomen<br />

wordt, dan laat men het monster eerst op kamertemperatuur komen.<br />

De monsteroplossingen worden bij voorkeur in polyethyleen of<br />

polypropyleen recipiënten bewaard.<br />

10.5 Apparatuur<br />

• Polarograaf<br />

p. 51/107<br />

o Metrohm Autolab<br />

o Metrohm VA663<br />

o Metrohm Autolab IME663<br />

• Stikstofgas drukregeling: 1 ± 0.05 bar


10.6 Benodigdheden en producten<br />

• Milli-Q water.<br />

• Natriumchloride pro analyse.<br />

• Metaal stockoplossingen:<br />

• Cd(NO3)2 in 2% HNO3 : Cd = 1000 ± 3 mg/l<br />

• Pb(NO3)2 in 2% HNO3 : Pb = 1000 ± 3 mg/l<br />

• 1 micropipet van 5-20 µl.<br />

• 1 micropipet van 40-200 µl met een zak gele tips.<br />

• 1 micropipet van 200-1000 µl met een zak blauwe tips.<br />

• 1 pipet van 20 ml met veiligheidspeer.<br />

• maatkolven van 100 ml<br />

• 2 bekers van 100 ml<br />

10.7 Monster<br />

Het zeewatermonster dat je van de assistent krijgt is reeds gefiltreerd,<br />

aangezuurd en behandeld met UV om organische stoffen te vernietigen.<br />

10.8 Bereiding van standaarden en artificieel zeewater<br />

• Bereid twee standaarden van 2 ppm lood en cadmium elk in Milli-Q<br />

water.<br />

• Bereid artificieel zeewater door 2.5 gram natriumchloride op te lossen in<br />

100 ml Milli-Q water.<br />

p. 52/107


10.9 De uitvoering van de meting<br />

De polarograaf bevindt zich in lokaal B1.34.<br />

Vraag aan de assistent om het toestel aan te zetten indien nodig.<br />

Bereid de oplossingen vermeld in punt 8.<br />

Controleer het programma in het Edit procedure scherm of de parameters<br />

juist zijn ingegeven:<br />

p. 53/107<br />

Programma<br />

Pretreament<br />

Purge time (s): 600<br />

Conditioning potential (V): 0<br />

Duration (s): 15<br />

Stirrer off during conditioning: x<br />

Deposition potential (V): -1<br />

Duration (s): 15<br />

Stirrer off during deposition: x<br />

Equilibration time (s): 5<br />

Measurement<br />

Cell off after measurement: x<br />

Modulation time (s): 0.07<br />

Interval time (s): 2


Potentials<br />

Initial potential (V): -0.75<br />

End potential (V): -0.25<br />

Step potential (V): 0.01005<br />

Modulation amplitude (V): 0.02505<br />

Standby potential (V): 0<br />

De berekeningen worden enkel uitgevoerd voor piekhoogte, daar<br />

piekoppervlakte aanleiding geeft tot een grotere onnauwkeurigheid.<br />

Open een Excell programma waar je de gegevens kunt inlezen.<br />

Open de stikstoffles en regel de druk op 1 ± 0.05 bar.<br />

Controleer op de 663 VA Stand of<br />

• De Stirrer op 0 staat.<br />

• Drop size op 3 staat.<br />

• De keuzeschakelaar op HMDE staat.<br />

Man: trigger om een nieuwe druppel te vormen, keuzeschakelaar moet hierbij<br />

op HMDE staan.<br />

Dearation: schakelaar om stikstofgas in de meetcel te laten borrelen (om te<br />

ontluchten en om bij additie te mengen).<br />

De meetmethode bestaat uit vier stappen:<br />

I. Bepaling van de blanco waarde van artificieel zeewater.<br />

II. Bepaling van de gevoeligheid en de reproduceerbaarheid van 200 ng<br />

cadmium en lood in de meetcel gevuld met 20 ml artificieel zeewater. De<br />

bepaling van deze parameters geeft een controle op de efficiëntie van de<br />

p. 54/107


p. 55/107<br />

kwikdruppelvorming en moeten aan volgende normen voldoen voor<br />

metingen in piekhoogte en bij gebruik van het bovenstaand HMDE<br />

programma:<br />

Gevoeligheid Reproduceerbaarheid<br />

Cadmium 1.30E-09 - 1.50E-09 < 4%<br />

Lood 1.10E-09 - 1.30E-09 < 4%<br />

III. Bepaling van een 20 ml zeewater monster en schatting van de<br />

concentratie tov een ijklijn verkregen met de waarden uit de stappen 1<br />

en 2.<br />

IV. Uitvoeren van twee tot drie addities van cadmium en lood op het<br />

monster. Er wordt 0x, 1x en 2x de concentratie, berekend in punt 3,<br />

toegevoegd met een minimum additie van 2,5 ppb.<br />

Belangrijke opmerkingen:<br />

• Voor iedere meting moet een nieuwe kwikdruppel gemaakt worden<br />

door de Man schakelaar enkele malen over te halen. Controleer<br />

telkens of er een nieuwe druppel zich heeft gevormd.<br />

• Tijdens de gehele uitvoering moet de grijze opvangbak onder de<br />

kwikelektrode blijven staan. Dit is nodig om eventueel gevallen<br />

kwik op te vangen wanneer de meetcel niet in zijn houder is.<br />

• Wanneer men de inhoud van de meetcel vervangt, moet men de<br />

inhoud in de afvalfles voor kwik gieten.


Ga als volgt te werk:<br />

I. Bepaling van de blanco waarde van artificieel zeewater:<br />

• Doe het deksel naar omhoog en neem voorzichtig de meetcel uit zijn<br />

houder. Spoel de meetcel grondig uit met Milli-Q water en breng 20 ml<br />

artificieel zeewater in de meetcel.<br />

• Plaats de meetcel voorzichtig terug in de houder. Haal de Man schakelaar<br />

over om een nieuwe kwikdruppel te vormen. Voer een eerste meting uit<br />

met een purge time van 600 seconden door te klikken op Start van het<br />

programma (links onder).<br />

• Als de meting gedaan is opent men de peak search in het Data<br />

presentation scherm met de dropmenu analysis/peak search. Klik op<br />

Search en vervolgens op OK in het Peak search results scherm. Klik op<br />

CLOSE in het peak search scherm. Nu heeft men de data in het Analysis<br />

results scherm. Kopieer de data in de Excell file. Save de file onder C:My<br />

Documents / Studenten / naam.<br />

• Verander de purge time in het Edit procedure scherm in 10 seconden.<br />

Voer een tweede en een derde meting uit. Kopieer de data in de Excell file.<br />

• Bereken het gemiddelde voor de verkregen waarden. Delete de resultaten<br />

in het Analysis results scherm.<br />

II. Bepaling van de gevoeligheid en de reproduceerbaarheid:<br />

• Voeg 200 ng lood toe aan de meetcel. Open de dearation voor een tiental<br />

seconden door de schakelaar naar rechts te zetten om de inhoud van de<br />

meetcel te mengen. Sluit vervolgens terug de dearation.<br />

• Voer een eerste meting uit zoals beschreven in punt I met een purge time<br />

van 10 seconden. Men verkrijgt een voltamogram met één loodpiek.<br />

Noteer de positie van deze loodpiek.<br />

p. 56/107


• Voeg 200 ng cadmium toe aan de meetcel.<br />

• Voer nu drie metingen uit zoals beschreven in punt I met een purge time<br />

p. 57/107<br />

van 10 seconden. Men verkrijgt een voltamogram met twee pieken, één<br />

voor lood en één voor cadmium. Kopieer de data in de Excell file.<br />

• Bereken het gemiddelde en de reproduceerbaarheid voor de verkregen<br />

data in piekhoogte voor minimum drie metingen en vergelijk deze met de<br />

waarden in de onderstaande tabel:<br />

Gevoeligheid Reproduceerbaarheid<br />

Cadmium 1.30E-09 - 1.50E-09 < 4%<br />

Lood 1.10E-09 - 1.30E-09 < 4%<br />

Verwittig de assistent indien de berekende waarden niet overeen<br />

komen. Delete de resultaten in het Analysis results scherm.<br />

III. Bepaling van een 20 ml zeewater monster:<br />

• Spoel de meetcel uit (inhoud in afvalfles!) met Milli-Q water. Voeg 20 ml<br />

monster toe aan de meetcel. Voer nu drie metingen uit zoals beschreven in<br />

punt I. Verander de purge time in 600 seconden voor de eerste meting en<br />

vervolgens in 10 seconden voor de volgende metingen.<br />

• Save één voltamogram met File\save work data onder de naam<br />

“zeewater” in een nieuw gecreëerde folder met als naam “datum<br />

uitvoering”in de folder “studenten practicum”. Kopieer vervolgens de<br />

data in de Excell file.<br />

• Bereken het gemiddelde voor de verkregen waarden. Schat vervolgens de<br />

concentratie aan cadmium en lood door de verkregen waarden in punt III<br />

te vergelijken met deze uit punten I en II. Delete de resultaten in het<br />

Analysis results scherm.


IV. Uitvoeren van twee tot drie addities:<br />

• Voeg een 1/2x de geschatte concentratie toe aan de meetcel, met behulp<br />

van de 2 ppm standaarden en met een minimum toevoeging van 2.5 ppb<br />

van het element in de meetcel. Open de dearation voor een tiental<br />

seconden door de schakelaar naar rechts te zetten om de inhoud van de<br />

meetcel te mengen. Sluit vervolgens terug de dearation. Voer drie<br />

metingen uit zoals beschreven in punt I, met een purge time van 10<br />

seconden.<br />

• Save één voltamogram met File\save work data onder de naam STAD01.<br />

Kopieer de data in de Excell file. Bereken het gemiddelde voor de<br />

verkregen waarden.<br />

• Voeg een 1x de geschatte concentratie toe aan de meetcel. Open de<br />

dearation voor een tiental seconden door de schakelaar naar rechts te<br />

zetten om de inhoud van de meetcel te mengen. Sluit vervolgens terug de<br />

dearation. Voer drie metingen uit zoals beschreven in punt I, met een<br />

purge time van 10 seconden. Save één voltamogram met File\save work<br />

data onder de naam STAD02. Kopieer de data in de Excell file. Bereken het<br />

gemiddelde voor de verkregen waarden.<br />

• Voeg een 3/2x de geschatte concentratie toe aan de meetcel. Open de<br />

dearation voor een tiental seconden door de schakelaar naar rechts te<br />

zetten om de inhoud van de meetcel te mengen. Sluit vervolgens terug de<br />

dearation. Voer drie metingen uit zoals beschreven in punt I, met een<br />

purge time van 10 seconden. Save één voltamogram met File\save work<br />

data onder de naam STAD03. Kopieer de data in de Excell file. Bereken het<br />

gemiddelde voor de verkregen waarden. Delete de resultaten in het<br />

Analysis results scherm.<br />

• Plot de eerder opgeslagen voltamograms met Plot\Load overlay file in<br />

het data presentation scherm in de volgorde zeewater, STAD01, STAD02<br />

en STAD03. Kopieer het voltamogram in het Excell programma.<br />

p. 58/107


• Bereken de concentratie aan cadmium en lood in het monster met behulp<br />

p. 59/107<br />

van de verkregen waarden in de punten III en IV.<br />

V. Duplo meting<br />

Herhaal de metingen in punt III en IV indien er genoeg tijd is.<br />

Na de metingen wordt al het glaswerk en de meetcel grondig gespoeld met<br />

Milli-Q water. Zet de keuzeschakelaar terug op 0.<br />

10.10 Verslag<br />

• Vermeld de gevoeligheid voor 200 ng Pb en Cd in de meetcel.<br />

• Bereken de concentratie van cadmium en lood in het monster in ppb.<br />

• Zowel de methode als de individuele metingen moeten bij uw verslag<br />

steken.<br />

• Geef het samengesteld voltamogram van het monster met de<br />

standaardaddities.<br />

• Beoordeel uw standaardadditie op zijn nauwkeurigheid.<br />

• Beoordeel uw eventuele duplo meting op zijn reproduceerbaarheid.


Deel C. Plasma methoden<br />

11 Atomaire absorptie spectrometrie met de vlam (F-AAS)<br />

11.1 Principe<br />

Atomaire absorptie spectrometrie (AAS) wordt vaak gebruikt voor de<br />

bepaling van metalen in een monster in oplossing. De oplossing wordt in een<br />

lucht-acetyleen vlam verneveld waarbij het vermogen om licht te absorberen<br />

wordt gemeten.<br />

Figuur 1: Schema van een eenvoudige Vlam Atomaire Absorptie spectrofotometer<br />

Licht absorptie of emissie door atomen is een proces dat afhangt van de<br />

excitatie toestand van een atoom. Daar het energieniveau van de<br />

verschillende toestanden (grond of geëxciteerde toestand) vast ligt door de<br />

elektronische configuratie van het atoom, is het energieverschil bekend.<br />

Atomen zullen licht absorberen of emitteren overeenkomstig dit<br />

energieverschil. De golflengten van geabsorbeerd of geëmitteerd licht zijn<br />

karakteristiek voor een specifiek element. Dit maakt het mogelijk om<br />

kwalitatieve en kwantitatieve analyses te doen van complexe oplossingen met<br />

behulp van atomaire absorptie spectrofotometrie. In plaats van een breed<br />

continu spectrum zijn er relatief weinig belangrijke karakteristieke<br />

golflengten aanwezig.<br />

Voor er een bepaling kan worden uitgevoerd, moet het toestel eerst worden<br />

gekalibreerd. Meestal wordt er een ijklijn opgesteld met behulp van<br />

standaarden met een gekende concentratie. Een andere mogelijkheid is<br />

p. 60/107


standaardadditie, vooral als de matrix onbekend is. Het nadeel van deze<br />

laatste methode is echter dat men een rechte ijklijn moet hebben wat niet vaak<br />

het geval is met A.A.S.<br />

Een ander nadeel van A.A.S. is dat het een enkelvoudig element methode is.<br />

Ieder element moet afzonderlijk gemeten worden ten opzichte van een<br />

nieuwe ijklijn. Dit is vooral omdat de spectrometer niet is ontworpen om van<br />

de ene golflengte naar de andere te gaan om naar het karakteristieke licht te<br />

kijken van verschillende elementen. Bovendien moet er een lichtbron zijn die<br />

het karakteristieke licht uitzendt, zodat de atomen in de vlam het licht<br />

kunnen absorberen. Deze lichtbron is een lamp bekend als de holle<br />

kathodelamp (HKL), waarvan de kathode gemaakt is van het element dat<br />

men wil meten.<br />

11.2 Experiment<br />

11.2.1 Materiaal<br />

p. 61/107<br />

Figuur 2: Diagram van een HKL<br />

• 1000 ppm stockoplossing Cu, Fe, Mn en Ni<br />

• 1 micropipet van 5-20 µl met een zak gele tips.<br />

• 1 micropipet van 40-200 µl met een zak gele tips.<br />

• 1 micropipet van 200-1000 µl met een zak blauwe tips.<br />

• 2 erlenmeyers van 100 ml


• 15 maatkolven van 100 ml<br />

• 2 bekers van 100 ml<br />

• polystyreen proefbuizen van 10 ml met stop<br />

• 1 proefbuisrek<br />

• salpeterzuur 50% en geconcentreerd<br />

• waterstofchloride 50%<br />

11.2.2 Monstervoorbereiding<br />

Het monster moet in opgeloste toestand zijn om het te kunnen analyseren met<br />

vlam A.A.S.<br />

Afhankelijk van het monster dat je krijgt moet je volgende analyse uitvoeren:<br />

• Koper in een elektriciteitsdraad.<br />

• IJzer, mangaan of nikkel in een draadnagel.<br />

• IJzer of mangaan in een spaanplaatschroef.<br />

Belangrijke opmerking: In een analytisch labo wordt het glaswerk NOOIT<br />

gespoeld met kraantjeswater, dit om contaminatie van het materiaal te<br />

vermijden.<br />

Weeg het monster af op een analytische balans met een nauwkeurigheid van<br />

0,1 mg.<br />

Breng het monster in een 100 ml erlenmeyer kolf. Voeg 10 ml 50%<br />

salpeterzuur p.a. en 10 ml 50% waterstofchloride p.a. toe. Verwarm het<br />

monster zachtjes in de trekkast tot het volledig is opgelost. Voeg 10 ml<br />

p. 62/107


osmose water toe en verwarm enkele minuten verder. Breng de oplossing<br />

over in een 100 ml maatkolf en leng aan met osmose water.<br />

Voer simultaan met het monster een blanco uit.<br />

Een blanco wordt gedestrueerd zoals een monster, maar zonder<br />

toevoeging van het monster.<br />

Het wordt geanalyseerd zoals een monster, met dezelfde<br />

verdunning en de gevonden concentratie wordt van de<br />

concentratie van het monster afgetrokken.<br />

Een blanco wordt gebruikt om te compenseren voor mogelijke<br />

contaminatie van zuren.<br />

11.2.3 Bereiding van standaarden<br />

Vraag de assistent voor je start met de bereiding van je oplossingen om het<br />

toestel op te zetten. Dit geeft de holle kathodelamp van het toestel de tijd om<br />

op te warmen.<br />

Bereid, volgens Tabel 1, een reeks standaarden met behulp van micropipetten<br />

en uitgaande van een 1000 ppm stockoplossing. Gebruik 100 ml maatkolven<br />

en voeg 1 ml geconcentreerd salpeterzuur p.a. toe. Gebruik osmose water om<br />

de standaarden aan te lengen.<br />

p. 63/107


Tabel 1<br />

Cu Fe Mn Ni<br />

Blanco 0,00 ppm 0,00 ppm 0,00 ppm 0,00 ppm<br />

Standaard 1 2,00 ppm 2,50 ppm 1,00 ppm 2,00 ppm<br />

Standaard 2 4,00 ppm 5.00 ppm 2,00 ppm 4,00 ppm<br />

Standaard 3 6,00 ppm 7,50 ppm 3,00 ppm 6,00 ppm<br />

Standaard 4 8,00 ppm 10,0 ppm 4,00 ppm 8,00 ppm<br />

Standaard 5 10,0 ppm 15,0 ppm 6,00 ppm 10,0 ppm<br />

11.2.4 Verdunning van het monster<br />

Verdun het monster in duplo, volgens Tabel 2, met behulp van micropipetten.<br />

Pas dezelfde verdunning toe op de blanco. Gebruik 100 ml maatkolven voor<br />

de grote verdunningen en voeg aan iedere oplossing 1 ml geconcentreerd<br />

salpeterzuur p.a. toe. Gebruik osmose water om de oplossingen aan te lengen.<br />

Gebruik 10 ml polystyreen proefbuizen voor de kleine verdunningen (2-4x),<br />

voeg in dit geval geen salpeterzuur toe daar dit reeds in voldoende mate<br />

aanwezig is in het monster.<br />

Tabel 2<br />

Cu Fe Mn Ni<br />

elektriciteitsdraad 500 - - -<br />

draadnagel - 500 4 2<br />

spaanplaatschroef - 1000 20 -<br />

p. 64/107


11.2.5 Toevoegen van een “spike”<br />

Een spike is het toevoegen van een gekende concentratie van een element aan<br />

een monster. Nadat men het monster met en zonder de spike heeft<br />

geanalyseerd kan men een “spike recovery” berekenen. Dit geeft een<br />

aanwijzing of de analyse vrij was van interferentie. Indien de spike recovery<br />

tussen de 90 en 110% is mag men veronderstellen dat er geen interferentie<br />

was tijdens de meting. Indien de recovery lager is dan 90% is er mogelijk<br />

interferentie opgetreden of is de analyse slecht uitgevoerd.<br />

Berekening van de spike recovery:<br />

spike recovery =<br />

Bereiding van de spike oplossing:<br />

p. 65/107<br />

(concentratie van de spike – concentratie van het monster) x 100<br />

toegevoegde concentratie<br />

Voer dezelfde verdunning van het monster uit als in punt 6.6. Voeg echter,<br />

volgens tabel 3, een gekende concentratie van het element aan het monster<br />

toe. Vergeet niet het salpeterzuur toe te voegen indien nodig.<br />

Tabel 3<br />

Cu Fe Mn Ni<br />

elektriciteitsdraad 2,0 ppm - - -<br />

draadnagel - 2,5 ppm 2,0 ppm 2,0 ppm<br />

spaanplaatschroef - 2,5 ppm 2,0 ppm -


11.2.6 De uitvoering van de meting<br />

Het toestel is een Perkin Elmer AAnalyst 300 en bevindt zich in lokaal B1.32.<br />

1. Vul de beker aan het toestel met osmose water en breng het<br />

vernevelingsdarmpje in de beker.<br />

2. Controleer of het witte vat onder het toestel maximum 3/4 vol is. Indien<br />

nodig moet het vat geledigd worden door de assistent. Vul echter terug<br />

aan met kraantjeswater tot een minimumhoogte van 1/3.<br />

3. Open de acetyleenfles en zet de ventilatie aan.<br />

4. In het Flame Control venster moet de safety interlocks ➀ groen zijn (zie<br />

Figuur 5).<br />

5.<br />

Figuur 5<br />

6. Ontsteek de vlam door op On ➁ te klikken (zie Figuur 5). Eventueel moet<br />

dit enkele malen herhaald worden, vooral als het toestel lang niet gebruikt<br />

is geweest.<br />

7. Verklein het Flame Control venster. In geval van nood kan de vlam<br />

uitgeschakeld worden door de hoofdschakelaar van het toestel uit te<br />

schakelen (rechter zijkant van het toestel). In normale gevallen kan het<br />

p. 66/107


p. 67/107<br />

Flame Control venster terug opgeroepen worden door het Flame icoon aan<br />

te klikken.<br />

8. Laat de vlam 10 tot 15 minuten opwarmen.<br />

9. Na het opwarmen wordt de brander hoogte, diepte en oriëntatie verder<br />

afgeregeld door de assistent.<br />

10. Controleer of de juiste methode is geopend. Rechts in de toolbar is de<br />

geopende file vermeld in het blauw: Practicum_element. Ga naar File /<br />

Open / Method. Open de juiste methode door Practicum_element dubbel<br />

aan te klikken, indien nodig.<br />

11. Controleer of de juiste Sample Information File is geopend. In de display<br />

moet de file: Practica vermeld staan. Open de Sample Information File<br />

en dubbel klik op de file Practica indien nodig.<br />

12. Wanneer de vlam voldoende is opgewarmd, zuigt men een blanco<br />

standaardoplossing op. Klik op Analyze Blank. Na een wachttijd van 5<br />

seconden worden er vijf metingen uitgevoerd van telkens 3 seconden.<br />

Wanneer de Current Status (display boven de <strong>Analyse</strong> Blank) Idle<br />

aangeeft is de meting afgelopen.<br />

13. Neem standaard 1, droog het vernevelingsdarmpje met een Cleenex en<br />

steek het darmpje in de standaard 1. Controleer of de juiste standaard is<br />

vermeld in de display. Indien nodig klik op de display voor de juiste


standaard. Klik op Analyze Standard Wanneer de Current Status<br />

(display boven de <strong>Analyse</strong> Blank) Idle aangeeft is de meting afgelopen.<br />

14. Herhaal punt 12 voor alle standaarden. Het is noodzakelijk dat de juiste<br />

standaard is vermeld in de display alvorens men de volgende meting<br />

uitvoert. Wanneer alle standaarden zijn gemeten kan men de ijklijn<br />

controleren in het Calibration venster.<br />

15. Ga nu verder met je monsters op dezelfde manier. Controleer de naam van<br />

het monster in de display. Indien nodig kan men de naam veranderen<br />

met de Sample Num. Om de meting van het monster te starten klik op<br />

<strong>Analyse</strong> Sample.<br />

16. Na het beëindigen van de metingen klik op File / Print / New Page om de<br />

laatste metingen uit te printen.<br />

17. Klik op File / Print / Report om de methode uit te printen.<br />

18. Afzetten van de vlam:<br />

• Zuig gedurende vijf minuten Milli-Q water op alvorens de vlam te<br />

doven.<br />

• Klik op Off (, figuur 5).<br />

• Sluit de kraan van de acetyleenfles.<br />

• Zet de afzuiging af.<br />

19. Afzetten van het toestel:<br />

• Enkel nodig indien alle groepen hun metingen hebben gedaan voor die<br />

dag.<br />

• Ga naar File en klik op Exit.<br />

• Schakel het toestel uit met de schakelaar aan de rechterzijkant van het<br />

toestel.<br />

20. Spoel al uw glaswerk uit met osmose water en zet het materiaal terug op<br />

zijn plaats.<br />

p. 68/107


11.2.7 Verslag<br />

• Bereken de concentratie van het metaal in het monster in procent.<br />

• Bereken de spike recovery voor het monster.<br />

• Zowel de methode als de individuele metingen moeten bij het verslag<br />

p. 69/107<br />

worden gevoegd.<br />

• Beoordeel de bekomen ijklijn op zijn nauwkeurigheid.<br />

• Beoordeel je duplo meting op zijn reproduceerbaarheid.<br />

• Beoordeel je spike recovery van beide duplo metingen.


12 Bepaling van zware metalen in steenkool met Grafiet-oven<br />

Atomaire Absorptie Spectrometrie (GF-AAS of ETV-AAS)<br />

12.1 Doel en toepassingsgebied<br />

Deze methode is geschikt voor het bepalen van de elementen chroom, kobalt,<br />

koper, lood, mangaan en nikkel in steenkool.<br />

Voor de bepaling van bovenvermelde metalen in steenkool worden deze<br />

voorafgaand ontsloten met behulp van zuren in een microgolfoven.<br />

12.2 Principe<br />

In de atomaire absorptie spectrometrie (AAS) worden atomen die zich in de<br />

grondtoestand bevinden bestraald met monochromatisch licht dat ze kunnen<br />

absorberen. Men vergelijkt de intensiteit van het licht voor en na doorgang<br />

door het absorberend midden en legt daarna een kwantitatief verband tussen<br />

de gemeten absorptie en het aantal absorberende atomen of de atomaire<br />

concentratie van het element in het geatomiseerde monster.<br />

Het verhitten van de monsteroplossing dient enkel om het monster in<br />

atomaire vorm te krijgen door het breken van de chemische bindingen.<br />

Het atomiseren van het monster gebeurt met behulp van een vlam (zie proef<br />

Vlam Atomaire Absorptie Spectrofotometer) of zoals in deze proef op<br />

elektrochemische wijze (ETV-AAS) in een grafietoven.<br />

12.3 Interferenties<br />

• Bij atomisatietemperaturen boven de 2000°C bestaat het gevaar dat<br />

sommige metalen (Ba, Mo, Ni, Ti, V en Si) met het grafiet van de oven<br />

p. 70/107


p. 71/107<br />

reageren en carbideverbindingen vormen. Dit kan voorkomen worden<br />

door een pyrolytische laag aan te brengen aan de binnenkant van de oven.<br />

Carbidevorming wordt gekenmerkt door brede pieken met staartvorming<br />

en verminderde gevoeligheid.<br />

• Door het gebruik van L'Vov platforms worden scherpere pieken en een<br />

verbeterde verassingsstabiliteit bekomen.<br />

• Bij het instellen van de verassingstemperatuur moet de eventuele<br />

thermische labiliteit van bepaalde elementen in acht genomen worden<br />

omdat bij hoge temperaturen vluchtige verbindingen van de metalen met<br />

anionen uit de oplossing gevormd kunnen worden.<br />

• De lucht die zich in de oven bevindt wordt samen met drogings- en<br />

verassingsafvalprodukten zoals H2O en CO2 door een argonstroom<br />

verdreven.<br />

• Matrixstoringen treden veelvuldig op, onder meer bij een hoog gehalte<br />

aan mineraalstoffen. Deze interferenties kunnen vermeden worden door:<br />

aanrijking met extractie of gebruik makend van een<br />

ionenuitwisselingshars<br />

standaardadditie toe te passen<br />

elutie van de storende matrixelementen op een<br />

ionenuitwisselingshars waardoor eveneens een aanrijking van de te<br />

bepalen elementen wordt bekomen.<br />

• Bij elektrochemische atoomabsorptie spectrometrie kunnen significante<br />

interferenties optreden door moleculaire absorptie en door chemische en<br />

matrix effecten. Moleculaire absorptie treedt op wanneer componenten<br />

van de matrix vervluchtigen tijdens de atomisatie resulterend in een brede<br />

band absorptie.<br />

• Zeeman correctie kan corrigeren voor achtergrond absorbantieniveaus<br />

• Interferentie kan geminimaliseerd worden door toevoegen van een<br />

geschikte matrixmodifier aan het monster in de grafietoven. Sommige<br />

matrixmodifiers verminderen de vluchtigheid van de te bepalen<br />

elementen of verhogen de atomisatie efficiëntie door verandering van de


chemische samenstelling. Dit laat hogere verassingstemperaturen toe<br />

zodat interfererende bestanddelen vervluchtigen en de gevoeligheid<br />

verhoogt.<br />

• De gevoeligheid kan verhoogd worden door een groter monstervolume of<br />

een lagere gas purge snelheid te kiezen. Hierdoor neemt echter het effect<br />

van interferenties toe.<br />

• Algemeen gesteld vermindert de gevoeligheid bij verdunning van het<br />

monster, verkleining van het monstervolume of door een minder<br />

gevoelige golflengte te selecteren.<br />

• Het gebruik van hoge zuurconcentraties en matrixmodifiers vermindert de<br />

levensduur van de grafietoven. Het gebruik van L'Vov platforms is ook<br />

daarom aangeraden.<br />

12.4 Apparatuur<br />

• Een microgolfoven Milestone Ethos en bevindt zich in lokaal B1.35.<br />

• Het meettoestel is een atomaire absorptie spectrometer, type Perkin Elmer<br />

Zeeman 5100, uitgerust met een grafietoven HGA600 en een autosampler<br />

AS-60 en bevindt zich in lokaal B1.34.<br />

• Holle kathodelamp<br />

• Automatische pipetten 40 - 1000 µl<br />

• 10 Polypropyleen maatkolven 100 ml<br />

12.5 Reagentia<br />

• Salpeterzuur, HNO3 (geconcentreerd; d = 1,40 g/ml) pro analyse grade.<br />

• Waterstoffluoride, HF 40% pro analyse grade.<br />

• Metaalstandaardoplossingen (1g/l): chroom, kobalt, koper, lood, mangaan<br />

en nikkel).<br />

• Argon gas, Ar<br />

p. 72/107


12.6 <strong>Analyse</strong>procedure<br />

12.6.1 Inleiding<br />

Aangezien men in dit experiment werkt met zeer kleine concentraties aan het<br />

te bepalen element is het niet aangeraden om kraantjeswater te gebruiken om<br />

het materiaal te reinigen. Gebruik enkel Milli-Q water. Om het risico van<br />

contaminatie zo klein mogelijk te houden worden de monsters en de<br />

standaarden aangelengd in 100 ml polypropyleen maatkolven. Deze<br />

maatkolven zijn gevuld met een 10% salpeterzuur oplossing bij het begin van<br />

het practicum. Giet deze oplossing in een voorraadfles en vul de maatkolven<br />

na je experiment terug met dezelfde oplossing.<br />

12.6.1.1 Voorbehandeling van de steenkool<br />

Vooraleer de steenkool met de grafietoven A.A.S. kan geanalyseerd worden,<br />

dient het monster eerst in oplossing gebracht te worden. Ontsluiting van de<br />

steenkool met een microgolfovensysteem biedt de mogelijkheid om monsters<br />

(meestal < 1 g) met een relatief kleine hoeveelheid zuren en binnen een<br />

relatief kort tijdsbestek in oplossing te brengen.<br />

Het principe van het in dit werk gebruikte microgolfovensysteem (ETHOS,<br />

Milestone) is analoog aan dat van een gewone keukenmicrogolfoven.<br />

Microgolven (frequentie gelegen tussen 1 en 300 GHz) zorgen voor ionaire<br />

conductie en rotatie van dipolen waardoor opwarming optreedt. Een<br />

belangrijk voordeel van een dergelijke energietransfer is dat de opwarming<br />

snel gebeurt en dat de recipiëntwand geen elektromagnetische golven<br />

absorbeert en dus niet opwarmt.<br />

Het kunststofmateriaal waaruit de destructievaatjes vervaardigd zijn, bestaat<br />

uit tetrafluormetaxil (TFM) dat inert, glad en zeer druk- en<br />

temperatuurbestendig (>270 o C) is. Bovendien leidt het gebruik van dit<br />

materiaal tot minimale geheugeneffecten. Polytetrafluorethyleen (PTFE) is<br />

eveneens temperatuurbestendig maar is poreus en kent een lage<br />

p. 73/107


oppervlaktedensiteit hetgeen een reëel gevaar voor absorptie en contaminatie<br />

inhoudt. De TFM vaatjes zijn aan de buitenkant met WEFLON bedekt, een<br />

materiaal dat bestaat uit PTFE en koolstof. Dit resulteert in een homogene<br />

temperatuursverdeling over de wanden van de vaatjes waardoor condensatie<br />

vermeden wordt. Op deze manier wordt de microgolfenergie efficiënter<br />

gebruikt en kunnen relatief hoge temperaturen en drukken bereikt worden bij<br />

een beperkt vermogen. Het vermogen dat door de magnetron (2,5 GHz) van<br />

de ETHOS microgolfoven opgewekt wordt, kan gevarieerd worden en<br />

bedraagt maximaal 1000 W.<br />

Na afwegen van het monster en toevoeging van de nodige zuren dienen de<br />

destructievaatjes gesloten te worden met een deksel en vastgeschroefd met<br />

behulp van een momentsleutel. De vaatjes zijn uitgerust met een veersysteem<br />

waardoor de druk, indien deze te hoog oploopt, automatisch afgelaten wordt.<br />

Om de destructievaatjes te reinigen volstaat het om ze in de microgolfoven<br />

gedurende 5 min met enkele ml 14 M HNO3 bij een vermogen van 250 W te<br />

behandelen.<br />

12.6.1.2 Uitvoeren van de voorbehandeling<br />

De destructie wordt uitgevoerd in duplo.<br />

• Schud het flesje met het monster gedurende 5 minuten en laat het vijf<br />

minuten rusten. Deze handeling is nodig om een homogeen monster te<br />

bekomen.<br />

• Weeg 100 milligram monster nauwkeurig af in de destructievaatjes<br />

nummers 1 en 3.<br />

• Gebruik het destructievaatje nummer 5 als blanco.<br />

• Voeg 8 ml salpeterzuur 65% p.a. vanuit een beker en 2 ml<br />

waterstoffluoride 40% p.a. vanuit een teflon beker toe aan de drie vaatjes.<br />

• Vraag aan de assistent om de destructievaatjes te sluiten, in de<br />

microgolfoven te plaatsen en het programma te starten. Het volledige<br />

programma duurt 60 minuten (zie Tabel 1).<br />

p. 74/107


• Controleer regelmatig op de display of het vermogen rond de 500 W of<br />

p. 75/107<br />

minder is. Indien je zure dampen waarneemt moet je dit onmiddellijk<br />

melden aan de assistent, want dit is een aanwijzing dat er een<br />

destructievaatje lekt.<br />

• Verwittig de assistent wanneer het programma is afgelopen. Hij zal de<br />

destructievaatjes openen.<br />

• Breng de inhoud kwantitatief over in 100 ml polypropyleen<br />

maatkolven en leng aan met Milli-Q water.<br />

250<br />

200<br />

150<br />

100<br />

50<br />

0<br />

Tabel 1: microgolf programma<br />

Stap Tijd Vermogen Temperatuur<br />

1 5 minuten 500 W 20°C - 180 °C<br />

2 10 minuten 500 W 180 °C<br />

3 5 minuten 500 W 180 °C - 220 °C<br />

4 10 minuten 500 W 220 °C<br />

5 30 minuten 0 W afkoelen<br />

Temperatuurprogramma<br />

0 5 15 20 30


12.6.2 Bereiding van de standaarden<br />

• Vraag de assistent voor je start met de bereiding van je standaarden om<br />

het toestel aan te zetten. Dit geeft de holle kathodelamp van het toestel de<br />

tijd om op te warmen.<br />

• Bereid, volgens Tabel 2, een reeks standaarden met behulp van<br />

micropipetten en uitgaande van een 1000 ppm stockoplossing. Gebruik<br />

100 ml polypropyleen maatkolven en voeg 8 ml geconcentreerd<br />

salpeterzuur p.a. toe aan de standaarden.<br />

• Gebruik Milli-Q water om de standaarden aan te lengen.<br />

12.6.3 Meting<br />

Tabel 2<br />

Cr-Mn Co-Cu-Ni Pb<br />

Blanco 0,00 ppb 0,00 ppb 0,00 ppb<br />

Standaard 1 5,00 ppb 6,25 ppb 12,50 ppb<br />

Standaard 2 10,00 ppb 12,50 ppb 25,00 ppb<br />

Standaard 3 15,00 ppb 18,75 ppb 37,50 ppb<br />

Standaard 4 20,00 ppb 25,00 ppb 50,00 ppb<br />

Het atomiseringsproces bestaat uit een stapsgewijze thermische behandeling<br />

die in enkele fasen onderverdeeld kan worden. Eerst wordt 20 µl monster en<br />

eventueel matrix modifier(s) op het L’vov platform gebracht met behulp van<br />

de autosampler en vervolgens wordt het programma gestart. In de<br />

verdampingsfase wordt het water bij 140°C verdampt. Vervolgens wordt<br />

overgegaan naar de verassingfase, die zowat 1000°C onder de<br />

atomiseringstemperatuur ligt.<br />

In de atomiseringsfase wordt de grafietoven zeer snel tot de<br />

atomiseringstemperatuur verhit. Deze temperatuur wordt 5 tot 15 seconden<br />

aangehouden, afhankelijk van het element.<br />

p. 76/107


In de gloeifase tenslotte wordt de grafietoven verhit tot 2600°C om alle<br />

resterende onzuiverheden te verbranden.<br />

p. 77/107<br />

Tabel 3<br />

Stap Temperatuur Ramp tijd Tijd Ar debiet Meten<br />

Co Cr Cu Mn Ni Pb<br />

1 140 140 140 140 140 140 1 50 300<br />

2 1400 1300 1300 1400 1400 850 1 30 300<br />

3 20 20 20 20 20 20 1 15 300<br />

4 2500 2500 2500 2500 2700 1800 0 5 0 *<br />

5 2600 2600 2600 2600 2600 2600 1 5 300<br />

Er wordt een ijklijn opgesteld aan de hand van een blanco en ijkoplossingen.<br />

De zuurconcentratie van de standaardoplossingen dient in overeenstemming<br />

te zijn met deze van de monsteroplossingen (8 vol%).<br />

12.6.3.1 Verdunningen<br />

Enkele monsters zullen moeten verdund worden, zie tabel 4. Maak deze<br />

verdunning met behulp van micropipetten en polystyreen proefbuisjes.<br />

Gebruik de blanco standaard om aan te lengen.<br />

Tabel 4<br />

Co Cr Cu Mn Ni Pb<br />

SARM 18 1 1 1 2 1 1<br />

SARM 19 1 4 1 10 1 1<br />

SARM 20 1 4 1 5 1 1


12.6.3.2 Uitvoering van de meting<br />

• Vul een polystyreen cup met de oplossing en plaats deze in de “sample<br />

tray” volgens Tabel 5:<br />

Tabel 5<br />

Plaats Oplossing<br />

2 Blanco Standaard<br />

3 Standaard 1<br />

4 Standaard 2<br />

5 Standaard 3<br />

6 Standaard 4<br />

7 Blanco monster<br />

8 Monster 1<br />

9 Monster 2<br />

• Vul eventueel een cup met matrix modifier. Plaats de modifier op plaats 37<br />

van de sample tray. Indien je een tweede modifier nodig hebt, plaats je<br />

deze op plaats 38.<br />

Tabel 6<br />

Element Lamp current Energy<br />

Co 20 mA 49<br />

Cr 10 mA 57<br />

Cu 15 mA 60<br />

Mn 20 mA 45<br />

Ni 15 mA 45<br />

Pb 10 mA 49<br />

p. 78/107


• Klik in de drop menu op Windows/Align Lamps. Druk op het keyboard<br />

p. 79/107<br />

op F2. Vergelijk de energy waarde (blauw getal op het scherm) met Tabel<br />

6 en noteer de waarde voor je verslag. Verwittig de assistent indien de<br />

waarde met meer dan 2 eenheden verschilt. Sluit het Align lamps scherm<br />

door gelijk op Alt K op het keyboard te duwen.<br />

• Vul in het AS-60 Control scherm in de witte vakjes op location de plaats<br />

van de meest geconcentreerde standaard in (6) en eventueel de plaats van<br />

de matrix modifier(s). Vul juist onder de location het gebruikte volume in<br />

voor het monster (20) en de modifier(s). Bereken aan de hand van tabel 7<br />

en de gegevens op het matrix modifier flesje het volume nodig voor de<br />

modifier(s). Vul naast Repl(icate)s 5 in.<br />

Voorbeeld: Location: 6 37 38<br />

Volume (µl): 20 x y<br />

Repls: 5<br />

Tabel 7<br />

Co Cr Cu Mn Ni<br />

Golflengte 242.5 nm 357.9 nm 324.8 nm 279.5 nm 232.0 nm 283.3 nm<br />

Slit 0.20 nm 0.70 nm 0.70 nm 0.2 nm 0.20 nm 0.70 nm<br />

Integratie tijd 10 sec. 15 sec. 10 sec. 5 sec. 10 sec. 5 sec.<br />

Modifier 1 20 µg<br />

Mg(NO3)2<br />

- 20 µg<br />

Pd<br />

Modifier 2 - - 10 µg<br />

Mg(NO3)2<br />

20 µg<br />

Mg(NO3)2<br />

Pb<br />

- 200 µg<br />

NH4H2PO4<br />

- - 10 µg<br />

Mg(NO3)2<br />

• Klik op Run Special. Het programma zal nu 5 metingen uitvoeren van de<br />

hoogste standaard.


• Controleer de reproduceerbaarheid en de gevoeligheid op de print out na<br />

afloop van de metingen. Vraag advies aan de assistent. Herhaal eventueel<br />

de metingen.<br />

• Verander de location van 6 in 2. Verander repls van 5 in 2. Klik op Run<br />

Special. Het programma zal nu 2 metingen uitvoeren van de blanco<br />

standaard. Dit is nodig om zeker te zijn dat alle sporen van de vorige<br />

metingen uit het grafietbuisje verwijderd zijn.<br />

• Indien de blanco reproduceerbaar en laag is kan men nu een ijklijn<br />

opstellen.<br />

• Klik op Run Special. Het programma zal nu 2 metingen uitvoeren van de<br />

blanco standaard. Na afloop van het programma klik je in de dropmenu<br />

op Calibration / Autozero.<br />

• Verander de location van 2 in 3. Klik op Run Special. Het programma zal<br />

nu 2 metingen uitvoeren van standaard 1. Na afloop klik je op de<br />

dropmenu Calibration / S1.<br />

• Herhaal de laatste stap voor alle standaarden. Klik op de gepaste<br />

Calibration / Sx. Wanneer alle standaarden zijn gemeten, bekom je een<br />

ijklijn in de Display Calibration scherm. Vraag advies aan de assistent.<br />

• Verander de location van 6 in 7. Klik op Run Special. Het programma zal<br />

nu 2 metingen uitvoeren van het blanco monster.<br />

• Verander de location van 7 in 8. Klik op Run Special. Het programma zal<br />

nu 2 metingen uitvoeren van monster 1.<br />

• Verander de location van 8 in 9. Klik op Run Special. Het programma zal<br />

nu 2 metingen uitvoeren van monster 2. Vraag advies aan de assistent na<br />

het meten van de monsters.<br />

• Reinig al je glaswerk met Milli-Q water en vul de maatkolven terug met<br />

10% salpeterzuur uit de voorraadfles.<br />

p. 80/107


12.7 Berekeningen<br />

Op de printout van je metingen vind je de waarde voor zowel Peak Area als<br />

in Peak Height voor de individuele metingen. De waarden voor Peak Height<br />

zijn niet belangrijk aangezien de ijkijn wordt opgesteld met de waarden van<br />

Peak Area. Verder vind je de concentratie voor de individuele metingen en<br />

het gemiddelde met de reproduceerbaarheid.<br />

Bereken de concentratie van het te bepalen element in de steenkool in µg/g.<br />

Hou rekening met je gemeten blanco waarde.<br />

12.8 Verslag<br />

Vermeld in je verslag de meetparameters, waaronder de uitgezonden energie<br />

van de holle kathode lamp en de individuele meetresultaten voor peak area<br />

zowel voor de standaarden, blanco’s en monsters.<br />

Bereken de reproduceerbaarheid voor iedere gemeten oplossing.<br />

Bereken de correlatie coëfficiënt voor de ijklijn.<br />

12.9 Veiligheid<br />

• Vele metaalzouten zijn zeer toxisch.<br />

• Voor alle handelingen uit in een trekkast, in het bijzonder de handelingen<br />

p. 81/107<br />

met de destructievaatjes.<br />

• Het dragen van handschoenen en een veiligheidsbril wordt ten sterkste<br />

aangeraden.


Deel D. Chromatografische technieken<br />

13 Ionenchromatografie: bepaling van chloride, nitraat en<br />

sulfaat in drinkwater<br />

13.1 Basisprincipes<br />

Deze scheidingstechniek berust op de verdeling van ionen tussen een mobiele<br />

vloeibare fase en een stationaire vaste fase(cfr. HPLC); beide fazen zijn ionair.<br />

De belangrijkste vorm van IC is een combinatie van<br />

ionenuitwisselingschromatografie en geleidbaarheidsdetectie: 2 verschillende<br />

technieken worden gebruikt in de praktijk. Bij de “dual-column” techniek<br />

wordt de achtergrondsgeleidbaarheid chemisch (in een “suppressor colomn”)<br />

en elektronisch onderdrukt en dit in contrast met de “single-column” techniek<br />

(in deze proef) waar men gebruik maakt van ionenwisselaars met lage<br />

capaciteit om een lage achtergrondsgeleidbaarheid te verkrijgen. Deze kan<br />

direct elektronisch onderdrukt worden.<br />

Hoewel meerdere scheidingsprincipes mogelijk van toepassing zijn,<br />

waaronder ionen exclusie, ionpaar vorming en zelfs chelatie, wordt hier enkel<br />

de ionenuitwisseling besproken.<br />

13.1.1 De scheiding door ionenuitwisseling<br />

Een klein monstervolume wordt geïnjecteerd. De mobiele fase (het eluens)<br />

neemt het monster met zich mee doorheen de scheidingskolom; deze is<br />

gevuld met een hars dat moet zorgen voor een optimale scheiding en korte<br />

analysetijden. De harsen bestaan uit een inerte matrix (copolymeer van<br />

polystyreen en divinylbenzeen) waarop actieve uitwisselingsgroepen<br />

gebonden zijn. Voor anionenuitwisseling worden harsen gebruikt met<br />

kationische groepen (b.v. kwaternaire amines) als uitwisselingszijde, waarop<br />

anionische tegenionen (van het eluens) zitten die het hars elektrisch neutraal<br />

p. 82/107


houden en uitgewisseld worden met de anionen in het monster. Voor<br />

kationenanalyse is het omgekeerd.<br />

• het type van het hars<br />

p. 83/107<br />

b.v. anionenuitwisselingsreaktie (A - : sample anion; E - :<br />

eluent anion)<br />

• de straal van het te bepalen ion<br />

• de lading van het ion<br />

• de ionenconcentratie<br />

A 3<br />

− − +<br />

− +<br />

−<br />

+ E − NR3<br />

− hars ↔ A − NR − hars + E<br />

Afhankelijk van de affiniteit van de monsterionen voor<br />

het hars blijven zij langer (of minder lang) op de kolom<br />

zitten vooraleer de detector te bereiken (retentietijd).<br />

De retentietijd wordt o.a. bepaald door:<br />

• de concentratie en pH van de mobiele fase<br />

13.1.2 Chromatografische karakteristieken<br />

Een typische elutiecurve (signaal vs. tijd) of chromatogram is weergegeven in<br />

Fig. 1. De tijdparameters van de resulterende pieken karakteriseren het<br />

chromatogram. Voor uitleg over typische parameters (retentietijd,<br />

piekbreedten, injektiepiek, capaciteitsfactor, selectiviteit, plaatgetal, resolutie,<br />

assymmetriefaktor, tailing, …) wordt verwezen naar de cursus ‘Organische<br />

Scheikunde III, Scheidingsmethoden’.<br />

13.1.3 Geleidbaarheidsdetectie<br />

Conductometrie is gedefineerd als de mogelijkheid van elektrolietoplossingen<br />

om stroom te transporteren d.m.v. ionenmigratie in een elektrisch veld


aangelegd tussen 2 elektroden. Voor meer praktische uitleg wordt verwezen<br />

naar het praktikum “Aanvulling Klassieke Analytische Methoden”.<br />

In SCIC (single column ion chromatography) is het noodzakelijk dat de<br />

achtergrondsgeleidbaarheid afhankelijk is van de temperatuur dient de<br />

meetcel getheromostatiseerd te worden. De gevoeligheid van de<br />

geleidbaarheidsmetingen is gebaseerd op het verschil in equivalente ionaire<br />

geleidbaarheid tussen monsterionen en eluensionen, bijgevolg kunnen zowel<br />

positieve als negatieve pieken gedetecteerd worden. Voor anionbepalingen<br />

maakt met veelal gebruik van zouten van ftaalzuur of salicylzuur als eluens<br />

vermits hun anionen een zeer lage equivalentie ionaire geleidbaarheid<br />

hebben. Detectielimieten van 0.1 ppm voor anionen en 0.01 ppm voor<br />

kationen zijn haalbaar.<br />

Opmerking bij “ghost” pieken van Fig. 1.<br />

De oppervlakte van de solvent- of injektiepiek is gecorreleerd met de totale<br />

ionaire geleidbaarheid van het monster (o.a. het solvent waarin het monster is<br />

opgelost, de monster co-ionen en de bestanddelen die geen interaktie<br />

vertonen met de stationaire fase van de kolom).<br />

Een tweede “ghost” piek verschijnt aan het einde van het chromatogram, de<br />

‘systeempiek’; deze is het resultaat van een verstoring van het evenwicht in<br />

de kolom t.g.v. injektie van het monster en is o.a. afhankelijk van de<br />

samenstelling van het eluens, conc. van de onbekende, e.d..<br />

De elutie (en detectie) wordt altijd gestopt na het verschijnen van de<br />

systeempiek, anders is de kolom nog verontreinigd voor de volgende analyse.<br />

13.1.4 Evaluatie en calibratie<br />

Bij geleidbaarheidsmetingen is de oppervlakte onder de piek evenredig met<br />

de concentratie van het corresponderende bestanddeel. De dataverwerking<br />

gebeurt manueel of gewoonlijk door een integrator. De calibratie kan<br />

p. 84/107


gebeuren met een uitwendige standaard (of ijklijn), een inwendige standaard<br />

(of het definiëren van een gevoeligheidscoëfficient van het ene ion t.o.v. het<br />

andere) of door standaardadditie.<br />

In deze proef worden de resultaten geëvalueerd door een “2-punten”<br />

calibratie t.t.z. met een ijklijn gaande door 2 punten en bepaald door lineaire<br />

regressie. Een versie hierbij is dat het signaal van het te bepalen species tussen<br />

de signalen van de 2 calibratiestandaarden ligt vermits de calibratie slechts<br />

over een zeer beperkt concentratiegebied wordt uitgevoerd.<br />

13.2 Apparatuur<br />

De ionenchromatografie apparatuur omvat een HPLC pomp, een injektieloop,<br />

een afzonderlijk compartiment voor kolom en prekolom, een<br />

gethermostatiseerd gedeelte met de detector, de elektronica nodig voor de<br />

detectie van het meetsignaal en de integrator.<br />

13.2.1 De 697 IC pomp<br />

De 697 IC pomp is een seriële tweevoudige pistonpomp met minimale<br />

pulsatie. De pomp dient om het eluens continu over de scheidingskolom te<br />

sturen. De actuele data worden weergegeven op een display. Een boven- en<br />

onderlimiet voor de druk kan ingesteld worden; de pomp valt uit indien deze<br />

p. 85/107


limietwaarden overschreden worden. Een purgeerklep laat toe de lucht te<br />

verwijderen.<br />

Ontluchten van de pomp<br />

De purgeerklep wordt geopend door de knop volledig in<br />

tegenwijzerszin te draaien. Druk op de purgeerknop totdat zich geen<br />

lucht meer bevindt in de leiding tussen het eluensvat en de pomp. De<br />

purgeerklep terug sluiten.<br />

Praktische tips voor het eluens<br />

Voor de bereiding van het eluens en de standaarden maakt men gebruik<br />

van chemicaliën met minstens p.a. zuiverheid en ultrapuur water<br />

(MilliQ).<br />

Het eluens wordt eerst gefiltreerd door een 0.45 µm membraanfilter en<br />

ontgast.<br />

Voor hoge gevoeligheid wordt het eluens lichtjes geroerd.<br />

Monsters worden eveneens aan microfiltratie onderworpen.<br />

p. 86/107


13.2.2 De 690 IC met elektrisch bedienbare injektieloop<br />

p. 87/107<br />

1- Injektiesysteem<br />

Een ‘VALCO’ injektieloop – met een 100µl loop – is ingebouwd in de 690 IC<br />

en wordt elektrisch gestuurd. De schakelaar (34) wordt in de bovenste stand<br />

gebracht “Fill”. M.b.v. een spuit wordt er een hoeveelheid monsters door een<br />

filter (0.45 µm), die zich op positie 16 bevindt, ingespoten. Hierbij wordt de


injektieloop gevuld en gespoeld. Bij het omschakelen naar de “Inject”-<br />

toestand (schakelaar (34) onderste stand) wordt het monster met het eluens<br />

naar de kolom geleid; tergelijkertijd start automatisch de recorder/integrator.<br />

2- Kolommen<br />

In het IC toestel bevindt zich de “IC Anionen Kolom PRP-X100”. Deze wordt<br />

voorafgegaan door een prekolom ter bescherming van de PRP-X100.<br />

De kolom wordt bewaard in eluens (ftaalzur eluens) voor kleinere perioden<br />

(dagen) en in methanol/water (1:4) voor langere perioden (weken).<br />

3- Conditionering van het systeem<br />

Alvorens een monster kan worden ingespoten moet het ganse systeem (kolom<br />

en detector) geconditioneerd worden zodat een stabiele basislijn verkregen<br />

wordt (30 … 60 min).<br />

4- Instellen van bereik en gevoeligheid<br />

De ‘Range’ met (3) wordt zodanig gekozen dat de eluensgeleidbaarheid<br />

binnen het gekozen bereik valt.<br />

De ‘Sensitivity’ met (4) wordt zodanig gekozen dat de ‘Full Scale’ (2)<br />

overeenkomt met het werkingsbereik (t.t.z. variantie van geleidbaarheid van<br />

monsterionen vs. eluensionen).<br />

range<br />

full scale =<br />

sensitivity<br />

5- ‘Auto Zero’ funktie<br />

‘Auto Zero’ (6) is de term gebruikt om de automatische elektronische<br />

achtergrondscompensatie van het meetsignaal – t.t.z. de actueel gemeten<br />

geleidbaarheid wordt het nieuwe nulpunt van het werkingsgebied – te<br />

p. 88/107


eschrijven. Bij het branden van het rode lampje (8) ligt de gemeten waarde<br />

buiten het werkingsgebied of ‘Full Scale’.<br />

p. 89/107<br />

6- Thermostatisering<br />

Door activatie van schakelaar (10) wordt de temperatuur van de meetcel op 35<br />

± 0.01°C gebracht.<br />

13.3 De bepaling van nitraat, en sulfaat in een onbekende<br />

Bij gebruik van de PRP-X100 kolom is geen specifieke monstervoorbereiding nodig.<br />

Er wordt echter een aanzienlijke systeempiek verwacht, zodat monsters slechts om<br />

de 30 minuten kunnen ingespoten worden.<br />

13.3.1 Reagentia<br />

Monsters<br />

Onbekende (standaard 2-25 ppm), optioneel mineraal water ‘SPA’ en<br />

‘EVIAN’.<br />

Eluens voor de PRP-X100<br />

2 mM ftaalzuur in ultrapuur water/aceton 90:10. De pH wordt op 0.5<br />

gebracht met NaOH. Als volgt te bereiden in 2 stappen:<br />

Geconcentreerde oplossing<br />

Voeg 3.32g ftaalzuur, 2 ml NaOH 30% en 10 ml aceton toe aan 950 ml<br />

ultrapuur water. Na het oplossen (roeren) wordt de pH op 4.5 gebracht<br />

met 1 M NaOH; leng dan aan tot 1L. Bewaar in een plastieken fles voor<br />

alle groepen.<br />

Gebruiksklaar eluens<br />

100 ml geconcentreerde oplossing wordt gemengd met 100 ml aceton en<br />

aangelengd tot 1 L met ultrazuiver water. De pH van deze oplossing is


nu exact 5.0 Filtreer de oplossing door een 0.45 µm membraanfilter en<br />

ontgas.<br />

Standaarden<br />

van NO3 - en SO4 2- uitgaande van hun Na of K zouten in ultrapuur water.<br />

2 standaarden worden gemaakt die elk van de elementen bevatten in een<br />

concentratie hetzij hoger, hetzij lager dan de onbekenden.<br />

13.3.2 Te volgen werkwijze<br />

Voorbereidend werk<br />

1) Hoofdschakelaar van pomp, IC en integrator aan.<br />

2) Plaats opvangbekers bij pomp, IC (15) en uiteinde van de capillair<br />

afkomstig van de detector.<br />

3) Vervang de microfilter op de IC (16)<br />

4) Bereid het eluens<br />

5) Microfiltratie en ontgassing van het eluens<br />

6) Roer het eluens in de voorraaderlenmeyer; breng de filter erin en dek af<br />

met A1-papier<br />

7) Ontlucht de pomp zoals beschreven in paragraaf 2.1.<br />

8) Stel de ‘flow rate’ in op de pomp: 2.00 mL/min<br />

9) Stel de druklimieten in op de pomp:<br />

Pressure min: 0.5 Mpa (5 bar)<br />

Pressure max: 10.0 Mpa (100 bar)<br />

10) Start het pompen van eluens door het systeem: pomp R/S (23)<br />

11) Instellen van waarden op de 690 IC:<br />

Range: tot 200 µS/cm<br />

Sensitivity: 50<br />

Full Scale: 4 µS/cm<br />

Thermostat: on<br />

Damping: 0<br />

12) Conditionering van het systeem (pompen van eluens) tot een stabiele<br />

achtergrond bereikt is; de druk is nu rond de 7.0 Mpa (70 bar).<br />

p. 90/107


<strong>Analyse</strong> en evaluatie<br />

13) Is de conditionering volbracht, trigger dan ‘Auto Zero’<br />

14) Programmeer de integrator voor de opname van het chromatogram van<br />

p. 91/107<br />

de eerste standaard en dit volgens paragraaf 2.3.<br />

15) Injectieklep (34) op positie ‘Fill’<br />

16) Spoel en vul de loop met een syringe<br />

17) Zet injektieklep (34) op positie ‘Inject’. De scheiding kan nu beginnen;<br />

automatisch start de integrator<br />

18) Het stoppen van de analyse na het verschijnen van de systeempiek: druk<br />

op ‘STOP’ op de integrator<br />

19) Evalueer nu het eerste chromatogram zoals beschreven in paragraaf 2.3.<br />

20) Maak de integrator klaar voor de analyse van de 2de standaard<br />

21) Herhaal punten 15 t.e.m. 18 voor de 2de standaard<br />

22) Evalueer nu het tweede chromatograaf en maak de integrator klaar voor<br />

de analyse van de eerste onbekende<br />

23) Herhaal punten 15 t.e.m. 18 voor de te analyzeren oplossing<br />

24) Geef de concentraties in ppm van C - , NO3 - en SO4 2- in de te analyzeren<br />

oplossingen<br />

25) Indien U over meerdere onbekenden beschikt, herhaal dan telkens<br />

punten 22 deel II, 23 en 24<br />

26) Na het beëindigen van alle analysen:<br />

Opmerking:<br />

Thermostaat IC: off<br />

Pomp R/S: off<br />

Roeren: off<br />

Pomp: off<br />

Integrator mag blijven opstaan<br />

Ledig de opvang-erlenmeyers. Gedurende de middagpauze wordt er eluens<br />

verder door het systeem gepompt.


13.4 Verslag<br />

Het verslag omvat in hoofdzaak de chromatogrammen verkregen door de<br />

recorder. U dient de evaluatie van de chromatogrammen en de door u<br />

gevolgde werkwijze in detail te bespreken.<br />

Alhoewel de integrator in staat is om het oppervlak van elke piek te bepalen<br />

en weer te geven, en zelfs het resultaat indien de concentraties van de<br />

standaarden wordt opgegeven, dient u de gegevensverwerking te baseren op<br />

zowel de oppervlaktebepaling (hoogte x breedte op halve hoogte, evt. gewicht<br />

van het papier onder de curve) als op de hoogte van de betreffende pieken.<br />

p. 92/107


14 Berekeningen met ijklijnen<br />

p. 93/107<br />

Deel E. Addenda<br />

Een ijklijn geeft een lineair verband tussen de concentratie en de gemeten<br />

grootheid, en dit voor een klein concentratie gebied. Op basis van de ijklijn is<br />

het mogelijk om met een gemeten waarde de concentratie te berekenen.<br />

14.1 In Excel<br />

Aan de hand van een voorbeeld, wordt in deze tekst het gebruik van Excel<br />

aangewend voor de berekening van de concentratie. En hierbij staat één<br />

vergelijking centraal: die van de rechte<br />

y = a ⋅ x + b<br />

In onderstaand voorbeeld vinden we een voorbeeld terug waarbij de<br />

absorbantie van chroomionen bij drie golflengten werd gemeten voor 5<br />

ijkstalen.<br />

absorbantie<br />

0.900<br />

0.800<br />

0.700<br />

0.600<br />

0.500<br />

0.400<br />

0.300<br />

0.200<br />

0.100<br />

0.000<br />

0 0.01 0.02 0.03 0.04 0.05 0.06<br />

concentratie (mol/liter)<br />

Nu willen we de concentratie van een onbekende berekenen aan de hand van<br />

onze ijklijn. Hiervoor hebben we een aantal mogelijkheden in Excel tot onze<br />

beschikking.


1. Het eenvoudigste is wellicht de add trendline functie in het grafiek-<br />

werkblad. Hierbij kunnen enkele optionele parameters aangevinkt<br />

worden: laat de rechte door de oorsprong lopen en geef de vergelijking<br />

van de rechte weer. Op deze manier kunnen we de regressie coëfficiënten<br />

a en b aflezen.<br />

2. Een tweede manier bestaat erin een aantal ingebouwde functies te<br />

gebruiken voor de bepaling van a en b. Deze functies zijn:<br />

=slope(y-range,x-range) bepaling van de helling, d.i. a<br />

=intercept(y-range,x-range) bepaling van afgesneden stuk op de y-as,<br />

d.i. b<br />

=linest(y,x,0,false) bepaling van de helling voor een rechte door<br />

de oorsprong<br />

Deze laatste manier verdient de voorkeur omdat daar een exacte numerieke<br />

waarde berekend word en in een cel geplaatst, waardoor verdere verwerking<br />

eenvoudiger en typfouten vermeden wordt.<br />

Afhankelijk van een ijklijn die door de oorsprong loopt of niet, kan de<br />

concentratie berekend worden als<br />

y<br />

x =<br />

a'<br />

( y − b)<br />

x =<br />

a<br />

In een werkblad kan je de resultaten als volgt verifiëren:<br />

p. 94/107


Dit zijn de originele meet<br />

gegevens<br />

p. 95/107<br />

Bereken a, b en a’.<br />

=SLOPE(B4:B8,A4:A8)<br />

=INTERCEPT(B4:B8,A4:A8)<br />

=LINEST(B4:B8,A4:A8,0,FALS<br />

E)<br />

Bereken de fit voor een<br />

rechte, met gekende rico en<br />

afgesneden stuk. (cel c3<br />

resp. d3)<br />

=$B$11*A3+$B$12<br />

=A3*$B$14<br />

Maak op basis van bovenstaande gegevens een grafiek, waarbij de<br />

meetpunten als punten of kruisjes worden weergegeven en de ijklijn als een<br />

rechte. Dan zie je de volgende grafiek verschijnen.<br />

absorbantie<br />

1<br />

0.9<br />

0.8<br />

0.7<br />

0.6<br />

0.5<br />

0.4<br />

0.3<br />

0.2<br />

0.1<br />

0<br />

0 0.01 0.02 0.03 0.04 0.05 0.06<br />

concentratie (mol/l)


15 Labovaardigheden<br />

15.1 Water<br />

In het labo worden er drie soorten water gebruikt, namelijk:<br />

• Leidingwater<br />

• Gedistilleerd water of gedeïoniseerd water<br />

• Dubbel gedistilleerd water of dubbel gedeïoniseerd water<br />

Leidingwater: wordt gebruikt voor de bereiding van gedeïoniseerd water en<br />

voor het schoonmaken van zeer vuil glaswerk.<br />

Gedistilleerd water: vroeger werd water voor het labo eenmaal gedistilleerd.<br />

Tegenwoordig wordt dit soort water bereid door leidingwater door een<br />

ionenwisselaar te laten lopen. Het resultaat wordt gedeïoniseerd of<br />

gedemineraliseerd water genoemd, bv. Seradest water. (Seradest is een<br />

merknaam van een ionenuitwisselaar)<br />

Ionaire verbindingen kunnen ook uit leidingwater worden verwijderd aan de<br />

hand van een semi-permeabele membraan. Dit wordt osmose water genoemd.<br />

Dit soort water kan gebruikt worden voor het reinigen van glaswerk en voor<br />

bepalingen op ppm niveau.<br />

Dubbel gedistilleerd water (bidest): vroeger werd dit water bereid door<br />

gedistilleerd water opnieuw te distilleren in een kwartstoestel. Tegenwoordig<br />

bereidt men het equivalent van bidest door osmose water door een<br />

ionenwisselaar te laten lopen (bv. Milli-Q water). Dit soort water wordt<br />

gebruikt bij bepalingen op ppb niveau of lager.<br />

p. 96/107


15.2 Reinigen van glaswerk<br />

In een anorganisch analytisch labo zou glaswerk nooit mogen gespoeld<br />

worden met leidingwater, tenzij het glaswerk zeer vuil is.<br />

Indien bijvoorbeeld een maatkolf een oplossing van 10 ppm natrium bevatte,<br />

heeft het geen zin om deze maatkolf te gaan spoelen met leidingwater dat 100<br />

ppm natrium bevat. Spoel daarom glaswerk steeds driemaal uit met kleine<br />

hoeveelheden gedeïoniseerd water of indien nodig met Milli-Q water. Indien<br />

het glaswerk droog moet zijn, om bijvoorbeeld af te wegen, kan men deze<br />

naspoelen met een kleine hoeveelheid aceton (pro analyse) en vervolgens<br />

voor enige tijd in de oven te plaatsen.<br />

15.3 Chemicaliën afwegen<br />

Weeg chemicaliën, die men wil oplossen, steeds af in een beker. Een veel<br />

voorkomende fout is het afwegen van een product in een maatkolf. Als je dit<br />

doet stelt er zich een groot probleem indien het afgewogen product niet wil<br />

oplossen op kamertemperatuur. Immers, opwarmen van de vloeistof in de<br />

maatkolf is niet toegestaan ! Het is dus beter de chemicaliën eerst af te wegen<br />

in een beker, ze op daarin op te lossen (ev. met verwarmen om het oplossen te<br />

vergemakkelijken) en pas daarna de afgekoelde oplossing kwantitatief over te<br />

brengen in een maatkolf en aan te lengen.<br />

Ook het gebruik van papier om een product op af te wegen is niet aan te<br />

bevelen, tenzij men het papier achteraf terug weegt.<br />

p. 97/107


15.3.1 Soorten balansen<br />

• De bovenweger<br />

Gebruik een bovenweger enkel om<br />

reagentia af te wegen.<br />

• De analytische balans<br />

Gebruik een analytische balans om een<br />

monster af te wegen of voor de bereiding<br />

van een stockoplossing.<br />

Controleer of de balans waterpas staat,<br />

verwittig de assistent indien dit niet het<br />

geval is.<br />

Het is niet de bedoeling de balans te verschuiven of te draaien.<br />

Sluit de deur van de balans tijdens het afwegen.<br />

Vergeet het gewicht niet te noteren.<br />

Reinig de balans en omgeving na gebruik, indien nodig. Een balans is een<br />

precisietoestel, chemische producten kunnen het toestellen aantasten.<br />

Bovendien zijn gemorste producten een gevaar voor je collega’s.<br />

p. 98/107


15.4 Transport van een gekende volume vloeistof<br />

Om een gekend volume vloeistof over te brengen heb je een beker, een<br />

maatcilinder, een glazen pipet en een semi-automatische pipet tot je<br />

beschikking.<br />

• Beker<br />

p. 99/107<br />

Bekers en ook erlenmeyers worden gebruikt voor reacties, oplossen en<br />

transport. De aangebrachte volumes zijn slechts benaderend en<br />

onnauwkeurig (fout 5%). Gebruik dus een beker niet om volumes te meten<br />

tenzij het volume niet belangrijk is.<br />

• Maatcylinder<br />

Maatcylinders zijn voldoende nauwkeurig met een fout van ongeveer 1%.<br />

Gebruik een maatcylinder voor het toevoegen van reagentia.<br />

• Glazen pipet<br />

Er zijn glazen verdeelpipetten en volumetrische pipetten in vele<br />

inhoudsmaten beschikbaar.<br />

Glazen verdeelpipetten hebben een schaalverdeling, waardoor het<br />

mogelijk is meerdere volumina af te meten. Ze zijn echter minder<br />

nauwkeurig dan de volumetrische pipetten, ook volpipet genoemd.<br />

Volpipetten zijn geschikt voor de bereiding van standaarden en<br />

verdunningen van monsters.


15.5 Gebruik van volumetrische pipetten<br />

Een volumetrische pipet gebruikt men als volgt:<br />

1. Men monteert allereerst een veiligheidspeer op de pipet. Zuig nooit met<br />

de mond aan een pipet!!!<br />

2. Vlak boven het dikke gedeelte van de pipet is een maatstreep aangebracht;<br />

men zuigt zoveel vloeistof op dat het niveau boven deze maatstreep<br />

uitkomt.<br />

3. Daarna haalt men de punt van de pipet uit de op te zuigen vloeistof, veegt<br />

deze schoon met een droog vloeipapiertje en houdt de punt onder een<br />

hoek van 45 graden tegen de droge zijwand van het glazen vat.<br />

4. Men laat nu heel langzaam wat vloeistof uitlopen totdat de onderzijde van<br />

de meniscus precies gelijk staat met de maatstreep.<br />

5. Nu neemt men het vat weg en plaatst de punt van de pipet tegen de droge<br />

zijwand van het vat waarin de oplossing moet worden uitgemeten. Laat<br />

de vloeistof langzaam uit de pipet lopen.<br />

6. Zonder schudden neemt men enkele seconden na het uitlopen de pipet<br />

weg.<br />

p. 100/107


15.6 Semi-automatische pipetten<br />

Deze soort pipetten zijn zeer geschikt voor het pipetteren van kleine volumes<br />

(< 1 ml) en kunnen dan ook gebruikt worden voor de bereiding van<br />

standaarden en verdunningen van monsters, evenals voor het toevoegen van<br />

kleine volumes reagentia. Het is echter zeer belangrijk om deze pipetten juist<br />

te gebruiken.<br />

Er zijn drie soorten semi-automatische pipetten in gebruik:<br />

• Eén voor een volume van 5 tot 20 µl, te gebruiken met de gele tips.<br />

• Eén voor een volume van 40 tot 200 µl, te gebruiken met de gele tips.<br />

• Eén voor een volume van 200 tot 1000 µl, te gebruiken met de blauwe<br />

p. 101/107<br />

tips.<br />

In tegenstelling met volpipetten moet men semi-automatische pipetten<br />

regelmatig controleren en kalibreren. Controleer je pipet bij het begin van je<br />

experiment om pipetteerfouten te vermijden. Verwittig de assistent indien de<br />

pipet niet nauwkeurig of reproduceerbaar is.<br />

Controle procedure<br />

• Weeg een leeg afgesloten recipiënt op een analytische balans.<br />

• Stel je pipet in op het aangegeven volume (zie tabel).<br />

• Pipetteer een volume gedistilleerd water in het recipiënt en weeg het.<br />

• Herhaal viermaal.<br />

• Bereken het gemiddeld volume en de reproduceerbaarheid.<br />

• Het berekende volume kan eventueel gecorrigeerd worden voor de<br />

temperatuur van het water voor een zeer juiste ijking.<br />

Dichtheid van water<br />

18 ºC: 0.9985986 20 ºC: 0.9982071 25 ºC: 0.9970479


Pipet Instelling Nauwkeurigheid Reproduceerbaarheid<br />

5 - 40 µl 10 µl 9,8 – 10,2 µl < 2 %<br />

40 – 200 µl 70 µl 69,4 – 70,6 µl < 2 %<br />

200 – 1000 µl 300 µl 298 – 302 µl < 2 %<br />

Veel voorkomende fouten met semi-automatische pipetten:<br />

• Een tip nemen uit de zak met je hand. Hiermee contamineer je niet alleen<br />

de tip maar ook de andere tips in de zak. Ga daarom met de punt van de<br />

pipet in de plastiek zak en duw een tip op de pipet in de zak. Sluit<br />

zorgvuldig het pak met de tips na gebruik.<br />

• Een pipet met vloeistof in de punt neerleggen of met de punt naar omhoog<br />

houden. Wanneer je een vloeistof hebt opgezogen moet je die ook<br />

onmiddellijk terug pipetteren.<br />

• Vloeistof opzuigen tot voorbij de tip. Laat de knop nooit hortend los. Er<br />

•<br />

mag nooit vloeistof opgezogen worden in de pipet zelf. Indien dit toch<br />

gebeurt moet je de assistent verwittigen.<br />

Handleiding semi-automatische pipetten<br />

Het volume wordt ingesteld met de verstelbare knop<br />

boven aan de pipet (zie figuur 3). Om het volume te<br />

verhogen draai de knop tegen wijzerzin. Om het<br />

volume te verlagen in wijzerzin. Ga niet verder dan<br />

het volumegebied van de pipet.<br />

Steek de juiste tip op de pipet. Om contaminatie van de tip te vermijden mag<br />

je de tip NIET aanraken met je vingers.<br />

Figuur 3: Instellen van het volume.<br />

p. 102/107


Pipetteren van een volume<br />

Figuur 4: Het pipetteren.<br />

Duw de knop tot de eerste stop.<br />

1. Steek de punt van de tip ongeveer 1 cm diep in de vloeistof.<br />

2. Zuig de vloeistof op door de knop langzaam los te laten.<br />

3. Ga nu met het opgezogen volume naar de recipiënt.<br />

4. Pipetteer de vloeistof door de knop langzaam naar de eerste stop te<br />

duwen. Wacht een seconde en duw de knop verder naar beneden naar de<br />

tweede stop. Er mag geen vloeistof achterblijven.<br />

5. Verwijder de tip alvorens een nieuw volume te pipetteren.<br />

Oefen deze werkwijze met gedistilleerd water alvorens je oplossingen gaat<br />

bereiden.<br />

p. 103/107


16 Veiligheid in het laboratorium<br />

Iedereen is verantwoordelijk!<br />

Een gebrek aan voorbereiding is een<br />

gevaar voor de veiligheid in het labo.<br />

Iemand dit onvoldoende voorbereid in het practicum arriveert<br />

zal onzeker zijn, tijd verliezen<br />

en een grotere kans maken om vergissingen te begaan.<br />

Bij het begin van ieder practicum heb je de kans<br />

om vragen te stellen aan de docent(en) ,<br />

assistent(en) en labo verantwoordelijken<br />

over de proeven die op het programma staan.<br />

Aarzel niet hiervan gebruik te maken.<br />

Luister aandachtig naar de mondelinge instructies van de<br />

assistent(en)/docent(en).<br />

Zij zijn mede verantwoordelijk voor jullie veiligheid; in de eerste<br />

plaats zijn jullie echter zelf verantwoordelijk !<br />

p. 104/107


• Draag steeds een veiligheidheidsbril in het labo<br />

• Het dragen van contactlenzen is in het labo niet aan te raden<br />

p. 105/107<br />

• Het is bijna onmogelijk om contactlenzen te verwijderen nadat<br />

er chemische producten in de ogen zijn gekomen.<br />

• Chemische producten die onder contactlenzen zijn gekomen<br />

zullen het oog meer beschadigen dan onder normale<br />

omstandigheden.<br />

• De kunststoffen gebruikt voor contactlenzen zijn doorlaatbaar<br />

voor chemische dampen en kunnen irritatie veroorzaken.<br />

• Lang haar is gevaarlijk in het labo<br />

• Bind lang haar bijeen.<br />

• Draag praktische kledij in het labo en een labojas<br />

• Draag geen dure kledij. spatten van zuren maken lelijke gaten of<br />

verkleuren de stof.<br />

• Draag geen loshangende kledij.<br />

• Sandalen en korte broeken zijn niet aangeraden in het labo.<br />

• Ringen, horloges en juwelen zijn gevaarlijk in het labo<br />

• Corrosieve en irriterende stoffen kunnen onder ringen en<br />

horloges komen en irritatie veroorzaken.<br />

• Los hangende juwelen kunnen in een toestel terechtkomen en<br />

een ongeval veroorzaken.<br />

• Ringen kunnen vast komen te zitten achter roterende<br />

onderdelen van een toestel en een ongeval veroorzaken.


• Was je handen na het verlaten van het labo en voor je iets eet, drinkt<br />

of rookt<br />

• Je handen wassen moet een automatisme worden indien ze in<br />

contact zijn gekomen met chemische producten. Zelfs het<br />

aanraken van een fles met een giftig product moet reeds<br />

voldoende zijn om je handen te wassen.<br />

• Eten, drinken en roken zijn verboden in het labo<br />

• Zuig geen vloeistoffen op in een pipet met de mond, maar gebruik<br />

een veiligheidspeer<br />

• Verwittig de assistent onmiddellijk als er een ongeval is gebeurd<br />

• Weet de brandblussers staan en hoe ze te gebruiken<br />

• Een brandende beker of fles doof je niet met een brandblusser<br />

omdat de kracht van de blusser de beker of fles van de labotafel<br />

kan blazen. Bedek de brandende beker of fles met een<br />

onbrandbaar voorwerp zoals een horlogeglas of een natte doek.<br />

• Loop niet weg als je kleren in brand staan, maar rol je over de<br />

grond om de vlammen te doven. Gebruik een branddeken of<br />

een douche om het vuur te doven bij een collega.<br />

• Laat gedurende minstens 15 minuten water stromen over een<br />

verbrande huid en verwittig de assistent.<br />

• Breng nooit overtollige vaste of vloeibare producten terug in de<br />

originele fles<br />

• Hou je werkruimte proper<br />

• De meest voorkomende incidenten in een laboratorium ontstaan<br />

door het morsen van chemicaliën. Alle gemorste producten<br />

worden onmiddellijk opgeruimd, zowel op de werktafel als de<br />

p. 106/107


p. 107/107<br />

werkvloer. Kleine hoeveelheden kunnen opgeruimd worden<br />

met papier. Zuren en basen kan men best eerst verdunnen met<br />

water. Indien grote hoeveelheden gemorst worden, bijvoorbeeld<br />

door het breken van een fles, moet onmiddellijk een assistent<br />

verwittigd worden.<br />

• Hou de werkvloer vrij van glas, vloeistoffen en boekentassen<br />

• Ruim gebroken glas onmiddellijk op. Gebruik een borstel.<br />

• Sluit alle recipiënten na gebruik en zet ze terug op hun plaats<br />

• Voeg steeds zuren toe aan water, wees zeer voorzichtig bij<br />

verdunning van geconcentreerd zwavelzuur<br />

• Zet gasflessen steeds vast en draai ze slechts een halve slag open<br />

en tenslotte:<br />

• Draai een gasfles slechts open tot er voldoende druk ontstaat in<br />

de ontspanner. In geval van nood duurt het veel langer om een<br />

volledig geopende gasfles dicht te draaien.<br />

• Het practicum is geen speelplaats !<br />

• Gedraag je zoals het hoort in een omgeving waar (gevaarlijke,<br />

bijtende, irriterende, brandbare, ...) chemische producten<br />

aanwezig zijn in breekbare recipiënten.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!