31.07.2013 Views

Lava 13.34 - binnenwerk.indd - CWI

Lava 13.34 - binnenwerk.indd - CWI

Lava 13.34 - binnenwerk.indd - CWI

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Ik herinner me: de titel van een boek En toen moest ik mijn<br />

broertje doodbijten. Zou ik dat kunnen als ik een broertje<br />

had?Ik herinner me de gebogen, strompelende, vernederde,<br />

geslagen, verminkte kinderen uit het leger des doods. En wie is<br />

er nu gestorven? Terwijl de zon stralend om ze heen zingt en zij<br />

zich oprichten naar het licht, houden hun beschaamde, voor<br />

eeuwig gebrandmerkte broeders zich staande in de zwarte<br />

strijd. Rood striemend, met modder en bloedzuigers in hun<br />

wonden. Kindsoldaten.<br />

Buiten draait de zon verder en binnen valt de schemering.<br />

Papa eet cashewnootjes in de keuken. Hij gooit ze in de lucht<br />

en vangt ze in zijn mond. Ik stel me voor hoe een nootje<br />

doorschiet. Plok, zo zijn keel in. En dan? Boven kucht oma en<br />

de vloer kraakt terwijl zij zich vloekend omdraait, de sussende<br />

stem van de dokter resoneert donker onder haar hoge<br />

kwaadheid. Papa springt van het aanrecht. Mama zwijgt liefdevol<br />

en ze glimlacht echt en in niets herken ik de ergernis<br />

die ik voel als hij zich zwijgend voegt naar elk woord dat oma<br />

uit. En ben ik als hem? Ik zal nooit weten of ik als man nog<br />

iedere letter opzuig die uit mama’s mond komt, alsof ze kostbare<br />

parels spuugt.<br />

Ik werd twaalf jaar en mama huilde op mijn verjaardag. Oma<br />

schudde haar hoofd. Ik kreeg een computer en de nieuwste<br />

versie van de Encyclopedie van de Wereld. We aten pizza met<br />

ansjovis op de binnenplaats, in een mager lentezonnetje.<br />

Oma en ik op de grote rieten stoelen onder roodblauw<br />

geblokte dekens en we merkten pas dat oma bewusteloos was<br />

toen ik haar tegen haar schouder duwde en zij zonder een<br />

zucht te slaken onder de tafel gleed. Als een paspop met stijf<br />

gestrekte benen. In het ziekenhuis verdween papa in de witte<br />

muur en mama duwde mij door de eindeloze gangen en<br />

moest keer op keer uitleggen dat niet ik de patiënt was. Ik<br />

kon niet naar oma kijken. Mama aaide haar over haar grijze<br />

haren en mompelde lieve woordjes. Papa’s gezicht zat in<br />

elkaar gedraaid, als een verwrongen handdoek. De dood keek<br />

donker uit zijn ogen. Ik gaf over op mama’s schoot.<br />

Ik herinner me: de jongen die van niets wist. Hij kwam midden<br />

in de nacht en ik herkende zijn ziekenhuishemd. Wat hij hier<br />

deed? Waar waren zijn ouders, zijn zusje, zijn school, en morgen<br />

ging hij naar Parijs, het schoolreisje met zijn klas? Het<br />

bloed klopte in een grote prop op zijn slaap, de schaduw van<br />

een vuistslag. En zijn gezicht toen hij niemand herkende. En<br />

hoe ze hem troostten en hoe hij huilde en huilde en huilde en<br />

hoe hij eindelijk begreep dat hij nooit meer terugkon. Hij was<br />

niet kwaad. Hij ging mee. Natuurlijk ging hij mee. Maar hij<br />

bleef over zijn schouder kijken. Zocht hij zijn belager of zijn<br />

papa, zijn mama, zijn zusje?<br />

Het is nacht en we zijn nog wakker. De dokter is naar huis.<br />

We kunnen niets anders doen dan afwachten. Waarop wachten<br />

we? De beroerte die haar die eerste keer vloerde, vernietigde<br />

de helft van haar hersencellen. Splets, weg spraak en<br />

geheugen. Weg, en wie ben jij mijn kind, mijn zoon? Papa’s<br />

gezicht was die eerste dagen als een gewelde pruim, zijn ogen<br />

roodomrande putten tussen zijn gezwollen wangen. Natuurlijk<br />

gaat het goed komen, bezwoer hij me. Wat is erger, wilde<br />

ik vragen. Als zij doodgaat? Of als ik sterf?<br />

Mama vertelde me ontelbare keren over de schoonheid van<br />

het leven. De golvende zeeën en oceanen die ik nog ga zien,<br />

de woest glooiende bergen die ik nog moet beklimmen. De<br />

zon, die de populieren goud kleurt in de nazomer en de uitgestrekte<br />

zonnebloemvelden rondom de Toulourenc-vallei in<br />

Frankrijk. De boeken naast haar bed vertellen andere verhalen.<br />

Die leest zij om te relativeren, zei ze. Een ander woord<br />

voor waarderen, vertelde ze en papa grimaste. Maar hoe<br />

komt het dat ik mijn avondeten weggooi terwijl kinderen in<br />

de vluchtelingenkampen van Nepal sterven van de honger,<br />

vroeg ik. Niets, en zo is het leven, antwoordde mama. Daarna<br />

legde ze haar hand op haar lege wijnglas waarin een vlieg<br />

rondzoemde, kantelde het raam en liet de vlieg vrij in de<br />

warme zomeravond.<br />

Het is nacht en ik ben nog wakker. Papa snurkt hoekige kastelen<br />

op de bank en mama ligt als een gestrande walvis op<br />

bed, roze gerimpeld en zuchtend uit haar navel. Ik wacht.<br />

Mijn bed het drijvende middelpunt van het huis, ons dorp, de<br />

aarde, het heelal. Ik strek in gedachten mijn tenen. Rek me<br />

uit. Denk heel hard aan oma in haar kinderledikant. Zij gaat<br />

zich niet overgeven. Jullie zult mij straks nog hard nodig hebben,<br />

zei ze ontelbare keren tegen papa, haar ogen waarschuwend<br />

op mij gericht. Als ze dachten dat ik het niet zag.<br />

Ik herinner me: een documentaire over een land. Ver weg in<br />

Afrika. Een skelet in het zand, onder een wuivende boom. Een<br />

zwarte arm met een witte handpalm. Ik dacht dat het kind<br />

dood was. En misschien was dat ook zo. Misschien wist hij nog<br />

niet dat hij er al niet meer was, opgevreten door zijn eigen honger.<br />

En de roze, mollige man in zijn pak die met grote stappen<br />

en een zalvende stem vertelde over het leed van deze kinderen.<br />

De noodzaak tot hulp. De uitgedroogde hand die op zijn schoen<br />

lag, al die tijd. En de man keek omlaag en hij zei niets maar<br />

trok zijn voet snel omhoog. Daarna schudde hij zijn hoofd, de<br />

hand plofte neer in het zand, het skelet bleef een skelet en de<br />

man vertrok in een wit busje met een rood kruis. Daar moet je<br />

niet naar kijken, zei mama.<br />

Oma draait onrustig in haar slaap. Ik hoor haar kermen. Ze<br />

kreunt niet zomaar. Mijn benen willen niet. Zelfs niet nu, nu<br />

ik het zo graag wil. Een lange schaduw valt over het huis en<br />

niemand ziet het. Behalve ik. En oma. Haar stem fluistert nu<br />

door de gang en bij haar nadering glippen schimmen weg in<br />

de hoeken van de trap en het raamkozijn. Ze roept mij. Ik ben<br />

de enige die kan helpen. Zij weet het net zoals ik het weet.<br />

De toestand van de dingen is niet anders. En wie zegt dat het<br />

leven leven is en de dood dood?<br />

Ik herinner me: mama. Mama vertelt graag het verhaal van<br />

mijn dood. Hoe ik oma redde. Hoe de nacht verlicht werd door<br />

de volle maan. Zij en papa sliepen. Oma lag doorweekt in haar<br />

ledikant, stinkend naar poep en pis, stikkend in haar eigen<br />

kots. Mijn beenspieren waren vergaan en versleten. Maar<br />

ergens trok ik een pot spieren open en ik stond op. Ik nam een<br />

paar stappen. Op de overloop klapte ik in elkaar en in mijn val<br />

miste ik de leuning van de trap en smakte naar beneden. Languit<br />

op de granito vloer in de hal. Papa en mama ontwaakten.<br />

Oma gaat dood, zei ik tegen mama. Dat weet ik, zei zij. Maar<br />

papa luisterde niet langer. Hij vloog de trap op. En een schaduw<br />

viel over mijn gezicht en trok verder. Daarna werd ik stiller dan<br />

de zondagmorgen.<br />

66 <strong>Lava</strong> 13.3/13.4 <strong>Lava</strong> 13.3/13.4 67

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!