Full text - Igitur - Universiteit Utrecht
Full text - Igitur - Universiteit Utrecht
Full text - Igitur - Universiteit Utrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
epertoirekeus die aan moest haken op de toneelontwikkelingen van die tijd en die<br />
maatschappelijk herkenbaar en relevant diende te zijn. 88 Het Publiekstheater was een feit.<br />
In 1975 speelde het Publiekstheater Gijsbrecht van Amstel onder regie van René Lobo en<br />
met een tekstbewerking door Guus Rekers. In hoofdstuk 5 wordt deze productie besproken.<br />
De jaren tachtig<br />
Begin jaren tachtig werden Brechts dramaturgische opvattingen en het geëngageerd toneel<br />
weer verlaten en vond er een herwaardering van de rol van de auteur en de theatrale tekst<br />
plaats.<br />
De opkomende postmoderne kunstbeschouwing zorgde ervoor dat de jaren tachtig en<br />
negentig gekenmerkt werden door een eclectisch geheel aan stijlen en een grote diversiteit<br />
aan ontwikkelingen. Hierin probeerde Het Publiekstheater, onder leiding van Hans Croiset,<br />
kwaliteit en stabiele voortzetting te brengen, door enerzijds klassieken in een nieuw jasje te<br />
steken en anderzijds hedendaagse schrijvers op te voeren.<br />
Langzamerhand verdween de exclusiviteit van het klassieke repertoire toen de vele<br />
kleinere, op vernieuwing gerichte gezelschappen het eveneens in hun repertoire opnamen<br />
en op hetzelfde moment grote gezelschappen als het RO Theater (Rotterdam), Het<br />
Nationale Toneel (Den Haag) en Toneelgroep Amsterdam het experiment in de<br />
schouwburg introduceerden. 89<br />
Door de integratie van verschillende kunstdisciplines kon een theatervoorstelling in de<br />
jaren tachtig zich overal afspelen. Theatermakers gingen op zoek naar locaties die van<br />
oorsprong niets met theater te maken hadden. Deze keuze voor een specifieke locatie werd<br />
op zichzelf al een decor. De functie van het publiek speelde vaak een rol bij zo’n keuze. De<br />
nieuwe ruimte maakte de toeschouwer tot participant. 90<br />
In 1981 is de restauratie van de Nieuwe Kerk in Amsterdam voltooid. Briels vond dit een<br />
aanleiding om Gysbreght van Aemstel op te voeren. De voorstellingen zijn wederom<br />
gebaseerd op Briels’ versie uit 1942. De voorstellingen in de Nieuwe Kerk worden dermate<br />
goed bezocht dat wellicht alleen daarom Carel Briels de kans krijgt om de productie met<br />
vrijwel dezelfde acteurs te prolongeren; op 1 januari 1982 is Gysbreght van Aemstel terug in<br />
de Stadsschouwburg. De voorstellingen zijn uitverkocht, maar de kritieken zijn vernietigend.<br />
Bantzinger heeft het beeldmateriaal van deze voorstelling bij het TIN bekeken. Haar verslag:<br />
Het toneelbeeld geeft een povere indruk met een bordkartonnen koorhek dat het<br />
origineel uit de Nieuwe Kerk moet voorstellen. De inmiddels 72-jarige Johan<br />
Schmitz (die voor de laatste keer Gysbreght speelt) spreekt Vondels verzen fraai<br />
uit, evenals de andere acteurs overigens. De voorstelling is echter uitermate<br />
statisch en toont nauwelijks enige interactie tussen de personages. De reien, in<br />
koor uitgesproken door een tiental <strong>Utrecht</strong>se studentes zijn ronduit belachelijk. De<br />
zaal is dan ook hoorbaar rumoerig. Het moet een hele zit geweest zijn, want het<br />
stuk werd zonder pauze gespeeld. De enige modernisering die Briels toestaat is in<br />
de ‘Kloris-en-Roosje’-epiloog, waarin Thomasvaer en Pieternel omringd worden<br />
door een discoballet van Penny de Jager. 91<br />
88<br />
http://nl.wikipedia.org/wiki/Publiekstheater<br />
89<br />
http://www.nieuwlevenzaandam.nl/index_bestanden/geschiedenis2.htm<br />
90<br />
Jong. De J., Onderzoek naar de ontwikkeling van het ruimtegebruik in de theatrale enscenering van Griekse tragedies in<br />
Nederland tussen 1891 en 2003. <strong>Utrecht</strong>: 2006<br />
91<br />
Bantzinger. A., Gijsbrecht is dood…Leve Gijsbrecht! Een onderzoek naar Gijsbrecht van Aemstel na 1968. Doctoraalscriptie<br />
Theaterwetenschap. Amsterdam: 1989. p. 33-34