31.07.2013 Views

VOEDSEL EN REPRODUCTIE BIJ DE KOOLMEES INSTITUUT VOOR OECOLOGISCH ONDERZOEK

VOEDSEL EN REPRODUCTIE BIJ DE KOOLMEES INSTITUUT VOOR OECOLOGISCH ONDERZOEK

VOEDSEL EN REPRODUCTIE BIJ DE KOOLMEES INSTITUUT VOOR OECOLOGISCH ONDERZOEK

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

- 23-<br />

Recruteren betekent het overleven van drie periodes, namelijk van de nestperiode, van<br />

de periode van uitvliegen tot aan de winter en van de winter. De kans op overleving van<br />

de nestperiode is gerelateerd aan het nestgewicht. Op de Hoge Veluwe nam de kans op<br />

uitvliegen van individuele koolmezen toe over een traject van 7 t9t 16 gram (fig. 8A).<br />

Zwaardere jongen vlogen (bijna) altijd uit. Cowie & Hinsley (1987) vonden eenzelfde verband<br />

bij pimpelmezen. Verschillen in percentages uitgevlogen jongen tussen jaren kunnen verklaard<br />

worden aan de hand van de nestgewichten. In Wytham was het percentage uitgevlogen jongen<br />

bij kool- en pimpelmees groter in jaren waarin deze gemiddeld zwaarder waren (fig. 8B,<br />

C). Ook het overleven van de periode van uitvliegen tot aan de winter blijkt afhankelijk<br />

van het nestgewicht, maar overleven van de winter is onafhankelijk van het nestgewicht<br />

(mond. med. J.M. Tinbergen).<br />

De piek van de rupsen in eiken viel in de eerste broedsels aan het eind van de eerste helft<br />

van de nestperiode, rond de periode met een maximale voedselbehoefte. Dit duidt op het<br />

belang van voedsel voor de jongen. Daarom is gezocht naar een verband tussen de beschikbare<br />

hoeveelheid voedsel en nestgewichten. Met behulp van fig. 1 van Van Balen (1973) en eigen<br />

gegevens is voor Oosterhout en de Hoge Veluwe jaarlijks de gemiddelde rijkdom aan rupsen<br />

bepaald in de gemiddelde nestperiode (van gemiddelde geboortedatum tot en met 20 dagen<br />

later). Keutelproduktie (mg keutels/0.25 m 2<br />

/dag) is als maat voor de beschikbare hoeveelheid<br />

rupsen genomen. Zowel in loof- als naaldbos was het gemiddelde gewicht van de jonge<br />

koolmezen groter bij een gemiddeld grotere rijkdom aan rupsen (fig. 9). Het<br />

semi-logaritmische verband in loofbomen (Oosterhout en Hoge Veluwe B) duidt op een sterk<br />

effect van voedsel op het gemiddeld gewicht bij lage rijkdom. Het gevonden verband in<br />

het dennebos (Hoge Veluwe A), waar de beschikbare hoeveelheid rupsen laag is, is hiermee<br />

in overeenstemming. Onder arme omstandigheden is het effect van de voedselsituatie op<br />

de groei van de nestjongen sterker dan onder rijke omstandigheden (Van Balen 197 3).<br />

Opvallend is dat in dennebossen bij gelijke rijkdom de jongen in eerste broesels zwaarder<br />

zijn dan in tweede broedsels. Hiervoor is vooralsnog geen verklaring. Van Wytham is alleen<br />

de rijkdom aan rupsen op de piek van de eik bekend (aantal rupsen/m 2<br />

). Het verband met<br />

gemiddelde jonggewichten is ook in Wytham halflogaritmisch en gaat tevens op voor de<br />

pimpelmezen (fig. 10). Naast een effect op het gemiddeld gewicht had de beschikbare<br />

hoeveelheid rupsen ook een positief effect op het percentage uitgevlogen jongen (fig. 11).<br />

In de drie populaties blijkt de beschikbare hoeveelheid voedsel van groot belang te zijn.<br />

Naarmate er meer rupsen zijn neemt het gemiddeld nestgewicht van de jongen toe. Gezien<br />

de relatie tussen nestgewicht en overlevingskans naar het volgend broedseizoen zal deze<br />

laatste toenemen bij meer voedsel (fig. 12A). De nestperiode is de eerste fase die overleefd<br />

moet worden en de kans daarop neemt toe naarmate het nestgewicht hoger en er meer<br />

voedsel beschikbaar is. De aanwezigheid van een voedselpiek tijdens de nestfase is daarom<br />

belangrijk.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!