31.07.2013 Views

Lava 13.34 - binnenwerk.indd - CWI

Lava 13.34 - binnenwerk.indd - CWI

Lava 13.34 - binnenwerk.indd - CWI

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Scherptediepte<br />

Rosan Hollak<br />

Zijn moeder snuit met een wit papieren zakdoekje haar neus<br />

en zegt op rustige toon: ‘Boven op zijn kamer ligt zijn leesbril.<br />

Ga maar even halen.’ Ze kijkt naar Theodor. Zijn zus en<br />

broer, die aan de eettafel zitten, reageren niet op de vraag.<br />

Theodor schuift zijn stoel naar achteren, staat op en loopt de<br />

trap op. Sinds het is gebeurd, is hij er nog niet geweest. ‘Het<br />

hol’. Hij aarzelt om naar binnen te stappen. De deur gaat<br />

moeizaam open. De weerstand wordt veroorzaakt door een<br />

stapel dozen. Hij knipt het licht aan. Een zure lucht dringt<br />

zich op. De doka ligt er troosteloos bij. De bakken voor de<br />

ontwikkelvloeistof en fixeer liggen op de grond. Drie stroken<br />

met negatieven hangen met wasknijpers aan een lijntje. Het<br />

werkblad is een chaos van plastic flessen, ijzeren klemmen en<br />

ijzerdraadjes met vastgeplakte papieren rondjes. Overal staan<br />

dezelfde overvolle witte dozen. Met zwarte stift staat op de<br />

zijkant van iedere doos een aantal woorden geschreven:<br />

‘Gaza/Westbank 1998’. ‘Iran 1970/71’. ‘Vrouwen. Laila/Theodor<br />

– peutertijd’. Theodor vist een boek van de plank getiteld<br />

Daguerreotypie in Frankrijk. Hij slaat het open. Op iedere<br />

bladzijde staan pijltjes of onleesbare korte zinnetjes. Alles<br />

met potlood. Zijn vader was het soort man dat dacht dat hij<br />

alle teksten die hij in boeken schreef weer zou uitgummen.<br />

Ooit.<br />

Op het werkblad ligt de leesbril, een portemonnee, een horloge<br />

en een paspoort. Hij slaat het paspoort open en kijkt<br />

naar het portret van een serieuze man met een kalend hoofd<br />

en warrig grijs pluishaar boven zijn oren. Een grote uilenbril<br />

prijkt op zijn neus. Met de kin omhoog kijkt hij recht in de<br />

camera: een spottende, in zichzelf gekeerde blik. Theodor<br />

schiet in de lach. Vreemd. De fotograaf gefotografeerd.<br />

Onwerkelijk. Zijn vader doet zijn best om te poseren op de<br />

manier die van hem wordt verwacht, maar eigenlijk staat hij<br />

alweer op het punt om weg te gaan. Hij wil er niet zijn, in dat<br />

nauwe hokje, aan de verkeerde kant van de lens.<br />

Theodor denkt aan de laatste keer dat ze elkaar spraken. Hij<br />

zou op vakantie naar Spanje gaan en bracht, voor vertrek, een<br />

kort bezoek aan zijn ouders. Hij had zijn vader aangetroffen<br />

in een stoel bij het raam. Herman – hij noemde hem nooit<br />

bij zijn naam – was voor zijn doen ongebruikelijk afwezig.<br />

Theodor had een cadeautje voor hem gekocht. ‘Alsjeblieft.<br />

Omdat ik er niet ben op je verjaardag.’ Zijn vader had het<br />

zonder iets te zeggen in ontvangst genomen. Hij zag er kwets-<br />

baar uit. Zijn dikke bril stond een beetje scheef, een rijtje te<br />

lange wenkbrauwharen piekte boven de rand van het montuur<br />

uit. Op de binnenkant van de glazen zaten kleine witte<br />

vlokjes. ‘Wenkbrauwroos,’ dacht Theodor.<br />

Hij had zijn blik laten glijden over de grote handen op de<br />

donkerblauwe werkbroek. De zuren uit het fixeerbad lieten<br />

een spoor van witte kringen op de broekspijpen achter. Zijn<br />

vader rook zelf ook zurig. Als kind kon Theodor soms ruiken<br />

of Herman was teruggekeerd van een verre reis. Als hij van<br />

school thuiskwam en de trappen op snelde, kwamen de vertrouwde<br />

geuren hem al tegemoet. En als de deur van de doka<br />

gesloten was, wist hij zeker dat zijn vader terug was. Zodra,<br />

na aankloppen, de warrige haardos van Herman om de hoek<br />

verscheen, sloeg hij snel zijn jongensarmen om zijn nek en<br />

rook de zure huid met sigarettenrook en voelde de stoppels<br />

in zijn nek schuren. Dan was er even niets anders dan de<br />

heerlijkheid van zijn eigen vader.<br />

Toen Herman doorkreeg dat hij Theodors vasthoudende blik<br />

niet langer kon ontwijken, was hij gaan praten. Het was alsof<br />

de gedachtestroom, die al een tijdje in zijn hoofd op gang was<br />

gekomen, nu eindelijk naar buiten kwam. Dit gebeurde wel<br />

vaker, maar het bevreemdde Theodor telkens weer. Het was<br />

alsof zijn vader soms niet doorhad dat je een gesprek ook<br />

vanaf het begin moest aanvangen: ‘Ik heb ernaar gezocht,’ zei<br />

Herman. ‘Mijn leven lang. Ik wilde het vastleggen. Het was<br />

iets om mijn gemoed gerust te stellen. De wreedheid, de pijn,<br />

het was soms te veel. Daarom wilde ik het schoonste in de<br />

wereld vangen. Borsten als room. Het blankste blank dat<br />

afsteekt tegen al het andere in de wereld. Borsten om te strelen,<br />

om te zoenen, om op te eten. Alsof het taartjes zijn. Met<br />

bovenop een kersje... En ik heb ze gevonden. Meisjes van<br />

melk en honing. Ik ben zelfs met ze geweest. Zeg het niet<br />

tegen je moeder. Ze weet het wel, maar ook weer niet. Die<br />

meisjes. Ze wilden alles voor me doen, poseren op alle mogelijke<br />

manieren. Maar het lukte niet. Hun borsten moesten tot<br />

leven komen op het papier. De huid moest ademen, de aderen<br />

stromen. Ik wilde dat je het kon zien: hoe de melk verscholen<br />

ligt, onder de oppervlakte van de huid. Maar zelfs op<br />

het beste barietpapier verwelkte iedere suggestie van leven...<br />

Nee. Bepaalde schoonheid is niet te vangen.’<br />

Theodor pakt de leesbril en loopt over de gang van de bovenverdieping.<br />

De laatste woorden van zijn vader tollen door<br />

zijn hoofd. De derde dag in Madrid had zijn zus ’s nachts<br />

gebeld. Toen hij haar naam op het display van zijn mobieltje<br />

zag staan, wist hij meteen wat er aan de hand was. ‘Pap,’ zei<br />

Laila met verstikte stem. ‘Hij...’ Zijn vader was de dag ervoor<br />

wakker geworden met steken in zijn borst. Aan het ontbijt<br />

had hij zich verslikt en viel proestend van zijn stoel. De pijn<br />

nam toe en Laila was, samen met zijn moeder, naar het ziekenhuis<br />

gereden. Daar werd zijn vader in een rolstoel naar de<br />

eerste hulp gereden en op een brancard gelegd. En terwijl zijn<br />

moeder met de artsen stond te praten, was Herman ineens<br />

weg. Verdwenen. Een onhoorbare laatste zucht. Een kleine<br />

samentrekking van de handen. Een plas in zijn onderbroek.<br />

‘Het was,’ zei Laila snikkend aan de telefoon, ‘alsof hij geen<br />

afscheid wilde nemen.’<br />

De bel gaat. Door het trapgat hoort Theodor de korte groet<br />

van de begrafenisondernemer en het dichtslaan van de voordeur.<br />

Uit de keuken komen afwasgeluiden, vermengd met<br />

een zacht geneurie, afkomstig van zijn broer. Laila loopt de<br />

trap op en gaat de slaapkamer binnen. Theodor volgt haar en<br />

opent de deur van de ingebouwde kast. Een stuk of dertig<br />

verschillende stropdassen bungelen aan de deur. Vijf jasjes en<br />

twee pakken, gehuld in plastic, hangen naast elkaar. Op de<br />

plank ligt een stapel overhemden en een stapel truien.<br />

14 <strong>Lava</strong> 13.3/13.4 <strong>Lava</strong> 13.3/13.4 15

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!