31.07.2013 Views

Lava 13.34 - binnenwerk.indd - CWI

Lava 13.34 - binnenwerk.indd - CWI

Lava 13.34 - binnenwerk.indd - CWI

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Zand<br />

Henk van Straten<br />

Het is nu zover gekomen dat ik niet meer weet of waar ik naar<br />

kijk de uitgedroogde huid op m’n armen is, of de beige,<br />

gebarsten aarde onder m’n voeten. Het ene zou het andere<br />

kunnen zijn, en het andere het ene. We hebben nog maar een<br />

liter water, Abdul en ik. Dat is meer dan genoeg voor hem,<br />

maar veel te weinig voor mij.<br />

Abdul. Ik heb dorst, Abdul.<br />

Abdul, met zijn taaie leren huid en zijn pezige slangenlijf.<br />

Alles aan hem is hoekig en recht en dun en smal en taai en<br />

weerbarstig. Als je me maar brengt waar ik zijn moet, Abdul.<br />

Ik heb geen keus. Ik moet je vertrouwen. Ik heb zelfs m’n<br />

geweer achtergelaten, Abdul. Het was te zwaar. Te groot.<br />

Zoals ook dit uniform te zwaar en te groot is. Het liefst liep ik<br />

naakt, Abdul. Maar dan zou de zon me levend roosteren. Ik<br />

zou geen drie passen meer kunnen zetten.<br />

Hoe lang nog, Abdul? Hoe ver is het nog? Ik zou willen dat<br />

ik met je kon praten. Je grijnst alleen maar. Die grijns is de<br />

reden dat ik je niet mag, Abdul. Jou en jouw soort. Die grijns<br />

is wat ik altijd het liefste zag in het cirkeltje van m’n vizier.<br />

Waarom altijd die verdomde grijns? Het is een koude grijns;<br />

de grijns van een hyena of een krokodil of een clown. Maar ik<br />

vertrouw je, Abdul. Ik heb geen keus. En misschien is die<br />

grijns wel een glimlach. Misschien ben je een goede man. Het<br />

spijt me, Abdul. Ik mag zo niet denken. Het spijt me werkelijk.<br />

Hoe lang nog, Abdul?<br />

Abdul grijnst, knikt en wijst. Ik volg zijn vinger en zie niks<br />

dan zand, blauwe lucht en eindeloze horizon. Recht boven<br />

ons hangt een zilverwitte bal die zo het vocht achter uit m’n<br />

nek zuigt. Ik gebaar naar Abdul dat ik meer moet drinken. Ik<br />

moet meer drinken, Abdul. Hij grijnst en wijst weer naar het<br />

grote niets. Ik weet niet waar we heen gaan. Ik weet niet of<br />

Abdul eigenlijk wel begrijpt waar ik heen wil.<br />

Zijn ogen zijn groot en omrand door gerimpeld vel. Hij lijkt<br />

op een hagedis. Een perfect aangepaste hagedis. Het water in<br />

zijn lijf gaat waar het zijn moet. Wordt niet verspild. Blijft<br />

opgeslagen zitten onder die reptielenhuid. Hoeveel zou hij<br />

wegen? Vijftig kilo? Dat is nog niet eens de helft van mij…<br />

M’n spieren schreeuwen om proteïne. Ze verbruiken energie<br />

en vocht als een stoommachine, en verzuren meer bij elke<br />

stap die ik zet. Ik moet eten. Brandstof heb ik nodig. Kip,<br />

pasta, tonijn, pap, ei, vlees, kwark. Het water loopt me haast<br />

in m’n mond. Maar natuurlijk niet echt, want m’n mond is<br />

kurkdroog.<br />

Honderdvijftig kilo kan ik bankdrukken, Abdul. Eerlijk<br />

waar. Vraag het aan een willekeurig iemand op het kamp.<br />

Maar mijn kracht is hier louter ballast. Het zuigt me leeg. Het<br />

houdt me terug. Het trekt me naar beneden.<br />

Ik ben sterker dan jij, Abdul. Ik breek je zo in tweeën. Als<br />

een lollystokje. Maar wacht nu op mij, Abdul. Niet zo snel nu.<br />

Wacht toch even. Ik moet echt nog even wat water drinken,<br />

Abdul. Water, Abdul. Water. Water. Water.<br />

Abdul grijnst zijn grijns. Zijn scherpe neus wijst naar mijn<br />

brede neus. Hij wijst en wijst en wijst en hij brabbelt de hele<br />

tijd dat klote-Arabisch. We zijn er bijna, denk ik dat hij me<br />

wil vertellen. We zijn er bijna, soldaat. We zijn er bijna, westerse<br />

domkop. Maar ik zie nog steeds niets dan zon en zand<br />

en horizon en leegte en Abdul.<br />

Ik denk dat ik hier dood zal gaan. Ik denk dat ik hier dood<br />

zal gaan en dat het laatste dat ik zal zien die grijns is. En die<br />

zilverwitte bal in de lucht. Ze zijn me aan het zoeken. Mijn<br />

divisie. Dat kan niet anders. Met helikopters. Misschien een<br />

F-16. Als ze me vinden, zullen ze Abdul onder schot houden.<br />

Maar ik zal zeggen, nee, nee, hij probeerde me juist te helpen.<br />

Abdul is mijn vriend.<br />

Is dat zo, Abdul? Ben je m’n vriend? Probeer je me te helpen?<br />

Waar neem je me mee naartoe? Naar zanderig water en<br />

kruidig eten en gesluierde vrouwen en dampende waterpijpen?<br />

Of naar een bebaard doodseskader met lange zwaarden<br />

en een draaiende videocamera?<br />

Grijns, brabbel, brabbel, grijns, grijns.<br />

Eindelijk krijg ik weer een slokje water. Er komt zand mee<br />

dat aan het mondstuk zit. Het brand in m’n slokdarm. Ik wil<br />

niks verspillen, maar ik moet hoesten en ik ben zo gulzig dat<br />

er straaltjes water langs m’n kin lopen die meteen worden<br />

opgezogen door m’n ziltige overhemd. Meer, meer, meer,<br />

Abdul. Elke porie, elk haarvat, elke cel schreeuwt om meer.<br />

M’n tong voelt als een drie maanden oude hondendrol in de<br />

zomer. Nog één slokje, Abdul.<br />

Maar Abdul draait de dop terug op de flacon. Hij brabbelt.<br />

Ik vertrouw hem. Hij brabbelt nog meer. Ik heb geen keus.<br />

Hij brabbelt nog meer. De zon steekt in m’n nek. Brabbel,<br />

brabbel, brabbel.<br />

Ik laat je langzaam doodgaan, jij vies westers varken, brabbelt<br />

hij. Langzaam, langzaam, langzaam. Niet snel, maar<br />

langzaam. En pijnlijk. Pijnlijker dan jij je voor kunt stellen,<br />

weekdier. Creperen zul je. Als een met zout bestrooide naaktslak.<br />

De zon steekt en brandt en snijdt en schuurt.<br />

Ik vertouw je, Abdul. Ik vertrouw je, maar o wee als...<br />

M’n vingers glijden langs het handvat van het mes aan m’n<br />

riem. Ik zet nog een stap. Nog een stap. Nog een stap. Abdul<br />

wijst. Die kan op. Ik knik en zet nog een stap. Nog een stap.<br />

Nog een stap. Abdul grijnst. Mijn vingers verlaten de riem en<br />

het mes.<br />

Ik zie een meertje. Daar, een mooi meertje. Ik zie… een<br />

meertje, abdul! een meertje! Abdul knikt van nee. Geen<br />

meertje. jawel, abdul! daar! je weet niet eens wat ik zeg!<br />

Abdul grijnst. Knikt nee. Wijst. Loopt door. abdul! jij domme<br />

zandneger! jij goedkope terrorist!<br />

Abdul knikt nee. Brabbelt. Wijst. Hij loopt stug door in de<br />

richting van zijn vinger, wat niet de richting is van het meertje<br />

met het heldere water en de groene bomen en het lange<br />

gras. Ik wil naar dat meertje, maar volg toch Abdul. Ik<br />

schreeuw naar hem en scheld hem uit, maar ik volg hem als<br />

een straathondje. Ik kan onmogelijk alleen naar het meertje<br />

gaan. Want wat als ik er ben? Drinken? Slapen in het zachte<br />

gras? En doodgaan?<br />

Nee, ik ga met jou mee, Abdul. Maar waarom konden we<br />

daar niet even wat drinken? Onze flacon bijvullen? Waarom<br />

ben je zo wreed, Abdul? Is er geen overleg mogelijk tussen<br />

ons? Ben ik dan niet ook een man als jij? Ik ben toch geen<br />

kind, Abdul? In mijn eigen wereld ben ik sterk en knap en<br />

zou ik je geen blik waardig gunnen. Besef je dat wel? Dan zou<br />

ik grijnzen en dan zou ik wijzen en dan zou ik doorlopen,<br />

Abdul.<br />

Nee, Abdul, wacht! Ik bedoelde het niet zo. Ik vertrouw je<br />

volkomen. Neem me mee, Abdul. Hoe ver nog? Is het nog<br />

ver?<br />

Geen grijns dit keer. Abdul is boos. Geïrriteerd. Hij stapt nu<br />

haastig met zijn pezige, lange benen door het harde woestijnzand<br />

en brabbelt ongeduldig met korte, felle woordjes. Hij<br />

spuugt op de grond. Ik kan hem niet bijhouden. Mijn voeten<br />

zijn te zwaar. Mijn laarzen zijn te zwaar. Mijn lijf is te zwaar.<br />

44 <strong>Lava</strong> 13.3/13.4 <strong>Lava</strong> 13.3/13.4 45

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!