MANUALplus 4110 - heidenhain
MANUALplus 4110 - heidenhain
MANUALplus 4110 - heidenhain
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Gebruikershandboek<br />
<strong>MANUALplus</strong><br />
<strong>4110</strong><br />
NC-software<br />
526 488-xx<br />
Nederlands (nl)<br />
12/2006
<strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong>, software en<br />
functies<br />
In dit handboek wordt beschreven over welke functies u bij gebruik van<br />
de <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> met NC-softwarenummer 507 807-xx kunt<br />
beschikken.<br />
De machinefabrikant stemt met behulp van machineparameters de<br />
beschikbare functies van de besturing op de desbetreffende machine<br />
af. Daarom worden er in dit handboek ook functies beschreven<br />
waarmee mogelijk niet elke <strong>MANUALplus</strong> is uitgevoerd.<br />
Onderstaande <strong>MANUALplus</strong>-functies zijn bijvoorbeeld niet op alle<br />
machines aanwezig:<br />
„ Positioneren van de spil (M19) en het aangedreven gereedschap<br />
„ Bewerkingen met de C-as<br />
Als u wilt weten welke functies door de machine met besturing<br />
worden ondersteund, kunt u contact opnemen met de<br />
machineleverancier.<br />
Veel machineleveranciers en ook HEIDENHAIN bieden<br />
programmeercursussen voor de <strong>MANUALplus</strong> aan. Wij adviseren u<br />
deze cursussen te volgen, als u de functies van de <strong>MANUALplus</strong><br />
grondig wilt leren kennen.<br />
Speciaal voor de <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> biedt HEIDENHAIN het<br />
softwarepakket DataPilot <strong>4110</strong> voor PC’s aan. De DataPilot is geschikt<br />
voor gebruik dicht bij de machine in de werkplaats, in het kantoor van<br />
de werkplaatschef, bij de werkvoorbereiding en voor<br />
trainingsdoeleinden. De DataPilot wordt gebruikt op PC’s met het<br />
besturingssysteem WINDOWS.<br />
Gebruiksomgeving<br />
De <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> voldoet aan de eisen van klasse A volgens<br />
EN 55022 en is hoofdzakelijk bedoeld voor gebruik in een industriële<br />
omgeving.
Inhoud Inleiding en basisprincipes 1<br />
Bedieningsinstructies 2<br />
Werkstand Machine 3<br />
Cyclusprogrammering 4<br />
ICP-programmering 5<br />
DIN-programmering 6<br />
Werkstand Gereedschapsbeheer 7<br />
Werkstand Organisatie 8<br />
Voorbeelden 9<br />
Tabellen en overzichten 10<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 3
1 Inleiding en basisprincipes 19<br />
1.1 De <strong>MANUALplus</strong> ..... 20<br />
De C-as ..... 20<br />
1.2 Speciale kenmerken ..... 21<br />
1.3 Opbouw van de <strong>MANUALplus</strong> ..... 22<br />
Opbouw van de draaibank ..... 22<br />
Machinebedieningspaneel ..... 24<br />
1.4 Asaanduidingen en coördinatenstelsel ..... 25<br />
Asaanduidingen ..... 25<br />
Coördinatensysteem ..... 25<br />
Absolute coördinaten ..... 26<br />
Incrementele coördinaten ..... 26<br />
Poolcoördinaten ..... 26<br />
1.5 Machinereferentiepunten ..... 27<br />
Machinenulpunt ..... 27<br />
Werkstuknulpunt ..... 27<br />
Referentiepunt ..... 27<br />
1.6 Gereedschapsmaten ..... 28<br />
Gereedschapslengte ..... 28<br />
Gereedschapscorrecties ..... 28<br />
Snijkantradiuscompensatie (SRC) ..... 28<br />
Freesradiuscompensatie (FRC) ..... 29<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 5
6<br />
2 Bedieningsinstructies 31<br />
2.1 Het <strong>MANUALplus</strong>-beeldscherm ..... 32<br />
2.2 Bediening, gegevensinvoer ..... 33<br />
Werkstanden ..... 33<br />
Menukeuze ..... 33<br />
Softkeys ..... 33<br />
Gegevensinvoer ..... 34<br />
Lijstverwerking ..... 34<br />
Alfanumeriek toetsenbord ..... 35<br />
2.3 Foutmeldingen ..... 36<br />
Directe foutmeldingen ..... 36<br />
Foutweergave ..... 36<br />
Foutmeldingen wissen ..... 37<br />
Systeemfouten, interne fouten ..... 37<br />
PLC-fouten, PLC-statusweergave ..... 37<br />
Waarschuwingen tijdens de simulatie ..... 38<br />
2.4 Begripsverklaring ..... 39
3 Werkstand Machine 41<br />
3.1 De werkstand Machine ..... 42<br />
3.2 In- en uitschakelen ..... 43<br />
Inschakelen ..... 43<br />
Referentieprocedure ..... 43<br />
Bewaking van de EnDat-sensoren ..... 44<br />
Uitschakelen ..... 45<br />
3.3 Machinegegevens ..... 46<br />
Weergave en invoer van de machinegegevens ..... 46<br />
Gereedschapsoproep ..... 47<br />
Gereedschappen in verschillende kwadranten ..... 48<br />
Aanzet ..... 48<br />
Spil ..... 49<br />
3.4 Machine instellen ..... 50<br />
Werkstuknulpunt definiëren ..... 50<br />
Veiligheidszone inschakelen ..... 51<br />
Gereedschapswisselpositie instellen ..... 52<br />
Waarden C-as instellen ..... 53<br />
3.5 Gereedschappen instellen ..... 54<br />
Gereedschapscorrecties ..... 58<br />
Bewaking van gereedschapsstandtijd ..... 59<br />
3.6 Werkstand “Handbediening” ..... 60<br />
Gereedschap wisselen. ..... 60<br />
Spil ..... 60<br />
Bediening van het handwiel ..... 60<br />
Jog-bedrijf (joystick) ..... 60<br />
Cycli bij handbediening ..... 61<br />
3.7 Werkstand “Teach-in” ..... 62<br />
3.8 Werkstand "Programma-uitvoering" ..... 63<br />
Fouten in programma's ..... 63<br />
Vóór de programma-uitvoering ..... 64<br />
Zoeken naar startregel en programma-uitvoering ..... 64<br />
Correcties tijdens de uitvoering van het programma ..... 65<br />
Correcties instellen met het handwiel ..... 66<br />
Programma-uitvoering in de werkstand "Dry Run" ..... 67<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 7
8<br />
3.9 Grafische simulatie ..... 68<br />
Aanzichten ..... 70<br />
Weergave-elementen ..... 71<br />
Waarschuwingen ..... 72<br />
Vergroten/verkleinen ..... 73<br />
3.10 Tijdberekening ..... 74<br />
3.11 Programmabeheer ..... 75<br />
Gegevens over een programma: ..... 75<br />
Functies van het programmabeheer ..... 76<br />
3.12 DIN-conversie ..... 77<br />
3.13 Inch-bedrijf ..... 78<br />
4 Cyclusprogrammering 79<br />
4.1 Met cycli werken ..... 80<br />
Cyclusstartpunt ..... 80<br />
Cyclusovergangen ..... 80<br />
DIN-macro’s ..... 81<br />
Grafische test (simulatie) ..... 81<br />
Cyclustoetsen ..... 81<br />
Schakelfuncties (M-functies) ..... 82<br />
Commentaren ..... 82<br />
Cyclusmenu ..... 83<br />
Softkey’s in de cyclusprogrammering ..... 84<br />
4.2 Cycli van onbewerkt werkstuk ..... 85<br />
Onbewerkt werkstuk-staf/pijp ..... 86<br />
ICP-contour onbewerkt werkstuk ..... 87<br />
4.3 Enkelvoudige snedecycli ..... 88<br />
IJlgang positionering ..... 89<br />
Gereedschapswisselpositie benaderen ..... 90<br />
Lineaire bewerking overlangs ..... 91<br />
Lineaire bewerking overdwars ..... 92<br />
Lineaire bewerking onder een hoek ..... 93<br />
Cirkelvormige bewerking ..... 94<br />
Afkanting ..... 95<br />
Afronding ..... 96<br />
M-Functie ..... 97
4.4 Verspaningscycli ..... 98<br />
Verspanen overlangs/overdwars ..... 101<br />
Verspanen overlangs/overdwars – uitgebreid ..... 103<br />
Verspanen nabewerken overlangs/overdwars ..... 105<br />
Verspanen nabewerken overlangs/overdwars – uitgebreid ..... 107<br />
Verspanen met insteken overlangs/overdwars ..... 109<br />
Insteken overlangs/overdwars – uitgebreid ..... 111<br />
Insteken nabewerken overlangs/overdwars ..... 113<br />
Insteken nabewerken overlangs/overdwars – uitgebreid ..... 115<br />
Parallel aan contour (ICP-contour) overlangs/overdwars ..... 117<br />
Parallel aan (ICP-)contour nabewerken overlangs/overdwars ..... 119<br />
ICP-verspanen overlangs/overdwars ..... 121<br />
ICP-afwerken overlangs of overdwars ..... 123<br />
Voorbeelden van verspaningscycli ..... 125<br />
4.5 Steekcycli ..... 129<br />
Insteken radiaal/axiaal ..... 131<br />
Insteken radiaal/axiaal – uitgebreid ..... 133<br />
Insteken radiaal/axiaal nabewerken ..... 135<br />
Insteken radiaal/axiaal nabewerken – uitgebreid ..... 137<br />
ICP-insteekcycli ..... 139<br />
ICP-insteken radiaal/axiaal nabewerken ..... 141<br />
Steekdraaien ..... 143<br />
Steekdraaien radiaal/axiaal ..... 144<br />
Steekdraaien radiaal/axiaal – uitgebreid ..... 146<br />
Steekdraaien radiaal/axiaal nabewerken ..... 148<br />
Steekdraaien radiaal/axiaal nabewerken – uitgebreid ..... 150<br />
ICP-steekdraaien radiaal/axiaal ..... 152<br />
ICP-steekdraaien radiaal/axiaal nabewerken ..... 154<br />
Draaduitloop vorm H ..... 156<br />
Draaduitloop vorm K ..... 157<br />
Draaduitloop vorm U ..... 158<br />
Afsteken ..... 159<br />
Voorbeelden van steekcycli ..... 160<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 9
10<br />
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli ..... 162<br />
Schroefdraadcyclus (overlangs) ..... 165<br />
Schroefdraadcyclus (overlangs) – uitgebreid ..... 166<br />
Conische draad ..... 168<br />
API-draad ..... 170<br />
Schroefdraad nasnijden (overlangs) ..... 172<br />
Schroefdraad nasnijden uitgebreid (overlangs) ..... 174<br />
Conische draad nasnijden ..... 176<br />
API-schroefdraad nasnijden ..... 178<br />
Draaduitloop DIN 76 ..... 180<br />
Draaduitloop DIN 509 E ..... 182<br />
Draaduitloop DIN 509 F ..... 184<br />
Voorbeelden: Schroef- en draaduitloopcycli ..... 186<br />
4.7 Boorcycli ..... 190<br />
Boren axiaal/radiaal ..... 191<br />
Diepboren axiaal/radiaal ..... 193<br />
Schroefdraad tappen axiaal/radiaal ..... 195<br />
Schroefdraad frezen axiaal ..... 197<br />
Voorbeelden: boorcycli ..... 199<br />
4.8 Freescycli ..... 201<br />
IJlgang positionering ..... 202<br />
Sleuf axiaal ..... 203<br />
Figuur axiaal ..... 204<br />
ICP-contour axiaal ..... 208<br />
Kopfrezen ..... 211<br />
Sleuf radiaal ..... 215<br />
Figuur radiaal ..... 216<br />
ICP-contour radiaal ..... 220<br />
Spiraalgroef frezen radiaal ..... 223<br />
Looprichting van de frees bij contour- en kamerfrezen ..... 224<br />
Voorbeelden: freescycli ..... 226<br />
4.9 Boor- en freespatroon ..... 227<br />
Boren/frezen patroon lineair axiaal ..... 228<br />
Boren/frezen patroon rond axiaal ..... 230<br />
Boren/frezen patroon lineair radiaal ..... 232<br />
Boren/frezen patroon rond radiaal ..... 234<br />
Voorbeelden van bewerking van patronen ..... 236<br />
4.10 DIN-cycli ..... 239
5 ICP-programmering 241<br />
5.1 ICP-contouren ..... 242<br />
5.2 ICP-contouren bewerken ..... 243<br />
ICP-contour maken of uitbreiden ..... 244<br />
Absolute of incrementele dimensionering ..... 244<br />
Overgangen bij contourelementen ..... 245<br />
Contourweergave ..... 246<br />
ICP-contourweergave wijzigen ..... 247<br />
Selectie oplossing ..... 248<br />
Contourrichting ..... 249<br />
5.3 DXF-contouren importeren ..... 250<br />
Basisprincipes ..... 250<br />
DXF-import ..... 251<br />
Configuratie van de DXF-import ..... 252<br />
5.4 ICP-programmering van wijzigingen ..... 254<br />
Contourelement wijzigen ..... 254<br />
Contourelement toevoegen ..... 257<br />
Contourelement wissen ..... 257<br />
Contour “splitsen” ..... 258<br />
Vormelementen overlappend aanbrengen ..... 259<br />
5.5 ICP-contourelementen te draaien contour ..... 260<br />
Lijninvoer te draaien contour ..... 260<br />
Booginvoer te draaien contour ..... 262<br />
Invoer van vormelementen ..... 263<br />
Afkanting/afronding te draaien contour ..... 264<br />
Draaduitlopen te draaien contour ..... 265<br />
5.6 ICP-contourelementen eindvlakken ..... 268<br />
Lijninvoer eindvlak ..... 269<br />
Booginvoer eindvlak ..... 270<br />
Afkanting/afronding eindvlak ..... 271<br />
5.7 ICP-contourelementen mantelvlak ..... 272<br />
Lijninvoer mantelvlak ..... 273<br />
Booginvoer mantelvlak ..... 274<br />
Afkanting/afronding mantelvlak ..... 275<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 11
6 DIN-programmering 277<br />
12<br />
6.1 DIN-programmering ..... 278<br />
Structuur van programma’s en regels ..... 279<br />
6.2 DIN-programma's bewerken ..... 281<br />
Regelfuncties ..... 281<br />
Woordfuncties ..... 283<br />
Adresparameters ..... 283<br />
Commentaren ..... 284<br />
Blokfuncties ..... 285<br />
Menustructuur ..... 286<br />
G-functie programmeren ..... 287<br />
6.3 Beschrijving van onbewerkt werkstuk ..... 288<br />
Klauwplaat cilinder/pijp G20 ..... 288<br />
Contour onbewerkt werkstuk G21 ..... 289<br />
6.4 Gereedschapsverplaatsingen zonder bewerking ..... 290<br />
IJlgang G0 ..... 290<br />
Gereedschapswisselpositie G14 ..... 291<br />
6.5 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen ..... 292<br />
Lineaire verplaatsing G1 ..... 292<br />
Cirkelboog G2, G3 – incrementele middelpuntmaat ..... 293<br />
Cirkelboog G12, G13 – absolute middelpuntmaat ..... 295<br />
6.6 Aanzet, toerental ..... 297<br />
Toerentalbegrenzing G26/G126 ..... 297<br />
Intermitterende aanzet G64 ..... 297<br />
Aanzet per tand G193 ..... 298<br />
Aanzet constant G94 (aanzet per minuut) ..... 298<br />
Aanzet per omwenteling G95/G195 ..... 298<br />
Constante snijsnelheid G96 / G196 ..... 299<br />
Toerental G97/G197 ..... 299<br />
6.7 Snijkant- en freesradiuscompensatie ..... 300<br />
Basisprincipes ..... 300<br />
G40: SRC, FRC uitschakelen ..... 301<br />
G41/G42: SRC, FRC inschakelen ..... 301<br />
6.8 correcties ..... 302<br />
(Veranderen van) snijkantcorrectie G148 ..... 302<br />
Additieve correctie G149 ..... 303<br />
Compensatie rechter gereedschapspunt G150<br />
Compensatie linker gereedschapspunt G151 ..... 304
6.9 Nulpuntverschuivingen ..... 305<br />
Nulpuntverschuiving G51 ..... 305<br />
Nulpuntverschuiving additief G56 ..... 306<br />
Nulpuntverschuiving absoluut G59 ..... 307<br />
6.10 Overmaten ..... 308<br />
Overmaat asparallel G57 ..... 308<br />
Overmaat parallel (equidistant) aan contour G58 ..... 309<br />
6.11 Contourgerelateerde draaicycli ..... 310<br />
Contourbeschrijving ..... 310<br />
Cycluseinde G80 ..... 310<br />
Vlakcyclus langs G817/G818 ..... 311<br />
Vlakcyclus langs met insteken G819 ..... 313<br />
Vlakcyclus dwars G827/G828 ..... 314<br />
Vlakcyclus dwars met insteken G829 ..... 316<br />
Voorbewerken parallel aan contour G836 ..... 317<br />
Nabewerken contour G89 ..... 319<br />
6.12 Eenvoudige draaicycli ..... 320<br />
Voorbewerken overlangs G81 ..... 320<br />
Voorbewerken overdwars G82 ..... 321<br />
Enkelvoudige contourherhalingscyclus G83 ..... 322<br />
Baan met radius G87 ..... 323<br />
Baan met afkanting G88 ..... 324<br />
6.13 Insteekcycli ..... 325<br />
Contoursteken axiaal G861/radiaal G862 ..... 325<br />
Contoursteken/nabewerken axiaal G863/radiaal G864 ..... 327<br />
Enkelvoudige steekcyclus axiaal G865/radiaal G866 ..... 329<br />
Steken/nabewerken axiaal G867/radiaal G868 ..... 330<br />
Enkelvoudige insteekcyclus G86 ..... 331<br />
6.14 Steekdraaicycli ..... 332<br />
Werking van de steekdraaicycli ..... 332<br />
Enkelvoudige steekdraaicyclus overlangs G811/overdwars G821 ..... 333<br />
Steekdraaicyclus overlangs G815/overdwars G825 ..... 334<br />
6.15 Schroefdraadcycli ..... 336<br />
Universele schroefdraadcyclus G31 ..... 336<br />
Enkelvoudige schroefdraadcyclus G32 ..... 338<br />
Draad enkelvoudige verplaatsing G33 ..... 339<br />
Metrische ISO-draad G35 ..... 340<br />
Enkelvoudige langsdraad (eenvoudig) G350 ..... 341<br />
Uitgebreide, meervoudige langsdraad G351 ..... 342<br />
Conische API-draad G352 ..... 343<br />
Conische draad G353 ..... 344<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 13
14<br />
6.16 Draaduitloopcycli ..... 345<br />
Draaduitloopcontour G25 ..... 345<br />
Draaduitloopcyclus G85 ..... 346<br />
Draaduitloop DIN 509 E met cilinderbewerking G851 ..... 348<br />
Draaduitloop DIN 509 F met cilinderbewerking G852 ..... 349<br />
Draaduitloop DIN 76 met cilinderbewerking G853 ..... 350<br />
Draaduitloop vorm U G856 ..... 351<br />
Draaduitloop vorm H G857 ..... 352<br />
Draaduitloop vorm K G858 ..... 353<br />
6.17 Afsteekcyclus ..... 354<br />
Afsteekcyclus G859 ..... 354<br />
6.18 Boorcycli ..... 355<br />
Boorcyclus G71 ..... 355<br />
Diepboorcyclus G74 ..... 356<br />
Schroefdraad tappen G36 ..... 358<br />
Draadfrezen axiaal G799 ..... 359<br />
6.19 C-as-commando’s ..... 360<br />
Nulpuntverschuiving C-as G152 ..... 360<br />
C-as standaardiseren G153 ..... 360<br />
6.20 Bewerking van het eindvlak ..... 361<br />
Startpunt contour/ijlgang G100 ..... 361<br />
Lineair, eindvlak G101 ..... 362<br />
Cirkelboog eindvlak G102/G103 ..... 363<br />
Lineaire sleuf eindvlak G791 ..... 364<br />
Contour- en figuurfreescyclus eindvlak G793 ..... 365<br />
Vlakfrezen eindvlak G797 ..... 367<br />
Figuurdefinitie volledige cirkel eindvlak G304 ..... 369<br />
Figuurdefinitie rechthoek eindvlak G305 ..... 370<br />
Figuurdefinitie veelhoek eindvlak G307 ..... 371<br />
6.21 Bewerking van mantelvlak ..... 372<br />
Referentiediameter G120 ..... 372<br />
Startpunt contour/ijlgang G110 ..... 373<br />
Lineair mantelvlak G111 ..... 374<br />
Rond mantelvlak G112 / G113 ..... 375<br />
Lineaire sleuf mantelvlak G792 ..... 377<br />
Contour- en figuurfreescyclus mantelvlak G794 ..... 378<br />
Spiraalgroef frezen G798 ..... 380<br />
Figuurdefinitie volledige cirkel mantelvlak G314 ..... 381<br />
Figuurdefinitie rechthoek mantelvlak G315 ..... 382<br />
Figuurdefinitie veelhoek mantelvlak G317 ..... 383
6.22 Bewerking van patronen ..... 384<br />
Patroon lineair, eindvlak G743 ..... 384<br />
Patroon rond, eindvlak G745 ..... 386<br />
Patroon lineair, mantelvlak G744 ..... 388<br />
Patroon rond, mantelvlak G746 ..... 390<br />
6.23 Overige G-functies ..... 392<br />
Stilstandtijd G4 ..... 392<br />
Nauwkeurige stop G9 ..... 392<br />
Veiligheidszone uitschakelen G60 ..... 392<br />
Wachten op tijdstip G204 ..... 392<br />
6.24 T, S, F instellen ..... 393<br />
Gereedschapsnummer, toerental/snijsnelheid en aanzet ..... 393<br />
6.25 Gegevensinvoer, gegevensuitvoer ..... 394<br />
INPUT ..... 394<br />
WINDOW ..... 395<br />
PRINT ..... 396<br />
6.26 Programmering van variabelen ..... 397<br />
Basisprincipes ..... 397<br />
#-variabelen ..... 398<br />
V-variabelen ..... 400<br />
6.27 Programmasprong, programmaherhaling ..... 402<br />
IF (...) (voorwaardelijke programmasprong) ..... 402<br />
WHILE (programmaherhaling) ..... 403<br />
6.28 Variabele als adresparameter ..... 404<br />
6.29 Subprogramma’s ..... 407<br />
6.30 M-functies ..... 409<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 15
7 Werkstand Gereedschapsbeheer 411<br />
16<br />
7.1 De werkstand Gereedschapsbeheer ..... 412<br />
Gereedschapstypes ..... 412<br />
Gereedschapsstandtijdbewaking ..... 413<br />
7.2 Organisatie van gereedschap ..... 414<br />
7.3 Gereedschapsteksten ..... 416<br />
7.4 Gereedschapsgegevens ..... 418<br />
Gereedschapsoriëntatie ..... 418<br />
Referentiepunt ..... 418<br />
Gereedschapsgegevens bewerken ..... 418<br />
Draaigereedschap ..... 419<br />
Steek- en steekdraaigereedschap ..... 421<br />
Draadsnijgereedschap ..... 422<br />
Boren ..... 423<br />
Draadtappen ..... 424<br />
Freesgereedschap ..... 425<br />
7.5 Gereedschapsgegevens –extra parameters ..... 426<br />
Aangedreven gereedschap ..... 426<br />
Rotatierichting ..... 426<br />
Snijgegevens ..... 426<br />
Gereedschapsstandtijdbewaking ..... 427
8 Werkstand Besturen 429<br />
8.1 Werkstand Besturen ..... 430<br />
8.2 Parameters ..... 431<br />
Actuele parameters ..... 432<br />
Configuratieparameters ..... 435<br />
8.3 Transfer ..... 441<br />
Gegevensbeveiliging ..... 441<br />
Gegevensuitwisseling met DataPilot <strong>4110</strong> ..... 441<br />
Printer ..... 441<br />
Interfaces ..... 442<br />
Instructies voor de data-overdracht ..... 442<br />
Programma’s (bestanden) verzenden ..... 446<br />
8.4 Service en Diagnose ..... 453<br />
Bedieningsautorisatie ..... 453<br />
Systeemservice ..... 455<br />
Diagnose ..... 455<br />
9 Voorbeelden 461<br />
9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong> ..... 462<br />
Machine instellen ..... 463<br />
Cyclusprogramma selecteren ..... 464<br />
Cyclusprogramma maken ..... 465<br />
9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen” ..... 474<br />
9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs” ..... 487<br />
9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus” ..... 499<br />
9.5 ICP-voorbeeld “Frezen” ..... 511<br />
9.6 Voorbeeld DIN-programmering “Draadtappen” ..... 520<br />
9.7 Voorbeeld DIN-programmering “Frezen” ..... 523<br />
10 Tabellen en overzichten 527<br />
10.1 Spoed ..... 528<br />
10.2 Draaduitloopparameters ..... 529<br />
DIN 76 – draaduitloopparameters ..... 529<br />
DIN 509 E, DIN 509 F – draaduitloopparameters ..... 531<br />
10.3 Technische informatie ..... 532<br />
10.4 Interface randapparatuur ..... 536<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 17
1<br />
Inleiding en basisprincipes
1.1 De <strong>MANUALplus</strong><br />
1.1 De <strong>MANUALplus</strong><br />
De <strong>MANUALplus</strong> combineert moderne besturings- en<br />
aandrijftechniek met de bedieningsmogelijkheden van<br />
een handbediende gereedschapsmachine. Bij<br />
eenvoudige bewerkingen, bijvoorbeeld langs- en<br />
kopdraaien, kunt u de <strong>MANUALplus</strong> als een<br />
conventionele, handbediende draaibank bedienen. De<br />
verplaatsingen kunnen met behulp van handwielen of<br />
kruisschakelaars worden gestuurd. Bij moeilijke<br />
gedeeltes, bijvoorbeeld kegels, radiussen,<br />
afkantingen, draaduitlopen en schroefdraad kunt u<br />
gebruik maken van bewerkingscycli. Door toepassing<br />
van cycli bereikt u een hoge kwaliteit en wordt<br />
gelijktijdig de bewerkingstijd beperkt.<br />
<strong>MANUALplus</strong> ondersteunt bovendien Teach-in en<br />
herhalen van bewerkingen. U kunt het tweede<br />
werkstuk al automatisch bewerken, waardoor u tijd<br />
bespaart.<br />
Met de <strong>MANUALplus</strong> kan een breed scala van<br />
bewerkingen worden uitgevoerd, van eenvoudig<br />
draaiwerk tot en met gecompliceerde werkstukken,<br />
inclusief boren en frezen van het eind- en mantelvlak.<br />
U kunt kiezen uit handbediening, halfautomatische of<br />
automatische bediening. Ongeacht of u een<br />
afzonderlijk onderdeel of een serie bewerkt, of een<br />
werkstuk repareert, krijgt u dus altijd de juiste<br />
ondersteuning.<br />
De C-as<br />
Met de C-as voert u boor- en freesbewerkingen aan<br />
de voorkant en op het mantelvlak uit.<br />
Bij gebruik van de C-as interpoleert een as lineair of<br />
cirkelvorming in het ingestelde bewerkingsvlak met<br />
de spil, terwijl de derde as lineair interpoleert.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> ondersteunt bewerkingen met de Cas<br />
in de cyclus- en DIN-programmering.<br />
20 1 Inleiding en basisprincipes
1.2 Speciale kenmerken<br />
De functies van de <strong>MANUALplus</strong> zijn in werkstanden onderverdeeld:<br />
„ Werkstand Machine<br />
Hierin bevinden zich de functies voor het instellen van de machine,<br />
de bewerking van werkstukken en het maken van cyclus- en DINprogramma’s.<br />
„ U kunt de Cyclusprogrammering zowel bij handbediening als in<br />
automatisch bedrijf gebruiken. U heeft cycli voor verspanings-,<br />
steek-, schroefdraad- en boorbewerkingen tot uw beschikking.<br />
„ De ICP-programmering (Interactive Contour Programming – In<br />
het Nederlands: interactieve contourprogrammering) ondersteunt<br />
de bewerking van gecompliceerde en niet volledig<br />
gedimensioneerde contouren. U voert de bekende<br />
contourelementen in – de <strong>MANUALplus</strong> berekent zelf<br />
automatisch de overgangen, snijpunten en ontbrekende<br />
gegevens. De <strong>MANUALplus</strong> geeft ingevoerde en berekende<br />
contourgedeeltes grafisch weer. U kunt de contour meestal<br />
invoeren zoals deze in de tekening is gedimensioneerd. ICPcontourbeschrijvingen<br />
worden in bewerkingscycli opgenomen.<br />
„ Met behulp van de DIN-programmering (NC-programmering<br />
volgens DIN 66025) kunnen technisch moeilijke bewerkingen<br />
worden uitgevoerd. Naast de eenvoudige<br />
verplaatsingscommando’s heeft u de beschikking over DIN-cycli<br />
ten behoeve van de verspaning, de vereenvoudigde<br />
geometrieprogrammering voor berekening van ontbrekende<br />
gegevens en de programmering van variabelen. U kunt eigen DINprogramma’s<br />
of DIN-macro’s maken en deze in cycli integreren.<br />
„ Met de grafische simulatie kunt u bewerkingen die u met behulp<br />
van cycli, cyclusprogramma’s of DIN-programma’s uitvoert, vóór<br />
de verspaning controleren.<br />
„ Werkstand Gereedschapsbeheer<br />
De <strong>MANUALplus</strong> beheert maximaal 99<br />
gereedschapsbeschrijvingen. Daarbij worden de<br />
gereedschapsgegevens opgeslagen die de <strong>MANUALplus</strong> voor de<br />
berekening van de snijkantradiuscompensatie, snede-opdeling,<br />
insteekhoek, etc. nodig heeft.<br />
Samen met de gereedschapsgegevens beheert de <strong>MANUALplus</strong><br />
gegevens voor bewaking van de standtijd van het gereedschap<br />
evenals snijgegevens, aanzet en spiltoerental.<br />
„ Werkstand Organisatie<br />
De werking van het <strong>MANUALplus</strong>-systeem wordt met behulp van<br />
parameters geregeld. In de werkstand Organisatie stelt u de<br />
parameters in en stemt u zo de besturing op uw specifieke situatie<br />
af.<br />
Bovendien kunt u via een Ethernet-verbinding of een seriële datalijn<br />
cyclus- en DIN-programma’s met andere systemen (PC,<br />
besturingscomputer etc.) uitwisselen en opslaan.<br />
Voor de inbedrijfstelling en controle van het systeem heeft u<br />
diagnosefuncties tot uw beschikking.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 21<br />
1.2 Speciale kenmerken
1.3 Opbouw van de <strong>MANUALplus</strong><br />
1.3 Opbouw van de <strong>MANUALplus</strong><br />
De communicatie tussen de machine-operator en de besturing vindt<br />
plaats via:<br />
„ Beeldscherm<br />
„ Softkeys<br />
„ Toetsenbord voor gegevensinvoer<br />
„ Machinebedieningspaneel<br />
De weergave en controle van de ingevoerde gegevens vindt plaats op<br />
het beeldscherm. Met de softkeys die onder het beeldscherm zijn<br />
aangebracht, kunt u functies selecteren, positiewaarden overnemen,<br />
invoergegevens bevestigen etc. etc.<br />
Met de Info-toets die zich eveneens onder het beeldscherm bevindt,<br />
kunt u fout- en PLC-informatie opvragen en de PLC-diagnose<br />
activeren.<br />
Het toetsenbord voor gegevensinvoer (bedieningspaneel) is<br />
bedoeld voor de invoer van machinegegevens, positiegegevens, etc.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> heeft geen alfanumeriek toetsenbord nodig.<br />
Wanneer u gereedschapsbenamingen, programmabeschrijvingen of<br />
commentaar in DIN-programma’s invoert, verschijnt op het<br />
beeldscherm een alfanumeriek toetsenbord.<br />
Het machinebedieningspaneel omvat alle voor handbediening van<br />
de draaibank noodzakelijke bedieningselementen.<br />
De eigenlijke “besturing” blijft verborgen voor de operator. U dient<br />
zich echter te realiseren dat ingevoerde cyclusprogramma’s, ICPcontouren<br />
en DIN-programma’s op de ingebouwde harde schijf<br />
worden opgeslagen. Het voordeel hiervan is, dat een zeer groot aantal<br />
programma’s kan worden opgeslagen.<br />
Voor de uitwisseling en beveiliging van gegevens heeft u de<br />
beschikking over de seriële data-interface (RS232) of de Ethernetinterface.<br />
Opbouw van de draaibank<br />
De machinefabrikant configureert de <strong>MANUALplus</strong> voor “Draaien<br />
vóór hartlijn” of “Draaien na hartlijn” of als “carrouseldraaibank” –<br />
volgens de positie van de gereedschapshouder op de draaibank resp.<br />
de opbouw van de draaibank. De menusymbolen, de ondersteunende<br />
grafieken en de grafische weergave bij ICP en bij de simulatie houden<br />
rekening met de configuratie van de draaibank.<br />
De weergaves in dit bedieningshandboek zijn gebaseerd op een<br />
draaibank met gereedschapshouder vóór de hartlijn.<br />
22 1 Inleiding en basisprincipes
Toetsenbord voor gegevensinvoer Symbool<br />
Menu<br />
Oproepen van het “hoofdmenu”<br />
Proces<br />
Selecteren van een nieuwe werkstand<br />
Backspace<br />
Hiermee wordt het teken links van de<br />
cursor gewist<br />
Ringtoets<br />
Helpschermen voor bewerking aan<br />
binnen-/buitenzijde omschakelen<br />
Clear<br />
Hiermee worden foutmeldingen gewist<br />
Cijfers (0...9)<br />
Voor invoer van waarden en<br />
menutoetskeuze<br />
Decimale punt<br />
Min<br />
Voor invoeren van voorteken<br />
Toetsenbord voor gegevensinvoer Symbool<br />
Enter<br />
Om de invoer van waarden te<br />
beëindigen<br />
Store<br />
Om de invoer van waarden te<br />
beëindigen; de waarden worden<br />
overgenomen<br />
Cursortoetsen<br />
Hiermee wordt de cursor één positie in<br />
pijlrichting (één teken, één veld, één<br />
regel, etc.) verplaatst<br />
PgUp, PgDn<br />
Hiermee wordt de informatie op de<br />
voorgaande/volgende<br />
beeldschermpagina getoond;<br />
omschakelen tussen twee<br />
invoervensters<br />
Info<br />
Hiermee wordt de foutweergave resp.<br />
PLC-statusweergave geactiveerd<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 23<br />
1.3 Opbouw van de <strong>MANUALplus</strong>
1.3 Opbouw van de <strong>MANUALplus</strong><br />
Machinebedieningspaneel<br />
De machinefabrikant stemt het machinebedieningspaneel af<br />
op de draaibank. De uitvoering van het bedieningspaneel op<br />
uw machine kan dus afwijken van het hier getoonde<br />
bedieningspaneel. Voor nadere informatie verwijzen wij u naar<br />
de machinedocumentatie.<br />
Bedieningselementen:<br />
1 Oplossend vermogen van handwiel<br />
Hiermee wordt het oplossend vermogen van het handwiel<br />
op 1/10 mm, 1/100 mm of 1/1000 mm per maatstreep<br />
ingesteld – of op andere door de machinefabrikant<br />
vastgelegde resoluties<br />
2 Handwiel-override tijdens schroefdraadcycli<br />
Hiermee wordt het handwiel op “Override bij<br />
schroefdraadcycli” ingesteld<br />
3 X-handwiel<br />
Voor het positioneren van de dwarsslede (Vlak = Xrichting)<br />
4 Aanzetcorrectie<br />
Beïnvloedt de geprogrammeerde aanzet (feed-override)<br />
5 Toerentalcorrectie<br />
Beïnvloedt het vooraf ingestelde toerental (speedoverride)<br />
6 NOODSTOP-schakelaar<br />
7 Z-handwiel<br />
Voor positioneren van de bedslede (Langs = Z-richting)<br />
8 Gereedschapswissel<br />
Gereedschapswissel bevestigen<br />
9 Koelmiddel aan/uit<br />
Schakelt de koelvloeistoftoevoer in of uit<br />
10 Joystick<br />
Rechtlijnige verplaatsing van de slede met aanzetsnelheid<br />
of ijlgang; er is een schakelaar ingebouwd om de ijlgang in<br />
te schakelen<br />
11 Spilschakelaar<br />
Hiermee wordt de spil ingesteld op rechtsom (met de klok<br />
mee), linksom (tegen de klok in) of spilstop (M05)<br />
12 Cyclusstop<br />
Hiermee wordt de verplaatsing en de uitvoering van de<br />
cyclus gestopt (de spil blijft in bedrijf)<br />
13 Cyclusstart<br />
Hiermee worden cycli, cylusprogramma’s of NCprogramma’s<br />
gestart<br />
14 Spil joggen rechtsom<br />
De spil draait langzaam rechtsom (met de klok mee)<br />
15 Spil joggen linksom<br />
De spil draait langzaam linksom (tegen de klok in)<br />
24 1 Inleiding en basisprincipes
1.4 Asaanduidingen en<br />
coördinatenstelsel<br />
Asaanduidingen<br />
De dwarsslede wordt aangeduid als X-as en de bedslede als Z-as<br />
(afbeelding rechtsboven).<br />
Alle getoonde en ingevoerde X-waarden worden als diameter<br />
beschouwd.<br />
Voor verplaatsingen geldt het volgende:<br />
„ verplaatsingen inplus-richting verwijderen zich van het werkstuk<br />
„ verplaatsingen in min-richting gaan naar het werkstuk toe<br />
Coördinatensysteem<br />
Met de letters X en Z worden posities in een tweedimensionaal<br />
coördinatenstelsel beschreven. Zoals in de afbeelding is te zien, wordt<br />
de positie van de gereedschapspunt duidelijk met een X- en Z-positie<br />
beschreven.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> onderscheidt rechtlijnige en cirkelvormige<br />
verplaatsingen (interpolaties) tussen geprogrammeerde punten.<br />
Wanneer u opeenvolgende coördinaten en lineaire/cirkelvormige<br />
verplaatsingen ingeeft, kunt de bewerking van een werkstuk<br />
programmeren.<br />
Evenals bij verplaatsingen moet ook de contour van een werkstuk met<br />
afzonderlijke coördinaatpunten en lineaire of cirkelvormige<br />
bewegingen volledig worden beschreven.<br />
De coördinaatgegevens van de assen X en Z zijn gerelateerd aan het<br />
werkstuknulpunt (afbeelding midden rechts).<br />
Hoekmaten voor de C-as zijn gerelateerd aan het “nulpunt van de Cas”<br />
(afbeelding rechtsonder).<br />
U kunt posities met een nauwkeurigheid van 1 µm (0,001 mm)<br />
invoeren. Ze worden met dezelfde nauwkeurigheid weergegeven.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 25<br />
1.4 Asaanduidingen en coördinatenstelsel
1.4 Asaanduidingen en coördinatenstelsel<br />
Absolute coördinaten<br />
Wanneer de coördinaten van een positie betrekking hebben op het<br />
werkstuknulpunt, worden ze absolute coördinaten genoemd. Elke<br />
positie van een werkstuk kan door absolute coördinaten eenduidig<br />
worden vastgelegd (afbeelding rechtsboven).<br />
Incrementele coördinaten<br />
Incrementele coördinaten hebben betrekking op de laatst<br />
geprogrammeerde positie. Met incrementele coördinaten wordt de<br />
maat tussen de laatste en de daaropvolgende positie aangegeven.<br />
Elke positie van een werkstuk wordt duidelijk door incrementele<br />
coördinaten vastgelegd (afbeelding midden rechts).<br />
Poolcoördinaten<br />
Positie-aanduidingen op het eind- of mantelvlak kunt u met behulp van<br />
cartesiaanse coördinaten of poolcoördinaten invoeren.<br />
Bij een dimensionering met behulp van poolcoördinaten is een positie<br />
op het werkstuk duidelijk vastgelegd door diameter en hoek<br />
(afbeelding rechtsonder).<br />
26 1 Inleiding en basisprincipes
1.5 Machinereferentiepunten<br />
Machinenulpunt<br />
Het snijpunt van de X-as met de Z-as wordt “machinenulpunt”<br />
genoemd. Bij een draaibank is dit meestal het snijpunt van de spilas<br />
met het spilvlak. De letteraanduiding is “M” (afbeelding rechtsboven).<br />
Werkstuknulpunt<br />
Voor de bewerking van een werkstuk is het eenvoudiger het<br />
referentiepunt in overeenstemming met de dimensionering op de<br />
tekening op het werkstuk te positioneren. Dit punt wordt<br />
“werkstuknulpunt” genoemd. De letteraanduiding is “W” (afbeelding<br />
midden rechts).<br />
Referentiepunt<br />
Het hangt van de toegepaste meetsystemen af, of de besturing bij het<br />
uitschakelen haar positie “vergeet”. Is dit het geval, dan moet u na het<br />
inschakelen van de<strong>MANUALplus</strong> vaste referentiepunten benaderen.<br />
Het systeem kent de afstanden tussen de referentiepunten en het<br />
machinenulpunt (afbeelding rechtsonder).<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 27<br />
1.5 Machinereferentiepunten
1.6 Gereedschapsmaten<br />
1.6 Gereedschapsmaten<br />
Voor de aspositionering, de berekening van de<br />
snijkantradiuscompensatie en de berekening van de snede-opdeling<br />
bij cycli etc. heeft de <strong>MANUALplus</strong> gereedschapsgegevens nodig.<br />
Gereedschapslengte<br />
Alle geprogrammeerde en aangegeven positiewaarden hebben<br />
betrekking op de afstand tussen gereedschapspunt en<br />
werkstuknulpunt. Het systeem zelf kent echter uitsluitend de absolute<br />
positie van de gereedschapshouder (slede). Om de positie van de<br />
gereedschapspunt te kunnen bepalen en weergeven, moet de<br />
<strong>MANUALplus</strong> kunnen beschikken over de maten XWz en ZWz<br />
(afbeelding rechtsboven).<br />
Gereedschapscorrecties<br />
De gereedschapssnijkant van het gereedschap slijt tijdens de<br />
verspaning. Om deze slijtage te compenseren, maakt de<br />
<strong>MANUALplus</strong> gebruik van correctiematen. De correctiewaarden<br />
worden onafhankelijk van de lengtematen beheerd. In het systeem<br />
worden deze waarden bij de lengtematen opgeteld.<br />
Snijkantradiuscompensatie (SRC)<br />
Draaigereedschap is afgerond aan de gereedschapspunt. Hierdoor<br />
ontstaan onnauwkeurigheden bij de bewerking van kegels,<br />
afkantingen en radiussen die de <strong>MANUALplus</strong> met behulp van de<br />
snijkantradiuscompensatie compenseert.<br />
Geprogrammeerde banen hebben betrekking op de theoretische<br />
gereedschapspunt S (afbeelding midden rechts). Bij niet-asparallele<br />
contouren ontstaan hierdoor onnauwkeurigheden.<br />
De SRC berekent een nieuwe verplaatsing, de equidistante, om deze<br />
fout te compenseren (afbeelding rechtsonder).<br />
De <strong>MANUALplus</strong> berekent de SRC bij de cyclusprogrammering. Bij de<br />
DIN-programmering wordt er bij verspaningscycli eveneens rekening<br />
gehouden met de SRC. Bij de DIN-programmering met afzonderlijke<br />
banen kunt u bovendien de SRC in- of uitschakelen.<br />
28 1 Inleiding en basisprincipes
Freesradiuscompensatie (FRC)<br />
Bij de freesbewerking is de buitendiameter van de frees bepalend<br />
voor het maken van de contour. Zonder FRC is het middelpunt van de<br />
frees het referentiepunt. De FRC berekent een nieuwe verplaatsing,<br />
de equidistante, om deze fout te compenseren.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 29<br />
1.6 Gereedschapsmaten
Bedieningsinstructies<br />
2
2.1 Het <strong>MANUALplus</strong>-beeldscherm<br />
2.1 Het <strong>MANUALplus</strong>beeldscherm<br />
De <strong>MANUALplus</strong> toont de informatie in vensters.<br />
Sommige vensters verschijnen alleen als dit<br />
noodzakelijk is, bijvoorbeeld tijdens het invoeren van<br />
gegevens.<br />
Daarnaast bevat het beeldscherm de<br />
werkstandregel en het softkey-display. De velden<br />
van het softkey-display corresponderen met het onder<br />
het beeldscherm aangebrachte softkeys.<br />
Gebruikte vensters<br />
„ Machine-uitlezing<br />
Digitale uitlezing, weergave van de<br />
machinegegevens, de machinestatus, etc.<br />
„ Lijst- en programmavenster<br />
Weergave van programma-, gereedschaps- en<br />
parameterlijsten, etc. U “navigeert” met de<br />
cursortoetsen en selecteert de elementen uit de<br />
lijst die moeten worden bewerkt.<br />
„ Menuvenster<br />
Weergave van de menusymbolen. Dit venster<br />
verschijnt uitsluitend tijdens de menufase op het<br />
beeldscherm.<br />
„ Invoervenster<br />
Voor het invoeren van parameters van een cyclus,<br />
ICP-element, DIN-commando, etc. U kunt de<br />
gegevens invoeren, bestaande gegevens bekijken,<br />
gegevens wissen en wijzigen. Dit venster wordt<br />
tevens voor de weergave van gegevens gebruikt.<br />
„ Helpscherm<br />
De gegevensinvoer (cyclusparameters,<br />
gereedschapsgegevens, etc.) wordt aan de hand<br />
van een helpscherm verklaard. Met de ringtoets<br />
kunt u omschakelen tussen helpschermen voor<br />
bewerking aan de buiten- of binnenzijde.<br />
„ Simulatievenster<br />
Aan de hand van de grafische weergave van de<br />
contourgedeeltes en de simulatie van de<br />
gereedschapsbewegingen controleert u in het<br />
simulatievenster de cycli, cyclus- en DINprogramma’s.<br />
„ ICP-contourweergave<br />
Weergave van de contour in de ICP-programmering.<br />
„ DIN-bewerkingsvenster<br />
Weergave van het DIN-programma tijdens de DINprogrammering.<br />
Dit venster wordt over de<br />
“Machine-uitlezing” heen getoond.<br />
„ Foutvenster<br />
Weergave van de opgetreden fouten en<br />
waarschuwingen.<br />
32 2 Bedieningsinstructies
2.2 Bediening, gegevensinvoer<br />
Werkstanden<br />
De actieve werkstand is gemarkeerd. De <strong>MANUALplus</strong> onderscheidt<br />
de volgende werkstanden:<br />
„ Machine – met de sub-werkstanden:<br />
„ Handbediening (weergave: “Machine”<br />
„ Teach-in<br />
„ Programma-afloop<br />
„ Gereedschapsbeheer<br />
„ Organisatie<br />
Met de Process-toets kiest u een andere werkstand. Wanneer u de<br />
toets één keer heeft bediend, wordt de “Werkstandregel”<br />
geactiveerd. U selecteert dan vooraf de gewenste werkstand met de<br />
cursortoetsen en activeert deze met de Process-toets.<br />
Menukeuze<br />
De cijfertoetsen gebruikt u zowel voor de menukeuze als voor de<br />
gegevensinvoer. Daarbij worden menu’s in een veld van 3 * 3<br />
weergegeven. Dit veld correspondeert met het numerieke<br />
toetsenbord, waarbij de positie van de cijfertoets maatgevend is.<br />
Functies, cycli, gereedschappen etc. worden met een symbool<br />
weergegeven. De voetregel van het menuvenster geeft de betekenis<br />
van het geselecteerde menu-item aan.<br />
Bedien de desbetreffende cijfertoets of selecteer het symbool met de<br />
cursortoetsen en druk op “Enter”.<br />
Softkeys<br />
De Process-toets kan uitsluitend worden bediend, als het<br />
hoofdmenu van de desbetreffende werkstand actief is. U<br />
komt in het hoofdmenu door bediening van de softkey<br />
Terug resp. met de “Menutoets”.<br />
„ De selectie van softkeys bestaat uit meerdere stappen.<br />
„ Bepaalde softkeys werken als “tuimelschakelaar”. De werkstand is<br />
ingeschakeld, wanneer het bijbehorende veld “actief” is (gekleurde<br />
achtergrond). De instelling blijft bestaan, totdat u de functie weer<br />
uitschakelt.<br />
„ Functies zoals Overname positie komen in de plaats van het<br />
handmatig invoeren van waarden. De gegevens worden in de<br />
desbetreffende invoervelden ingevoerd.<br />
„ De gegevensinvoer wordt met de softkeys Opslaan of Invoer klaar<br />
beëindigd.<br />
„ Met Terug schakelt u één bedieningsstap terug.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 33<br />
2.2 Bediening, gegevensinvoer
2.2 Bediening, gegevensinvoer<br />
Gegevensinvoer<br />
In het invoervenster staan meerdere invoervelden. Met de “pijl<br />
omhoog/pijl omlaag” kunt u met de cursor naar het gewenste<br />
invoerveld gaan. In de voetregel van het venster is de betekenis van<br />
het geselecteerde veld aangegeven.<br />
Plaats de cursor op het gewenste invoerveld, om gegevens in te<br />
voeren. Bestaande gegevens worden overschreven. Met “pijl naar<br />
links/pijl naar rechts” verplaatst u de cursor naar de gewenste positie<br />
in het invoerveld, om bestaande tekens te wissen of tekens in te<br />
typen.<br />
U beëindigt de gegevensinvoer in een invoerveld met “pijl omhoog/pijl<br />
omlaag” of met “Enter”.<br />
Als bij sommige dialogen het aantal invoervelden te groot is voor één<br />
venster, wordt er een tweede invoervenster gebruikt. Dit is te zien aan<br />
het symbool in de voetregel van het invoervenster. Met de toetsen<br />
“PgUp/PgDn” wisselt u van invoervenster.<br />
Bij bediening van Invoer klaar resp. Opslaan worden<br />
ingevoerde of gewijzigde gegevens overgenomen – met<br />
Terug worden ingevoerde of gewijzigde gegevens niet<br />
overgenomen.<br />
Lijstverwerking<br />
Cyclusprogramma’s, DIN-programma’s, gereedschapstabellen, etc.<br />
worden in de vorm van lijsten weergegeven. U kunt met de<br />
cursortoetsen in de tabel “navigeren”, om de gegevens te bekijken of<br />
elementen voor handelingen zoals wissen, kopiëren, wijzigen, etc. te<br />
selecteren.<br />
34 2 Bedieningsinstructies
Alfanumeriek toetsenbord<br />
Programmabeschrijvingen, gereedschapsbeschrijvingen,<br />
commentaar etc. kunnen via een op<br />
het beeldscherm weergegeven alfanumerieke<br />
toetsenbord worden ingevoerd. Kies met de<br />
cursortoetsen de gewenste tekens en bevestig deze<br />
met “Enter”. Met behulp van het veld “Shift” kunt u<br />
hoofdletters en kleine letters instellen.<br />
Wanneer u bestaande teksten wilt corrigeren of<br />
aanvullen, plaatst u de cursor op de gewenste positie.<br />
Druk op de toets “pijl omhoog” totdat de cursor zich<br />
in de invoerregel bevindt. Ga vervolgens met “pijl naar<br />
links/pijl naar rechts” naar de gewenste positie. U<br />
kunt dan tekst invoegen, wissen of overschrijven.<br />
Met de toets “INS” (op het alfanumerieke<br />
toetsenbord) kunt u instellen of een teken moet<br />
worden ingevoegd of overschreven. De stand van de<br />
“Insert-knop” (insert is de Engelse term voor<br />
invoegen) wordt onder de invoerregel aangegeven.<br />
Cijfers worden nog steeds op het toetsenbord voor<br />
gegevensinvoer ingevoerd.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 35<br />
2.2 Bediening, gegevensinvoer
2.3 Foutmeldingen<br />
2.3 Foutmeldingen<br />
De vorm en het verloop in geval van foutmeldingen<br />
zijn op de bedieningssituatie afgestemd.<br />
Directe foutmeldingen<br />
De <strong>MANUALplus</strong> maakt gebruik van directe<br />
foutmeldingen resp. waarschuwingen, wanneer<br />
directe foutcorrectie mogelijk is (voorbeeld: de<br />
ingevoerde waarde van de cyclusparameter ligt buiten<br />
het geldige bereik). U bevestigt deze melding met<br />
“Enter” en verhelpt de fout (afbeelding rechtsboven).<br />
Informatie in de directe foutmelding:<br />
„ In de foutbeschrijving wordt de opgetreden fout<br />
verklaard.<br />
„ Het foutnummer moet worden vermeld, als u<br />
contact opneemt met de leverancier.<br />
„ De tijd geeft aan wanneer deze fout zich heeft<br />
voorgedaan.<br />
Foutweergave<br />
Indien er tijdens het opstarten van het systeem,<br />
tijdens bedrijf of tijdens de programma-afloop fouten<br />
optreden of meldingen verschijnen, worden deze<br />
opgeslagen en met het foutsymbool (links in de<br />
kopregel) aangegeven. Open het foutvenster met de<br />
Info-toets, om de meldingen te bekijken.<br />
Als er meer foutmeldingen hebben plaatsgevonden<br />
dan in het foutvenster kunnen worden weergegeven,<br />
dan kunt u met de cursortoetsen “PgUp/ PgDn” door<br />
de foutmeldingen bladeren.<br />
Betekenis van de symbolen<br />
Waarschuwing: De programma-uitvoering/<br />
bediening wordt voortgezet. De <strong>MANUALplus</strong> maakt<br />
u attent op het “probleem”.<br />
Fout: De programma-uitvoering/bediening wordt<br />
gestopt. U moet de fout corrigeren, anders kunt u<br />
niet doorwerken.<br />
36 2 Bedieningsinstructies
Foutmeldingen wissen<br />
Met de “Backspace-toets” wist u de foutmelding waarop de cursor<br />
staat en met de “Clear-toets” alle foutmeldingen.<br />
Het foutsymbool blijft in de kopregel staan totdat alle fouten zijn<br />
gewist.<br />
Met Terug verlaat u het foutvenster zonder meldingen te wissen.<br />
Informatie in de foutmelding:<br />
„ In de foutbeschrijving wordt de opgetreden fout verklaard.<br />
„ Het foutnummer, de niveau-informatie (D-niveau, K-niveau) en het<br />
“BA-nr.” moeten worden vermeld wanneer u contact opneemt met<br />
de leverancier.<br />
„ De tijd geeft aan wanneer deze fout zich heeft voorgedaan.<br />
„ De foutklasse staat in het omkaderde veld (linksboven in de<br />
melding). Als dit veld er niet is, is er sprake van een<br />
“waarschuwing”.<br />
„ Achtergrond: De melding is bedoeld als informatie of er is een<br />
“kleine” fout opgetreden.<br />
„ Annuleren: Het lopende proces (uitvoering van een cyclus,<br />
verplaatsingscommando, etc.) is geannuleerd. Nadat de fout is<br />
verholpen, kunt u verderwerken.<br />
„ Noodstop: Vanwege een foutsituatie zijn alle verplaatsingen<br />
gestopt en is de uitvoering van cyclus- of DIN-programma’s<br />
geannuleerd. Nadat de fout is verholpen, kunt u verderwerken.<br />
„ Reset: Vanwege een foutsituatie zijn alle verplaatsingen gestopt<br />
en is de uitvoering van cyclus- of DIN-programma’s geannuleerd.<br />
Schakel het systeem korte tijd uit en start het weer. Neem contact<br />
op met uw leverancier als deze fout zich nogmaals voordoet.<br />
Systeemfouten, interne fouten<br />
Indien bij wijze van uitzondering een systeemfout of interne fout<br />
optreedt, dient u alle informatie met betrekking tot deze melding te<br />
noteren en contact op te nemen met uw leverancier. Deze fouten kunt<br />
u niet verhelpen. Schakel de besturing uit en start deze opnieuw op.<br />
PLC-fouten, PLC-statusweergave<br />
Met de softkeys PLC Diagnose en CNC Diagnose kunt u<br />
omschakelen tussen de foutweergave en het PLC-venster.<br />
Het PLC-venster wordt voor PLC-meldingen en de PLC-diagnose<br />
gebruikt. In het machinehandboek vindt u informatie hierover.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 37<br />
2.3 Foutmeldingen
2.3 Foutmeldingen<br />
Waarschuwingen tijdens de simulatie<br />
Problemen die tijdens de simulatie van een cyclus of<br />
een cyclus- of DIN-programma worden ontdekt,<br />
worden door de <strong>MANUALplus</strong> in de meest linkse<br />
softkey weergeven (afbeelding rechtsonder). Deze<br />
meldingen kunnen met de softkey worden<br />
opgeroepen.<br />
38 2 Bedieningsinstructies
2.4 Begripsverklaring<br />
„ Cursor: In lijsten of bij de gegevensinvoer is een element in de lijst,<br />
een invoerveld of een teken gemarkeerd. Deze “markering” wordt<br />
cursor genoemd. Invoeracties of handelingen zoals kopiëren,<br />
wissen, het invoegen van een nieuw element, etc. zijn gerelateerd<br />
aan de cursorpositie.<br />
„ Cursortoetsen: Met de “pijltoetsen” en de toetsen “PgUp/ PgDn”<br />
verplaatst u de cursor.<br />
„ Page-toetsen: De toetsen “PgUp/PgDn” worden ook wel “Pagetoetsen”<br />
genoemd (“page” is de Engelse term voor pagina).<br />
„ navigeren: In lijsten of in het invoerveld verplaatst u de cursor om<br />
de positie te selecteren die u wilt bekijken, wijzigen, aanvullen of<br />
wissen. U “navigeert” door de lijst.<br />
„ Actieve / niet-actieve vensters, functies, menupunten: Slechts<br />
één van de op het beeldscherm weergegeven vensters is actief. Dit<br />
betekent dat op het toetsenbord ingevoerde gegevens van invloed<br />
zijn op het actieve venster. Het actieve venster heeft een kopregel<br />
in kleur. De kopregel van niet-actieve vensters wordt “kleurloos”<br />
weergegeven.<br />
Niet-actieve functie- of menutoetsen worden eveneens “kleurloos”<br />
weergegeven.<br />
„ Menu, menutoets: De <strong>MANUALplus</strong> toont de functies/<br />
functiegroepen die kunnen worden geselecteerd in een veld van 3<br />
* 3. Dit veld wordt “menu” genoemd. Elk afzonderlijk symbool is<br />
een “menutoets”.<br />
„ Bewerken: Het wijzigen, invoegen en wissen van parameters,<br />
commando’s etc. in de programma’s, gereedschapsgegevens of<br />
parameters wordt “bewerken” genoemd.<br />
„ Default-waarde: Wanneer aan cyclusparameters of parameters<br />
van DIN-commando’s vooraf waarden zijn toegekend, spreken wij<br />
van “default-waarden”. Deze waarden gelden wanneer de<br />
parameters niet worden ingevoerd.<br />
„ Byte: De capaciteit van disks wordt in “byte” aangegeven. Omdat<br />
de <strong>MANUALplus</strong> van een harde schijf is voorzien, wordt de<br />
programmalengte ook in byte aangegeven.<br />
„ Extensie: Bestandsnamen bestaan uit de eigenlijke “naam” en de<br />
“extensie”. De naam en extensie zijn door een “.” van elkaar<br />
gescheiden. Met de extensie wordt het bestandstype aangegeven.<br />
Voorbeelden:<br />
„ “*.NC”DIN-programma’s<br />
„ “*.NCS”DIN-subprogramma’s (DIN-macro’s)<br />
„ “*.MAS”Machineparameter<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 39<br />
2.4 Begripsverklaring
Werkstand Machine<br />
3<br />
41 3 Werkstand Machine
3.1 De werkstand Machine<br />
3.1 De werkstand Machine<br />
De werkstand Machine omvat de functies voor het instellen van de<br />
machine, de bewerking van werkstukken en het maken van cyclus- en<br />
DIN-programma’s.<br />
„ Machine instellen<br />
Voorbereidingen zoals aswaarden instellen (werkstuknulpunt<br />
definiëren), gereedschap opmeten of veiligheidszone instellen<br />
„ Handbediening<br />
Handmatig of halfautomatisch een werkstuk vervaardigen<br />
„ Teach-in<br />
Een nieuw cyclusprogramma aanleren (“Teach-in”), een bestaand<br />
programma wijzigen, cycli grafisch testen<br />
„ DIN-Programmering<br />
DIN-programma’s maken, wijzigen, wissen<br />
„ Programma-uitvoering<br />
Bestaande cyclus- of DIN-programma’s grafisch testen en<br />
gebruiken bij de productie van werkstukken<br />
Evenals bij een conventionele draaibank regelt u de asverplaatsingen<br />
met behulp van de handwielen en jog-bedieningselementen en op die<br />
manier vervaardigt u het werkstuk. U kunt echter meestal beter de<br />
cycli van de <strong>MANUALplus</strong> gebruiken.<br />
Een cyclus is een voorgeprogrammeerde bewerking. Dit kan zowel<br />
een enkelvoudige snede als een ingewikkelde bewerking zoals<br />
draadsnijden zijn. Het gaat echter altijd om een volledig uitvoerbare<br />
bewerking. Bij een cyclus definieert u de bewerking met slechts<br />
enkele parameters.<br />
Bij “handbediening” worden cycli niet opgeslagen. Tijdens “Teach-in<br />
bedrijf” wordt elke bewerking met behulp van cycli uitgevoerd, in een<br />
cyclusprogramma opgenomen en opgeslagen. Het<br />
cyclusprogramma is dan in “Programma-uitvoering” beschikbaar voor<br />
de productie van onderdelen.<br />
Bij de ICP-programmering legt u met lineaire/cirkelvormige<br />
contourelementen en met overlappende elementen (afkantingen,<br />
afrondingen, draaduitlopen) willekeurige contouren vast. De<br />
contourbeschrijvingen worden in ICP-cycli geïntegreerd. (zie “ICPcontouren”<br />
op bladzijde 242).<br />
Bij de DIN-programmering heeft u de beschikking over functies voor<br />
eenvoudige verplaatsingen, DIN-cycli voor ingewikkelde<br />
verspaningen, schakelfuncties, rekenkundige bewerkingen en de<br />
programmering van variabelen.<br />
U maakt “zelfstandige” programma's, waarin alle noodzakelijke<br />
schakel- en verplaatsingscommando's zijn opgenomen en die in de<br />
werkstand Programma-uitvoering worden uitgevoerd, of u maakt DINmacro’s<br />
die in cycli worden opgenomen. Welke commando's u in een<br />
DIN-macro gebruikt, is afhankelijk van uw taakstelling. Ook bij DINmacro's<br />
kunt u gebruik maken van alle commando's.<br />
Cyclusprogramma's kunt u naar DIN-programma's converteren. U<br />
benut dan bijvoorbeeld de voordelen van de eenvoudige<br />
cyclusprogrammering, om vervolgens na de “DIN-conversie” het NCprogramma<br />
te optimaliseren of aan te vullen.<br />
42 3 Werkstand Machine
3.2 In- en uitschakelen<br />
Inschakelen<br />
De <strong>MANUALplus</strong> toont in de kopregel de afzonderlijke<br />
stappen van de systeemstart. Nadat alle tests en de<br />
initialisatie zijn uitgevoerd, schakelt het systeem naar<br />
de werkstand Machine. In het gereedschapsdisplay<br />
verschijnt het laatst gebruikte gereedschap. Of een<br />
referentieprocedure nodig is, hangt af van het type<br />
meetapparatuur.<br />
Fouten tijdens het opstarten van het systeem worden<br />
door het foutsymbool aangegeven. Zodra het<br />
systeem bedrijfsklaar is, kunt u deze foutmeldingen<br />
controleren (zie “Foutmeldingen” op bladzijde 36).<br />
De <strong>MANUALplus</strong> neemt aan dat bij het<br />
opstarten van het systeem het laatst<br />
gebruikte gereedschap is ingespannen.<br />
Als dit niet het geval is, maak dan door<br />
middel van een gereedschapswissel het<br />
nieuwe gereedschap bekend.<br />
Referentieprocedure<br />
Referentieprocedure<br />
X-referentie kiezen<br />
Z-referentie kiezen<br />
Activeer “Cyclusstart”: de<br />
referentiepunten worden nu<br />
benaderd.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> activeert de digitale uitlezing en<br />
schakelt het menu en de softkeybalk naar<br />
“hoofdmenu”.<br />
De referentieprocedure is afhankelijk van de<br />
meetapparatuur:<br />
„ EnDat-sensor: er is geen referentieprocedure<br />
vereist.<br />
„ Afstandsgecodeerde sensor: de positie van de<br />
assen is na een korte referentieprocedure bepaald.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 43<br />
3.2 In- en uitschakelen
3.2 In- en uitschakelen<br />
„ Standaardsensor: de assen verplaatsen zich naar bekende<br />
machinevaste punten. Tijdens het benaderen van het referentiepunt<br />
wordt een signaal aan de besturing gegeven. Omdat het systeem<br />
de afstand tot het machinenulpunt kent, is daarmee ook de aspositie<br />
bekend.<br />
„ Wanneer de referentiepunten van de X- en Z-assen<br />
afzonderlijk worden benaderd, vindt de verplaatsing<br />
uitsluitend in X- of Z-richting plaats .<br />
Bewaking van de EnDat-sensoren<br />
Bij EnDat-sensoren slaat de besturing de asposities op wanneer de<br />
machine wordt uitgeschakeld. Bij het inschakelen vergelijkt de<br />
<strong>MANUALplus</strong> voor elke as de positie bij inschakeling met de<br />
opgeslagen positie bij uitschakeling.<br />
Bij afwijkingen volgt er een van de onderstaande foutmeldingen:<br />
„ "As werd na het uitschakelen van de machine verplaatst."<br />
Controleer en bevestig de actuele positie, als de as inderdaad werd<br />
verplaatst.<br />
„ "Opgeslagen sensorpositie van de as is ongeldig."<br />
Deze melding is correct, wanneer de besturing voor de eerste keer<br />
wordt ingeschakeld of wanneer de sensor of andere betrokken<br />
componenten van de besturing vervangen werden.<br />
„ ”Parameters zijn gewijzigd. Opgeslagen sensorpositie van de as is<br />
ongeldig."<br />
Deze melding is correct, wanneer de configuratieparameters<br />
gewijzigd werden.<br />
Bovengenoemde meldingen kunnen ook het gevolg zijn van een<br />
defect in de sensor of in de besturing. Neem contact op met uw<br />
machineleverancier wanneer dit probleem zich vaker voordoet.<br />
44 3 Werkstand Machine
Uitschakelen<br />
Uitschakelen<br />
De correcte uitschakeling wordt in de<br />
fouten-logfile vermeld.<br />
Sluit het hoofdscherm van de<br />
werkstand "Machine" af.<br />
Druk op de softkey uitschakelen.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> vraagt voor de zekerheid of het<br />
bedrijf moet worden beëindigd.<br />
Met "Enter" wordt het bedrijf<br />
beëindigd.<br />
Wacht totdat de <strong>MANUALplus</strong> u vraagt de machine<br />
uit te schakelen.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 45<br />
3.2 In- en uitschakelen
3.3 Machinegegevens<br />
3.3 Machinegegevens<br />
Weergave en invoer van de<br />
machinegegevens<br />
Tijdens handbediening voert u de machinegegevens<br />
het gereedschap, het spiltoerental en de aanzet bij "T,<br />
S, F instellen" in. In cyclus- en DIN-programma’s zijn<br />
de machinegegevens onderdeel van de<br />
cyclusparameters resp. het NC-programma.<br />
In "T, S, F instellen" legt u bovendien het<br />
"maximumtoerental“ en de "stilzethoek" vast.<br />
U kunt de snijgegevens (spiltoerental, aanzet) samen<br />
met de gereedschapsgegevens opslaan en met de<br />
softkey S, F van gereedschap overnemen (zie<br />
“Gereedschapsgegevens –extra parameters” op<br />
bladzijde 426).<br />
Weergave van machinegegevens<br />
Het display met machinegegevens kan<br />
worden geconfigureerd. Daarom kan de<br />
weergave van uw machinegegevens<br />
afwijken van de hier getoonde weergave.<br />
Machinegegevens invoeren<br />
Parameters invoeren<br />
Kies "S, F, T instellen" (alleen mogelijk<br />
bij handbediening)<br />
Gegevensinvoer afsluiten<br />
Elementen van het display met machinegegevens<br />
Digitale uitlezing X, Z: Afstand gereedschapspunt –<br />
werkstuknulpunt<br />
„ Letteraanduiding as wit: geen “vrijgave”<br />
Digitale uitlezing C: positie van de C-as<br />
„ leeg veld: C-as is niet actief<br />
„ Letteraanduiding as wit: geen “vrijgave”<br />
Restwegweergave X, Z, C: Verschil tussen de actuele positie en<br />
de eindpositie van de lopende verplaatsing.<br />
Restwegweergave Z en status van veiligheidszone:<br />
Restwegweergave en weergave van de status van de<br />
veiligheidszonebewaking.<br />
Spilbelasting: Belasting van de hoofdspilmotor ten opzichte van<br />
het nominale draaimoment.<br />
Spilbelasting en maximumtoerental: Belasting van de<br />
hoofdspilmotor en bovendien weergave van het geldige<br />
maximumtoerental.<br />
46 3 Werkstand Machine
Gereedschapsoproep<br />
T is de codeletter voor gereedschapsgegevens. Na de<br />
"T" staan, afhankelijk van de toegepaste<br />
gereedschapshouder, 2 of 4 cijfers.<br />
„ een gereedschapsopname (Voorbeeld: Multifix):<br />
Oproep: " Tdd"<br />
„ meerdere gereedschapsopnames (voorbeeld<br />
revolver): oproep: "Tddpp"<br />
„ dd: positie in het gereedschapsbestand<br />
(gereedschapstabel)<br />
„ pp: positie gereedschapshouder (revolverpositi e)<br />
Tijdens handbediening voert u het T-nummer bij "T, S,<br />
F instellen" in. Tijdens Teach-in is "T" een<br />
cyclusparameter.<br />
Aangedreven gereedschap<br />
„ Een aangedreven gereedschap wordt in de<br />
gereedschapsbeschrijving gedefinieerd.<br />
„ Bij aangedreven gereedschap hebben de<br />
aangegeven spilgegevens betrekking op het<br />
gereedschap..<br />
„ De volgende invoerparameters gelden voor spil 1,<br />
wanneer er een aangedreven gereedschap actief is:<br />
„ spiltoerental/constante snijsnelheid<br />
„ maximumtoerental<br />
„ Aanzet per omwenteling bij "S, F, T instellen".<br />
Elementen van het display met machinegegevens<br />
T-display<br />
„ T-nummer van het gebruikte gereedschap<br />
„ Gereedschapscorrectiewaarden<br />
„ "T" licht in kleur op: "gespiegelde bewerking" acti ef<br />
S-display<br />
„ Symbool voor spiltoestand<br />
„ bovenste veld: geprogrammeerde waarde<br />
„ onderste veld: Instelling van de override-regelaar en het<br />
werkelijke spiltoerental - bij positieregeling (M19): Spilpositie<br />
„ Stand instelling spil/toerenbereik (klein getal naast "S")<br />
„ "S" licht in kleur op: uitlezing geldt voor aangedreven<br />
gereedschap<br />
F-uitlezing<br />
„ Symbool voor cyclustoestand<br />
„ bovenste veld: geprogrammeerde waarde<br />
„ onderste veld: Instelling van de override-regelaar en de<br />
werkelijke aanzet<br />
Softkey’s bij "T, S, F instellen"<br />
zie: “Gereedschapscorrecties” op bladzijde 58<br />
zie: “Gereedschappen instellen” op bladzijde 54<br />
"Gereedschapstabel" oproepen - het T-nummer kan<br />
ook uit de gereedschapstabel worden overgenomen<br />
Overname van spiltoerental en aanzet uit de<br />
gereedschapsgegevens.<br />
Aan: aanzet per minuut (mm/min<br />
Uit: Aanzet per omwenteling (mm/omw)<br />
Aan: constant toerental (omw/min)<br />
Uit: constante snijsnelheid (m/min)<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 47<br />
3.3 Machinegegevens
3.3 Machinegegevens<br />
Gereedschap met meerdere snijkanten<br />
Bij speciale gereedschappen met meerdere snijkanten gelden<br />
verschillende gereedschapsparameters (instelmaten, snijkantradius,<br />
etc.). Maak voor deze gereedschappen meerdere gereedschapsrecords<br />
aan. Programmeer bij T-programmering met 4 cijfers (Tddpp)<br />
een nieuwe "dd" bij gelijkblijvende "pp", als er een andere snijkant van<br />
het speciale gereedschap wordt gebruikt.<br />
Gereedschappen in verschillende kwadranten<br />
Voorbeeld: De “hoofdgereedschapshouder” van uw draaibank is voor<br />
de hartlijn aangebracht (standaardkwadrant). Achter de hartlijn is een<br />
"extra gereedschapsopname" aangebracht.<br />
Bij de configuratie van de <strong>MANUALplus</strong> wordt voor elke<br />
gereedschapsopname vastgelegd of de X-maten en de draairichting bij<br />
cirkelbogen moeten worden gespiegeld. In het gegeven voorbeeld<br />
krijgt de extra gereedschapsopname het attribuut "spiegelen".<br />
Bij dit principe worden alle bewerkingen "normaal" geprogrammeerd,<br />
ongeacht welke gereedschapsopname de bewerking uitvoert. De<br />
simulatie toont eveneens alle bewerkingen in het<br />
“standaardkwadrant”.<br />
De gereedschappen worden eveneens voor het "standaardkwadrant"<br />
beschreven en gedimensioneerd, ook wanneer ze in de "extra<br />
gereedschapsopname" worden ingezet.<br />
Pas tijdens de bewerking van het werkstuk wordt er rekening<br />
gehouden met de spiegeling, wanneer de "extra<br />
gereedschapsopname" wordt gebruikt.<br />
Aanzet<br />
„ Bij aangedreven gereedschap hebben het spiltoerental<br />
en de toerentalbegrenzing betrekking op het<br />
gereedschap.<br />
„ In de machinedocumentatie kunt u lezen of het<br />
aangedreven gereedschap met aanzet per omwenteling<br />
mag worden gebruikt.<br />
"F" is de codeletter voor aanzetgegevens. Afhankelijk van de stand van<br />
de softkey AANZET PER MINUUT wordt er ingevoerd in:<br />
„ millimeter per spilomwenteling (aanzet per omwenteling)<br />
„ millimeter per minuut (aanzet per minuut).<br />
In de weergave kunt u aan de maateenheid zien met welk type aanzet<br />
er wordt gewerkt.<br />
Met de aanzetcorrectieregeling (feed override ) wijzigt u de<br />
voedingswaarde (bereik: 0% tot 150%).<br />
Aanzetsymbolen (F-uitlezing) Symbool<br />
Toestand "cyclus Aan"<br />
cyclus- of programma-uitvoering<br />
actief<br />
Toestand "cyclus Uit"<br />
geen cyclus- of programmauitvoering<br />
actief<br />
48 3 Werkstand Machine
Spil<br />
"S" is de codeletter voor spilgegevens. Afhankelijk van de stand van de<br />
softkey CONSTANT TOERENTAL wordt er ingevoerd in:<br />
„ omwentelingen per minuut (constant toerental)<br />
„ meter per minuut (constante snijsnelheid)<br />
Het toerental wordt door het maximale spiltoerental begrensd. U<br />
definieert de toerentalbegrenzing in “S, F, T instellen”, in<br />
machineparameter 805/855 of in de DIN-programmering met<br />
commando G26.<br />
De toerentalbegrenzing geldt totdat deze door een andere<br />
toerentalbegrenzing wordt overschreven.<br />
Met de toerentalcorrectieregeling (speed-override) wijzigt u het<br />
spiltoerental (Bereik: 50% tot 150% ).<br />
Het cijfer in subscript na de codeletter “S” geeft de stand instelling<br />
spil/toerenbereik aan.<br />
„ Bij een constante snijsnelheid berekent de<br />
<strong>MANUALplus</strong> het spiltoerental als functie van de positie<br />
van de gereedschapspunt. Bij geringere diameters<br />
wordt het spiltoerental waarbij het “maximale<br />
spiltoerental” niet wordt overschreden, hoger.<br />
„ De spilsymbolen geven de rotatierichting aan vanuit het<br />
gezichtspunt van een operator die voor de machine<br />
staat en naar de spil kijkt.<br />
Spilsymbolen (S-display) Symbool<br />
Spilrotatierichting M3<br />
Spilrotatierichting M4<br />
Spil gestopt<br />
Spil in positieregeling (M19)<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 49<br />
3.3 Machinegegevens
3.4 Machine instellen<br />
3.4 Machine instellen<br />
U moet de machine "voorbereiden", ongeacht of u het werkstuk<br />
handmatig of automatisch bewerkt. Tijdens handbediening beschikt u<br />
via het menupunt "Instellen" over de volgende functies:<br />
„ Aswaarden instellen (werkstuknulpunt definiëren)<br />
„ Veiligheidszone inschakelen<br />
„ Gereedschapswisselpositie instellen<br />
„ Waarden C-as instellen<br />
Werkstuknulpunt definiëren<br />
Kies "Instellen"<br />
"Aswaarden instellen" kiezen<br />
Werkstuknulpunt (eindvlak) aanraken<br />
Aanraakpositie als "werkstuknulpunt Z" definiëren<br />
Afstand tussen gereedschap en werkstuknulpunt als<br />
"meetpuntcoördinaat Z" invoeren<br />
De <strong>MANUALplus</strong> berekent het "werkstuknulpunt Z"<br />
Machinenulpunt Z = Werkstuknulpunt Z<br />
(verspringing = 0)<br />
Machinenulpunt X = Werkstuknulpunt Z<br />
(verspringing = 0)<br />
De <strong>MANUALplus</strong> geeft in het helpscherm de afstand tussen het<br />
machinenulpunt en het werkstuknulpunt aan (ook "verspringing"<br />
genoemd).<br />
Wanneer het werkstuknulpunt verandert, verschijnt er een nieuwe<br />
uitlezingswaarde.<br />
Wanneer u het werkstuknulpunt in X verandert, voer dan<br />
de diameterwaarde als “meetpuntcoördinaat X” in. De<br />
weergave in het helpscherm toont de afstand tussen<br />
"machinenulpunt X en werkstuknulpunt" als radiusmaat.<br />
50 3 Werkstand Machine
Veiligheidszone inschakelen<br />
De <strong>MANUALplus</strong> controleert bij elke verplaatsing of de<br />
"veiligheidszone" (in Z-richting) wordt overschreden. Als dit het geval<br />
is, wordt de beweging gestopt en een fout gemeld.<br />
De actuele instelling van de veiligheidszone wordt in het helpscherm<br />
weergegeven:<br />
„ Afstand tussen machinenulpunt en veiligheidszone<br />
„ "–99999,000" betekent: veiligheidszone (in –Z-richting) wordt niet<br />
bewaakt<br />
Veiligheidszone instellen/bewaking uitschakelen<br />
Kies "Instellen"<br />
Kies "Veiligheidszone instellen"<br />
Door met de jog-toetsen of met het handwiel naar de "veiligheidszone"<br />
te gaan ,<br />
definieert u deze positie als veiligheidszone<br />
Positie van de veiligheidszone ten opzichte van het werkstuknulpunt<br />
invoeren (veld: "Meetpuntcoördinaat -Z" ).<br />
Ingevoerde positie wordt als veiligheidszone<br />
overgenomen.<br />
Veiligheidszonebewaking uitschakelen<br />
Weergave van de status van de veiligheidszone<br />
Het weergave-element 9 van de machine-uitlezing geeft de actuele<br />
status van de veiligheidszonebewaking weer (zie<br />
“Configuratieparameters” op bladzijde 435 – regelparameter 301).<br />
„ Wanneer het invoervenster "Veiligheidszone instellen" is<br />
geopend, is de veiligheidszonebewaking niet actief.<br />
„ Bij de DIN-programmering kunt u de<br />
veiligheidszonebewaking met M417 uitschakelen en<br />
met M418 weer inschakelen.<br />
Status van veiligheidszone Symbool<br />
Veiligheidszonebewaking actief<br />
Veiligheidszonebewaking niet<br />
actief<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 51<br />
3.4 Machine instellen
3.4 Machine instellen<br />
Gereedschapswisselpositie instellen<br />
Bij de cyclus “Gereedschapswisselpositie benaderen” of bij de DINfunctie<br />
"G14" verplaatst de slede zich naar de<br />
“gereedschapswisselpositie”. Deze positie moet zover van het<br />
werkstuk verwijderd zijn, dat u het gebruikte gereedschap zonder<br />
meer kunt verwisselen.<br />
Gereedschapswisselpositie instellen<br />
Kies "Instellen"<br />
Kies "Gereedschapswisselpositie"<br />
Gereedschapswisselpositie benaderen<br />
Door met de jog-toetsen of met het handwiel naar de<br />
"gereedschapswisselpositie" te gaan,<br />
definieert u deze positie als<br />
gereedschapswisselpositie.<br />
De coördinaten van de gereedschapswisselpositie<br />
worden als afstand tussen machinenulpunt en<br />
referentiepunt van de gereedschapshouder ingevoerd en<br />
weergegeven. Omdat deze waarden niet worden<br />
getoond, is het raadzaam de gereedschapswisselpositie<br />
te benaderen en de parameters met Overname positie te<br />
definiëren.<br />
52 3 Werkstand Machine
Waarden C-as instellen<br />
U kunt het C-as-nulpunt als volgt instellen:<br />
C-as-nulpunkt vastleggen<br />
C-as positioneren<br />
Kies "Instellen"<br />
Kies "C-aswaarden instellen"<br />
Positie als "nulpunt van de C-as" definiëren<br />
"Nulpuntverschuiving C-as" invoeren<br />
Invoer overnemen - de <strong>MANUALplus</strong> berekent het<br />
“nulpunt van de C-as”<br />
Nulpuntverschuiving C-as wissen<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 53<br />
3.4 Machine instellen
3.5 Gereedschappen instellen<br />
3.5 Gereedschappen instellen<br />
De <strong>MANUALplus</strong> ondersteunt het opmeten van de gereedschappen<br />
door aanraken met een meettaster of met optische meetapparatuur.<br />
Stel de meetprocedure in machineparameter 6 in.<br />
Bij gedimensioneerd gereedschap voert u de instelmaten in de<br />
werkstand “Gereedschapsbeheer” in.<br />
Gereedschapsmaten door aanraken bepalen<br />
Voer het op te meten gereedschap in de gereedschapstabel in (zie<br />
“Gereedschapsgegevens” op bladzijde 418)<br />
Zet een eerder opgemeten gereedschap in en voer<br />
het T-nummer in bij “S, F, T instellen”<br />
Draai het eindvlak en definieer deze positie als werkstuknulpunt.<br />
Ga terug naar “S, F, T instellen”, zet het te meten<br />
gereedschap in en voer het bijbehorende T-nummer<br />
in<br />
Gereedschap meten activeren<br />
Raak het eindvlak aan. “0” als “meetpuntcoördinaat Z” invoeren<br />
(werkstuknulpunt)<br />
Sla de gereedschapsmaat op (de correctiewaarde<br />
wordt gewist)<br />
Draai de meetdiameter. Diametermaat als “meetpuntcoördinaat X”<br />
invoeren<br />
Snijkantradius invoeren<br />
Sla de gereedschapsmaat op (de correctiewaarde<br />
wordt gewist)<br />
Snijkantradius in de gereedschapstabel overnemen.<br />
54 3 Werkstand Machine
Er zijn verschillende manieren om de gereedschapsmaten te bepalen.<br />
Via de beschreven procedure worden de lengtematen ten opzichte<br />
van een opgemeten gereedschap bepaald.<br />
De helpschermen tonen de details van het meten van het<br />
gereedschap gerelateerd aan het gereedschapstype en de<br />
gereedschapsoriëntatie.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 55<br />
3.5 Gereedschappen instellen
3.5 Gereedschappen instellen<br />
Gereedschapsmaten met de meettaster bepalen<br />
Voer het op te meten gereedschap in de gereedschapstabel in (zie<br />
“Gereedschapsgegevens” op bladzijde 418)<br />
Zet het gereedschap in en voer het T-nummer in bij<br />
"S, F, T instellen"<br />
Gereedschap meten activeren<br />
Gereedschap voor de eerste meetrichting voorpositioneren<br />
Druk op de softkey die met de meetrichting<br />
overeenkomt (bijv. de Z-richting)<br />
Druk op cyclusstart. Het gereedschap verplaatst zich<br />
dan in de meetrichting. Bij het activeren van de<br />
meettaster wordt de instelmaat bepaald en<br />
opgeslagen. De correctiewaarde wordt gewist.<br />
Gereedschap voor de tweede meetrichting voorpositioneren<br />
Snijkantradius invoeren<br />
Druk op de softkey die met de meetrichting<br />
overeenkomt (bijv. de X-richting)<br />
Druk op cyclusstart. Het gereedschap verplaatst zich<br />
dan in de meetrichting. Bij het activeren van de<br />
meettaster wordt de instelmaat bepaald en<br />
opgeslagen. De correctiewaarde wordt gewist.<br />
Snijkantradius in de gereedschapstabel overnemen.<br />
56 3 Werkstand Machine
Gereedschapsmaten met optische meetapparatuur bepalen<br />
Voer het op te meten gereedschap in de gereedschapstabel in (zie<br />
“Gereedschapsgegevens” op bladzijde 418)<br />
Zet het gereedschap in en voer het T-nummer in bij<br />
"S, F, T instellen"<br />
Gereedschap meten activeren<br />
Gereedschap met jogtoetsen resp. handwiel in het dradenkruis van de<br />
optische meetapparatuur positioneren .<br />
Snijkantradius invoeren<br />
Sla gereedschapsmaat Z op (de correctiewaarde<br />
wordt gewist)<br />
Sla gereedschapsmaat X op (de correctiewaarde<br />
wordt gewist)<br />
Snijkantradius in de gereedschapstabel overnemen.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 57<br />
3.5 Gereedschappen instellen
3.5 Gereedschappen instellen<br />
Gereedschapscorrecties<br />
De gereedschapscorrecties in X en Z alsook de "speciale correctie" bij<br />
steekbeitels compenseren de slijtage van de gereedschapssnijkant.<br />
Een correctiewaarde mag niet meer dan 99 mm bedragen.<br />
Gereedschapscorrectie invoeren<br />
Kies "S, F, T instellen" (alleen mogelijk bij<br />
handbediening)<br />
Gereedschapscorrectie activeren<br />
X-Corr. gereedschap kiezen<br />
Correctiewaarde met handwiel bepalen. De uitlezing<br />
vindt plaats bij de restwegweergave.<br />
Correctiewaarde in de “gereedschapstabel”<br />
overnemen<br />
Het T-display toont de nieuwe correctiewaarde.<br />
De restwegwaarde wordt gewist.<br />
Herhaal dit voor “gereedschapscorrectie Z” en de “speciale<br />
correctie”.<br />
Gereedschapscorrectie wissen<br />
Kies “S, F, T instellen” (alleen mogelijk bij<br />
handbediening)<br />
Gereedschapscorrectie kiezen<br />
wist de ingevoerde correctiewaarde in X<br />
Herhaal dit voor “gereedschapscorrectie Z” en de “speciale<br />
correctie”.<br />
58 3 Werkstand Machine
Bewaking van gereedschapsstandtijd<br />
Indien gewenst, bewaakt de <strong>MANUALplus</strong> de<br />
standtijd van het gereedschap of het aantal<br />
werkstukken dat met het gereedschap is vervaardigd.<br />
De bewaking van de gereedschapsstandtijd telt de<br />
tijden op dat een gereedschap “met aanzetsnelheid”<br />
wordt gebruikt. De bewaking van het aantal stuks telt<br />
het aantal geproduceerde werkstukken. Deze<br />
waarden worden vergeleken met de<br />
gereedschapsgegevens.<br />
Als de standtijd is afgelopen of het aantal stuks is<br />
bereikt, volgt er een foutmelding door de<br />
<strong>MANUALplus</strong> en stopt de programma-uitvoering<br />
nadat het programma is uitgevoerd. Wanneer u werkt<br />
met programmaherhaling (M99 bij DIN-programma's),<br />
stopt het systeem na deze programma-run.<br />
De standtijdbewaking kan voor elk toegepast<br />
gereedschap worden uitgevoerd.<br />
De gegevens betreffende de bewaking van de<br />
gereedschapsstandtijd (soort bewaking, maximale<br />
standtijd/reststandtijd resp. aantal stuks/resterend<br />
aantal stuks) worden bij de gereedschapsgegevens<br />
ingevoer d. Hier vinden ook de bewerking en uitlezing<br />
plaats (zie “Gereedschapsgegevens –extra<br />
parameters” op bladzijde 426).<br />
U kunt de bewaking van de gereedschapsstandtijd bij<br />
“Actuele parameters - Instelparameters -<br />
Gereedschapsbewaking” in- en uitschakelen.<br />
Pas de standtijd en het aantal stuks in de werkstand<br />
"Gereedschapsbeheer" aan, wanneer u de snijplaat<br />
van een gereedschap vervangt.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 59<br />
3.5 Gereedschappen instellen
3.6 Werkstand “Handbediening”<br />
3.6 Werkstand “Handbediening”<br />
Bij de handmatige werkstukbewerking verplaatst u de assen met<br />
de handwielen of jog-toetsen. In deze werkstand kunt u ook gebruik<br />
maken van cycli, bijvoorbeeld voor ingewikkelde bewerkingen<br />
(halfautomatisch bedrijf). De verplaatsingen en cycli worden echter<br />
niet opgeslagen.<br />
Na inschakeling en de referentieprocedure bevindt de <strong>MANUALplus</strong><br />
zich in de werkstand “Handbediening”. Deze werkstand duurt voort<br />
tot u Teach-in, of programma-uitvoering kiest. Met de toets<br />
“Menu” schakelt u terug naar handbediening. Met de term<br />
“Machine” in de kopregel wordt aangegeven dat er sprake is van<br />
“handbediening”.<br />
Definieer het werkstuknulpunt (zie“Machine instellen” op<br />
bladzijde 50) en voer de machinegegevens in (zie<br />
“Machinegegevens” op bladzijde 46) voordat u met de verspaning<br />
begint.<br />
Gereedschap wisselen.<br />
Voer het T-nummer in en controleer de gereedschapsparameters.<br />
Met “T0” wordt geen gereedschap gedefinieerd. Er worden dus geen<br />
lengtematen, snijkantradius, etc. opgeslagen.<br />
Spil<br />
U voert het spiltoerental in bij “S, F, T instellen”. De spil wordt met de<br />
schakelaars op het machinebedieningspaneel in- en uitgeschakeld.<br />
Voor het positioneren van de spil stelt u “stilzethoek A” in<br />
(invoervenster “S, F, T instellen”).<br />
Let op het maximumtoerental (kan worden ingesteld met<br />
“S, F, T instellen”).<br />
Bediening van het handwiel<br />
Met de keuzeschakelaar Oplossend vermogen handwiel op het<br />
machinebedieningspaneel kunt u invoeren hoever de assen bij iedere<br />
stap worden verplaatst.<br />
Jog-bedrijf (joystick)<br />
Met de jog-toetsen verplaatst u de assen met aanzetsnelheid of<br />
ijlgang. U voert de aanzetsnelheid in bij “S, F, T instellen” en de<br />
ijlgangsnelheid bij “Actuele parameters - Machineparameters -<br />
Aanzetten”.<br />
60 3 Werkstand Machine
Cycli bij handbediening<br />
8 Spiltoerental instellen<br />
8 Aanzet instellen<br />
8 Gereedschap inzetten, T-nummer instellen en<br />
gereedschapsgegevens controleren (“T0” is niet toegestaan)<br />
8 Startpunt van de cyclus benaderen<br />
8 Cyclus kiezen en cyclusparameter invoeren.<br />
8 Cyclusverloop grafisch controleren<br />
8 Cyclus uitvoeren<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 61<br />
3.6 Werkstand “Handbediening”
3.7 Werkstand “Teach-in”<br />
3.7 Werkstand “Teach-in”<br />
Tijdens het Teach-in bedrijf (cyclusbedrijf) wordt de<br />
werkstukbewerking stapsgewijs met behulp van cycli<br />
uitgevoerd. De <strong>MANUALplus</strong> “leert” deze<br />
werkstukbewerking en slaat de vereiste<br />
bewerkingsstappen op in een cyclusprogramma dat<br />
telkens opnieuw kan worden gebruikt.<br />
“Teach-in” wordt met een softkey ingeschakeld en in<br />
de kopregel aangegeven.<br />
Elk cyclusprogramma heeft een nummer en<br />
bovendien een korte beschrijving. Elke cyclus wordt in<br />
een genummerde regel weergegeven. Het<br />
regelnummer is niet van belang voor de programmauitvoering,<br />
de cycli worden achtereenvolgens<br />
uitgevoerd. Als de cursor op een cyclusregel staat,<br />
toont de <strong>MANUALplus</strong> de cyclusparameters.<br />
De cyclusregel omvat:<br />
„ regelnummer<br />
„ gebruikt gereedschap<br />
„ Cyclusaanduiding<br />
„ Nummer van de ICP-contour resp. van de DINmacro<br />
(in [...])<br />
Cycli programmeren<br />
Wanneer u een nieuw cyclusprogramma maakt,<br />
gebeurt dat bij elke cyclus volgens de procedure<br />
“Invoeren - Simulatie - Uitvoeren - Opslaan”. De<br />
afzonderlijke cycli die achtereenvolgens worden<br />
uitgevoerd, vormen samen het cyclusprogramma.<br />
Bestaande cyclusprogramma's worden gewijzigd<br />
door de bestaande cyclusparameters te wijzigen,<br />
bestaande cycli te wissen en nieuwe cycli toe te<br />
voegen.<br />
Wanneer u de werkstand “Teach-in” verlaat of de<br />
machine uitschakelt, blijft het cyclusprogramma<br />
bestaan.<br />
U komt met de softkey in de editor voor het maken<br />
van ICP-contouren, wanneer u een ICP-cyclus<br />
oproept, (zie “ICP-contouren bewerken” op<br />
bladzijde 243).<br />
DIN-macro's kunt u in de DIN-editor programmeren<br />
en vervolgens in een DIN-cyclus opnemen. Wanneer<br />
u de DIN-cyclus selecteert of het “hoofdmenu” heeft<br />
gekozen, komt u met de desbetreffende softkey in de<br />
DIN-editor (zie “DIN-programmering” op<br />
bladzijde 278).<br />
Softkey’s<br />
Naar “Keuze van cyclusprogramma's”<br />
overschakelen (zie “Programmabeheer” op<br />
bladzijde 75).<br />
Regelnummers van de cycli opnieuw nummeren.<br />
Het alfanumerieke toetsenbord oproepen, om de<br />
programmabeschrijving in te voeren of te wijzigen.<br />
Gekozen cyclus wissen.<br />
Cyclusparameters tijdelijk opslaan. Vervolgens<br />
worden met “Cyclus toevoegen” de gegevens<br />
overgenomen (voorbeeld: Parameter van de<br />
voorbewerkingscyclus overnemen voor een<br />
nabewerkingscyclus).<br />
Cyclusparameter of -modus wijzigen (het cyclustype<br />
kan niet worden gewijzigd).<br />
Nieuwe cyclus onder de cursor invoegen.<br />
62 3 Werkstand Machine
3.8 Werkstand "Programmauitvoering"<br />
In "Programma-uitvoering" gebruikt u cyclus- of DINprogramma’s<br />
voor de productie van werkstukken. In<br />
dit gedeelte kunnen programma’s niet worden<br />
gewijzigd. U beschikt echter met de “grafische<br />
simulatie” over een controlemogelijkheid vóór de<br />
programma-uitvoering. Bovendien ondersteunt de<br />
<strong>MANUALplus</strong> het “testen” van een<br />
werkstukbewerking met “Programma-uitvoering<br />
regel voor regel”.<br />
Een cyclus- of DIN-programma kunt u vanaf een<br />
willekeurige regel starten, om bijv. een afgebroken<br />
bewerking te hervatten.<br />
De werkstand “Programma-uitvoering” wordt met de<br />
desbetreffende softkey ingeschakeld en in de<br />
kopregel weergegeven.<br />
Bij bediening van Programma-uitvoering laadt de<br />
<strong>MANUALplus</strong> het laatst gebruikte of in de werkstand<br />
"Wijzigen" bewerkte programma. Als alternatief kunt u<br />
met Programmalijst een ander programma kiezen<br />
(zie “Programmabeheer” op bladzijde 75).<br />
Fouten in programma’s<br />
Tijdens het laden worden de programma's door de<br />
<strong>MANUALplus</strong> gecontroleerd. Indien er een fout wordt<br />
geconstateerd (bijv. het geprogrammeerde<br />
gereedschap staat niet in de gereedschapstabel),<br />
verschijnt het foutsymbool in de koprege l. Wanneer<br />
u op de toets “Info” drukt, krijgt u uitgebreide<br />
informatie over de fout.<br />
<strong>MANUALplus</strong> vertaalt geen cycli die fouten bevatten.<br />
Op deze plaats volgt dan een “Cyclusstop”. De<br />
foutloze cycli van dit programma worden echter wel<br />
vertaald.<br />
Let op: botsingsgevaar!<br />
Controleer bij programma's met foutieve<br />
cycli of het programma zonder botsing kan<br />
worden uitgevoerd.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 63<br />
3.8 Werkstand "Programma-uitvoering"
3.8 Werkstand "Programma-uitvoering"<br />
Vóór de programma-uitvoering<br />
„ Controle van cycli en cyclusparameters<br />
De <strong>MANUALplus</strong> vermeldt het cyclus- of DINprogramma.<br />
Bij cyclusprogramma’s worden de<br />
parameters aangegeven van de cyclus waarop de<br />
cursor staat.<br />
„ Grafische controle<br />
U kunt de programma-uitvoering met de “grafische<br />
simulatie” controleren (zie “Grafische simulatie” op<br />
bladzijde 68).<br />
Zoeken naar startregel en programmauitvoering<br />
Voorwaarden voor het zoeken naar de startregel:<br />
„ De <strong>MANUALplus</strong> moet door de machinefabrikant<br />
voor het zoeken naar de startregel voorbereid zijn.<br />
„ Zoeken naar startregel moet geactiveerd zijn<br />
(werkstand Organisatie: “Actuele parameters – NCschakelaar<br />
– Instellingen” of regelparam eter 1)<br />
De <strong>MANUALplus</strong> start de programma-uitvoering<br />
vanaf de cursorpositie. De startpositie wordt niet<br />
veranderd door tussentijdse simulatie.<br />
Let er bij het kiezen van de startregel in<br />
DIN-programma's op, dat commando's<br />
waarmee machinegegevens worden<br />
ingesteld (T, S, F) eerst worden<br />
afgewerkt, voordat het eerste<br />
verplaatsingscommando wordt<br />
uitgevoerd.<br />
Programma-uitvoering<br />
Het geladen cyclus-/DIN-programma wordt<br />
uitgevoerd, wanneer u op “Cyclusstart” drukt.<br />
“Cyclusstop” stopt op ieder moment de bewerking.<br />
Tijdens de programma-uitvoering staat de cursor op<br />
de cyclus of DIN-regel die op dat moment wordt<br />
uitgevoerd. Bij cyclusprogramma's ziet u de<br />
parameters van de lopende cyclus in het<br />
invoervenster.<br />
U kunt de programma-uitvoering met de softkey's<br />
beïnvloeden – zie tabel.<br />
Softkey’s<br />
Cyclus- of DIN-programma kiezen (zie<br />
“Programmabeheer” op bladzijde 75)<br />
Cyclusprogramma<br />
„ Aan: cycli tot de volgende gereedschapswissel<br />
uitvoeren<br />
„ Uit: stop na elke cyclus. Start van de volgende<br />
cyclus: “Cyclus aan”.<br />
DIN-programma<br />
„ Aan: ononderbroken programma-uitvoering<br />
„ Uit: stop vóór “M01-functie”<br />
„ Aan: stop na elke verplaatsing. Start van de<br />
volgende verplaatsing: “Cyclus aan” . (Advies:<br />
regel voor regel gebruiken in combinatie met<br />
basisregeluitlezing.)<br />
„ Uit: cycli/DIN-commando's ononderbroken<br />
uitvoeren<br />
Invoeren van gereedschapscorrecties of additieve<br />
correcties.<br />
Grafische simulatie inschakelen<br />
„ Aan: verplaatsings- en schakelcommando's in<br />
“DIN-formaat” weergeven (basisregels).<br />
„ Uit: cyclus- of DIN-programma weergeven<br />
De cursor springt naar de eerste regel van het cyclus-<br />
of DIN-programma.<br />
64 3 Werkstand Machine
Correcties tijdens de uitvoering van het programma<br />
U kunt de correcties tijdens de<br />
programma-uitvoering invoeren. De<br />
ingevoerde waarden worden bij de<br />
bestaande correctiewaarden opgeteld en<br />
gelden onmiddellijk.<br />
Gereedschapscorrectie invoeren<br />
Gereedschapsnummer invoeren<br />
Correctiewaarden invoeren<br />
“Gereedschapscorrectie” activeren<br />
Opslaan kiezen. De geldende<br />
correctiewaarden worden (in het<br />
invoervenster) getoond.<br />
Correctiewaarden overnemen<br />
(zie“Gereedschappen instellen” op<br />
bladzijde 54)<br />
Additieve correcties invoeren<br />
“Additieve correctie” activeren<br />
Het nummer van de additieve correctie invoeren<br />
Opslaan kiezen. De geldige<br />
correctiewaarden worden getoond.<br />
Correctiewaarden invoeren<br />
Opslaan kiezen<br />
De <strong>MANUALplus</strong> beheert 16 additieve<br />
correctiewaarden als “parameters”. U kunt de<br />
correcties in de werkstand “Organisatie actuele<br />
parameters” bewerken. Additieve correcties kunnen<br />
met “G149” in een DIN-programma of DIN-macro<br />
worden geactiveerd.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 65<br />
3.8 Werkstand "Programma-uitvoering"
3.8 Werkstand "Programma-uitvoering"<br />
Correcties instellen met het handwiel<br />
De functie “Correcties met handwiel” is alleen<br />
beschikbaar als Bit 13 van de uitbreidingscode (MP 18 –<br />
besturingsconfiguratie) is ingesteld.<br />
Gereedschapscorrectie met het handwiel invoeren<br />
Programma-uitvoering met cyclusstop onderbreken<br />
Gereedschapscorrectie kiezen<br />
X-Corr. Gereedschap (of Z-corr. gereedschap)<br />
kiezen<br />
Correctiewaarde met handwiel bepalen. De uitlezing<br />
vindt plaats bij de restwegweergave.<br />
Correctiewaarde in de “gereedschapstabel”<br />
overnemen<br />
Het T-display toont de nieuwe correctiewaarde.<br />
De restwegwaarde wordt gewist.<br />
Gereedschapscorrectie wissen<br />
Programma-uitvoering met cyclusstop onderbreken<br />
Gereedschapscorrectie kiezen<br />
X-corr. Wissen (of Z-corr. wissen) kiezen. De<br />
ingevoerde correctiewaarde wordt dan gewist<br />
66 3 Werkstand Machine
Programma-uitvoering in de werkstand "Dry<br />
Run"<br />
De werkstand "Dry Run" wordt gebruikt voor een snelle<br />
programmabewerking tot een nieuw beginpunt. De voorwaarden voor<br />
“Dry Run” zijn:<br />
„ De <strong>MANUALplus</strong> moet door de machinefabrikant voor “Dry Run”<br />
voorbereid zijn (In de regel wordt de functie met een<br />
sleutelschakelaar of toets geactiveerd.)<br />
„ De werkstand “Programma-uitvoering” moet geactiveerd zijn.<br />
In de werkstand "Dry Run" worden alle aanzetbanen (behalve<br />
draadsnijgangen) in de ijlgang verplaatst. U kunt de<br />
verplaatsingssnelheid verlagen met de aanzet-override. In de<br />
werkstand "Dry Run" mogen alleen "loze sneden" worden toegepast.<br />
Bij activeren van "Dry Run" wordt de spilstatus of het spiltoerental<br />
"bevroren". Na het uitschakelen van “Dry Run” werkt de <strong>MANUALplus</strong><br />
weer met de geprogrammeerde aanzetten en het geprogrammeerde<br />
spiltoerental<br />
Gebruik "Dry Run" uitsluitend voor loze sneden.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 67<br />
3.8 Werkstand "Programma-uitvoering"
3.9 Grafische simulatie<br />
3.9 Grafische simulatie<br />
Met de grafische simulatie controleert u vóór de<br />
verspaning de verspaningsbewerking, de snedeopdeling<br />
en gerealiseerde contour.<br />
In de werkstanden “Handbediening” en “Teach-in”<br />
controleert u het verloop van een afzonderlijke cyclus.<br />
In de werkstand “Programma-uitvoering” controleert<br />
u een compleet cyclus- of DIN-programma.<br />
Een geprogrammeerd onbewerkt werkstuk wordt in<br />
de simulatie getoond. De <strong>MANUALplus</strong> simuleert ook<br />
bewerkingen die aan de voorkant of op het<br />
manteloppervlak worden uitgevoerd (gepositioneerde<br />
spil of C-as). Daardoor kan de complete verspaning<br />
worden gecontroleerd.<br />
Tijdens handbediening en Teach-in wordt altijd de<br />
cyclus gesimuleerd die u op dat moment bewerkt.<br />
Tijdens de werkstand "Programma-uitvoering" begint<br />
de simulatie vanaf de cursorpositie. DIN-programma's<br />
worden vanaf het programmabegin gesimuleerd.<br />
U kunt kiezen uit lijn- en snijspoorweergave. Voor de<br />
draaibewerking heeft u bovendien de beschikking<br />
over de bewegingssimulatie (veeggrafiek). Deze<br />
grafische controle is vooral in de werkstand<br />
“Programma-uitvoering” aan te raden, omdat zij een<br />
goed overzicht van de verspaningsbewerking biedt.<br />
De lijnweergave is heel geschikt om de snedeopdeling<br />
snel te bekijken. Ze is echter ongeschikt voor<br />
een nauwkeurige controle van de contour, omdat de<br />
baan van de theoretische gereedschapspunt niet<br />
overeenkomt met de werkstukcontour. De CNC<br />
compenseert deze “vertekening” door middel van<br />
snijkantradiuscorrectie.<br />
De snijspoorweergave houdt rekening met de<br />
geometrie van de snijkant. U kunt controleren of er<br />
materiaal achterblijft, of de contour wordt beschadigd<br />
en of overlappingen te groot zijn. De<br />
snijspoorweergave is met name interessant bij steek-<br />
, boor- en freesbewerkingen, omdat hier de<br />
gereedschapsvorm bepalend is voor het resultaat.<br />
68 3 Werkstand Machine
De bewegingssimulatie toont het onbewerkte<br />
werkstuk als “gevuld vlak” en “verspaant” het tijdens<br />
de simulatie (veeggrafiek). De gereedschappen<br />
verplaatsen zich met de geprogrammeerde<br />
aanzetsnelheid (“real-time”).<br />
Wanneer u tijdens een lopende simulatie op de<br />
bewegingssimulatie overschakelt, wordt deze vorm<br />
van simulatie pas uitgevoerd als u opnieuw opstart.<br />
U kunt de bewegingssimulatie op elk gewenst<br />
moment, ook binnen een NC-regel, stoppen. De<br />
weergave onder het simulatievenster toont de<br />
gewenste eindpositie van de actuele verplaatsing.<br />
Let er bij toepassing van de bewegingssimulatie voor<br />
het testen van enkelvoudige cycli op, dat niet bij alle<br />
cycli het “onbewerkte werkstuk” bekend is. In deze<br />
gevallen ziet u weliswaar de<br />
gereedschapsverplaatsingen maar niet het<br />
verspaningsproces.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 69<br />
3.9 Grafische simulatie
3.9 Grafische simulatie<br />
Aanzichten<br />
Bewerkingen met een positioneerbare spil of C-as<br />
controleert u met het “eindvlak- of mantelaanzicht”<br />
(onder “Extra functies”). Het “rotatie-, eindvlak- of<br />
mantelaanzicht” wordt alternatief weergegeven.<br />
„ Rotatie-aanzicht<br />
Weergave in het X-Z-vlak.<br />
„ Eindvlakaanzicht<br />
Weergave in het XK–YK-vlak. Het assenkruis is met<br />
behulp van cartesiaanse coördinaten<br />
gedimensioneerd. Het nulpunt bevindt zich op de<br />
hartlijn, hoek C=0° op de positieve XK-lijn (zie<br />
afbeelding rechtsboven).<br />
„ Mantelaanzicht<br />
Weergave van het “uitgeslagen mantelvlak” (Z-CYvlak).<br />
Het assenkruis is met behulp van cartesiaanse<br />
coördinaten gedimensioneerd. De horizontale toont<br />
de Z-as en de verticale de CY-as (zie afbeelding<br />
rechtsonder). De bovenste/onderste lijnen van dit<br />
“werkstuk” komen overeen met de hoekpositie<br />
C=-180°/+180°. Alle boor- en freesbewerkingen<br />
worden binnen het bereik –180° tot +180°<br />
weergegeven.<br />
„ Cyclus- of DIN-programma:<br />
Basis voor de "werkstukuitslag" zijn de maten van<br />
de parameter "Standaard-Onbewerkt werkstuk"<br />
(Actuele parameters – Grafische parameters –<br />
Standaard onbewerkt werkstuk).<br />
„ Afzonderlijke cyclus of Teach-in:<br />
Basis voor de "werkstukuitslag" is het gedeelte<br />
van het werkstuk waarmee deze cyclus wordt<br />
beschreven (de Z-vergroting en<br />
begrenzingsdiameter X).<br />
„ De softkey's “Eindvlak-/<br />
Mantelaanzicht” kunnen uitsluitend<br />
worden gebruikt, wanneer een cyclus/<br />
cyclusprogramma met boor-/<br />
freesfuncties of een DIN-programma<br />
wordt geactiveerd.<br />
„ In het rotatie-aanzicht kunt u de diepte<br />
van een axiale boring/freesbewerking<br />
controleren en in het eindvlakaanzicht<br />
de diepte van een radiale boring/<br />
freesbewerking.<br />
70 3 Werkstand Machine
Weergave-elementen<br />
Tijdens de simulatie geeft de <strong>MANUALplus</strong> de<br />
volgende elementen en gereedschapsbewegingen in<br />
het grafisch venster weer:<br />
„ Assenkruis<br />
Het nulpunt van het assenkruis komt overeen met<br />
het werkstuknulpunt.<br />
„ Contouren<br />
Bij aanvang van de cyclussimulatie wordt de<br />
geprogrammeerde contour van deze cyclus in de<br />
kleur "cyaan" getekend. In de werkstand “Teach-in”<br />
kunt u de voorgaande contouren van het<br />
cyclusprogramma laten weergeven (functie<br />
"contouren weergeven”).<br />
„ Lichtpunt<br />
Het lichtpunt (het witte rechthoekje) geeft de<br />
theoretische gereedschapspunt aan.<br />
„ Aanzetbanen<br />
worden met een ononderbroken groene lijn<br />
aangegeven. Ze geven de baan van de theoretische<br />
gereedschapspunt aan (lijnweergave).<br />
„ IJlgangbanen<br />
worden met een witte stippellijn aangegeven.<br />
„ Gereedschapssnijkant (snijkant)<br />
In plaats van met het lichtpunt geeft de<br />
<strong>MANUALplus</strong> de "snijzone" van het gereedschap<br />
met een ononderbroken gele lijn aan. Dit betekent<br />
dat u de werkelijke snijkantradius, snijkantbreedte<br />
en snijkantpositie ziet.<br />
In situaties zoals het steken of het bewerken van<br />
een afkanting/afronding kan zo de verspaning<br />
nauwkeuriger worden gecontroleerd dan met het<br />
lichtpunt.<br />
De gereedschapsgegevens vormen de basis voor<br />
deze weergave. Als het gereedschap onvoldoende<br />
is beschreven, verschijnt het lichtpunt.<br />
„ Snijspoor<br />
Bij de "snijspoorweergave" geeft de <strong>MANUALplus</strong><br />
het vlak dat binnen het "snijbereik" van het<br />
gereedschap wordt gepasseerd, gearceerd weer.<br />
Dit betekent dat u de werkelijk verspaande zone<br />
ziet, waarbij rekening wordt gehouden met de<br />
snijkantradius, snijkantbreedte en snijkantpositie.<br />
De gereedschapsgegevens vormen de basis voor<br />
deze weergave.<br />
Softkey’s<br />
Grafische simulatie inschakelen<br />
Aanzicht vergroten, verkleinen, verschuiven, enz.<br />
Cyclusprogramma<br />
„ Aan: cycli tot de volgende gereedschapswissel<br />
simuleren<br />
„ Uit: stop na elke cyclus. Start van de volgende<br />
cyclus: Grafische simulatie verder<br />
DIN-programma<br />
„ Aan: ononderbroken programma-uitvoering<br />
„ Uit: stop voor "M01-commando".<br />
„ Aan: stop na elke verplaatsing. Start van de<br />
volgende verplaatsing: Grafische simulatie<br />
verder. (Advies: regel voor regel gebruiken in<br />
combinatie met basisregeluitlezing.)<br />
„ Uit: cycli/DIN-commando's ononderbroken<br />
simuleren<br />
Simulatie stoppen<br />
Simulatie voortzetten<br />
Bewegingssimulatie inschakelen<br />
Omschakelen naar de softkey's “Additionele<br />
functies”<br />
„ Aan: gereedschapsbanen in “snijspoorweergave”<br />
weergeven<br />
„ Uit: gereedschapsbanen in “lijnweergave”<br />
weergeven<br />
„ Aan: snijkant van het gereedschap weergeven<br />
„ Uit: het “lichtpunt” geeft de<br />
gereedschapssnijkant aan<br />
Toont tijdens “Teach-in” de contour van het<br />
onbewerkte werkstuk (indien geprogrammeerd) en<br />
de vastgelegde contouren van alle cycli van het<br />
programmabegin tot de cursorpositie.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 71<br />
3.9 Grafische simulatie
3.9 Grafische simulatie<br />
Weergaven onder het grafisch venster:<br />
„ Veld "N"<br />
Regelnummer van de gesimuleerde regel.<br />
„ Velden "X" en "Z"<br />
Doelcoördinaten van de gesimuleerde ijlgang- of<br />
aanzetbaan<br />
„ Veld "C"<br />
Spilhoek bij gepositioneerde spil (M19) of C-as<br />
„ Veld "T"<br />
Gesimuleerd gereedschap (geprogrammeerd Tnummer)<br />
„ Invoervenster<br />
Bij cyclusprogramma’s worden de cyclusbenaming<br />
en de parameters weergegeven.<br />
Waarschuwingen<br />
Met de simulatie wordt het cyclus- of DIN-programma<br />
gecontroleerd. Eventuele waarschuwingen worden<br />
met de meest linker softkey gemeld (zie<br />
“Foutmeldingen” op bladzijde 36). De waarschuwing<br />
wordt getoond nadat de softkey is bediend.<br />
Softkey’s<br />
"Tijdberekening" oproepen (zie “Tijdberekening” op<br />
bladzijde 74).<br />
Omschakelen naar eindvlakaanzicht (als er boor-/<br />
freescycli voor het eindvlak zijn).<br />
Omschakelen naar mantelaanzicht (als er boor-/<br />
freescycli voor het eindvlak zijn).<br />
72 3 Werkstand Machine
Vergroten/verkleinen<br />
Bij cyclusprogramma’s kiest de simulatie het<br />
weergavebereik zodanig dat alle verplaatsingen<br />
worden weergegeven. Bij DIN-programma’s en DINmacro’s<br />
wordt het weergavebereik ontleend aan de<br />
"Actuele parameters - Grafische parameters -<br />
Standaardvenstergrootte/standaard-onbewerkt<br />
werkstuk". Deze procedure geldt ook voor eindvlaken<br />
mantelaanzicht.<br />
Om deze instelling aan te passen, heeft u de<br />
beschikking over twee verschillende<br />
bedieningselementen om de afbeelding te vergroten<br />
of te verkleinen en om een detail van de afbeelding te<br />
kiezen:<br />
1 Wanneer u “Loep” kiest, verschijnt er een<br />
“rode rechthoek” waarmee het gewenste<br />
detail kan worden gekozen. U kunt deze<br />
rechthoek met de cursortoetsen verplaatsen,<br />
met “PgDn” vergroten en met “PgUp”<br />
verkleinen. Door op overnemen te drukken,<br />
kan het geselecteerde detail van de afbeelding<br />
worden weergegeven.<br />
U heeft bovendien de volgende<br />
bedieningsopties:<br />
„ Aanzicht uitbreiden: Door het werkstuk te<br />
verkleinen, wordt een groter gedeelte van<br />
het werkbereik weergegeven. U kunt van<br />
deze functie gebruik maken, wanneer de<br />
onderdelen van het werkstuk die u met de<br />
“rode rechthoek” vooraf wilt kiezen, niet in<br />
het grafisch venster worden weergegeven.<br />
„ Loep uit: Alle tot dat moment ingestelde<br />
contourgedeeltes (het “werkstuk”) en de<br />
verplaatsingen worden met maximale<br />
grootte getoond.<br />
„ Laatste loep: Terug naar de laatste<br />
loepinstelling.<br />
2 Met “PgDn/PgUp” vergroot/verkleint u de<br />
weergave en met de cursortoetsen verplaatst<br />
u het detail van de afbeelding. Van deze<br />
functies kunt u op elk moment tijdens de<br />
simulatie gebruik maken.<br />
Met de 1e optie kunt u het gewenste detail vooraf<br />
nauwkeurig instellen en vervolgens laten weergeven.<br />
Met de 2e optie kunt u de afbeelding<br />
"willekeurig"verplaatsen, vergroten of verkleinen. In<br />
bepaalde gevallen zijn er echter meer stappen nodig,<br />
om het gewenste detail in de juiste afmetingen te<br />
kunnen bekijken.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 73<br />
3.9 Grafische simulatie
3.10 Tijdberekening<br />
3.10 Tijdberekening<br />
Tijdens de simulatie worden de hoofd- en neventijden<br />
berekend. De <strong>MANUALplus</strong> toont de<br />
bewerkingstijden bij “Extra functies - Bew.-tijden<br />
(bewerkingstijden)”.<br />
De tabel “Tijdberekening” toont de hoofd-, neven- en<br />
totaaltijden (groen: hoofdtijden; geel: neventijden ) .<br />
Bij cyclusprogramma's wordt elke cyclus in een regel<br />
weergegeven. Bij DIN-programma's betekent elke<br />
regel in deze tabel dat er nieuw gereedschap wordt<br />
ingezet (de T-oproep is maatgevend).<br />
Wanneer meer tijden zijn ingevoerd dan op de regels<br />
van een beeldschermpagina kunnen worden getoond,<br />
kunt u met de cursortoetsen “PgDn/PgUp” meer<br />
tijdinformatie oproepen. De “pijlen” in de kopregel<br />
geven aan dat er nog meer tijdinformatie beschikbaar<br />
is.<br />
U kunt het overzicht “Tijdberekening” printen.<br />
74 3 Werkstand Machine
3.11 Programmabeheer<br />
De <strong>MANUALplus</strong> onderscheidt de<br />
programmagroepen:<br />
„ Cyclusprogramma’s<br />
„ ICP-contouren<br />
„ DIN-programma’s<br />
„ DIN-macro’s<br />
Gegevens over een programma:<br />
„ Programmanummer<br />
(1 t/m 8 cijfers) dient voor unieke aanduiding binnen<br />
een programmagroep. Voorafgaande nullen maken<br />
deel uit van het programmanummer.<br />
„ Programmabeschrijving<br />
U kunt een programma met maximaal 35<br />
alfanumerieke tekens “beschrijven”. De<br />
programmabeschrijving wordt in de programmalijst<br />
weergegeven.<br />
„ Datum, tijd<br />
Het tijdstip van de laatste programmawijziging<br />
wordt geregistreerd en bij “sorteren op datum”<br />
weergegeven.<br />
„ Programmalengte<br />
Aan de hand van de programmalengte kan de<br />
programmagrootte worden geschat. Dit wordt in<br />
byte aangegeven – als richtwaarde geldt: 1 cyclus of<br />
een ICP-contourelement neemt ca. 165 byte in<br />
beslag en elk teken van een DIN-programma of DINmacro<br />
1 by t e.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 75<br />
3.11 Programmabeheer
3.11 Programmabeheer<br />
Functies van het programmabeheer<br />
U kiest eerst het gewenste programma en roept vervolgens de functie<br />
op. Het gekozen programma wordt in het veld “Programmanummer”<br />
aangegeven.<br />
„ Sorteren van de programmalijst<br />
De programma's van een programmagroep worden in "alfabetische<br />
volgorde“ of op datum" gesorteerd.<br />
„ Programma selecteren<br />
U kiest het gewenste programma vanuit de programmalijst of voert<br />
het “programmanummer” in.<br />
„ Programmakeuze<br />
Wanneer u Programmakeuze kiest, schakelt het systeem terug<br />
naar het onderdeel van waaruit programmabeheer is opgeroepen.<br />
Het programma dat bij “Programmanummer” wordt aangegeven, is<br />
gekozen.<br />
„ Programma opnieuw maken<br />
U voert het "nieuwe programmanummer" in en kiest<br />
Programmakeuze.<br />
„ Programma kopiëren<br />
Het gekozen programma wordt gekopieerd. Geef de “kopie” een<br />
nieuw programmanummer. De andere “gegevens” van het<br />
programma en de programma-inhoud worden niet veranderd.<br />
„ Programma wissen<br />
Het gekozen programma wordt uit het systeem verwijderd.<br />
„ Programmabeschrijving wijzigen<br />
Met Tekst wijzigen roept u het alfanumerieke toetsenbord op om<br />
een programmabeschrijving in te voeren of te wijzigen.<br />
Als de cursor in het veld “Programmanummer” staat, kunt u het<br />
gewenste nummer invoeren. Wanneer u het programmanummer niet<br />
precies kent, voert u het “onvolledige” nummer in en schakelt u met<br />
“Enter” naar de programmalijst. De cursor bevindt zich dan op het<br />
eerste programmanummer dat overeenkomt met het door u<br />
ingevoerde nummer.<br />
Indien de cursor in de programmalijst staat, kunt u met de<br />
cursortoetsen het gewenste programma zoeken. Bij invoer van het<br />
eerste cijfer van het programmanummer springt de cursor naar<br />
hetvolgende programma dat met dit cijfer begint.<br />
Met “Enter” (of pijl omhoog/pijl omlaag) kunt u van<br />
“Programmanummer” omschakelen naar “Programmalijst”. In het<br />
omgekeerde geval gaat u met “Enter” van “Programmalijst” naar<br />
“Programmanummer” (of pijl naar rechts/pijl naar links).<br />
Wanneer u een programmanummer wijzigen wilt, maakt u<br />
een kopie met het nieuwe programmanummer en wist u<br />
het bestaande programma.<br />
76 3 Werkstand Machine
3.12 DIN-conversie<br />
De omzetting van een cyclusprogramma in een DIN-programma met<br />
dezelfde functionaliteit wordt “DIN-conversie” genoemd. U kunt zo'n<br />
DIN-programma bijvoorbeeld optimaliseren, uitbreiden, etc.<br />
DIN-conversie<br />
Cyclprog --> DIN kiezen (hoofdmenu)<br />
Kies het te converteren programma.<br />
DIN Prog maken kiezen<br />
Het gemaakte DIN-programma bevat het programmanummer van het<br />
cyclusprogramma.<br />
Indien de <strong>MANUALplus</strong> tijdens de conversie fouten constateert,<br />
worden deze gemeld en wordt de conversie afgebroken.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 77<br />
3.12 DIN-conversie
3.13 Inch-bedrijf<br />
3.13 Inch-bedrijf<br />
U kunt de <strong>MANUALplus</strong> volgens het “metrische” of<br />
“Britse” maatstelsel bedienen (inch-bedrijf zie<br />
afbeelding rechts).<br />
Eenheden in inch-bedrijf:<br />
„ coördinaten, lengtematen en<br />
verplaatsingsgegevens: inc h<br />
„ Aanzet: inch/omw. resp. inch/min<br />
„ Snijsnelheid: ft/min (feet/min)<br />
De keuze metrisch/inches wordt ook gemaakt voor de<br />
weergave en invoer van gegevens bij<br />
gereedschapsbeheer en parameters.<br />
Nauwkeurigheid voor weergave en invoer: zie tabel<br />
recht s<br />
De instelling metrisch/inch vindt plaats bij “Actuele<br />
parameters - NC-schakelaar - Instellingen”. Met een<br />
gewijzigde instelling, metrisch of in inches, wordt pas<br />
bij een nieuwe start van de besturing rekening<br />
gehouden.<br />
Cyclusprogramma’s<br />
Cyclusprogramma's worden volgens het metrische<br />
maatstelsel opgeslagen, ongeacht of ze volgens het<br />
metrische of Britse maatstelsel zijn gemaakt. Als u<br />
een cyclusprogramma in inch-bedrijf laadt, rekent de<br />
<strong>MANUALplus</strong> de cyclusparameters om. De<br />
cyclusparameters worden dan “in inch”<br />
weergegeven en ingevoerd.<br />
„ DIN-programma’s die in de metrische<br />
werkstand zijn aangemaakt, mogen<br />
uitsluitend in deze werkstand worden<br />
uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor inchbedrijf.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> controleert<br />
tijdens de uitvoering van een DINprogramma<br />
nietof het programma in de<br />
inch- of metrische werkstand is<br />
gemaakt.<br />
„ Of resp. hoe het oplossend vermogen<br />
van het handwiel in het Britse<br />
maatstelsel kan worden omgezet, staat<br />
vermeld in uw machinehandboek.<br />
Aantal plaatsen achter de komma metrisch inch<br />
bij coördinaten- en<br />
verplaatsingsgegevens:<br />
3 4<br />
bij correctiewaarden: 3 5<br />
78 3 Werkstand Machine
Cyclusprogrammering<br />
4<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 79
4.1 Met cycli werken<br />
4.1 Met cycli werken<br />
Voordat u met cycli gaat werken, moet u het werkstuknulpunt<br />
instellen en controleren of het gebruikte gereedschap is beschreven.<br />
De machinegegevens (gereedschap, aanzet, spiltoerental) worden<br />
samen met de overige cyclusparameters in de werkstand "Teach-in"<br />
ingevoerd. Tijdens handbediening worden de machinegegevens vóór<br />
de cyclusoproep ingesteld.<br />
De afzonderlijke cycli definieert u als volgt:<br />
„ Plaats de gereedschapspunt met het handwiel of de jog-toetsen op<br />
het startpunt van de cyclus (alleen in handbediening)<br />
„ Cyclus kiezen en programmeren<br />
„ Grafische test van het cyclusverloop<br />
„ Uitvoering van de cyclus<br />
„ Cyclus opslaan (alleen tijdens "Teach-in")<br />
Cyclusstartpunt<br />
Bij handbediening start de cyclus bij de “actuele<br />
gereedschapspositie”.<br />
In de werkstand "Teach-in" geeft u het “startpunt” als parameter in. De<br />
<strong>MANUALplus</strong> nadert dit punt vóórdat de cyclus wordt uitgevoerd<br />
“via de kortst mogelijk weg” (diagonaal) met ijlgang.<br />
Let op: botsingsgevaar!<br />
Wanneer het gereedschap het volgende startpunt niet<br />
zonder botsing kan bereiken, moet u met behulp van de<br />
cyclus “Positioneren in ijlgang” een tussenliggende<br />
positie instellen.<br />
Cyclusovergangen<br />
Nabewerkingscycli stoppen in de uitgebreide werkstand bij “Eindpunt<br />
contour”. Dit biedt u de mogelijkheid meerdere nabewerkingscycli te<br />
koppelen, om zo een aaneengesloten contourgedeelte te kunnen<br />
nabewerken.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> kent echter alleen het contourgedeelte van de<br />
cyclus die op dat moment in bewerking is. Wanneer dit<br />
contourgedeelte is nabewerkt, wordt het gereedschap voor de<br />
bewerking van het volgende horizontale contourelement<br />
gepositioneerd. Als het volgende element geen horizontaal element<br />
is, wordt het gereedschap op “beginpunt contour” geplaatst, voordat<br />
het ingevoerde contourgedeelte kan worden nabewerkt. De<br />
positioneerbewegingen worden met aanzetsnelheid uitgevoerd.<br />
80 4 Cyclusprogrammering
Helpschermen<br />
De functie en parameters van de cycli worden in helpschermen<br />
verklaard. Deze tonen meestal een bewerking aan de buitenzijde. Met<br />
de “ringtoets” kunt u omschakelen naar het helpscherm voor<br />
bewerking aan de binnenzijde.<br />
8 Met de “ringtoets” kunt u omschakelen tussen<br />
helpschermen voor bewerking aan de buiten- en<br />
binnenzijde.<br />
Weergave in de helpschermen:<br />
„ stippellijn: ijlgangbaa n<br />
„ ononderbroken lijn: aanzetbaa n<br />
„ Maatlijn met maatpijl aan één zijde: “gerichte maat” – het voorteken<br />
bepaalt de richting<br />
„ Maatlijn met maatpijl aan beide zijden: “absolute maat” – het<br />
voorteken heeft geen betekenis<br />
DIN-macro’s<br />
U kunt DIN-macro's in cyclusprogramma's integreren. De DINmacro's<br />
mogen geen nulpuntverschuivingen bevatten.<br />
Grafische test (simulatie)<br />
Voordat u een cyclus uitvoert, controleert u grafisch de contourdetails<br />
en het verloop van de bewerking (zie “Grafische simulatie” op<br />
bladzijde 68).<br />
Cyclustoetsen<br />
Let op: botsingsgevaar!<br />
Cyclusprogrammering: bij DIN-macro’s wordt de<br />
nulpuntverschuiving aan het cycluseinde gereset. Gebruik<br />
daarom geen DIN-macro's met nulpuntverschuivingen<br />
voor de cyclusprogrammering.<br />
Een geprogrammeerde cyclus wordt bij het selecteren van<br />
Cyclusstart uitgevoerd. Met Cyclusstop wordt een lopende cyclus<br />
onderbroken. Bij het draadsnijden wordt de lopende snijgang eerst<br />
volledig afgemaakt, voordat de cyclus wordt gestopt.<br />
Tijdens een cyclusonderbreking kunt u:<br />
„ de cyclusbewerking hervatten met “Cyclusstart”. De bewerking<br />
begint daarbij altijd op de plaats waar de cyclus werd onderbroken,<br />
zelfs wanneer u de assen tussentijds heeft verplaatst.<br />
„ de assen met de jog-toetsen of met de handwielen verplaatsen.<br />
„ de bewerking met de softkey Afbreken beëindigen.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 81<br />
4.1 Met cycli werken
4.1 Met cycli werken<br />
Schakelfuncties (M-functies)<br />
Het hangt van uw machine af, of schakelfuncties automatisch of<br />
handmatig moeten worden uitgevoerd. De <strong>MANUALplus</strong> genereert<br />
de schakelfuncties die voor de uitvoering van een cyclus noodzakelijk<br />
zijn.<br />
De spilrotatierichting wordt vooraf ingesteld in de<br />
gereedschapsparameters. De cycli genereren aan de hand van de<br />
gereedschapsparameter spilschakelfuncties (M3 of M4).<br />
Raadpleeg het machinehandboek voor informatie over<br />
schakelfuncties die automatisch kunnen worden<br />
uitgevoerd.<br />
Commentaren<br />
U kunt een bestaande cyclus van commentaar voorzien. Het<br />
commentaar wordt onder de cyclus in “[...]” geplaatst.<br />
Commentaar toevoegen of wijzigen<br />
Cyclus maken/kiezen<br />
Tekst wijzigen kiezen<br />
Met het alfanumerieke toetsenbord op het beeldscherm het<br />
commentaar invoeren<br />
Commentaar overnemen<br />
82 4 Cyclusprogrammering
Cyclusmenu<br />
Het hoofdmenu toont de cyclusgroepen. Nadat u een<br />
groep heeft geselecteerd, verschijnen de<br />
menutoetsen van de cycli.<br />
Voor gecompliceerde contouren kunt u gebruikmaken<br />
van ICP-cycli en voor technologisch moeilijke<br />
bewerkingenDIN-Macro’s (zie “ICP-contouren” op<br />
bladzijde 242 en “DIN-programmering” op<br />
bladzijde 278). De nummers van de ICP-contouren<br />
resp. DIN-macro's staan in het cyclusprogramma aan<br />
het regeleinde van de cyclus .<br />
Sommige cycli beschikken over optionele<br />
parameters. De bijbehorende contourelementen<br />
worden alleen vervaardigd als deze parameters zijn<br />
ingevoerd. De codeletters van optionele resp. vooraf<br />
ingestelde parameters zijn grijs weergegeven.<br />
De volgende parameters worden alleen in "Teach-in"<br />
gebruikt:<br />
„ Startpunt X, Z<br />
„ Machinegegevens S, F en T<br />
Cyclusgroepen Menutoets<br />
Onbewerkt werkstuk<br />
Standaard of onbewerkte werkstuk ICP definiëren<br />
Enkelvoudige sneden<br />
Positioneren in ijlgang, lineaire en cirkelvormige<br />
contouren, afkanting en afronding<br />
Afspaancycli langs-/kopdraaien<br />
Voorbewerkings- en nabewerkingscycli overlangs/<br />
overdwars<br />
Steek- en steekdraaicycli<br />
Cycli voor insteken, contoursteken, draaduitloop en<br />
afsteken.<br />
Schroefdraad snijden<br />
Schroefdraadcycli, vrijdraaiing en schroefdraad<br />
nasnijden.<br />
Boren<br />
Boorcycli en bewerking van patronen voor eind- en<br />
mantelvlak<br />
Frezen<br />
Freescycli en bewerking van patronen voor eind- en<br />
mantelvlak<br />
DIN-macro<br />
Programma-onderdelen die met behulp van de DINtaal<br />
zijn geschreven, in het cyclusprogramma<br />
opnemen.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 83<br />
4.1 Met cycli werken
4.1 Met cycli werken<br />
Softkey’s in de cyclusprogrammering<br />
Afhankelijk van het type cyclus kunt u “varianten” van<br />
de cyclus met behulp van softkey's instellen. In de<br />
volgende tabel worden de softkey's toegelicht die<br />
tijdens de cyclusprogrammering worden gebruikt<br />
Softkey’s in de cyclusprogrammering<br />
ICP-editor oproepen<br />
Gereedschapswisselpositie benaderen<br />
Spilpositionering (M19) activeren<br />
„ Aan: gereedschap keert terug naar startpositie<br />
„ Uit: gereedschap blijft aan cycluseinde staan.<br />
Lineaire boorpatronen op eind- of mantelvlak<br />
Cirkelvormige boorpatronen op eind- of mantelvlak<br />
„ Aan: nasnijden van bestaande schroefdraad<br />
„ Uit: snijden van nieuwe schroefdraad<br />
De meest recente draadsnijgang herhalen<br />
“Gereedschapstabel” oproepen. U kunt het Tnummer<br />
uit de gereedschapstabel overnemen.<br />
Overname van de actuele positie X, Z.<br />
Overname van spiltoerental en aanzet uit de<br />
gereedschapsgegevens.<br />
„ Aan: constant toerental (omw./min.)<br />
„ Uit: constante snijsnelheid (m/min)<br />
„ Aan: binnendraad<br />
„ Uit: buitendraad<br />
Overname van ingevoerde/gewijzigde waarden<br />
Lopende dialoog afbreken<br />
84 4 Cyclusprogrammering
4.2 Cycli van onbewerkt werkstuk<br />
Cycli van het onbewerkte werkstuk<br />
beschrijven het onbewerkte werkstuk en<br />
de spantoestand. U hebt geen invloed op<br />
de verspaning.<br />
Deze informatie wordt tijdens de simulatie<br />
van de bewerking getoond.<br />
Onbewerkt werkstuk Symbool<br />
Onbewerkt werkstuk-staf/pijp<br />
Standaard onbewerkt werkstuk definiëren<br />
Contour onbewerkt werkstuk ICP<br />
Beschrijving van onbewerkt werkstuk met ICP<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 85<br />
4.2 Cycli van onbewerkt werkstuk
4.2 Cycli van onbewerkt werkstuk<br />
Onbewerkt werkstuk-staf/pijp<br />
Kies “Onbewerkt werkstuk definiëren”<br />
Kies “Onbewerkt werkstuk staf/pijp”<br />
De cyclus beschrijft het onbewerkte werkstuk en de spantoestand.<br />
Deze informatie wordt bij de simulatie verwerkt.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X Buitendiameter<br />
8 Z Lengte – (inclusief dwarsovermaat en spanbereik)<br />
8 I Binnendiameter bij type onbewerkt werkstuk “pijp”<br />
8 K Rechterzijde (dwarsovermaat)<br />
8 B Spanbereik<br />
8 J Spanmethode<br />
„ 0: niet ingespannen<br />
„ 1: buiten opgespannen<br />
„ 2: binnen ingespannen<br />
86 4 Cyclusprogrammering
ICP-contour onbewerkt werkstuk<br />
Kies “Onbewerkt werkstuk definiëren”<br />
Kies “ICP-contour onbewerkt werkstuk”<br />
De cyclus integreert het met ICP beschreven onbewerkte werkstuk<br />
en beschrijft de spantoestand. Deze informatie wordt bij de simulatie<br />
verwerkt.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X Spandiameter<br />
8 Z Spanpositie in Z<br />
8 B Spanbereik<br />
8 J Spanmethode<br />
„ 0: niet ingespannen<br />
„ 1: buiten opgespannen<br />
„ 2: binnen ingespannen<br />
8 N ICP-contournummer<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 87<br />
4.2 Cycli van onbewerkt werkstuk
4.3 Enkelvoudige snedecycli<br />
4.3 Enkelvoudige snedecycli<br />
Met enkelvoudige snedecycli<br />
positioneert u in ijlgang, voert u<br />
enkelvoudige lineaire of cirkelvormige<br />
sneden uit, maakt u afkantingen of<br />
afrondingen en voert u M-functies in.<br />
Enkelvoudige sneden Symbool<br />
IJlgang positionering<br />
Gereedschapswisselpositie benaderen<br />
Lineaire bewerking overlangs/overdwars<br />
enkelvoudige langs-/dwarssnede<br />
Lineaire bewerking onder een hoek<br />
enkelvoudige schuine snede<br />
Cirkelvormige bewerking<br />
enkelvoudige cirkelvormige snede (voor<br />
snijrichting zie menutoets)<br />
Afkanting maken<br />
Afronding maken<br />
M-functie oproepen<br />
88 4 Cyclusprogrammering
IJlgang positionering<br />
Kies “Enkelvoudige sneden”<br />
Kies “Positioneren in ijlgang”<br />
Het gereedschap verplaatst zich van het startpunt naar het eindpunt in<br />
ijlgang.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X2, Z2 eindpunt<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 89<br />
4.3 Enkelvoudige snedecycli
4.3 Enkelvoudige snedecycli<br />
Gereedschapswisselpositie benaderen<br />
Kies “Enkelvoudige sneden”<br />
Kies “Positioneren in ijlgang”<br />
T-wissel benaderen inschakelen<br />
Het gereedschap verplaatst zich in ijlgang van de actuele positie naar<br />
de gereedschapswisselpositie (zie “Gereedschapswisselpositie<br />
instellen” op bladzijde 52).<br />
Cyclusparameters<br />
8 Q Volgorde – default: 0<br />
„ 0: diagonale verplaatsing<br />
„ 1: eerst in X-, dan in Z-richting<br />
„ 2: eerst in Z-, dan in X-richting<br />
„ 3: alleen in X-richting<br />
„ 4: alleen in Z-richting<br />
8 Gereedschapsnummer T: na bereiken van de<br />
gereedschapswisselpositie wordt er omgeschakeld naar “T”<br />
90 4 Cyclusprogrammering
Lineaire bewerking overlangs<br />
Kies “Enkelvoudige sneden”<br />
Kies “Lineaire bewerking overlangs”<br />
Softkey met terugloop:<br />
Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />
cyclus staan<br />
Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt.<br />
Lineaire bewerking overlangs<br />
Het gereedschap verplaatst zich van het startpunt met aanzetsnelheid<br />
naar “eindpunt contour” en blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />
Contour lineair overlangs (“met terugloop”)<br />
Het gereedschap nadert, voert de snijgang overlangs uit en keert aan<br />
het einde van de cyclus terug naar het startpunt (afbeeldingen rechts).<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1 beginpunt contour<br />
8 Z2 eindpunt contour<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F Aanzet per omwenteling<br />
Uitvoering van cyclus bij “met terugloop”<br />
1 beweegt van “X, Z” naar “beginpunt X1”<br />
2 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt Z2”<br />
3 zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 91<br />
4.3 Enkelvoudige snedecycli
4.3 Enkelvoudige snedecycli<br />
Lineaire bewerking overdwars<br />
Kies “Enkelvoudige sneden”<br />
Kies “Lineaire bewerking overdwars”<br />
Softkey met terugloop:<br />
Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />
cyclus staan<br />
Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt.<br />
Lineaire bewerking overdwars<br />
Het gereedschap verplaatst zich van het startpunt met aanzetsnelheid<br />
naar “eindpunt contour” en blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />
Contour lineair overdwars (“met terugloop”)<br />
Het gereedschap nadert, voert de snijgang overdwars uit en keert aan<br />
het einde van de cyclus terug naar het startpunt (afbeeldingen rechts).<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 Z1 beginpunt contour (bij “met terugloop”)<br />
8 X2 eindpunt contour<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Uitvoering van cyclus bij “met terugloop”<br />
1 beweegt van “X, Z” naar “beginpunt Z2”<br />
2 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt X2”<br />
3 zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt<br />
92 4 Cyclusprogrammering
Lineaire bewerking onder een hoek<br />
Kies “Enkelvoudige sneden”<br />
Kies “Lineaire bewerking onder een hoek”<br />
Softkey met terugloop:<br />
Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />
cyclus staan<br />
Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt.<br />
Lineaire bewerking onder een hoek<br />
De <strong>MANUALplus</strong> berekent de eindpositie en beweegt lineair met<br />
aanzetsnelheid van het startpunt naar de “eindpositie”. Het<br />
gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />
Contour lineair hoek ("met terugloop")<br />
De <strong>MANUALplus</strong> berekent de eindpositie. Vervolgens nadert het<br />
gereedschap, voert de snijgang lineair uit en keert aan het einde van<br />
de cyclus terug naar het startpunt (afbeeldingen rechts). Er wordt<br />
rekening gehouden met de snijkantradiuscorrectie.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 beginpuntpunt contour(bij "met terugloop")<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 A Starthoek – bereik: –180° < A < 180°<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Parametercombinaties voor het eindpunt:<br />
„ X2, Z2<br />
„ X2, A<br />
„ Z2, A<br />
Uitvoering van cyclus bij “met terugloop”<br />
1 berekent de eindpositie<br />
2 beweegt lineair van “X, Z” naar “beginpunt X1, Z1”<br />
3 beweegt met aanzetsnelheid naar de eindpositie<br />
4 zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 93<br />
4.3 Enkelvoudige snedecycli
4.3 Enkelvoudige snedecycli<br />
Cirkelvormige bewerking<br />
Kies “Enkelvoudige sneden”<br />
Kies “Cirkelvormige bewerking” (rechtsom)<br />
Kies “Cirkelvormige bewerking” (linksom)<br />
Softkey met terugloop:<br />
Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />
cyclus staan<br />
Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt.<br />
Cirkelvormige bewerking<br />
Het gereedschap verplaatst zich in een cirkel van het startpunt met<br />
aanzetsnelheid naar “eindpunt contour” en blijft aan het einde van de<br />
cyclus staan.<br />
Contour rond (“met terugloop”)<br />
Het gereedschap nadert, voert de snijgang cirkelvormig uit en keert<br />
aan het einde van de cyclus terug naar het startpunt. Er wordt rekening<br />
gehouden met de snijkantradiuscorrectie (afbeeldingen rechts).<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 beginpuntpunt contour(bij "met terugloop")<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 R Radius afronding<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F Aanzet per omwenteling<br />
Uitvoering van cyclus bij “met terugloop”<br />
1 beweegt asparallel van “X, Z” naar “beginpunt X1, Z1”.<br />
2 beweegt met aanzetsnelheid in een cirkel naar “eindpunt X2, Z2”<br />
3 zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt<br />
94 4 Cyclusprogrammering
Afkanting<br />
Kies “Enkelvoudige sneden”<br />
Kies “Afkanting”<br />
Softkey met terugloop:<br />
Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />
cyclus staan<br />
Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt.<br />
Afkanting<br />
De cyclus maakt een afkanting ten opzichte van de contourhoek. Het<br />
gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />
Contour afkanting (“met terugloop”)<br />
Het gereedschap nadert, maakt de ten opzichte van de contourhoek<br />
gedimensioneerde afkanting en keert aan het einde van de cyclus<br />
terug naar het startpunt. Er wordt rekening gehouden met de<br />
snijkantradiuscorrectie (afbeeldingen rechts).<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 hoekpunt contour<br />
8 A starthoek: Hoek van de afkanting: 0°< A < 90°<br />
8 I, K Afkantingsbreedte (in X, Z)<br />
8 J Elementpositie (zie helpscherm) – default: 1<br />
„ Positie ten opzichte van “X1, Z1”<br />
„ Het voorteken bepaalt de verspaningsrichting<br />
8 T Gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Parametercombinaties voor de afkanting:<br />
„ I (afkanting 45°)<br />
„ K (afkanting 45°)<br />
„ I, K<br />
„ I, A<br />
„ K, A<br />
Uitvoering van cyclus bij “met terugloop”<br />
1 berekent het “begin- en eindpunt van de afkanting”<br />
2 beweegt asparallel van “X, Z” naar “beginpunt afkanting”<br />
3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt afkanting”<br />
4 zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 95<br />
4.3 Enkelvoudige snedecycli
4.3 Enkelvoudige snedecycli<br />
Afronding<br />
Kies “Enkelvoudige sneden”<br />
Kies “Afronding”<br />
Softkey met terugloop:<br />
Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />
cyclus staan<br />
Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt.<br />
Afronding<br />
De cyclus maakt een afronding ten opzichte van de contourhoek. Het<br />
gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />
Contour afronding (“met terugloop”)<br />
Het gereedschap nadert, maakt de ten opzichte van de contourhoek<br />
gedimensioneerde afronding en keert aan het einde van de cyclus<br />
terug naar het startpunt. Er wordt rekening gehouden met de<br />
snijkantradiuscorrectie (afbeeldingen rechts).<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 hoekpunt contour<br />
8 R afronding Afrondingsradius<br />
8 I, K afkantingsbreedte (in X, Z)<br />
8 J elementpositie (zie helpscherm) – default: 1<br />
„ Positie ten opzichte van “X1, Z1”<br />
„ Het voorteken bepaalt de verspaningsrichting<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Uitvoering van cyclus bij “met terugloop”<br />
1 berekent het “begin- en eindpunt van de afronding”<br />
2 beweegt asparallel van “X, Z” naar “beginpunt afronding”<br />
3 beweegt met aanzetsnelheid in een cirkel naar “eindpunt<br />
afronding”<br />
4 zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt<br />
96 4 Cyclusprogrammering
M-Functie<br />
Machinecommando’s (M-functies) worden pas uitgevoerd nadat<br />
“Cyclusstart” is gekozen. De betekenis van de M-functie is te vinden<br />
in het machinehandboek (zie “M-functies” op bladzijde 409).<br />
M-Functie<br />
Kies “Enkelvoudige sneden”<br />
Kies “M-functie”<br />
M-functienummer invoeren<br />
Invoer afsluiten<br />
Kies “Cyclusstart”<br />
Spilstop M19 (spilpositionering)<br />
Stilzethoek instellen<br />
Kies “Enkelvoudige sneden”<br />
Kies “M-functie”<br />
M19 inschakelen<br />
Invoer afsluiten<br />
Kies “Cyclusstart”<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 97<br />
4.3 Enkelvoudige snedecycli
4.4 Verspaningscycli<br />
4.4 Verspaningscycli<br />
Met de verspaningscycli kunnen<br />
eenvoudige contouren in de “normale<br />
werkstand” en ingewikkelde contouren<br />
in de “uitgebreide werkstand” worden<br />
voor- en nabewerkt.<br />
Met de ICP-verspaningscycli worden<br />
met “ICP” beschreven contouren<br />
bewerkt “ICP-contouren bewerken” op<br />
bladzijde 243.<br />
„ Snede-opdeling: De <strong>MANUALplus</strong><br />
berekent een aanzet, de
Gereedschapspositie<br />
U moet rekening houden met de gereedschapspositie (startpunt X, Z),<br />
voordat u een cyclus van de uitgebreide verspaningscycli gaat<br />
uitvoeren. De regels zijn van toepassing op alle verspanings- en<br />
aanzetrichtingen en op voor- en nabewerking (zie voorbeelden voor<br />
cycli overlangs – afbeeldingen rechts).<br />
„ Het startpunt mag zich niet in het gearceerde gedeelte bevinden.<br />
„ Het verspaningsgedeelte begint bij “startpunt X, Z”, wanneer het<br />
gereedschap zich “voor” het contourgedeelte bevindt. Als dit niet<br />
het geval is, wordt alleen het gedefinieerde contourgedeelte<br />
verspaand.<br />
„ Als bij een bewerking aan de binnenzijde het “startpunt X, Z” boven<br />
de hartlijn ligt, wordt alleen het gedefinieerde contourgedeelte<br />
verspaand.<br />
(A = beginpunt contour X1, Z1; E = eindpunt contour X2, Z2)<br />
Contourvormen<br />
Contourelementen bij verspaningscycli<br />
Normale werkstand<br />
rechthoekig gedeelte verspanen<br />
Uitgebreide werkstand<br />
afkanting aan het begin van de contour<br />
Uitgebreide werkstand<br />
afkanting aan het einde van de contour<br />
Uitgebreide werkstand<br />
afkantingen aan het begin en einde van de<br />
contour met een hoek > 45°<br />
Uitgebreide werkstand<br />
Een afkanting (door invoer van “beginpunt<br />
contour”, “eindpunt contour” en<br />
“starthoek” en “starthoek” )<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 99<br />
4.4 Verspaningscycli
4.4 Verspaningscycli<br />
Contourelementen bij verspaningscycli<br />
Uitgebreide werkstand<br />
Afronding<br />
Uitgebreide werkstand<br />
Afkanting (of afronding) aan het einde van de<br />
contour<br />
Normale werkstand<br />
verspanen bij neergaande contour<br />
Normale werkstand<br />
afkanting aan het einde van de contour<br />
Uitgebreide werkstand<br />
afronding van de bodem van de contour (in<br />
beide hoeken)<br />
Uitgebreide werkstand<br />
Afkanting (of afronding) aan het begin van de<br />
contour<br />
Uitgebreide werkstand<br />
Afkanting (of afronding) aan het einde van de<br />
contour<br />
100 4 Cyclusprogrammering
Verspanen overlangs/overdwars<br />
Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />
Kies “Verspanen overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Verspanen overdwars” (afbeeldingen op<br />
volgende bladzijde)<br />
Met de cyclus “Verspanen overlangs” wordt de rechthoek verspaand<br />
die wordt beschreven door “X, Z” en “X1, Z2”.<br />
Met de cyclus “Verspanen overdwars” wordt de rechthoek verspaand<br />
die wordt beschreven door “X, Z” en “X2, Z1”.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1 beginpunt contour (Verspanen overlangs)<br />
8 Z2 eindpunt contour (Verspanen overlangs)<br />
8 Z1 beginpunt contour (Verspanen overdwars)<br />
8 X2 eindpunt contour (Verspanen overdwars)<br />
8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />
„ P>0: verspaant langs de contour<br />
„ P
4.4 Verspaningscycli<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de snede-opdeling (aanzet)<br />
2 zet vanaf “X, Z” aan voor de eerste snede<br />
3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt Z2”<br />
4 afhankelijk van het voorteken “aanzetdiepte P”:<br />
„ P>0: verspaant langs de contour<br />
„ P
Verspanen overlangs/overdwars – uitgebreid<br />
Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />
Kies “Verspanen overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Verspanen overdwars” (afbeeldingen op<br />
volgende bladzijde)<br />
Uitgebreid inschakelen<br />
Met de cyclus “Verspanen overlangs” wordt het gedeelte verspaand<br />
dat wordt beschreven door “X, Z” en “X1/Z2” , rekening houdend met<br />
de overmaten.<br />
Met de cyclus “Verspanen overdwars” wordt het gedeelte verspaand<br />
dat wordt beschreven door “X, Z” en “Z1/X2” , rekening houdend met<br />
de overmaten.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 beginpunt contour<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />
„ P>0: verspaant langs de contour<br />
„ P
4.4 Verspaningscycli<br />
Met de volgende optionele parameters definieert u:<br />
„ A: afkanting aan het begin van de contour<br />
„ W: afkanting aan het einde van de contour<br />
„ R: afronding<br />
„ B: afkanting/afronding aan het einde van de contour<br />
„ B1: afkanting/afronding aan het begin van de contour<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de snede-opdeling (aanzet)<br />
2 zet vanaf “X, Z” aan voor de eerste snede<br />
3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt Z2” resp. “eindpunt<br />
X2” of naar een optioneel contourelement<br />
4 afhankelijk van het voorteken “P”:<br />
„ P>0: verspaant langs de contour<br />
„ P
Verspanen nabewerken overlangs/overdwars<br />
Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />
Kies “Verspanen overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Verspanen overdwars” (afbeeldingen op<br />
volgende bladzijde)<br />
Nabewerken inschakelen<br />
De cyclus “Nabewerken overlangs” bewerkt het contourgedeelte van<br />
“X1” tot “Z2”.<br />
De cyclus “Nabewerken overdwars” bewerkt het contourgedeelte<br />
van “Z1” tot “X2”.<br />
Het gereedschap keert aan het einde van de cyclus terug naar het<br />
startpunt.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1 beginpunt contour (nabewerken overlangs)<br />
8 Z2 eindpunt contour (nabewerken overlangs)<br />
8 Z1 beginpunt contour (nabewerken overdwars)<br />
8 X2 eindpunt contour (nabewerken overdwars)<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Uitvoering van cyclus bij “nabewerken overlangs”<br />
1 beweegt overdwars van “X, Z” naar “beginpunt X1”<br />
2 bewerkt eerst overlangs en daarna overdwars na<br />
3 keert overlangs terug naar het startpunt<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 105<br />
4.4 Verspaningscycli
4.4 Verspaningscycli<br />
Uitvoering van cyclus bij “nabewerken overdwars”<br />
1 beweegt overdwars van “X, Z” naar “beginpunt Z1”<br />
2 bewerkt eerst overdwars en daarna overlangs na<br />
3 keert overdwars terug naar het startpunt<br />
106 4 Cyclusprogrammering
Verspanen nabewerken overlangs/overdwars –<br />
uitgebreid<br />
Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />
Kies “Verspanen overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Verspanen overdwars” (afbeeldingen op<br />
volgende bladzijde)<br />
Uitgebreid inschakelen<br />
Nabewerken inschakelen<br />
De cyclus bewerkt het contourgedeelte na van “X1, Z1” tot “X2, Z2”.<br />
Het gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 beginpunt contour<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 A starthoek: bereik: 0°
4.4 Verspaningscycli<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 beweegt overdwars van “X, Z” naar “X1, Z1”<br />
2 bewerkt het contourgedeelte van “X1, Z1” tot “X2, Z2” en houdt<br />
daarbij rekening met de optionele contourelementen<br />
108 4 Cyclusprogrammering
Verspanen met insteken overlangs/overdwars<br />
Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />
Kies “Insteken overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Insteken overdwars” (afbeeldingen op<br />
volgende bladzijde)<br />
De cyclus bewerkt het gedeelte voor dat wordt beschreven door “X1,<br />
Z1”, “X2, Z2” en “insteekhoek A”.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
„ Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt<br />
de aanzet gereduceerd (max. 50%).<br />
„ Let op de maatvoering van vlakgereedschap (zie<br />
“Vlakdraaigereedschap” op bladzijde 419).<br />
Let op: Botsingsgevaar !<br />
Als de instelhoek en de gereedschapspunthoek van het<br />
gereedschap niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap<br />
met de insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />
gereedschap met de maximaal mogelijke insteekhoek in.<br />
Het restmateriaal blijft staan.<br />
8 X1, Z1 beginpunt contour<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />
„ P>0: verspaant langs de contour<br />
„ P
4.4 Verspaningscycli<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de snede-opdeling (aanzet)<br />
2 zet vanaf “X, Z” asparallel aan voor de eerste snede<br />
3 steekt met gereduceerde aanzet met “insteekhoek A” in<br />
4 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt Z2” resp. “eindpunt<br />
X2” of naar de afkanting die is gedefinieerd met “W”<br />
5 afhankelijk van het voorteken “P”:<br />
„ P>0: verspaant langs de contour<br />
„ P
Insteken overlangs/overdwars – uitgebreid<br />
Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />
Kies “Insteken overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Insteken overdwars” (afbeeldingen op<br />
volgende bladzijde)<br />
Uitgebreid inschakelen<br />
De cyclus bewerkt het gedeelte voor dat wordt beschreven door “X1,<br />
Z1”, “X2, Z2” en “insteekhoek A” en houdt daarbij rekening met de<br />
overmaten.<br />
„ Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt<br />
de aanzet gereduceerd (max. 50%).<br />
„ Let op de maatvoering van vlakgereedschap (zie<br />
“Vlakdraaigereedschap” op bladzijde 419).<br />
Let op: Botsingsgevaar !<br />
Als de instelhoek en de gereedschapspunthoek van het<br />
gereedschap niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap<br />
met de insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />
gereedschap met de maximaal mogelijke insteekhoek in.<br />
Het restmateriaal blijft staan.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 111<br />
4.4 Verspaningscycli
4.4 Verspaningscycli<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 beginpunt contour<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />
„ P>0: verspaant langs de contour<br />
„ P
Insteken nabewerken overlangs/overdwars<br />
Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />
Kies “Insteken overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Insteken overdwars” (afbeeldingen op<br />
volgende bladzijde)<br />
Nabewerken inschakelen<br />
De cyclus bewerkt het contourgedeelte na van “X1, Z1” tot “X2, Z2”.<br />
Het gereedschap keert aan het einde van de cyclus terug naar<br />
“startpunt X, Z”.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
„ Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt<br />
de aanzet gereduceerd (max. 50%).<br />
„ Let op de maatvoering van vlakgereedschap (zie<br />
“Vlakdraaigereedschap” op bladzijde 419).<br />
Let op: Botsingsgevaar !<br />
Als de instelhoek en de punthoek van het gereedschap<br />
niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap met de<br />
insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />
gereedschap met de maximaal mogelijke insteekhoek in.<br />
Het restmateriaal blijft staan.<br />
8 X1, Z1 beginpunt contour<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 A insteekhoek (default: 0°): bereik: 0°
4.4 Verspaningscycli<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 beweegt overdwars van “X, Z” naar “beginpunt X1, Z1”<br />
2 bewerkt het gedefinieerde contourgedeelte na<br />
3 keert asparallel terug naar het startpunt<br />
114 4 Cyclusprogrammering
Insteken nabewerken overlangs/overdwars –<br />
uitgebreid<br />
Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />
Kies “Insteken overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Insteken overdwars” (afbeeldingen op<br />
volgende bladzijde)<br />
Uitgebreid inschakelen<br />
Nabewerken inschakelen<br />
De cyclus bewerkt het contourgedeelte na van “X1, Z1” tot “X2, Z2”.<br />
Het gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />
„ Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt<br />
de aanzet gereduceerd (max. 50%).<br />
„ Let op de maatvoering van vlakgereedschap (zie<br />
“Vlakdraaigereedschap” op bladzijde 419).<br />
Let op: Botsingsgevaar !<br />
Als de instelhoek en de punthoek van het gereedschap<br />
niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap met de<br />
insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />
gereedschap met de maximaal mogelijke insteekhoek in.<br />
Het restmateriaal blijft staan.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 115<br />
4.4 Verspaningscycli
4.4 Verspaningscycli<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 beginpunt contour<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 A insteekhoek (default: 0°): bereik: 0°
Parallel aan contour (ICP-contour) overlangs/<br />
overdwars<br />
Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />
“Parallel aan contour (ICP-contour) overlangs”<br />
(afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Parallel aan contour (ICP-contour) overdwars”<br />
(afbeeldingen op volgende bladzijde)<br />
De cyclus voert de voorbewerking parallel aan de contour uit<br />
afhankelijk van parameter „J“:<br />
„ J=0: het gedeelte dat wordt beschreven door “X, Z” en de ICPcontour<br />
en houdt daarbij rekening met de overmaten.<br />
„ J>0: het gedeelte dat wordt beschreven door de ICP-contour (met<br />
overmaten) en de "overmaat van onbewerkt werkstuk J".<br />
Let op: Botsingsgevaar !<br />
„ Als de instelhoek en de punthoek van het gereedschap<br />
niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap met de<br />
insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />
gereedschap met de maximaal mogelijke instelhoek in.<br />
Het restmateriaal blijft staan.<br />
„ Bij overmaat van onbewerkt werkstuk J>0: Gebruik<br />
als “aanzetdiepte P” de kleinere aanzet, als op grond van<br />
de snijkantgeometrie de maximale aanzet in langs- en<br />
dwarsrichting verschillend zijn.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 117<br />
4.4 Verspaningscycli
4.4 Verspaningscycli<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 P aanzetdiepte – de aanzetdiepte wordt afhankelijk van "J"<br />
verwerkt.<br />
„ J=0: P is de maximale aanzetdiepte. De cyclus reduceert de<br />
diepte-instelling, als de geprogrammeerde aanzetdiepte op grond<br />
van de snijkantgeometrie in dwars- of langsrichting niet mogelijk<br />
is .<br />
„ J>0: P is de aanzetdiepte. Deze aanzetdiepte wordt in langs- en<br />
dwarsrichting toegepast.<br />
8 I, K overmaat X, Z<br />
8 N ICP-contournummer<br />
8 Overmaat van onbewerkt werkstuk J – de cyclus verspaant<br />
„ J=0: vanaf gereedschapspositie<br />
„ J>0: het door de overmaat van het onbewerkte werkstuk<br />
beschreven gedeelte<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de snede-opdeling (aanzet), waarbij rekening wordt<br />
gehouden met parameter "J"<br />
„ J=0: Er wordt rekening gehouden met de snijkantgeometrie.<br />
Daardoor kunnen in langs- en dwarsrichting verschillende<br />
aanzetten ontstaan.<br />
„ J>0: In langs- en dwarsrichting wordt dezelfde aanzet toegepast.<br />
2 zet vanaf “X, Z” asparallel aan voor de eerste snede<br />
3 verspaant in overeenstemming met de berekende snede-opdeling<br />
4 keert terug en zet opnieuw aan voor de volgende snede<br />
5 herhaalt 3...4, totdat het gedefinieerde gedeelte is verspaand<br />
6 keert asparallel terug naar het startpunt<br />
De cyclusparameter overmaat van onbewerkt werkstuk J<br />
is vanaf NC-softwareversies 507 807-16 resp. 526 488-08<br />
beschikbaar. Bij de voorgaande softwareversies verspaant<br />
de cyclus vanaf de gereedschapspositie.<br />
118 4 Cyclusprogrammering
Parallel aan (ICP-)contour nabewerken<br />
overlangs/overdwars<br />
Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />
“Parallel aan (ICP-)contour overlangs” (afbeeldingen<br />
rechts)<br />
Kies “Parallel aan (ICP-)contour overdwars”<br />
(afbeeldingen op volgende bladzijde)<br />
Nabewerken inschakelen<br />
De cyclus bewerkt het contourgedeelte na dat in de ICP-contour is<br />
beschreven. Het gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
Let op: Botsingsgevaar !<br />
Als de instelhoek en de punthoek van het gereedschap<br />
niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap met de<br />
insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />
gereedschap met de maximaal mogelijke insteekhoek in.<br />
Het restmateriaal blijft staan.<br />
8 N ICP-contournummer<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 119<br />
4.4 Verspaningscycli
4.4 Verspaningscycli<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 beweegt asparallel van “X, Z” naar “startpunt contour”<br />
2 bewerkt het gedefinieerde contourgedeelte na<br />
120 4 Cyclusprogrammering
ICP-verspanen overlangs/overdwars<br />
Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />
“ICP-verspanen overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “ICP-verspanen overdwars” (afbeeldingen op<br />
volgende bladzijde)<br />
De cyclus bewerkt het gedeelte voor dat wordt beschreven door “X,<br />
Z” en de ICP-contour en houdt daarbij rekening met de overmaten.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
Let op: Botsingsgevaar !<br />
Als de instelhoek en de punthoek van het gereedschap<br />
niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap met de<br />
insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />
gereedschap met de maximaal mogelijke insteekhoek in.<br />
Het restmateriaal blijft staan.<br />
8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />
„ P>0: verspaant langs de contour<br />
„ P
4.4 Verspaningscycli<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de snede-opdeling (aanzet)<br />
2 zet vanaf “X, Z” asparallel aan voor de eerste snede<br />
3 steekt bij neergaande contouren met gereduceerde aanzet in<br />
4 verspaant in overeenstemming met de berekende snede-opdeling<br />
5 afhankelijk van het voorteken “P”:<br />
„ P>0: verspaant langs de contour<br />
„ P
ICP-afwerken overlangs of overdwars<br />
Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />
“ICP-verspanen overlangs” (afbeeldingen<br />
rechtsboven en midden)<br />
Kies “ICP-verspanen overdwars” (afbeelding<br />
“Bewerking aan buitenzijde” rechtsonder)<br />
Nabewerken inschakelen<br />
De cyclus bewerkt het contourgedeelte na dat in de ICP-contour is<br />
beschreven. Het gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
Let op: Botsingsgevaar !<br />
Als de instelhoek en de punthoek van het gereedschap<br />
niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap met de<br />
insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />
gereedschap met de maximaal mogelijke insteekhoek in.<br />
Het restmateriaal blijft staan.<br />
8 I, K overmaat X, Z<br />
8 N ICP-contournummer<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 123<br />
4.4 Verspaningscycli
4.4 Verspaningscycli<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 beweegt asparallel van “X, Z” naar “startpunt contour”<br />
2 bewerkt het gedefinieerde contourgedeelte na<br />
124 4 Cyclusprogrammering
Voorbeelden van verspaningscycli<br />
Voor- en nabewerken van een buitencontour<br />
Het gemarkeerde gedeelte van “AP” (beginpunt<br />
contour) tot “EP” (eindpunt contour) wordt met<br />
“Verspanen overlangs uitgebreid” voorbewerkt,<br />
waarbij rekening wordt gehouden met de overmaten<br />
(afbeelding rechtsboven). Bij de volgende stap wordt<br />
dit contourgedeelte met “Verspanen overlangs<br />
uitgebreid” nabewerkt (afbeelding rechtsonder).<br />
Met de “uitgebreide werkstand” worden zowel de<br />
afronding als de afkanting aan het einde van de<br />
contour gemaakt.<br />
De parameters “beginpunt contour X1, Z1” en<br />
“eindpunt contour X2, Z2” zijn bepalend voor de<br />
verspanings- en aanzetrichting - hier bewerking aan<br />
buitenzijde en aanzet “in richting –X”.<br />
Gereedschapsgegevens<br />
„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />
buitenzijde)<br />
„ WO = 1 – gereedschapsoriëntatie<br />
„ A = 93° – instelhoek<br />
„ B = 55° – gereedschapspunthoek<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 125<br />
4.4 Verspaningscycli
4.4 Verspaningscycli<br />
Voor- en nabewerken van een buitencontour<br />
Het gemarkeerde gedeelte van “AP” (beginpunt<br />
contour) tot “EP” (eindpunt contour) wordt met<br />
“Verspanen overlangs uitgebreid” voorbewerkt,<br />
waarbij rekening wordt gehouden met de overmaten<br />
(afbeelding rechtsboven). Bij de volgende stap wordt<br />
dit contourgedeelte met “Verspanen overlangs<br />
uitgebreid” nabewerkt (afbeelding rechtsonder).<br />
Met de “uitgebreide werkstand” wordt zowel de<br />
afronding als de afkanting aan het einde van de<br />
contour gemaakt.<br />
De parameters “beginpunt contour X1, Z1” en<br />
“eindpunt contour X2, Z2” zijn bepalend voor de<br />
verspanings- en aanzetrichting - hier bewerking aan de<br />
binnenzijde en aanzet “in richting –X”.<br />
Gereedschapsgegevens<br />
„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />
binnenzijde)<br />
„ WO = 7 – gereedschapsoriëntatie<br />
„ A = 93° – instelhoek<br />
„ B = 55° – gereedschapspunthoek<br />
126 4 Cyclusprogrammering
Voorbewerken (kamerfrezen) met gebruikmaking<br />
van de cyclus met insteken<br />
Het toegepaste gereedschap kan niet onder een hoek<br />
van 15° insteken. Daarom wordt het te verspanen<br />
gedeelte in twee stappen bewerkt.<br />
1. stap:<br />
Het gemarkeerde gedeelte van “AP” (beginpunt<br />
contour) tot “EP” (eindpunt contour) wordt met de<br />
cyclus “Insteken overlangs uitgebreid” voorbewerkt,<br />
waarbij rekening wordt gehouden met de overmaten.<br />
De “starthoek A” wordt, zoals in de tekening<br />
aangegeven, vooraf ingesteld op 15°. De<br />
<strong>MANUALplus</strong> berekent op grond van de<br />
gereedschapsparameters de maximaal mogelijke<br />
insteekhoek. Het “restmateriaal” blijft staan en wordt<br />
bij de 2e stap verspaand.<br />
De “uitgebreide werkstand” wordt gebruikt om de<br />
afrondingen in de bodem van de contour te maken.<br />
Let op de parameters “beginpunt contour X1, Z1” en<br />
“eindpunt contour X2, Z2”. Deze parameters zijn<br />
namelijk bepalend voor de verspanings- en<br />
aanzetrichting: in dit geval de bewerking aan de<br />
buitenzijde en de aanzet “in richting X”.<br />
Gereedschapsgegevens<br />
„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />
buitenzijde)<br />
„ WO = 1 – gereedschapsoriëntatie<br />
„ A = 93° – instelhoek<br />
„ B = 55° – gereedschapspunthoek<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 127<br />
4.4 Verspaningscycli
4.4 Verspaningscycli<br />
2. stap:<br />
Het “restmateriaal” (gemarkeerd gedeelte in de<br />
afbeelding linksboven) wordt met de cyclus “Insteken<br />
overlangs - uitgebreid” voorbewerkt. Voordat met<br />
deze stap wordt begonnen, moet het gereedschap<br />
worden gewisseld.<br />
De “uitgebreide werkstand” wordt gebruikt om de<br />
afrondingen in de bodem van de contour te maken.<br />
De parameters “beginpunt contour X1, Z1” en<br />
“eindpunt contour X2, Z2” zijn bepalend voor de<br />
verspanings- en aanzetrichting - hier bewerking aan<br />
buitenzijde en aanzet “in richting –X”.<br />
De parameter “beginpunt contour Z1” is bij de<br />
simulatie van de 1e stap bepaald.<br />
Gereedschapsgegevens<br />
„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />
buitenzijde)<br />
„ WO = 3 – gereedschapsoriëntatie<br />
„ A = 93° – instelhoek<br />
„ B = 55° – gereedschapspunthoek<br />
128 4 Cyclusprogrammering
4.5 Steekcycli<br />
Tot de groep steekcycli behoren<br />
insteek-, steekdraai-, vrijdraai- en<br />
afsteekcycli. Eenvoudige contouren<br />
bewerkt u in de “normale werkstand”<br />
en ingewikkelde contouren in de<br />
“uitgebreide werkstand”. Met de ICPsteekcycli<br />
worden willekeurige, met<br />
“ICP” beschreven contouren bewerkt<br />
(zie “ICP-contouren” op bladzijde 242).<br />
„ Snede-opdeling: de <strong>MANUALplus</strong><br />
berekent een gelijkmatige aanzet, die<br />
4.5 Steekcycli<br />
Contourvormen<br />
Contourelementen bij insteekcycli<br />
Normale werkstand<br />
rechthoekig gedeelte verspanen<br />
Uitgebreide werkstand<br />
afkanting aan het begin van de contour<br />
Uitgebreide werkstand<br />
afkanting aan het einde van de contour<br />
Uitgebreide werkstand<br />
afronding in beide hoeken van de bodem van<br />
de contour<br />
Uitgebreide werkstand<br />
Afkanting (of afronding) aan het begin van de<br />
contour<br />
Uitgebreide werkstand<br />
Afkanting (of afronding) aan het einde van de<br />
contour<br />
130 4 Cyclusprogrammering
Insteken radiaal/axiaal<br />
Kies “Steekcycli”<br />
Kies “Insteken radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Insteken axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />
bladzijde)<br />
De cyclus maakt het in “Q” vastgelegde aantal insteken. De<br />
parameters “X/Z X2/Z2” bepalen de eerste insteek (positie,<br />
insteekdiepte en -breedte).<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 P steekbreedte: aanzetten
4.5 Steekcycli<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de insteekposities en de steekopdeling<br />
2 zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor<br />
de volgende insteek<br />
3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt X2” resp. “eindpunt<br />
Z2”<br />
4 blijft gedurende tijd “E” op deze positie<br />
5 keert terug en zet opnieuw aan<br />
6 herhaalt 3...5, totdat de insteek is gemaakt<br />
7 herhaalt 2...6, totdat alle insteken zijn gemaakt<br />
8 keert asparallel terug naar het startpunt<br />
132 4 Cyclusprogrammering
Insteken radiaal/axiaal – uitgebreid<br />
Kies “Steekcycli”<br />
Kies “Insteken radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Insteken axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />
bladzijde)<br />
Uitgebreid inschakelen<br />
De cyclus maakt het in “Q” vastgelegde aantal insteken. De<br />
parameters “X1/Z1 X2/Z2” bepalen de eerste insteek (positie,<br />
insteekdiepte en -breedte).<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 beginpunt contour<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 P steekbreedte: aanzetten
4.5 Steekcycli<br />
Met de volgende optionele parameters definieert u:<br />
„ A: afkanting aan het begin van de contour<br />
„ W: afkanting aan het einde van de contour<br />
„ R: afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)<br />
„ B1: afkanting/afronding aan het begin van de contour<br />
„ B2: afkanting/afronding aan het einde van de contour<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de insteekposities en de snede-opdeling<br />
2 zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor<br />
de volgende insteek<br />
3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt X2” resp. "eindpunt<br />
Z2" of naar een optioneel contourelement<br />
4 blijft gedurende twee omwentelingen op deze positie<br />
5 keert terug en zet opnieuw aan<br />
6 herhaalt 3...5, totdat de insteek is gemaakt<br />
7 herhaalt 2...6, totdat alle insteken zijn gemaakt<br />
8 keert asparallel terug naar het startpunt<br />
134 4 Cyclusprogrammering
Insteken radiaal/axiaal nabewerken<br />
Kies “Steekcycli”<br />
Kies “Insteken radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Insteken axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />
bladzijde)<br />
Nabewerken inschakelen<br />
De cyclus bewerkt het in “Q” vastgelegde aantal insteken na. De<br />
parameters “X/Z X2/Z2” bepalen de eerste insteek (positie,<br />
insteekdiepte en -breedte).<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 DX, DZ afstand tot de volgende insteek ten opzichte van de<br />
voorgaande insteek<br />
8 Q aantal insteekcycli – default: 1<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 135<br />
4.5 Steekcycli
4.5 Steekcycli<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de insteekposities<br />
2 zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor<br />
de volgende insteek<br />
3 bewerkt de eerste zijkant en de bodem van de contour na tot vlak<br />
voor het “eindpunt van insteek”<br />
4 zet asparallel aan voor de tweede zijkant<br />
5 bewerkt de tweede zijkant en de rest van de bodem na<br />
6 herhaalt 2...5, totdat alle insteken zijn gemaakt<br />
7 keert asparallel terug naar het startpunt<br />
136 4 Cyclusprogrammering
Insteken radiaal/axiaal nabewerken – uitgebreid<br />
Kies “Steekcycli”<br />
Kies “Insteken radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Insteken axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />
bladzijde)<br />
Uitgebreid inschakelen<br />
Nabewerken inschakelen<br />
De cyclus maakt het in “Q” vastgelegde aantal insteken. De<br />
parameters “X/Z X2/Z2” bepalen de eerste insteek (positie,<br />
insteekdiepte en -breedte).<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 beginpunt contour<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 A starthoek: bereik: 0°
4.5 Steekcycli<br />
Met de volgende optionele parameters definieert u:<br />
„ A: afkanting aan het begin van de contour<br />
„ W: afkanting aan het einde van de contour<br />
„ R: afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)<br />
„ B1: afkanting/afronding aan het begin van de contour<br />
„ B2: afkanting/afronding aan het einde van de contour<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de insteekposities<br />
2 zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor<br />
de volgende insteek<br />
3 bewerkt de eerste zijkant (rekening houdend met optionele<br />
contourelementen) en de bodem van de contour na tot vlak voor<br />
“eindpunt van insteek”<br />
4 zet asparallel aan voor de tweede zijkant<br />
5 bewerkt de tweede zijkant (rekening houdend met optionele<br />
contourelementen) en de rest van de bodem van de contour na<br />
6 herhaalt 2...5, totdat alle insteken zijn nabewerkt<br />
7 keert asparallel terug naar het startpunt<br />
138 4 Cyclusprogrammering
ICP-insteekcycli<br />
Kies “Steekcycli”<br />
“Insteken radiaal ICP” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Insteken axiaal ICP” (afbeeldingen op volgende<br />
bladzijde)<br />
De cyclus maakt het in “Q” vastgelegde aantal insteken met de ICPinsteekcontour.<br />
De parameters “X, Z” bepalen de positie van de<br />
eerste insteek<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 Steekbreedte P: aanzetten
4.5 Steekcycli<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de insteekposities en de snede-opdeling<br />
2 zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor<br />
de volgende insteek<br />
3 verspaant in overeenstemming met de gedefinieerde contour<br />
4 keert terug en zet opnieuw aan voor de volgende snede<br />
5 herhaalt 3...4, totdat de insteek is gemaakt<br />
6 herhaalt 2...5, totdat alle insteken zijn gemaakt<br />
7 keert asparallel terug naar het startpunt<br />
140 4 Cyclusprogrammering
ICP-insteken radiaal/axiaal nabewerken<br />
Kies “Steekcycli”<br />
“Insteken radiaal ICP” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Insteken axiaal ICP” (afbeeldingen op volgende<br />
bladzijde)<br />
Nabewerken inschakelen<br />
De cyclus bewerkt het in “Q” vastgelegde aantal insteken met de ICPinsteekcontour<br />
na. De parameters “X, Z” bepalen de positie van de<br />
eerste insteek<br />
Het gereedschap keert aan het einde van de cyclus terug naar het<br />
startpunt.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 I, K overmaat X, Z<br />
8 N ICP-contournummer<br />
8 DX, DZ afstand tot de volgende insteek ten opzichte van de<br />
voorgaande insteek<br />
8 Q aantal insteekcycli – default: 1<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 141<br />
4.5 Steekcycli
4.5 Steekcycli<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de insteekposities<br />
2 zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor<br />
de volgende insteek<br />
3 bewerkt de insteek na<br />
4 herhaalt 2...3, totdat alle insteken zijn gemaakt<br />
5 keert asparallel terug naar het startpunt<br />
142 4 Cyclusprogrammering
Steekdraaien<br />
De steekdraaicycli verspanen door afwisselende insteek- en<br />
voorbewerkingsbewegingen. Hierdoor vindt de verspaning met zo<br />
weinig mogelijk vrijzet- en aanzetbewegingen plaats.<br />
Met onderstaande parameters kunt u de eigenschappen van de<br />
steekdraaibewerking beïnvloeden:<br />
„ Insteekaanzet O: aanzet voor de insteekbewegin g<br />
„ Draaibewerking in één/twee richtingen U: u kunt de draaibewerking<br />
in één of twee richtingen uitvoeren. Bij radiale steekdraaicycli vindt<br />
de bewerking in één richting plaats, in de richting van de hoofdspil -<br />
bij axiale ICP-steekdraaicycli komt de bewerkingsrichting overeen<br />
met de richting van de contourdefinitie.<br />
„ Verspringingsbreedte B: vanaf de tweede aanzetbeweging wordt<br />
bij de overgang van de draai- naar de steekbewerking het te<br />
verspanen gedeelte gereduceerd met “verspringingsbreedte B”. Bij<br />
iedere volgende overgang van draai- naar steekbewerking aan deze<br />
flank vindt aanvullend op de verspringing tot dan toe een reductie<br />
met “B” plaats. De som van de “verspringing” wordt tot 80% van<br />
de effectieve snijkantbreedte begrensd (effectieve snijkantbreedte<br />
= snijkantbreedte 2*snijkantradius). De <strong>MANUALplus</strong> reduceert<br />
eventueel de geprogrammeerde verspringingsbreedte. Het<br />
overblijvende restmateriaal wordt aan het einde van het voorsteken<br />
met een steekslag verspaand.<br />
„ Draaidieptecorrectie RB: afhankelijk van het materiaal, de<br />
aanzetsnelheid, etc. “kantelt” de snijkant bij de draaibewerkin g.<br />
Deze aanzetfout wordt bij het nabewerken met<br />
“draaidieptecorrectie RB” gecorrigeerd. De draaidieptecorrectie<br />
wordt meestal empirisch bepaald.<br />
Voor de cycli is steekdraaigereedschap vereist.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 143<br />
4.5 Steekcycli
4.5 Steekcycli<br />
Steekdraaien radiaal/axiaal<br />
Kies “Steekcycli”<br />
Kies “Steekdraaien”<br />
Kies “Steekdraaien radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Steekdraaien axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />
bladzijde)<br />
De cyclus verspaant de rechthoek die wordt beschreven door “X, Z”<br />
en “X2, Z2” (zie ook“Steekdraaien” op bladzijde 143).<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />
8 O insteekaanzet – default: actieve aanzet<br />
8 B verspringingsbreedte – default: 0<br />
8 U draaien in één richting – default: 0<br />
„ U=0: in twee richtingen<br />
„ U=1: in één richting (richting: zie helpscherm)<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
144 4 Cyclusprogrammering
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de snede-opdeling<br />
2 zet vanaf “X, Z” aan voor de eerste snede<br />
3 steekt in (steekbewerking)<br />
4 verspaant haaks op de steekrichting (draaibewerking)<br />
5 herhaalt 3...4, totdat “eindpunt Z2/X2” is bereikt<br />
6 keert asparallel terug naar het startpunt<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 145<br />
4.5 Steekcycli
4.5 Steekcycli<br />
Steekdraaien radiaal/axiaal – uitgebreid<br />
Kies “Steekcycli”<br />
Kies “Steekdraaien”<br />
Kies “Steekdraaien radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Steekdraaien axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />
bladzijde)<br />
Uitgebreid inschakelen<br />
De cyclus verspaant het gebied dat wordt beschreven door “X/Z1” en<br />
“X2, Z2” en houdt daarbij rekening met de overmaten (zie ook<br />
“Steekdraaien” op bladzijde 143).<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 beginpunt contour<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />
8 O insteekaanzet – default: actieve aanzet<br />
8 A starthoek: bereik: 0°
Met de volgende optionele parameters definieert u:<br />
„ A: afkanting aan het begin van de contour<br />
„ W: afkanting aan het einde van de contour<br />
„ R: afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)<br />
„ B1: afkanting/afronding aan het begin van de contour<br />
„ B2: afkanting/afronding aan het einde van de contour<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de snede-opdeling<br />
2 zet vanaf “X, Z” aan voor de eerste snede<br />
3 steekt in (steekbewerking)<br />
4 verspaant haaks op de steekrichting (draaibewerking)<br />
5 herhaalt 3...4, totdat “eindpunt Z2/X2” is bereikt<br />
6 steekt de afkanting/afronding aan het begin/einde van de contour,<br />
indien ingesteld<br />
7 keert asparallel terug naar het startpunt<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 147<br />
4.5 Steekcycli
4.5 Steekcycli<br />
Steekdraaien radiaal/axiaal nabewerken<br />
Kies “Steekcycli”<br />
Kies “Steekdraaien”<br />
Kies “Steekdraaien radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Steekdraaien axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />
bladzijde)<br />
Nabewerken inschakelen<br />
De cyclus bewerkt het contourgedeelte van “X, Z” tot “X2, Z2” (zie<br />
ook“Steekdraaien” op bladzijde 143).<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
Met de “overmaten onbewerkt werkstuk I, K” definieert u<br />
het materiaal dat bij de nabewerkingscyclus wordt<br />
verspaand. Daarom moeten bij het steekdraaien/<br />
nabewerken absoluut de overmaten worden opgegeven.<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 I, K overmaat onbewerkt werkstuk X, Z<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
148 4 Cyclusprogrammering
Uitvoeren van cyclus<br />
1 zet vanaf “X, Z” aan<br />
2 bewerkt de eerste zijkant en vervolgens de bodem van de contour<br />
na tot vlak voor “eindpunt Z2/X2”<br />
3 beweegt asparallel<br />
„ radiaal: naar “X/Z2”<br />
„ axiaal: naar “Z/X2”<br />
4 bewerkt eerst de tweede zijkant en daarna de rest van de bodem<br />
na<br />
5 keert asparallel terug naar het startpunt<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 149<br />
4.5 Steekcycli
4.5 Steekcycli<br />
Steekdraaien radiaal/axiaal nabewerken –<br />
uitgebreid<br />
Kies “Steekcycli”<br />
Kies “Steekdraaien”<br />
Kies “Steekdraaien radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Steekdraaien axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />
bladzijde)<br />
Uitgebreid inschakelen<br />
Nabewerken inschakelen<br />
De cyclus bewerkt het contourgedeelte van “X1, Z1” tot “X2, Z2” na<br />
(zie ook“Steekdraaien” op bladzijde 143).<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 beginpunt contour<br />
8 X2, Z2 eindpunt contour<br />
8 O insteekaanzet – default: actieve aanzet<br />
8 A starthoek: bereik: 0°
Met de volgende optionele parameters definieert u:<br />
„ A: afkanting aan het begin van de contour<br />
„ W: afkanting aan het einde van de contour<br />
„ R: afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)<br />
„ B1: afkanting/afronding aan het begin van de contour<br />
„ B2: afkanting/afronding aan het einde van de contour<br />
Met de “overmaten onbewerkt werkstuk I, K” definieert u<br />
het materiaal dat bij de nabewerkingscyclus wordt<br />
verspaand. Daarom moeten bij het steekdraaien/<br />
nabewerken absoluut de overmaten worden opgegeven.<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 zet vanaf “X, Z” aan<br />
2 bewerkt de eerste zijkant na, rekening houdend met de optionele<br />
contourelementen, vervolgens de bodem van de contour tot vlak<br />
voor “eindpunt Z2/X2”<br />
3 zet asparallel aan voor het nabewerken van de tweede zijkant<br />
4 bewerkt de tweede zijkant (rekening houdend met optionele<br />
contourelementen) en daarna de rest van de bodem van de<br />
contour na<br />
5 bewerkt de afkanting/afronding aan het begin/einde van de<br />
contour na, indien ingesteld<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 151<br />
4.5 Steekcycli
4.5 Steekcycli<br />
ICP-steekdraaien radiaal/axiaal<br />
Kies “Steekcycli”<br />
Kies “Steekdraaien”<br />
“Steekdraaien radiaal ICP” (afbeeldingen rechts)<br />
Kies “Steekdraaien axiaal ICP” (afbeeldingen op<br />
volgende bladzijde)<br />
De cyclus verspaant en houdt daarbij rekening met de overmaten bij:<br />
„ dalende contouren: het gedeelte dat wordt beschreven door “X, Z”<br />
en de ICP-contour<br />
„ stijgende contouren: het gedeelte dat wordt beschreven door “X1,<br />
Z1” en de ICP-contour<br />
Zie ook “Steekdraaien” op bladzijde 143.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
Defineer bij<br />
„ dalende contouren: alleen het “startpunt X, Z” niet het<br />
“beginpunt contour X1, Z1”<br />
„ stijgende contouren: het “startpunt X, Z” en het<br />
“beginpunt contour X1, Z1”<br />
8 X1, Z1 Beginpunt onbewerkt werkstuk<br />
8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />
8 O insteekaanzet – default: actieve aanzet<br />
8 B verspringingsbreedte – default: 0<br />
8 U draaien in één richting – default: 0<br />
„ U=0: in twee richtingen<br />
„ U=1: in één richting (richting: zie helpscherm)<br />
8 I, K overmaat X, Z<br />
8 N ICP-contournummer<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
152 4 Cyclusprogrammering
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de snede-opdeling<br />
2 zet vanaf “X, Z” aan voor de eerste snede<br />
3 steekt in (steekbewerking)<br />
4 verspaant haaks op de steekrichting (draaibewerking)<br />
5 herhaalt 3...4, totdat het gedefinieerde gedeelte is verspaand<br />
6 keert asparallel terug naar het startpunt<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 153<br />
4.5 Steekcycli
4.5 Steekcycli<br />
ICP-steekdraaien radiaal/axiaal nabewerken<br />
Kies “Steekcycli”<br />
Kies “Steekdraaien”<br />
“Steekdraaien radiaal ICP” (afbeeldingen<br />
rechtsboven en midden)<br />
Kies “Steekdraaien axiaal ICP” (afbeelding<br />
rechtsonder)<br />
Nabewerken inschakelen<br />
De cyclus bewerkt het contourgedeelte na dat in de ICP-contour is<br />
beschreven (zie ook “Steekdraaien” op bladzijde 143). Het<br />
gereedschap keert aan het einde van de cyclus terug naar het<br />
startpunt.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 RB draaidieptecorrectie<br />
8 I, K overmaat onbewerkt werkstuk X, Z<br />
8 N ICP-contournummer<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Met de “overmaten onbewerkt werkstuk I, K” definieert u<br />
het materiaal dat bij de nabewerkingscyclus wordt<br />
verspaand. Daarom moeten bij het steekdraaien/<br />
nabewerken absoluut de overmaten worden opgegeven.<br />
154 4 Cyclusprogrammering
Uitvoeren van cyclus<br />
1 zet vanaf “X, Z” asparallel aan<br />
2 bewerkt de eerste zijkant en het contourgedeelte tot vlak voor<br />
“eindpunt X2/Z2” na<br />
3 zet asparallel aan voor het nabewerken van de tweede zijkant<br />
4 bewerkt eerst de tweede zijkant en daarna de rest van de bodem<br />
na<br />
5 keert asparallel terug naar het startpunt<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 155<br />
4.5 Steekcycli
4.5 Steekcycli<br />
Draaduitloop vorm H<br />
Kies “Steekcycli”<br />
Kies “Draaduitloop H”<br />
De contourvorm wordt bepaald door het geheel van parameters. Als u<br />
“draaduitloopradius R” niet opgeeft, wordt de afkanting tot de positie<br />
“hoekpunt contour Z1” uitgevoerd (gereedschapsradius =<br />
draaduitloopradius).<br />
Als u “insteekhoek W” niet opgeeft, wordt deze aan de hand van<br />
“draaduitlooplengte K” en “draaduitloopradius R” berekend. Het<br />
eindpunt van de draaduitloop valt dan samen met het “hoekpunt van<br />
de contour”.<br />
Het eindpunt van de draaduitloop wordt volgens “draaduitloop vorm<br />
H” aan de hand van de insteekhoek bepaald.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 hoekpunt contour<br />
8 K draaduitlooplengte<br />
8 R draaduitloopradius – default: geen cirkelvormig element<br />
8 W insteekhoek– default: W wordt berekent<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 zet vanaf “X, Z” aan tot de veiligheidsafstand<br />
2 maakt de draaduitloop overeenkomstig de cyclusparameters<br />
3 keert diagonaal terug naar het startpunt<br />
156 4 Cyclusprogrammering
Draaduitloop vorm K<br />
Kies “Steekcycli”<br />
Kies “Draaduitloop vorm K”<br />
De gemaakte contourvorm wordt bepaald door het toegepaste<br />
gereedschap, omdat alleen een lineaire snede onder een hoek van 45°<br />
wordt uitgevoerd.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 hoekpunt contour<br />
8 I draaduitloopdiepte<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 gaat met ijlgang onder een hoek van 45° naar “veiligheidsafstand”<br />
voor “hoekpunt contour X1, Z1”<br />
2 steekt met “draaduitloopdiepte I” in<br />
3 trekt het gereedschap op dezelfde wijze terug naar “startpunt X,<br />
Z”<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 157<br />
4.5 Steekcycli
4.5 Steekcycli<br />
Draaduitloop vorm U<br />
Kies “Steekcycli”<br />
Kies “Draaduitloop vorm U”<br />
De cyclus maakt de draaduitloop “vorm U” en bewerkt eventueel het<br />
aangrenzende eindvlak na. De bewerking wordt in verschillende<br />
sneden uitgevoerd, als de draaduitloopbreedte groter is dan de<br />
steekbreedte van het gereedschap. Als de snijkantbreedte van het<br />
gereedschap niet is ingesteld, wordt “K” als snijkantbreedte<br />
genomen. Als alternatief wordt een afkanting/afronding gemaakt.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 hoekpunt contour<br />
8 X2 eindpunt eindvlak<br />
8 I draaduitloopdiameter<br />
8 K draaduitloopbreedte<br />
8 B afkanting/afronding<br />
„ B>0: afrondingsradius<br />
„ B
Afsteken<br />
Kies “Steekcycli”<br />
Kies “Afsteken”<br />
De cyclus steekt het te draaien deel af. Er wordt eventueel een<br />
afkanting of afronding aan de buitendiameter gemaakt.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 hoekpunt contour<br />
8 XE binnendiameter (pijp)<br />
8 I diameter aanzetreductie<br />
8 B afkanting/afronding<br />
„ B>0: afrondingsradius<br />
„ B
4.5 Steekcycli<br />
Voorbeelden van steekcycli<br />
Insteek buiten<br />
De bewerking wordt uitgevoerd met “Insteken radiaal<br />
- uitgebreid”, waarbij rekening wordt gehouden met<br />
de overmaten (zie afbeelding rechtsboven). Bij de<br />
volgende stap wordt dit contourgedeelte met<br />
“Insteken radiaal nabewerken - uitgebreid”<br />
nabewerkt (zie afbeelding rechtsonder).<br />
In de “uitgebreide werkstand” worden de<br />
afrondingen in de bodem van de contour en de<br />
afkantingen aan het begin en einde van de contour<br />
gemaakt.<br />
Let op de parameters “beginpunt contour X1, Z1” en<br />
“eindpunt contour X2, Z2”. Deze parameters zijn<br />
namelijk bepalend voor de verspanings- en<br />
aanzetrichting: in dit geval de bewerking aan de<br />
buitenzijde en de aanzet “in richting –Z”.<br />
Gereedschapsgegevens<br />
„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />
buitenzijde)<br />
„ WO = 1 – gereedschapsoriëntatie<br />
„ K = 4 - snijkantbreedte (4 mm)<br />
160 4 Cyclusprogrammering
Insteek binnen<br />
De bewerking wordt uitgevoerd met “Insteken radiaal<br />
- uitgebreid”, waarbij rekening wordt gehouden met<br />
de overmaten (zie afbeelding rechtsboven). Bij de<br />
volgende stap wordt dit contourgedeelte met<br />
“Insteken radiaal nabewerken - uitgebreid”<br />
nabewerkt (zie afbeelding rechtsonder).<br />
Omdat “steekbreedte P” niet wordt ingevoerd, steekt<br />
de <strong>MANUALplus</strong> met 80% van de steekbreedte van<br />
het gereedschap.<br />
In de “uitgebreide werkstand” worden de afkantingen<br />
aan het begin/einde van de contour gemaakt.<br />
Let op de parameters “beginpunt contour X1, Z1” en<br />
“eindpunt contour X2, Z2”. Deze parameters zijn<br />
namelijk bepalend voor de verspanings- en<br />
aanzetrichting: in dit geval de bewerking aan de<br />
buitenzijde en de aanzet “in richting –Z”.<br />
Gereedschapsgegevens<br />
„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />
binnenzijde)<br />
„ WO = 7 – gereedschapsoriëntatie<br />
„ K = 2 - snijkantbreedte (2 mm)<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 161<br />
4.5 Steekcycli
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />
4.6 Schroef- en<br />
draaduitloopcycli<br />
Schroefdraad- en draaduitloopcycli<br />
maken enkel- en meervoudige conische<br />
en langsschroefdraad en draaduitlopen.<br />
Met handbediening kunt u:<br />
„ de "laatste snede" herhalen, om<br />
onnauwkeurigheden van het<br />
gereedschap te corrigeren.<br />
„ met “draad nasnijden”beschadigde<br />
schroefdraad repareren.<br />
„ Schroefdraad wordt met een constant<br />
toerental gemaakt.<br />
„ “Cyclusstop” werkt aan het einde van<br />
een draadsnijgang<br />
„ Aanzet- en spil-override zijn niet actief<br />
tijdens de uitvoering van de cyclus<br />
Schroefdraadpositie<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de schroefdraadrichting op<br />
basis van de parameters “startpositie Z”<br />
(handbediening “actuele gereedschapspositie”) en<br />
“eindpunt Z2”. Met de softkey kunt u invoeren of er<br />
buiten- of binnendraad moet worden gesneden.<br />
Draaduitlooppositie<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de draaduitlooppositie aan<br />
de hand van de parameters “startpunt X, Z”<br />
(handbediening: “actuele gereedschapspositie”) en<br />
“startpunt cilinder X1 /eindpunt eindvlak Z2” .<br />
De draaduitloop kan alleen in een haakse,<br />
asparallelle contourhoek op de langsas<br />
worden uitgevoerd.<br />
Schroef- en draaduitloopcycli Symbool<br />
Schroefcyclus<br />
enkel- of meervoudige langsdraad<br />
Conische draad<br />
enkel- of meervoudige conische draad<br />
API-draad<br />
enkel- of meervoudige API-draad (API: American<br />
Petroleum Institute)<br />
Draaduitloop DIN 76<br />
draaduitloop en draadaansnijding<br />
Draaduitloop DIN 509 E<br />
draaduitloop en cilinderaansnijding<br />
Draaduitloop DIN 509 F<br />
draaduitloop en cilinderaansnijding<br />
162 4 Cyclusprogrammering
Aanzethoek (flankhoek)<br />
Bij sommige schroefdraadcycli kan de instelhoek worden opgegeven.<br />
In de afbeeldingen rechts wordt de werkwijze bij een instelhoek van -<br />
30° (afbeelding rechtsboven) resp. bij een instelhoek van 0°<br />
(afbeelding rechtsmidden) verklaard.<br />
Schroefdraaddiepte, snede-opdeling<br />
De schroefdraaddiepte wordt bij alle schroefdraadcycli<br />
geprogrammeerd. De <strong>MANUALplus</strong> reduceert de snijdiepte bij iedere<br />
snede (afbeelding midden rechts).<br />
Handwiel-override bij schroefdraadcycli<br />
Vanaf softwareversie 526 488-09 kunt u de actuele draadsnijgang door<br />
handwiel-override in X en Z beïnvloeden en zo het maken van<br />
schroefdraad optimaliseren. U kunt de handwiel-override met een<br />
schakelaar op het machinebedieningspaneel inschakelen.<br />
Voor de handwiel-override gelden de volgende beperkingen:<br />
„ X-richting (schroefdraaddiepte): Afhankelijk van de actuele<br />
snijdiepte, waarbij het start- en eindpunt van de schroefdraad in X<br />
niet wordt overschreden.<br />
„ Z-richting: Maximaal 1 schroefdraadgang, waarbij het start- en<br />
eindpunt van de schroefdraad in Z niet wordt overschreden.<br />
Schroefdraadaanloop/-uitloop<br />
De slede heeft voor de eigenlijke schroefdraad een bepaalde aanloop<br />
nodig om tot de geprogrammeerde aanzetsnelheid te kunnen<br />
versnellen en een uitloop aan het einde van de schroefdraad om de<br />
slede af te remmen.<br />
Berekening van de aanlooplengte:<br />
BA > 0,75 * (F*S)² / a + 0,15<br />
Berekening van de uitlooplengte:<br />
BA > 0,75 * (F*S)² / e + 0,15<br />
BA: minimale aanlooplengte<br />
BE: minimale uitlooplengte<br />
F: Spoed in mm/omw.<br />
S: Toerental in omwentelingen/seconde<br />
a: versnelling in mm/s² (zie “Configuratieparameters” op<br />
bladzijde 435 – 1105 “Versnelling regelbegin”)<br />
e: versnelling in mm/s² (zie “Configuratieparameters” op<br />
bladzijde 435 – 1105 “Versnelling regelbegin”)<br />
Een te korte schroefdraadaanloop of -uitloop kan ten koste van de<br />
kwaliteit gaan. De <strong>MANUALplus</strong> geeft in dit geval een waarschuwing.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 163<br />
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />
Laatste snede<br />
Na het uitvoeren van de cyclus biedt de <strong>MANUALplus</strong> de functie<br />
Laatste snede aan. Met behulp van deze functie kunt u de meest<br />
recente draadsnijgang herhalen met een bijgewerkte<br />
gereedschapscorrectie.<br />
Verloop van de functie “Laatste snede”:<br />
Uitgangssituatie: de schroefdraadcyclus is uitgevoerd: de<br />
schroefdraaddiepte komt niet overeen met de instellingen.<br />
8 Gereedschapscorrectie uitvoeren<br />
8 Laatste snede kiezen<br />
8 Cyclusstart activeren<br />
8 Schroefdraad controleren<br />
De gereedschapscorrectie en de “laatste snede” kunnen<br />
net zo vaak worden herhaald totdat de schroefdraad<br />
correct is.<br />
164 4 Cyclusprogrammering
Schroefdraadcyclus (overlangs)<br />
Kies “Draadsnijden”<br />
Kies “Schroefdraadcyclus”<br />
Softkey binnendraad<br />
Aan: Binnendraad<br />
Uit: Buitendraad<br />
De cyclus snijdt een enkelvoudige buiten- of binnenschroefdraad met<br />
een flankhoek van 30°. De aanzet vindt alleen in “X-richting” plaats.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt schroefdraad<br />
8 Z2 eindpunt schroefdraad<br />
8 F1 spoed (= aanzet)<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
„ geen invoer: wordt berekend<br />
Buitendraad: U=0.6134*F1<br />
Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />
8 I 1. Snijdiepte<br />
„ I
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />
Schroefdraadcyclus (overlangs) – uitgebreid<br />
Kies “Draadsnijden”<br />
Kies “Schroefdraadcyclus”<br />
Uitgebreid inschakelen<br />
Softkey binnendraad<br />
Aan: Binnendraad<br />
Uit: Buitendraad<br />
De cyclus maakt enkel- of meervoudige buiten- of binnendraad. De<br />
schroefdraad begint bij “startpunt X” en eindigt bij “eindpunt Z2”<br />
(zonder aan- en uitloop).<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt Schroefdraad (zonder aanloop)<br />
8 Z2 eindpunt schroefdraad (zonder uitloop)<br />
8 F1 spoed (= aanzet)<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
„ geen invoer: wordt berekend<br />
Buitendraad: U=0.6134*F1<br />
Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />
8 I 1. Snijdiepte<br />
„ I0: vergroot de spoed per omwenteling met E<br />
„ E
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de snede-opdeling<br />
2 begint bij “Z” voor de eerste schroefdraadgang<br />
3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt Z2”<br />
4 keert asparallel terug en zet opnieuw aan voor de volgende<br />
schroefdraadgang<br />
5 herhaalt 3...4 voor alle schroefdraadgangen<br />
6 zet voor de volgende snijgang aan en houdt daarbij rekening met<br />
de gereduceerde snijdiepte en “aanzethoek A”<br />
7 herhaalt 3...6, totdat het "aantal gangen D" en “diepte U” zijn<br />
bereikt<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 167<br />
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />
Conische draad<br />
Kies “Draadsnijden”<br />
Kies “Conische draad”<br />
Softkey binnendraad<br />
Aan: Binnendraad<br />
Uit: Buitendraad<br />
De cyclus maakt enkel- of meervoudige conische buiten- of<br />
binnendraad.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 startpunt Schroefdraad (zonder aanloop)<br />
8 X2 eindpunt schroefdraad (zonder uitloop)<br />
8 F1spoed (= Aanzet)<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
„ geen invoer: wordt berekend<br />
Buitendraad: U=0.6134*F1<br />
Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />
8 I 1. Snijdiepte<br />
„ I0: vergroot de spoed per omwenteling met E<br />
„ E
Parametercombinaties voor kegelhoek:<br />
„ X1/Z1, X2/Z2<br />
„ X1/Z1, Z2, W<br />
„ Z1, X2/Z2, W<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de snede-opdeling<br />
2 gaat naar “startpunt X1, Z1”<br />
3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt Z2”<br />
4 keert asparallel terug en zet opnieuw aan voor de volgende<br />
schroefdraadgang<br />
5 herhaalt 3...4 voor alle schroefdraadgangen<br />
6 zet voor de volgende snijgang aan en houdt daarbij rekening met<br />
de gereduceerde snijdiepte en “aanzethoek A”<br />
7 herhaalt 3...6, totdat het "aantal gangen D" en “diepte U” zijn<br />
bereikt<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 169<br />
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />
API-draad<br />
Kies “Draadsnijden”<br />
Kies “API-draad”<br />
Softkey binnendraad<br />
Aan: Binnendraad<br />
Uit: Buitendraad<br />
De cyclus maakt enkel- of meervoudige API-buiten- of binnendraad.<br />
De draaddiepte wordt bij de uitloop van de schroefdraad minder.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 startpunt Schroefdraad (zonder aanloop)<br />
8 X2, Z2 eindpunt schroefdraad (zonder uitloop)<br />
8 F1 spoed (= aanzet)<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
„ geen invoer: wordt berekend<br />
Buitendraad: U=0.6134*F1<br />
Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />
8 I 1e snijdiepte<br />
„ I
Uitvoeren van cyclus<br />
1 berekent de snede-opdeling<br />
2 gaat naar “startpunt schroefdraad X1, Z1”<br />
3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt Z2”, rekening<br />
houdend met “uitloophoek WE”<br />
4 keert asparallel terug en zet opnieuw aan voor de volgende<br />
schroefdraadgang<br />
5 herhaalt 3...4 voor alle schroefdraadgangen<br />
6 zet voor de volgende snijgang aan en houdt daarbij rekening met<br />
de gereduceerde snijdiepte en “aanzethoek A”<br />
7 herhaalt 3...6, totdat het "aantal gangen D" en “diepte U” zijn<br />
bereikt<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 171<br />
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />
Schroefdraad nasnijden (overlangs)<br />
Kies “Draadsnijden”<br />
Kies “Schroefdraadcyclus”<br />
Nasnijden inschakelen<br />
Softkey binnendraad<br />
Aan: Binnendraad<br />
Uit: Buitendraad<br />
De cyclus snijdt een enkelvoudige schroefdraad na. Omdat het<br />
werkstuk al is afgespannen, moet de <strong>MANUALplus</strong> de exacte positie<br />
van de schroefdraad bepalen. Hiertoe plaatst u de punt van het<br />
draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang en neemt u<br />
deze posities over in de parameters “C” en “ZC”(Softkey Overname<br />
positie). De cyclus berekent op basis van deze waarden de spilhoek<br />
bij “startpunt Z”.<br />
Cyclusparameters<br />
8 Z2 eindpunt schroefdraad<br />
8 C gemeten hoek<br />
8 ZC gemeten positie<br />
8 F1 spoed (= Aanzet)<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
„ geen invoer: wordt berekend<br />
Buitendraad: U=0.6134*F1<br />
Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />
8 I 1. Snijdiepte<br />
„ I
Uitvoeren van cyclus<br />
1 Plaats het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang<br />
2 Gereedschapspositie “ZC” en spilhoek “C” met Overname<br />
positie overnemen<br />
3 Het gereedschap handmatig uit de schroefdraadgang halen<br />
4 Positioneer het gereedschap op “startpunt X, Z”<br />
5 Start de cyclus met “Invoer gereed” en vervolgens “Cyclusstart”<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 173<br />
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />
Schroefdraad nasnijden uitgebreid (overlangs)<br />
Kies “Draadsnijden”<br />
Kies “Schroefdraadcyclus”<br />
Uitgebreid inschakelen<br />
Nasnijden inschakelen<br />
Softkey binnendraad<br />
Aan: Binnendraad<br />
Uit: Buitendraad<br />
De cyclus snijdt enkel- of meervoudige buiten- of binnendraad na.<br />
Omdat het werkstuk al is afgespannen, moet de <strong>MANUALplus</strong> de<br />
exacte positie van de schroefdraad bepalen. Hiertoe plaatst u de punt<br />
van het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang en<br />
neemt u deze posities over in de parameters “C” en “ZC” (Softkey<br />
Overname positie). De cyclus berekent op basis van deze waarden<br />
de spilhoek bij “startpunt Z”.<br />
Cyclusparameters<br />
8 Z2 eindpunt schroefdraad (zonder uitloop)<br />
8 C gemeten hoek<br />
8 ZC gemeten positie<br />
8 F1 spoed (= aanzet)<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
„ geen invoer: wordt berekend<br />
Buitendraad: U=0.6134*F1<br />
Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />
8 I 1. Snijdiepte<br />
„ I
Uitvoeren van cyclus<br />
1 Plaats het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang<br />
2 Gereedschapspositie “ZC” en spilhoek “C” met Overname<br />
positie overnemen<br />
3 Het gereedschap handmatig uit de schroefdraadgang halen<br />
4 Positioneer het gereedschap op “startpunt X, Z”<br />
5 Start de cyclus met “Invoer gereed” en vervolgens “Cyclusstart”<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 175<br />
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />
Conische draad nasnijden<br />
Kies “Draadsnijden”<br />
Kies “Conische draad”<br />
Nasnijden inschakelen<br />
Softkey binnendraad<br />
Aan: Binnendraad<br />
Uit: Buitendraad<br />
De cyclus snijdt een enkel- of meervoudige conische buiten- of<br />
binnendraad na. Omdat het werkstuk al is afgespannen, moet de<br />
<strong>MANUALplus</strong> de exacte positie van de schroefdraad bepalen. Hiertoe<br />
plaatst u de punt van het draadsnijgereedschap midden in een<br />
schroefdraadgang en neemt u deze posities over in de parameters<br />
“C” en “ZC” (Softkey Overname positie). De cyclus berekent op<br />
basis van deze waarden de spilhoek bij “startpunt Z”.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X1, Z1 startpunt schroefdraad (zonder aanloop)<br />
8 X2, Z2 eindpunt schroefdraad (zonder uitloop)<br />
8 C gemeten hoek<br />
8 ZC gemeten positie<br />
8 F1 spoed (= aanzet)<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
„ geen invoer: wordt berekend<br />
Buitendraad: U=0.6134*F1<br />
Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />
8 I 1. Snijdiepte<br />
„ I
Uitvoeren van cyclus<br />
1 Plaats het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang<br />
2 Gereedschapspositie “ZC” en spilhoek “C” met Overname<br />
positie overnemen<br />
3 Het gereedschap handmatig uit de schroefdraadgang halen<br />
4 Gereedschap voor het werkstuk positioneren<br />
5 Start de cyclus met “Invoer gereed” en vervolgens “Cyclusstart”<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 177<br />
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />
API-schroefdraad nasnijden<br />
Kies “Draadsnijden”<br />
Kies “API-draad”<br />
Nasnijden inschakelen<br />
Softkey binnendraad<br />
Aan: Binnendraad<br />
Uit: Buitendraad<br />
De cyclus snijdt een enkel- of meervoudige API-buiten- of binnendraad<br />
na. Omdat het werkstuk al is afgespannen, moet de <strong>MANUALplus</strong> de<br />
exacte positie van de schroefdraad bepalen. Hiertoe plaatst u de punt<br />
van het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang en<br />
neemt u deze posities over in de parameters “C” en “ZC” (Softkey<br />
Overname positie). De cyclus berekent op basis van deze waarden<br />
de spilhoek bij “startpunt Z”.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X1, Z1 startpunt schroefdraad (zonder aanloop)<br />
8 X2, Z2 eindpunt schroefdraad (zonder uitloop)<br />
8 C gemeten hoek<br />
8 ZC gemeten positie<br />
8 F1 spoed (= aanzet)<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
„ geen invoer: wordt berekend<br />
Buitendraad: U=0.6134*F1<br />
Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />
8 I 1. Snijdiepte<br />
„ I
Uitvoeren van cyclus<br />
1 Plaats het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang<br />
2 Gereedschapspositie “ZC” en spilhoek “C” met Overname<br />
positie overnemen<br />
3 Het gereedschap handmatig uit de schroefdraadgang halen<br />
4 Gereedschap voor het werkstuk positioneren<br />
5 Start de cyclus met “Invoer gereed” en vervolgens “Cyclusstart”<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 179<br />
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />
Draaduitloop DIN 76<br />
Kies “Draadsnijden”<br />
Kies “Draaduitloop DIN 76”<br />
Softkey met terugloop:<br />
Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />
cyclus staan (zie afbeeldingen rechts)<br />
Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt<br />
(afbeeldingen op volgende bladzijde)<br />
De cyclus maakt de draaduitloop DIN76, een draadaansnijding, de<br />
voorafgaande cilinder en het aansluitende eindvlak. De<br />
draadaansnijding wordt uitgevoerd als u “B” of “RB” opgeeft.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 startpunt cilinder<br />
8 X2, Z2 eindpunt eindvlak<br />
8 FP spoed – default: standaardtabel<br />
8 E gereduceerde aanzet voor het insteken en voor de<br />
draadaansnijding - default: F aanzet<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
8 I draaduitloopdiameter – default: standaardtabel<br />
8 K draaduitlooplengte – default: standaardtabel<br />
8 W draaduitloophoek– default: standaardtabel<br />
8 R draaduitloopradius (aan beide zijden van de draaduitloop) -<br />
default: standaardtabel<br />
8 P draaduitloopovermaat<br />
„ P>0: onderverdeling in voor- en nadraaien – “P” is langsovermaat;<br />
overmaat in dwarsrichting bedraagt altijd 0,1 mm<br />
„ geen invoer: Bewerking in één snede<br />
8 B cilinderaansnijlengte – default: geen draadaansnijding<br />
8 WB aansnijhoek – default: 45 °<br />
8 RB aansnijradius – default: geen aansnijradius<br />
180 4 Cyclusprogrammering
De door u opgegeven parameters worden onvoorwaardelijk<br />
aangehouden, zelfs als in de standaardtabel andere waarden zijn<br />
vermeld De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de niet door u ingevoerde<br />
draaduitloopparameters aan de hand van de standaardtabel (zie“DIN<br />
76 – draaduitloopparameters” op bladzijde 529“):<br />
„ “Spoed FP” aan de hand van de diameter “X1”<br />
„ Parameters I, K, W en R aan de hand van “FP”<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 zet vanaf “X, Z” aan<br />
„ naar positie “startpunt X1”, of<br />
„ voor de draadaansnijding<br />
2 maakt de draadaansnijding, indien ingesteld<br />
3 bewerkt de cilinder na tot het begin van de draaduitloop<br />
4 bewerkt de draaduitloop voor, indien ingesteld<br />
5 maakt de draaduitloop<br />
6 bewerkt na tot “eindpunt X2”<br />
7<br />
„ “zonder terugloop”: gereedschap blijft op “eindpunt X2” staan<br />
„ “Met terugloop”: keert diagonaal terug naar het startpunt<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 181<br />
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />
Draaduitloop DIN 509 E<br />
Kies “Draadsnijden”<br />
Kies “Draaduitloop DIN 509 E”<br />
Softkey met terugloop:<br />
Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />
cyclus staan (zie afbeeldingen rechts)<br />
Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt<br />
(afbeeldingen op volgende bladzijde)<br />
De cyclus maakt de draaduitloop DIN 509 vorm E, een<br />
cilinderaansnijding, de voorafgaande cilinder en het aansluitende<br />
eindvlak. Voor het cilindergedeelte kunt u een<br />
"nabewerkingsovermaat" definiëren. De cilinderaansnijding wordt<br />
uitgevoerd als u “B” of “RB” opgeeft.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 startpunt cilinder<br />
8 X2, Z2 eindpunt eindvlak<br />
8 E gereduceerde aanzet voor het insteken en voor de<br />
draadaansnijding - default: F aanzet<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
8 I draaduitloopdiepte – default: standaardtabel<br />
8 K draaduitlooplengte – default: standaardtabel<br />
8 W draaduitloophoek – default: standaardtabel<br />
8 R draaduitloopradius (aan beide zijden van de draaduitloop) -<br />
default: standaardtabel<br />
8 B cilinderaansnijlengte – default: geen draadaansnijding<br />
8 WB aansnijhoek – default: 45 °<br />
8 RB aansnijradius– default: geen aansnijradius<br />
8 U nabewerkingsovermaat voor het cilindergedeelte – default: 0<br />
De door u opgegeven parameters worden onvoorwaardelijk<br />
aangehouden, zelfs als in de standaardtabel andere waarden zijn<br />
vermeld Als u “I, K, W en R” niet opgeeft, worden deze waarden<br />
bepaald aan de hand van de cilinderdiameter die in de standaardtabel<br />
is vermeld (zie“DIN 509 E, DIN 509 F – draaduitloopparameters” op<br />
bladzijde 531).<br />
182 4 Cyclusprogrammering
Uitvoeren van cyclus<br />
1 zet vanaf “X, Z” aan<br />
„ naar positie “startpunt cilinder X1”, of<br />
„ voor de draadaansnijding<br />
2 maakt de draadaansnijding, indien ingesteld<br />
3 bewerkt de cilinder na tot het begin van de draaduitloop<br />
4 maakt de draaduitloop<br />
5 bewerkt na tot “eindpunt eindvlak X2”<br />
6<br />
„ “zonder terugloop”: gereedschap blijft op “eindpunt X2” staan<br />
„ “Met terugloop”: keert diagonaal terug naar het startpunt<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 183<br />
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />
Draaduitloop DIN 509 F<br />
Kies “Draadsnijden”<br />
Kies “Draaduitloop DIN 509 F”<br />
Softkey met terugloop:<br />
Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />
cyclus staan (zie afbeeldingen rechts)<br />
Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt<br />
(afbeeldingen op volgende bladzijde)<br />
De cyclus maakt de draaduitloop DIN 509 vorm F, een<br />
cilinderaansnijding, de voorafgaande cilinder en het aansluitende<br />
eindvlak. Voor het cilindergedeelte kunt u een<br />
"nabewerkingsovermaat" definiëren. De cilinderaansnijding wordt<br />
uitgevoerd als u “B” of “RB” opgeeft.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 X1, Z1 startpunt cilinder<br />
8 X2, Z2 eindpunt eindvlak<br />
8 E gereduceerde aanzet voor het insteken en voor de<br />
draadaansnijding - default: Aanzet F<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
8 I draaduitloopdiepte – default: standaardtabel<br />
8 K draaduitlooplengte – default: standaardtabel<br />
8 W draaduitloophoek – default: standaardtabel<br />
8 R draaduitloopradius (aan beide zijden van de draaduitloop) -<br />
default: standaardtabel<br />
8 P vlakdiepte – default: standaardtabel<br />
8 A vlakhoek – default: standaardtabel<br />
8 B cilinderaansnijlengte – default: geen draadaansnijding<br />
8 WB aansnijhoek – default: 45 °<br />
8 RB aansnijradius – default: geen aansnijradius<br />
8 U nabewerkingsovermaat – default: 0<br />
184 4 Cyclusprogrammering
De door u opgegeven parameters worden onvoorwaardelijk<br />
aangehouden, zelfs als in de standaardtabel andere waarden zijn<br />
vermeld Als u “I, K, W, R, P en A” niet opgeeft, worden deze waarden<br />
bepaald aan de hand van de cilinderdiameter die in de standaardtabel<br />
is vermeld (zie“DIN 509 E, DIN 509 F – draaduitloopparameters” op<br />
bladzijde 531).<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 zet vanaf “X, Z” aan<br />
„ naar positie “startpunt cilinder X1”, of<br />
„ voor de draadaansnijding<br />
2 maakt de draadaansnijding, indien ingesteld<br />
3 bewerkt de cilinder na tot het begin van de draaduitloop<br />
4 maakt de draaduitloop<br />
5 bewerkt na tot “eindpunt eindvlak X2”<br />
6<br />
„ “zonder terugloop”: gereedschap blijft op “eindpunt X2” staan<br />
„ “Met terugloop”: keert diagonaal terug naar het startpunt.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 185<br />
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />
Voorbeelden: Schroef- en draaduitloopcycli<br />
Buitendraad en draaduitloop<br />
De bewerking wordt in twee stappen uitgevoerd. Met<br />
“draaduitloop DIN 76” worden de draaduitloop en<br />
draadaansnijding gemaakt. Daarna wordt de<br />
schroefdraad met de “schroefdraadcyclus” gemaakt.<br />
1. Stap<br />
Programmering van de draaduitloop- en<br />
draadaansnijdingsparameters in twee invoervensters<br />
(afbeeldingen rechts).<br />
Gereedschapsgegevens<br />
„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />
buitenzijde)<br />
„ WO = 1 – gereedschapsoriëntatie<br />
„ A = 93° – instelhoek<br />
„ B = 55° – gereedschapspunthoek<br />
186 4 Cyclusprogrammering
2. Stap<br />
De “schroefdraadcyclus (overlangs) – uitgebreid”<br />
snijdt de schroefdraad. Met de cyclusparameters<br />
worden de draaddiepte en snede-opdeling (zie<br />
afbeelding rechtsboven) vastgelegd.<br />
Gereedschapsgegevens<br />
„ Draadsnijgereedschap (voor bewerking aan de<br />
buitenzijde)<br />
„ WO = 1 – gereedschapsoriëntatie<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 187<br />
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />
Buitendraad en draaduitloop<br />
De bewerking wordt in twee stappen uitgevoerd. Met<br />
“draaduitloop DIN 76” worden de draaduitloop en<br />
draadaansnijding gemaakt. Daarna wordt de<br />
schroefdraad met de “schroefdraadcyclus” gemaakt.<br />
1. Stap<br />
Programmering van de draaduitloop- en<br />
draadaansnijdingsparameters in twee invoervensters<br />
(afbeelding rechtsonder en rechtsboven op de<br />
volgende bladzijde).<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de draaduitloopparameters<br />
aan de hand van de standaardtabel.<br />
Bij de draadaansnijding wordt alleen de<br />
afkantingsbreedte vooraf ingesteld. De hoek van 45°<br />
is de defaultwaarde voor “aansnijhoek WB”.<br />
Gereedschapsgegevens<br />
„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />
binnenzijde)<br />
„ WO = 7 – gereedschapsoriëntatie<br />
„ A = 93° – instelhoek<br />
„ B = 55° – gereedschapspunthoek<br />
188 4 Cyclusprogrammering
2. Stap<br />
“schroefdraadcyclus (overlangs)” snijdt de<br />
schroefdraad. De spoed wordt vooraf ingesteld, de<br />
<strong>MANUALplus</strong> bepaalt de overige waarden aan de<br />
hand van de standaardtabel (afbeelding rechts).<br />
Let op de stand van de softkey binnendraad.<br />
Gereedschapsgegevens<br />
„ Draadsnijgereedschap (voor bewerking aan de<br />
binnenzijde)<br />
„ WO = 7 – gereedschapsoriëntatie<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 189<br />
4.6 Schroef- en draaduitloopcycli
4.7 Boorcycli<br />
4.7 Boorcycli<br />
Met de boorcycli maakt u axiale en<br />
radiale boringen.<br />
Bewerking van patronen: zie “Boor- en<br />
freespatroon” op bladzijde 227.<br />
Bij aangedreven gereedschap mag u de<br />
“constante snijsnelheid” alleen<br />
programmeren, als uw machine is<br />
voorzien van een gestuurde spil.<br />
Boorcycli Symbool<br />
axiale/radiale boorcyclus<br />
voor afzonderlijke boringen en patronen<br />
axiale/radiale diepboorcyclus<br />
voor afzonderlijke boringen en patronen<br />
axiale/radiale draadtapcyclus<br />
voor afzonderlijke boringen en patronen<br />
Draadfrezen<br />
freest schroefdraad in een bestaande boring<br />
190 4 Cyclusprogrammering
Boren axiaal/radiaal<br />
Kies “Boren”<br />
Kies “Boren axiaal”<br />
Kies “Boren radiaal”<br />
Met deze cyclus wordt een gat in het eindvlak/mantelvlak geboord.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 E stilstandtijd voor het vrijsnijden aan het einde van de boring –<br />
default: 0<br />
8 AB aan- en doorboorlengte – default: 0<br />
8 V aan- en doorboorvarianten – default: 0<br />
„ 0: zonder aanzetreductie<br />
„ 1: doorboorreductie<br />
„ 2: aanboorreductie<br />
„ 3: aan- en doorboorreductie<br />
8 D terugloop – default: 0<br />
„ 0: ijlgang<br />
„ 1: Aanzet<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Boren axiaal<br />
8 Z1 startpunt boring – default: boring vanaf “Z”<br />
8 Z2 eindpunt boring<br />
Boren radiaal<br />
8 X1 startpunt boring – default: boring vanaf “X”<br />
8 X2 eindpunt boring<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 191<br />
4.7 Boorcycli
4.7 Boorcycli<br />
„ Als “AB” en “V” zijn geprogrammeerd, vindt er een<br />
aanzetreductie met 50% voor het aan- of doorboren<br />
plaats.<br />
„ Aan de hand van de gereedschapsparameter<br />
"aangedreven gereedschap" bepaalt de <strong>MANUALplus</strong> of<br />
het geprogrammeerde toerental en de aanzet op de<br />
hoofdspil of op het aangedreven gereedschap van<br />
toepassing zijn.<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 positioneert op “spilhoek C” (handbediening: bewerking vanaf de<br />
actuele spilhoek)<br />
2 indien ingesteld: beweegt in ijlgang naar<br />
„ “Z1” (axiaal)<br />
„ “X1” (radiaal)<br />
3 boort met gereduceerde aanzet aan, indien ingesteld<br />
4 afhankelijk van “V”:<br />
„ boort met de geprogrammeerde aanzet tot<br />
"eindpunt Z2" (axiaal)<br />
"eindpunt X2 (radiaal)<br />
„ blijft gedurende tijd “E” op het eindpunt van de boring, indien<br />
gedefinieerd<br />
of<br />
„ boort met de geprogrammeerde aanzet tot positie<br />
„Z2 – AB“ (axiaal)<br />
„X2 – AB“ (radiaal)<br />
„ boort met de gereduceerde aanzet tot<br />
"eindpunt Z2" (axiaal)<br />
"eindpunt X2 (radiaal)<br />
5 loopt terug, wanneer X1/Z1 is geprogrammeerd, naar<br />
„ "startpunt boring Z1" (axiaal)<br />
„ "startpunt boring X1" (radiaal)<br />
of wanneer X1/Z1 niet is geprogrammeerd, naar<br />
„ “startpunt Z” (axiaal)<br />
„ “startpunt X” (radiaal)<br />
192 4 Cyclusprogrammering
Diepboren axiaal/radiaal<br />
Kies “Boren”<br />
Kies “Diepboren axiaal”<br />
Kies “Diepboren radiaal”<br />
Deze cyclus maakt – in meerdere stappen – een boring in het eindvlak/<br />
mantelvlak. De boor wordt na iedere stap teruggetrokken en na een<br />
stilstandtijd weer op veiligheidsafstand gezet. U definieert de eerste<br />
boorstap met “1e boordiepte P”. Bij elke volgende boorstap wordt de<br />
diepte met “boordieptereductiewaarde IB” verminderd, waarbij de<br />
waarde niet onder de “minimale boordiepte JB” komt.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 P 1e boordiepte – default: boren zonder onderbreking<br />
8 IB boordieptereductiewaarde – default: 0<br />
8 JB minimale boordiepte – default: 1/10 van P<br />
8 B teruglooplengte – default: terugloop naar “beginpunt boring”<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
8 E stilstandtijd voor het vrijsnijden aan het einde van de boring –<br />
default: 0<br />
8 AB aan- en doorboorlengte – default: 0<br />
8 V aan- en doorboorvarianten – default: 0<br />
„ 0: zonder aanzetreductie<br />
„ 1: doorboorreductie<br />
„ 2: aanboorreductie<br />
„ 3: aan- en doorboorreductie<br />
8 D terugtrekken Terugtreksnelheid en verplaatsing binnen de boring<br />
- default: 0<br />
„ 0: ijlgang<br />
„ 1: Aanzet<br />
Boren axiaal<br />
8 Z1 startpunt boring – default: boring vanaf “Z”<br />
8 Z2 eindpunt boring<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 193<br />
4.7 Boorcycli
4.7 Boorcycli<br />
Boren radiaal<br />
8 X1 startpunt boring – default: boring vanaf “X”<br />
8 X2 eindpunt boring<br />
„ Als "AB" en "V" zijn geprogrammeerd, vindt een<br />
aanzetreductie met 50% voor het aan- of doorboren<br />
plaats.<br />
„ Aan de hand van de gereedschapsparameter<br />
"aangedreven gereedschap" bepaalt de <strong>MANUALplus</strong> of<br />
het geprogrammeerde toerental en de aanzet op de<br />
hoofdspil of op het aangedreven gereedschap van<br />
toepassing zijn.<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 positioneert op “spilhoek C” (handbediening: bewerking vanaf de<br />
actuele spilhoek)<br />
2 indien ingesteld: beweegt in ijlgang naar<br />
„ “Z1” (axiaal)<br />
„ “X1” (radiaal)<br />
3 eerste boorstap (boordiepte: P) - boort met gereduceerde aanzet<br />
aan, indien ingestel d<br />
4 loopt met “B” of tot “beginpunt boring” terug en wordt op<br />
veiligheidsafstand in de boring gepositioneerd<br />
5 volgende boorstap (boordiepte: “laatste diepte - IB” of JB )<br />
6 herhaalt 4...5, totdat “eindpunt Z2/X2” is bereikt<br />
7 laatste boorstap - afhankelijk van “V”:<br />
„ boort met de geprogrammeerde aanzet tot<br />
"eindpunt Z2" (axiaal)<br />
"eindpunt X2 (radiaal)<br />
„ blijft gedurende tijd “E” op het eindpunt van de boring indien<br />
gedefinieerd<br />
of<br />
„ boort met de geprogrammeerde aanzet tot positie<br />
„Z2 – AB“ (axiaal)<br />
„X2 – AB“ (radiaal)<br />
„ boort met de gereduceerde aanzet tot<br />
"eindpunt Z2" (axiaal)<br />
"eindpunt X2 (radiaal)<br />
8 loopt terug, wanneer X1/Z1 is geprogrammeerd, naar<br />
„ "startpunt boring Z1" (axiaal)<br />
„ "startpunt boring X1" (radiaal)<br />
of wanneer X1/Z1 niet is geprogrammeerd, naar<br />
„ “startpunt Z” (axiaal)<br />
„ “startpunt X” (radiaal)<br />
194 4 Cyclusprogrammering
Schroefdraad tappen axiaal/radiaal<br />
Kies “Boren”<br />
Kies “Draadtappen axiaal”<br />
Kies “Draadtappen radiaal”<br />
Met deze cyclus wordt schroefdraad in het eindvlak/mantelvlak<br />
gesneden.<br />
Betekenis van “uittreklengte L”: gebruik deze parameter bij<br />
spantangen met lengtecompensatie. De cyclus berekent op basis van<br />
de draaddiepte, de geprogrammeerde spoed en de “uittreklengte”<br />
een nieuwe nominale spoed. De nominale spoed is iets kleiner dan de<br />
spoed van de draadtap. Bij het snijden van de schroefdraad wordt de<br />
draadtap over een lengte gelijk aan de “uittreklengte” uit de<br />
klauwplaat getrokken. Deze methode resulteert in een langere<br />
standtijd voor het tappen van schroefdraad.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 F1 spoed (= aanzet) – default: aanzet uit de<br />
gereedschapsbeschrijving<br />
8 B aanlooplengte (default: 2 * spoed F1) om het geprogrammeerde<br />
toerental en de aanzet te realiseren<br />
8 SR teruglooptoerental (default: hetzelfde toerental als bij<br />
draadtappen) om de draadtap snel terug te trekken<br />
8 L uittreklengte (default: 0) bij toepassing van spantangen met<br />
lengtecompensatie<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
Boren axiaal<br />
8 Z1 startpunt boring – default: boring vanaf “Z”<br />
8 Z2 eindpunt boring<br />
Boren radiaal<br />
8 X1 startpunt boring – default: boring vanaf “X”<br />
8 X2 eindpunt boring<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 195<br />
4.7 Boorcycli
4.7 Boorcycli<br />
Aan de hand van de gereedschapsparameter<br />
"aangedreven gereedschap" bepaalt de <strong>MANUALplus</strong> of<br />
het geprogrammeerde toerental en de aanzet op de<br />
hoofdspil of op het aangedreven gereedschap van<br />
toepassing zijn.<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 positioneert op “spilhoek C” (handbediening: bewerking vanaf de<br />
actuele spilhoek)<br />
2 indien ingesteld: beweegt in ijlgang naar<br />
„ “Z1” (axiaal)<br />
„ “X1” (radiaal)<br />
3 snijdt de schroefdraad tot<br />
„ “eindpunt Z2” (axiaal)<br />
„ “eindpunt X2” (radiaal)<br />
4 loopt met het toerental “SR” terug, als X1/Z1 is geprogrammeerd,<br />
naar<br />
„ "startpunt boring Z1" (axiaal)<br />
„ "startpunt boring X1" (radiaal)<br />
of wanneer X1/Z1 niet is geprogrammeerd, naar<br />
„ “startpunt Z” (axiaal)<br />
„ “startpunt X” (radiaal)<br />
196 4 Cyclusprogrammering
Schroefdraad frezen axiaal<br />
Kies “Boren”<br />
Kies “Draadfrezen axiaal”<br />
De cyclus freest schroefdraad in een bestaande boring.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 Z1 startpunt schroefdraad – default: startpunt Z<br />
8 Z2 eindpunt schroefdraad<br />
8 I draaddiameter<br />
8 R ingaande radius – default: (I – freesdiameter)/2<br />
8 F1 spoed<br />
8 J draadrichting – default: 0<br />
„ J=0: rechts<br />
„ J=1: links<br />
Gebruik het schroefdraadgereedschap voor deze cyclus.<br />
Let op: Botsingsgevaar !<br />
Let op de diameter van de boring en de freesdiameter,<br />
wanneer u de “ingaande radius R” programmeert.<br />
8 H looprichting van de frees – default: 0<br />
„ H=0: tegenlopend<br />
„ H=1: meelopend<br />
8 SR teruglooptoerental om de draadtap snel terug te trekken –<br />
default: hetzelfde toerental als bij draadtappen<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid voor het aangedreven gereedschap<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 197<br />
4.7 Boorcycli
4.7 Boorcycli<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 positioneert op “spilhoek C” (handbediening: bewerking vanaf de<br />
actuele spilhoek)<br />
2 positioneert het gereedschap op “freesbodem Z2” in de boring<br />
3 nadert met “ingaande boog R”<br />
4 freest de schroefdraad met een rotatie van 360° en zet daarbij met<br />
“spoed F1” aan<br />
5 haalt het gereedschap uit het materiaal en trekt terug naar<br />
“startpunt”<br />
198 4 Cyclusprogrammering
Voorbeelden: boorcycli<br />
centrisch boren en draadtappen<br />
De bewerking wordt in twee stappen uitgevoerd.<br />
“Boren axiaal” voert de boring uit, “Draadtappen<br />
axiaal” snijdt de schroefdraad.<br />
De boor wordt op veiligheidsafstand voor het<br />
werkstuk gepositioneerd (“startpunt X, Z”). Daarom<br />
wordt het “beginpunt boring Z1” niet<br />
geprogrammeerd. Ten behoeve van het aanboren<br />
wordt in de parameters “AB” en “V” een<br />
aanzetreductie geprogrammeerd (afbeelding<br />
rechtsboven).<br />
De spoed is niet geprogrammeerd. De <strong>MANUALplus</strong><br />
werkt met de spoed van het gereedschap. Met het<br />
“teruglooptoerental SR” kan het gereedschap snel<br />
worden teruggetrokken (afbeelding rechtsonder).<br />
Gereedschapsgegevens (boor)<br />
„ WO = 8 – gereedschapsoriëntatie<br />
„ I = 8,2 - boordiameter<br />
„ B = 118 - boorpunthoek<br />
„ H = 0 - het gereedschap wordt niet aangedreven<br />
Gereedschapsgegevens (draadtap)<br />
„ WO = 8 – gereedschapsoriëntatie<br />
„ I = 10 - draaddiameter M10<br />
„ F = 1,5 - spoed<br />
„ H = 0 - het gereedschap wordt niet aangedreven<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 199<br />
4.7 Boorcycli
4.7 Boorcycli<br />
Diepboren<br />
Het werkstuk wordt met “diepboorcyclus axiaal” uit<br />
het midden doorboord. Voorwaarden voor deze<br />
bewerking zijn een positioneerbare spil en<br />
aangedreven gereedschap.<br />
“1e boordiepte P” en “boordieptereductiewaarde IB”<br />
definiëren de afzonderlijke boorstappen en de<br />
“minimale boordiepte JB“ begrenst de reductie.<br />
Omdat “teruglooplengte B” niet is gespecificeerd,<br />
wordt de boor naar het startpunt teruggetrokken, blijft<br />
daar even en wordt op veiligheidsafstand voor de<br />
volgende boorstap aangezet.<br />
In dit voorbeeld is er sprake van een doorgaande<br />
boring. Daarom wordt “eindpunt boring Z2” zo<br />
gepositioneerd, dat de boor het materiaal helemaal<br />
doorboort.<br />
Met “AB” en “V” wordt een aanzetreductie voor het<br />
aan- en doorboren ingesteld.<br />
Gereedschapsgegevens<br />
„ WO = 8 – gereedschapsoriëntatie<br />
„ I = 12 - boordiameter<br />
„ B = 118 - boorpunthoek<br />
„ H = 1 - het gereedschap wordt aangedreven<br />
200 4 Cyclusprogrammering
4.8 Freescycli<br />
Freescycli voor axiale/radiale sleuven,<br />
contouren, kamers, vlakken en veelvlak.<br />
Bewerking van patronen: zie “Boor- en<br />
freespatroon” op bladzijde 227.<br />
In de werkstand "Teach-in" of in het cyclusprogramma<br />
zijn in de cycli het in-/uitschakelen van de C-as en de<br />
spilpositionering opgenomen.<br />
In de werkstand “Handbediening” schakelt u met<br />
“ijlgangpositionering” de C-as in en positioneert u de<br />
spilvóór de eigenlijke freescyclus. De freescycli<br />
schakelen de C-as uit.<br />
Bij aangedreven gereedschap mag u de<br />
“constante snijsnelheid” alleen<br />
programmeren, als uw machine is<br />
voorzien van een gestuurde spil.<br />
Freescycli Symbool<br />
IJlgang positionering<br />
C-as inschakelen, gereedschap en spil<br />
positioneren<br />
Sleuf axiaal/radiaal<br />
freest een enkele sleuf of sleufpatroon<br />
Figuur axiaal/radiaal<br />
freest een enkele figuur<br />
Contour axiaal/radiaal ICP<br />
freest een enkele ICP-contour of<br />
contourpatroon<br />
Kopfrezen<br />
freest vlakken of een veelvlak<br />
Spiraalgroef frezen radiaal<br />
freest een spiraalgroef<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 201<br />
4.8 Freescycli
4.8 Freescycli<br />
IJlgang positionering<br />
Kies “Frezen”<br />
Kies “Positioneren in ijlgang”<br />
De cyclus schakelt de C-as in, positioneert de spil (C-as) en het<br />
gereedschap.<br />
Cyclusparameters<br />
„ “Positioneren in ijlgang” is alleen in de werkstand<br />
“Handbediening” noodzakelijk.<br />
„ Bij een volgende handmatige freescyclus wordt de C-as<br />
weer uitgeschakeld.<br />
8 X2, Z2 eindpunt<br />
8 C2 eindhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 schakelt de C-as in<br />
2 positioneert met ijlgang naar “eindhoek C2”<br />
3 positioneert het gereedschap met ijlgang naar “X2, Z2”<br />
202 4 Cyclusprogrammering
Sleuf axiaal<br />
Kies “Frezen”<br />
Kies “Sleuf axiaal”<br />
Met deze cyclus wordt een sleuf in het eindvlak gemaakt. De<br />
sleufbreedte komt overeen met de freesdiameter.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 C1 hoek eindpunt sleuf – default: spilhoek C<br />
8 X1 hoek eindpunt sleuf in X (diametermaat)<br />
8 Z1 – default: startpunt Z<br />
8 Z2 bodem van de sleuf<br />
8 L sleuflengte<br />
8 A hoek t.o.v. X-as – default: 0<br />
8 P aanzetdiepte – default: totale aanzetdiepte<br />
8 FZ aanzet voor diepteverplaatsing – default: actieve aanzet<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Parametercombinaties voor positie van de sleuf: zie helpscherm<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 schakelt de C-as in en positioneert met ijlgang naar “spilhoek C”<br />
(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />
2 berekent de snede-opdeling<br />
3 nadert tot veiligheidsafstand<br />
4 zet aan met aanzet “FZ”<br />
5 freest tot “eindpunt sleuf”<br />
6 zet aan met aanzet “FZ”<br />
7 freest tot “beginpunt sleuf”<br />
8 herhaalt 4..7, totdat de freesdiepte is bereikt<br />
9 positioneert naar “beginpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 203<br />
4.8 Freescycli
4.8 Freescycli<br />
Figuur axiaal<br />
Kies “Frezen”<br />
Kies “Figuur axiaal”<br />
Afhankelijk van de parameters freest de cyclus een van de volgende<br />
contouren of wordt er een kamer op het eindvlak voorbewerkt/<br />
nabewerkt:<br />
„ Rechthoek (Q=4, LB)<br />
„ Vierkant (Q=4, L=B)<br />
„ Cirkel (Q=0, RE>0, L en B: geen invoer)<br />
„ Driehoek of veelhoek (Q=3 of Q>4, L>0)<br />
Informatie over parameters/functies:<br />
„ contouren of kamers frezen: wordt gedefinieerd met "U"<br />
„ Freesrichting: wordt beïnvloed door “H” en de rotatierichting van<br />
de frees “Looprichting van de frees bij contour- en kamerfrezen” op<br />
bladzijde 224.<br />
„ Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve bij het<br />
contourfrezen met J=0).<br />
„ Benaderen en vrijzetten: Het loodlijnpunt van de<br />
gereedschapspositie op het eerste contourelement is de<br />
benaderings- en vrijzetpositie. Als er geen loodlijn kan worden<br />
uitgezet, is het startpunt van het eerste element (bij rechthoeken<br />
het langste element) de benaderings- en vrijzetpositie. Met<br />
“ingaande radius R” kan worden bepaald of er direct of via een<br />
cirkelboog wordt benaderd.<br />
„ Contourfrezen: met “J” wordt vastgelegd of de frees op de<br />
contour (middelpunt van de frees op de contour) of op de binnen-/<br />
buitenzijde van de contour moet werken.<br />
„ Kamerfrezen – voorbewerken (O=0): met “contourfrezen J” legt<br />
u vast of de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt<br />
gefreesd.<br />
„ Kamerfrezen – nabewerken (O=1): Eerst wordt de rand en dan de<br />
bodem van de kamer gefreesd. Met “J” legt u vast of de bodem van<br />
de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt nabewerkt.<br />
204 4 Cyclusprogrammering
Cyclusparameters (eerste invoervenster)<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 C1 hoek middelpunt figuur – default: spilhoek C<br />
8 X1 diameter middelpunt figuur<br />
8 Z1 – default: startpunt Z<br />
8 Z2 bodem van de sleuf<br />
8 L lengte rechthoek<br />
„ Rechthoek: rechthoeklengte<br />
„ Vierkant, veelhoek: kantlengte<br />
„ Cirkel: geen invoer<br />
8 B breedte van rechthoek<br />
„ Rechthoek: breedte van rechthoek<br />
„ Vierkant: L=B<br />
„ Veelhoek, cirkel: geen invoer<br />
8 RE afrondingsradius – default: 0<br />
„ Rechthoek, vierkant, veelhoek: afrondingsradius<br />
„ Cirkel: cirkelradius<br />
8 A hoek t.o.v. X-as – default: 0<br />
„ Rechthoek, vierkant, veelhoek: positie van de figuur<br />
„ Cirkel: geen invoer<br />
8 Q aantal zijden – default: 0<br />
„ Q=0: Cirkel<br />
„ Q=4: rechthoek, vierkant<br />
„ Q=3: driehoek<br />
„ Q>4: veelhoek<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 205<br />
4.8 Freescycli
4.8 Freescycli<br />
Cyclusparameters (tweede invoervenster)<br />
8 P aanzetdiepte – default: totale aanzetdiepte<br />
8 U overlappingsfactor<br />
„ Geen invoer: contourfrezen<br />
„ U>0: kamerfrezen – (minimale) overlapping van de freesbanen =<br />
U*freesdiameter<br />
8 I overmaat parallel aan contour<br />
8 K overmaat in aanzetrichting<br />
8 FZ aanzet voor diepteverplaatsing – default: actieve aanzet<br />
8 E gereduceerde aanzet voor ronde elementen – default: actieve<br />
aanzet<br />
8 H looprichting van de frees – default: 0<br />
„ H=0: tegenlopend<br />
„ H=1: meelopend<br />
8 J contourfrezen (default: 0) afhankelijk van “U” geldt:<br />
„ kamerfrezen en J=0: op de contour<br />
„ kamerfrezen en J=1: binnen<br />
„ kamerfrezen en J=2: buiten<br />
„ contourfrezen en J=0: van binnen naar buiten<br />
„ contourfrezen en J=1: van buiten naar binnen<br />
8 O voorbewerken/nabewerken: freesverloop (alleen bij kamerfrezen) –<br />
default: 0<br />
„ O=0: voorbewerken<br />
„ O=1: nabewerken<br />
8 R ingaande radius: radius ingaande/uitgaande boog –<br />
default: 0<br />
„ R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet naar<br />
startpunt boven het freesvlak – daarna verticale<br />
diepteverplaatsing<br />
„ R>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die tangentieel op het<br />
contourelement aansluit<br />
„ R
Uitvoeren van cyclus<br />
1 schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar “spilhoek C”<br />
(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />
2 berekent de snede-opdeling (freesvlakaanzetten, freesdiepteaanzetten)<br />
Contourfrezen:<br />
3 nadert afhankelijk van “R” en zet aan voor het eerste freesvlak<br />
4 freest een vlak<br />
5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />
6 herhaalt 5..6, totdat de freesdiepte is bereikt<br />
7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
Kamerfrezen – voorbewerken:<br />
3 nadert op veiligheidsafstand en zet aan voor het eerste freesvlak<br />
4 bewerkt een freesvlak – afhankelijk van “J” van binnen naar buiten<br />
resp. van buiten naar binnen<br />
5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />
6 herhaalt 4..5, totdat de freesdiepte is bereikt<br />
7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
Kamerfrezen – nabewerken:<br />
3 nadert afhankelijk van “R” en zet aan voor het eerste freesvlak<br />
4 bewerkt de rand van de kamer na – vlak voor vlak<br />
5 bewerkt afhankelijk van “J” de kamerbodem na van binnen naar<br />
buiten resp. van buiten naar binnen<br />
6 werkt de kamer af met geprogrammeerde aanzet<br />
7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 207<br />
4.8 Freescycli
4.8 Freescycli<br />
ICP-contour axiaal<br />
Kies “Frezen”<br />
Kies “Contour axiaal ICP”<br />
Afhankelijk van de parameters freest de cyclus een contour of wordt<br />
er een kamer op het eindvlak voorbewerkt/nabewerkt.<br />
Informatie over parameters/functies:<br />
„ Contouren of kamers frezen: wordt gedefinieerd met "U"<br />
„ Freesrichting: wordt beïnvloed door “H” en de rotatierichting van<br />
de frees “Looprichting van de frees bij contour- en kamerfrezen” op<br />
bladzijde 224.<br />
„ Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve bij het<br />
contourfrezen met J=0).<br />
„ Benaderen en vrijzetten: bij gesloten contouren is het loodlijnpunt<br />
van de gereedschapspositie naar het eerste contourelement de<br />
benaderings- en vrijzetpositie. Als er geen loodlijn kan worden<br />
uitgezet, is het startpunt van het eerste element (bij rechthoeken<br />
het langste element) de benaderings- en vrijzetpositie. Met<br />
“ingaande radius R” kan worden bepaald of er direct of via een<br />
cirkelboog wordt benaderd.<br />
„ Contourfrezen: met “J” wordt vastgelegd of de frees op de<br />
contour (middelpunt van de frees op de contour) of op de binnen-/<br />
buitenzijde van de contour moet werken.<br />
„ Kamerfrezen – voorbewerken (O=0): Met “contourfrezen J” legt<br />
u vast of de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt<br />
gefreesd.<br />
„ Kamerfrezen – nabewerken (O=1): Eerst wordt de rand en dan de<br />
bodem van de kamer gefreesd. Met “J” legt u vast of de bodem van<br />
de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt nabewerkt.<br />
208 4 Cyclusprogrammering
Cyclusparameters (eerste invoervenster)<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 C1 hoek middelpunt figuur – default: spilhoek C<br />
8 Z1 bovenkant frees – default: startpunt Z<br />
8 Z2 bodem van de frees<br />
8 P aanzetdiepte – default: totale aanzetdiepte<br />
8 U overlappingsfactor<br />
„ Geen invoer: contourfrezen:<br />
„ U>0: kamerfrezen – (minimale) overlapping van de freesbanen =<br />
U*freesdiameter<br />
8 I overmaat parallel aan contour<br />
8 K overmaat in aanzetrichting<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Cyclusparameters (tweede invoervenster)<br />
8 N ICP-contournummer<br />
8 FZ aanzet voor diepteverplaatsing – default: actieve aanzet<br />
8 E gereduceerde aanzet voor ronde elementen – default: actieve<br />
aanzet<br />
8 H looprichting van de frees – default: 0<br />
„ H=0: tegenlopend<br />
„ H=1: meelopend<br />
8 J contourfrezen (default: 0) afhankelijk van “U” geldt:<br />
„ kamerfrezen en J=0: op de contour<br />
„ kamerfrezen en J=1: binnen<br />
„ kamerfrezen en J=2: buiten<br />
„ contourfrezen en J=0: van binnen naar buiten<br />
„ contourfrezen en J=1: van buiten naar binnen<br />
8 O voorbewerken/nabewerken: freesverloop (alleen bij kamerfrezen) –<br />
default: 0<br />
„ O=0: voorbewerken<br />
„ O=1: nabewerken<br />
8 R ingaande radius: radius ingaande/uitgaande boog –<br />
default: 0<br />
„ R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet naar<br />
startpunt boven het freesvlak – daarna verticale<br />
diepteverplaatsing<br />
„ R>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die tangentieel op het<br />
contourelement aansluit<br />
„ R
4.8 Freescycli<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar “spilhoek C”<br />
(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />
2 berekent de snede-opdeling (freesvlakaanzetten, freesdiepteaanzetten)<br />
Contourfrezen:<br />
3 nadert afhankelijk van “R” en zet aan voor het eerste freesvlak<br />
4 freest een vlak<br />
5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />
6 herhaalt 5..6, totdat de freesdiepte is bereikt<br />
7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
Kamerfrezen – voorbewerken:<br />
3 nadert op veiligheidsafstand en zet aan t voor het eerste freesvlak<br />
4 bewerkt een freesvlak – afhankelijk van “J” van binnen naar buiten<br />
resp. van buiten naar binnen<br />
5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />
6 herhaalt 4..5, totdat de freesdiepte is bereikt<br />
7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
Kamerfrezen – nabewerken:<br />
3 nadert afhankelijk van “R” en zet aan voor het eerste freesvlak<br />
4 bewerkt de rand van de kamer na – vlak voor vlak<br />
5 bewerkt afhankelijk van “J” de kamerbodem na van binnen naar<br />
buiten resp. van buiten naar binnen<br />
6 werkt de kamer af met geprogrammeerde aanzet<br />
7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
210 4 Cyclusprogrammering
Kopfrezen<br />
Kies “Frezen”<br />
Kies “Kopfrezen”<br />
Afhankelijk van de parameters freest de cyclus op het eindvlak:<br />
„ één of twee vlakken (Q=1 of Q=2, B>0)<br />
„ Rechthoek (Q=4, LB)<br />
„ Vierkant (Q=4, L=B)<br />
„ Driehoek of veelhoek (Q=3 of Q>4, L>0)<br />
„ Cirkel (Q=0, RE>0, L en B: geen invoer<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 211<br />
4.8 Freescycli
4.8 Freescycli<br />
Cyclusparameters (eerste invoervenster)<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 C1 hoek middelpunt figuur – default: spilhoek C<br />
8 X1 diameter middelpunt figuur<br />
8 Z1 bovenkant frees – default: startpunt Z<br />
8 X2 begrenzingsdiameter<br />
8 Z2 bodem van de sleuf<br />
8 L kantlengte<br />
„ Rechthoek: rechthoeklengte<br />
„ Vierkant, veelhoek: kantlengte<br />
„ Cirkel: geen invoer<br />
8 B sleutelwijdte:<br />
„ bij Q=1, Q=2: Resterende dikte (materiaal dat achterblijft.)<br />
„ Rechthoek: breedte van rechthoek<br />
„ vierkant, veelhoek (Q>=4): sleutelwijdte (alleen bij een even<br />
aantal vlakken gebruiken; als alternatief voor “L” programmeren)<br />
„ Cirkel: geen invoer<br />
8 RE afrondingsradius – default: 0<br />
„ Veelhoek (Q>2): afrondingsradius<br />
„ Cirkel (Q=0): cirkelradius<br />
8 A hoek t.o.v. X-as – default: 0<br />
„ Veelhoek (Q>2): positie van de figuur<br />
„ Cirkel: geen invoer<br />
8 Q aantal zijden – default: 0<br />
„ Q=0: cirkel<br />
„ Q=1: één vlak<br />
„ Q=2: twee 180° versprongen vlakken<br />
„ Q=3: driehoek<br />
„ Q=4: rechthoek, vierkant<br />
„ Q>4: veelhoek<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
212 4 Cyclusprogrammering
Cyclusparameters (tweede invoervenster)<br />
8 P aanzetdiepte – default: totale aanzetdiepte<br />
8 U overlappingsfactor<br />
„ Geen invoer: contourfrezen:<br />
„ U>0: kamerfrezen – (minimale) overlapping van de freesbanen =<br />
U*freesdiameter<br />
8 I overmaat parallel aan contour<br />
8 K overmaat in aanzetrichting<br />
8 FZ aanzet voor diepteverplaatsing – default: actieve aanzet<br />
8 E gereduceerde aanzet voor ronde elementen – default: actieve<br />
aanzet<br />
8 H looprichting van de frees – default: 0<br />
„ H=0: tegenlopend<br />
„ H=1: meelopend<br />
8 J Freesrichting: bij vlakken of een veelvlak (met “RE = 0”) wordt<br />
met “J” vastgelegd of er in één of twee richtingen wordt<br />
voorbewerkt<br />
„ J=0: in één richting<br />
„ J=1: in twee richtingen<br />
8 O voorbewerken/nabewerken: freesverloop (alleen bij kamerfrezen) –<br />
default: 0<br />
„ O=0: voorbewerken<br />
„ O=1: nabewerken<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 213<br />
4.8 Freescycli
4.8 Freescycli<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar “spilhoek C”<br />
(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />
2 berekent de snede-opdeling (freesvlakaanzetten, freesdiepteaanzetten)<br />
3 nadert op veiligheidsafstand en verplaatst voor het eerste<br />
freesvlak<br />
voorbewerken<br />
4 bewerkt een freesvlak, rekening houdend met “J”, in één of twee<br />
richtingen<br />
5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />
6 herhaalt 4..5, totdat de freesdiepte is bereikt<br />
7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
Nabewerken:<br />
4 bewerkt de rand van het eiland na – vlak voor vlak<br />
5 bewerkt de bodem van buiten naar binnen na<br />
6 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
214 4 Cyclusprogrammering
Sleuf radiaal<br />
Kies “Frezen”<br />
Kies “Sleuf radiaal”<br />
Met deze cyclus wordt een sleuf in het eindvlak gemaakt. De<br />
sleufbreedte komt overeen met de freesdiameter.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 C1 hoek eindpunt sleuf – default: spilhoek C<br />
8 X1 bovenkant frees (diametermaat) – default: startpunt X<br />
8 Z1 eindpunt sleuf<br />
8 X2 bodem van de frees<br />
8 L sleuflengte<br />
8 A hoek ten opzichte van de Z-as – default: 0<br />
8 P aanzetdiepte – default: totale aanzetdiepte<br />
8 FZ aanzet voor diepteverplaatsing – default: actieve aanzet<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Parametercombinaties voor positie van de sleuf: zie helpscherm<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar “spilhoek C”<br />
(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />
2 beweegt in ijlgang naar “beginpunt sleuf X, Z”, indien ingesteld<br />
3 zet aan met aanzet “FZ”<br />
4 freest met geprogrammeerde aanzet naar “eindpunt sleuf”<br />
5 loopt terug naar “beginpunt X”<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 215<br />
4.8 Freescycli
4.8 Freescycli<br />
Figuur radiaal<br />
Kies “Frezen”<br />
Kies “Figuur radiaal”<br />
Afhankelijk van de parameters freest de cyclus een van de volgende<br />
contouren of wordt er een kamer op het mantelvlak voorbewerkt/<br />
nabewerkt:<br />
„ Rechthoek (Q=4, LB)<br />
„ Vierkant (Q=4, L=B)<br />
„ Cirkel (Q=0, RE>0, L en B: geen invoer<br />
„ Driehoek of veelhoek (Q=3 of Q>4, L>0)<br />
Informatie over parameters/functies:<br />
„ contouren of kamers frezen: wordt gedefinieerd met "U"<br />
„ Freesrichting: wordt beïnvloed door “H” en de rotatierichting van<br />
de frees “Looprichting van de frees bij contour- en kamerfrezen” op<br />
bladzijde 224.<br />
„ Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve bij het<br />
contourfrezen met J=0).<br />
„ Benaderen en vrijzetten: Het loodlijnpunt van de<br />
gereedschapspositie op het eerste contourelement is de<br />
benaderings- en vrijzetpositie. Als er geen loodlijn kan worden<br />
uitgezet, is het startpunt van het eerste element (bij rechthoeken<br />
het langste element) de benaderings- en vrijzetpositie. Met<br />
“ingaande radius R” kan worden bepaald of er direct of via een<br />
cirkelboog wordt benaderd.<br />
„ Contourfrezen: met “J” wordt vastgelegd of de frees op de<br />
contour (middelpunt van de frees op de contour) of op de binnen-/<br />
buitenzijde van de contour moet werken.<br />
„ Kamerfrezen – voorbewerken (O=0): Met “contourfrezen J” legt<br />
u vast of de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt<br />
gefreesd.<br />
„ Kamerfrezen – nabewerken (O=1): Eerst wordt de rand en dan de<br />
bodem van de kamer gefreesd. Met “J” legt u vast of de bodem van<br />
de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt nabewerkt.<br />
216 4 Cyclusprogrammering
Cyclusparameters (eerste invoervenster)<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 C1 hoek middelpunt figuur – default: spilhoek C<br />
8 X1 bovenkant frees – default: Startpunt X<br />
8 Z1 middelpunt figuur<br />
8 X2 bodem van de frees<br />
8 L lengte rechthoek<br />
„ Rechthoek: rechthoeklengte<br />
„ Vierkant, veelhoek: kantlengte<br />
„ Cirkel: geen invoer<br />
8 B breedte van rechthoek<br />
„ Rechthoek: breedte van rechthoek<br />
„ Vierkant: L=B<br />
„ Veelhoek, cirkel: geen invoer<br />
8 RE afrondingsradius – default: 0<br />
„ Rechthoek, vierkant, veelhoek: afrondingsradius<br />
„ Cirkel: cirkelradius<br />
8 A hoek ten opzichte van de Z-as – default: 0<br />
„ Rechthoek, vierkant, veelhoek: positie van de figuur<br />
„ Cirkel: geen invoer<br />
8 Q aantal zijden – default: 0<br />
„ Q=0: Cirkel<br />
„ Q=4: rechthoek, vierkant<br />
„ Q=3: driehoek<br />
„ Q>4: veelhoek<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 217<br />
4.8 Freescycli
4.8 Freescycli<br />
Cyclusparameters (tweede invoervenster)<br />
8 P aanzetdiepte – default: totale aanzetdiepte<br />
8 U overlappingsfactor<br />
„ Geen invoer: contourfrezen<br />
„ U>0: kamerfrezen – (minimale) overlapping van de freesbanen =<br />
U*freesdiameter<br />
8 I overmaat in aanzetrichting<br />
8 K overmaat parallel aan contour<br />
8 FZ aanzet voor diepteverplaatsing – default: actieve aanzet<br />
8 E gereduceerde aanzet voor ronde elementen – default: actieve<br />
aanzet<br />
8 H looprichting van de frees – default: 0<br />
„ H=0: tegenlopend<br />
„ H=1: meelopend<br />
8 J contourfrezen (default: 0) afhankelijk van “U” geldt:<br />
„ kamerfrezen en J=0: op de contour<br />
„ kamerfrezen en J=1: binnen<br />
„ kamerfrezen en J=2: buiten<br />
„ contourfrezen en J=0: van binnen naar buiten<br />
„ contourfrezen en J=1: van buiten naar binnen<br />
8 O voorbewerken/nabewerken: freesverloop (alleen bij kamerfrezen) –<br />
default: 0<br />
„ O=0: voorbewerken<br />
„ O=1: nabewerken<br />
8 R ingaande radius: radius ingaande/uitgaande boog –<br />
default: 0<br />
„ R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet naar<br />
startpunt boven het freesvlak – daarna verticale<br />
diepteverplaatsing<br />
„ R>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die tangentieel op het<br />
contourelement aansluit<br />
„ R
Uitvoeren van cyclus<br />
1 schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar “spilhoek C”<br />
(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />
2 berekent de snede-opdeling (freesvlakaanzetten, freesdiepteaanzetten)<br />
Contourfrezen:<br />
3 nadert afhankelijk van “ingaande radius R” en zet aan voor het<br />
eerste freesvlak<br />
4 freest een vlak<br />
5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />
6 herhaalt 5..6, totdat de freesdiepte is bereikt<br />
7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
Kamerfrezen – voorbewerken:<br />
3 nadert op veiligheidsafstand en zet aan voor het eerste freesvlak<br />
4 bewerkt een freesvlak – afhankelijk van “J” van binnen naar buiten<br />
resp. van buiten naar binnen<br />
5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />
6 herhaalt 4..5, totdat de freesdiepte is bereikt<br />
7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
Kamerfrezen – nabewerken:<br />
3 nadert afhankelijk van “ingaande radius R” en zet aan voor het<br />
eerste freesvlak<br />
4 bewerkt de rand van de kamer na – vlak voor vlak<br />
5 bewerkt afhankelijk van “J” de kamerbodem na van binnen naar<br />
buiten resp. van buiten naar binnen<br />
6 werkt de kamer af met geprogrammeerde aanzet<br />
7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 219<br />
4.8 Freescycli
4.8 Freescycli<br />
ICP-contour radiaal<br />
Kies “Frezen”<br />
Kies “Contour radiaal ICP”<br />
Afhankelijk van de parameters freest de cyclus een contour of wordt<br />
er een kamer op het mantelvlak voorbewerkt/nabewerkt.<br />
Informatie over parameters/functies:<br />
„ Contouren of kamers frezen: wordt gedefinieerd met "U"<br />
„ Freesrichting: wordt beïnvloed door “H” en de rotatierichting van<br />
de frees “Looprichting van de frees bij contour- en kamerfrezen” op<br />
bladzijde 224.<br />
„ Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve bij het<br />
contourfrezen met J=0).<br />
„ Benaderen en vrijzetten: bij gesloten contouren is het loodlijnpunt<br />
van de gereedschapspositie naar het eerste contourelement de<br />
benaderings- en vrijzetpositie. Als er geen loodlijn kan worden<br />
uitgezet, is het startpunt van het eerste element (bij rechthoeken<br />
het langste element) de benaderings- en vrijzetpositie. Met<br />
“ingaande radius R” kan worden bepaald of er direct of via een<br />
cirkelboog wordt benaderd.<br />
„ Contourfrezen: met “J” wordt vastgelegd of de frees op de<br />
contour (middelpunt van de frees op de contour) of op de binnen-/<br />
buitenzijde van de contour moet werken.<br />
„ Kamerfrezen – voorbewerken (O=0): Met “contourfrezen J” legt<br />
u vast of de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt<br />
gefreesd.<br />
„ Kamerfrezen – nabewerken (O=1): Eerst wordt de rand en dan de<br />
bodem van de kamer gefreesd. Met “J” legt u vast of de bodem van<br />
de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt nabewerkt.<br />
220 4 Cyclusprogrammering
Cyclusparameters (eerste invoervenster)<br />
8 X Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 X1 bovenkant frees – default: startpunt X<br />
8 X2 bodem van de frees<br />
8 P aanzetdiepte – default: totale aanzetdiepte<br />
8 U overlappingsfactor<br />
„ Geen invoer: contourfrezen<br />
„ U>0: kamerfrezen – (minimale) overlapping van de freesbanen =<br />
U*freesdiameter<br />
8 I overmaat in aanzetrichting<br />
8 K overmaat parallel aan contour<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Cyclusparameters (tweede invoervenster)<br />
8 N ICP-contournummer<br />
8 FZ aanzet voor diepteverplaatsing – default: actieve aanzet<br />
8 E gereduceerde aanzet voor ronde elementen – default: actieve<br />
aanzet<br />
8 H looprichting van de frees – default: 0<br />
„ H=0: tegenlopend<br />
„ H=1: meelopend<br />
8 J contourfrezen (default: 0) afhankelijk van “U” geldt:<br />
„ kamerfrezen en J=0: op de contour<br />
„ kamerfrezen en J=1: binnen<br />
„ kamerfrezen en J=2: buiten<br />
„ contourfrezen en J=0: van binnen naar buiten<br />
„ contourfrezen en J=1: van buiten naar binnen<br />
8 O voorbewerken/nabewerken: freesverloop (alleen bij kamerfrezen) –<br />
default: 0<br />
„ O=0: voorbewerken<br />
„ O=1: nabewerken<br />
8 R ingaande radius: radius ingaande/uitgaande boog –<br />
default: 0<br />
„ R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet naar<br />
startpunt boven het freesvlak – daarna verticale<br />
diepteverplaatsing<br />
„ R>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die tangentieel op het<br />
contourelement aansluit<br />
„ R
4.8 Freescycli<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar “spilhoek C”<br />
(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />
2 berekent de snede-opdeling (freesvlakaanzetten, freesdiepteaanzetten)<br />
Contourfrezen:<br />
3 nadert afhankelijk van “R” en zet aan voor het eerste freesvlak<br />
4 freest een vlak<br />
5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />
6 herhaalt 5..6, totdat de freesdiepte is bereikt<br />
7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
Kamerfrezen – voorbewerken:<br />
3 nadert op veiligheidsafstand en zet aan voor het eerste freesvlak<br />
4 bewerkt een freesvlak – afhankelijk van “J” van binnen naar buiten<br />
resp. van buiten naar binnen<br />
5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />
6 herhaalt 4..5, totdat de freesdiepte is bereikt<br />
7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
Kamerfrezen – nabewerken:<br />
3 nadert afhankelijk van “R” en zet aan voor het eerste freesvlak<br />
4 bewerkt de rand van de kamer na – vlak voor vlak<br />
5 bewerkt afhankelijk van “J” de kamerbodem na van binnen naar<br />
buiten resp. van buiten naar binnen<br />
6 werkt de kamer af met geprogrammeerde aanzet<br />
7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
222 4 Cyclusprogrammering
Spiraalgroef frezen radiaal<br />
Kies “Frezen”<br />
Kies “Spiraalgroef frezen radiaal”<br />
De cyclus freest een spiraalgroef vanaf “Z1” tot “Z2”. Met “starthoek<br />
C1” wordt de startpositie van de sleuf vastgelegd. De sleufbreedte<br />
komt overeen met de freesdiameter.<br />
Cyclusparameters<br />
8 X Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 C1 starthoek<br />
8 X1 draaddiameter<br />
8 Z1 startpunt schroefdraad<br />
8 F1 spoed<br />
„ F1 positief: rechtse draad<br />
„ F1 negatief: linkse draa d<br />
8 Z2 eindpunt schroefdraad<br />
8 P aanlooplengte: flank aan het begin van de sleuf<br />
8 K uitlooplengte: flank aan het einde van de sleuf<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
8 I maximale aanzet: de aanzetbewegingen worden volgens de<br />
volgende formule gereduceerd – tot op >= 0,5 mm. Daarna vindt<br />
iedere aanzet met 0,5 mm plaats.<br />
„ Aanzet 1: „I“<br />
„ Aanzet n: I * (1 – (n–1) * E)<br />
8 E snijdieptereductie<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar “spilhoek C”<br />
(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />
2 berekent de actuele aanzet<br />
3 positioneert voor de freesgang<br />
4 freest met de geprogrammeerde aanzet naar “eindpunt Z2”,<br />
rekening houdend met de flanken aan het begin en einde van de<br />
sleuf<br />
5 keert asparallel terug en positioneert voor de volgende freesgang<br />
6 herhaalt 4..5, totdat de sleufdiepte is bereikt<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 223<br />
4.8 Freescycli
4.8 Freescycli<br />
Looprichting van de frees bij contour- en<br />
kamerfrezen<br />
Looprichting van de frees bij het frezen van contouren<br />
Cyclustype<br />
Looprichting van de<br />
frees<br />
Rotatierichting van<br />
gereedschap<br />
binnen (J=1) tegenlopend (H=0) Mx03 rechts<br />
binnen tegenlopend (H=0) Mx04 links<br />
binnen meelopend (H=1) Mx03 links<br />
binnen meelopend (H=1) Mx04 rechts<br />
buiten (J=2) tegenlopend (H=0) Mx03 rechts<br />
buiten tegenlopend (H=0) Mx04 links<br />
buiten meelopend (H=1) Mx03 links<br />
buiten meelopend (H=1) Mx04 rechts<br />
rechts (J=3) tegenlopend (H=0) Mx03 rechts<br />
links (J=3) tegenlopend (H=0) Mx04 links<br />
FRC Uitvoering<br />
224 4 Cyclusprogrammering
Looprichting van de frees bij het frezen van contouren<br />
Cyclustype<br />
Looprichting van de<br />
frees<br />
Rotatierichting van<br />
gereedschap<br />
links (J=3) meelopend (H=1) Mx03 links<br />
rechts (J=3) meelopend (H=1) Mx04 rechts<br />
Looprichting van de frees bij het frezen van kamers<br />
Bewerking<br />
Looprichting van de<br />
frees<br />
Bewerkingsrichting<br />
voorbewerken tegenlopend (H=0) van binnen naar buiten (J=0) Mx03<br />
nabewerken tegenlopend (H=0) — Mx03<br />
voorbewerken tegenlopend (H=0) van binnen naar buiten (J=0) Mx04<br />
nabewerken tegenlopend (H=0) — Mx04<br />
voorbewerken meelopend (H=0) van binnen naar buiten (J=1) Mx03<br />
voorbewerken tegenlopend (H=0) van binnen naar buiten (J=1) Mx04<br />
voorbewerken meelopend (H=1) van binnen naar buiten (J=0) Mx03<br />
nabewerken meelopend (H=1) — Mx03<br />
voorbewerken meelopend (H=1) van binnen naar buiten (J=0) Mx04<br />
nabewerken meelopend (H=1) — Mx04<br />
voorbewerken meelopend (H=1) van binnen naar buiten (J=1) Mx03<br />
voorbewerken tegenlopend (H=1) van buiten naar binnen (J=1) Mx04<br />
FRC Uitvoering<br />
Rotatierichting<br />
van gereedschap<br />
Uitvoering<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 225<br />
4.8 Freescycli
4.8 Freescycli<br />
Voorbeelden: freescycli<br />
Frezen op het eindvlak<br />
In dit voorbeeld wordt een kamer gefreest. De<br />
complete bewerking van het eindvlak, inclusief de<br />
contourdefinitie, wordt in het freesvoorbeeld onder<br />
“9.8 ICP-voorbeeld frezen” getoond.<br />
De bewerking vindt plaats met de cyclus “ICP-figuur<br />
axiaal”. Bij de contourdefinitie wordt eerst de<br />
basiscontour gemaakt – daarna worden de<br />
afrondingen overlappend aangebracht.<br />
Gereedschapsgegevens (frees)<br />
„ WO = 8 – gereedschapsoriëntatie<br />
„ I = 8 – freesdiameter<br />
„ K = 4 – aantal tanden<br />
„ TF = 0,025 – aanzet per tand<br />
226 4 Cyclusprogrammering
4.9 Boor- en freespatroon<br />
Informatie over het werken met boor- en freespatronen:<br />
„ Boorpatronen: de <strong>MANUALplus</strong> genereert de functies M12, M13<br />
(blokrem vastzetten/vrijzetten) onder de volgende condities: het<br />
boor-/draadtapgereedschap moet "aangedreven" (parameter "ger.<br />
aangedreven H") en de "rotatierichting MD" vastgelegd zijn .<br />
„ ICP-freescontouren: Wanneer het startpunt van de contour buiten<br />
het coördinaten-nulpunt ligt, wordt de afstand tussen het startpunt<br />
van de contour en het coördinaten-nulpunt bij de patroonpositie<br />
opgeteld (zie “ICP-voorbeeld “Frezen”” op bladzijde 511).<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 227<br />
4.9 Boor- en freespatroon
4.9 Boor- en freespatroon<br />
Boren/frezen patroon lineair axiaal<br />
Lineair boorpatroon axiaal<br />
Kies “Boren”<br />
Kies “Boren axiaal” (afbeelding rechtsboven)<br />
Kies “Diepboren axiaal” (afbeelding midden rechts)<br />
Kies “Draadtappen axiaal” (afbeelding rechtsonder)<br />
Patroon lineair inschakelen<br />
Lineair freespatroon axiaal<br />
Kies “Frezen”<br />
Kies “Sleuf axiaal” (afbeelding bovenaan op volgende<br />
bladzijde)<br />
Kies “Contour axiaal ICP” (afbeelding midden op<br />
volgende bladzijde)<br />
Patroon lineair inschakelen<br />
“Patroon lineair” wordt ingeschakeld om boor-/freespatronen<br />
gelijkmatig verdeeld op een lijn op het eindvlak te maken.<br />
228 4 Cyclusprogrammering
Cyclusparameters<br />
8 X Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 X1, C1 startpunt patroon: positie, starthoek (poolcoördinaten)<br />
8 XK, YK startpunt patroon: (cartesische coördinaten)<br />
8 I, J eindpunt patroon (cartesische coördinaten)<br />
8 Ii, Ji (incrementele) patroonafstand<br />
8 Q aantal boringen/sleuven – default: 1<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Bovendien worden de parameters voor de boring/freesbewerking<br />
opgevraagd<br />
Gebruik de volgende parametercombinaties voor:<br />
„ startpunt patroon:<br />
„ X1, C1 of<br />
„ XK, YK<br />
„ Patroonposities:<br />
„ Ii, Ji en Q<br />
„ I, J en Q<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):<br />
„ zonder C-as: positioneert op “spilhoek C”<br />
„ met C-as: schakelt de C-as in en positioneert met ijlgang naar<br />
“spilhoek C”<br />
„ Handbedrijf: bewerking vanaf de actuele spilhoek<br />
2 berekent de patroonposities<br />
3 positioneert naar “beginpunt patroon”<br />
4 voert de boor-/freesbewerking uit<br />
5 positioneert voor de volgende bewerking<br />
6 herhaalt 4...5, totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd<br />
7 keert naar “startpunt X, Z” terug<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 229<br />
4.9 Boor- en freespatroon
4.9 Boor- en freespatroon<br />
Boren/frezen patroon rond axiaal<br />
Rond boorpatroon axiaal<br />
Kies “Boren”<br />
Rond freespatroon axiaal<br />
Kies “Boren axiaal” (afbeelding rechtsboven)<br />
Kies “Diepboren axiaal” (afbeelding midden rechts)<br />
Kies “Draadtappen axiaal” (afbeelding rechtsonder)<br />
Patroon rond inschakelen<br />
Kies “Frezen”<br />
Kies “Sleuf axiaal” (afbeelding bovenaan op volgende<br />
bladzijde)<br />
Kies “Contour axiaal ICP” (afbeelding midden op<br />
volgende bladzijde)<br />
Patroon rond inschakelen<br />
“Patroon rond” wordt bij boor- of freescycli ingeschakeld om boor-/<br />
freespatronen gelijkmatig verdeeld op een cirkel of cirkelboog op het<br />
eindvlak te maken.<br />
230 4 Cyclusprogrammering
Cyclusparameters<br />
8 X Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 XM, CM middelpunt patroon: positie, hoek (poolcoördinaten)<br />
8 XK, YK middelpunt patroon (cartesische coördinaten)<br />
8 K/KD patroondiameter – default: "startpunt X" geldt als<br />
patroondiameter<br />
8 A hoek 1e boring/1e sleuf – default: 0°<br />
8 Wi hoekincrement (patroonafstand) – default: boringen/<br />
freesbewerkingen worden gelijkmatig over een cirkel verdeeld<br />
8 Q aantal boringen/sleuven – default: 1<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Bovendien worden de parameters voor het maken van de boring/<br />
freesbewerking opgevraagd.<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):<br />
„ zonder C-as: positioneert op “spilhoek C”<br />
„ met C-as: schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar<br />
“spilhoek C”<br />
„ Handbedrijf: bewerking vanaf de actuele spilhoek<br />
2 berekent de patroonposities<br />
3 positioneert naar “beginpunt patroon”<br />
4 voert de boor-/freesbewerking uit<br />
5 positioneert voor de volgende bewerking<br />
6 herhaalt 4...5, totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd<br />
7 keert naar “startpunt X, Z” terug<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 231<br />
4.9 Boor- en freespatroon
4.9 Boor- en freespatroon<br />
Boren/frezen patroon lineair radiaal<br />
Lineair boorpatroon radiaal<br />
Kies “Boren”<br />
Kies “Boren radiaal” (afbeelding rechtsboven)<br />
Kies “Diepboren radiaal” (afbeelding midden rechts)<br />
Kies “Draadtappen radiaal” (afbeelding rechtsonder)<br />
Patroon lineair inschakelen<br />
Lineair freespatroon radiaal<br />
Kies “Frezen”<br />
Kies “Sleuf radiaal” (afbeelding bovenaan op<br />
volgende bladzijde)<br />
Kies “Contour radiaal ICP” (afbeelding midden op<br />
volgende bladzijde)<br />
Patroon lineair inschakelen<br />
“Patroon lineair” wordt bij boor- of freescycli ingeschakeld om boor-/<br />
freespatronen gelijkmatig verdeeld op een lijn op het mantelvlak te<br />
maken.<br />
232 4 Cyclusprogrammering
Cyclusparameters<br />
8 X Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 Z1 startpunt patroon: Positie 1e boring/sleuf (poolcoördinaten)<br />
8 C1 hoek 1e boring/sleuf: starthoek (poolcoördinaten)<br />
8 ZE eindpunt patroon – default: Z1<br />
8 Wi hoekincrement patroonafstand – default: boringen/<br />
freesbewerkingen worden gelijkmatig over de omtrek verdeeld<br />
8 Q aantal boringen/sleuven – default: 1<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
De patroonposities worden vastgelegd met “ZE - Wi” of “Wi - Q”.<br />
Bovendien worden de parameters voor de boring/freesbewerking<br />
opgevraagd<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):<br />
„ zonder C-as: positioneert op “spilhoek C”<br />
„ met C-as: schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar<br />
“spilhoek C”<br />
„ Handbedrijf: bewerking vanaf de actuele spilhoek<br />
2 berekent de patroonposities<br />
3 positioneert naar “beginpunt patroon”<br />
4 voert de boor-/freesbewerking uit<br />
5 positioneert voor de volgende bewerking<br />
6 herhaalt 4...5, totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd<br />
7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 233<br />
4.9 Boor- en freespatroon
4.9 Boor- en freespatroon<br />
Boren/frezen patroon rond radiaal<br />
Rond boorpatroon radiaal<br />
Kies “Boren”<br />
Kies “Boren radiaal” (afbeelding rechtsboven)<br />
Kies “Diepboren radiaal” (afbeelding midden rechts)<br />
Kies “Draadtappen radiaal” (afbeelding rechtsonder)<br />
Patroon rond inschakelen<br />
Rond freespatroon radiaal<br />
Kies “Frezen”<br />
Kies “Sleuf radiaal” (afbeelding bovenaan op<br />
volgende bladzijde)<br />
Kies “Contour radiaal ICP” (afbeelding midden op<br />
volgende bladzijde)<br />
Patroon rond inschakelen<br />
“Patroon rond” wordt bij boor- of freescycli ingeschakeld om boor-/<br />
freespatronen gelijkmatig verdeeld op een cirkel of cirkelboog op het<br />
mantelvlak te maken.<br />
234 4 Cyclusprogrammering
Cyclusparameters<br />
8 X, Z startpunt<br />
8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />
8 ZM, CM middelpunt patroon: positie, hoek (poolcoördinaten)<br />
8 K/KD patroondiameter – default: "startpunt X" geldt als<br />
patroondiameter<br />
8 A hoek 1e boring/1e sleuf – default: 0°<br />
8 Wi hoekincrement (patroonafstand) – default: boringen/<br />
freesbewerkingen worden gelijkmatig over een cirkel verdeeld<br />
8 Q aantal boringen/sleuven – default: 1<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
Bovendien worden de parameters voor het maken van de boring/<br />
freesbewerking opgevraagd (zie cyclusbeschrijving).<br />
Uitvoeren van cyclus<br />
1 positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):<br />
„ zonder C-as: positioneert op “spilhoek C”<br />
„ met C-as: schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar<br />
“spilhoek C”<br />
„ Handbedrijf: bewerking vanaf de actuele spilhoek<br />
2 berekent de patroonposities<br />
3 positioneert naar “beginpunt patroon”<br />
4 voert de boor-/freesbewerking uit<br />
5 positioneert voor de volgende bewerking<br />
6 herhaalt 4...5, totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd<br />
7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 235<br />
4.9 Boor- en freespatroon
4.9 Boor- en freespatroon<br />
Voorbeelden van bewerking van patronen<br />
Lineair boorpatroon op eindvlak<br />
Op het eindvlak wordt met de “boorcyclus axiaal” een<br />
lineair boorpatroon gemaakt. Voorwaarden voor deze<br />
bewerking zijn een positioneerbare spil en<br />
aangedreven gereedschap.<br />
De coördinaten van zowel de eerste als de laatste<br />
boring en het aantal boringen worden aangegeven<br />
(afbeelding rechtsboven). Bij de boring wordt alleen<br />
de diepte opgegeven (zie afbeelding rechtsonder).<br />
Gereedschapsgegevens<br />
„ WO = 8 – gereedschapsoriëntatie<br />
„ I = 5 - boordiameter<br />
„ B = 90 - boorpunthoek<br />
„ H = 1 - het gereedschap wordt aangedreven<br />
236 4 Cyclusprogrammering
Rond boorpatroon op het eindvlak<br />
Op het eindvlak wordt met de “boorcyclus axiaal” een<br />
rond boorpatroon gemaakt. Voorwaarden voor deze<br />
bewerking zijn een positioneerbare spil en<br />
aangedreven gereedschap.<br />
Het “middelpunt patroon” wordt in cartesiaanse<br />
coördinaten opgegeven (afbeelding rechtsboven).<br />
In dit voorbeeld is er sprake van een doorgaande<br />
boring. Daarom wordt “eindpunt boring Z2” zo<br />
gepositioneerd, dat de boor het materiaal helemaal<br />
doorboort. Met parameters “AB” en “V” wordt een<br />
aanzetreductie voor het aan- en doorboren ingesteld<br />
(afbeelding rechtsonder).<br />
Gereedschapsgegevens<br />
„ WO = 8 – gereedschapsoriëntatie<br />
„ I = 10 – boordiameter<br />
„ B = 90 - boorpunthoek<br />
„ H = 1 - het gereedschap wordt aangedreven<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 237<br />
4.9 Boor- en freespatroon
4.9 Boor- en freespatroon<br />
Lineair boorpatroon op het mantelvlak<br />
Op het mantelvlak wordt met de “boorcyclus axiaal”<br />
een lineair boorpatroon gemaakt. Voorwaarden voor<br />
deze bewerking zijn een positioneerbare spil en<br />
aangedreven gereedschap.<br />
Het boorpatroon wordt met de coördinaten van de<br />
eerste boring, het aantal boringen en de afstand<br />
tussen de boringen vastgelegd (zie afbeelding<br />
rechtsboven). Bij de boring wordt alleen de diepte<br />
opgegeven (zie afbeelding rechtsonder).<br />
Gereedschapsgegevens<br />
„ WO = 2 – gereedschapsoriëntatie<br />
„ I = 8 – boordiameter<br />
„ B = 90 - boorpunthoek<br />
„ H = 1 - het gereedschap wordt aangedreven<br />
238 4 Cyclusprogrammering
4.10 DIN-cycli<br />
Kies "DIN-cyclus<br />
Met deze functie wordt een DIN-cyclus (DIN-macro) gekozen en in<br />
een cyclusprogramma opgenomen.<br />
Wanneer de DIN-macro wordt gestart, gelden de in de DIN-cyclus<br />
geprogrammeerde machinegegevens (bij handbediening de op dat<br />
moment geldende machinegegevens). U kunt “T, S, F” echter altijd in<br />
de DIN-macro wijzigen.<br />
Cyclusparameters<br />
Let op: botsingsgevaar!<br />
„ Cyclusprogrammering: bij DIN-macro’s wordt de<br />
nulpuntverschuiving aan het cycluseinde gereset.<br />
Gebruik daarom geen DIN-macro's met<br />
nulpuntverschuivingen voor de cyclusprogrammering.<br />
„ In de DIN-cyclus wordt geen startpunt ingesteld. Let<br />
erop dat het gereedschap zich diagonaal van de actuele<br />
positie naar de eerste geprogrammeerde positie van de<br />
DIN-macro beweegt.<br />
8 N DIN-macronummer<br />
8 T gereedschapsnummer<br />
8 S toerental/snijsnelheid<br />
8 F aanzet per omwenteling<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 239<br />
4.10 DIN-cycli
ICP-programmering<br />
5
5.1 ICP-contouren<br />
5.1 ICP-contouren<br />
Met behulp van Interactieve Contour-Programmering<br />
(ICP) kunnen werkstukcontouren voor ICP-cycli met<br />
grafische ondersteuning worden gedefinieerd. (ICP is<br />
de afkorting voor de Engelse term "Interactive<br />
Contour Programming".)<br />
De contour wordt zowel met lineaire en cirkelvormige<br />
contourelementen als met vormelementen (bijv.<br />
afkantingen, afrondingen en draaduitlopen)<br />
gedefinieerd.<br />
Bij draaigereedschappen die voor de<br />
bewerking van ICP-contouren worden<br />
gebruikt, moet de instel- en<br />
gereedschapspunthoek worden<br />
vastgelegd.<br />
Geometrische berekeningen<br />
De <strong>MANUALplus</strong> berekent ontbrekende coördinaten,<br />
snijpunten, middelpunten, etc., voor zover dit<br />
rekenkundig mogelijk is.<br />
Wanneer er diverse oplossingen mogelijk zijn, kunt u<br />
de mathematisch uitvoerbare varianten bekijken en de<br />
door u gewenste oplossing selecteren.<br />
Elk onvolledig berekend contourelement wordt<br />
met een symbooltje onder het grafisch venster<br />
aangegeven. Contourelementen die niet volledig zijn<br />
gedefinieerd, maar wel kunnen worden getekend,<br />
worden weergegeven.<br />
Vormelementen<br />
U kunt op iedere contourhoek afkantingen en<br />
afrondingen invoegen. Draaduitlopen (DIN 76,<br />
DIN 509 E, DIN 509 F) kunnen op asparallelle, haakse<br />
contourhoeken worden gemaakt.<br />
Voor het invoeren van vormelementen heeft u de<br />
volgende alternatieven:<br />
„ U voert achtereenvolgens alle contourelementen in,<br />
inclusief vormelementen.<br />
„ U voert eerst de “ruwe contour” zonder<br />
vormelementen in. Vervolgens brengt u de<br />
vormelementen "overlappend" aan (zie ook “ICPprogrammering<br />
van wijzigingen” op bladzijde 254).<br />
Speciale aanzet<br />
Wanneer u een speciale aanzet aan<br />
contourelementen toekent, wordt deze bij het<br />
nabewerken van het element uitgevoerd.<br />
242 5 ICP-programmering
5.2 ICP-contouren bewerken<br />
In de ICP-contour zijn de afzonderlijke<br />
contourelementen gedefinieerd. Iedere ICP-contour<br />
heeft niet alleen een uniek nummer, maar ook een<br />
korte omschrijving. Een ICP-contour wordt in een ICPcyclus<br />
opgenomen.<br />
U maakt een ICP-contour door de afzonderlijke<br />
contourelementen achtereenvolgens in te voeren.<br />
Het startpunt wordt bij de beschrijving van het eerste<br />
element vastgelegd. Het eindpunt wordt door het<br />
eindpunt van het laatste contourelement bepaald.<br />
Bestaande contouren kunnen worden aangevuld of<br />
gewijzigd.<br />
Ingevoerde contourelementen en deelcontouren<br />
worden direct weergegeven. U kunt deze weergave<br />
met behulp van de loep- en verplaatsingsfuncties naar<br />
keuze aanpassen.<br />
In “Selectie ICP-contouren” kiest u ICP-contouren of<br />
voert u een ICP-contournummer in (invoerveld “ICPcontour”).<br />
Met “Enter” of met “pijl omhoog/omlaag”<br />
kunt u omschakelen tussen de lijst met ICP-contouren<br />
en het invoerveld “ICP-contour”.<br />
U kunt verschillende ICP-contouren na elkaar maken<br />
of bewerken. Nadat u de ICP-editor heeft verlaten,<br />
wordt het laatst bewerkte “ICP-contournummer” in<br />
de cyclus overgenomen.<br />
U kunt ICP-contouren kopiëren of wissen (zie<br />
“Programmabeheer” op bladzijde 75).<br />
Oproepen van de ICP-editor<br />
ICP-Edit kiezen<br />
„ nieuw ICP-contournummer invoeren of<br />
„ bestaand ICP-contournummer kiezen<br />
De ICP-editor<br />
Selecteren kiezen<br />
„ is gereed voor invoer van een nieuwe contour, of<br />
„ toont de bestaande contour en stelt deze<br />
beschikbaar voor bewerking.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 243<br />
5.2 ICP-contouren bewerken
5.2 ICP-contouren bewerken<br />
ICP-contour maken of uitbreiden<br />
Nadat u het contourelement heeft gekozen, voert u de bekende<br />
parameters in. De <strong>MANUALplus</strong> berekent niet-gedefinieerde<br />
parameters op basis van de gegevens van aangrenzende<br />
contourelementen. U kunt de contourelementen meestal beschrijven<br />
zoals ze in de productietekening zijn gedimensioneerd.<br />
Met de desbetreffende softkey kunt u tussen “lijn- en<br />
cirkelboogmenu” omschakelen. Vormelementen (afkantingen,<br />
afrondingen, draaduitlopen) worden met de desbetreffende<br />
menutoets gekozen.<br />
ICP-contour maken<br />
Elementtype kiezen:<br />
Element toevoegen kiezen<br />
„ Lijnrichting (menu “Lijninvoer”)<br />
„ Rotatierichting en het type dimensionering bij cirkelbogen (menu<br />
“Booginvoer”)<br />
„ Type vormelement<br />
Parameters invoeren<br />
Een ICP-contour kan worden uitgebreid door meer contourelementen<br />
in te voeren die aan de bestaande contour worden “gehangen”. Een<br />
nieuw ingevoerd contourelement wordt met het “laatste<br />
contourelement” verbonden. Het laatste contourelement wordt<br />
gekenmerkt door een vierkantje aan het einde van de contour,<br />
wanneer de ICP-contour wordt weergegeven maar niet wordt<br />
bewerkt.<br />
Absolute of incrementele dimensionering<br />
De stand van de softkey Increment is bepalend voor het type<br />
dimensionering. Incrementele parameters krijgen de toevoeging “i”<br />
(Xi, Zi, etc.)<br />
Softkey’s<br />
Oproep cirkelboogmenu<br />
Oproep lijnmenu<br />
244 5 ICP-programmering
Overgangen bij contourelementen<br />
Er is sprake van een “tangentiële” overgang als er op het raakpunt van<br />
de contourelementen geen knik- of hoekpunt ontstaat. Bij moeilijke<br />
geometrische contouren wordt gebruikgemaakt van tangentiële<br />
overgangen, om de dimensionering tot een minimum te beperken en<br />
mathematische tegenstrijdigheden uit te sluiten.<br />
Voor de berekening van onvolledig berekende contourelementen<br />
moet de <strong>MANUALplus</strong> weten, welk type overgang tussen de<br />
contourelementen is gebruikt.<br />
De overgang naar het volgende contourelement wordt met een<br />
softkey vastgelegd.<br />
“Vergeten” tangentiële overgangen leiden vaak tot<br />
foutmeldingen bij het vastleggen van ICP-contouren.<br />
Softkey's voor tangentiële overgang<br />
tangentiële overgang<br />
van lineair naar cirkelvormig element<br />
tangentiële overgang<br />
van cirkelvormig naar cirkelvormig of<br />
lineair element (zie symbool voor<br />
rotatierichting)<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 245<br />
5.2 ICP-contouren bewerken
5.2 ICP-contouren bewerken<br />
Contourweergave<br />
Na de invoer van een contourelement controleert de<br />
<strong>MANUALplus</strong> of er sprake is van een “volledig<br />
berekend” of een “onvolledig berekend” element.<br />
Een “volledig berekend” element is eenduidig en<br />
volledig bepaald – het wordt onmiddellijk getekend.<br />
“Onvolledig berekend” contourelement:<br />
„ is niet volledig bepaald<br />
„ onder het grafisch venster wordt een symbool<br />
aangegeven waaruit het type element en de<br />
lijnrichting resp. de rotatierichting blijken<br />
„ onvolledig berekend lineair element: wordt<br />
weergegeven als startpunt en richting bekend zijn<br />
„ onvolledig berekend cirkelvormig element: wordt<br />
als volledige cirkel weergegeven wanneer<br />
middelpunt en radius bekend zijn (afbeelding<br />
rechtsboven).<br />
De <strong>MANUALplus</strong> tekent een onvolledig berekend<br />
contourelement zodra het kan worden berekend. Het<br />
symbool wordt dan gewist (afbeelding rechtsonder).<br />
Een fout contourelement wordt, indien mogelijk,<br />
getoond. Er volgt bovendien een foutmelding.<br />
Kleuren in de contourweergave<br />
Volledig berekende en onvolledig berekende<br />
contourelementen, geselecteerde contourelementen,<br />
geselecteerde contourhoeken en restcontouren<br />
worden in verschillende kleuren weergegeven. (De<br />
selectie van contourelementen/contourhoeken en<br />
restcontouren is van belang voor het wijzigen van ICPcontouren).`<br />
Kleuren:<br />
„ geel: voor volledig berekende elementen<br />
„ grijs: voor onvolledig berekende of foute elementen<br />
die kunnen worden getoond<br />
„ rood: gekozen oplossing, gekozen element of<br />
gekozen hoek<br />
„ blauw: restcontour<br />
246 5 ICP-programmering
ICP-contourweergave wijzigen<br />
De <strong>MANUALplus</strong> kiest het weergavebereik zodanig,<br />
dat alle ingevoerde contourelementen worden<br />
weergegeven.<br />
Met “PgDn/PgUp” vergroot/verkleint u de weergave<br />
en met de “cursor-toetsen” verplaatst u het detail van<br />
de afbeelding. U kunt over deze functies beschikken<br />
wanneer de contour wordt weergegeven, maar niet<br />
wordt bewerkt.<br />
Wanneer het gewenste detail vooraf nauwkeurig<br />
ingesteld en vervolgens weergegeven moet worden,<br />
dan gaat dit als volgt:<br />
“Loep” oproepen en instellen<br />
Loep kiezen – er verschijnt een “rode<br />
rechthoek” waarmee het gewenste<br />
detail kan worden gekozen<br />
“rode rechthoek”<br />
– verschuiven: Cursortoetsen<br />
– vergroten: "PgUp"<br />
– verkleinen: "PgDn"<br />
Ingestelde “rode rechthoek” wordt<br />
als afbeelding weergegeven<br />
Door verkleinen van de contour<br />
wordt een groter gebied getoond<br />
(voorbeeld: onderdelen van het<br />
werkstuk worden niet in het grafisch<br />
venster weergegeven)<br />
Alle tot nu toe gedefinieerde<br />
contourelementen worden met<br />
maximale grootte weergegeven<br />
Terug naar de laatste loepinstelling<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 247<br />
5.2 ICP-contouren bewerken
5.2 ICP-contouren bewerken<br />
Selectie oplossing<br />
Wanneer er bij de berekening van onvolledig<br />
berekende contourelementen verschillende<br />
oplossingen zijn, kunt u met Oplossing terug /<br />
Oplossing verder bekijken welke oplossingen<br />
mathematisch uitvoerbaar zijn en met Overname<br />
oplossing de juiste oplossing kiezen (afbeeldingen<br />
rechts).<br />
Indien er bij het verlaten van de werkstand<br />
Wijzigen onvolledig berekende<br />
contourelementen aanwezig zijn, vraagt<br />
de <strong>MANUALplus</strong> of deze elementen<br />
moeten worden afgekeurd.<br />
Laatste contourelement wijzigen<br />
Wanneer u laatste wijzigen kiest, worden de<br />
gegevens van het laatst ingevoerde contourelement<br />
beschikbaar gesteld voor wijziging.<br />
Bij de correctie van een lineair of cirkelvormig element<br />
wordt de wijziging, afhankelijk van de situatie, direct<br />
overgenomen, of wordt de gecorrigeerde contour ter<br />
controle weergegeven. De gewijzigde<br />
contourelementen worden met een kleur<br />
geaccentueerd. Als er verschillende oplossingen<br />
mogelijk zijn, kunt u met Oplossing terug /<br />
Oplossing verder alle mathematisch uitvoerbare<br />
oplossingen bekijken.<br />
De wijziging is pas effectief, nadat Overname<br />
oplossing is gekozen. Met Terug wordt de wijziging<br />
niet overgenomen , de “oude” beschrijving blijft<br />
gelden.<br />
Met deze functie kunt u niet het contourelementtype<br />
(lineair of cirkelvormig element), de richting van een<br />
lineair element en de rotatierichting van een<br />
cirkelvormig element wijzigen. Als dit noodzakelijk is,<br />
moet u het laatste contourelement wissen en een<br />
nieuw contourelement toevoegen.<br />
Laatste contourelement wissen<br />
Als u laatste wissen kiest, worden de gegevens van<br />
het laatst ingevoerde contourelement gewist. U kunt<br />
deze functie meermaals toepassen, als u meerdere<br />
contourelementen wilt wissen.<br />
248 5 ICP-programmering
Contourrichting<br />
De verspaningsrichting wordt op basis van de contourrichting bepaald.<br />
Als de contour in “–Z-richting” is beschreven, wordt een cyclus<br />
overlangs toegepast (afbeelding rechtsboven). Als de contour in “–Xrichting”<br />
is beschreven, wordt een cyclus overdwars toegepast<br />
(afbeelding midden rechts).<br />
„ ICP-verspanen overlangs/overdwars (voorbewerken)<br />
De <strong>MANUALplus</strong> verspaant het materiaal in contourrichting.<br />
„ ICP-afwerken overlangs/overdwars<br />
De <strong>MANUALplus</strong> werkt af in contourrichting.<br />
Een ICP-contour die is gedefinieerd voor een<br />
voorbewerking met ICP-verspanen overlangs, kan niet<br />
worden toegepast voor een bewerking met ICPverspanen<br />
overdwars. U kunt de contourrichting<br />
omdraaien met de softkey Contour omdraaien.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 249<br />
5.2 ICP-contouren bewerken
5.3 DXF-contouren importeren<br />
5.3 DXF-contouren importeren<br />
Basisprincipes<br />
Contouren die in het DXF-formaat zijn opgeslagen, kunnen in de ICPeditor<br />
worden geïmporteerd.<br />
DXF-contouren beschrijven aaneengesloten contouren voor ICP-cycli<br />
(afspaan-, steek- of freescycli).<br />
Bij aaneengesloten contouren voor afspaan- of steekcycli dient de<br />
DXF-laag slechts één contour te bevatten. Bij contouren voor<br />
freescycli kunnen verschillende DXF-contouren aanwezig zijn en<br />
worden geïmporteerd.<br />
DXF-Import is beschikbaar vanaf softwareversie 507 807-11 resp.<br />
526 488-03.<br />
Vereisten die worden gesteld aan de DXF-contour resp. het DXFbestand<br />
:<br />
„ alleen tweedimensionale elementen<br />
„ de contour moet zich op een aparte laag bevinden (zonder<br />
maatlijnen, zonder omloopkanten etc.)<br />
„ Contouren voor afspan- of steekcycli dienen, afhankelijk van de<br />
constructie van de draaibank, “voor of achter de hartlijn” te liggen.<br />
„ geen volledige cirkels, geen splines, geen DXF-blokken (macro's),<br />
etc.<br />
„ de geïmporteerde contouren mogen uit maximaal 4000 elementen<br />
(lijnen, cirkelbogen) bestaan. Daarnaast zijn maximaal 10 000<br />
polylijnpunten mogelijk<br />
Contourverwerking tijdens het importeren van DXF-bestanden<br />
Tijdens het importeren wordt het DXF-formaat van de contour<br />
geconverteerd naar het ICP-formaat. Aangezien het DXF-formaat<br />
fundamenteel verschilt van het ICP-formaat, wordt de<br />
contourweergave als volgt gewijzigd:<br />
„ eventuele openingen tussen contourelementen worden gesloten<br />
„ polylijnen worden naar lineaire elementen geconverteerd<br />
Daarnaast worden de volgende kenmerken, die voor een ICP-contour<br />
zijn vereist, vastgelegd:<br />
„ het startpunt van de contour<br />
„ de rotatierichting van de contour<br />
Verloop van de DXF-import:<br />
8 Selectie van het DXF-bestand<br />
8 Selectie van de laag, die uitsluitend de contour(en) bevat<br />
8 De contour(en) importeren<br />
250 5 ICP-programmering
DXF-import<br />
De DXF-import wordt in de ICP-editor aangeboden op<br />
het moment dat de contour wordt ingevoerd.<br />
DXF-import<br />
ICP Edit kiezen<br />
Element toevoegen kiezen<br />
DXF Import kiezen<br />
Bestand met DXF-contour(en) selecteren.<br />
Met Volgende contour of Vorige<br />
contour de DXF-laag selecteren.<br />
Contour overnemen kiezen – de<br />
ICP-editor leest de geselecteerde<br />
DXF-contour in en converteert deze<br />
naar het ICP-formaat<br />
Contourelementen die al zijn ingevoerd of<br />
ingelezen, worden overschreven zodra u<br />
op de softkey Contour overnemen drukt.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 251<br />
5.3 DXF-contouren importeren
5.3 DXF-contouren importeren<br />
Configuratie van de DXF-import<br />
Nadat u een bestand met DXF-contouren hebt geselecteerd, kunt u de<br />
parameters om de DXF-import te configureren, wijzigen.<br />
DXF-parameters wijzigen<br />
DXF-parameters kiezen – <strong>MANUALplus</strong> opent de<br />
dialoogbox “DXF-parameters”<br />
DXF-parameters invoeren (zie het volgende voor uitleg)<br />
Opslaan kiezen – <strong>MANUALplus</strong> neemt de<br />
parameters over<br />
DXF-parameters op standaardwaarden<br />
Dialoogbox DXF-parameters opvragen<br />
Terugzetten kiezen – <strong>MANUALplus</strong> voert de<br />
standaardparameters in<br />
Opslaan kiezen – <strong>MANUALplus</strong> neemt de<br />
parameters over<br />
252 5 ICP-programmering
Betekenis van de DXF-parameters:<br />
„ Maximale opening: In de DXF-tekening kunnen kleine openingen<br />
tussen de contourelementen aanwezig zijn. In deze parameter geeft<br />
u aan hoe groot de afstand tussen twee contourelementen mag zijn.<br />
„ Als de maximale opening niet wordt overschreden, wordt het<br />
volgende element als onderdeel van de “werkelijke” contour<br />
beschouwd.<br />
„ Als de maximale opening wordt overschreden, geldt dat het<br />
volgende element een element van de “nieuwe” contour is.<br />
„ Startpunt: De DXF-import analyseert de contour en bepaalt het<br />
startpunt. De betekenis van mogelijke instellingen is als volgt:<br />
„ rechts, links, boven, onder: Het startpunt wordt op het<br />
contourpunt geplaatst dat het verste naar rechts (resp. links, ..)<br />
ligt. Als meer contourpunten aan deze voorwaarde voldoen, wordt<br />
automatisch een van deze punten geselecteerd.<br />
„ maximale afstand: De DXF-import plaatst het startpunt op een<br />
van de contourpunten die het verst van elkaar zijn verwijderd.<br />
Welk van deze punten als startpunt wordt vastgelegd, wordt<br />
automatisch berekend en kan niet worden beïnvloedt.<br />
„ gemarkeerd punt: Als een van de contourpunten in de DXFtekening<br />
met een volledige cirkel is gemarkeerd, wordt dit punt<br />
als startpunt vastgelegd. Het middelpunt van de volledige cirkel<br />
moet op het contourpunt liggen.<br />
„ Rotatierichting: Geef aan of de contour linksom of rechtsom<br />
gericht moet zijn.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 253<br />
5.3 DXF-contouren importeren
5.4 ICP-programmering van wijzigingen<br />
5.4 ICP-programmering van<br />
wijzigingen<br />
Bij bestaande contouren kunt u:<br />
„ contourelementen wijzigen<br />
„ contourelementen wissen<br />
„ de contour uitbreiden (elementen toevoegen)<br />
„ contourgedeeltes wijzigen<br />
„ vormelementen overlappend aanbrengen (contour verfijnen)<br />
Contourelement wijzigen<br />
Contourelement wijzigen<br />
Wijzigingen aanbrengen<br />
Element wijzigen kiezen – een contourelement<br />
wordt (in kleur) als “geselecteerd” aangegeven.<br />
Het te wijzigen contourelement kiezen<br />
Contourelement beschikbaar stellen voor wijziging<br />
Wijzigingen overnemen<br />
De contour of de oplossingsmogelijkheden worden ter controle<br />
weergegeven. Bij vormelementen en onvolledig berekende<br />
elementen worden wijzigingen direct overgenomen.<br />
Gewenste oplossing overnemen<br />
254 5 ICP-programmering
Onvolledig berekend contourelement wijzigen<br />
Als er “onvolledig berekende” contourelementen zijn, kunnen de<br />
“volledig berekende” elementen niet worden gewijzigd. Bij het laatste<br />
contourelement vóór het onvolledig berekende contourgedeelte kan<br />
echter wel de “tangentiële overgang” worden gemaakt of gewist.<br />
Als het te wijzigen element onvolledig is berekend, wordt<br />
het bijbehorende symbool als “geselecteerd”<br />
aangegeven.<br />
Het elementtype en de rotatierichting van een cirkelboog<br />
kunt u niet wijzigen. Als u het elementtype of de<br />
rotatierichting wilt wijzigen, moet het contourelement<br />
worden gewist en vervolgens worden toegevoegd.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 255<br />
5.4 ICP-programmering van wijzigingen
5.4 ICP-programmering van wijzigingen<br />
Contour verschuiven<br />
Als de contour niet op de gewenste positie ligt, kan<br />
deze worden verschoven. Selecteer hiervoor een<br />
geschikt contourelement (referentie-element). Bij het<br />
verschuiven geeft u vervolgens de nieuwe positie van<br />
het startpunt van het referentie-element op. Bij het<br />
afsluiten van de functie, wordt de gehele contour<br />
verschoven.<br />
Contour verschuiven<br />
Element wijzigen kiezen – een<br />
contourelement wordt (in kleur) als<br />
“geselecteerd” aangegeven.<br />
het referentie-element selecteren<br />
Contour verschuiven kiezen<br />
Nieuw “startpunt” van het referentie-element<br />
invoeren.<br />
Nieuw “startpunt” (= nieuwe positie)<br />
overnemen – <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />
“verschoven contour” weer.<br />
Contour op de nieuwe positie<br />
overnemen<br />
256 5 ICP-programmering
Contourelement toevoegen<br />
Contourelement toevoegen<br />
Element toevoegen kiezen<br />
U kunt nog meer contourelementen aan de bestaande contour<br />
“hangen”.<br />
Contourelement wissen<br />
Contourelement wissen<br />
Element wissen kiezen – een contourelement wordt<br />
(in kleur) als “geselecteerd” aangegeven.<br />
Het te wissen contourelement kiezen<br />
Het contourelement wissen<br />
U kunt meerdere contourelementen na elkaar wissen.<br />
Als het te wissen element onvolledig is berekend, wordt<br />
het bijbehorende symbool als “geselecteerd”<br />
aangegeven.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 257<br />
5.4 ICP-programmering van wijzigingen
5.4 ICP-programmering van wijzigingen<br />
Contour “splitsen”<br />
Wanneer een contourelement met “voorafgaande en<br />
volgende elementen” wordt gewist, wordt de contour<br />
in een “basiscontour” en een “restcontour”<br />
opgesplitst (afbeelding rechtsboven).<br />
De restcontour kan niet worden bewerkt – U kunt<br />
echter wel de basiscontour wijzigen en met de<br />
restcontour “verbinden”. U voegt daarbij meestal<br />
nieuwe contourelementen in. Als dit mogelijk is, mag<br />
het “laatste contourelement” ook met de<br />
“restcontour” worden verbonden.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> ondersteunt deze werkwijze door<br />
overname van de begincoördinaten van de<br />
restcontour. Kies hiervoor X, Z instellen (afbeelding<br />
rechts).<br />
258 5 ICP-programmering
Vormelementen overlappend aanbrengen<br />
Bij het overlappend aanbrengen van vormelementen<br />
kiest u de hoek en voegt u het vormelement in.<br />
Vormelementen overlappend aanbrengen<br />
Vormelement kiezen<br />
Vormelementen overlappend<br />
aanbrengen kiezen<br />
Hoek kiezen<br />
vormelement definiëren<br />
Overlappen bij “onvolledig berekende”<br />
contourgedeeltes<br />
U kunt vormelementen elkaar laten overlappen als er<br />
nog onvolledig berekende contourelementen zijn.<br />
Verlaat de invoermodus (softkey terug) en kies<br />
Vormelementen overlappend aanbrengen.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 259<br />
5.4 ICP-programmering van wijzigingen
5.5 ICP-contourelementen te draaien contour<br />
5.5 ICP-contourelementen te<br />
draaien contour<br />
Lijninvoer te draaien contour<br />
Kies de richting van het contourelement aan de hand van het<br />
menusymbool en dimensioneer het element.<br />
Bij horizontale en verticale lineaire elementen hoeven geen X- of Zcoördinaten<br />
te worden ingevoerd. De <strong>MANUALplus</strong> blokkeert het<br />
invoerveld wanneer er geen onvolledig berekende elementen zijn.<br />
Verticale/horizontale lijnen<br />
Kies de richting van de lijn<br />
U dimensioneert de lijn en legt de overgang naar het volgende<br />
contourelement vast.<br />
Parameters verticale lijn<br />
8 XS, ZS startpunt in X/Z (= eindpunt van laatste element)<br />
8 X eindpunt in X<br />
8 Xi eindpunt in X (incrementeel): afstand startpunt - eindpunt<br />
8 L Lijnlengte<br />
8 F Speciale aanzet<br />
Parameters horizontale lijn<br />
8 XS, ZS startpunt in X/Z (= eindpunt van laatste element)<br />
8 Z eindpunt in Z<br />
8 Zi eindpunt in Z (incrementeel): afstand startpunt - eindpunt<br />
8 L Lijnlengte<br />
8 F Speciale aanzet<br />
260 5 ICP-programmering
Lijn met hoek<br />
Kies de richting van de lijn<br />
U dimensioneert de lijn absoluut of polair en legt de overgang naar het<br />
volgende contourelement vast. De hoekrichting ziet u in het<br />
helpscherm.<br />
Parameters<br />
8 XS, ZS startpunt in X/Z (= eindpunt van laatste element)<br />
8 X, Z eindpunt in X/Z<br />
8 Xi, Zi eindpunt in X/Z (incrementeel): afstand startpunt - eindpunt<br />
8 L lijnlengte<br />
8 A hoek ten opzichte van de Z-as<br />
8 F speciale aanzet<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 261<br />
5.5 ICP-contourelementen te draaien contour
5.5 ICP-contourelementen te draaien contour<br />
Booginvoer te draaien contour<br />
Rotatierichting en het type dimensionering kiezen<br />
Cirkelboog met middelpunt en radius<br />
Cirkelboog met radius<br />
Cirkelboog met middelpunt<br />
U dimensioneert de cirkelboog en legt de overgang naar het volgende<br />
contourelement vast.<br />
Parameters (bij “cirkelboog met radius” wordt het middelpunt en bij<br />
“cirkelboog met middelpunt” wordt de radius niet opgevraagd)<br />
8 XS, ZS startpunt in X/Z (= eindpunt van laatste element)<br />
8 X, Z eindpunt in X/Z: Eindpunt van de cirkelboog<br />
8 Xi, Zi eindpunt in X/Z (incrementeel): afstand startpunt - eindpunt<br />
8 I, K middelpunt in X/Z: Middelpunt van de cirkelboog<br />
8 Ii, Ki middelpunt in X/Z (incrementeel): Afstand startpunt -<br />
middelpunt<br />
8 R radius<br />
8 F speciale aanzet<br />
262 5 ICP-programmering
Invoer van vormelementen<br />
Afkanting/afronding<br />
Afkantingen/afrondingen worden op contourhoeken<br />
gedefinieerd. Een “contourhoek” is het snijpunt van<br />
het ingaande en uitgaande contourelement. De<br />
afkanting/afronding kan pas worden berekend als het<br />
uitgaande contourelement bekend is. Bij de invoer van<br />
de afkantings- en afrondingsparameters worden de<br />
coördinaten van het hoekpunt in “startpunt XS, ZS”<br />
aangegeven.<br />
Wanneer een ICP-contour met een afkanting/<br />
afronding begint, ontbreekt het “ingaande<br />
contourelement”. U bepaalt dan met “elementpositie<br />
J” de juiste positie van de afkanting/afronding. De<br />
MANUAL PLUS zet een afkanting/afronding aan het<br />
begin van de contour om in een lineair of cirkelvormig<br />
element.<br />
Draaduitloop<br />
Het vormelement “draaduitloop” bestaat uit een<br />
horizontaal element, de eigenlijke draaduitloop en een<br />
verticaal element. De draaduitloop kan met het<br />
horizontale of verticale element beginnen.<br />
Wanneer de draaduitloophoek nog niet bekend is,<br />
geeft de parameter “elementpositie J” aan of de<br />
draaduitloop met het horizontale of het verticale<br />
element begint (afbeelding rechtsboven).<br />
Voorbeeld: buitenafkanting aan begin van<br />
contour<br />
Bij “Elementpositie J=1” is het denkbeeldige<br />
ingaande referentie-element een verticaal element in<br />
+X-richting (afbeelding rechtsonder).<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 263<br />
5.5 ICP-contourelementen te draaien contour
5.5 ICP-contourelementen te draaien contour<br />
Afkanting/afronding te draaien contour<br />
Afkanting<br />
Vormelementen of afkanting / afronding kiezen<br />
Afkanting kiezen<br />
Afronding kiezen<br />
Het hoekpunt is al ingesteld met “startpunt”. U geeft de<br />
“afkantingsbreedte B” resp. de “afrondingsradius B” in.<br />
Parameters<br />
8 B afkantingsbreedte – of<br />
8 B afrondingsradius<br />
8 J elementpositie: “denkbeeldig ingaand referentie-element”<br />
„ J=1: verticaal element in +X-richting<br />
„ J=–1: verticaal element in –X-richting<br />
„ J=2: horizontaal element in +Z-richting<br />
„ J=–2: horizontaal element in –Z-richting<br />
8 F speciale aanzet<br />
264 5 ICP-programmering
Draaduitlopen te draaien contour<br />
Draaduitloop DIN 76<br />
Vormelementen kiezen<br />
Draaduitloop DIN 76 kiezen<br />
Bij de draaduitloop DIN 76 is de diameter van het horizontale element<br />
de schroefdraaddiameter (bij binnendraad: kerndiameter) .<br />
Parameters<br />
8 XS, ZS startpunt in X/Z: beginpunt van de draaduitloop<br />
8 X, Z eindpunt in X/Z: eindpunt van de draaduitloop<br />
8 FP spoed – default: standaardtabel<br />
8 I draaduitloopdiameter – default: standaardtabel<br />
8 K draaduitlooplengte – default: standaardtabel<br />
8 W draaduitloophoek – default: standaardtabel<br />
8 R draaduitloopradius – default: standaardtabel<br />
8 J elementpositie – default: 1<br />
„ J=1: draaduitloop begint met horizontaal element en eindigt met<br />
verticaal element<br />
„ J=–1: draaduitloop begint met verticaal element en eindigt met<br />
horizontaal element<br />
8 F speciale aanzet<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de niet door u ingevoerde parameters aan de<br />
hand van de standaardtabel (zie “DIN 76 – draaduitloopparameters”<br />
op bladzijde 529):<br />
„ de “spoed FP” aan de hand van de diameter (“startpunt XS”).<br />
„ de parameters I, K, W en R aan de hand van “spoed FP”.<br />
„ Bij binnendraad moet de “spoed FP” vooraf worden<br />
ingesteld, omdat de diameter van het horizontale<br />
element niet de schroefdraaddiameter is. Als de<br />
<strong>MANUALplus</strong> gebruikt wordt voor het bepalen van de<br />
spoed, moet er rekening worden gehouden met geringe<br />
afwijkingen.<br />
„ “Elementpositie J” kan bij overlapping niet worden<br />
ingevoerd en bij ICP-programmering van wijzigingen niet<br />
worden gewijzigd. (De contourhoek is reeds eenduidig<br />
bepaald.)<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 265<br />
5.5 ICP-contourelementen te draaien contour
5.5 ICP-contourelementen te draaien contour<br />
Draaduitloop DIN 509 E<br />
Vormelementen kiezen<br />
Draaduitloop DIN 509 E kiezen<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de niet door u ingevoerde parameters aan de<br />
hand van de diameter uit de standaardtabel (zie “DIN 509 E, DIN 509<br />
F – draaduitloopparameters” op bladzijde 531).<br />
Parameters<br />
8 XS, ZS startpunt in X/Z: beginpunt van de draaduitloop<br />
8 X, Z eindpunt in X/Z: eindpunt van de draaduitloop<br />
8 I draaduitloopdiameter – default: standaardtabel<br />
8 K draaduitlooplengte – default: standaardtabel<br />
8 W draaduitloophoek – default: standaardtabel<br />
8 R draaduitloopradius – default: standaardtabel<br />
8 U nabewerkingsovermaat – default: geen nabewerkingsovermaat<br />
8 J elementpositie – default: 1<br />
„ J=1: draaduitloop begint met horizontaal element en eindigt met<br />
verticaal element<br />
„ J=–1: draaduitloop begint met verticaal element en eindigt met<br />
horizontaal element<br />
8 F speciale aanzet<br />
“Elementpositie J” kan bij overlapping niet worden<br />
ingevoerd en bij ICP-programmering van wijzigingen niet<br />
worden gewijzigd. (De contourhoek is reeds eenduidig<br />
bepaald.)<br />
266 5 ICP-programmering
Draaduitloop DIN 509 F<br />
Vormelementen kiezen<br />
Draaduitloop DIN 509 F kiezen<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de niet door u ingevoerde parameters aan de<br />
hand van de diameter uit de standaardtabel (zie “DIN 509 E, DIN 509<br />
F – draaduitloopparameters” op bladzijde 531).<br />
Parameters<br />
8 XS, ZS startpunt in X/Z: beginpunt van de draaduitloop<br />
8 X, Z eindpunt in X/Z: eindpunt van de draaduitloop<br />
8 I draaduitloopdiameter – default: standaardtabel<br />
8 K draaduitlooplengte – default: standaardtabel<br />
8 W draaduitloophoek – default: standaardtabel<br />
8 R draaduitloopradius – default: standaardtabel<br />
8 P vlakdiepte – default: standaardtabel<br />
8 A vlakhoek – default: standaardtabel<br />
8 U nabewerkingsovermaat – default: geen nabewerkingsovermaat<br />
8 J elementpositie – default: 1<br />
„ J=1: draaduitloop begint met horizontaal element en eindigt met<br />
verticaal element<br />
„ J=–1: draaduitloop begint met verticaal element en eindigt met<br />
horizontaal element<br />
8 F speciale aanzet<br />
“Elementpositie J” kan bij overlapping niet worden<br />
ingevoerd en bij ICP-programmering van wijzigingen niet<br />
worden gewijzigd. (De contourhoek is reeds eenduidig<br />
bepaald.)<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 267<br />
5.5 ICP-contourelementen te draaien contour
5.6 ICP-contourelementen eindvlakken<br />
5.6 ICP-contourelementen<br />
eindvlakken<br />
Contourelementen van het eind- en het mantelvlak worden<br />
cartesiaans of polair gedimensioneerd. Bepalend is de stand van de<br />
softkey Polair. De <strong>MANUALplus</strong> maakt met behulp van verschillende<br />
adresletters onderscheid tussen cartesiaanse en poolcoördinaten.<br />
„ Poolcoördinaten:<br />
„ XD, X: diameter<br />
„ CS, C: hoek t.o.v. positieve XK-as<br />
„ Wanneer u met Contourlijst “Selectie ICP-contouren”<br />
oproept, toont de <strong>MANUALplus</strong> – afhankelijk van de<br />
cyclus – alleen ICP-contouren voor het eind- of<br />
mantelvlak.<br />
268 5 ICP-programmering
Lijninvoer eindvlak<br />
Verticale/horizontale lijnen<br />
Kies de richting van de lijn<br />
U dimensioneert de lijn en legt de overgang naar het volgende<br />
contourelement vast.<br />
Parameters<br />
8 XS, YS startpunt (cartesiaanse coördinaten)<br />
8 XD, CS startpunt (poolcoördinaten)<br />
8 XK, YK eindpunt (cartesiaanse coördinaten)<br />
8 X, C eindpunt (poolcoördinaten)<br />
8 L lijnlengte<br />
8 F speciale aanzet<br />
Lijn met hoek<br />
Kies de richting van de lijn<br />
U dimensioneert de lijn en legt de overgang naar het volgende<br />
contourelement vast.<br />
Parameters<br />
8 XS, YS startpunt (cartesiaanse coördinaten)<br />
8 XD, CS startpunt (poolcoördinaten)<br />
8 XK, YK eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />
8 X, C eindpunt (poolcoördinaten)<br />
8 A hoek t.o.v. de XK-as – voor hoekrichting zie helpscherm<br />
8 L lijnlengte<br />
8 F speciale aanzet<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 269<br />
5.6 ICP-contourelementen eindvlakken
5.6 ICP-contourelementen eindvlakken<br />
Booginvoer eindvlak<br />
Cirkelboog invoeren<br />
Cirkelboog met middelpunt en radius<br />
Cirkelboog met radius<br />
Cirkelboog met middelpunt<br />
U dimensioneert de cirkelboog en legt de overgang naar het volgende<br />
contourelement vast.<br />
Parameters (bij “cirkelboog met radius” wordt het middelpunt en bij<br />
“cirkelboog met middelpunt” wordt de radius niet opgevraagd)<br />
8 XS, YS startpunt (cartesiaanse coördinaten)<br />
8 XD, CS startpunt (poolcoördinaten)<br />
8 XK, YK eindpunt (cartesiaanse coördinaten)<br />
8 X, C eindpunt (poolcoördinaten)<br />
8 I, J middelpunt (cartesiaanse coördinaten)<br />
8 XM, CM middelpunt (poolcoördinaten)<br />
8 R radius<br />
8 F speciale aanzet<br />
270 5 ICP-programmering
Afkanting/afronding eindvlak<br />
Afkanting/afronding invoeren<br />
Afkanting / afronding kiezen<br />
Afkanting kiezen<br />
Afronding kiezen<br />
Het hoekpunt is al ingesteld met “startpunt”. U geeft de<br />
“afkantingsbreedte B” resp. de “afrondingsradius B” in.<br />
Parameters<br />
8 B afkantingsbreedte – of<br />
8 B afrondingsradius<br />
8 F speciale aanzet<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 271<br />
5.6 ICP-contourelementen eindvlakken
5.7 ICP-contourelementen mantelvlak<br />
5.7 ICP-contourelementen<br />
mantelvlak<br />
Als alternatief voor de hoekmaat kunt u de baanmaat gebruiken. De<br />
stand van de softkey Polair is bepalend voor het type dimensionering.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> maakt met behulp van verschillende adresletters<br />
onderscheid tussen hoek- en baanmaten.<br />
„ Wanneer u met de softkey Contourlijst “Selectie ICPcontouren”<br />
oproept, toont de <strong>MANUALplus</strong> –<br />
afhankelijk van de cyclus – alleen ICP-contouren voor het<br />
eind- of mantelvlak.<br />
„ Bij mantelvlakcontouren wordt bij het eerste element de<br />
"uitslagdiameter XS" vastgelegd. Deze diameter geldt<br />
bij alle volgende contourelementen als referentie voor<br />
de baanmaat.<br />
272 5 ICP-programmering
Lijninvoer mantelvlak<br />
Verticale/horizontale lijnen<br />
Kies de richting van de lijn<br />
U dimensioneert de lijn en legt de overgang naar het volgende<br />
contourelement vast.<br />
Parameters<br />
8 ZS, YS startpunt (YS als baanmaat – referentie: diameter XS)<br />
8 CS startpunt als hoekmaat<br />
8 XS uitslagdiameter<br />
8 Z eindpunt<br />
8 CY eindpunt als baanmaat (referentie: diameter XS )<br />
8 C eindpunt als hoekmaat<br />
8 L lijnlengte<br />
8 F speciale aanzet<br />
Lijn met hoek<br />
Kies de richting van de lijn<br />
U dimensioneert de lijn en legt de overgang naar het volgende<br />
contourelement vast.<br />
Parameters<br />
8 ZS, YS startpunt (YS als baanmaat – referentie: diameter XS )<br />
8 CS startpunt als hoekmaat<br />
8 XS uitslagdiameter<br />
8 Z eindpunt<br />
8 CY eindpunt als baanmaat (referentie: diameter XS )<br />
8 C eindpunt als hoekmaat<br />
8 A hoek t.o.v. de Z-as – voor hoekrichting zie helpscherm<br />
8 L lijnlengte<br />
8 F speciale aanzet<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 273<br />
5.7 ICP-contourelementen mantelvlak
5.7 ICP-contourelementen mantelvlak<br />
Booginvoer mantelvlak<br />
Cirkelboog invoeren<br />
Cirkelboog met middelpunt en radius<br />
Cirkelboog met radius<br />
Cirkelboog met middelpunt<br />
U dimensioneert de cirkelboog en legt de overgang naar het volgende<br />
contourelement vast.<br />
Parameters (bij “cirkelboog met radius” wordt het middelpunt en bij<br />
“cirkelboog met middelpunt” wordt de radius niet opgevraagd)<br />
8 ZS, YS startpunt (YS als baanmaat – referentie: diameter XS )<br />
8 CS startpunt als hoekmaat<br />
8 XS uitslagdiameter<br />
8 Z eindpunt<br />
8 CY eindpunt als baanmaat (referentie: diameter XS )<br />
8 C eindpunt als hoekmaat<br />
8 K, CJ middelpunt (CJ als baanmaat – referentie: diameter XS )<br />
8 CM middelpunt als hoekmaat<br />
8 R radius<br />
8 F speciale aanzet<br />
274 5 ICP-programmering
Afkanting/afronding mantelvlak<br />
Afkanting/afronding invoeren<br />
Afkanting / afronding kiezen<br />
Afkanting kiezen<br />
Afronding kiezen<br />
Het hoekpunt is al ingesteld met “startpunt”. U geeft de<br />
“afkantingsbreedte B” resp. de “afrondingsradius B” in.<br />
Parameters<br />
8 B afkantingsbreedte – of<br />
8 B afrondingsradius<br />
8 F speciale aanzet<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 275<br />
5.7 ICP-contourelementen mantelvlak
DIN-programmering<br />
6<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 277
6.1 DIN-programmering<br />
6.1 DIN-programmering<br />
De structuur van programma’s en regels is gebaseerd<br />
op de DIN-norm 66025 (derhalve “DINprogrammering”).<br />
De <strong>MANUALplus</strong> ondersteunt DINprogramma's<br />
en DIN-macro's.<br />
DIN-programma’s zijn zelfstandige NCprogramma's.<br />
Dit betekent dat ze alle verplaatsingsen<br />
schakelcommando's bevatten die nodig zijn om<br />
het werkstuk te maken.<br />
DIN-macro’s worden in cyclusprogramma's<br />
geïntegreerd. Ze zijn “niet zelfstandig”, maar<br />
vervullen een deelfunctie in een cyclusprogramma.<br />
Het hangt echter van uw eigen taakstelling af, hoe u<br />
DIN-macro's toepast. Ook bij DIN-macro's kunt u<br />
gebruik maken van alle commando's. Verderop in dit<br />
hoofdstuk wordt gesproken over “DIN-programma's”<br />
of “NC-programma's”. Er wordt geen verdere<br />
onderverdeling gemaakt tussen programma's of<br />
macro's.<br />
DIN-programma’s en DIN-macro’s testen<br />
DIN-programma's en DIN-macro's kunnen met de<br />
grafische simulatie worden getest. Bij DIN-macro's is<br />
dit als onderdeel van de cyclusprogrammering<br />
mogelijk. Bij DIN-programma's wordt omgeschakeld<br />
naar de “programma-uitvoering” en wordt de<br />
simulatie opgeroepen.<br />
Helpschermen<br />
De functie en parameters van<br />
verplaatsingscommando's en cycli worden in<br />
helpschermen verklaard. Deze tonen meestal een<br />
bewerking aan de buitenzijde. Met de “ringtoets”<br />
kunt u omschakelen naar het helpscherm voor<br />
bewerking aan de binnenzijde.<br />
8 Met de “ringtoets” kunt u<br />
omschakelen tussen helpschermen<br />
voor bewerking aan de buiten- en<br />
binnenzijde.<br />
Informatie over afbeeldingen in helpschermen:<br />
„ Stippellijn:ijlgangbaan<br />
„ Ononderbroken lijn: aanzetbaan<br />
„ Maatlijn met maatpijl aan één zijde:<br />
“gerichte maat” – het voorteken bepaalt de richting<br />
„ Maatlijn met maatpijl aan beide zijden:<br />
“absolute maat” – het voorteken heeft geen<br />
betekenis.<br />
278 6 DIN-programmering
Structuur van programma’s en regels<br />
Programma-opbouw<br />
„ Het programmanummer, beginnend met “%”, bestaat uit maximaal<br />
8 cijfers en heeft de extensie “nc” voor hoofdprogramma's en<br />
“ncs” voor subprogramma's .<br />
„ Programma-aanduiding (commentaar in de tweede<br />
programmaregel)<br />
„ NC- of commentaarregels<br />
„ Het begrip “EINDE” bij hoofdprogramma's en “RETURN” bij<br />
macro's en subprogramma's<br />
De eerste en laatste regel van het NC-programma kunnen niet<br />
bewerkt worden. De “programma-aanduiding” kan wel worden<br />
bewerkt, maar niet worden gewist.<br />
De programma-aanduiding wordt in de “programmalijst” aangegeven<br />
en kan bij “programmakeuze” worden gewijzigd.<br />
NC-regels beginnen met een “N” die wordt gevolgd door een<br />
regelnummer (maximaal 4 cijfers). De regelnummers hebben geen<br />
invloed op de programma-uitvoering. Ze dienen uitsluitend als<br />
regelaanduiding.<br />
Een NC-regel bevat NC-commando’s. Dit zijn verplaatsings-, schakelof<br />
besturingscommando's. Verplaatsings- en schakelcommando's<br />
beginnen met een letter, gevolgd door een cijfercombinatie (G1, G2,<br />
G81, M3, M30,...) en de parameters. Organisatiecommando's bestaan<br />
uit “sleutelwoorden” (WHILE, RETURN, ..), of uit een lettercijfercombinatie.<br />
De parameters beginnen met adresletters (X100, Z–<br />
2, etc.).<br />
In een NC-regel kunnen meerdere NC-commando's worden<br />
geprogrammeerd wanneer niet dezelfde adresletters worden gebruikt<br />
en deze geen “tegenstrijdige” functie hebben.<br />
Voorbeelden<br />
toegestane combinatie:<br />
N10 G1 X100 Z2 M8<br />
niet-toegestane combinatie:<br />
N10 G1 X100 Z2 G2 X100 Z2 R30 – meermaals dezelfde adresletters<br />
of<br />
N10 M3 M4 – tegenstrijdige functionaliteit<br />
NC-regels die uitsluitend variabelenberekeningen bevatten, zijn<br />
toegestaan.<br />
Commentaar staat tussen "[...]". Commentaar staat aan het einde van<br />
een NC-regel of alleen in een NC-regel. Een NC-regel die uitsluitend<br />
commentaar bevat, heeft geen regelnummer.<br />
Voorbeeld: Structuur van programma’s en regels<br />
%12345678.nc<br />
[Voorbeeld – Example]<br />
N1 G21 X80 Z110 B10 J1<br />
N2 G1 Z-15 B-1<br />
N3 G1 X102 B2<br />
N4 G1 Z-22<br />
N5 G1 X90 Zi-12 B1<br />
N6 G1 Zi-6<br />
N7 G1 X100 A80 B-1<br />
N8 G1 Z-47<br />
N9 G1 X110<br />
N10 G80<br />
N11 G14 Q0<br />
N12 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N13 G0 X0 Z2<br />
N.. . . .<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 279<br />
6.1 DIN-programmering
6.1 DIN-programmering<br />
Overzicht DIN-commando’s<br />
„ Verplaatsingscommando's<br />
om de slede lineair of in een cirkel te verplaatsen<br />
„ Cycli<br />
voor verspanen, steken, nabewerken, bewerken van schroefdraad<br />
en boren<br />
„ Schakelcommando's<br />
voor machine-onderdelen<br />
„ Nulpuntverschuivingen<br />
voor aanpassing van het maatsysteem<br />
„ Commando's voor organisatie van programma's<br />
programmasprongen, programmaherhalingen en subprogramma’s<br />
„ Commentaar<br />
ter verklaring van het programma<br />
„ Variabelenfuncties<br />
Er worden geen vaste adresparameters maar variabelen toegepast.<br />
Deze worden vóór de uitvoering van het programma ingevoerd of<br />
berekend.<br />
„ Rekenkundige bewerkingen<br />
worden toegepast bij de berekening van adresparameters of<br />
variabelen<br />
„ Vereenvoudigde programmering<br />
Indien dit rekenkundig uitvoerbaar is, berekent de <strong>MANUALplus</strong><br />
waarden (coördinaten) die niet in de tekening zijn vermeld<br />
„ Operator-communicatie<br />
via invoer van variabelenwaarden en uitvoer van tekst en variabelen<br />
Met NC-commando's (G-functies, M-functies, etc.) kunt u slechts een<br />
gedeelte van deze functies gebruiken. Van andere functies (bijv.<br />
“vereenvoudigde programmering”, “variabelenfuncties” of<br />
“rekenkundige bewerkingen”) kunt u gebruikmaken bij het<br />
programmeren van variabelen, de vereenvoudigde geometrie, etc. U<br />
geeft geen vaste waarde, maar u voert voor deze adresparameter een<br />
variabele, een rekenformule of een “?” in.<br />
280 6 DIN-programmering
6.2 DIN-programma’s bewerken<br />
DIN-programma laden<br />
DIN-editor oproepen<br />
Programmalijst oproepen<br />
DIN-programma’s instellen<br />
DIN-macro’s instellen<br />
DIN-programma/DIN-macro kiezen of een nieuw programmanummer<br />
definiëren<br />
Regelfuncties<br />
DIN-programma/DIN-macro oproepen<br />
Met de cursor- en Page-toetsen kunt u in het DIN-programma naar de<br />
positie gaan waar u wilt invoegen, wissen of wijzigen. U kunt de cursor<br />
alleen aan het begin van een regel, een NC-woord of een parameter<br />
plaatsen.<br />
U kiest de gewenste functie met een functie- of menutoets. De<br />
<strong>MANUALplus</strong> vraagt u vervolgens nadere parameters in te voeren. In<br />
geval van cycli en verplaatsingscommando's (G-functies) worden de<br />
functie en parameters in helpschermen verklaard.<br />
Plaats de cursor aan het begin van de regel, om regelfuncties te<br />
kiezen.<br />
Softkey’s voor regelfuncties<br />
Onder de cursor wordt een nieuwe<br />
NC-regel met het “volgende”<br />
regelnummer ingevoegd.<br />
Het menu “Selecteren van functies”<br />
wordt aangeboden, om verdere NCcommando's<br />
toe te voegen.<br />
De regel waarop de cursor staat,<br />
wordt gewist.<br />
Het nummer van de regel waarop de<br />
cursor staat, kan worden gewijzigd.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 281<br />
6.2 DIN-programma’s bewerken
6.2 DIN-programma’s bewerken<br />
Regelnummer wijzigen<br />
Cursor op de NC-regel plaatsen<br />
nieuw regelnummer invoeren<br />
Opnieuw nummeren<br />
Regelnummer wijzigen kiezen<br />
nieuw regelnummer overnemen<br />
Cursor op een willekeurige NC-regel zetten<br />
Regelnummer wijzigen kiezen<br />
Opnieuw nummeren kiezen<br />
Stapgrootte van de regelnummers vastleggen<br />
Weer Opnieuw nummeren kiezen<br />
De vastgelegde stapgrootte geldt ook voor de<br />
automatische regelnummering.<br />
282 6 DIN-programmering
Woordfuncties<br />
De functies (Woord wissen, Woord wijzigen, etc.) hebben betrekking<br />
op het “woord” waarop de cursor staat. Wat u wist of wijzigt, is<br />
afhankelijk van de betekenis van het “woord”. Voorbeelden:<br />
„ de cursor staat op een G-functie<br />
„ Woord wijzigen: wijzigt eerst deze functie en daarna de<br />
bijbehorende parameters<br />
„ Woord wissen: wist deze functie en de bijbehorende parameters<br />
„ de cursor staat op de adresletter van een parameter<br />
„ Woord wijzigen: alle parameters van deze functie kunnen<br />
worden gewijzigd.<br />
„ Woord wissen: uitsluitend deze parameter wordt gewist<br />
NC-commando's kunnen uitsluitend in “een groep” worden gewijzigd.<br />
U kunt bijvoorbeeld het nummer van de G-functie veranderen, maar<br />
niet een G-functie in een M-functie wijzigen. De editor wist de<br />
parameters die bij een dergelijke wijziging niet meer nodig zijn.<br />
Adresparameters<br />
U voert de adresparameters als volgt in:<br />
„ absolute maat: heeft betrekking op het werkstuknulpunt<br />
„ Incrementele maat: heeft betrekking op de voorgaande coördinaat<br />
„ Variabele: de waarde van de variabele of de uitkomst van de<br />
rekenformule komt overeen met de waarde van de adresparameter.<br />
„ Vereenvoudigde geometrieprogrammering: voor zover dit<br />
rekenkundig uitvoerbaar is, wordt deze coördinaat berekend.<br />
Welke invoer bij een bepaalde adresparameter wordt ondersteund, is<br />
afhankelijk van de betekenis van deze parameter. De <strong>MANUALplus</strong><br />
blokkeert de functies die niet zijn toegestaan.<br />
De invoervelden zijn standaard ingesteld voor “absolute maten”.<br />
Wanneer u Increment kiest, kunnen “incrementele maten” worden<br />
ingevoerd.. De adresletter krijgt het attribuut “i” (bijv. “Zi”) . Het<br />
attribuut wordt in het DIN-programma overgenomen. De instelling<br />
absoluut of incrementeel geldt voor een invoerveld.<br />
De invoer van variabelen kunt u oproepen met de softkey Variable op<br />
(zie “Variabele als adresparameter” op bladzijde 404.<br />
Met de softkey ? informeert u de <strong>MANUALplus</strong> dat deze coördinaat<br />
moet worden berekend. Het ? wordt in het DIN-programma<br />
overgenomen.<br />
Softkey’s voor woordfuncties<br />
Het NC-commando of de parameter<br />
(woord) waarop de cursor staat, wordt<br />
gewist<br />
Het NC-commando of de parameter<br />
(woord) waarop de cursor staat, kan<br />
worden gewijzigd.<br />
Het menu “Selecteren van functies”<br />
wordt aangeboden, om verdere NCcommando's<br />
toe te voegen.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 283<br />
6.2 DIN-programma’s bewerken
6.2 DIN-programma’s bewerken<br />
Commentaren<br />
Wanneer u commentaar aan een “lege regel” toevoegt, wordt het<br />
regelnummer gewist en alleen het commentaar in deze regel<br />
opgeslagen. (Een “lege regel” bestaat uitsluitend uit het<br />
regelnummer.) Als er al NC-commando's in de NC-regel staan, wordt<br />
het commentaar aan het einde van de regel toegevoegd.<br />
Om commentaar te wijzigen, plaatst u de cursor aan het begin van het<br />
commentaar en kiest u woord wijzigen. Dan verschijnt het<br />
“alfanumerieke toetsenbord”, waarbij het huidige commentaar<br />
zichtbaar wordt gemaakt. U kunt de tekst wijzigen, uitbreiden, etc.<br />
Om commentaar te wissen, plaatst u de cursor aan het begin van het<br />
commentaar en kiest u regel wissen, resp. woord wissen. Het<br />
commentaar wordt dan verwijderd.<br />
284 6 DIN-programmering
Blokfuncties<br />
U kunt verschillende opeenvolgende NC-regels (een<br />
blok) markeren en deze vervolgens knippen, kopiëren<br />
of wissen. Bij knippen of kopiëren wordt het blok<br />
overgenomen in het interne buffergeheugen. U kunt<br />
het blok ergens anders in het programma invoegen of<br />
een ander DIN-programma oproepen en dan daarin<br />
het blok invoegen. De inhoud van het buffergeheugen<br />
blijft zo lang bestaan, tot het geheugen wordt<br />
overschreven of de <strong>MANUALplus</strong> wordt<br />
uitgeschakeld.<br />
Blok kopiëren, blok elders opslaan<br />
Cursor op het begin van het blok plaatsen<br />
Blokfuncties oproepen<br />
Blokbegin markeren<br />
Cursor op het einde van het blok plaatsen<br />
Blokeinde markeren<br />
Blok kopiëren en in het<br />
buffergeheugen overnemen<br />
Blok in het buffergeheugen<br />
overnemen en wissen<br />
(Indien noodzakelijk) nieuw DIN-programma laden<br />
Cursor op de invoegpositie plaatsen<br />
Blok uit het buffergeheugen<br />
overnemen (de NC-regels worden<br />
onder de cursor ingevoegd)<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 285<br />
6.2 DIN-programma’s bewerken
6.2 DIN-programma’s bewerken<br />
Menustructuur<br />
Kies een functiegroep met de desbetreffende<br />
menutoets.<br />
„ G- en M-functies: vervolgens worden het<br />
functienummer en afhankelijk van de functie<br />
verdere parameters ingevoerd<br />
„ Commentaar, subprogramma en S, F, T: vervolgens<br />
worden de benodigde parameters ingevoerd<br />
„ Variabelenfuncties: de <strong>MANUALplus</strong> schakelt voor<br />
verdere gegevensinvoer om naar volgende menu’s<br />
DIN-functiegroepen Menutoets<br />
G-functie<br />
Verplaatsingscommando’s, cycli, andere G-functies<br />
M-functie<br />
Schakelfuncties voor machine-onderdelen en<br />
programmabesturingsfuncties (zie “M-functies” op<br />
bladzijde 409)<br />
Machinegegevens<br />
Invoer van F, S, T (zie “T, S, F instellen” op<br />
bladzijde 393)<br />
Commentaar<br />
Invoer van commentaar (zie “DIN-programma's<br />
bewerken” op bladzijde 281)<br />
Programmavariabelen Functies<br />
Hiermee wordt omgeschakeld naar het “menu<br />
programmavariabelen” (zie“Programmering van<br />
variabelen” op bladzijde 397)<br />
Machinevariabelen Functies<br />
Hiermee wordt omgeschakeld naar het “menu<br />
machinevariabelen” (bedoeld voor speciale<br />
gevallen; heeft geen betekenis voor de DINprogrammeur)<br />
Subprogramma-oproep<br />
Programmering van een subprogramma-oproep (zie<br />
“Subprogramma's” op bladzijde 407)<br />
286 6 DIN-programmering
G-functie programmeren<br />
G-functie “direct” programmeren<br />
G-nummer invoeren<br />
Parameter-invoer<br />
“G-functie” kiezen<br />
G-functie oproepen<br />
G-functies overnemen<br />
Als het nummer van de G-functie niet bekend is, kunt<br />
u deze uit de G-functielijst kiezen.<br />
G-functie kiezen<br />
G-functie kiezen<br />
Parameter-invoer<br />
“G-functie” kiezen<br />
Lijst van G-functies oproepen<br />
G-functie overnemen<br />
G-functies oproepen<br />
G-functies overnemen<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 287<br />
6.2 DIN-programma’s bewerken
6.3 Beschrijving van onbewerkt werkstuk<br />
6.3 Beschrijving van onbewerkt<br />
werkstuk<br />
Klauwplaat cilinder/pijp G20<br />
G20 beschrijft het onbewerkte werkstuk en de spantoestand. Deze<br />
informatie wordt bij de simulatie verwerkt.<br />
Parameters<br />
8 X diameter<br />
8 Z lengte (inclusief dwarsovermaat en spanbereik)<br />
8 K rechterzijde (dwarsovermaat)<br />
8 I binnendiameter bij type onbewerkt werkstuk “pijp”<br />
8 B spanbereik<br />
8 J spanmethode<br />
„ 0: niet ingespannen<br />
„ 1: buiten opgespannen<br />
„ 2: binnen ingespannen<br />
Voorbeeld: G20<br />
%20.nc<br />
[G20]<br />
N1 G20 X80 Z100 K2 B10 J1<br />
N2 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N3 G0 X0 Z2<br />
N.. . . .<br />
EINDE<br />
288 6 DIN-programmering
Contour onbewerkt werkstuk G21<br />
G21 beschrijft de spantoestand. De beschrijving van het onbewerkte<br />
werkstuk volgt onmiddellijk op G21 met G1-, G2-, G3-, G12- en G13commando’s.<br />
De beschrijving van het onbewerkte werkstuk wordt<br />
afgesloten met G80. Deze informatie wordt bij de simulatie verwerkt.<br />
Parameters<br />
8 X diameter<br />
8 Z lengte<br />
8 B spanbereik<br />
8 J spanmethode<br />
„ 0: niet ingespannen<br />
„ 1: buiten opgespannen<br />
„ 2: binnen ingespannen<br />
Voorbeeld: G21<br />
%21.nc<br />
[G21]<br />
N1 G21 X80 Z110 B10 J1<br />
N2 G1 Z-15 B-1<br />
N3 G1 X102 B2<br />
N4 G1 Z-22<br />
N5 G1 X90 Zi-12 B1<br />
N6 G1 Zi-6<br />
N7 G1 X100 A80 B-1<br />
N8 G1 Z-47<br />
N9 G1 X110<br />
N10 G80<br />
N11 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N12 G0 X0 Z2<br />
N.. . . .<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 289<br />
6.3 Beschrijving van onbewerkt werkstuk
6.4 Gereedschapsverplaatsingen zonder bewerking<br />
6.4 Gereedschapsverplaatsingen<br />
zonder bewerking<br />
IJlgang G0<br />
Geometriefunctie: met G0 wordt het beginpunt van een<br />
contourbeschrijving vastgelegd.<br />
Bewerkingsfunctie: het gereedschap verplaatst zich in ijlgang via de<br />
kortste weg naar “eindpunt X, Z”. IJlgangbewegingen kunnen worden<br />
uitgevoerd als de spil stilstaat.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt (diametermaat)<br />
8 Z eindpunt<br />
Voorbeeld: G0<br />
%0.nc<br />
[G0]<br />
N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X120 Z2<br />
N3 G819 P5 I1 K0.3<br />
N4 G0 X80 Z2<br />
N5 G1 Z-15 B-1<br />
N6 G1 X102 B2<br />
N7 G1 Z-22<br />
N8 G1 X90 Zi-12 B1<br />
N9 G1 Zi-6<br />
N10 G1 X100 A80 B-1<br />
N11 G1 Z-47<br />
N12 G1 X120<br />
N13 G80<br />
EINDE<br />
290 6 DIN-programmering
Gereedschapswisselpositie G14<br />
De slede verplaatst zich in ijlgang naar de gereedschapswisselpositie.<br />
De coördinaten van de wisselpositie legt u in de instelwerkstand vast.<br />
(zie “Gereedschapswisselpositie instellen” op bladzijde 52).<br />
Parameters<br />
8 Q Volgorde (default: 0): bepaalt het verloop van de verplaatsingen<br />
„ Q=0: diagonale verplaatsing<br />
„ Q=1: eerst in X-, dan in Z-richting<br />
„ Q=2: eerst in Z-, dan in X-richting<br />
„ Q=3: alleen in X-richting, Z blijft onveranderd<br />
„ Q=4: alleen in Z-richting, X blijft onveranderd<br />
Een G14 wordt in de elementaire functies “ijlgang in<br />
machinecoördinaten G701” omgezet. Bij G701 is het<br />
“eindpunt X, Z” gerelateerd aan het machinenulpunt. Het<br />
referentiepunt voor de slede geldt als sledereferentiepunt.<br />
Voorbeeld: G14<br />
%14.nc<br />
[G14]<br />
N1 G14 Q0<br />
N2 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N3 G0 X0 Z2<br />
N.. . . .<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 291<br />
6.4 Gereedschapsverplaatsingen zonder bewerking
6.5 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen<br />
6.5 Enkelvoudige lineaire<br />
verplaatsingen en cirkelbogen<br />
Lineaire verplaatsing G1<br />
Geometriefunctie: met G1 wordt een baan in een<br />
contourbeschrijving vastgelegd.<br />
Bewerkingsfunctie: het gereedschap verplaatst zich lineair met<br />
aanzetsnelheid naar het “eindpunt X, Z”.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt (diametermaat)<br />
8 Z eindpunt<br />
8 A hoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />
8 B afkanting/afronding: aan het einde van de lineaire baan kan een<br />
afkanting/afronding of een “tangentiële” overgang naar het<br />
volgende contourelement worden vastgelegd.<br />
„ Geen invoer: tangentiële overgang<br />
„ B=0: niet-tangentiële overgang<br />
„ B>0: afrondingsradius<br />
„ B
Cirkelboog G2, G3 – incrementele<br />
middelpuntmaat<br />
Geometriefunctie: met G2/G3 wordt een cirkelboog in een<br />
contourbeschrijving vastgelegd.<br />
Bewerkingsfunctie: het gereedschap verplaatst zich in een cirkel met<br />
aanzetsnelheid naar het “eindpunt”.<br />
De rotatierichting ziet u in het helpscherm.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 293<br />
6.5 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen
6.5 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen<br />
Parameters G2, G3<br />
8 X eindpunt (diametermaat)<br />
8 Z eindpunt<br />
8 R radius<br />
8 I middelpunt incrementeel – (afstand tussen startpunt en<br />
middelpunt; diametermaat)<br />
8 K middelpunt incrementeel – (afstand tussen startpunt en<br />
middelpunt)<br />
8 Q snijpunt (default: Q=0): legt het eindpunt vast als er twee<br />
oplossingen mogelijk zijn (zie helpscherm)<br />
8 B afkanting/afronding: aan het einde van de cirkelboog kan een<br />
afkanting/afronding of een “tangentiële” overgang naar het<br />
volgende contourelement worden vastgelegd.<br />
„ Geen invoer: tangentiële overgang<br />
„ B=0: niet-tangentiële overgang<br />
„ B>0: afrondingsradius<br />
„ B
Cirkelboog G12, G13 – absolute middelpuntmaat<br />
Geometriefunctie: met G12/G13 wordt een cirkelboog in een<br />
contourbeschrijving vastgelegd.<br />
Bewerkingsfunctie: het gereedschap verplaatst zich in een cirkel met<br />
aanzetsnelheid naar het “eindpunt”.<br />
De rotatierichting ziet u in het helpscherm.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 295<br />
6.5 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen
6.5 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen<br />
Parameters G12, G13<br />
8 X eindpunt (diametermaat)<br />
8 Z eindpunt<br />
8 R radius<br />
8 I middelpunt absoluut – (diametermaat)<br />
8 K middelpunt absoluut<br />
8 Q snijpunt (default: Q=0): legt het eindpunt vast als er twee<br />
oplossingen mogelijk zijn (zie helpscherm)<br />
8 B afkanting/afronding: aan het einde van de cirkelboog kan een<br />
afkanting/afronding of een “tangentiële” overgang naar het<br />
volgende contourelement worden vastgelegd.<br />
„ Geen invoer: tangentiële overgang<br />
„ B=0: niet-tangentiële overgang<br />
„ B>0: afrondingsradius<br />
„ B
6.6 Aanzet, toerental<br />
Toerentalbegrenzing G26/G126<br />
G26: Toerentalbegrenzing hoofdspil<br />
G126: toerentalbegrenzing spil 1 (aangedreven gereedschap)<br />
De toerentalbegrenzing blijft actief totdat ze door een nieuwe G26/<br />
G126 wordt vervangen.<br />
Parameters<br />
8 S toerental: maximumtoerental<br />
„ De toerentalbegrenzing blijft gelden, zelfs wanneer het<br />
DIN-programma wordt beëindigd en u “Programmauitvoering”<br />
verlaat. U kunt in het “S, F, T menu” of via<br />
parameters een nieuwe toerentalbegrenzing instellen.<br />
„ Als het bij G26/G126 geprogrammeerde toerental hoger<br />
is dan het toerental dat in machineparameter<br />
“Algemene parameters spil absoluut max. toerental” is<br />
ingesteld, geldt de begrenzing van de parameter.<br />
Intermitterende aanzet G64<br />
Met G64 wordt de geprogrammeerde aanzet kort onderbroken. Deze<br />
functie wordt toegepast om te garanderen dat het spaanbreken<br />
ononderbroken plaatsvindt.<br />
G64 zonder parameters schakelt de intermitterende aanzet weer uit.<br />
Parameters<br />
8 E pauzeduur: bereik: 0,01s < E < 999s<br />
8 F aanzettijd: De snelheid van de slede wordt opgevoerd tot de<br />
geprogrammeerde aanzet. Aan het einde van deze periode wordt de<br />
snelheid tot “aanzet nul” teruggebracht.<br />
bereik: 0,01s < E < 999s<br />
Voorbeeld: G26, G126<br />
%26.nc<br />
[G26, G126]<br />
N1 G14 Q0<br />
N1 G26 S2000<br />
N2 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N3 G0 X0 Z2<br />
N4 . . .<br />
EINDE<br />
Voorbeeld: G64<br />
%64.nc<br />
[G64]<br />
N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N2 G64 E0.1 F1<br />
N3 G0 X0 Z2<br />
N4 G42<br />
N5 G1 Z0<br />
N6 G1 X20 B-0.5<br />
N7 G1 Z-12<br />
N8 G1 Z-24 A20<br />
N9 G1 X48 B6<br />
N10 G1 Z-52 B8<br />
N11 G1 X80 B4 E0.08<br />
N12 G1 Z-60<br />
N13 G1 X82 G40<br />
N14 G64<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 297<br />
6.6 Aanzet, toerental
6.6 Aanzet, toerental<br />
Aanzet per tand G193<br />
Met G193 wordt de aanzet afhankelijk van het aantal tanden van de<br />
frees vastgelegd.<br />
Parameters<br />
8 F aanzet per tand in mm/tand of inch/tand<br />
Aanzet constant G94 (aanzet per minuut)<br />
Met G94 wordt de aanzet onafhankelijk van de aandrijving vastgelegd.<br />
Parameters<br />
8 F aanzet per minuut in mm/min resp. inch/min<br />
Aanzet per omwenteling G95/G195<br />
Met G95/G195 wordt de aanzet afhankelijk van de aandrijving<br />
vastgelegd.<br />
Parameters<br />
De actuele waarde toont de aanzet in mm/omw.<br />
G95: referentie – toerental van de hoofdspil.<br />
G195: referentie – toerental van spil 1 (aangedreven<br />
gereedschap).<br />
8 F aanzet per omwenteling in mm/omwenteling resp. inch/<br />
omwenteling<br />
Voorbeeld: G193<br />
%193.nc<br />
[G193]<br />
N1 M5<br />
N2 T71 G197 S1010 G193 F0.08 M104<br />
N3 M14<br />
N4 G152 C30<br />
N5 G110 C0<br />
N6 G0 X122 Z-50<br />
N7 G744 X122 Z-50 ZE-50 C0 Wi90 Q4<br />
N8 G792 K30 A0 X100 J11 P5 F0.15<br />
N9 M15<br />
EINDE<br />
Voorbeeld: G94<br />
%94.nc<br />
298 6 DIN-programmering<br />
[G94]<br />
N1 G14 Q0<br />
N2 T3 G94 F2000 G97 S1000 M3<br />
N3 G0 X100 Z2<br />
N4 G1 Z-50<br />
N5 . . .<br />
EINDE<br />
Voorbeeld: G95, G195<br />
%95.nc<br />
[G95, G195]<br />
N1 G14 Q0<br />
N2 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N3 G0 X0 Z2<br />
N5 G1 Z0<br />
N6 G1 X20 B-0.5<br />
N7 . . .<br />
EINDE
Constante snijsnelheid G96 / G196<br />
G96/G196 definieert een constante snijsnelheid.<br />
G96: het spiltoerental van de hoofdspil is afhankelijk van de Xpositie<br />
van de gereedschapspunt.<br />
G196: het spiltoerental is afhankelijk van de diameter van het<br />
gereedschap.<br />
Parameters<br />
8 S snijsnelheid in m/min resp. ft/min<br />
Toerental G97/G197<br />
G97/G197 definieert een constant toerental.<br />
G97: voor de hoofdspil<br />
G197: voor spil 1 (aangedreven gereedschap)<br />
Parameters<br />
8 S toerental in omwentelingen per minuut<br />
Voorbeeld: G96, G196<br />
%96.nc<br />
[G96, G196]<br />
N1 T3 G195 F0.25 G196 S200 M3<br />
N2 G0 X0 Z2<br />
N3 G42<br />
N4 G1 Z0<br />
N5 G1 X20 B-0.5<br />
N6 G1 Z-12<br />
N7 G1 Z-24 A20<br />
N8 G1 X48 B6<br />
N9 G1 Z-52 B8<br />
N10 G1 X80 B4 E0.08<br />
N11 G1 Z-60<br />
N12 G1 X82 G40<br />
EINDE<br />
Voorbeeld: G97, G197<br />
%97.nc<br />
[G97, G197]<br />
N1 G14 Q0<br />
N2 T3 G95 F0.25 G97 S1000 M3<br />
N3 G0 X0 Z2<br />
N5 G1 Z0<br />
N6 G1 X20 B-0.5<br />
N7 . . .<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 299<br />
6.6 Aanzet, toerental
6.7 Snijkant- en freesradiuscompensatie<br />
6.7 Snijkant- en<br />
freesradiuscompensatie<br />
Basisprincipes<br />
Snijkantradiuscompensatie (SRC)<br />
Zonder SRC is de theoretische gereedschapspunt het referentiepunt<br />
voor de verplaatsingen. Dit leidt bij niet-asparallelle verplaatsingen tot<br />
onnauwkeurigheden. Met SRC worden geprogrammeerde<br />
verplaatsingen gecorrigeerd (zie “Snijkantradiuscompensatie (SRC)”<br />
op bladzijde 28).<br />
Bij “Q=0” reduceert SRC de aanzet bij cirkelbogen (G2, G3, G12, G13)<br />
en afrondingen, indien de “verschoven radius < oorspronkelijke<br />
radius”. Bij een afronding als overgang naar het volgende<br />
contourelement wordt de “speciale aanzet” gecorrigeerd.<br />
Gereduceerde aanzet = aanzet * (verschoven radius / oorspronkelijke<br />
radius)<br />
Freesradiuscompensatie (FRC)<br />
Zonder FRC is het middelpunt van de frees het referentiepunt bij<br />
verplaatsingen. Met FRC voert de <strong>MANUALplus</strong> de<br />
geprogrammeerde verplaatsingen gerelateerd aan de buitendiameter<br />
uit (zie“Freesradiuscompensatie (FRC)” op bladzijde 29).<br />
Contourgerelateerde steek-, verspanings- en freescycli bevatten<br />
SRC/FRC-oproepen. Daarom moet de SRC/FRC uitgeschakeld zijn, als<br />
u deze cycli oproept. – Indien van deze regel wordt afgeweken, wordt<br />
u hierop attent gemaakt.<br />
„ Indien "gereedschapsradius > contourradius", kunnen bij<br />
de SRC/FRC lussen ontstaan. Advies: maak gebruik van<br />
de nabewerkingscyclus G89 of de freescycli G793/<br />
G794.<br />
„ FRC niet selecteren bij de aanzet naar het<br />
bewerkingsvlak selecteren.<br />
„ Let bij het oproepen van subprogramma's op het<br />
volgende: schakel SRC/FRC<br />
„ uit in het subprogramma waarin deze functie is<br />
ingeschakeld.<br />
„ uit in het hoofdprogramma, wanneer deze functie<br />
daarin is ingeschakeld.<br />
300 6 DIN-programmering
Basis-werkwijze van de SRC/FRC<br />
N.. . . .<br />
N.. G0 X10 Z10<br />
N.. G41 G0 Z20 [verplaatsing: van X10/Z10 naar X10+SRC/<br />
X20+SRC]<br />
N.. G1 X20 [de verplaatsing is met SRC “verschoven”]<br />
N.. G40 G0 X30 Z30 [verplaatsing: van X20+SRC/Z20+SRC<br />
naar X30/X30]<br />
N.. . . .<br />
G40: SRC, FRC uitschakelen<br />
„ de SRC/FRC is tot en met de regel vóór G40 actief<br />
„ In de regel met G40 of in de regel na G40 is een lineaire verplaatsing<br />
toegestaan (G14 is niet toegestaan)<br />
G41/G42: SRC, FRC inschakelen<br />
„ In de regel met G41/G42 of na de regel met G41/G42 moet een<br />
lineaire verplaatsing (G0/G1) worden geprogrammeerd<br />
„ vanaf de volgende verplaatsing wordt rekening gehouden met SRC/<br />
FRC<br />
G41: bewerking aan binnenzijde (bij verplaatsingsrichting –Z) –<br />
correctie van de snijkant-/freesradius in verplaatsingsrichting links van<br />
de contour<br />
G42: bewerking aan buitenzijde (bij verplaatsingsrichting –Z) –<br />
correctie van de snijkant-/freesradius in verplaatsingsrichting rechts<br />
van de contour<br />
Parameters<br />
8 Q vlak(default: 0)<br />
„ Q=0: SRC op te draaien vlak (XZ-vlak)<br />
„ Q=1: FRC op eindvlak (XC-vlak)<br />
„ Q=2: FRC op mantelvlak (ZC-vlak)<br />
8 H uitvoer (default: 0)<br />
„ H=0: opeenvolgende gedeeltes die elkaar snijden, worden niet<br />
bewerkt<br />
„ H=1: de complete contour wordt bewerkt – ook wanneer<br />
gedeeltes elkaar snijden<br />
8 O aanzetreductie uit (default: 0)<br />
„ O=0: aanzetreductie actief<br />
„ O=1: geen aanzetreductie<br />
Voorbeeld: G40, G41, G42<br />
%40.nc<br />
[G40, G41, G42]<br />
N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X0 Z2<br />
N3 G42<br />
N4 G1 Z0<br />
N5 G1 X20 B-0.5<br />
N6 G1 Z-12<br />
N7 G1 Z-24 A20<br />
N8 G1 X48 B6<br />
N9 G1 Z-52 B8<br />
N10 G1 X80 B4 E0.08<br />
N11 G1 Z-60<br />
N12 G1 X82 G40<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 301<br />
6.7 Snijkant- en freesradiuscompensatie
6.8 correcties<br />
6.8 correcties<br />
(Veranderen van) snijkantcorrectie G148<br />
De <strong>MANUALplus</strong> beschikt over 3 slijtagecorrectiewaarden voor<br />
steekgereedschap (DX, DZ, DS). Met “O” bepaalt u met welke<br />
slijtagecorrecties rekening wordt gehouden.<br />
Bij de programmastart en na een T-commando zijn DX, DZ actief (G148<br />
O0). De met G148 gekozen correctiewaarden gelden tot het volgende<br />
T-commando of tot het einde van het programma.<br />
De toekenning van de correctiewaarden DX, DZ en DS aan de<br />
snijkantzijden van het steekgereedschap legt u vast in<br />
“gereedschapsoriëntatie” (zie “Steek- en steekdraaigereedschap” op<br />
bladzijde 421).<br />
Parameters<br />
8 O selectie (default: 0)<br />
„ O=0: DX, DZ actief – DS inactief<br />
„ O=1: DS, DZ actief – DX inactief<br />
„ O=2: DX, DS actief – DZ inactief<br />
De steekcycli G861..G868 houden automatisch rekening<br />
met de “juiste” slijtagecorrectie.<br />
Voorbeeld: G148<br />
%148.nc<br />
[G148]<br />
N1 T31 G95 F0.25 G96 S160 M3<br />
N2 G0 X62 Z2<br />
N3 G0 Z-29.8<br />
N4 G1 X50.4<br />
N5 G0 X62<br />
N6 G150<br />
N7 G1 Z-20.2<br />
N8 G1 X50.4<br />
N9 G0 X62<br />
N10 G151 [Groefsteken nabewerken]<br />
N11 G148 O0<br />
N12 G0 X62 Z-30<br />
N13 G1 X50<br />
N14 G0 X62<br />
N15 G150<br />
N16 G148 O2<br />
N17 G1 Z-20<br />
N18 G1 X50<br />
N19 G0 X62<br />
EINDE<br />
302 6 DIN-programmering
Additieve correctie G149<br />
De <strong>MANUALplus</strong> beheert 16 gereedschapsonafhankelijke<br />
correctiewaarden met de aanduiding D901..D916. Deze<br />
correctiewaarden gelden naast de actieve slijtagecorrecties van het<br />
gereedschap.<br />
Additieve correcties gelden vanaf de regel waarin G149 is<br />
geprogrammeerd en blijven actief tot<br />
„ de volgende “G149 D900”<br />
„ de volgende gereedschapswissel<br />
„ het programma-einde.<br />
Parameters<br />
8 D additieve correctie (default: D900):<br />
„ D900: schakelt de additieve correctie uit<br />
„ D901..D916: activeert de additieve correctie<br />
Voorbeeld: G149<br />
%149.nc<br />
[G149]<br />
N1 T3 G96 S200 G95 F0.4 M4<br />
N2 G0 X62 Z2<br />
N3 G89<br />
N4 G42<br />
N5 G0 X27 Z0<br />
N6 G1 X30 Z-1.5<br />
N7 G1 Z-25<br />
N8 G149 D901<br />
N9 G1 X40 B-1<br />
N10 G1 Z-50<br />
N11 G149 D902<br />
N12 G1 X50 B-1<br />
N13 G1 Z-75<br />
N14 G149 D900<br />
N15 G1 X60 B-1<br />
N16 G1 Z-80<br />
N17 G1 X62<br />
N18 G80<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 303<br />
6.8 correcties
6.8 correcties<br />
Compensatie rechter gereedschapspunt G150<br />
Compensatie linker gereedschapspunt G151<br />
Bij steekgereedschap legt u met “Gereedschapsoriëntatie” de rechter<br />
of linker snijkantzijde als gereedschapsreferentiepunt vast (zie “Steek-<br />
en steekdraaigereedschap” op bladzijde 421). Met G150/G151 wordt<br />
het referentiepunt omgeschakeld.<br />
G150: referentiepunt rechter gereedschapspunt<br />
G151: referentiepunt linker gereedschapspunt.<br />
G150/G151 geldt vanaf de regel waarin het wordt geprogrammeerd en<br />
blijft actief tot<br />
„ de volgende gereedschapswissel<br />
„ het programma-einde.<br />
Voorbeeld: G150, G151<br />
%148.nc<br />
[G148]<br />
N1 T31 G95 F0.25 G96 S160 M3<br />
N2 G0 X62 Z2<br />
N3 G0 Z-29.8<br />
N4 G1 X50.4<br />
N5 G0 X62<br />
N6 G150<br />
N7 G1 Z-20.2<br />
N8 G1 X50.4<br />
N9 G0 X62<br />
N10 G151 [Groefsteken nabewerken]<br />
N11 G148 O0<br />
N12 G0 X62 Z-30<br />
N13 G1 X50<br />
N14 G0 X62<br />
N15 G150<br />
N16 G148 O2<br />
N17 G1 Z-20<br />
N18 G1 X50<br />
N19 G0 X62<br />
EINDE<br />
304 6 DIN-programmering
6.9 Nulpuntverschuivingen<br />
Nulpuntverschuiving G51<br />
Met G51 wordt het werkstuknulpunt met “Z” (of “X”) verschoven. De<br />
verschuiving geldt ten opzichte van het werkstuknulpunt dat tijdens<br />
instelbedrijf is vastgelegd.(zie “Werkstuknulpunt definiëren” op<br />
bladzijde 50).<br />
Het referentiepunt blijft het werkstuknulpunt dat tijdens instelbedrijf is<br />
vastgelegd, ook als u G51 meermaals programmeert.<br />
Een met G51 ingesteld werkstuknulpunt geldt tot het programmaeinde<br />
of totdat het door andere nulpuntverschuivingen wordt<br />
opgeheven.<br />
Parameters<br />
8 X verschuiving (diametermaat)<br />
8 Z verschuiving<br />
Let op: botsingsgevaar!<br />
Cyclusprogrammering: bij DIN-macro’s wordt de<br />
nulpuntverschuiving aan het cycluseinde gereset. Gebruik<br />
daarom geen DIN-macro's met nulpuntverschuivingen<br />
voor de cyclusprogrammering.<br />
Voorbeeld: G51<br />
%51.nc<br />
[G51]<br />
N1 T30 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X62 Z-15<br />
N3 G862 Q0<br />
N4 G0 X60 Z-19.2327<br />
N5 G3 X58.5176 Z-20.1986 R1 I-1 K0<br />
N6 G1 X48 Z-21.6077 B1<br />
N7 G1 Z-28.3923 B1<br />
N8 G1 X58.5176 Z-29.8014<br />
N9 G3 X60 Z-30.7673 R1 I-0.2588 K-0.9659<br />
N10 G80<br />
N11 G51 Z-28<br />
N12 G0 X62 Z-15<br />
N13 G862 Q0<br />
N14 G0 X60 Z-19.2327<br />
N.. . . .<br />
N.. G80<br />
N.. G51 Z-56<br />
N.. . . .<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 305<br />
6.9 Nulpuntverschuivingen
6.9 Nulpuntverschuivingen<br />
Nulpuntverschuiving additief G56<br />
Met G56 wordt het werkstuknulpunt met “Z” (of “X”) verschoven. De<br />
verschuiving geldt ten opzichte van het actueel geldende<br />
werkstuknulpunt.<br />
Als u G56 meermaals programmeert, wordt de verschuiving altijd bij<br />
het op dat moment geldende werkstuknulpunt opgeteld.<br />
Parameters<br />
8 X verschuiving (diametermaat)<br />
8 Z verschuiving<br />
Met G51 of G59 worden additieve nulpuntverschuivingen<br />
opgeheven.<br />
Let op: botsingsgevaar!<br />
Cyclusprogrammering: bij DIN-macro’s wordt de<br />
nulpuntverschuiving aan het cycluseinde gereset. Gebruik<br />
daarom geen DIN-macro's met nulpuntverschuivingen<br />
voor de cyclusprogrammering.<br />
Voorbeeld: G56<br />
%56.nc<br />
[G56]<br />
N1 T30 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X62 Z-15<br />
N3 G862 Q0<br />
N4 G0 X60 Z-19.2327<br />
N5 G3 X58.5176 Z-20.1986 R1 I-1 K0<br />
N6 G1 X48 Z-21.6077 B1<br />
N7 G1 Z-28.3923 B1<br />
N8 G1 X58.5176 Z-29.8014<br />
N9 G3 X60 Z-30.7673 R1 I-0.2588 K-0.9659<br />
N10 G80<br />
N11 G56 Z-28<br />
N12 G0 X62 Z-15<br />
N13 G862 Q0<br />
N14 G0 X60 Z-19.2327<br />
N.. . . .<br />
N.. G80<br />
N.. G56 Z-28<br />
N.. . . .<br />
EINDE<br />
306 6 DIN-programmering
Nulpuntverschuiving absoluut G59<br />
Met G59 wordt het werkstuknulpunt op de positie “X, Z” ingesteld.<br />
Het nieuwe werkstuknulpunt geldt tot het programma-einde.<br />
Parameters<br />
8 X nulpuntverschuiving (diametermaat)<br />
8 Z nulpuntverschuiving<br />
Met G59 worden de tot op dit moment geldende<br />
nulpuntverschuivingen (door G51, G56 of G59)<br />
opgeheven.<br />
Let op: botsingsgevaar!<br />
Cyclusprogrammering: bij DIN-macro’s wordt de<br />
nulpuntverschuiving aan het cycluseinde gereset. Gebruik<br />
daarom geen DIN-macro's met nulpuntverschuivingen<br />
voor de cyclusprogrammering.<br />
Voorbeeld: G59<br />
%59.nc<br />
[G59]<br />
N1 G59 Z256<br />
N2 G14 Q0<br />
N3 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N4 G0 X62 Z2<br />
N5 . . .<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 307<br />
6.9 Nulpuntverschuivingen
6.10 Overmaten<br />
6.10 Overmaten<br />
Overmaat asparallel G57<br />
Met G57 worden verschillende overmaten in X en Z vastgelegd. G57<br />
wordt voor de steek- of verspaningscyclus geprogrammeerd.<br />
Parameters<br />
8 X overmaat X (diametermaat)<br />
8 Z overmaat Z<br />
Bij de volgende cycli wordt rekening gehouden met de overmaten:<br />
„ Verspaningscycli: G81, G817, G818, G819, G82, G827, G828, G829,<br />
G83<br />
„ Steekcycli G86x<br />
„ Steekdraaicycli: G81x, G82x<br />
Bij de cycli G81, G82 en G83 worden de overmaten niet gewist nadat<br />
de cyclus is uitgevoerd.<br />
Als de overmaten met G57 en in de cyclus zijn<br />
geprogrammeerd, gelden de volgende overmaten in de<br />
cyclus.<br />
Voorbeeld: G57<br />
%57.nc<br />
[G57]<br />
N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X120 Z2<br />
N3 G57 X0.2 Z0.5<br />
N4 G819 P5<br />
N5 G0 X80 Z2<br />
N6 G1 Z-15 B-1<br />
N7 G1 X102 B2<br />
N8 G1 Z-22<br />
N9 G1 X90 Zi-12 B1<br />
N10 G1 Zi-6<br />
N11 G1 X100 A80 B-1<br />
N12 G1 Z-47<br />
N13 G1 X120<br />
N14 G80<br />
EINDE<br />
308 6 DIN-programmering
Overmaat parallel (equidistant) aan contour G58<br />
Met G58 wordt een overmaat parallel aan de contour ingesteld. G58<br />
wordt voor de steek- of verspaningscyclus geprogrammeerd.<br />
Parameter<br />
8 P overmaat<br />
Bij cyclus G89 is een negatieve overmaat toegestaan.<br />
Bij de volgende cycli wordt rekening gehouden met de overmaten:<br />
„ Verspaningscycli: G817, G818, G819, G827, G828, G829, G83<br />
„ Steekcycli: G86x<br />
„ Steekdraaicycli: G81x, G82x<br />
Bij cyclus G83 worden de overmaten niet gewist nadat de cyclus is<br />
uitgevoerd.<br />
Als de overmaat met G58 en in de cyclus is<br />
geprogrammeerd, geldt de cyclusovermaat.<br />
Voorbeeld: G58<br />
%58.nc<br />
[G58]<br />
N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X120 Z2<br />
N3 G58 P2<br />
N4 G819 P5<br />
N5 G0 X80 Z2<br />
N6 G1 Z-15 B-1<br />
N7 G1 X102 B2<br />
N8 G1 Z-22<br />
N9 G1 X90 Zi-12 B1<br />
N10 G1 Zi-6<br />
N11 G1 X100 A80 B-1<br />
N12 G1 Z-47<br />
N13 G1 X120<br />
N14 G80<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 309<br />
6.10 Overmaten
6.11 Contourgerelateerde draaicycli<br />
6.11 Contourgerelateerde draaicycli<br />
Contourbeschrijving<br />
Bij de contourgerelateerde cycli (draai-, steek en steekdraaicycli) volgt<br />
de onderstaande contourbeschrijving nadat de cyclus is opgeroepen:<br />
„ met een G0-commando wordt het beginpunt van het<br />
contourgedeelte vastgelegd<br />
„ het contourgedeelte wordt met G1-, G2-, G3-, G12- en G13commando’s<br />
beschreven<br />
„ De beschrijving van de contour wordt afgesloten met G80.<br />
Cycluseinde G80<br />
M et G80 wordt de contourbeschrijving na afspaan-, steek- en<br />
draaduitloopcycli beëindigd. Behalve G80 mag er geen andere functie<br />
in deze regel staan.<br />
310 6 DIN-programmering
Vlakcyclus langs G817/G818<br />
Met deze cycli wordt het contourgedeelte dat wordt beschreven met<br />
de gereedschapspositie en de contourbeschrijving in de volgende<br />
regels overlangszonder insteken verspaand (zie<br />
“Contourbeschrijving” op bladzijde 310).<br />
Parameters G817, G818<br />
8 X snedebegrenzing (diametermaat): er wordt tot de<br />
“snedebegrenzing” verspaand.<br />
8 P maximale aanzet: de snede-opdeling wordt zodanig berekend dat<br />
een “nadraaisnede” overbodig is en de aanzet
6.11 Contourgerelateerde draaicycli<br />
Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />
„ De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de verspanings- en aanzetrichting aan de<br />
hand van de actuele gereedschapspositie ten opzichte van het<br />
beginpunt/eindpunt van het contourgedeelte.<br />
„ Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus:<br />
„ G817: Cyclusstartpunt Z; laatste vrijzetdiameter X<br />
„ G818: startpunt van de cyclus<br />
„ Neergaande contourelementen worden niet bewerkt.<br />
„ Het gereedschap moet buiten het ingestelde<br />
contourgedeelte staan.<br />
„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />
„ Er wordt rekening gehouden met G57/G58-overmaten,<br />
als “I, K” niet geprogrammeerd worden. Nadat de<br />
cyclus is uitgevoerd, worden de overmaten gewist.<br />
„ Veiligheidsafstand na een snede: Parameters<br />
“Actuele parameters – Bewerking –<br />
Veiligheidsafstanden”<br />
Voorbeeld: G817, G818<br />
%817.nc<br />
[G817, G818]<br />
N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X120 Z2<br />
N3 G818 P5 H2 I1 K0.3<br />
N4 G0 X60 Z2<br />
N5 G1 Z-15<br />
N6 G1 X82 B2<br />
N7 G1 X90 Zi-15<br />
N8 G80<br />
N9 G0 X120 Z-28<br />
N10 G817 X90 P4 H0 I1 K0.3<br />
N11 G0 X90 Z-28<br />
N12 G1 Z-45 B-3<br />
N13 G1 X102 B2<br />
N14 G1 X120 A30<br />
N15 G80<br />
EINDE<br />
312 6 DIN-programmering
Vlakcyclus langs met insteken G819<br />
Met deze cyclus wordt het contourgedeelte dat wordt beschreven<br />
met de gereedschapspositie en de contourbeschrijving in de volgende<br />
regels overlangs met insteken verspaand (zie “Contourbeschrijving”<br />
op bladzijde 310).<br />
Parameters<br />
8 X snedebegrenzing (diametermaat): er wordt tot de<br />
“snedebegrenzing” verspaand.<br />
8 P maximale aanzet: de snede-opdeling wordt zodanig berekend dat<br />
een “nadraaisnede” overbodig is en de aanzet
6.11 Contourgerelateerde draaicycli<br />
Vlakcyclus dwars G827/G828<br />
Met deze cyclus wordt het contourgedeelte dat wordt beschreven<br />
met de gereedschapspositie en de contourbeschrijving in de volgende<br />
regels overdwars zonder insteken verspaand (zie<br />
“Contourbeschrijving” op bladzijde 310).<br />
Parameters<br />
8 Z snedebegrenzing: er wordt tot de “snedebegrenzing” verspaand.<br />
8 P maximale aanzet: de snede-opdeling wordt zodanig berekend dat<br />
een “nadraaisnede” overbodig is en de aanzet
Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />
„ De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de verspanings- en aanzetrichting aan de<br />
hand van de actuele gereedschapspositie ten opzichte van het<br />
beginpunt/eindpunt van het contourgedeelte.<br />
Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus:<br />
„ G827: cyclusstartpunt X; laatste vrijzetcoördinaat in Z<br />
„ G828: startpunt van de cyclus<br />
„ Neergaande contourelementen worden niet bewerkt.<br />
„ Het gereedschap moet buiten het ingestelde<br />
contourgedeelte staan.<br />
„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />
„ Er wordt rekening gehouden met G57/G58-overmaten,<br />
als “I, K” niet geprogrammeerd worden. Nadat de<br />
cyclus is uitgevoerd, worden de overmaten gewist.<br />
„ Veiligheidsafstand na een snede: Parameters<br />
“Actuele parameters – Bewerking –<br />
Veiligheidsafstanden”<br />
Voorbeeld: G827, 828<br />
%827.nc<br />
[G827, G828]<br />
N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X120 Z2<br />
N3 G827 Z-15 P5 H0 I1 K0.3<br />
N4 G0 X120 Z-15<br />
N5 G1 X62 B3<br />
N6 G1 Z-8 B2<br />
N7 G1 X40 B-2<br />
N8 G1 Z0 B-2<br />
N9 G1 X30<br />
N10 G80<br />
N11 G0 X120 Z-15<br />
N12 G828 Z-38 P4 H1 I1 K0.3<br />
N13 G0 X120 Z-38<br />
N14 G1 X103 B-3<br />
N15 G1 Z-25<br />
N16 G1 Z-15 A195 B2<br />
N17 G1 X80<br />
N18 G80<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 315<br />
6.11 Contourgerelateerde draaicycli
6.11 Contourgerelateerde draaicycli<br />
Vlakcyclus dwars met insteken G829<br />
Met deze cyclus wordt het contourgedeelte dat wordt beschreven<br />
met de gereedschapspositie en de contourbeschrijving in de volgende<br />
regels overdwars met insteken verspaand (zie “Contourbeschrijving”<br />
op bladzijde 310).<br />
Parameters<br />
8 Z snedebegrenzing: er wordt tot de “snedebegrenzing” verspaand.<br />
8 P maximale aanzet: de snede-opdeling wordt zodanig berekend dat<br />
een “nadraaisnede” overbodig is en de aanzet
Voorbewerken parallel aan contour G836<br />
Met G836 worden werkstukgedeeltes parallel aan de contour<br />
verspaand. Het contourstartpunt wordt ofwel in de cyclus met „X, Z“<br />
ofwel in regel G0 na de cyclusoproep gedefinieerd. In de volgende<br />
regels van G836 wordt het contourgedeelte beschreven. Met G80<br />
wordt de contourbeschrijving beëindigd.<br />
Parameters<br />
8 X startpunt (diametermaat)<br />
8 Z startpunt<br />
8 P maximale aanzet: De aanzetdiepte wordt afhankelijk van "J"<br />
verwerkt. De snede-opdeling wordt zodanig berekend dat een<br />
“nadraaisnede” overbodig is<br />
„ J=0: P is de maximale aanzet. De cyclus reduceert de<br />
aanzetdiepte, als de geprogrammeerde aanzetdiepte op grond<br />
van de snijkantgeometrie in dwars- of langsrichting niet mogelijk<br />
is .<br />
„ J>0: P is de aanzetdiepte. Deze aanzet wordt in langs- en<br />
dwarsrichting toegepast.<br />
8 I overmaat X (diametermaat) – (default: 0)<br />
8 K overmaat Z (default: 0)<br />
8 J Overmaat van onbewerkt werkstuk – de cyclus verspaant<br />
„ J=0: vanaf gereedschapspositie<br />
„ J>0: het door de overmaat van het onbewerkte werkstuk<br />
beschreven gedeelte<br />
8 Q Voorbewerken overdwars (default: 0): langs- of dwarsbewerking<br />
„ Q=0: langsbewerking<br />
„ Q=1: dwarsbewerking<br />
Voorbeeld: G836<br />
%836.nc<br />
[G836]<br />
N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X120 Z2<br />
N3 G836 P4 I1 K0.3<br />
N4 G0 X80 Z0<br />
N5 G1 Z-15 B-1<br />
N6 G1 X102 B2<br />
N7 G1 Z-22<br />
N8 G1 X90 Zi-12 B1<br />
N9 G1 Zi-6<br />
N10 G1 X100 A80 B-1<br />
N11 G1 Z-47<br />
N12 G1 X110<br />
N13 G0 Z2<br />
N14 G80<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 317<br />
6.11 Contourgerelateerde draaicycli
6.11 Contourgerelateerde draaicycli<br />
Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />
„ De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de verspanings- en aanzetrichting aan de<br />
hand van de actuele gereedschapspositie ten opzichte van het<br />
beginpunt/eindpunt van het contourgedeelte.<br />
„ Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: startpunt van de<br />
cyclus<br />
„ Het gereedschap moet aan het begin van de cyclus<br />
buiten het ingestelde contourgedeelte staan.<br />
„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />
„ Er wordt rekening gehouden met G57/G58-overmaten,<br />
als “I, K” niet geprogrammeerd worden. Nadat de<br />
cyclus is uitgevoerd, worden de overmaten gewist.<br />
„ Veiligheidsafstand na een snede: Parameters<br />
“Actuele parameters – Bewerking –<br />
Veiligheidsafstanden”<br />
„ Bij overmaat van onbewerkt werkstuk J>0: Gebruik<br />
als “aanzetdiepte P” de kleinere aanzet, als op grond<br />
van de snijkantgeometrie de maximale aanzet in langsen<br />
dwarsrichting verschillend zijn.<br />
„ De cyclusparameter overmaat van onbewerkt werkstuk<br />
J is vanaf NC-softwareversies 507 807-16 resp.<br />
526 488-08 beschikbaar. Bij de voorgaande<br />
softwareversies verspaant de cyclus vanaf de<br />
gereedschapspositie.<br />
318 6 DIN-programmering
Nabewerken contour G89<br />
Met G89 wordt het in de volgende regels beschreven contourgedeelte<br />
nabewerkt (zie “Contourbeschrijving” op bladzijde 310).<br />
In de NC-regel na G89 wordt met een G41-/G42-commando (zonder<br />
parameters) de SRC geactiveerd en de positie van het gereedschap<br />
vastgelegd (referentie: richting van de contour):<br />
„ G41: gereedschap rechts van de contour<br />
„ G42: gereedschap links van de contour<br />
De <strong>MANUALplus</strong> schakelt de SRC aan het cycluseinde uit. Als u geen<br />
G41/G42 programmeert, wordt de SRC niet geactiveerd.<br />
Parameters<br />
8 B afkanting/afronding aan het begin van het contourgedeelte<br />
„ B>0: Afrondingsradius<br />
„ B0: gereedschap komt met K vrij<br />
8 J elementpositie: als het contourgedeelte met een afkanting/<br />
afronding begint, definieert J de positie van het “denkbeeldige<br />
referentie-element“ (default: 1)<br />
referentie-element:<br />
„ J=1: verticaal element in +X-richting<br />
„ J=–1: verticaal element in –X-richting<br />
„ J=2: horizontaal element in +Z-richting<br />
„ J=–2: horizontaal element in –Z-richting<br />
Overmaten: Met overmaat G58 wordt rekening<br />
gehouden als I niet in de cyclus is aangegeven. Nadat de<br />
cyclus is uitgevoerd, wordt de overmaat gewist<br />
Voorbeeld: G89<br />
%89.nc<br />
[G89]<br />
N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X70 Z2<br />
N3 G89 B-2 I2 K1 J1<br />
N4 G42<br />
N5 G0 X40 Z0<br />
N6 G1 Z-20 B3<br />
N7 G1 X60 B-2<br />
N8 G1 Z-32<br />
N9 G25 H5 W30<br />
N10 G1 X70<br />
N11 G80<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 319<br />
6.11 Contourgerelateerde draaicycli
6.12 Eenvoudige draaicycli<br />
6.12 Eenvoudige draaicycli<br />
Voorbewerken overlangs G81<br />
Met G81 wordt het contourgedeelte in langsrichting verspaand dat<br />
wordt beschreven met de actuele gereedschapspositie en “X, Z”.<br />
Parameters<br />
8 X beginpunt van het contourgedeelte (diametermaat)<br />
8 Z eindpunt van het contourgedeelte<br />
8 I maximale aanzet in X: de snede-opdeling wordt zodanig berekend<br />
dat een “nadraaisnede” overbodig is en de berekende aanzet 0: met afdraaien van de contour<br />
„ I
Voorbewerken overdwars G82<br />
Met G82 wordt het contourgedeelte in dwarsrichting verspaand dat<br />
wordt beschreven met de actuele gereedschapspositie en “X, Z”.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt van het contourgedeelte (diametermaat)<br />
8 Z beginpunt van het contourgedeelte<br />
8 I verspringing: aanzet in Z (default: 0)<br />
8 K maximale aanzet in X: de snede-opdeling wordt zodanig berekend<br />
dat een “nadraaisnede” overbodig is en de berekende aanzet 0: met afdraaien van de contour<br />
„ K
6.12 Eenvoudige draaicycli<br />
Enkelvoudige contourherhalingscyclus G83<br />
Met G83 wordt meermaals de in de volgende regels<br />
geprogrammeerde “bewerkingscyclus” uitgevoerd. In de<br />
bewerkingscyclus zijn enkelvoudige verplaatsingen of cycli (zonder<br />
contourbeschrijving) toegestaan. De bewerkingscyclus wordt<br />
afgesloten met G80.<br />
“X, Z” definieert het startpunt van de contour. G83 begint met de<br />
cyclusbewerking vanaf de gereedschapspositie. Voorafgaand aan elke<br />
snede zet de cyclus aan met de in “I, K” ingestelde waarde. Daarna<br />
voert de cyclus de bewerking uit die in de volgende regels is<br />
vastgelegd. De afstand tussen gereedschapspositie en startpunt van<br />
de contour geldt als “overmaat”. G83 herhaalt dit, totdat het<br />
“startpunt” is bereikt.<br />
G83 wordt gebruikt:<br />
„ voor verspaning van werkstukgedeeltes parallel aan de contour<br />
(voorbewerken van voorgevormde onbewerkte werkstukken).<br />
„ voor herhaling van bewerkingen (bijv. spiebaansteken).<br />
Parameters<br />
8 X startpunt (diametermaat)<br />
8 Z startpunt<br />
8 I maximale aanzet in X-richting (I zonder voorteken invoeren)<br />
8 K maximale aanzet in Z-richting (K zonder voorteken invoeren)<br />
Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />
„ Als het aantal benodigde aanzetten in X- en Z-richting verschillend is,<br />
wordt eerst in beide richtingen met de geprogrammeerde waarden<br />
gewerkt. Wanneer de eindwaarde in een van deze richtingen is<br />
bereikt, vindt er in deze richting geen aanzet meer plaats.<br />
„ De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de verspanings- en aanzetrichting aan de<br />
hand van de actuele gereedschapspositie ten opzichte van het<br />
beginpunt van het contourgedeelte.<br />
„ Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: Contourstartpunt<br />
„ G83 mag niet worden genest, zelfs niet via het<br />
oproepen van subprogramma's.<br />
„ Het gereedschap moet aan het begin van de cyclus<br />
buiten het ingestelde contourgedeelte staan.<br />
„ Snijkantradiuscorrectie: wordt niet uitgevoerd. U kunt<br />
de SRC afzonderlijk programmeren.<br />
„ Overmaten: met overmaten G57 wordt rekening<br />
gehouden. Met een overmaat G58 wordt rekening<br />
gehouden, wanneer SRC actief is. De overmaten blijven<br />
actief nadat de cyclus is uitgevoerd.<br />
Let op: Botsingsgevaar !<br />
Na een snede keert het gereedschap diagonaal terug, om<br />
voor de volgende snede aan te zetten. Als er<br />
botsingsgevaar bestaat, moet u een extra ijlgangbaan<br />
programmeren om botsing te voorkomen.<br />
Voorbeeld: G83<br />
%83.nc<br />
[G83]<br />
N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X120 Z2<br />
N3 G83 X80 Z0 I4 K0.3<br />
N4 G0 X80 Z0<br />
N5 G1 Z-15 B-1<br />
N6 G1 X102 B2<br />
N7 G1 Z-22<br />
N8 G1 X90 Zi-12 B1<br />
N9 G1 Zi-6<br />
N10 G1 X100 A80 B-1<br />
N11 G1 Z-47<br />
N12 G1 X110<br />
N13 G0 Z2<br />
N14 G80<br />
EINDE<br />
322 6 DIN-programmering
Baan met radius G87<br />
Met G87 worden overgangsradiussen voor haakse, asparallelle<br />
binnen- en buitenhoeken gemaakt. Het voorgaande verticale of<br />
horizontale element wordt bewerkt, wanneer het gereedschap voor<br />
de uitvoering van de cyclus op de X- of Z-coördinaat van het hoekpunt<br />
staat. De radiussen worden in één snede bewerkt.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de richting van de afronding op basis van de<br />
“gereedschapsoriëntatie” (zie “Draaigereedschap” op bladzijde 419).<br />
Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: eindpunt van de<br />
afronding<br />
Parameters<br />
8 X hoekpunt (diametermaat)<br />
8 Z hoekpunt<br />
8 B Radius<br />
8 E gereduceerde aanzet: default: actieve aanzet<br />
„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />
„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />
Voorbeeld: G87<br />
%87.nc<br />
[G87]<br />
N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X70 Z2<br />
N3 G1 Z0<br />
N4 G87 X84 Z0 B2<br />
N6 . . .<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 323<br />
6.12 Eenvoudige draaicycli
6.12 Eenvoudige draaicycli<br />
Baan met afkanting G88<br />
Met G88 worden afkantingen voor haakse, asparallelle buitenhoeken<br />
gemaakt. Het voorgaande verticale of horizontale element wordt<br />
bewerkt, wanneer het gereedschap voor de uitvoering van de cyclus<br />
op de X- of Z-coördinaat van het hoekpunt staat. De afkantingen<br />
worden in één snede bewerkt.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de richting van de afkanting op basis van de<br />
"gereedschapsoriëntatie" (zie “Draaigereedschap” op bladzijde 419).<br />
Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: eindpunt van de<br />
afkanting<br />
Parameters<br />
8 X hoekpunt (diametermaat)<br />
8 Z hoekpunt<br />
8 B afkantingsbreedte<br />
8 E gereduceerde aanzet: default: actieve aanzet<br />
„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />
„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />
Voorbeeld: G88<br />
%88.nc<br />
[G88]<br />
N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X70 Z2<br />
N3 G1 Z0<br />
N4 G88 X84 Z0 B2<br />
N5 . . .<br />
EINDE<br />
324 6 DIN-programmering
6.13 Insteekcycli<br />
Contoursteken axiaal G861/radiaal G862<br />
Met deze cycli wordt het contourgedeelte dat met de<br />
gereedschapspositie en de contourbeschrijving in de volgende regels<br />
wordt beschreven, axiaal/radiaal gestoken (zie “Contourbeschrijving”<br />
op bladzijde 310).<br />
Parameters<br />
8 P steekbreedte:<br />
„ P niet opgegeven: aanzetten
6.13 Insteekcycli<br />
Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />
„ De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de verspaningsrichting aan de hand van de<br />
actuele gereedschapspositie ten opzichte van het beginpunt/<br />
eindpunt van het contourgedeelte.<br />
„ Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: startpunt van de<br />
cyclus<br />
„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />
„ Er wordt rekening gehouden met G57/G58-overmaten,<br />
als “I, K” niet geprogrammeerd worden. Nadat de<br />
cyclus is uitgevoerd, worden de overmaten gewist.<br />
Voorbeeld: G861<br />
%861.nc<br />
[G861]<br />
N1 T38 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X110 Z2<br />
N3 G861 I1 K0.2 Q1<br />
N4 G0 X100 Z2<br />
N5 G1 Z-6 B3<br />
N6 G1 X88 B2<br />
N7 G1 Z-13 A-20 B2<br />
N8 G1 X60 B3<br />
N9 G1 Z0 B-1<br />
N10 G1 X55<br />
N11 G80<br />
EINDE<br />
Voorbeeld: G862<br />
%862.nc<br />
[G862]<br />
N1 T30 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X87 Z-35<br />
N3 G862 I0.5 Q1 E0.11<br />
N4 G0 X85 Z-29.5<br />
N5 G1 X84 Z-30<br />
N6 G1 X75 A-75 B2<br />
N7 G1 Z-42 B-1<br />
N8 G1 X70<br />
N9 G1 Z-58.5 B3<br />
N10 G1 X85 Z-63 B-2<br />
N11 G1 Z-66<br />
N12 G80<br />
EINDE<br />
326 6 DIN-programmering
Contoursteken/nabewerken axiaal G863/radiaal<br />
G864<br />
Deze cycli bewerken het in de volgende regels beschreven<br />
contourgedeelte axiaal/radiaal na (zie “Contourbeschrijving” op<br />
bladzijde 310).<br />
Parameters<br />
8 E nabewerkingsaanzet<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 327<br />
6.13 Insteekcycli
6.13 Insteekcycli<br />
Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />
„ Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: startpunt van de<br />
cyclus<br />
Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />
Voorbeeld: G863<br />
%863.nc<br />
[G863]<br />
N1 T38 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X110 Z2<br />
N3 G863 E0.08<br />
N4 G0 X100 Z2<br />
N5 G1 Z-6 B3<br />
N6 G1 X88 B2<br />
N7 G1 Z-13 A-20 B2<br />
N8 G1 X60 B3<br />
N9 G1 Z0 B-1<br />
N10 G1 X55<br />
N11 G80<br />
EINDE<br />
Voorbeeld: G864<br />
%864.nc<br />
[G864]<br />
N1 T30 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X87 Z-35<br />
N3 G864 E0.11<br />
N4 G0 X85 Z-29.5<br />
N5 G1 X84 Z-30<br />
N6 G1 X75 A-75 B2<br />
N7 G1 Z-42 B-1<br />
N8 G1 X70<br />
N9 G1 Z-58.5 B3<br />
N10 G1 X85 Z-63 B-2<br />
N11 G1 Z-66<br />
N12 G80<br />
EINDE<br />
328 6 DIN-programmering
Enkelvoudige steekcyclus axiaal G865/radiaal<br />
G866<br />
Met deze cycli wordt de rechthoek die wordt beschreven met de<br />
gereedschapspositie “X, Z”, axiaal/radiaal gestoken.<br />
Parameters<br />
8 X bodemhoekpunt X (diametermaat)<br />
8 Z bodemhoekpunt Z<br />
8 P steekbreedte:<br />
„ P niet opgegeven: aanzetten
6.13 Insteekcycli<br />
Steken/nabewerken axiaal G867/radiaal G868<br />
Met deze cycli wordt het contourgedeelte dat wordt beschreven met<br />
de gereedschapspositie “X, Z”, axiaal/radiaal nabewerkt.<br />
Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: startpunt van de<br />
cyclus<br />
Parameters<br />
8 X bodemhoekpunt X (diametermaat)<br />
8 Z bodemhoekpunt Z<br />
8 E nabewerkingsaanzet (default: actieve aanzet)<br />
Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />
„ Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: startpunt van de<br />
cyclus<br />
Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />
Voorbeeld: G867<br />
%867.nc<br />
[G867]<br />
N1 T38 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X120 Z1<br />
N3 G867 X102 Z-4 E0.11<br />
EINDE<br />
Voorbeeld: G868<br />
%868.nc<br />
[G868]<br />
N1 T30 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X62 Z-18<br />
N3 G868 X54 Z-30 E0.12<br />
EINDE<br />
330 6 DIN-programmering
Enkelvoudige insteekcyclus G86<br />
Met G86 vinden enkelvoudige radiale en axiale binnen- en<br />
buiteninsteken met afkantingen plaats. Het type insteek (radiaal/axiaal;<br />
binnen/buiten) wordt op basis van de “gereedschapsoriëntatie”<br />
bepaald (zie “Draaigereedschap” op bladzijde 419).<br />
Parameters<br />
8 X bodemhoekpunt X (diametermaat)<br />
8 Z bodemhoekpunt Z<br />
8 I overmaat:<br />
„ radiale insteek: overmaat bij het voorsteken<br />
„ axiale insteek: insteekbreedte – geen invoer: er vindt een<br />
steekslag (insteekbreedte = gereedschapsbreedte) plaats<br />
8 K breedte<br />
„ radiale insteek: insteekbreedte – geen invoer: er vindt een<br />
steekslag (insteekbreedte = gereedschapsbreedte) plaats<br />
„ axiale insteek: overmaat bij het voorsteken<br />
8 E stilstandtijd bij het afsteken (default: duur van een<br />
omwenteling)<br />
Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />
„ Wanneer er een overmaat is geprogrammeerd, wordt er eerst<br />
voorgestoken en vervolgens afgestoken (nabewerkt).<br />
„ Als u geen afkantingen wenst, moet u het gereedschap op<br />
voldoende afstand voor de insteek positioneren. Berekening bij<br />
radiale insteek:<br />
XS = XK + 2 * (1,3 – b)<br />
XS: Startpositie (diametermaat)<br />
XK: contourdiameter<br />
b: afkantingsbreedte<br />
De berekening bij axiale insteek geschiedt analoog.<br />
„ Na de cyclusuitvoering staat het gereedschapop de:<br />
„ bij radiale insteek<br />
„ X: startpositie<br />
„ Z: laatste steekpositie<br />
„ bij axiale insteek<br />
„ X: laatste steekpositie<br />
„ Z: startpositie<br />
„ Snijkantradiuscorrectie: wordt niet uitgevoerd.<br />
„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />
Voorbeeld: G86<br />
%86.nc<br />
[G86]<br />
N1 T30 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X62 Z2<br />
N3 G86 X54 Z-30 I0.2 K7 E2 [radiaal]<br />
N4 G14 Q0<br />
N5 T38 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />
N6 G0 X120 Z1<br />
N7 G86 X102 Z-4 I7 K0.2 E1 [axiaal]<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 331<br />
6.13 Insteekcycli
6.14 Steekdraaicycli<br />
6.14 Steekdraaicycli<br />
Werking van de steekdraaicycli<br />
Steekdraaicycli verspanen het gedefinieerde contourgedeelte door<br />
afwisselende insteek- en voorbewerkingsbewegingen. Hierdoor vindt<br />
de verspaning met zo weinig mogelijk vrijzet- en aanzetbewegingen<br />
plaats.<br />
De te bewerken contour mag meerdere terugvallende gedeeltes<br />
bevatten. Het verspaningsvlak wordt eventueel in meerdere zones<br />
onderverdeeld<br />
Met onderstaande parameters kunt u de eigenschappen van de<br />
steekdraaibewerking beïnvloeden:<br />
„ insteekaanzet O: aanzet voor de insteekbeweging – als “O” niet<br />
wordt ingesteld, geldt de “actieve aanzet” voor de draai- en<br />
steekbewerking<br />
„ Draaibewerking in één/twee richtingen U: u kunt de<br />
draaibewerking in één of twee richtingen uitvoeren. Bij radiale<br />
steekdraaicycli vindt de bewerking in één richting plaats, in de<br />
richting van de hoofdspil - bij axiale steekdraaicycli in de richting van<br />
de contourdefinitie.<br />
„ Verspringingsbreedte B: Vanaf de tweede aanzet wordt bij de<br />
overgang van de draai- naar de steekbewerking het te verspanen<br />
gedeelte gereduceerd met “B”. Bij iedere volgende overgang aan<br />
deze flank vindt aanvullend op de verspringing tot dan toe een<br />
reductie met “B” plaats. De som van de “verspringing” wordt tot<br />
80% van de effectieve snijkantbreedte begrensd (effectieve<br />
snijkantbreedte = snijkantbreedte 2*snijkantradius). De<br />
<strong>MANUALplus</strong> reduceert eventueel de geprogrammeerde<br />
verspringingsbreedte. Het overblijvende restmateriaal wordt aan<br />
het einde van het voorsteken met een steekslag verspaand.<br />
„ Draaidieptecorrectie R (alleen bij G815/G825): afhankelijk van het<br />
materiaal, de aanzetsnelheid, etc. “kantelt” de snijkant bij de<br />
draaibewerking. De aanzetfout die daardoor ontstaat, kan bij de<br />
nabewerking met “R” worden gecorrigeerd. De<br />
draaidieptecorrectie wordt meestal empirisch bepaald.<br />
„ Voorbewerken/nabewerken Q: u bepaalt of het contourgedeelte<br />
moet worden voorbewerkt en/of nabewerkt. Door “Q” te<br />
programmeren, kunt u de voorbewerking in de eerste cyclus<br />
uitvoeren, een ander gereedschap inspannen en in een andere<br />
cyclus het contourgedeelte nabewerken.<br />
Voor de cycli is steekdraaigereedschap vereist.<br />
332 6 DIN-programmering
Enkelvoudige steekdraaicyclus overlangs G811/<br />
overdwars G821<br />
Met deze cycli wordt de rechthoek die wordt beschreven met de<br />
gereedschapspositie “X, Z” verspaand.<br />
Parameters<br />
8 X bodemhoekpunt X (diametermaat)<br />
8 Z bodemhoekpunt Z<br />
8 P maximale aanzet: de snede-opdeling wordt zodanig berekend dat<br />
een “nadraaisnede” overbodig is en de aanzet
6.14 Steekdraaicycli<br />
Steekdraaicyclus overlangs G815/overdwars<br />
G825<br />
Met deze cycli wordt het contourgedeelte dat wordt beschreven met<br />
de gereedschapspositie en de contourbeschrijving in de volgende<br />
regels verspaand (zie “Contourbeschrijving” op bladzijde 310).<br />
Parameters<br />
8 X snedebegrenzing (diametermaat)<br />
8 Z snedebegrenzing<br />
8 P maximale aanzet: de snede-opdeling wordt zodanig berekend dat<br />
een “nadraaisnede” overbodig is en de aanzet
Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />
„ Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: startpunt van de<br />
cyclus<br />
„ De overmaten I, K moeten bij het steekdraaien/<br />
nabewerken (Q=2) absoluut worden opgegeven, omdat<br />
zij het materiaal vastleggen dat bij de<br />
nabewerkingscyclus wordt verspaand.<br />
„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />
„ Er wordt rekening gehouden met G57/G58overmaten,<br />
als “I, K” niet geprogrammeerd worden.<br />
Nadat de cyclus is uitgevoerd, worden de overmaten<br />
gewist.<br />
Voorbeeld: G815<br />
%815.nc<br />
[G815]<br />
N1 T38 G95 F0.4 G96 S140 M3<br />
N2 G0 X62 Z-5<br />
N3 G815 P3 I2 K1 B0.1 O0.32 E0.28<br />
N4 G0 X60 Z-5<br />
N5 G3 X54.2229 Z-9.5323 R5 I-5 K0 B1.5<br />
N6 G1 X49.5 Z-32 B1.5<br />
N7 G1 X35 Z-34 B1.5<br />
N8 G1 Z-45 B1.5<br />
N9 G1 X60 Z-49 B1.5<br />
N10 G1 Z-51<br />
N11 G80<br />
EINDE<br />
Voorbeeld: G825<br />
%825.nc<br />
[G825]<br />
N1 T30 G95 F0.4 G96 S140 M3<br />
N2 G0 X82 Z2<br />
N3 G825 P3 I2 K1 Q1 B0.1 O0.3<br />
N4 G0 X81 Z0<br />
N5 G1 X79.9477 Z-0.4993<br />
N6 G1 X79.8355 Z-1.5698<br />
N7 G1 X70 Z-2<br />
N8 G1 X60 Z-7 B1<br />
N9 G1 X46.2248 B1<br />
N10 G1 X45 Z0 B-1<br />
N11 G1 X42<br />
N12 G80<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 335<br />
6.14 Steekdraaicycli
6.15 Schroefdraadcycli<br />
6.15 Schroefdraadcycli<br />
Universele schroefdraadcyclus G31<br />
Met G31 wordt schroefdraad in een willekeurige richting en op een<br />
willekeurige plaats gesneden (langs-, conisch of dwarsdraad; binnenof<br />
buitendraad). Er kunnen verschillende schroefdraadtypen worden<br />
gecombineerd.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt schroefdraad:(diametermaat)<br />
8 Z eindpunt schroefdraad<br />
8 F spoed<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
„ U>0: binnendraad<br />
„ U
„ G31 zonder contourbeschrijving: “X, Z” wordt geprogrammeerd<br />
– de schroefdraad begint bij de actuele gereedschapspositie en<br />
eindigt bij “eindpunt X, Z”.<br />
„ G31 met contourbeschrijving: „X, Z“ wordt niet<br />
geprogrammeerd. In de op G31 volgende NC-regels worden<br />
maximaal 6 contourelementen vastgelegd, waarin de schroefdraad<br />
moet worden gemaakt. De contourbeschrijving wordt afgesloten<br />
met G80.<br />
Dwarsdraad of aaneengesloten schroefdraad wordt “met<br />
contourbeschrijving” gedefinieerd.<br />
Binnen- of buitendraad: zie voorteken van “U”<br />
De berekening van de aanzetten is afhankelijk van "V":<br />
„ V=0: alle aanzetten geven dezelfde spaandoorsnede. “I” definieert<br />
de eerste (maximale) aanzet. De overige aanzetten worden zodanig<br />
uitgevoerd, dat dezelfde spaandoorsnede als bij de eerste snede<br />
wordt bereikt.<br />
„ V=1: de schroefdraad wordt met constante aanzetten
6.15 Schroefdraadcycli<br />
Enkelvoudige schroefdraadcyclus G32<br />
Met G32 wordt een enkelvoudige schroefdraad in een willekeurige<br />
richting en op een willekeurige plaats gesneden (langs-, conische of<br />
dwarsdraad; binnen- of buitendraad). De schroefdraad begint bij de<br />
actuele gereedschapspositie en eindigt bij “eindpunt X, Z”.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt schroefdraad (diametermaat)<br />
8 Z eindpunt schroefdraad<br />
8 F spoed<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
„ U>0: binnendraad<br />
„ U
Draad enkelvoudige verplaatsing G33<br />
Met G33 wordt schroefdraad in een willekeurige richting en positie<br />
met variabele spoed gesneden (langs-, conisch of dwarsdraad; binnenof<br />
buitendraad). De schroefdraad begint bij de actuele<br />
gereedschapspositie en eindigt bij “eindpunt X, Z”.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt schroefdraad (diametermaat)<br />
8 Z eindpunt schroefdraad<br />
8 F spoed<br />
8 B aanlooplengte (default: 0): afstand om tot de geprogrammeerde<br />
aanzetsnelheid te versnellen<br />
8 P overlooplengte (default: 0): afstand om de slede af te remmen<br />
8 C starthoek: positie van de hoofdspil bij het begin van de<br />
schroefdraad (default : 0°)<br />
8 Q nummer van de spil (default: 0=hoofdspil)<br />
8 H referentierichting voor de spoed<br />
(default: 3)<br />
„ H=0: aanzet op Z-as (voor langs- en conische draad tot maximaal<br />
+45°/–45° t.o.v. de Z-as<br />
„ H=1: aanzet op X-as (voor dwars- en conische draad tot maximaal<br />
+45°/-45° t.o.v. de X-as<br />
„ H=3: baanaanzet<br />
8 E variabele spoed (default: 0)<br />
„ E > 0: vergroot de spoed per omwenteling met E<br />
„ E < 0: verkleint de spoed per omwenteling met E<br />
„ “Cyclusstop” werkt aan het einde van een<br />
draadsnijgang.<br />
„ De aanzet-override is niet actief tijdens de uitvoering<br />
van de cyclus.<br />
„ De voorsturing is ingeschakeld<br />
Voorbeeld: G33<br />
%33.nc<br />
[G33]<br />
N1 T45 G97 S1100 G95 F0.5 M3<br />
N2 G0 X101.84 Z5<br />
N3 G83 X100 Z5 I0.15<br />
N4 G33 X120 Z-80 F1.5<br />
N5 G33 X140 Z-122.5 F1.5<br />
N6 G0 X150 Z5<br />
N7 G80<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 339<br />
6.15 Schroefdraadcycli
6.15 Schroefdraadcycli<br />
Metrische ISO-draad G35<br />
Met G35 wordt langsdraad (binnen- of buitendraad) gemaakt. De<br />
schroefdraad begint bij de actuele gereedschapspositie en eindigt bij<br />
“eindpunt X, Z”.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt op basis van de gereedschapspositie ten<br />
opzichte van het eindpunt van de schroefdraad of er buiten- of<br />
binnendraad wordt gesneden.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt schroefdraad (diametermaat)<br />
8 Z eindpunt schroefdraad<br />
8 F spoed – default: wordt aan de hand van de diameter uit de tabel<br />
bepaald (zie “Spoed” op bladzijde 528)<br />
8 I maximale aanzet – geen invoer: I wordt aan de hand van spoed en<br />
draaddiepte berekend<br />
8 Q aantal vrijloopbewegingen (default: 0): dat na de laatste snede<br />
wordt uitgevoerd<br />
8 B restsneden (default: 0)<br />
„ B=0: opdeling van de “laatste snede” in 1/2-, 1/4-, 1/8-, 1/8-snede.<br />
„ B=1: zonder restsnede-opdeling<br />
Aanzetten: Als U/I een rest oplevert, geldt deze "rest" voor de eerste<br />
aanzet. De "laatste snede" wordt in 1/2-, 1/4-, 1/8- en 1/8-snede<br />
opgedeeld.<br />
„ “Cyclusstop” werkt aan het einde van een<br />
draadsnijgang.<br />
„ Aanzet- en spil-override zijn niet actief tijdens de<br />
uitvoering van de cyclus<br />
„ Bij binnendraad moet de “spoed F” vooraf worden<br />
ingesteld, omdat de diameter van het horizontale<br />
element niet de schroefdraaddiameter is. Als de<br />
<strong>MANUALplus</strong> gebruikt wordt voor het bepalen van de<br />
spoed, moet rekening worden gehouden met geringe<br />
afwijkingen.<br />
„ De voorsturing is ingeschakeld<br />
Voorbeeld: G35<br />
%35.nc<br />
[G35]<br />
N1 T45 G97 S1500 M3<br />
N2 G0 X16 Z4<br />
N3 G35 X16 Z-29 F1.5<br />
EINDE<br />
340 6 DIN-programmering
Enkelvoudige langsdraad (eenvoudig) G350<br />
Met G350 wordt langsdraad (binnen- of buitendraad) gemaakt. De<br />
schroefdraad begint bij de actuele gereedschapspositie en eindigt bij<br />
“eindpunt X, Z”.<br />
Parameters<br />
8 Z eindpunt schroefdraad<br />
8 F spoed<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
„ U>0: binnendraad<br />
„ U
6.15 Schroefdraadcycli<br />
Uitgebreide, meervoudige langsdraad G351<br />
Met G351 wordt enkel- of meervoudige langsdraad (binnen- of<br />
buitendraad) met variabele spoed gemaakt. De schroefdraad begint bij<br />
de actuele gereedschapspositie en eindigt bij “eindpunt X, Z”.<br />
Parameters<br />
8 Z eindpunt schroefdraad<br />
8 F spoed<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
„ U>0: binnendraad<br />
„ U0: aanzet vanaf de rechter flank<br />
„ A 0: vergroot de spoed per omwenteling met E<br />
„ E < 0: verkleint de spoed per omwenteling met E<br />
Binnen- of buitendraad: zie voorteken van “U”<br />
Snede-opdeling: de eerste snijgang wordt met “I” uitgevoerd en bij<br />
elke volgende snijgang wordt de snijdiepte minder, totdat “J” is<br />
bereikt.<br />
Handwiel-override (als uw machine hiervoor is uitgerust): De<br />
overrides zijn begrensd:<br />
„ X-richting: afhankelijk van actuele snijdiepte – start- en eindpunt<br />
van het draadsnijden worden niet overschreden<br />
„ Z-richting: maximaal 1 schroefdraadgang – start- en eindpunt van<br />
het draadsnijden worden niet overschreden<br />
„ “Cyclusstop” werkt aan het einde van een<br />
draadsnijgang.<br />
„ Aanzet- en spil-override zijn niet actief tijdens de<br />
uitvoering van de cyclus<br />
„ U kunt de handwiel-override met een schakelaar op het<br />
machinebedieningspaneel inschakelen.<br />
„ De voorsturing is uitgeschakeld<br />
Voorbeeld: G351<br />
%351.nc<br />
[G351]<br />
N1 T45 G97 S1500 M3<br />
N2 G0 X16 Z4<br />
N3 G351 Z-29 F1.5 U-0.9 I0.2<br />
EINDE<br />
342 6 DIN-programmering
Conische API-draad G352<br />
Met G352 wordt enkel- of meervoudige API-draad gemaakt. De<br />
draaddiepte wordt bij de uitloop van de schroefdraad minder.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt schroefdraad (diametermaat)<br />
8 Z eindpunt schroefdraad<br />
8 XS beginpunt schroefdraad (diametermaat)<br />
8 ZS beginpunt schroefdraad<br />
8 F spoed<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
„ U>0: binnendraad<br />
„ U0: aanzet vanaf de rechter flank<br />
„ A
6.15 Schroefdraadcycli<br />
Conische draad G353<br />
Met G353 wordt enkel- of meervoudige conische draad met variabele<br />
spoed gemaakt.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt schroefdraad (diametermaat)<br />
8 Z eindpunt schroefdraad<br />
8 XS beginpunt schroefdraad (diametermaat)<br />
8 ZS beginpunt schroefdraad<br />
8 F spoed<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
„ U>0: binnendraad<br />
„ U0: aanzet vanaf de rechter flank<br />
„ A 0: vergroot de spoed per omwenteling met E<br />
„ E < 0: verkleint de spoed per omwenteling met E<br />
Binnen- of buitendraad: zie voorteken van “U”<br />
Snede-opdeling: de eerste snijgang wordt met “I” uitgevoerd en bij<br />
elke volgende snijgang wordt de snijdiepte minder, totdat “J” is<br />
bereikt.<br />
Handwiel-override (als uw machine hiervoor is uitgerust): De<br />
overrides zijn begrensd:<br />
„ X-richting: afhankelijk van actuele snijdiepte – start- en eindpunt<br />
van het draadsnijden worden niet overschreden<br />
„ Z-richting: maximaal 1 schroefdraadgang – start- en eindpunt van<br />
het draadsnijden worden niet overschreden<br />
Definitie van de kegelhoek: XS/ZS, X/Z of XS/ZS, Z, W of<br />
ZS, X/Z, W<br />
„ “Cyclusstop” werkt aan het einde van een<br />
draadsnijgang.<br />
„ Aanzet- en spil-override zijn niet actief tijdens de<br />
uitvoering van de cyclus<br />
„ U kunt de handwiel-override met een schakelaar op het<br />
machinebedieningspaneel inschakelen.<br />
„ De voorsturing is uitgeschakeld<br />
Voorbeeld: G353<br />
%353.nc<br />
[G353]<br />
N1 T45 G97 S1500 M3<br />
N2 G0 X13 Z4<br />
N3 G353 X16 Z-28 XS13 ZS0 F1.5 U-999<br />
EINDE<br />
344 6 DIN-programmering
6.16 Draaduitloopcycli<br />
Draaduitloopcontour G25<br />
Met G25 wordt een vormelement draaduitloop (DIN 509 E, DIN 509 F,<br />
DIN 76) gegenereerd dat in de contourbeschrijving van<br />
voorbewerkings- of nabewerkingscycli wordt opgenomen In de tabel<br />
in het helpscherm wordt de parametrisering van de draaduitlopen<br />
verklaard.<br />
Parameters<br />
8 H draaduitlooptype (default: 0)<br />
„ H=0, 5: DIN 509 E<br />
„ H=6: DIN 509 F<br />
„ H=7: DIN 76<br />
8 I draaduitloopdiepte (default: standaardtabel)<br />
8 K draaduitloopbreedte (default: standaardtabel)<br />
8 R draaduitloopradius (default: standaardtabel)<br />
8 P vlakdiepte (default: standaardtabel)<br />
8 W draaduitloophoek (default: standaardtabel)<br />
8 A vlakhoek (default: standaardtabel)<br />
8 FP spoed – geen invoer: wordt aan de hand van de<br />
schroefdraaddiameter bepaald<br />
8 U nabewerkingsovermaat (default: 0)<br />
8 E gereduceerde aanzet om de draaduitloop te maken (default:<br />
actieve aanzet)<br />
Aanwijzing:<br />
Als de parameters niet worden opgegeven, bepaalt de <strong>MANUALplus</strong><br />
de volgende waarden aan de hand van de diameter of de spoed<br />
(draaduitloop DIN 76) uit de standaardtabel (zie “Spoed” op<br />
bladzijde 528):<br />
„ DIN 509 E: I, K, W, R<br />
„ DIN 509 F: I, K, W, R, P, A<br />
„ DIN 76: I, K, W, R en FP (aan de hand van de diameter)<br />
„ De door u opgegeven parameters worden<br />
onvoorwaardelijk aangehouden, zelfs als in de<br />
standaardtabel andere waarden zijn vermeld<br />
„ Bij binnendraad moet de “spoed FP” vooraf worden<br />
ingesteld, omdat de diameter van het horizontale<br />
element niet de schroefdraaddiameter is. Als de<br />
<strong>MANUALplus</strong> gebruikt wordt voor het bepalen van de<br />
spoed, moet er rekening worden gehouden met geringe<br />
afwijkingen.<br />
Voorbeeld: G25<br />
%25.nc<br />
[G25]<br />
N1 T1 G95 F0.4 G96 S150 M3<br />
N2 G0 X62 Z2<br />
N3 G819 P4 H0 I0.3 K0.1<br />
N4 G0 X13 Z0<br />
N5 G1 X16 Z-1.5<br />
N6 G1 Z-30<br />
N7 G25 H7 I1.15 K5.2 R0.8 W30 FP1.5<br />
N8 G1 X20<br />
N9 G1 X40 Z-35<br />
N10 G1 Z-55 B4<br />
N11 G1 X55 B-2<br />
N12 G1 Z-70<br />
N13 G1 X60<br />
N14 G80<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 345<br />
6.16 Draaduitloopcycli
6.16 Draaduitloopcycli<br />
Draaduitloopcyclus G85<br />
Met G85 worden draaduitlopen volgens DIN 509 E, DIN 509 F en DIN<br />
76 gemaakt. De voorafgaande cilinder wordt bewerkt, wanneer het<br />
gereedschap op de cilinderdiameter “vóór” de cilinder wordt<br />
gepositioneerd. Als het gereedschap niet op de cilinderdiameter staat,<br />
nadert het diagonaal, om de draaduitloop te maken.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt (diametermaat)<br />
8 Z eindpunt<br />
8 I nabewerkingsovermaat/diepte<br />
„ DIN 509 E, F: nabewerkingsovermaat (default: 0)<br />
„ DIN 76: draaduitloopdiepte<br />
8 K draaduitlooplengte (en type draaduitloop)<br />
„ Geen invoer: draaduitloop DIN 509 E<br />
„ K=0: draaduitloop DIN 509 F<br />
„ K>0: draaduitlooplengte bij DIN 76<br />
8 E gereduceerde aanzet: om de draaduitloop te maken (default:<br />
actieve aanzet)<br />
De draaduitloopparameters worden aan de hand van de<br />
cilinderdiameter bepaald (zie tabellen).<br />
„ De draaduitloop wordt alleen in haakse, asparallelle<br />
contourhoeken op de langsas uitgevoerd.<br />
„ Snijkantradiuscorrectie: wordt niet uitgevoerd - U kunt<br />
de SRC met G41/G42 programmeren en met G40 weer<br />
uitschakelen.<br />
„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />
Voorbeeld: G85<br />
%85.nc<br />
[G85]<br />
N1 T21 G95 F0.23 G96 S248 M3<br />
N2 G0 X62 Z2<br />
N3 G85 X60 Z-30 I0.3<br />
N4 G1 X80<br />
N5 G85 X80 Z-40 K0<br />
N6 G1 X100<br />
N7 G85 X100 Z-60 I1.2 K6 E0.11<br />
N8 G1 X110<br />
EINDE<br />
346 6 DIN-programmering
Draaduitloopparameters DIN 509 E (maten in mm)<br />
Diameter<br />
Draaduitloopdiepte<br />
I<br />
Draaduitloophoek (bij DIN 509 E en F): 15°<br />
Dwarshoek (bij DIN 509 F): 8°<br />
Draaduitlooplengte<br />
K<br />
< 18 0,25 2 0,6<br />
> 18 - 80 0,35 2,5 0,6<br />
> 80 0,45 4 1<br />
Draaduitloopparameters DIN 509 F (maten in mm)<br />
Diameter<br />
Draaduitloopdiepte<br />
I<br />
Draaduitlooplengte<br />
K<br />
Draaduitloopradius<br />
R<br />
< 18 0,25 2 0,6 0,1<br />
> 18 - 80 0,35 2,5 0,6 0,2<br />
> 80 0,45 4 1 0,3<br />
Draaduitloopradius<br />
R<br />
vlakdiepte<br />
P<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 347<br />
6.16 Draaduitloopcycli
6.16 Draaduitloopcycli<br />
Draaduitloop DIN 509 E met cilinderbewerking<br />
G851<br />
De cyclus maakt de voorafgaande cilinder, de draaduitloop, het<br />
aansluitende eindvlak en de cilinderaansnijding, als u een van de<br />
parameters “B” of “RB” opgeeft.<br />
Parameters<br />
8 I draaduitloopdiepte (default: standaardtabel)<br />
8 K draaduitlooplengte (default: standaardtabel)<br />
8 W draaduitloophoek (default: standaardtabel)<br />
8 B aansnijdingslengte – geen invoer: er wordt geen<br />
cilinderaansnijding germaakt<br />
8 RB aansnijradius – geen invoer: er wordt geen aansnijradius<br />
gemaakt<br />
8 WB aansnijhoek (default: 45 °)<br />
8 E gereduceerde aanzet (default: actieve aanzet): voor het insteken<br />
en voor de cilinderaansnijding<br />
8 H vrijzetmethode (default: 0):<br />
„ H=0: gereedschap keert terug naar startpositie<br />
„ H=1: gereedschap staat aan einde van eindvlak<br />
8 U nabewerkingsovermaat voor het cilindergedeelte (default: 0)<br />
Aanwijzing:<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de niet door u geprogrammeerde<br />
parameters aan de hand van de cilinderdiameter uit de standaardtabel<br />
(zie “DIN 509 E, DIN 509 F – draaduitloopparameters” op<br />
bladzijde 531).<br />
Volgende regels van de cyclusoproep<br />
N.. G851 I.. K.. W.. /cyclusoproep<br />
N.. G0 X.. Z.. /hoekpunt cilinderaansnijding<br />
N.. G1 Z.. /draaduitloophoek<br />
N.. G1 X.. /eindpunt eindvlak<br />
N.. G80 /einde van de contourbeschrijving<br />
„ De draaduitloop wordt alleen in haakse, asparallelle<br />
contourhoeken op de langsas uitgevoerd.<br />
„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />
„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />
Voorbeeld: G851<br />
%851.nc<br />
[G851]<br />
N1 T21 G95 F0.23 G96 S248 M3<br />
N2 G0 X60 Z2<br />
N3 G851 I3 K15 W30 R2 B5 RB2 WB30 E0.2 H1<br />
N4 G0 X50 Z0<br />
N5 G1 Z-30<br />
N6 G1 X60<br />
N7 G80<br />
EINDE<br />
348 6 DIN-programmering
Draaduitloop DIN 509 F met cilinderbewerking<br />
G852<br />
De cyclus maakt de voorafgaande cilinder, de draaduitloop, het<br />
aansluitende eindvlak en de cilinderaansnijding, als u een van de<br />
parameters “B” of “RB” opgeeft.<br />
Parameters<br />
8 I draaduitloopdiepte (default: standaardtabel)<br />
8 K draaduitlooplengte (default: standaardtabel)<br />
8 W draaduitloophoek (default: standaardtabel)<br />
8 R draaduitloopradius (default: standaardtabel)<br />
8 P vlakdiepte (default: standaardtabel)<br />
8 A vlakhoek (default: standaardtabel)<br />
8 B aansnijdingslengte – geen invoer: er wordt geen<br />
cilinderaansnijding germaakt<br />
8 RB aansnijradius – geen invoer: er wordt geen aansnijradius<br />
gemaakt<br />
8 WB aansnijhoek (default: 45 °)<br />
8 E gereduceerde aanzet (default: actieve aanzet): voor het insteken<br />
en voor de draadaansnijding<br />
8 H vrijzetmethode (default: 0):<br />
„ H=0: gereedschap keert terug naar startpositie<br />
„ H=1: gereedschap staat aan einde van eindvlak<br />
8 U nabewerkingsovermaat voor het cilindergedeelte (default: 0)<br />
Aanwijzing:<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de niet door u geprogrammeerde<br />
parameters aan de hand van de diameter uit de standaardtabel (zie<br />
“DIN 509 E, DIN 509 F – draaduitloopparameters” op bladzijde 531).<br />
Volgende regels van de cyclusoproep<br />
N.. G852 I.. K.. W.. /cyclusoproep<br />
N.. G0 X.. Z.. /hoekpunt cilinderaansnijding<br />
N.. G1 Z.. /draaduitloophoek<br />
N.. G1 X.. /eindpunt eindvlak<br />
N.. G80 /einde van de contourbeschrijving<br />
„ De draaduitloop wordt alleen in haakse, asparallelle<br />
contourhoeken op de langsas uitgevoerd.<br />
„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />
„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />
Voorbeeld: G852<br />
%852.nc<br />
[G852]<br />
N1 T21 G95 F0.23 G96 S248 M3<br />
N2 G0 X60 Z2<br />
N3 G852 I3 K15 W30 R2 P0.2 A8 B5 RB2 WB30<br />
E0.2 H1<br />
N4 G0 X50 Z0<br />
N5 G1 Z-30<br />
N6 G1 X60<br />
N7 G80<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 349<br />
6.16 Draaduitloopcycli
6.16 Draaduitloopcycli<br />
Draaduitloop DIN 76 met cilinderbewerking<br />
G853<br />
De cyclus maakt de voorafgaande cilinder, de draaduitloop, het<br />
aansluitende eindvlak en de cilinderaansnijding, als u een van de<br />
parameters “B” of “RB” opgeeft.<br />
Parameters<br />
8 FP spoed<br />
8 I draaduitloopdiameter (diametermaat) (default: standaardtabel)<br />
8 K draaduitlooplengte (default: standaardtabel)<br />
8 W draaduitloophoek (default: standaardtabel)<br />
8 R draaduitloopradius (default: standaardtabel)<br />
8 P overmaat<br />
„ P niet opgegeven: de draaduitloop wordt in één snede gemaakt<br />
„ P opgegeven: onderverdeling in voor- en nadraaien<br />
– P = langsovermaat<br />
– overmaat in dwarsrichting bedraagt altijd 0,1 mm.<br />
8 B aansnijdingslengte – geen invoer: er wordt geen<br />
cilinderaansnijding gemaakt<br />
8 RB aansnijradius – geen invoer: er wordt geen aansnijradius<br />
gemaakt<br />
8 WB aansnijhoek (default: 45 °)<br />
8 E gereduceerde aanzet (default: actieve aanzet): voor het insteken<br />
en voor de draadaansnijding<br />
8 H vrijzetmethode (default: 0):<br />
„ H=0: gereedschap keert terug naar startpositie<br />
„ H=1: gereedschap staat aan einde van eindvlak<br />
Aanwijzing:<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de niet door u geprogrammeerde<br />
parameters aan de hand van de standaardtabel (zie “DIN 76 –<br />
draaduitloopparameters” op bladzijde 529).<br />
„ FP aan de hand van de diameter<br />
„ I, K, W, en R aan de hand van FP (spoed)<br />
Volgende regels van de cyclusoproep<br />
N.. G853 FP.. I.. K.. W.. /cyclusoproep<br />
N.. G0 X.. Z.. /hoekpunt cilinderaansnijding<br />
N.. G1 Z.. /draaduitloophoek<br />
N.. G1 X.. /eindpunt eindvlak<br />
N.. G80 /einde van de contourbeschrijving<br />
„ De draaduitloop wordt alleen in haakse, asparallelle<br />
contourhoeken op de langsas uitgevoerd.<br />
„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />
„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />
Voorbeeld: G853<br />
%853.nc<br />
[G853]<br />
N1 T21 G95 F0.23 G96 S248 M3<br />
N2 G0 X60 Z2<br />
N3 G853 FP1.5 I47 K15 W30 R2 P1 B5 RB2<br />
WB30 E0.2 H1<br />
N4 G0 X50 Z0<br />
N5 G1 Z-30<br />
N6 G1 X60<br />
N7 G80<br />
EINDE<br />
350 6 DIN-programmering
Draaduitloop vorm U G856<br />
Met G856 wordt de draaduitloop gemaakt en wordt het aangrenzende<br />
eindvlak nabewerkt. Als alternatief kan een afkanting/afronding<br />
worden gemaakt.<br />
Parameters<br />
8 I draaduitloopdiameter (diametermaat)<br />
8 K draaduitlooplengte<br />
8 B afkanting/afronding:<br />
„ B>0: Afrondingsradius<br />
„ B
6.16 Draaduitloopcycli<br />
Draaduitloop vorm H G857<br />
G857 maakt de draaduitloop. Het eindpunt wordt volgens<br />
“draaduitloop vorm H” aan de hand van de insteekhoek bepaald.<br />
Nadat de cyclus is uitgevoerd, keert het gereedschap naar het<br />
startpunt terug.<br />
Parameters<br />
8 X hoekpunt contour (diametermaat)<br />
8 Z hoekpunt contour<br />
8 K draaduitlooplengte<br />
8 R radius – geen invoer: geen cirkelvormig element<br />
(gereedschapsradius = draaduitloopradius)<br />
8 W insteekhoek – geen invoer: wordt aan de hand van “K” en “R”<br />
berekend<br />
„ De draaduitloop wordt alleen in haakse, asparallelle<br />
contourhoeken op de langsas uitgevoerd.<br />
„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />
„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />
Voorbeeld: G857<br />
%857.nc<br />
[G857]<br />
N1 T21 G95 F0.23 G96 S248 M3<br />
N2 G0 X60 Z2<br />
N3 G857 X50 Z-30 K7 R2 W30<br />
EINDE<br />
352 6 DIN-programmering
Draaduitloop vorm K G858<br />
G858 maakt de draaduitloop. De gemaakte contourvorm wordt<br />
bepaald door het toegepaste gereedschap, omdat alleen een lineaire<br />
snede onder een hoek van 45° wordt uitgevoerd. Nadat de cyclus is<br />
uitgevoerd, keert het gereedschap naar het startpunt terug.<br />
Parameters<br />
8 X hoekpunt contour (diametermaat)<br />
8 Z hoekpunt contour<br />
8 I draaduitloopdiepte<br />
„ De draaduitloop wordt alleen in haakse, asparallelle<br />
contourhoeken op de langsas uitgevoerd.<br />
„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />
„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />
Voorbeeld: G858<br />
%858.nc<br />
[G858]<br />
N1 T9 G95 F0.23 G96 S248 M3<br />
N2 G0 X60 Z2<br />
N3 G858 X50 Z-30 I0.5<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 353<br />
6.16 Draaduitloopcycli
6.17 Afsteekcyclus<br />
6.17 Afsteekcyclus<br />
Afsteekcyclus G859<br />
G859 steekt het te draaien deel af. Er wordt eventueel een afkanting<br />
of afronding aan de buitendiameter gemaakt. Nadat de cyclus is<br />
uitgevoerd, keert het gereedschap langs het eindvlak omhoog en naar<br />
het startpunt terug.<br />
Vanaf positie “I” kan een aanzetreductie worden gedefinieerd.<br />
Parameters<br />
8 X afsteekdiameter<br />
8 Z afsteekpositie<br />
8 I diameter aanzetreductie<br />
„ I opgegeven: vanaf deze positie wordt overgeschakeld op aanzet<br />
“E”<br />
„ I niet opgegeven: geen aanzetreductie<br />
8 XE binnendiameter (pijp)<br />
8 E gereduceerde aanzet – default: actieve aanzet<br />
8 B afkanting/afronding:<br />
„ B>0: afrondingsradius<br />
„ B
6.18 Boorcycli<br />
Boorcyclus G71<br />
G71 maakt axiale boringen in het midden met vast gereedschap en<br />
axiale en radiale boringen met aangedreven gereedschap.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt axiale boring (diametermaat)<br />
8 Z eindpunt radiale boring<br />
8 A aan-/doorboorlengte (default: 0)<br />
8 E stilstandtijd voor het vrijmaken aan het einde van de boring<br />
(default: 0)<br />
8 V doorboorvarianten – aanzetreductie met 50% bij aan- resp.<br />
doorboren<br />
„ 0: zonder aanzetreductie<br />
„ 1: doorboorreductie<br />
„ 2: aanboorreductie<br />
„ 3: aan- en doorboorreductie<br />
8 K boordiepte (radiale boring: radiusmaat)<br />
„ K opgegeven: “startpunt boring” wordt berekend op basis van<br />
“eindpunt boring” en “K”<br />
„ K niet opgegeven: “K” wordt berekend op basis van “eindpunt<br />
boring” en actuele gereedschapspositie<br />
8 D terugloop – default: 0<br />
„ 0: ijlgang<br />
„ 1: aanzet<br />
Instructies:<br />
„ De cyclus wordt vanaf de actuele gereedschaps- en spilpositie<br />
uitgevoerd. Het startpunt wordt in ijlgang genaderd.<br />
„ Axiale boring:<br />
„ “X” niet programmeren<br />
„ “Z” programmeren<br />
„ radiale boring:<br />
„ “X” programmeren<br />
„ “Z” niet programmeren<br />
„ X en Z geprogrammeerd: de “gereedschapsoriëntatie” is bepalend<br />
voor een radiale/axiale boring (zie “Boren” op bladzijde 423).<br />
Voorbeeld: G71<br />
%71.nc<br />
[G71]<br />
N1 T50 G97 S1000 G95 F0.2 M3<br />
N2 G0 X0 Z5<br />
N3 G71 Z-25 A5 V2<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 355<br />
6.18 Boorcycli
6.18 Boorcycli<br />
Diepboorcyclus G74<br />
G74 maakt axiale boringen in het midden met vast gereedschap en<br />
axiale en radiale boringen met aangedreven gereedschap.<br />
De boring wordt in verschillende stappen uitgevoerd. De boor wordt<br />
na iedere stap teruggetrokken en weer op “veiligheidsafstand” gezet.<br />
Bij elke boorstap wordt de boordiepte gereduceerd.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt axiale boring (diametermaat)<br />
8 Z eindpunt radiale boring<br />
8 R veiligheidsafstand – geen invoer: waarde uit “Actuele<br />
parameters – Bewerking – Veiligheidsafstanden”<br />
8 P 1e boordiepte – geen invoer: wordt ononderbroken geboord.<br />
8 I reductiewaarde (default: 0): vanaf de tweede boorstap wordt de<br />
boordiepte met “I” gereduceerd, waarbij de waarde niet onder “J”<br />
komt<br />
8 B terugloopafstand (default: terugloop naar “beginpunt boring”)<br />
8 J minimale boordiepte (default: 1/10 van “P”)<br />
8 A aan-/doorboorlengte (default: 0)<br />
8 E stilstandtijd voor het vrijmaken aan het einde van de boring<br />
(default: 0)<br />
8 V doorboorvarianten – aanzetreductie met 50% bij aan- resp.<br />
doorboren<br />
„ 0: zonder aanzetreductie<br />
„ 1: doorboorreductie<br />
„ 2: aanboorreductie<br />
„ 3: aan- en doorboorreductie<br />
8 K boordiepte (radiale boring: radiusmaat)<br />
„ K opgegeven: “startpunt boring” wordt berekend op basis van<br />
“eindpunt boring” en “K”<br />
„ K niet opgegeven: “K” wordt berekend op basis van “eindpunt<br />
boring” en actuele gereedschapspositie<br />
8 D terugtrekken Terugtreksnelheid en aanzet binnen de boring -<br />
default: 0<br />
„ 0: ijlgang<br />
„ 1: aanzet<br />
Voorbeeld: G74<br />
%74.nc<br />
[G74]<br />
N1 M5<br />
N2 T49 G197 S1000 G195 F0.2 M103<br />
N3 M14<br />
N4 G110 C0<br />
N5 G0 X80 Z2<br />
N6 G745 XK0 YK0 Z2 K80 Wi90 Q4 V2<br />
N7 G74 Z-40 R2 P12 I2 B0 J8<br />
N8 M15<br />
EINDE<br />
356 6 DIN-programmering
Instructies:<br />
„ De cyclus wordt vanaf de actuele gereedschaps- en spilpositie<br />
uitgevoerd. Het startpunt wordt in ijlgang genaderd.<br />
„ Axiale boring:<br />
„ “X” niet programmeren<br />
„ “Z” programmeren<br />
„ radiale boring:<br />
„ “X” programmeren<br />
„ “Z” niet programmeren<br />
„ X en Z geprogrammeerd: de “gereedschapsoriëntatie” is bepalend<br />
voor een radiale/axiale boring (zie “Boren” op bladzijde 423).<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 357<br />
6.18 Boorcycli
6.18 Boorcycli<br />
Schroefdraad tappen G36<br />
Met G36 wordt axiale schroefdraad in het midden met vast<br />
gereedschap en axiale en radiale schroefdraad met aangedreven<br />
gereedschap gesneden.<br />
Betekenis van “uittreklengte J”: Gebruik deze parameter bij<br />
spantangen met lengtecompensatie. De cyclus berekent op basis van<br />
de draaddiepte, de geprogrammeerde spoed en de “uittreklengte”<br />
een nieuwe nominale spoed. De nominale spoed is iets kleiner dan de<br />
spoed van de draadtap. Bij het snijden van de schroefdraad wordt de<br />
draadtap over een lengte gelijk aan de “uittreklengte” uit de<br />
klauwplaat getrokken. Deze methode resulteert in een langere<br />
standtijd voor het tappen van schroefdraad.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt schroefdraad tappen axiale boring (diametermaat)<br />
8 Z eindpunt schroefdraad tappen radiale boring<br />
8 F aanzet per omwenteling spoed<br />
8 B aanlooplengte (default: 2 * spoed F1): afstand om het<br />
geprogrammeerde toerental en de aanzet te realiseren<br />
8 Q nummer van de spil<br />
„ Q=0: hoofdspil (vast gereedschap)<br />
„ Q=1: aangedreven gereedschap<br />
8 H referentierichting voor de spoed (default: 0)<br />
„ H=0: aanzet op Z-as<br />
„ H=1: aanzet op X-as<br />
8 S teruglooptoerental (default: toerental hetzelfde als bij<br />
draadtappen)<br />
8 K boordiepte (radiale boring: radiusmaat)<br />
„ K opgegeven: “startpunt boring” wordt berekend op basis van<br />
“eindpunt boring” en “K”<br />
„ K niet opgegeven: “K” wordt berekend op basis van “eindpunt<br />
boring” en actuele gereedschapspositie<br />
8 J uittreklengte (default: 0) bij toepassing van spantangen met<br />
lengtecompensatie<br />
Instructies:<br />
„ De cyclus wordt vanaf de actuele gereedschaps- en spilpositie<br />
uitgevoerd. Het startpunt wordt met ijlgang genaderd.<br />
„ Axiale boring:<br />
„ “X” niet programmeren<br />
„ “Z” programmeren<br />
„ radiale boring:<br />
„ “X” programmeren<br />
„ “Z” niet programmeren<br />
„ X en Z geprogrammeerd: de “gereedschapsoriëntatie” is bepalend<br />
voor een radiale/axiale boring (zie “Draadtappen” op bladzijde 424).<br />
Voorbeeld: G36<br />
%36.nc<br />
[G36]<br />
N1 T50 G97 S1000 G95 F0.2 M3<br />
N2 G0 X0 Z5<br />
N3 G71 Z-30<br />
N4 G14 Q0<br />
N5 T51 G97 S600 M3<br />
N6 G0 X0 Z8<br />
N7 G36 Z-25 F1.5 B3 Q0<br />
EINDE<br />
358 6 DIN-programmering
Draadfrezen axiaal G799<br />
G799 freest schroefdraad in een bestaande boring.<br />
Positioneer het gereedschap in het midden van de boring voordat<br />
G799 wordt opgeroepen. De cyclus positioneert het gereedschap in<br />
de boring op “eindpunt draad”. Vervolgens nadert het gereedschap<br />
met “ingaande radius R”, freest de schroefdraad met een rotatie van<br />
360° en zet daarbij met “F” aan. Daarna haalt de cyclus het<br />
gereedschap uit het materiaal en trekt het terug naar het startpunt.<br />
Parameters<br />
8 I draadbinnendiameter<br />
8 Z startpunt schroefdraad<br />
8 K schroefdraaddiepte<br />
8 R ingaande radius – default:<br />
R = (I – freesdiameter) / 2<br />
8 F spoed<br />
8 J links, rechts (default: 0): draadrichting<br />
„ J=0: rechts<br />
„ J=1: links<br />
8 H looprichting van de frees (default: 0)<br />
„ H=0: tegenlopend<br />
„ H=1: meelopend<br />
Gebruik het schroefdraadgereedschap voor deze cyclus.<br />
Let op: botsingsgevaar!<br />
Let op de diameter van de boring en de freesdiameter,<br />
wanneer u de “ingaande radius R” programmeert.<br />
Voorbeeld: G799<br />
%799.nc<br />
[G799]<br />
N1 T70 G195 F0.2 G197 S800<br />
N2 G0 X100 Z2<br />
N3 M14<br />
N4 G110 Z2 C45 X100<br />
N5 G799 I12 Z0 K-20 F2 J0 H0<br />
N6 M15<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 359<br />
6.18 Boorcycli
6.19 C-as-commando’s<br />
6.19 C-as-commando’s<br />
Nulpuntverschuiving C-as G152<br />
Met G152 wordt het nulpunt van de C-as absoluut (referentie:<br />
machineparameter 1005 "referentiepunt C-as"). Het nulpunt geldt tot<br />
het programma-einde.<br />
Parameters<br />
8 C hoek: spilpositie van het “nieuwe” C-as-nulpunt<br />
C-as standaardiseren G153<br />
Met G153 wordt een verplaatsingshoek >360° of
6.20 Bewerking van het eindvlak<br />
Startpunt contour/ijlgang G100<br />
Geometriefunctie: Met G100 wordt het startpunt van een contour op<br />
het eindvlak vastgelegd.<br />
Bewerkingsfunctie: Het gereedschap verplaatst zich met ijlgang via<br />
de kortst mogelijke weg naar het “eindpunt”.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt (diametermaat)<br />
8 C eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />
8 XK eindpunt (cartesiaans)<br />
8 YK eindpunt (cartesiaans)<br />
8 Z eindpunt<br />
Let op: botsingsgevaar!<br />
Bij G100 voert het gereedschap een rechtlijnige beweging<br />
uit – ook wanneer u alleen "C" programmeert. Voor het<br />
positioneren van het werkstuk op een bepaalde hoek<br />
moet gebruik worden gemaakt van G110.<br />
„ Leg het “beginpunt contour” of het eindpunt vast met<br />
poolcoördinaten of cartesiaanse coördinaten .<br />
„ Alleen bij G100 als bewerkingsfunctie toegestaan:<br />
parameter Z<br />
Voorbeeld: G100<br />
%100.nc<br />
[G100, G101, G102, G103]<br />
N1 T70 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />
N2 M14<br />
N3 G110 C0<br />
N4 G0 X100 Z2<br />
N5 G793 Z2 ZE-5 P2 U0.5 R0 I0.5 F0.15 H0 Q0<br />
N6 G100 XK20 YK5<br />
N7 G101 XK50 B5<br />
N8 G103 XK5 YK50 R50 Q1 B5<br />
N9 G101 XK5 YK20 B5<br />
N10 G102 XK20 YK5 R20 B5<br />
N11 G80<br />
N12 M15<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 361<br />
6.20 Bewerking van het eindvlak
6.20 Bewerking van het eindvlak<br />
Lineair, eindvlak G101<br />
Geometriefunctie: Met G101 wordt een baan in een contour op het<br />
eindvlak vastgelegd.<br />
Bewerkingsfunctie: Het gereedschap verplaatst zich lineair met<br />
aanzetsnelheid naar het “eindpunt”.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt (diametermaat)<br />
8 C eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />
8 XK eindpunt (cartesiaans)<br />
8 YK eindpunt (cartesiaans)<br />
8 Z eindpunt<br />
8 A hoek t.o.v. positieve XK-as<br />
8 Q snijpunt(default: Q=0): Als er bij de berekening van het eindpunt<br />
twee oplossingen blijken te zijn, wordt met “Q” het eindpunt<br />
bedoeld.<br />
8 B afkanting/afronding: overgang naar het volgende<br />
contourelement. Programmeer het theoretische eindpunt van het<br />
contourelement, wanneer u een afkanting/afronding heeft<br />
aangegeven.<br />
„ B geen invoer: Tangentiële overgang<br />
„ B=0: niet-tangentiële overgang<br />
„ B>0: afrondingsradius<br />
„ B
Cirkelboog eindvlak G102/G103<br />
Geometriefunctie: Met G102/G103 wordt een cirkelboog in een<br />
contour op het eindvlak vastgelegd.<br />
Bewerkingsfunctie: Het gereedschap verplaatst zich in een cirkel<br />
met aanzetsnelheid naar het “eindpunt”.<br />
De rotatierichting ziet u in het helpscherm.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt (diametermaat)<br />
8 C eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />
8 XK eindpunt (cartesiaans)<br />
8 YK eindpunt (cartesiaans)<br />
8 R Radius<br />
8 I middelpunt (cartesiaans)<br />
8 K middelpunt (cartesiaans)<br />
8 Q snijpunt(default: Q=0): Als er bij de berekening van het eindpunt<br />
twee oplossingen blijken te zijn, dan wordt met “Q” het eindpunt<br />
bedoeld.<br />
8 B afkanting/afronding: overgang naar het volgende<br />
contourelement. Programmeer het theoretische eindpunt van het<br />
contourelement, wanneer u een afkanting/afronding aangeeft.<br />
„ B geen invoer: tangentiële overgang<br />
„ B=0: niet-tangentiële overgang<br />
„ B>0: afrondingsradius<br />
„ B
6.20 Bewerking van het eindvlak<br />
Lineaire sleuf eindvlak G791<br />
Met G791 wordt een sleuf van de actuele gereedschapspositie tot het<br />
eindpunt gefreesd. De sleufbreedte komt overeen met de<br />
freesdiameter. Met overmaten wordt geen rekening gehouden.<br />
Parameters<br />
8 X diameter eindpunt van de sleuf<br />
8 C eindhoek – eindpunt van de sleuf – hoekrichting: zie helpscherm<br />
8 XK eindpunt van de sleuf (cartesiaans)<br />
8 YK eindpunt van de sleuf (cartesiaans)<br />
8 K lengte van de sleuf – gerelateerd aan middelpunt frees<br />
8 A hoek van de sleuf – referentie: zie helpscherm<br />
8 Z freesbodem<br />
8 J freesdiepte<br />
„ J opgegeven: de cyclus zet aan tot de veiligheidsafstand en freest<br />
vervolgens de sleuf<br />
„ J niet opgegeven: de cyclus freest vanaf de gereedschapspositie<br />
8 P maximale aanzet (default: totale aanzetdiepte)<br />
8 F aanzet voor diepteverplaatsing (default: actieve aanzet)<br />
Mogelijke parametercombinaties bij definitie van het eindpunt:<br />
„ diameter X, eindhoek C<br />
„ eindpunt XK, YK<br />
„ sleuflengte K, hoek A<br />
Instructies:<br />
„ Zwenk de spil vóór het oproepen van G791 in de gewenste<br />
hoekpositie.<br />
„ Wanneer u van een spilpositioneringsinrichting (geen C-as)<br />
gebruikmaakt, wordt er een axiale sleuf centrisch ten opzichte van<br />
de rotatieas gemaakt.<br />
Voorbeeld: G791<br />
%791.nc<br />
[G791]<br />
N1 T70 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />
N2 M14<br />
N3 G110 C0<br />
N4 G0 X100 Z2<br />
N5 G100 XK20 YK5<br />
N6 G791 XK30 YK5 Z-5 J5 P2<br />
N7 M15<br />
EINDE<br />
364 6 DIN-programmering
Contour- en figuurfreescyclus eindvlak G793<br />
Met G793 worden figuren of “vrije contouren” (open of gesloten) op<br />
het eindvlak gefreesd. Na G793 volgt:<br />
„ de te frezen figuur met:<br />
„ cirkel (G304), rechthoek (G305) of veelhoek (G307)<br />
„ beëindiging van de te frezen contour (G80)<br />
„ de vrije contour met:<br />
„ beginpunt van de te frezen contour (G100)<br />
„ te frezen contour (G101, G102, G103)<br />
„ beëindiging van de te frezen contour (G80)<br />
Parameters<br />
8 Z bovenkant frees<br />
8 ZE freesbodem<br />
8 P maximale aanzet (default: totale aanzetdiepte)<br />
8 U overlappingsfactor: contour- of kamerfrezen (default: 0)<br />
„ U=0: contourfrezen:<br />
„ U>0: kamerfrezen – minimale overlapping van de freesbanen =<br />
U*freesdiameter<br />
8 R ingaande radius (radius ingaande/uitgaande boog) – (default: 0)<br />
„ R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet naar<br />
startpunt boven het freesvlak – daarna verticale<br />
diepteverplaatsing<br />
„ R>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die tangentieel op het<br />
contourelement aansluit<br />
„ R
6.20 Bewerking van het eindvlak<br />
8 Q cyclustype (default: 0): de betekenis is afhankelijk van “U”<br />
„ Contourfrezen (U=0):<br />
– Q=0: middelpunt van de frees op de contour<br />
– Q=1 – gesloten contour: inwendig frezen<br />
– Q=1 – open contour: links in bewerkingsrichting<br />
– Q=2 – gesloten contour: uitwendig frezen<br />
– Q=2 – open contour: rechts in bewerkingsrichting<br />
– Q=3 – open contour: freespositie is afhankelijk van “H” en de<br />
rotatierichting van de frees – zie helpscherm<br />
„ Kamerfrezen (U>0):<br />
– Q=0: van binnen naar buiten<br />
– Q=1: van buiten naar binnen<br />
8 O voorbewerken/nabewerken – default: 0<br />
„ O=0: voorbewerken<br />
„ O=1: nabewerken – Eerst wordt de rand, dan de bodem van de<br />
kamer nabewerkt<br />
Instructies:<br />
Freesdiepte: de cyclus berekent de diepte op basis van “Z” en “ZE”<br />
– daarbij wordt rekening gehouden met de overmaten.<br />
Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve bij het<br />
contourfrezen met Q=0).<br />
Benaderen en vrijmaken: Bij gesloten contouren is het loodlijnpunt<br />
van de gereedschapspositie naar het eerste contourelement de<br />
benaderings- en vrijzetpositie. Kan er geen loodlijn worden uitgezet,<br />
dan is het startpunt van het eerste element de benaderings- en<br />
vrijzetpositie. Met “R” kan worden bepaald of er bij het contourfrezen<br />
en nabewerken (kamerfrezen) direct of via een cirkelboog wordt<br />
benaderd.<br />
Met overmaten wordt rekening gehouden als I, K niet<br />
geprogrammeerd zijn:<br />
„ G57: overmaat in X-, Z-richting<br />
„ G58: de overmaat “verschuift” de te frezen contour bij<br />
„ inwendig frezen en gesloten contour: naar binnen<br />
„ uitwendig frezen en gesloten contour: naar buiten<br />
„ open contour en Q=1: in bewerkingsrichting links<br />
„ open contour en Q=2: in bewerkingsrichting rechts<br />
366 6 DIN-programmering
Vlakfrezen eindvlak G797<br />
Met G797 worden afhankelijk van “Q” vlakken, een veelhoek of de in<br />
de functie na G797 vastgelegde figuur gefreesd.<br />
Parameters<br />
8 X begrenzingsdiameter<br />
8 Z bovenkant frees<br />
8 ZE freesbodem<br />
8 B sleutelwijdte (vervalt bij Q=0): definieert het materiaal dat<br />
achterblijft. Bij een even aantal vlakken kan “B” als alternatief voor<br />
“V” worden geprogrammeerd.<br />
„ Q=1: restdikte<br />
„ Q>=2: sleutelwijdte<br />
8 V lengte zijde – vervalt bij Q=0<br />
8 R afkanting/afronding – vervalt bij Q=0<br />
„ R0: afrondingsradius<br />
8 A hellingshoek (Referentie: zie helpscherm) – vervalt bij Q=0<br />
8 Q Aantal vlakken (default:0):<br />
bereik: 0
6.20 Bewerking van het eindvlak<br />
8 J freesrichting: hiermee legt u bij veelvlakken zonder afkanting/<br />
afronding vast of er in één of twee richtingen wordt gefreesd – zie<br />
afbeelding<br />
„ J=0: in één richting<br />
„ J=1: in twee richtingen<br />
Instructies:<br />
„ Bij “Q=0” wordt in de onderstaande functie een van de<br />
onderstaande figuren en vervolgens een G80-functie<br />
geprogrammeerd:<br />
„ G304 – cirkel<br />
„ G305 – rechthoek<br />
„ G307 – veelhoek<br />
„ Een veelhoek die met G797 (Q>0) wordt vastgelegd, ligt in het<br />
midden. Een in de onderstaande functie vastgelegde figuur kan<br />
buiten het midden liggen.<br />
„ de cyclus berekent de freesdiepte op basis van “Z” en “ZE” –<br />
daarbij wordt rekening gehouden met de overmaten.<br />
368 6 DIN-programmering
Figuurdefinitie volledige cirkel eindvlak G304<br />
Met G304 wordt een volledige cirkel op het eindvlak vastgelegd. Deze<br />
figuur programmeert u in combinatie met G793 of G797.<br />
Parameters<br />
8 XK middelpunt<br />
8 YK middelpunt<br />
8 R radius van de cirkel<br />
Voorbeeld: G304<br />
%304.nc<br />
[G304]<br />
N1 T70 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />
N2 M14<br />
N3 G110 C0<br />
N4 G0 X100 Z2<br />
N5 G793 Z2 ZE-5 P2 U0.5 R0 I0.5 F0.15 H0 Q0<br />
N6 G304 XK20 YK5 R20<br />
N7 G80<br />
N8 M15<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 369<br />
6.20 Bewerking van het eindvlak
6.20 Bewerking van het eindvlak<br />
Figuurdefinitie rechthoek eindvlak G305<br />
Met G305 wordt een rechthoek op het eindvlak vastgelegd. Deze<br />
figuur programmeert u in combinatie met G793 of G797.<br />
Parameters<br />
8 XK middelpunt<br />
8 YK middelpunt<br />
8 A hoek – referentie: zie helpscherm<br />
8 K lengte van de rechthoek<br />
8 B hoogte van de rechthoek<br />
8 R afkanting/afronding<br />
„ R0: afrondingsradius<br />
Voorbeeld: G305<br />
%305.nc<br />
[G305]<br />
N1 T70 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />
N2 M14<br />
N3 G110 C0<br />
N4 G0 X100 Z2<br />
N5 G793 Z2 ZE-5 P2 U0.5 R0 I0.5 F0.15 H0 Q0<br />
N6 G305 XK20 YK5 A0 K15 B10 R2<br />
N7 G80<br />
N8 M15<br />
EINDE<br />
370 6 DIN-programmering
Figuurdefinitie veelhoek eindvlak G307<br />
Met G307 wordt een veelhoek op het eindvlak vastgelegd. Deze figuur<br />
programmeert u in combinatie met G793 of G797.<br />
Parameters<br />
8 XK middelpunt<br />
8 YK middelpunt<br />
8 Q aantal zijden: bereik: 3
6.21 Bewerking van mantelvlak<br />
6.21 Bewerking van mantelvlak<br />
Referentiediameter G120<br />
Met G120 wordt de referentiediameter van het “uitgeslagen<br />
mantelvlak” vastgelegd. Programmeer G120, wanneer u bij G110...<br />
G113 gebruikmaakt van “CY”. G120 blijft ingeschakeld, tot deze<br />
functie wordt uitgeschakeld.<br />
Parameters<br />
8 X diameter<br />
Voorbeeld: G120<br />
%111.nc<br />
[G111, G120]<br />
N1 T71 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />
N2 M14<br />
N3 G120 X100<br />
N4 G110 C0<br />
N5 G0 X110 Z5<br />
N6 G41 Q2 H0<br />
N7 G110 Z-20 CY0<br />
N8 G111 Z-40<br />
N9 G113 CY39.2699 K-40 J19.635<br />
N10 G111 Z-20<br />
N11 G113 CY0 K-20 J19.635<br />
N12 G40<br />
N13 G110 X105<br />
N14 M15<br />
EINDE<br />
372 6 DIN-programmering
Startpunt contour/ijlgang G110<br />
Geometriefunctie: Met G110 wordt het beginpunt van een<br />
mantelvlakcontour vastgelegd.<br />
Bewerkingsfunctie: Het gereedschap verplaatst zich met ijlgang via<br />
de kortst mogelijke weg naar het “eindpunt”.<br />
Parameters<br />
8 Z eindpunt<br />
8 C eindhoek<br />
8 CY eindpunt als baanmaat (referentie: referentiediameter G120)<br />
8 X eindpunt (diametermaat) – (default: actuele X-positie)<br />
„ Leg het “beginpunt contour” of het eindpunt vast met<br />
“C” of “CY” .<br />
„ Wij adviseren u gebruik te maken van G110 voor het<br />
positioneren van de C-as op een bepaalde hoek<br />
(programmering: N.. G110 C...).<br />
„ Alleen bij G110 als bewerkingsfunctie toegestaan:<br />
parameter X<br />
Voorbeeld: G110<br />
%110.nc<br />
[G110, G111, G113, G794]<br />
N1 T71 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />
N2 M14<br />
N3 G120 X100<br />
N4 G110 C0<br />
N5 G0 X110 Z5<br />
N6 G794 X100 XE97 P2 U0.5 R0 K0.5 F0.15 H0<br />
Q0<br />
N7 G110 Z-20 CY0<br />
N8 G111 Z-40<br />
N9 G113 CY39.2699 K-40 J19.635<br />
N10 G111 Z-20<br />
N11 G113 CY0 K-20 J19.635 B0<br />
N12 G80<br />
N13 M15<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 373<br />
6.21 Bewerking van mantelvlak
6.21 Bewerking van mantelvlak<br />
Lineair mantelvlak G111<br />
Geometriefunctie: Met G111 wordt een baan in een<br />
mantelvlakcontour vastgelegd.<br />
Bewerkingsfunctie: Het gereedschap verplaatst zich lineair met<br />
aanzetsnelheid naar het “eindpunt”.<br />
Parameters<br />
8 Z eindpunt – default: actuele Z-positie<br />
8 C eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />
8 CY eindpunt als baanmaat (referentie: referentiediameter G120)<br />
8 A hoek – referentie: zie helpscherm<br />
8 Q snijpunt(default: Q=0): Als er bij de berekening van het eindpunt<br />
twee oplossingen blijken te zijn, wordt met “Q” het eindpunt<br />
bedoeld.<br />
8 B afkanting/afronding: overgang naar het volgende<br />
contourelement. Programmeer het theoretische eindpunt van het<br />
contourelement, wanneer u een afkanting/afronding aangeeft.<br />
„ B geen invoer: tangentiële overgang<br />
„ B=0: niet-tangentiële overgang<br />
„ B>0: afrondingsradius<br />
„ B
Rond mantelvlak G112 / G113<br />
Geometriefunctie: Met G112/G113 wordt een cirkelboog in een<br />
mantelvlakcontour vastgelegd.<br />
Bewerkingsfunctie: Het gereedschap verplaatst zich in een cirkel<br />
met aanzetsnelheid naar het “eindpunt”.<br />
De rotatierichting ziet u in het helpscherm.<br />
Parameters<br />
8 Z eindpunt (default: actuele Z-positie)<br />
8 C eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />
8 CY eindpunt als baanmaat (referentie: referentiediameter G120)<br />
8 R radius<br />
8 K middelpunt<br />
8 J middelpunt als baanmaat (referentie: uitgeslagen mantelvlak bij<br />
referentiediameter G120)<br />
8 W middelpunt: hoek middelpunt – hoekrichting: zie helpscherm<br />
8 Q snijpunt(default: Q=0): Als er bij de berekening van het eindpunt<br />
twee oplossingen blijken te zijn, wordt met “Q” het eindpunt<br />
bedoeld.<br />
8 B afkanting/afronding: overgang naar het volgende<br />
contourelement. Programmeer het theoretische eindpunt van het<br />
contourelement, wanneer u een afkanting/afronding aangeeft.<br />
„ B geen invoer: tangentiële overgang<br />
„ B=0: niet-tangentiële overgang<br />
„ B>0: afrondingsradius<br />
„ B
6.21 Bewerking van mantelvlak<br />
„ Leg het eindpunt/middelpunt vast met “C/W”of “CY/J”.<br />
„ “Middelpunt” of “radius” programmeren<br />
„ Als het cirkelmiddelpunt niet is geprogrammeerd, wordt<br />
het middelpunt berekend dat tot de kortste cirkelboog<br />
leidt.<br />
„ Alleen bij G112/G113 als geometriefunctie toegestaan:<br />
parameters Q, B<br />
„ Alleen bij G112/G113 als bewerkingsfunctie<br />
toegestaan: parameter X<br />
Voorbeeld: G112, G113<br />
%110.nc<br />
[G110, G111, G113, G794]<br />
N1 T71 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />
N2 M14<br />
N3 G120 X100<br />
N4 G110 C0<br />
N5 G0 X110 Z5<br />
N6 G794 X100 XE97 P2 U0.5 R0 K0.5 F0.15 H0<br />
Q0<br />
N7 G110 Z-20 CY0<br />
N8 G111 Z-40<br />
N9 G113 CY39.2699 K-40 J19.635<br />
N10 G111 Z-20<br />
N11 G113 CY0 K-20 J19.635 B0<br />
N12 G80<br />
N13 M15<br />
EINDE<br />
376 6 DIN-programmering
Lineaire sleuf mantelvlak G792<br />
Met G792 wordt een sleuf van de actuele gereedschapspositie tot het<br />
eindpunt gefreesd. De sleufbreedte komt overeen met de<br />
freesdiameter. Er wordt geen rekening gehouden met overmaten.<br />
Parameters<br />
8 Z eindpunt<br />
8 C eindhoek<br />
8 K lengte van de sleuf – gerelateerd aan middelpunt frees<br />
8 A hoek van de sleuf – referentie: zie helpscherm<br />
8 X freesbodem (diametermaat)<br />
8 J freesdiepte<br />
„ J opgegeven: de cyclus zet aan tot veiligheidsafstand en freest<br />
vervolgens de sleuf<br />
„ J niet opgegeven: de cyclus freest vanaf de gereedschapspositie<br />
8 P maximale aanzet (default: totale aanzetdiepte)<br />
8 F aanzet voor diepteverplaatsing (default: actieve aanzet)<br />
Mogelijke parametercombinaties bij definitie van het eindpunt:<br />
„ eindpunt Z, eindhoek C<br />
„ sleuflengte K, hoek A<br />
Instructies:<br />
„ Zwenk de spil vóór het oproepen van G792 in de gewenste<br />
hoekpositie.<br />
„ Wanneer u van een spilpositioneringsinrichting (geen C-as)<br />
gebruikmaakt, wordt er een radiale sleuf parallel aan de Z-as<br />
gemaakt.<br />
Voorbeeld: G792<br />
%792.nc<br />
[G792]<br />
N1 T71 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />
N2 M14<br />
N3 G110 C0<br />
N4 G0 X110 Z5<br />
N5 G0 X102 Z-30<br />
N6 G792 K25 A45 X97 J3 P2 F0.15<br />
N7 M15<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 377<br />
6.21 Bewerking van mantelvlak
6.21 Bewerking van mantelvlak<br />
Contour- en figuurfreescyclus mantelvlak G794<br />
Met G794 worden figuren of “vrije contouren” (open of gesloten) op<br />
het mantelvlak gefreesd. Na G794 volgt:<br />
„ de te frezen figuur met:<br />
„ cirkel (G314), rechthoek (G315) of veelhoek (G317)<br />
„ Beëindiging van de contourbeschrijving (G80)<br />
„ de vrije contour met:<br />
„ startpunt (G110)<br />
„ contourbeschrijving (G111, G112, G113)<br />
„ Beëindiging van de contourbeschrijving (G80)<br />
Parameters<br />
8 X bovenkant frees<br />
8 XE freesbodem<br />
8 P maximale aanzet (default: totale aanzetdiepte)<br />
8 U overlappingsfactor: contour- of kamerfrezen (default: 0)<br />
„ U=0: contourfrezen:<br />
„ U>0: kamerfrezen – minimale overlapping van de freesbanen =<br />
U*freesdiameter<br />
8 R ingaande radius (radius ingaande/uitgaande boog) – (default: 0)<br />
„ R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet naar<br />
startpunt boven het freesvlak – daarna verticale<br />
diepteverplaatsing<br />
„ R>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die tangentieel op het<br />
contourelement aansluit<br />
„ R
8 Q cyclustype (default: 0): de betekenis is afhankelijk van “U”<br />
„ Contourfrezen (U=0):<br />
– Q=0: middelpunt van de frees op de contour<br />
– Q=1 – gesloten contour: inwendig frezen<br />
– Q=1 – open contour: links in bewerkingsrichting<br />
– Q=2 – gesloten contour: uitwendig frezen<br />
– Q=2 – open contour: rechts in bewerkingsrichting<br />
– Q=3 – open contour: freespositie is afhankelijk van “H” en de<br />
rotatierichting van de frees – zie helpscherm<br />
„ Kamerfrezen (U>0):<br />
– Q=0: van binnen naar buiten<br />
– Q=1: van buiten naar binnen<br />
8 O voorbewerken/nabewerken – default: 0<br />
„ O=0: voorbewerken<br />
„ O=1: nabewerken – Eerst wordt de rand, dan de bodem van de<br />
kamer nabewerkt<br />
Instructies:<br />
Freesdiepte: de cyclus berekent de diepte op basis van “Z” en “ZE”<br />
– daarbij wordt rekening gehouden met de overmaten.<br />
Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve bij het<br />
contourfrezen met Q=0).<br />
Benaderen en vrijzetten: Bij gesloten contouren is het loodlijnpunt<br />
van de gereedschapspositie naar het eerste contourelement de<br />
benaderings- en vrijzetpositie. Kan er geen loodlijn worden uitgezet,<br />
dan is het startpunt van het eerste element de benaderings- en<br />
vrijzetpositie. Met “R” kan worden bepaald of er bij het contourfrezen<br />
en nabewerken (kamerfrezen) direct of via een cirkelboog wordt<br />
benaderd.<br />
Met overmaten wordt rekening gehouden als I, K niet<br />
geprogrammeerd zijn:<br />
„ G57: overmaat in X-, Z-richting<br />
„ G58: de overmaat “verschuift” de te frezen contour in de richting<br />
die met “cyclustype” is vastgelegd. Het Cyclustype – “uitwendig<br />
frezen” naar buiten. Bij open contouren wordt, afhankelijk van het<br />
cyclustype, de contour naar links of naar rechts verschoven.<br />
„ inwendig frezen en gesloten contour: naar binnen<br />
„ uitwendig frezen en gesloten contour: naar buiten<br />
„ open contour en Q=1: in bewerkingsrichting links<br />
„ open contour en Q=2: in bewerkingsrichting rechts<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 379<br />
6.21 Bewerking van mantelvlak
6.21 Bewerking van mantelvlak<br />
Spiraalgroef frezen G798<br />
Met G798 wordt een spiraalgroef vanaf de actuele<br />
gereedschapspositie tot “eindpunt X, Z” gefreesd. De sleufbreedte<br />
komt overeen met de freesdiameter.<br />
De eerste aanzet wordt met “I” uitgevoerd – de <strong>MANUALplus</strong><br />
berekent de overige aanzetten als volgt:<br />
actuele aanzet = I * (1 – (n–1) * E)<br />
n: n-te aanzet<br />
De aanzet wordt gereduceerd tot >= 0,5 mm. Daarna wordt iedere<br />
aanzet met 0,5 mm uitgevoerd.<br />
Parameters<br />
8 X eindpunt (diametermaat) (default: actuele X-positie)<br />
8 Z eindpunt van de sleuf<br />
8 C starthoek: positie van het begin van de sleuf (default: 0)<br />
8 F spoed<br />
„ F positief: rechtse draad<br />
„ F negatief: linkse draad<br />
8 F spoed<br />
8 P aanlooplengte: flank aan het begin van de sleuf (default: 0)<br />
8 K uitlooplengte: flank aan het einde van de sleuf(default: 0)<br />
8 U schroefdraaddiepte<br />
8 I maximale aanzet (default: totale aanzetdiepte)<br />
8 E reductiewaarde voor aanzetreductie (default: 1)<br />
Een spiraalgroef kan uitsluitend uitwendig worden<br />
gefreesd.<br />
Voorbeeld: G798<br />
%798.nc<br />
[G798]<br />
N1 T71 G197 S800 G195 F0.2 M104<br />
N2 M14<br />
N3 G110 C0<br />
N4 G0 X80 Z15<br />
N5 G798 X80 Z-120 C0 F20 K20 U5 I1<br />
N6 M15<br />
EINDE<br />
380 6 DIN-programmering
Figuurdefinitie volledige cirkel mantelvlak G314<br />
Met G314 wordt een volledige cirkel op het mantelvlak vastgelegd.<br />
Deze figuur programmeert u in combinatie met G794.<br />
Parameters<br />
8 Z middelpunt<br />
8 CY middelpunt als baanmaat (referentie: referentiediameter G120)<br />
8 C middelpunt hoek van het middelpunt – hoekrichting: zie<br />
helpscherm<br />
8 R radius van de cirkel<br />
Voorbeeld: G314<br />
%314.nc<br />
[G314]<br />
N1 T71 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />
N2 M14<br />
N3 G110 C0<br />
N4 G0 X110 Z5<br />
N5 G794 X100 XE97 P2 U0.5 R0 K0.5 F0.15 H0<br />
Q0<br />
N6 G314 Z-35 C0 R20<br />
N7 G80<br />
N8 M15<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 381<br />
6.21 Bewerking van mantelvlak
6.21 Bewerking van mantelvlak<br />
Figuurdefinitie rechthoek mantelvlak G315<br />
Met G315 wordt een rechthoek op het mantelvlak vastgelegd. Deze<br />
figuur programmeert u in combinatie met G794.<br />
Parameters<br />
8 Z middelpunt<br />
8 CY middelpunt als baanmaat (referentie: referentiediameter G120)<br />
8 C middelpunt hoek van het middelpunt – hoekrichting: zie<br />
helpscherm<br />
8 A hoek – referentie: zie helpscherm<br />
8 K lengte van de rechthoek<br />
8 B hoogte (breedte) van de rechthoek<br />
8 R afkanting/afronding<br />
„ R0: afrondingsradius Voorbeeld: G315<br />
%315.nc<br />
[G315]<br />
N1 T71 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />
N2 M14<br />
N3 G110 C0<br />
N4 G0 X110 Z5<br />
N5 G794 X100 XE97 P2 U0.5 R0 K0.5 F0.15 H0<br />
Q0<br />
N6 G315 Z-35 C0 A5 K30 B15 R3<br />
N7 G80<br />
N8 M15<br />
EINDE<br />
382 6 DIN-programmering
Figuurdefinitie veelhoek mantelvlak G317<br />
Met G317 wordt een veelhoek op het mantelvlak vastgelegd. Deze<br />
figuur programmeert u in combinatie met G794.<br />
Parameters<br />
8 Z middelpunt<br />
8 CY middelpunt als baanmaat (referentie: referentiediameter G120)<br />
8 C middelpunt hoek van het middelpunt – hoekrichting: zie<br />
helpscherm<br />
8 Q aantal zijden: bereik: 3
6.22 Bewerking van patronen<br />
6.22 Bewerking van patronen<br />
Patroon lineair, eindvlak G743<br />
Met G743 wordt een lineair boor- of freespatroon gelijkmatig verdeeld<br />
op het eindvlak gemaakt.<br />
Als “ZE” niet is opgegeven, wordt gebruikgemaakt van de boor-/<br />
freescyclus van de volgende NC-regel. Op basis van dit principe<br />
combineert u de patroonbeschrijving met<br />
„ boorcycli (G71, G74, G36)<br />
„ de freescyclus lineaire sleuf (G791)<br />
„ de contourfreescyclus met “vrije contour” (G793)<br />
Parameters<br />
8 XK beginpunt patroon (cartesiaans)<br />
8 YK beginpunt patroon (cartesiaans)<br />
8 Z beginpunt boor-/freesbewerking<br />
8 ZE eindpunt boor-/freesbewerking<br />
8 X diameter (poolcoördinaten)<br />
8 C starthoek (poolcoördinaten)<br />
8 A patroonhoek<br />
8 I eindpunt patroon (cartesiaans)<br />
8 J eindpunt patroon (cartesiaans)<br />
8 Ii eindpunt: patroonafstand (cartesiaans)<br />
8 Ji eindpunt: patroonafstand (cartesiaans)<br />
8 R lengte: afstand eerste – laatste positie<br />
8 Ri lengte: afstand tot de volgende positie<br />
8 Q aantal boringen/figuren (default: 1)<br />
Parametercombinaties voor de definitie van het beginpunt resp. de<br />
patroonposities:<br />
„ beginpunt patroon:<br />
„ XK, YK<br />
„ X, C<br />
„ Patroonposities:<br />
„ I, J en Q<br />
„ Ii, Ji en Q<br />
„ R, A en Q<br />
„ Ri, Ai en Q<br />
Voorbeeld: G743<br />
%743.nc<br />
[G743]<br />
N1 T70 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />
N2 M14<br />
N3 G110 C0<br />
N4 G0 X100 Z2<br />
N5 G743 XK20 YK5 A45 Ri30 Q2<br />
N6 G791 X50 C0 Z-5 P2 F0.15<br />
N7 M15<br />
EINDE<br />
384 6 DIN-programmering
Voorbeelden van commandoreeksen:<br />
[ eenvoudig boorpatroon ]<br />
N.. G743 XK.. YK.. Z.. ZE.. I.. J.. Q..<br />
. . .<br />
[ boorpatroon met diepboren ]<br />
N.. G743 XK.. YK.. Z.. I.. J.. Q..<br />
N.. G74 Z.. P.. I..<br />
. . .<br />
[ freespatroon met lineaire sleuf ]<br />
N.. G743 XK.. YK.. Z.. I.. J.. Q..<br />
N.. G791 K.. A.. Z..<br />
. . .<br />
[ freespatroon met “vrije contour” ]<br />
N.. G743 XK.. YK.. Z.. I.. J.. Q..<br />
N.. G793 ZE.. U.. Q..<br />
N.. G100 XK.. YK..<br />
N.. . . .<br />
N.. G80<br />
. . .<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 385<br />
6.22 Bewerking van patronen
6.22 Bewerking van patronen<br />
Patroon rond, eindvlak G745<br />
Met G745 worden boor- of freespatronen gelijkmatig verdeeld op een<br />
cirkel of cirkelboog op het eindvlak gemaakt.<br />
Als “ZE” niet is opgegeven, wordt gebruikgemaakt van de boor-/<br />
freescyclus van de volgende NC-regel. Op basis van dit principe<br />
combineert u de patroonbeschrijving met<br />
„ boorcycli (G71, G74, G36)<br />
„ de freescyclus lineare sleuf (G791)<br />
„ de contourfreescyclus met “vrije contour” (G793)<br />
Parameters<br />
8 XK middelpunt patroon (cartesiaans)<br />
8 YK middelpunt patroon (cartesiaans)<br />
8 Z beginpunt boor-/freesbewerking<br />
8 ZE eindpunt boor-/freesbewerking<br />
8 X diameter (poolcoördinaten)<br />
8 C hoek (poolcoördinaten)<br />
8 K diameter: patroondiameter – default: de actuele X-positie wordt<br />
als patroondiameter genomen<br />
8 A starthoek– positie van de eerste boring/figuur<br />
8 W eindhoek – positie van de laatste boring/figuur<br />
8 Wi eindhoek – afstand tot de volgende positie<br />
8 Q aantal boringen/figuren (default: 1)<br />
8 V omlooprichting (default: 0): plaatsing van de boringen/figuren<br />
(noodzakelijk indien W is ingesteld):<br />
„ V=0: op de langste cirkelboog<br />
„ V=1: vanaf A rechtsom<br />
„ V=2: vanaf A linksom<br />
Parametercombinaties voor de definitie van het middelpunt van de<br />
patroon resp. de patroonposities:<br />
„ Middelpunt patroon:<br />
„ X, C<br />
„ XK, YK<br />
„ Patroonposities:<br />
„ A, W en Q<br />
„ A, Wi en Q<br />
Voorbeeld: G745<br />
%745.nc<br />
[G745]<br />
N1 T70 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />
N2 M14<br />
N3 G110 C0<br />
N4 G0 X100 Z2<br />
N5 G745 XK0 YK0 K50 A0 Q3<br />
N6 G791 K30 A0 Z-5 P2 F0.15<br />
N7 M15<br />
EINDE<br />
386 6 DIN-programmering
Voorbeelden van commandoreeksen:<br />
[ eenvoudig boorpatroon ]<br />
N.. G745 XK.. YK.. Z.. ZE.. A.. W.. Q..<br />
. . .<br />
[ boorpatroon met diepboren ]<br />
N.. G745 XK.. YK.. Z.. ZE.. A.. W.. Q..<br />
N.. G74 Z.. P.. I..<br />
. . .<br />
[ freespatroon met lineaire sleuf ]<br />
N.. G745 XK.. YK.. Z.. ZE.. A.. W.. Q..<br />
N.. G791 K.. A.. Z..<br />
. . .<br />
[ freespatroon met “vrije contour” ]<br />
N.. G745 XK.. YK.. Z.. ZE.. A.. W.. Q.<br />
N.. G793 ZE.. U.. Q..<br />
N.. G100 XK.. YK..<br />
N.. . . .<br />
N.. G80<br />
. . .<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 387<br />
6.22 Bewerking van patronen
6.22 Bewerking van patronen<br />
Patroon lineair, mantelvlak G744<br />
Met G744 wordt een lineair boor- of figuurpatroon gelijkmatig verdeeld<br />
op het mantelvlak gemaakt.<br />
Parametercombinaties voor de definitie van het beginpunt resp. de<br />
patroonposities:<br />
„ beginpunt patroon: Z en C<br />
„ Patroonposities:<br />
„ W en Q<br />
„ Wi en Q<br />
Als “ZE” niet is opgegeven, wordt gebruik gemaakt van de boor-/<br />
freescyclus of de figuurbeschrijving van de volgende NC-regel. Op<br />
basis van dit principe combineert u de patroonbeschrijving met<br />
boorcycli (G71, G74, G36) of freesbewerkingen (figuurdefinities G314,<br />
G315, G317).<br />
Parameters<br />
8 Z beginpunt (poolcoördinaten)<br />
8 C starthoek (poolcoördinaten)<br />
8 X beginpunt boor-/freesbewerking (diametermaat)<br />
8 XE eindpunt boor-/freesbewerking (diametermaat)<br />
8 ZE eindpunt patroon (default: Z)<br />
8 W eindpunt patroon – geen invoer: boringen/figuren worden<br />
gelijkmatig over de omtrek aangebracht<br />
8 Wi eindhoek: hoekincrement – afstand tot de volgende positie<br />
8 Q aantal boringen/figuren (default: 1)<br />
Voorbeeld: G744<br />
%744.nc<br />
[G744]<br />
N1 T60 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />
N2 M14<br />
N3 G110 C0<br />
N4 G0 X110 Z2<br />
N5 G744 X102 Z-10 ZE-35 C0 W270 Q5<br />
N6 G71 X102 K7<br />
N7 M15<br />
EINDE<br />
388 6 DIN-programmering
Voorbeelden van commandoreeksen:<br />
[ eenvoudig boorpatroon ]<br />
N.. G744 Z.. C.. X.. XE.. ZE.. W.. Q..<br />
. . .<br />
[ boorpatroon met diepboren ]<br />
N.. G744 Z.. C.. X.. XE.. ZE.. W.. Q..<br />
N.. G74 Z.. P.. I..<br />
. . .<br />
[ freespatroon met lineaire sleuf ]<br />
N.. G744 Z.. C.. X.. XE.. ZE.. W.. Q..<br />
N.. G792 K.. A.. X..<br />
. . .<br />
[ freespatroon met “vrije contour” ]<br />
N.. G744 Z.. C.. X.. XE.. ZE.. W.. Q..<br />
N.. G794 XE.. U.. Q..<br />
N.. G110 Z.. C..<br />
N.. . . .<br />
N.. G80<br />
. . .<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 389<br />
6.22 Bewerking van patronen
6.22 Bewerking van patronen<br />
Patroon rond, mantelvlak G746<br />
Met G746 worden boor- of figuurpatronen gelijkmatig verdeeld op een<br />
cirkel of cirkelboog op het mantelvlak gemaakt.<br />
Parametercombinaties voor de definitie van het middelpunt van de<br />
patroon resp. de patroonposities:<br />
„ Middelpunt patroon: Z en C<br />
„ Patroonposities:<br />
„ W en Q<br />
„ Wi en Q<br />
Als “ZE” niet is opgegeven, wordt gebruikgemaakt van de boor-/<br />
freescyclus of de figuurbeschrijving van de volgende NC-regel. Op<br />
basis van dit principe combineert u de patroonbeschrijving met<br />
boorcycli (G71, G74, G36) of freesbewerkingen (figuurdefinities G314,<br />
G315, G317).<br />
Parameters<br />
8 Z middelpunt patroon (polair)<br />
8 C hoek: middelpunt patroon (polair)<br />
8 X beginpunt boor-/freesbewerking (diametermaat)<br />
8 XE eindpunt boor-/freesbewerking (diametermaat)<br />
8 K diameter: patroondiameter<br />
8 A starthoek– positie van de eerste boring/figuur<br />
8 K diameter: patroondiameter (default: actuele X-positie)<br />
8 W eindhoek – positie van de laatste boring/figuur<br />
8 Wi eindhoek – afstand tot de volgende positie<br />
8 Q aantal boringen/figuren (default: 1)<br />
8 V omlooprichting (default: 0): plaatsing van de boringen/figuren<br />
(noodzakelijk indien W is ingesteld):<br />
„ V=0: op de langste cirkelboog<br />
„ V=1: vanaf A rechtsom<br />
„ V=2: vanaf A linksom<br />
Voorbeeld: G746<br />
%746.nc<br />
[G746]<br />
N1 T60 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />
N2 M14<br />
N3 G110 C0<br />
N4 G0 X110 Z2<br />
N5 G746 Z-40 C0 K40 Q8<br />
N6 G71 X102 K7<br />
N7 M15<br />
EINDE<br />
390 6 DIN-programmering
Voorbeelden van commandoreeksen:<br />
[ eenvoudig boorpatroon ]<br />
N.. G746 Z.. C.. X.. XE.. K.. A.. W.. Q..<br />
. . .<br />
[ boorpatroon met diepboren ]<br />
N.. G746 Z.. C.. X.. XE.. K.. A.. W.. Q..<br />
N.. G74 Z.. P.. I..<br />
. . .<br />
[ freespatroon met lineaire sleuf ]<br />
N.. G746 Z.. C.. X.. XE.. K.. A.. W.. Q..<br />
N.. G792 K.. A.. X..<br />
. . .<br />
[ freespatroon met “vrije contour” ]<br />
N.. G746 Z.. C.. X.. XE.. K.. A.. W.. Q..<br />
N.. G794 XE.. U.. Q..<br />
N.. G110 Z.. C..<br />
N.. . . .<br />
N.. G80<br />
. . .<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 391<br />
6.22 Bewerking van patronen
6.23 Overige G-functies<br />
6.23 Overige G-functies<br />
Stilstandtijd G4<br />
Het systeem wacht gedurende de geprogrammeerde tijd en voert dan<br />
het volgende commando uit.<br />
Als G4 samen met een verplaatsing in een regel wordt<br />
geprogrammeerd, geldt de stilstandtijd na afloop van de verplaatsing.<br />
Parameters<br />
8 F stilstandtijd: bereik: 0 sec. < F < 999 sec.<br />
Nauwkeurige stop G9<br />
Als u G9 samen met een verplaatsingscommando (G1, G2, G3, G12 of<br />
G13) in een regel programmeert, wordt de aanzet aan het einde van<br />
de verplaatsing tot nul teruggebracht. De gereedschapspunt stopt<br />
precies op de geprogrammeerde positie, voordat de volgende<br />
beweging wordt uitgevoerd. U krijgt dan een scherpe hoek.<br />
Veiligheidszone uitschakelen G60<br />
Met G60 wordt de bewaking van de veiligheidszone opgeheven. G60<br />
wordt vóór het te bewaken resp. niet te bewaken<br />
verplaatsingscommando geprogrammeerd. G60 blijft ingeschakeld tot<br />
het moment van uitschakeling.<br />
Toepassingsvoorbeeld:<br />
Met G60 heft u de veiligheidszonebewaking tijdelijk op, om een<br />
centrische doorboring te maken.<br />
Parameters<br />
8 Q in-/uitschakelen<br />
„ Q=0: veiligheidszonebewaking opnieuw inschakelen<br />
„ Q=1: veiligheidszonebewaking uitschakelen<br />
Wachten op tijdstip G204<br />
De bewerking van het DIN-programma wordt tot het ingestelde<br />
tijdstip onderbroken. (U kunt deze functie bijvoorbeeld voor een<br />
warmdraaiprogramma gebruiken.)<br />
De invoer “Dag D” heeft betrekking op de eerstvolgende mogelijke<br />
datum. Als D niet is ingevoerd, heeft “uur H, minuut Q” betrekking op<br />
het eerstvolgende mogelijke tijdstip.<br />
Parameters<br />
8 D dag [1-31]<br />
8 H uur [0-23]<br />
8 Q minuut [0-59]<br />
Voorbeeld: G60<br />
%60.nc<br />
[G60]<br />
N1 T49 G97 S1000 G95 F0.3 M3<br />
N2 G0 X0 Z5<br />
N3 G60 Q1<br />
N4 G71 Z-60 K65<br />
N5 G60 Q0<br />
EINDE<br />
392 6 DIN-programmering
6.24 T, S, F instellen<br />
Gereedschapsnummer, toerental/<br />
snijsnelheid en aanzet<br />
Aanzet en toerental die met “T, S, F instellen” worden<br />
geprogrammeerd, hebben betrekking op de hoofdspil.<br />
De parameters worden met de desbetreffende<br />
codeletter resp. de G-functie in het DIN-programma<br />
overgenomen:<br />
„ T: “T..”<br />
„ S: G96/G97 S..<br />
„ F: G94/G95 F..<br />
T, S, F invoeren<br />
„S, F, T instellen“ kiezen<br />
Softkey's instellen, parameters invoeren<br />
„ T gereedschapsnummer<br />
„ S snijsnelheid of toerental (instelling met de<br />
softkey)<br />
„ F aanzet per omwenteling of aanzet (instelling<br />
met de softkey)<br />
met Opslaan de gegevensinvoer<br />
beëindigen<br />
Voorbeeld: T, S, F<br />
%819.nc<br />
[G819]<br />
N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />
N2 G0 X120 Z2<br />
N3 G819 P5 I1 K0.3<br />
N4 G0 X80 Z2<br />
N5 . . .<br />
EINDE<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 393<br />
6.24 T, S, F instellen
6.25 Gegevensinvoer, gegevensuitvoer<br />
6.25 Gegevensinvoer,<br />
gegevensuitvoer<br />
INPUT<br />
INPUT (variabelenwaarde invoeren)<br />
“Functie programmavariabelen”<br />
kiezen<br />
“Functie invoer” kiezen (afbeelding<br />
rechtsboven op volgende pagina)<br />
„ “Invoertekst” definiëren<br />
„ Nummer van de “op te vragen variabele”<br />
invoeren (afbeelding rechtsboven)<br />
Bij de programmering van het “INPUT-commando”<br />
legt u de “Invoertekst” en het nummer van de “op te<br />
vragen variabele” vast. De invoer wordt in de<br />
“invoertekst” verklaard.<br />
Bij de interpretatie van dit commando wordt de<br />
“invoertekst” getoond en voor de invoer van de<br />
variabelen opgevraagd (afbeelding rechtsonder). De<br />
interpretatie van het programma wordt na de<br />
gegevensinvoer voortgezet.<br />
De ingevoerde waarde wordt toegekend aan de “op<br />
te vragen variabele”.<br />
394 6 DIN-programmering
WINDOW<br />
WINDOW (uitvoervenster definiëren)<br />
“Functie programmavariabelen”<br />
kiezen<br />
“WINDOW” kiezen (afbeelding<br />
rechtsboven)<br />
„ Met “Regels voor uitvoer” de grootte van het<br />
uitvoervenster kiezen<br />
„ Met “Regels voor uitvoer = 0” het uitvoervenster<br />
sluiten<br />
Met het commando “WINDOW” wordt de grootte<br />
van het “uitvoervenster” ter informatie van de<br />
machine-operator vastgelegd. Als u geen<br />
gebruikmaakt van “WINDOW”, wordt voor de uitvoer<br />
van informatie een uitvoervenster met 3 regels<br />
aangemaakt.<br />
Het uitvoervenster wordt onder aan het “lijst- en<br />
programmavenster” aangemaakt. Het venster<br />
verschijnt bij de eerste informatie-uitvoer en blijft op<br />
het beeldscherm staan, totdat u het sluit of de<br />
“interpretatie” van het DIN-programma is beëindigd.<br />
U sluit het uitvoervenster met een “WINDOWoproep”<br />
en de parameterinvoer “Regels voor uitvoer<br />
= 0”.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 395<br />
6.25 Gegevensinvoer, gegevensuitvoer
6.25 Gegevensinvoer, gegevensuitvoer<br />
PRINT<br />
PRINT (informatie uitvoeren)<br />
“Functie programmavariabelen”<br />
kiezen<br />
“PRINT” kiezen (afbeelding<br />
rechtsboven)<br />
„ “Uitvoerteksten” en<br />
„ “variabelennummers” vastleggen (afbeelding<br />
rechts)<br />
Wanneer dit commando wordt uitgevoerd, worden de<br />
gedefinieerde “uitvoertekst” en de waarde (inhoud)<br />
van de opgegeven “programmavariabele voor<br />
uitvoer” in het “uitvoervenster” vermeld.<br />
Het PRINT-commando is bedoeld voor de definitie van<br />
meerdere teksten en variabelen.<br />
„ Het “uitvoervenster” wordt na de<br />
vertaling (interpretatie) – maar vóór de<br />
uitvoering van het DIN-programma<br />
gewist.<br />
„ Het “uitvoervenster” blijft bij de<br />
simulatie behouden. Het wordt pas<br />
gewist als de simulatie opnieuw wordt<br />
opgestart.<br />
396 6 DIN-programmering
6.26 Programmering van variabelen<br />
Basisprincipes<br />
De <strong>MANUALplus</strong> vertaalt de NC-programma’s voordat deze worden<br />
uitgevoerd. Er wordt daarom onderscheid gemaakt tussen twee typen<br />
variabelen:<br />
„ #-variabele – verwerking tijdens de NC-programmavertaling<br />
„ V-variabele (of resultaten) – verwerking tijdens deuitvoering van<br />
het NC-programma<br />
De volgende regels gelden:<br />
„ “vermenigvuldiging voor deling”<br />
„ max. 6 niveaus van haakjes<br />
„ integer-variabele (alleen bij V-variabelen): integere waarden van –<br />
32767 .. +32768<br />
„ real-variabele (bij #- en V-variabele): drijvende-kommagetallen met<br />
max. 10 posities vóór en 7 posities na de komma<br />
„ de variabelen blijven “gehandhaafd”, ook wanneer de besturing<br />
tussentijds wordt uitgeschakeld<br />
Syntax Rekenkundige functies<br />
+ Optellen<br />
– Aftrekken<br />
* Vermenigvuldigen<br />
/ Delen<br />
SQRT(...) vierkantswortel<br />
ABS(...) absolute waarde<br />
TAN(...) tangens (in graden)<br />
ATAN(...) arc tangens (in graden)<br />
SIN(...) sinus (in graden)<br />
ASIN(...) arc sinus (in graden)<br />
COS(...) cosinus (in graden)<br />
ACOS(...) arc cosinus (in graden)<br />
ROUND(...) afronden<br />
LOGN(...) natuurlijke logaritme<br />
EXP(...) exponentiële functie ex<br />
INT(...) decimalen afbreken<br />
alleen bij #-variabelen:<br />
SQRTA(.., ..) vierkantswortel uit (a 2 +b 2 )<br />
SQRTS(.., ..) vierkantswortel uit (a 2 –b 2 )<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 397<br />
6.26 Programmering van variabelen
6.26 Programmering van variabelen<br />
#-variabelen<br />
De <strong>MANUALplus</strong> onderscheidt de volgende toepassingsgebieden<br />
op basis van de nummergroepen:<br />
„ #0 .. #45: globale variabelen<br />
Globale variabelen blijven na het programma-einde bestaan en<br />
kunnen door het volgende NC-programma worden verwerkt.<br />
„ #46 .. #50 gereserveerde variabelen voor expertprogramma’s<br />
mogen niet in uw NC-programma worden gebruikt.<br />
„ #256 .. #285 lokale variabelen<br />
gelden binnen een subprogramma.<br />
Parameterwaarden lezen<br />
Syntaxis#1 = PARA(x,y,z)<br />
x = parametergroep<br />
„ 1: machineparameters<br />
„ 2: besturingsparameters<br />
„ 3: instelparameters<br />
„ 4: bewerkingsparameters<br />
„ 5: PLC-parameters<br />
y = parameternummer<br />
z = subparameternummer<br />
Informatie in variabelen<br />
U kunt de volgende gereedschaps- en NC-informatie uit variabelen<br />
uitlezen (zie tabellen rechts en op de volgende pagina).<br />
Positie- en meetgegevens zijn altijd metrisch – ook<br />
wanneer een NC-programma “in inch” wordt uitgevoerd.<br />
Voorbeeld: “#-variabele”<br />
. . .<br />
N.. #1=PARA(1,7,2) [leest “machinemaat 1 Z”<br />
in variabele #1 ]<br />
N.. . . .<br />
N.. #1=#1+1<br />
N.. G1 X#1<br />
N.. G1 X(SQRT(3*(SIN(30)))<br />
N.. #1=(ABS(#2+0.5))<br />
. . .<br />
#-variabele NC-informatie<br />
#768, #770 laatst geprogrammeerde positie X<br />
(radiusmaat), Z<br />
#771 laatst geprogrammeerde positie C [°]<br />
#774 Status SRK/FRK<br />
40: G40 actief; 41: G41 actief; 42: G42<br />
actief<br />
#776 actieve slijtagecorrecties (G148)<br />
0: DX, DZ; 1: DS, DZ; 2: DX, DS<br />
#778 Maateenheid: 0=metrisch; 1=inch<br />
#785, #786 afstand gereedschapspunt –<br />
sledereferentiepunt Z, X<br />
#787 referentiediameter mantelbewerking<br />
(G120)<br />
#791..#792 G57-overmaten X, Z<br />
#793 G58-overmaat P<br />
#794..#795 snijkantbreedte in X, Z waarmee het<br />
gereedschapsreferentiepunt bij G150/<br />
G151 wordt verschoven<br />
#796 spilnummer waarvoor als laatste de<br />
aanzet is geprogrammeerd<br />
#797 spilnummer waarvoor als laatste het<br />
toerental is geprogrammeerd<br />
398 6 DIN-programmering
Voorwaarde bij gereedschapsinformatie: de variabelen moeten<br />
door middel van een gereedschapsoproep in het NC-Programma zijn<br />
“vastgelegd”.<br />
De bezetting van de variabelen #519..#521 is van het<br />
gereedschapstype afhankelijk.<br />
#-variabele Gereedschapsinformatie<br />
#514 Gereedschapstype:<br />
„ 1: draaigereedschap<br />
„ 2: steekgereedschap<br />
„ 3: draadsnijgereedschap<br />
„ 4: boren<br />
„ 5: draadtappen<br />
„ 6: freesgereedschap<br />
#515 Gereedschapsoriëntatie:<br />
#519 bij gereedschapstype 6: aantal tanden<br />
(K)<br />
#520 bij gereedschapstype:<br />
„ 1, 2: Snijkantradius (R)<br />
„ 6: freesdiameter (I)<br />
#521 bij gereedschapstype 2:<br />
snijkantbreedte (K)<br />
#522 Gereedschapspositie (referentie:<br />
bewerkingsrichting van het<br />
gereedschap) :<br />
„ 0: op de contour<br />
„ 1: rechts van de contour<br />
„ – 1: links van de contour<br />
#523..#524 Instelmaten (Z, X)<br />
#526..#527 positie van het snijkantmiddelpunt I, K<br />
(zie afbeelding onder)<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 399<br />
6.26 Programmering van variabelen
6.26 Programmering van variabelen<br />
V-variabelen<br />
De <strong>MANUALplus</strong> maakt op basis van de nummergroepen onderscheid<br />
tussen de volgende waarde- en toepassingsgebieden:<br />
„ Real: V1 .. V199 ..<br />
„ Integer: V200 .. V299<br />
„ gereserveerd: V300 .. V900<br />
Vragen en toewijzingen:<br />
„ Machinematen lezen/schrijven (machineparameter 7)<br />
Syntaxis: V{Mx[y]}<br />
x = maat 1..9<br />
y = coördinaat: X, Y, Z, U, V, W, A, B of C<br />
„ externe wisselcodes opvragen<br />
Er wordt naar een bit van de wisselcode op 0 of 1 gevraagd. De<br />
machinefabrikant legt de betekenis van de wisselcode vast.<br />
Syntaxis: V{Ex[y]}<br />
x = slede 1<br />
y = bit: 1..16<br />
„ Wisselcodes opvragen<br />
Met de “bewaking van de gereedschapsstandtijd” en het “zoeken<br />
van de startregel” worden wisselcodes gegenereerd.<br />
Syntaxis:V{Ex[1]}<br />
x = wisselcode: 20, 90<br />
„ 20: standtijd van een gereedschap is verstreken (globale<br />
informatie)<br />
„ 90: zoeken van startregel (0=niet actief; 1=actief)<br />
„ Gereedschapscorrecties lezen/schrijven<br />
Syntaxis V{Dx[y]}<br />
x = T-nummer<br />
y = lengtecorrectie: X, Y, of Z<br />
Voorbeeld: “V-variabele”<br />
. . .<br />
N.. V{M1[Z]=300} [ zet “machinemaat 1 Z” op<br />
“300” ]<br />
. . .<br />
N.. G0 Z{M1[Z]} [ verplaatst naar<br />
“machinemaat 1 Z” ]<br />
. . .<br />
N.. IF{E1[1]==0} [ vraagt “Externe<br />
wisselcode 1 – bit 1” op ]<br />
. . .<br />
N.. V{D5[X]=1.3} [ stelt “Correctie X bij<br />
gereedschap 5” in ]<br />
. . .<br />
N.. V{V12=17.4}<br />
N.. V{V12=V12+1}<br />
N.. G1 X{V12}<br />
. . .<br />
400 6 DIN-programmering
Informatie in variabelen<br />
„ V901, V902 en V919 worden bij de G-functies G901, G902 en G903<br />
gebruikt (zie tabel).<br />
„ X-waarden worden als radiuswaarden opgeslagen.<br />
„ Let op: de functies G901, G902 en G903 overschrijven<br />
de variabelen – ook wanneer ze nog niet zijn verwerkt!<br />
Informatie over interpreterstop (G909)<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bewerkt ca. 15 tot 20 NC-regels “vooraf”. Wanneer<br />
variabelen kort voor de verwerking worden toegewezen, zouden<br />
“oude waarden” worden verwerkt. Een interpreterstop zorgt ervoor<br />
dat de variabele de “nieuwe” waarde omvat.<br />
Met G909 wordt de “interpretatie vooraf” gestopt. De NC-regels t/m<br />
G909 worden uitgevoerd – pas daarna worden de volgende NC-regels<br />
uitgevoerd.<br />
„ Programmeer een interpreterstop, wanneer variabelen<br />
of externe wisselcodes “kort voordat” de regel wordt<br />
uitgevoerd, veranderen.<br />
„ Door elke interpreterstop wordt de uitvoeringstijd van<br />
het NC-programma verlengd.<br />
„ Enkele G-functies bevatten de interpreterstop.<br />
Betekenis van variabelen<br />
Slede 1 (X, Z) V901 V902<br />
C-as V919<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 401<br />
6.26 Programmering van variabelen
6.27 Programmasprong, programmaherhaling<br />
6.27 Programmasprong,<br />
programmaherhaling<br />
IF (...) (voorwaardelijke programmasprong)<br />
“Functie programmavariabelen”<br />
kiezen<br />
“Voorwaardelijke<br />
programmasprong” kiezen<br />
“Voorwaarde variabelen” invoeren (afbeelding<br />
rechtsboven)<br />
U kunt “rekenkundige functies” en “rekenkundige<br />
bewerkingen” samen in een rekenformule<br />
toepassen. De rekenkundige functies zijn over twee<br />
menuvelden verdeeld. Met “>>” kunt u van menu<br />
verwisselen.<br />
Bij de “voorwaarde” staan links en rechts van de<br />
“vergelijkingsoperator” variabelen of rekenformules<br />
(afbeelding rechtsboven).<br />
De “voorwaardelijke sprong” omvat de volgende<br />
elementen:<br />
„ “IF” (als) – gevolgd door een voorwaarde<br />
(vergelijking)<br />
„ “THEN” (dan) – als aan de voorwaarde is voldaan,<br />
wordt de “THEN-sprong” uitgevoerd<br />
„ “ELSE” (anders) – indien niet aan de voorwaarde is<br />
voldaan, wordt de “ELSE-sprong” uitgevoerd<br />
„ “ENDIF” – hiermee wordt de “voorwaardelijke<br />
programmasprong” afgesloten<br />
Voeg na invoer van de “voorwaardelijke<br />
programmasprong” de NC-regels in die moeten<br />
worden uitgevoerd.<br />
De “ELSE-sprong” kan achterwege blijven.<br />
Verhoudingsoperatoren<br />
< kleiner dan<br />
groter dan<br />
>= groter dan of gelijk aan<br />
== gelijk aan<br />
AND logische verbinding EN<br />
OR logische verbinding OF<br />
402 6 DIN-programmering
WHILE (programmaherhaling)<br />
“Functie programmavariabelen”<br />
kiezen<br />
“Programmaherhaling” kiezen<br />
“Voorwaarde variabelen” invoeren (afbeelding<br />
rechtsboven)<br />
De “programmaherhaling” omvat de volgende<br />
elementen:<br />
„ „WHILE“ – gevolgd door een voorwaarde<br />
(vergelijking)<br />
„ “ENDWHILE” – hiermee wordt de<br />
“voorwaardelijke programmasprong” afgesloten<br />
De NC-regels die tussen WHILE en ENDWHILE staan,<br />
worden uitgevoerd zolang aan de “voorwaarde”<br />
wordt voldaan. Als niet aan de voorwaarde wordt<br />
voldaan, gaat de <strong>MANUALplus</strong> verder met de regel na<br />
“ENDWHILE”.<br />
Bij de “voorwaarde” staan links en rechts van de<br />
“vergelijkingsoperator” variabelen of rekenformules<br />
(afbeelding rechtsboven).<br />
Voeg na invoer van de “programmaherhaling” de NCregels<br />
in die moeten worden uitgevoerd.<br />
Wanneer altijd aan de “voorwaarde” in<br />
het WHILE-commando wordt voldaan,<br />
leidt dit tot een “gesloten<br />
programmalus”. Dit is een veel<br />
voorkomende storingsoorzaak, wanneer<br />
met programmaherhalingen wordt<br />
gewerkt.<br />
Verhoudingsoperatoren<br />
< kleiner dan<br />
groter dan<br />
>= groter dan of gelijk aan<br />
== gelijk aan<br />
AND logische verbinding EN<br />
OR logische verbinding OF<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 403<br />
6.27 Programmasprong, programmaherhaling
6.28 Variabele als adresparameter<br />
6.28 Variabele als adresparameter<br />
Variabele als adresparameter<br />
Kies invoerparameters (afbeelding rechtsboven)<br />
Variabele kiezen<br />
“Variabelennummer” invoeren<br />
>#-programmavariabele kiezen<br />
“Programmavariabele” kiezen<br />
Variabelennummer overnemen<br />
indien gewenst: rekenformule invoeren<br />
Rekenkundige functie<br />
of<br />
rekenkundige bewerking kiezen<br />
(afbeelding rechtsonder)<br />
Variabele/variabelenberekening als<br />
adresparameter overnemen<br />
„ In het invoerveld verschijnt een “V”. In<br />
het DIN-programma wordt echter de<br />
volledige aanduiding van de variabele<br />
resp. de rekenformule overgenomen<br />
(afbeeldingen rechts).<br />
„ Een rekenformule moet tussen haakjes<br />
staan<br />
(Voorbeeld: G1 X(3*SIN(#30)) Z#31).<br />
404 6 DIN-programmering
Overzicht van rekenkundige functies<br />
SIN sinus (graden)<br />
COS cosinus (graden)<br />
TAN tangens (graden)<br />
ATAN arcustangens (graden)<br />
ABS som<br />
ROUND afronden<br />
INT afbreken<br />
SQRT vierkantswortel<br />
SQRTA vierkantswortel uit (a 2 + b 2 )<br />
SQRTS vierkantswortel uit (a 2 – b 2 )<br />
LOGN natuurlijke logaritme<br />
EXP exponentiële functie<br />
+ Optellen<br />
– Aftrekken<br />
* Vermenigvuldigen<br />
/ Delen<br />
= toewijzing<br />
( haakje openen<br />
) haakje sluiten<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 405<br />
6.28 Variabele als adresparameter
6.28 Variabele als adresparameter<br />
U kunt NC-regels aanmaken waarin uitsluitend<br />
variabelenberekeningen worden geprogrammeerd (afbeelding rechts).<br />
Variabele berekenen<br />
“Functie programmavariabelen” kiezen<br />
“Toewijzing (#)” kiezen<br />
“Variabelennummer” invoeren<br />
rekenformule invoeren<br />
Variabelennummer overnemen<br />
Rekenkundige functie<br />
of<br />
rekenkundige bewerking kiezen (afbeelding<br />
rechtsonder)<br />
Variabele/variabelenberekening als adresparameter<br />
overnemen<br />
De rekenformule wordt tijdens de programma-interpretatie berekend.<br />
De uitkomst wordt aan de variabele toegekend.<br />
U kunt “rekenkundige functies” en “rekenkundige bewerkingen”<br />
samen in een rekenformule toepassen. De rekenkundige functies zijn<br />
over twee menuvelden verdeeld. Met “>>” kunt u van menu<br />
verwisselen.<br />
Hierbij geldt:<br />
„ vermenigvuldigen en delen gaan voor optellen en aftrekken.<br />
„ bij haakjes zijn maximaal 6 niveaus mogelijk<br />
406 6 DIN-programmering
6.29 Subprogramma’s<br />
Subprogramma kiezen<br />
Subprogramma kiezen<br />
“Subprogramma oproepen” kiezen<br />
DIN-macrolijst kiezen<br />
Overdrachtparameters invoeren<br />
DIN-macro overnemen kiezen<br />
Naam van subprogramma direct invoeren<br />
“Subprogramma oproepen” kiezen<br />
“Programmanaam” invoeren (afbeelding<br />
rechtsboven)<br />
Overdrachtparameters invoeren<br />
Algemene informatie over subprogramma’s:<br />
„ Subprogramma’s staan in een apart bestand. Ze<br />
worden door willekeurige hoofdprogramma’s en<br />
andere subprogramma's opgeroepen. (DIN-macro’s<br />
zijn subprogramma’s.)<br />
„ Subprogramma’s kunnen maximaal 6 keer worden<br />
“genest”. Met “nesten” wordt bedoeld, dat in een<br />
subprogramma een ander subprogramma wordt<br />
opgeroepen.<br />
„ Recursies moeten worden vermeden.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 407<br />
6.29 Subprogramma’s
6.29 Subprogramma’s<br />
„ U kunt in een subprogramma maximaal 20 “overdrachtswaarden”<br />
opnemen. De aanduidingen zijn:<br />
LA t/m LF, LH, I, J, K, O, P, R, S, U, W, X, Y, Z.<br />
In het subprogramma zijn de overdrachtswaarden als variabelen<br />
beschikbaar. De code is: „#__..“ gevolgd door de<br />
parameteraanduiding in kleine letters (bijvoorbeeld: #__la).<br />
U kunt deze overdrachtswaarden bij de programmering van<br />
variabelen in het subprogramma gebruiken (afbeelding<br />
rechtsonder).<br />
In de overdrachtparameter LN worden integere waarden van 0 t/m<br />
9999 doorgegeven.<br />
„ Over de variabelen #256 – #285 kunt u in elk subprogramma voor<br />
interne berekeningen beschikken (lokale variabelen)<br />
„ Als een subprogramma meermaals moet worden uitgevoerd, kunt u<br />
het “aantal herhalingen Q” opgeven.<br />
Dialoogteksten<br />
U kunt parameterbeschrijvingen die voor of na de invoervelden staan,<br />
in het externe subprogramma definiëren.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> stelt de maateenheden van de parameters<br />
automatisch in op “metrisch” of “inch”.<br />
Er zijn maximaal 19 beschrijvingen mogelijk. De positie van de<br />
parameterbeschrijving in het subprogramma is willekeurig.<br />
Parameterbeschrijvingen:<br />
[//] – begin<br />
[pn=n; s=parametertekst (maximaal 16 tekens) ]<br />
[//] – einde<br />
pn: parameter-identifier (la, lb, ...)<br />
n: conversiecijfer voor maateenheden<br />
„ 0: dimensieloos<br />
„ 1: “mm” of “inch”<br />
„ 2: “mm/omw.” of “inch/omw.”<br />
„ 3: “mm/min.” of “inch/min.”<br />
„ 4: “m/min.” of “feet/min.”<br />
„ 5: “omw./min.”<br />
„ 6: graden (°)<br />
„ 7: “µm” of “µinch”<br />
Voorbeeld:<br />
. . .<br />
[//]<br />
[la=1; s=stafdiameter.]<br />
[lb=1; s=startpunt in Z]<br />
[lc=1; s=afkanting/afronding (-/+)]<br />
. . .<br />
[//]<br />
. . .<br />
408 6 DIN-programmering
6.30 M-functies<br />
M-functies worden toegepast voor de programmabesturing en als<br />
machinefuncties.<br />
M-functie invoeren<br />
Kies “M-functie”<br />
Nummer van de M-functie en indien noodzakelijk parameters invoeren<br />
M-functies voor programmabesturing<br />
„ M00 Programmastop: stopt de uitvoering van het DIN-programma<br />
en zet deze voort wanneer “Cyclusstart” wordt gekozen.<br />
„ M01 Optionele stop: Met “Programma-uitvoering” stelt u met<br />
Automatische programma-uitvoering > in of een cyclus- of DINprogramma<br />
bij M01 moet stoppen. Als deze schakelaar is<br />
uitgeschakeld, stopt de <strong>MANUALplus</strong> bij M01 en wordt de<br />
uitvoering van het programma voortgezet wanneer “Cyclusstart”<br />
wordt gekozen.<br />
„ M30 programma-einde: betekent “programma- of subprogrammaeinde”.<br />
(M30 hoeft niet te worden geprogrammeerd.) Als u na M30<br />
“Cyclusstart” kiest, wordt het programma vanaf het begin opnieuw<br />
uitgevoerd.<br />
„ M99 Programma-einde en herstart: Programma-einde met<br />
terugsprong naar programmabegin, of aangegeven regelnummer en<br />
herstart. De <strong>MANUALplus</strong> begint opnieuw met de uitvoering van<br />
het programma vanaf:<br />
„ het programmabegin, als er geen “volgende regel NS” is<br />
ingevoerd<br />
„ het regelnummer NS, als er geen “volgende regel NS” is<br />
ingevoerd<br />
„ M417: schakelt de veiligheidszonebewaking uit<br />
„ M418: schakelt de veiligheidszonebewaking in<br />
Let bij gebruik van M99 op het volgende: Alle functies<br />
die blijven ingeschakeld tot het moment van uitschakeling<br />
(aanzet, toerental, gereedschapsnummer, etc.) en die aan<br />
het programma-einde geldig zijn, gelden ook als het<br />
programma opnieuw wordt opgestart. U moet deze<br />
functies daarom aan het programmabegin of vanaf de<br />
startregel opnieuw programmeren.<br />
M-functies voor programmabesturing<br />
M00 Programmastop<br />
M01 Optionele stop<br />
M30 Programma-einde<br />
M99 NS.. Programma-einde met terugsprong<br />
naar programmabegin, of regelnummer<br />
“NS..” en herstart.<br />
M417 Veiligheidszonebewaking uitschakelen<br />
M418 Veiligheidszonebewaking inschakelen<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 409<br />
6.30 M-functies
6.30 M-functies<br />
Machinecommando’s<br />
De werking van de machinefuncties is afhankelijk van de uitvoering<br />
van uw draaibank. In de tabel staan de M-functies die “meestal”<br />
worden gebruikt.<br />
Raadpleeg het machinehandboek om vast te stellen welke M-functies<br />
op uw machine van toepassing zijn.<br />
M-functies als machinefuncties<br />
M03 Hoofdspil aan (rechtsom)<br />
M04 Hoofdspil aan (linksom)<br />
M05 Hoofdspilstop<br />
M12 Rem hoofdspil aanhalen<br />
M13 Rem hoofdspil afzetten<br />
M14 C-as aan<br />
M15 C-as uit<br />
M19 C.. Spilstop op positie “C”<br />
M40 Spiloverbrenging op 0 instellen<br />
(neutraalstand)<br />
M41 Spiloverbrenging op 1 instellen<br />
M42 Spiloverbrenging op 2 instellen<br />
M43 Spiloverbrenging op 3 instellen<br />
M44 Spiloverbrenging op 4 instellen<br />
M103 Spil 1 (aangedreven gereedschap) aan<br />
(rechtsom)<br />
M104 Spil 1 (aangedreven gereedschap) aan<br />
(linksom)<br />
M105 Spil 1 (aangedreven gereedschap) stop<br />
410 6 DIN-programmering
Werkstand<br />
Gereedschapsbeheer<br />
7<br />
411 7 Werkstand Gereedschapsbeheer
7.1 De werkstand Gereedschapsbeheer<br />
7.1 De werkstand<br />
Gereedschapsbeheer<br />
De contourcoördinaten programmeert u meestal<br />
volgens de dimensionering van het werkstuk op de<br />
tekening. U moet de lengtematen, snijkantradius,<br />
instelhoek en andere gereedschapsmaten invoeren,<br />
zodat de <strong>MANUALplus</strong> de sledebaan kan berekenen,<br />
de snijkantradiuscompensatie kan uitvoeren en de<br />
snede-opdelingen kan bepalen.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> slaat max. 99 gereedschapsrecords<br />
op, waarbij elke gereedschapsrecord met een<br />
nummer (1...99) wordt aangeduid. Met behulp van<br />
een aanvullende gereedschapsbeschrijving kunt u de<br />
gereedschapsgegevens gemakkelijker terugvinden.<br />
In de werkstand Machine heeft u de beschikking over<br />
functies om de gereedschapslengtematen te bepalen<br />
(zie “Gereedschapsmaten bepalen” op bladzijde 54).<br />
De slijtagecorrecties worden apart bijgehouden.<br />
Hierdoor kunt u op elk gewenst moment, zelfs tijdens<br />
de uitvoering van het programma, correctiewaarden<br />
invoeren.<br />
U kunt aan de gereedschappen snijgegevens<br />
(spiltoerental, aanzet) toekennen, die dan met een druk<br />
op de knop als cyclusparameters resp.<br />
machinegegevens worden overgenomen. Het werk<br />
wordt hierdoor vergemakkelijkt, omdat u de snijwaarden<br />
slechts één keer hoeft te bepalen en in te voeren.<br />
Gereedschapstypes<br />
Nadraaibeitels, boren, steekbeitels, etc. zijn zeer<br />
verschillend van vorm. Daarom zijn de<br />
referentiepunten waarmee de lengtematen worden<br />
vastgesteld en de overige gereedschapsgegevens<br />
ook verschillend.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> onderscheidt:<br />
„ Draaigereedschap – de groep omvat de volgende<br />
gereedschappen:<br />
„ Voorbewerkingsgereedschap<br />
„ Nabewerkingsgereedschap<br />
„ Fijn nabewerkingsgereedschap<br />
„ Kopieergereedschap<br />
„ Halfronde snijbeitels<br />
„ Steekbeitels – de groep omvat de volgende<br />
gereedschappen:<br />
„ Insteekbeitels<br />
„ Draaduitloopgereedschap<br />
„ Afsteekbeitels<br />
„ Draai-/steekbeitels<br />
412 7 Werkstand Gereedschapsbeheer
„ Draadsnijgereedschap: alle types draadsnijgereedschap met<br />
uitzondering van draadtappen<br />
„ Boren – de groep omvat de volgende gereedschappen:<br />
„ Centreergereedschap<br />
„ Aanboorbeitels<br />
„ Spiraalboren<br />
„ Snijplaatboren<br />
„ Verzinkboren<br />
„ Ruimers<br />
„ Draadtappen: alle types draadtappen<br />
„ Freesgereedschap – de groep omvat de volgende<br />
gereedschappen:<br />
„ Sleuffrezen<br />
„ Stiftfrezen<br />
„ Draadfrezen<br />
U zult ongetwijfeld meer “gereedschapstypes” op uw draaibank<br />
gebruiken. Het aantal types is bij de <strong>MANUALplus</strong> bewust<br />
overzichtelijk gehouden.<br />
Gereedschapsstandtijdbewaking<br />
Bij Gereedschapsstandtijdbewaking voert u vooraf de standtijd van de<br />
snijplaten resp. het aantal werkstukken in dat met een snijplaat kan<br />
worden geproduceerd. Het systeem controleert de inzet van het<br />
gereedschap en meldt wanneer de standtijd is verstreken resp. het<br />
aantal stuks is bereikt (zie “Bewaking van gereedschapsstandtijd” op<br />
bladzijde 59 en “Gereedschapsgegevens –extra parameters” op<br />
bladzijde 426).<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 413<br />
7.1 De werkstand Gereedschapsbeheer
7.2 Organisatie van gereedschap<br />
7.2 Organisatie van gereedschap<br />
De items in de gereedschapstabel zijn met T1...T99<br />
aangeduid. De geschetste gereedschapspunt toont<br />
het gereedschapstype en de gereedschapsoriëntatie.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> vermeldt in de gereedschapstabel<br />
belangrijke parameters en de gereedschapsbeschrijvingen.<br />
In het invoervenster ziet u de overige<br />
gegevens van het item waarop de cursor staat.<br />
Met de cursortoetsen en met “PgUp/PgDn” kunt u in<br />
de gereedschapstabel “navigeren”, om de items te<br />
bekijken. U kunt ook de items van een<br />
gereedschapstype “zoeken” om de gegevens te<br />
bekijken.<br />
Voer de gereedschapsgegevens opnieuw in<br />
8 Positioneer de cursor op een vrije positie<br />
8 Kies Toevoegen<br />
8 Gereedschapstype kiezen – de <strong>MANUALplus</strong> opent<br />
het invoervenster en verklaart de parameters in het<br />
helpscherm.<br />
Item wijzigen<br />
8 Plaats de cursor op het gewenste item<br />
8 Kies Wijzigen<br />
8 De gereedschapsparameters worden beschikbaar<br />
gesteld voor bewerking (het gereedschapstype kan<br />
niet worden gewijzigd)<br />
Item kopiëren<br />
8 Plaats de cursor op het gewenste item<br />
8 Kies Kopiëren<br />
8 Positioneer de cursor op een vrije positie<br />
8 Roep met Invoegen de gekopieerde<br />
gereedschapsgegevens op<br />
Item verplaatsen<br />
8 Plaats de cursor op het gewenste item<br />
8 Klik op de knop Knippen (de<br />
gereedschapsgegevens worden gewist)<br />
8 Positioneer de cursor op een vrije positie<br />
8 Roep met Invoegen de gereedschapsgegevens op<br />
Item wissen<br />
8 Plaats de cursor op het te wissen item<br />
8 Kies Wissen<br />
414 7 Werkstand Gereedschapsbeheer
Items zoeken<br />
8 Kies Zoeken<br />
8 Kies het gereedschapstype met de desbetreffende menutoets<br />
8 De <strong>MANUALplus</strong> plaatst de cursor op het volgende item van dit<br />
gereedschapstype.<br />
8 Bedien de menutoets van het betreffende gereedschapstype<br />
opnieuw: de <strong>MANUALplus</strong> plaatst de cursor op het volgende item<br />
van dit gereedschapstype. Als er geen verder item is, wordt<br />
opnieuw het eerste tabel-item van dit type getoond.<br />
8 Bedieningsmogelijkheden:<br />
– Wijzigen: de <strong>MANUALplus</strong> stelt de parameters beschikbaar voor<br />
bewerking.<br />
– Terug: terug naar de gereedschapstabel<br />
In het interne buffergeheugen kan slechts één item<br />
worden opgenomen! Wanneer u meerdere items na<br />
elkaar met Knippen of Kopiëren opneemt, zonder dat u<br />
ze met Invoegen verplaatst, gaan de vorige items<br />
verloren.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 415<br />
7.2 Organisatie van gereedschap
7.3 Gereedschapsteksten<br />
7.3 Gereedschapsteksten<br />
Een beschrijving of aanduiding van het<br />
gereedschapsitem vereenvoudigt het terugvinden. U<br />
kunt zelf bepalen of u elk afzonderlijk gereedschap<br />
van een identificatienummer voorziet of een<br />
algemene beschrijving hanteert.<br />
De samenhang:<br />
„ De beschrijvingen worden ondergebracht in de lijst<br />
Gereedschapsteksten. Elk item wordt<br />
voorafgegaan door een “Q-nummer”.<br />
„ De parameter “gereedschapstekst Q” bevat het<br />
referentienummer van de lijst<br />
“Gereedschapsteksten”. In de gereedschapstabel<br />
wordt de tekst waarnaar “Q” wijst, gepresenteerd.<br />
Met de cursortoetsen en met “PgUp/PgDn” kunt u in<br />
de lijst “Gereedschapsteksten” navigeren om de<br />
items te bekijken.<br />
Item aanmaken<br />
8 Positioneer de cursor op een vrije positie<br />
8 Kies Tekst wijzigen<br />
8 Het alfanumerieke toetsenbord voor tekstinvoer<br />
verschijnt<br />
Item wijzigen<br />
8 Cursor op de desbetreffende ingevoerde tekst<br />
plaatsen<br />
8 Kies Tekst wijzigen<br />
8 Het alfanumerieke toetsenbord voor tekstcorrectie<br />
verschijnt<br />
Item kopiëren<br />
8 Cursor op de desbetreffende ingevoerde tekst<br />
plaatsen<br />
8 Kies Kopiëren<br />
8 Positioneer de cursor op een vrije positie<br />
8 Roep met Invoegen de gekopieerde tekst op<br />
Item verplaatsen<br />
8 Cursor op de desbetreffende ingevoerde tekst<br />
plaatsen<br />
8 Kies Knippen<br />
8 Positioneer de cursor op een vrije positie<br />
8 Roep met Invoegen de gekopieerde tekst op<br />
Item wissen<br />
8 Plaats de cursor op de te wissen ingevoerde tekst<br />
8 Kies Wissen<br />
416 7 Werkstand Gereedschapsbeheer
Tekstnummer overnemen<br />
8 Cursor op de desbetreffende ingevoerde tekst plaatsen<br />
8 Kies Overname tekstnr.<br />
8 De <strong>MANUALplus</strong> neemt het “Q-nummer” van de tekstinvoer als<br />
“gereedschapstekst Q” over en schakelt terug naar de invoer van<br />
de gereedschapsgegevens.<br />
„ Als u met Terug terugschakelt naar bewerking van<br />
gereedschapsgegevens, wordt “gereedschapstekst Q”<br />
niet gewijzigd.<br />
„ In het interne buffergeheugen kan slechts één item<br />
worden opgenomen! Wanneer u meerdere items na<br />
elkaar met Knippen of Kopiëren opneemt, zonder dat u<br />
ze met Invoegen verplaatst, gaat het vorige item<br />
verloren.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 417<br />
7.3 Gereedschapsteksten
7.4 Gereedschapsgegevens<br />
7.4 Gereedschapsgegevens<br />
Gereedschapsoriëntatie<br />
De <strong>MANUALplus</strong> leidt uit de gereedschapsoriëntatie de positie van de<br />
snijkant af en, afhankelijk van het gereedschapstype, andere<br />
informatie (bijv. richting van de instelhoek, ligging van het<br />
referentiepunt, etc.). Deze gegevens zijn noodzakelijk voor de<br />
berekening van de snijkant- en freesradiuscompensatie, de<br />
insteekhoek, etc.<br />
Referentiepunt<br />
De “instelmaten X, Z” zijn gerelateerd aan het referentiepunt van het<br />
gereedschap. De positie van het referentiepunt is afhankelijk van het<br />
gereedschapstype (zie helpschermen).<br />
Gereedschapsgegevens bewerken<br />
Wanneer u een menutoets heeft bediend, opent de <strong>MANUALplus</strong> het<br />
invoervenster voor parameterinvoer en het helpscherm met een<br />
verklaring van de parameters.<br />
Gereedschapsgegevens worden in twee invoervensters bewerkt. In<br />
het eerste invoervenster staan de specifieke parameters van dit<br />
gereedschapstype, in het tweede invoervenster de snijgegevens,<br />
gegevens voor spilrotatierichting en standtijdbewaking. Als u geen<br />
gebruik maakt van deze gegevens, hoeft u dit tweede invoervenster<br />
niet op te roepen.<br />
„ Gereedschapsparameters waarvan de codeletters grijs<br />
worden weergegeven, kunnen eventueel worden<br />
ingevoerd. Deze parameters worden gehanteerd als<br />
bepaalde cyclusparameters niet worden ingevoerd, als<br />
er insteekhoeken moeten worden berekend of<br />
aanzetten moeten worden bepaald, etc.<br />
„ Instructies voor het gebruik van deze parameters vindt u<br />
bij de beschrijving van de gereedschapsgegevens of de<br />
cyclusbeschrijving.<br />
418 7 Werkstand Gereedschapsbeheer
Draaigereedschap<br />
Kies “Draaigereedschap”<br />
In het helpscherm wordt de dimensionering verklaard van gebogen<br />
voor- of nabewerkingsgereedschap voor bewerkingen in<br />
lengterichting (WO 1, 3, 5 en 7). Op de volgende pagina vindt u<br />
instructies voor de dimensionering van vlakgereedschap, neutraal<br />
gereedschap en halfronde snijbeitels.<br />
Gereedschapsparameters<br />
8 X Instelmaat in X<br />
8 Z Instelmaat in Z<br />
8 R Snijkantradius<br />
8 WO Gereedschapsoriëntatie: codecijfer: zie helpscherm<br />
8 A Instelhoek: bereik: 0°
7.4 Gereedschapsgegevens<br />
Neutraal gereedschap<br />
De gereedschapsoriëntaties WO=2, 4, 6, 8 gelden voor “neutraal”<br />
gereedschap. Met neutraal wordt bedoeld dat de snijkant haaks op de<br />
X- of Z-as staat (afbeelding rechts).<br />
Halfronde snijbeitels<br />
Bij de dimensionering van halfronde snijbeitels moet met de volgende<br />
punten rekening worden gehouden:<br />
„ Gereedschapspunthoek B=0: is het criterium voor een halfronde<br />
snijbeitel<br />
„ Instelhoek: deze wordt bij cycli met insteken beoordeeld, om de<br />
insteekhoek te controleren of te bepalen. Bij simulatie wordt de<br />
positie van de snijkant op basis van de hoek berekend.<br />
„ Referentiepunt: dit is afhankelijk van de gereedschapsoriëntatie –<br />
zie voorbeelden van WO=1 en WO=2 (neutrale halfronde<br />
snijbeitels) in de afbeelding rechts<br />
420 7 Werkstand Gereedschapsbeheer
Steek- en steekdraaigereedschap<br />
Kies “Steekbeitels”<br />
Gereedschapsparameters<br />
8 X Instelmaat in X<br />
8 Z Instelmaat in Z<br />
8 R Snijkantradius<br />
8 WO Gereedschapsoriëntatie: codecijfer: zie helpscherm<br />
8 K Snijkantbreedte<br />
8 DX Slijtagecorrectie in X: bereik: –100 mm < DX < 100 mm<br />
8 DZ Slijtagecorrectie in Z: bereik: –100 mm < DZ < 100 mm<br />
8 DS Speciale correctie: bereik: –100 mm < DS < 100 mm<br />
8 Q Gereedschapstekst: verwijzing naar gereedschapstekst<br />
8 MD Rotatierichting – default: niet ingesteld<br />
„ 3: M3<br />
„ 4: M4<br />
8 TS Snijsnelheid/toerental: default: niet opgegeven<br />
8 TF Aanzet – default: niet opgegeven<br />
8 PT Standtijd – default: niet opgegeven<br />
8 RT: Weergaveveld Reststandtijd<br />
8 PZ Aantal stuks – default: niet opgegeven<br />
8 RZ: Weergaveveld Resterend aantal stuks<br />
„ De ligging van het referentiepunt legt u bij steekbeitels<br />
met “gereedschapsoriëntatie WO” vast.<br />
„ Met “DX, DZ” wordt de slijtage van de aan het<br />
referentiepunt grenzende snijkanten gecompenseerd.<br />
“DS” compenseert de slijtage van de derde<br />
snijkantzijde (zie afbeelding rechts).<br />
„ De “snijkantbreedte K” wordt beoordeeld, als de<br />
betreffende parameter niet in de steekcyclus is<br />
opgegeven.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 421<br />
7.4 Gereedschapsgegevens
7.4 Gereedschapsgegevens<br />
Draadsnijgereedschap<br />
Gereedschapsparameters<br />
8 X Instelmaat in X<br />
8 Z Instelmaat in Z<br />
Kies “Draadsnijgereedschap”<br />
8 WO Gereedschapsoriëntatie: codecijfer: zie helpscherm<br />
8 DX Slijtagecorrectie in X: bereik: –100 mm < DX < 100 mm<br />
8 DZ Slijtagecorrectie in Z: bereik: –100 mm < DZ < 100 mm<br />
8 Q Gereedschapstekst: verwijzing naar gereedschapstekst<br />
8 MD Rotatierichting – default: niet ingesteld<br />
„ 3: M3<br />
„ 4: M4<br />
8 TS Snijsnelheid/toerental: default: niet opgegeven<br />
8 TF Aanzet – default: niet opgegeven<br />
8 PT Standtijd – default: niet opgegeven<br />
8 RT: Weergaveveld Reststandtijd<br />
8 PZ Aantal stuks – default: niet opgegeven<br />
8 RZ: Weergaveveld Resterend aantal stuks<br />
422 7 Werkstand Gereedschapsbeheer
Boren<br />
Kies “Boren”<br />
Gereedschapsparameters<br />
8 X Instelmaat in X<br />
8 Z Instelmaat in Z<br />
8 I Boordiameter<br />
8 WO Gereedschapsoriëntatie: codecijfer: zie helpscherm<br />
8 B Gereedschapspunthoek – bereik: 0° < B
7.4 Gereedschapsgegevens<br />
Draadtappen<br />
Kies “Draadtappen”<br />
Gereedschapsparameters<br />
8 X Instelmaat in X<br />
8 Z Instelmaat in Z<br />
8 I Draaddiameter<br />
8 WO Gereedschapsoriëntatie: codecijfer: zie helpscherm<br />
8 F Spoed<br />
8 DX Slijtagecorrectie in X: bereik: –100 mm < DX < 100 mm<br />
8 DZ Slijtagecorrectie in Z: bereik: –100 mm < DZ < 100 mm<br />
8 Q Gereedschapstekst: verwijzing naar gereedschapstekst<br />
8 H Ger. aangedreven – default: 0<br />
„ 0: niet aangedreven<br />
„ 1: aangedreven<br />
8 MD Rotatierichting – default: niet ingesteld<br />
„ 3: M3<br />
„ 4: M4<br />
8 TS Snijsnelheid/toerental: default: niet opgegeven<br />
8 TF Aanzet – default: niet opgegeven<br />
8 PT Standtijd – default: niet opgegeven<br />
8 RT: Weergaveveld Reststandtijd<br />
8 PZ Aantal stuks – default: niet opgegeven<br />
8 RZ: Weergaveveld Resterend aantal stuks<br />
„ “Spoed F” wordt beoordeeld, als de betreffende<br />
parameter niet in de draadtapcyclus is opgegeven.<br />
„ Met behulp van “Ger. aangedreven H” bepaalt de<br />
<strong>MANUALplus</strong> of er een aangedreven gereedschap<br />
wordt gebruikt.<br />
424 7 Werkstand Gereedschapsbeheer
Freesgereedschap<br />
Gereedschapsparameters<br />
8 X Instelmaat in X<br />
8 Z Instelmaat in Z<br />
8 I Freesdiameter<br />
Kies “Freesgereedschap”<br />
8 WO Gereedschapsoriëntatie: codecijfer: zie helpscherm<br />
8 K Aantal tanden<br />
8 DX Slijtagecorrectie in X: bereik: –100 mm < DX < 100 mm<br />
8 DZ Slijtagecorrectie in Z: bereik: –100 mm < DZ < 100 mm<br />
8 Q Gereedschapstekst: verwijzing naar gereedschapstekst<br />
8 MD Rotatierichting – default: niet ingesteld<br />
„ 3: M3<br />
„ 4: M4<br />
8 TS Snijsnelheid/toerental: default: niet opgegeven<br />
8 TF Aanzet – default: niet opgegeven<br />
8 PT Standtijd – default: niet opgegeven<br />
8 RT: Weergaveveld Reststandtijd<br />
8 PZ Aantal stuks – default: niet opgegeven<br />
8 RZ: Weergaveveld Resterend aantal stuks<br />
„ Bij het frezen met “constante snijsnelheid” wordt het<br />
spiltoerental berekend aan de hand van “freesdiameter<br />
I”.<br />
„ Het “aantal tanden K” wordt bij “G913 Aanzet per tand”<br />
verwerkt (zie “Aanzet, toerental” op bladzijde 297).<br />
„ Parameter I wordt gebruikt om de frees tijdens simulatie<br />
weer te geven.<br />
Let op: botsingsgevaar!<br />
De rotatierichting van de frees moet absoluut worden<br />
opgegeven.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 425<br />
7.4 Gereedschapsgegevens
7.5 Gereedschapsgegevens –extra parameters<br />
7.5 Gereedschapsgegevens –<br />
extra parameters<br />
In het tweede invoervenster worden gegevens voor<br />
de rotatierichting, de snijgegevens, de gegevens voor<br />
de bewaking van de gereedschapsstandtijd, etc.<br />
beheerd.<br />
Met de toets “PgUp/PgDn” gaat u naar de<br />
verschillende invoervensters.<br />
Aangedreven gereedschap<br />
Bij “Ger. aangedreven” legt u bij boren en<br />
draadtappen vast of schakelcommando’s voor de<br />
hoofdspil of het aangedreven gereedschap worden<br />
gegenereerd. Voor freesgereedschap geldt altijd<br />
“aangedreven gereedschap”.<br />
Rotatierichting<br />
Als een rotatierichting is ingesteld, wordt bij de cycli<br />
waarbij dit gereedschap wordt toegepast, een<br />
schakelcommando (M3 of M4) voor de hoofdspil resp.<br />
bij aangedreven gereedschap voor de extra spil<br />
gegenereerd.<br />
Snijgegevens<br />
Het is afhankelijk van de PLC-software<br />
van uw machine of de gegenereerde<br />
schakelcommando’s worden beoordeeld.<br />
Als de PLC de schakelcommando’s niet<br />
uitvoert, moet u deze parameter niet<br />
invoeren. Raadpleeg de<br />
machinedocumentatie.<br />
Snijgegevens<br />
De parameters “snijsnelheid TS” en “aanzet TF”<br />
worden altijd als cyclusparameter of machinegegeven<br />
overgenomen, als u S, F van gereedschap kiest.<br />
Bij het spiltoerental kunt u kiezen uit “constant<br />
toerental” en “constante snijsnelheid”. De waarden<br />
die u bij de gereedschapsparameters invoert, wordt<br />
later bij S, F van gereedschap overgenomen.<br />
Bij aangedreven gereedschap gelden de snijgegevens<br />
voor de extra spil.<br />
426 7 Werkstand Gereedschapsbeheer
Gereedschapsstandtijdbewaking<br />
De Manual Plus “onthoudt” de gebruiksduur van gereedschap (tijd<br />
gedurende welke het gereedschap met aanzet wordt verplaatst) of telt<br />
het aantal met het gereedschap geproduceerde delen. Dit vormt de<br />
basis voor de standtijdbewaking.<br />
Als de standtijd is afgelopen, of het betreffende aantal stuks is bereikt,<br />
stopt het systeem met de bewerking en wordt u gevraagd het<br />
gereedschap of de snijplaat te wisselen. Het werkstuk dat in<br />
bewerking is, wordt echter eerst afgemaakt.<br />
Afhankelijk van de positie van de softkey Standtijd geeft de<br />
<strong>MANUALplus</strong> het invoerveld Standtijd of Aantal stuks vrij. In de<br />
velden “Reststandtijd RT/Resterend aantal stuks RZ” staat de<br />
resterende standtijd resp. het resterend aantal stuks.<br />
Wanneer er een nieuwe snijkant wordt toegepast, kan de parameter<br />
standtijd/aantal stuks met RT + RZ reset worden gereset. De<br />
geprogrammeerde standtijd of het geprogrammeerde aantal stuks<br />
wordt hierbij als “basiswaarde” overgenomen.<br />
„ Standtijdbewaking wordt bij “Actuele parameters – ger.bewaking”<br />
in-/uitgeschakeld.<br />
„ Het aantal stuks wordt teruggeteld wanneer het<br />
programma-einde is bereikt.<br />
„ De bewaking standtijd/aantal stuks wordt ook<br />
voortgezet nadat een ander programma is gekozen.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 427<br />
7.5 Gereedschapsgegevens –extra parameters
Werkstand Besturen<br />
8
8.1 Werkstand Besturen<br />
8.1 Werkstand Besturen<br />
In deze werkstand zijn de functies voor communicatie met andere<br />
systemen, beveiliging van gegevens, instelling van parameters en<br />
diagnose ondergebracht.<br />
U heeft de volgende functies tot uw beschikking:<br />
„ Parameterinstellingen<br />
Met behulp van parameters kunt u de <strong>MANUALplus</strong> op uw<br />
specifieke situatie afstemmen. In het bedieningselement<br />
“Parameters” kunt u de parameters bekijken/wijzigen.<br />
„ Transfer<br />
In- en uitvoer van programma’s, parameters en<br />
gereedschapsgegevens. De transfer (overdracht) wordt voor de<br />
uitwisseling van gegevens met andere systemen of voor de<br />
gegevensbeveiliging toegepast.<br />
„ Systeemservice<br />
Bepaalde parameterinstellingen en functies mogen uitsluitend door<br />
daartoe gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. In dit<br />
bedieningselement vinden het aanmelden van gebruikers en het<br />
gebruikersbeheer plaats.<br />
Bovendien wordt bij “Systeemservice” de tijd/datum ingesteld en<br />
de beeldschermtaal gekozen.<br />
„ Diagnose<br />
Bij “Diagnose” heeft u de beschikking over diagnosefuncties voor<br />
controle van het systeem en als hulpmiddel bij het opsporen van<br />
storingen.<br />
Gebruik van menu’s<br />
Voor elk menu-item in de werkstand Besturen staat een cijfer. Bij de<br />
keuze van deze numerieke toets wordt de functie geactiveerd. Er<br />
wordt een uitlees-/invoervenster geopend of de volgende menustap<br />
wordt opgeroepen.<br />
Diverse service- en diagnosefuncties mogen uitsluitend<br />
worden uitgevoerd door het inbedrijfstellings- en<br />
servicepersoneel.<br />
Bedieningsinstructies<br />
De gegevensinvoer vindt plaats op de voor de <strong>MANUALplus</strong><br />
gebruikelijke wijze (zie “Gegevensinvoer” op bladzijde 34). De<br />
gegevens worden overgenomen wanneer u OK kiest of de cursor op<br />
het "OK-veld" plaatst en op “Enter” drukt. Als u het invoervenster met<br />
Annuleren verlaat, worden eventueel ingevoerde of gewijzigde<br />
gegevens niet overgenomen.<br />
Wisselen van functie<br />
Met de “menutoets” gaat u terug naar het hoofdscherm en kunt u een<br />
andere functie van de werkstand Besturen oproepen.<br />
430 8 Werkstand Besturen
8.2 Parameters<br />
Parameters die voor de “dagelijkse bedrijfsvoering”<br />
van belang zijn, zijn samengevat in het menu-item<br />
Act(uele) para(meters) [1].<br />
Na de keuze van dit menu-item verschijnen de<br />
volgende menu-items:<br />
„ Instellen (menu) [1]<br />
„ Machineparameters [2]<br />
„ NC-schakelaars [3]<br />
„ PLC-parameters [4]<br />
„ Grafische parameters [5]<br />
„ Bewerking [6]<br />
Een pijltje rechts in de menuregel geeft aan dat er nog<br />
een submenu volgt (afbeelding rechtsboven).<br />
Wanneer een parameter is geselecteerd, wordt het<br />
invoervenster geopend.<br />
Verschillende parameters kunnen ook via functies in<br />
de werkstand Machine worden ingesteld.<br />
Menu-item Config(uratieparameters) [2] kan alleen<br />
worden gekozen met de autorisatie van<br />
“systeembeheerder” (zie “Bedieningsautorisatie” op<br />
bladzijde 453).<br />
Uitlezing en bewerking van parameters<br />
Een parameter bestaat uit een aantal<br />
parameterwaarden. De parameterwaarden worden in<br />
een of meer invoervensters weergegeven en<br />
bewerkt.<br />
In de kopregel van het invoervenster staan de<br />
benaming van de parameter en het aantal vensters.<br />
Iedere parameterwaarde wordt in de tekst vóór het<br />
invoerveld verklaard.<br />
Bij “actuele parameters” die aan sledes of spillen<br />
gerelateerd zijn, wordt linksonder het slede- of<br />
spilnummer getoond. Bij “configuratieparameters”<br />
wordt linksonder het parameternummer getoond.<br />
De parameter-editor houdt automatisch rekening met<br />
de instellingen “metrisch” of “inch”.<br />
Verschillende parameters zijn<br />
gereserveerd voor service- en<br />
inbedrijfstellingspersoneel.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 431<br />
8.2 Parameters
8.2 Parameters<br />
Actuele parameters<br />
Actuele parameters<br />
Menu-item “Instellen (menu) [1]”<br />
Werkstuknulpunt [1] – hoofdspil [1] Afstand “machinenulpunt – werkstuknulpunt” (wordt meestal<br />
bepaald met “Aswaarden instellen”).<br />
„ Positie nulpunt X [mm]<br />
„ Positie nulpunt Z [mm]<br />
Gereedschapswisselpositie [2] Afstand “machinenulpunt – gereedschapswisselpositie” (wordt<br />
meestal bepaald met “Ger.-wisselpositie instellen”).<br />
„ Gereedschapswisselpositie X [mm]<br />
„ Gereedschapswisselpositie Z [mm]<br />
NP-verschuiving C-as [3] „ Nulpuntverschuiving C-as [°]<br />
Ger.-bewaking [4] Bewaking van gereedschapsstandtijd in-/uitschakelen<br />
„ Standtijdschakelaar<br />
„ 0: Uit<br />
„ 1: Aan<br />
Additieve correcties [5] 16 paar correctiewaarden – u kunt deze parameters ook instellen<br />
met “Additieve correcties invoeren”.<br />
„ Correctie 901 in X<br />
„ Correctie 901 in Z<br />
„ Correctie 902 in X<br />
„ Correctie 902 in Z<br />
„ . . .<br />
Menu-item “Machineparameters [2]”<br />
Aanzetten [1] – Handbediening [1] „ IJlgang baansnelheid handbediening<br />
„ Aanzet baansnelheid handbediening (wordt meestal vastgelegd<br />
met “S, F, T instellen”)<br />
„ Aanzet per omwenteling handbediening<br />
Aanzetten [1] – automatisch bedrijf [2] „ IJlgangsnelheid X<br />
„ IJlgangsnelheid Z<br />
432 8 Werkstand Besturen
Actuele parameters<br />
Toerentallen [2] Voor spil 1 (hoofdspil) en spil 2 (aangedreven gereedschap):<br />
„ Nulpuntverschuiving (M19) [°]<br />
Bepaalt de verspringing tussen het referentiepunt van de spil en<br />
het referentiepunt van het hoekmeetsysteem (impulsgever). Na<br />
de nulimpuls van de impulsgever wordt de actuele positie<br />
overschreven door de parameterwaarde.<br />
„ Aantal omwentelingen vrijmaken<br />
Aantal extra spilomwentelingen om het gereedschap bij spilstop<br />
te ontlasten.<br />
„ M5/M19 hoek (wordt meestal vastgelegd met “S, F, T instellen”)<br />
„ Toerentalwaarde Vconstant (G96) (wordt meestal vastgelegd<br />
met “S, F, T instellen”)<br />
„ Toerentalwaarde Nconstant (G97) (wordt meestal vastgelegd<br />
met “S, F, T instellen”)<br />
„ Toerentalbegrenzing (G26) (wordt meestal vastgelegd met “S, F,<br />
T instellen”)<br />
Menu-item “NC-schakelaar [3]”<br />
Uitlezingsmethode [1] Uitlezing vindt plaats in de velden “Uitlezing actuele waarden”<br />
(machinevenster).<br />
„ Uitlezing actuele waarden – codecijfers van de<br />
uitlezingsmethodes:<br />
„ 0: Actuele waarde<br />
„ 1: Volgfout<br />
„ 2: Restweg<br />
„ 3: Gereedschapspunt – het machinenulpunt is het<br />
referentiepunt<br />
„ 4: Sledepositie<br />
„ 5: Afstand referentienok/nulimpuls<br />
„ 6: Ingestelde positiewaarde<br />
„ 7: Verschil gereedschapspunt/sledepositie<br />
„ 8: Ingestelde IPO-positie<br />
GER-meetprocedure [2] Met de parameter wordt vastgelegd hoe de<br />
gereedschapsinstelmaten tijdens instelbedrijf worden bepaald.<br />
„ Soort (gereedschapsmeting):<br />
„ 0: Aanraken<br />
„ 1: Meettasters<br />
„ 2: Optische meetapparatuur<br />
„ Aanzet meten: Aanzetsnelheid voor het benaderen van de<br />
meettaster<br />
„ Meetweg:<br />
„ Meetweg: Het gereedschap wordt gestopt, wanneer de<br />
meetweg is afgelegd zonder de meettaster te bereiken.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 433<br />
8.2 Parameters
8.2 Parameters<br />
Actuele parameters<br />
Instellingen [3] Stel “metrisch bedrijf” of “inch-bedrijf” en de wijze voor het<br />
zoeken naar de startregel in.<br />
De wijzigingen zijn pas na het opnieuw opstarten van kracht.<br />
„ Uitdraai – niet van belang<br />
„ Metrisch/ inch<br />
„ 0: metrisch<br />
„ 1: inch<br />
„ Zoeken naar startregel<br />
„ 0: uit<br />
„ 1: aan (aanwijzing: het systeem moet voor het zoeken naar de<br />
startregel voorbereid zijn)<br />
Menu-item “PLC-parameters [4]” PLC-parameters: zie machinehandboek<br />
Menu-item “Grafische parameters [5]”<br />
Standaard-venstergrootte [1] De parameters bepalen het weergavebereik bij het begin van de<br />
simulatie van DIN-programma’s. De <strong>MANUALplus</strong> houdt rekening<br />
met de verhouding tussen hoogte en breedte van het beeldscherm<br />
– eventueel wordt het weergavebereik in verticale/horizontale<br />
richting vergroot.<br />
„ minimale X-coördinaat – kleinst weergegeven X-coördinaat<br />
„ minimale Z-coördinaat – kleinst weergegeven Z-coördinaat<br />
„ Delta X – verticale vergroting<br />
„ Delta Z – horizontale vergroting<br />
Standaard onbewerkt werkstuk [2] De parameters bepalen het “standaard-onbewerkt werkstuk” en<br />
worden gebruikt voor de berekening van het “uitgeslagen<br />
mantelvlak”.<br />
„ Buitendiameter: basis voor de berekening van het “uitgeslagen<br />
mantelvlak”.<br />
„ Lengte onbewerkt werkstuk: horizontale vergroting van het<br />
“uitgeslagen mantelvlak”.<br />
„ Rechterzijde onbewerkt werkstuk: positie van het “uitgeslagen<br />
mantelvlak” ten opzichte van de oorsprong van de coördinaat. In<br />
geval van een positieve waarde ligt de “rechterzijde onbewerkt<br />
werkstuk” rechts van de oorsprong van de coördinaat.<br />
„ Binnendiameter – niet van belang<br />
Menu-item “Bewerking [6]”<br />
Veiligheidsafstanden [1] Bij enkele cycli/DIN-verspaningscycli worden de volgende<br />
veiligheidsafstanden aangehouden (zie cyclusbeschrijvingen):<br />
„ Veiligheidsafstand buiten [SAR]<br />
„ Veiligheidsafstand binnen [SIR]<br />
„ Aan buitenkant van bewerkt deel [SAT]<br />
„ Aan binnenkant van bewerkt deel [SIT]<br />
434 8 Werkstand Besturen
Configuratieparameters<br />
Menu-item Config(uratieparameters) [2] kan alleen<br />
worden gekozen met de autorisatie van<br />
“systeembeheerder” (zie “Bedieningsautorisatie” op<br />
bladzijde 453).<br />
De configuratieparameters zijn in onderstaande<br />
groepen onderverdeeld:<br />
„ Machineparameters<br />
„ Regelparameters<br />
„ PLC-parameters (zie machinehandboek).<br />
De parameters zijn met nummers aangeduid. U kunt<br />
een parameter direct oproepen (als u het nummer<br />
kent) of via de parameterlijst. In de parameterlijst<br />
plaatst u de cursor op de gewenste parameter en<br />
drukt u op “Enter”.<br />
Sommige configuratieparameters zijn ook<br />
onder “Actuele parameters” vermeld.<br />
Machineparameters (MP)<br />
Gereedschap meten [MP 6] Met de parameter wordt vastgelegd, hoe de<br />
gereedschapsinstelmaten tijdens instelbedrijf worden bepaald.<br />
„ Soort (gereedschapsmeting):<br />
„ 0: Aanraken<br />
„ 1: Meettasters<br />
„ 2: Optische meetapparatuur<br />
„ Aanzet meten: Aanzetsnelheid voor het benaderen van de<br />
meettaster<br />
„ Meetweg:<br />
„ Meetweg: Het gereedschap wordt gestopt, wanneer de<br />
meetweg is afgelegd zonder de meettaster te bereiken.<br />
Machinematen [MP 7] DIN-programma’s kunnen als onderdeel van de<br />
variabelenprogrammering gebruikmaken van machinematen.<br />
„ Maat 1 X [mm]<br />
„ Maat 1 Z [mm]<br />
„ . . .<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 435<br />
8.2 Parameters
8.2 Parameters<br />
Machineparameters (MP)<br />
Uitlezing instelling [MP 17] Uitlezing vindt plaats in de velden “Uitlezing actuele waarden”<br />
(machinevenster).<br />
„ Uitlezing actuele waarden – codecijfers van de<br />
uitlezingsmethodes:<br />
„ 0: Actuele waarde<br />
„ 1: Volgfout<br />
„ 2: Restweg<br />
„ 3: Gereedschapspunt – het machinenulpunt is het<br />
referentiepunt<br />
„ 4: Sledepositie<br />
„ 5: Afstand referentienok/nulimpuls<br />
„ 6: Ingestelde positiewaarde<br />
„ 7: Verschil gereedschapspunt/sledepositie<br />
„ 8: Ingestelde IPO-positie<br />
Besturingsconfiguratie [MP 18] „ PLC voert werkstuktelling uit<br />
0 = uitgeschakeld<br />
1 = ingeschakeld<br />
„ M0/M1 voor alle NC-kanalen – configuratieparameters<br />
„ Interpreterstop bij gereedschapswissel<br />
0 = uitgeschakeld<br />
1 = ingeschakeld – de vooruitziende regelinterpretatie wordt<br />
gestopt en pas weer geactiveerd, nadat de functie G14 is<br />
afgewerkt<br />
„ Uitbreidingscode 1 – Configuratieparameters<br />
Aanzetten [MP 204] „ IJlgang baansnelheid handbediening<br />
„ Aanzet baansnelheid handbediening (wordt meestal vastgelegd<br />
met “S, F, T instellen”)<br />
„ Aanzet per omwenteling handbediening<br />
Draadsnijden [MP 208] De in- of uitschakelbaan wordt toegepast wanneer de bijbehorende<br />
parameters niet in het DIN-programma zijn geprogrammeerd.<br />
„ Inschakelbaan [mm]<br />
Versnellingsbaan aan het begin van de draadsnijgang voor<br />
synchronisatie van de aanzetas en rotatieas.<br />
„ Uitschakelbaan [mm]<br />
Vertragingsbaan aan het einde van de draadsnijgang.<br />
Positie van de meettaster of optische<br />
meetapparatuur [MP 211]<br />
Bij de positie van de meettaster worden de uitwendige<br />
coördinaten van de taster aangegeven. Bij de optische<br />
meetapparatuur wordt de positie van het dradenkruis<br />
aangegeven.<br />
Referentiepunt: machinenulpunt<br />
„ Positie meettaster/optische meetapparatuur +X<br />
„ Positie meettaster –X<br />
„ Positie meettaster/optische meetapparatuur +Z<br />
„ Positie meettaster –Z<br />
436 8 Werkstand Besturen
Machineparameters (MP)<br />
Gereedschapsopname n [MP 601, ..] Bij gereedschapsopnames in verschillende kwadranten wordt de<br />
“extra opname” als “Type gespiegeld” gedefinieerd (zie<br />
“Gereedschappen in verschillende kwadranten” op bladzijde 48).<br />
Meestal wordt de afstand “extra opname –<br />
hoofdgereedschapshouder” in “Correctie X, Z” gedefinieerd.<br />
„ Correctie X [mm]<br />
„ Correctie Z [mm]<br />
„ Type gereedschapsopname<br />
„ 0: standaard<br />
„ 1: gespiegeld<br />
Algemene parameters hoofdspil [MP 805]/<br />
aangedreven gereedschap [MP 855]<br />
Tolerantiewaarden hoofdspil [MP 806]/<br />
aangedreven gereedschap [MP 856]<br />
Omkeerfoutcompensatie lineaire as (X) [MP<br />
1107]/ lineaire as (Z) [MP 1157]<br />
Eindschakelaar, veiligheidszone, aanzetten<br />
lineaire as (X) [MP 1116]/ lineaire as (Z) [MP<br />
1166]<br />
Instelcompensatie lineaire as (X) [MP 1120]/<br />
lineaire as (Z) [MP 1170]<br />
„ Nulpuntverschuiving (M19) [°]<br />
Bepaalt de verspringing tussen het referentiepunt van de spil en<br />
het referentiepunt van het hoekmeetsysteem (impulsgever). Na<br />
de nulimpuls van de impulsgever wordt de actuele positie<br />
overschreven door de parameterwaarde.<br />
„ Aantal omwentelingen vrijmaken<br />
Aantal extra spilomwentelingen om het gereedschap bij spilstop<br />
te ontlasten.<br />
„ M5/M19 hoek (wordt meestal vastgelegd met “S, F, T instellen”)<br />
„ Toerentalwaarde Vconstant (G96) (wordt meestal vastgelegd<br />
met “S, F, T instellen”)<br />
„ Toerentalwaarde Nconstant (G97) (wordt meestal vastgelegd<br />
met “S, F, T instellen”)<br />
„ Toerentalbegrenzing (G26) (wordt meestal vastgelegd met “S, F,<br />
T instellen”)<br />
Configuratieparameters<br />
De omkeerfoutcompensatie houdt bij elke verandering van richting<br />
rekening met de “waarde van de omkeerfoutcompensatie”.<br />
Hiermee compenseert u de omkeerfouten tussen toerenteller en<br />
tafel wanneer aandrijving en meetsysteem direct met elkaar zijn<br />
verbonden.<br />
„ Type omkeerfoutcompensatie<br />
„ 0: geen compensatie<br />
„ 1: waarde van de omkeerfoutcompensatie wordt opgeteld<br />
„ Waarde van de omkeerfoutcompensatie<br />
Bij de lineaire as Z (parameter 1166) wordt de waarde van<br />
“Veiligheidszone instellen” overgenomen.<br />
„ Maat veiligheidszone negatief [mm]<br />
„ Maat veiligheidszone positief [mm]<br />
„ IJlgangsnelheid [mm/min]<br />
„ Referentiemaat [mm]<br />
Configuratieparameters<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 437<br />
8.2 Parameters
8.2 Parameters<br />
Regelparameters (SP)<br />
Instellingen [SP 1] Stel “metrisch bedrijf” of “inch-bedrijf” en de wijze voor het<br />
zoeken naar de startregel in.<br />
„ Uitdraai – niet van belang<br />
„ Metrisch/ inch<br />
„ 0: metrisch<br />
„ 1: inch<br />
„ Zoeken naar startregel<br />
„ 0: uit<br />
„ 1: aan (let op: het systeem moet voor het zoeken naar de<br />
startregel voorbereid zijn)<br />
Tijdbepaling voor simulatie algemeen [SP 20] De hier aangegeven tijden worden bij de berekening van de<br />
neventijden aangehouden.<br />
„ Gereedschapswisseltijd [sec]<br />
„ Schakeltijd tandwielkast [sec]<br />
„ Tijdtoeslag M-functies [sec]<br />
Tijdbepaling voor simulatie: M-functie [SP 21] Bij M-functies wordt de in parameter 20 ingestelde “Tijdtoeslag Mfuncties”<br />
berekend. In parameter 21 kunt u maximaal 10 Mfuncties<br />
benoemen waarvoor een extra tijdtoeslag wordt berekend.<br />
„ 1. M-Functie<br />
„ Tijdtoeslag [sec]<br />
„ 2. M-Functie<br />
„ Tijdtoeslag [sec]<br />
„ . . .<br />
Standaard-venstergrootte [SP 22] De parameters bepalen het weergavebereik bij het begin van de<br />
simulatie van DIN-programma’s. De <strong>MANUALplus</strong> houdt rekening<br />
met de verhouding tussen hoogte en breedte van het beeldscherm<br />
– eventueel wordt het weergavebereik in verticale/horizontale<br />
richting vergroot.<br />
„ minimale X-coördinaat – kleinste weergegeven X-coördinaat<br />
„ minimale Z-coördinaat – kleinste weergegeven Z-coördinaat<br />
„ Delta X – verticale vergroting<br />
„ Delta Z – horizontale vergroting<br />
438 8 Werkstand Besturen
Regelparameters (SP)<br />
Standaard onbewerkt werkstuk [SP 23] De parameters bepalen het “standaard-onbewerkt werkstuk” en<br />
worden gebruikt voor de berekening van het “uitgeslagen<br />
mantelvlak”.<br />
„ Buitendiameter: basis voor de berekening van het “uitgeslagen<br />
mantelvlak”.<br />
„ Lengte onbewerkt werkstuk: horizontale vergroting van het<br />
“uitgeslagen mantelvlak”.<br />
„ Rechterzijde onbewerkt werkstuk: positie van het “uitgeslagen<br />
mantelvlak” ten opzichte van de oorsprong van de coördinaat. In<br />
geval van een positieve waarde ligt de “rechterzijde onbewerkt<br />
werkstuk” rechts van de oorsprong van de coördinaat.<br />
„ Binnendiameter – niet van belang<br />
Simulatie: Instellingen [SP 27] De bewerkingssimulatie wacht nadat de weg is weergegeven,<br />
gedurende de “Baan-vertraging” tijd. Hiermee wordt de<br />
simulatiesnelheid beïnvloed.<br />
„ Baan-vertraging<br />
Toewijzing aan de interfaces [SP 40]<br />
Interface 1 [SP 41]<br />
Interface 2 [SP 42]<br />
De <strong>MANUALplus</strong> slaat in deze parameters de “Instellingen” van de<br />
seriële interface op. De parameterdefinitie vindt meestal plaats in<br />
“Transfer – instellingen” (zie “Instellingen in de modus “Serieel”<br />
en “Printer” op bladzijde 445).<br />
Transfer-directory [SP 48] De parameterdefinitie vindt meestal plaats in “Transfer –<br />
instellingen” (zie “Instellingen in de modus “Netwerk”” op<br />
bladzijde 444).<br />
„ PCDIRECT-directory: pad van de directory die tijdens de<br />
communicatie met PCDIRECT beschikbaar wordt gesteld en<br />
getoond.<br />
„ NETWERK-directory: pad van de directory die tijdens de<br />
communicatie met NETWERK beschikbaar wordt gesteld en<br />
getoond.<br />
Uitlezing type 1 Handbediening [SP 301] In deze parameter wordt de machine-uitlezing geconfigureerd.<br />
(Verdeling van de velden van de machine-uitlezing en codecijfers<br />
van de “afbeeldingen: zie volgende tabellen)<br />
„ Afbeelding veld 1: voer het codecijfer van de “afbeelding” in<br />
„ Slede/ spil: voer “0” in<br />
„ Apparaatgroep: voer “0” in<br />
„ Afbeelding veld 2<br />
„ . . .<br />
Verdeling van de velden van de machine-uitlezing<br />
Veld 1 Veld 4 Veld 7<br />
Veld 2 Veld 5 Veld 8<br />
Veld 3 Veld 6 Veld 9<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 439<br />
8.2 Parameters
8.2 Parameters<br />
Codecijfers van de “Afbeeldingen machine-uitlezing” Codecijfers van de “Afbeeldingen machine-uitlezing”<br />
0 Speciale code geen uitlezing 60 Actuele waarde/<br />
instelwaarde spil<br />
1 Uitlezing actuele<br />
X-waarde<br />
2 Uitlezing actuele<br />
Z-waarde<br />
3 Uitlezing actuele<br />
C-waarde<br />
5 Weergave<br />
restweg X<br />
61 Spil- en toerentalinformatie<br />
69 Slede- en<br />
aanzetinformatie<br />
70 Actuele waarde/<br />
instelwaarde slede<br />
81 Vrijgave-overzicht<br />
6 Weergave restweg Z 82 Aanzet-override en<br />
toerental-override<br />
7 Weergave<br />
restweg C<br />
9 Weergave restweg Z<br />
en weergave van de<br />
veiligheidszonestatus<br />
10 Uitlezing actuele<br />
waarden X, Z, C<br />
21 Gereedschapsuitlezing<br />
met correcties<br />
(DX, DZ)<br />
87 Uitlezing spilbelasting<br />
en uitlezing<br />
maximumtoerental<br />
91 Uitlezing<br />
spilbelasting<br />
92 Uitlezing belasting<br />
X-as<br />
93 Uitlezing belasting<br />
Z-as<br />
23 Additieve correcties 99 Leeg veld<br />
440 8 Werkstand Besturen
8.3 Transfer<br />
“Transfer” (overdracht) wordt ten behoeve van de<br />
gegevensbeveiliging en voor de gegevensuitwisseling met PC’s<br />
toegepast. Daar waar verderop van “bestanden” wordt gesproken,<br />
worden programma's, parameters of gereedschapsgegevens<br />
bedoeld. De volgende bestandstypen worden overgedragen:<br />
„ Programma’s (cyclusprogramma’s, DIN-programma’s, DIN-macro’s,<br />
ICP-contourbeschrijvingen)<br />
„ Parameters<br />
„ Gereedschapsgegevens<br />
Gegevensbeveiliging<br />
HEIDENHAIN adviseert u de op de <strong>MANUALplus</strong> aangemaakte<br />
programma's en gereedschapsgegevens regelmatig op een PC op te<br />
slaan.<br />
U moet ook de parameters opslaan. Omdat ze niet vaak worden<br />
gewijzigd, hoeven ze alleen te worden opgeslagen indien dit<br />
noodzakelijk is.<br />
Gegevensuitwisseling met DataPilot <strong>4110</strong><br />
Als aanvulling op de machinebesturing <strong>MANUALplus</strong> biedt<br />
HEIDENHAIN het pc-programmapakket DataPilot <strong>4110</strong> aan. De<br />
DataPilot heeft dezelfde programmeer- en testfuncties als de<br />
<strong>MANUALplus</strong>. Dit betekent dat u met de DataPilot-cyclusprogramma's,<br />
DIN-programma's of ICP-contouren kunt maken, ze<br />
door simulatie kunt testen en naar de machinebesturing kunt zenden.<br />
De DataPilot is geschikt voor gegevensbeveiliging. Als alternatief voor<br />
DataPilot kunt u besturingssysteemfuncties van WINDOWS of in de<br />
handel verkrijgbare pc-programma's voor gegevensbeveiliging<br />
gebruiken.<br />
Printer<br />
„ Om veiligheidsredenen kan de overdracht van<br />
parameters alleen plaatsvinden nadat er als<br />
“systeembeheerder” is ingelogd (zie<br />
“Bedieningsautorisatie” op bladzijde 453).<br />
„ Na het inloggen als “systeembeheerder” kunt u<br />
“diagnosebestanden” overdragen en printen. Het<br />
aanmaken en analyseren van “diagnosebestanden” is<br />
bedoeld voor service.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> ondersteunt de uitvoer van DIN-programma's en<br />
DIN-macro's naar de printer die op de seriële interface is aangesloten.<br />
(Cyclusprogramma’s en ICP-contourbeschrijvingen kunnen niet<br />
worden geprint.)<br />
De <strong>MANUALplus</strong> maakt de gegevens geschikt voor een uitdraai in<br />
formaat DIN A4.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 441<br />
8.3 Transfer
8.3 Transfer<br />
Interfaces<br />
De data-overdracht vindt plaats via de Ethernet- of de seriële<br />
interface. Wij adviseren overdracht via Ethernet, omdat de snelheid<br />
en betrouwbaarheid van de transmissie daarbij hoger zijn dan bij de<br />
overdracht via een seriële interface.<br />
„ WINDOWS-netwerken (via Ethernet):<br />
met een WINDOWS-netwerk integreert u uw draaibank in een LANnetwerk.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> ondersteunt de bij WINDOWS<br />
gebruikelijke netwerken. Vanaf de <strong>MANUALplus</strong> kunnen bestanden<br />
worden verzonden/opgehaald. Andere netwerkgebruikers hebben<br />
toegang tot “vrijgegeven directory’s” om erin te lezen of te<br />
schrijven – onafhankelijk van de activiteiten van de <strong>MANUALplus</strong>.<br />
Let op: botsingsgevaar!<br />
Andere netwerkgebruikers kunnen NC-programma's van<br />
de <strong>MANUALplus</strong> overschrijven. Zorg er bij de inrichting<br />
van het netwerk en bij de uitgifte van<br />
vrijgavewachtwoorden voor, dat alleen geautoriseerde<br />
personen toegang tot de <strong>MANUALplus</strong> hebben.<br />
„ Seriële data-overdracht:<br />
De interfaceparameters (baudrate, woordlengte, etc.) moeten op<br />
het externe apparaat worden afgestemd.<br />
„ Printer:<br />
De interfaceparameters (baudrate, woordlengte, etc.) moeten op de<br />
printer worden afgestemd.<br />
Instructies voor de data-overdracht<br />
Met de <strong>MANUALplus</strong> (en DataPilot) worden DIN-programma’s, DINmacro’s,<br />
cyclusprogramma’s en ICP-contouren in verschillende<br />
directory’s beheerd. Bij de keuze van de “programmagroep” wordt<br />
automatisch naar de desbetreffende directory geschakeld.<br />
Parameters en gereedschapsgegevens worden onder de<br />
bestandsnaam die bij “Backup-naam” is ingevoerd, in het externe<br />
apparaat opgeslagen. De “Backup-naam” wordt ter informatie<br />
aangegeven, hij kan echter alleen door servicepersoneel worden<br />
gewijzigd.<br />
Automatisch inloggen<br />
Wanneer “Auto-login – Ja” wordt ingesteld, zorgt de <strong>MANUALplus</strong><br />
voor het inloggen op het netwerk. De voor het inloggen benodigde<br />
“gebruikersnaam” en het “wachtwoord” worden in de dialoogbox<br />
“Instellingen” ingevoerd. Wanneer u niet “automatisch inlogt”,<br />
moeten de gebruikersnaam en het wachtwoord bij het opstarten van<br />
het systeem worden ingevoerd. Het nadeel hiervan is dat er iedere<br />
keer bij het opstarten van het systeem gegevens moeten worden<br />
ingevoerd – en alleen cijfers kunnen worden gebruikt voor de<br />
“gebruikersnaam” en het “wachtwoord”.<br />
442 8 Werkstand Besturen
Toegangsautorisatie voor netwerken<br />
De communicatiepartner kan wachtwoorden toekennen voor het<br />
recht om in directory’s te lezen en te schrijven (WINDOWS:<br />
“Toegangsautorisatie op vrijgaveniveau”) . Bij toegang tot directory’s<br />
van de partner verschijnt dan de dialoogbox “Enter Network<br />
Password”.<br />
Aan de bestanden van de <strong>MANUALplus</strong> kent u in de werkstand<br />
Diagnose wachtwoorden voor de lees- en schrijfautorisatie toe (zie<br />
“Diagnose” op bladzijde 455).<br />
Dialoogbox “Enter Network Password”: de dialoogbox wordt door<br />
het besturingssysteem WINDOWS uitgegeven. Daarom geldt de<br />
onderstaande (afwijkende) bediening:<br />
„ Softkey >>: verplaatst de cursor naar het volgende invoerveld resp.<br />
naar de volgende knop.<br />
„ Toets “Store”: verandert de invoer in het invoerveld “Save this<br />
password in your password list” (NL: dit wachtwoord in de lijst met<br />
wachtwoorden opslaan.)<br />
„ “Enter”: sluit de dialoogbox (positief) af.<br />
Let op: er kunnen uitsluitend cijfers als wachtwoord worden<br />
ingevoerd.<br />
Als er één wachtwoord wordt gebruikt, kan het worden opgeslagen<br />
Deze dialoogbox verschijnt dan slechts één keer (resp. bij verandering<br />
van het wachtwoord). Iedere verdere toegang wordt aan de hand van<br />
het opgeslagen wachtwoord gecontroleerd. Als er voor de lees- en<br />
schrijfautorisatie verschillende wachtwoorden gelden, verschijnt de<br />
dialoogbox “Enter Network Password” telkens bij de eerste toegang<br />
na het opnieuw opstarten van de <strong>MANUALplus</strong>.<br />
HEIDENHAIN adviseert u:<br />
„ de configuratie van Windows-netwerken te laten<br />
uitvoeren door geautoriseerd personeel van de<br />
machinefabrikant.<br />
„ gebruik te maken van “automatisch inloggen”.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 443<br />
8.3 Transfer
8.3 Transfer<br />
Configuratie van de data-overdracht<br />
Instellingen kiezen<br />
Netwerk kiezen en de directory van<br />
het externe apparaat instellen in<br />
(invoerveld “Naam van apparaat”) –<br />
afbeelding rechtsboven<br />
Serieel kiezen en de<br />
interfaceparameters instellen –<br />
afbeelding rechtsonder<br />
Printer kiezen en de<br />
interfaceparameters instellen –<br />
afbeelding rechtsonder<br />
Instelling overnemen<br />
Terug kiezen<br />
Voor “instellingen” is de autorisatie van<br />
“systeembeheerder “ nodig (zie<br />
“Bedieningsautorisatie” op bladzijde 453). De actieve<br />
modus wordt rechts boven de softkeybalk<br />
weergegeven.<br />
Instellingen in de modus “Netwerk”<br />
„ Naam van apparaat: Voer de naam en directory<br />
van de server als volgt in:<br />
//computernaam/pad<br />
(het teken “/” komt overeen met het teken “\” op<br />
de PC; de “computernaam” en “vrijgavenaam”<br />
worden op de PC van het externe apparaat<br />
ingesteld)<br />
„ Auto Login<br />
„ Ja: er wordt automatisch ingelogd<br />
„ Nee: er wordt niet automatisch ingelogd<br />
„ Gebruikersnaam: voor automatisch inloggen<br />
„ Wachtwoord: voor automatisch inloggen<br />
444 8 Werkstand Besturen
Instellingen in de modus “Serieel” en “Printer<br />
„ Baudrate: in bits per seconde<br />
„ Woordlengte: 7 of 8 bits per teken<br />
„ Pariteit: kies even/oneven pariteit of “geen pariteit”. De instelling<br />
“woordlengte = 8 bits” is voorwaarde voor “even/oneven pariteit”.<br />
„ Stopbits: 1, 1 1/2 en 2 stopbits<br />
„ Protocol<br />
„ Hardware (Hardware-Handshake) De ontvanger laat de zender via<br />
“RTS/CTS-signalen” weten dat hij tijdelijk geen gegevens kan<br />
ontvangen. Voorwaarde voor de hardware-handshake is dat de<br />
RTS/CTS-signalen in de datatransmissiekabel bedraad zijn.<br />
„ XON/XOFF (Software-Handshake) De ontvanger zendt “XOFF”<br />
als hij tijdelijk geen gegevens kan ontvangen. Met “XON” geeft<br />
de ontvanger aan dat hij weer gegevens kan ontvangen. Voor de<br />
software-handshake zijn geen “RTS/CTS-signalen” in de<br />
transmissiekabel nodig.<br />
„ ON/XOFF (Software-Handshake) Bij het begin van de dataoverdracht<br />
zendt de ontvanger “XON”, om aan te geven dat hij<br />
kan ontvangen. De ontvanger zendt “XOFF” als hij tijdelijk geen<br />
gegevens kan ontvangen. Met “XON” geeft de ontvanger aan dat<br />
hij weer gegevens kan ontvangen. Voor de software-handshake<br />
zijn geen “RTS/CTS-signalen” in de transmissiekabel nodig.<br />
„ Naam van apparaat: benaming van de toegepaste interface –<br />
meestal: “COM2”.<br />
„ Backup-naam: Parameters en gereedschapsgegevens worden<br />
onder de bestandsnaam die bij “Backup-naam” is ingevoerd, in het<br />
externe apparaat opgeslagen. De “Backup-naam” wordt ter<br />
informatie aangegeven, maar kan alleen door servicepersoneel<br />
worden gewijzigd.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 445<br />
8.3 Transfer
8.3 Transfer<br />
Programma’s (bestanden) verzenden<br />
Bij het selecteren van de programma’s plaatst u de<br />
cursor op het gewenste programma en kiest u<br />
Markeren, of markeert u alle programma’s met Alles<br />
Markeren.<br />
“Gemarkeerde” programma’s worden met een<br />
“ruitje” aangeduid. U kunt de markeringen wissen<br />
door opnieuw te markeren.<br />
U kunt één enkel programma verzenden door de<br />
cursor op het betreffende programma te plaatsen en<br />
vervolgens Bestand zenden resp. Bestand<br />
ontvangen te kiezen.<br />
Onder het venster geeft de <strong>MANUALplus</strong> de<br />
bestandsgrootte aan en de laatste wijzigingsdatum<br />
van het programma waarop de cursor staat.<br />
Bij DIN-programma’s/-macro’s kunt u bovendien met<br />
Programmaweergave het NC-programma<br />
“bekijken”.<br />
Parameters en gereedschapsgegevens worden in<br />
“één blok” verzonden/ontvangen.<br />
Tijdens de transmissie toont de <strong>MANUALplus</strong> de<br />
volgende informatie in een “overdrachtvenster”<br />
(afbeelding rechtsonder):<br />
„ de overdrachtstatus in de vorm van een rood<br />
vierkantje dat zich, wanneer de overdracht actief is,<br />
tussen de “besturing” en de “PC” verplaatst – als<br />
de overdracht gestoord is, blijft het vierkantje staan.<br />
„ Naam van het programma dat op dat moment wordt<br />
verzonden.<br />
„ Hoeveel gegevens er zijn verzonden, is te zien bij<br />
“Voortgang”.<br />
„ Bij ontvangst van parameters en<br />
gereedschapsgegevens worden de<br />
eerdere gegevens overschreven.<br />
„ Bij het opstarten van “Netwerk” leest<br />
de <strong>MANUALplus</strong> de programmanamen<br />
en programmabeschrijvingen van het<br />
externe apparaat. Dit kan enkele<br />
minuten in beslag nemen. De<br />
voortgang van deze procedure wordt<br />
boven de softkeybalk weergegeven.<br />
446 8 Werkstand Besturen
Keuze van programmagroep<br />
Programma kiezen<br />
Programmakeuze kiezen<br />
DIN-programma’s of<br />
DIN-macro’s of<br />
Cyclusprogramma’s of<br />
ICP-contouren of<br />
DXF-bestanden kiezen<br />
Terug kiezen<br />
Bij het selecteren van de DIN- of cyclusprogramma’s<br />
en de ICP-contouren wordt uitsluitend de<br />
bestandsnaam getoond. Intern onderscheidt de<br />
<strong>MANUALplus</strong> de programmagroepen aan de hand van<br />
de extensie (zie tabel rechts).<br />
Als “systeembeheerder” kunt u bovendien het<br />
volgende selecteren:<br />
„ Diagnosebestanden: zijn van belang voor<br />
ingebruikname en service<br />
„ Protocolbestanden: opgeslagen fouten-logfile<br />
(bestandsnaam “error”) en andere bestanden voor<br />
ingebruikname en service<br />
Voor DIN-programma’s/-macro’s en ICPcontouren<br />
voor het draaien of de eindvlak-<br />
/mantelbewerking kan dezelfde<br />
programmanaam worden gebruikt. Er<br />
wordt daarom geadviseerd de<br />
“programmabeschrijving” als verklaring<br />
van de programma-inhoud te gebruiken.<br />
Extensies van de programmagroepen<br />
NC DIN-programma's<br />
NCS DIN-subprogramma’s (DIN-macro’s)<br />
GTZ Cyclusprogramma's<br />
GTI ICP-contouren<br />
GTS Contouren eindvlak (ICP)<br />
GTM Contouren mantelvlak (ICP)<br />
DXF DXF-contouren<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 447<br />
8.3 Transfer
8.3 Transfer<br />
Programma-overdracht (modus Netwerk)<br />
“Netwerk” toont in het linker venster de eigen<br />
directory en in het rechter venster de directory van het<br />
externe apparaat (afbeelding rechts). Met “pijl naar<br />
links/pijl naar rechts” (of met “Enter”) kunt u tussen<br />
de beide vensters omschakelen.<br />
Bestand verzenden<br />
Programma kiezen<br />
Cursor op het linker venster plaatsen<br />
Programma met de cursor kiezen, of<br />
Bestand ontvangen<br />
Programma's kiezen en Markeren of<br />
Alles markieren kiezen<br />
Bestand verzenden kiezen<br />
Programma kiezen<br />
Cursor op het rechter venster plaatsen<br />
Programma met de cursor kiezen, of<br />
Programma's kiezen en Markeren of<br />
Alles markieren kiezen<br />
Bestand ontvangen kiezen<br />
Informatie tijdens de overdracht: zie “Programma’s<br />
(bestanden) verzenden” op bladzijde 446:<br />
448 8 Werkstand Besturen
Programma-overdracht (modus Serieel)<br />
De <strong>MANUALplus</strong> geeft de eigen directory aan<br />
(afbeelding rechts).<br />
Bestand verzenden<br />
Programma met de cursor kiezen, of<br />
Bestand ontvangen<br />
Programma’s kiezen en Markeren of<br />
Alles markieren kiezen<br />
Bestand verzenden kiezen<br />
Bestand ontvangen kiezen<br />
Als u op “ontvangen” omschakelt, wacht de<br />
<strong>MANUALplus</strong> op data van de seriële interface. U kunt<br />
aan de aangegeven “voortgang” zien, of er dataoverdracht<br />
plaatsvindt. Deze toestand kunt u met<br />
Terug annuleren.<br />
Bij de ontvangst van programma’s<br />
accepteert de <strong>MANUALplus</strong> alle<br />
programmatypen (DIN-programma's, DINmacro's,<br />
cyclusprogramma's en ICPcontouren).<br />
Informatie tijdens de overdracht: zie “Programma’s<br />
(bestanden) verzenden” op bladzijde 446:<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 449<br />
8.3 Transfer
8.3 Transfer<br />
DIN-programma’s/-macro’s printen<br />
Programma kiezen<br />
Programmakeuze kiezen<br />
DIN-programma’s of<br />
DIN-macro’s kiezen<br />
Terug kiezen<br />
Programma met de cursor kiezen, of<br />
Programma’s kiezen en Markeren of<br />
Alles markieren kiezen<br />
Bestand verzenden kiezen<br />
Informatie tijdens de overdracht: zie “Programma’s<br />
(bestanden) verzenden” op bladzijde 446:<br />
Er kunnen uitsluitend DIN-programma’s<br />
en DIN-macro’s worden geprint.<br />
450 8 Werkstand Besturen
Overdracht van parameters<br />
Parameters kiezen<br />
Parameters verzenden kiezen<br />
Parameters ontvangen kiezen<br />
Parameterbestanden die worden gezonden, krijgen<br />
de bestandsnaam die bij “Instellingen – Backupnaam”<br />
is ingevoerd. De <strong>MANUALplus</strong> plaatst de<br />
volgende extensie achter de bestandsnaam:<br />
„ *.BEA (bewerkingsparameters)<br />
„ *.MAS (machineparameters)<br />
„ *.PRO (productieparameters)<br />
„ *.PLC (PLC-parameters)<br />
„ *.STD (besturingsgegevens)<br />
Informatie tijdens de overdracht: zie “Programma’s<br />
(bestanden) verzenden” op bladzijde 446:<br />
„ Ontvangst van parameterbestanden:<br />
„ Modus “Netwerk”: de bestandsnaam<br />
wordt gecontroleerd. Deze moet met<br />
de bestandsnaam onder “Instellingen<br />
– Backup-naam” overeenstemmen.<br />
„ Modus “Serieel”: de bestandsnaam<br />
wordt niet gecontroleerd.<br />
Let op !<br />
Na ontvangst van de parameterbestanden<br />
moet de <strong>MANUALplus</strong> opnieuw worden<br />
gestart.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 451<br />
8.3 Transfer
8.3 Transfer<br />
Gereedschapsgegevens<br />
Gereedschap kiezen<br />
Gereedschap zenden kiezen<br />
Gereedschap ontvangen kiezen<br />
Gereedschapsbestanden die worden gezonden,<br />
krijgen de bestandsnaam die bij “Instellingen –<br />
Backup-naam” is ingevoerd. De <strong>MANUALplus</strong> plaatst<br />
de volgende extensie achter de bestandsnaam:<br />
„ *.TXT (gereedschapsteksten)<br />
„ *.WKZ (gereedschapsparameters)<br />
Informatie tijdens de overdracht: zie “Programma’s<br />
(bestanden) verzenden” op bladzijde 446:<br />
„ Ontvangst van<br />
gereedschapsbestanden:<br />
„ Modus “Netwerk”: de<br />
bestandsnaam wordt gecontroleerd.<br />
Deze moet met de bestandsnaam<br />
onder “Instellingen – Backup-naam”<br />
overeenstemmen.<br />
„ Modus “Serieel”: de bestandsnaam<br />
wordt niet gecontroleerd.<br />
452 8 Werkstand Besturen
8.4 Service en Diagnose<br />
Na de keuze van Service [3] kunt u een van de<br />
volgende functies of functiegroepen selecteren:<br />
„ Inloggen [1]<br />
„ Uitloggen [2]<br />
„ Geb.Srv. [3] (gebruikersservice)<br />
„ Sys.Srv. [4] (systeemservice)<br />
„ Diag(nose) [6])<br />
Diverse service- en diagnosefuncties zijn<br />
voor het service- en<br />
inbedrijfstellingspersoneel gereserveerd.<br />
Bedieningsautorisatie<br />
De functies Inloggen, Uitloggen en Gebruikersservice<br />
zijn bedoeld voor het beheer van de<br />
bedieningsautorisatie.<br />
Bepaalde parameterwijzigingen en bepaalde service/<br />
diagnosefuncties mogen uitsluitend door hiertoe<br />
bevoegd personeel worden uitgevoerd. Autorisatie<br />
vindt plaats wanneer bij het “inloggen” het juiste<br />
wachtwoord is ingevoerd. Deze autorisatie wordt bij<br />
het “uitloggen” weer gewist. Met de functies van<br />
“Gebruikersservice” worden gebruikers ingevoerd en<br />
verwijderd en wachtwoorden toegekend of<br />
verwijderd.<br />
Het “wachtwoord” bestaat uit 4 cijfers die de<br />
desbetreffende persoon moet onthouden. Het<br />
wachtwoord wordt niet zichtbaar ingevoerd.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 453<br />
8.4 Service en Diagnose
8.4 Service en Diagnose<br />
De <strong>MANUALplus</strong> onderscheidt de volgende gebruikersklassen:<br />
„ “zonder beveiligingsklasse”<br />
„ “NC-programmeurs”<br />
„ “systeembeheerder”<br />
„ “servicepersoneel” (van de machinefabrikant)<br />
De <strong>MANUALplus</strong> wordt afgeleverd met de gebruiker<br />
“Wachtwoord 1234”. Het wachtwoord is “1234”. Nadat<br />
u als gebruiker met “wachtwoord 1234” heeft ingelogd,<br />
kunt u de machine-operators invoeren met de autorisatie<br />
“systeembeheerder”. Het “wachtwoord 1234” moet<br />
daarna worden verwijderd.<br />
Inloggen [1]<br />
Na de selectie “Inloggen” wordt de operatorlijst getoond. Selecteer<br />
uw naam, druk op “Enter” en voer vervolgens het wachtwoord in. U<br />
bent nu als “NC-programmeur of systeembeheerder” ingelogd.<br />
U blijft ingelogd, totdat u van de functie “Uitloggen” gebruikmaakt, of<br />
een andere operator met zijn eigen wachtwoord inlogt.<br />
Uitloggen [2]<br />
De ingelogde gebruiker wordt uitgelogd en de autorisatie wordt<br />
teruggezet naar “zonder beveiligingsklasse”.<br />
Gebruikersservice [3]<br />
Om gebruik te kunnen maken van de optie “Gebruikersservice”, moet<br />
er als “systeembeheerder” worden ingelogd. De volgende functies<br />
worden aangeboden:<br />
„ Gebruiker invoeren [1]<br />
U voert de naam van de nieuwe gebruiker in. Activeer hiervoor het<br />
alfanumerieke toetsenbord met de softkey >>. Vervolgens geeft u<br />
het wachtwoord in. De gebruiker wordt dan opgenomen in de<br />
“operatorlijst” die bij het inloggen wordt gebruikt.<br />
„ Gebruiker verwijderen [2]<br />
Selecteer de naam die u wilt wissen uit de operator-lijst en klik op<br />
OK.<br />
„ Wachtwoord wijzigen [3]<br />
Iedere operator kan zijn “eigen” wachtwoord veranderen. Om<br />
misbruik te voorkomen, moet eerst het “oude” wachtwoord<br />
worden ingevoerd, voordat een nieuw wachtwoord kan worden<br />
opgeslagen.<br />
454 8 Werkstand Besturen
Systeemservice<br />
Onder “Systeemservice” worden de volgende functies aangeboden:<br />
„ Datum/ tijd [1]<br />
Datum en/of tijd instellen. Bij foutmeldingen worden de datum en<br />
tijd geregistreerd. Zorg daarom voor de juiste instelling.<br />
„ Omschakelen taal [3]<br />
Nadat u deze functie heeft gekozen, selecteert u met de softkey >><br />
de gewenste taal en drukt u op OK.<br />
De gekozen taal is actief als u het systeem opnieuw heeft opgestart.<br />
Diagnose<br />
Bij “Diagnose” heeft u de beschikking over informatie-, test- en<br />
controlefuncties.<br />
„ Info [1]: hier vindt u informatie over de softwareversie van uw<br />
besturing<br />
„ Logfiles [3] – Fouten-logfile tonen [1]: toont de meest recente<br />
melding. Met “PgUp/PgDn” kunt u andere opgeslagen fouten<br />
bekijken.<br />
„ Logfiles [3] – fouten-logfile opslaan [2]: hiermee wordt een kopie<br />
van de fouten-logfile gemaakt en wordt het bestand met de<br />
bestandsnaam “error.log” in de directory “Para_Usr” opgeslagen.<br />
Als er al een bestand “error.log” in de directory staat, wordt dit<br />
overschreven.<br />
Toepassingsvoorbeeld: u slaat de opgetreden foutmeldingen op om<br />
deze ter beschikking van de servicetechnicus te stellen.<br />
Onder Inbedrijfstelling en Service heeft u de beschikking over nog<br />
meer diagnosefuncties.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 455<br />
8.4 Service en Diagnose
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 457<br />
8.4 Service en Diagnose
8.4 Service en Diagnose<br />
458 8 Werkstand Besturen
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 459<br />
8.4 Service en Diagnose
8.4 Service en Diagnose<br />
460 8 Werkstand Besturen
Voorbeelden<br />
9
9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong><br />
9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong><br />
In dit voorbeeld wordt uitgelegd hoe met behulp van de<br />
cyclusprogrammering de machine wordt ingesteld en een werkstuk<br />
wordt geproduceerd. De bewerking wordt in de werkstand “Teach-in”<br />
uitgevoerd. Wanneer de bewerking is afgerond, heeft u het<br />
cyclusprogramma tot uw beschikking.<br />
Toegepast gereedschap<br />
„ Voorbewerkingsgereedschap:<br />
„ Positie T1<br />
„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />
„ A = 93° instelhoek<br />
„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />
„ R = 0,8 gereedschapsradius<br />
„ Nabewerkingsgereedschap:<br />
„ Positie T2<br />
„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />
„ A = 93° instelhoek<br />
„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />
„ R = 0,8 gereedschapsradius<br />
„ Draadsnijgereedschap:<br />
„ Positie T3<br />
„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />
Werkwijze<br />
8 Ruwdeel inspannen (diameter 60 mm, lengte 100 mm)<br />
8 Machine instellen<br />
– werkstuknulpunt vastleggen<br />
– gereedschapsmaten bepalen<br />
8 Omschakelen naar “Teach-in”<br />
8 Bewerking van werkstuk cyclus na cyclus uitvoeren<br />
462 9 Voorbeelden
Machine instellen<br />
Voorwaarde: Het gereedschap T1, T2, en T3 is<br />
ingevoerd<br />
Instellen<br />
Ruwdeel inspannen<br />
Zet het op te meten gereedschap in<br />
en voer de machinegegevens in bij<br />
“S, F, T instellen”<br />
“Werkstuknulpunt instellen” en “Gereedschap<br />
meten” voorbereiden (bij “handbediening” met<br />
handwielen of jog-bedieningselementen):<br />
„ Eindvlak maken<br />
„ Diameter voorbereiden<br />
Werkstuknulpunt instellen<br />
Kies “Instellen”<br />
Kies “Aswaarden instellen”<br />
Eindvlak aanraken en positie als<br />
werkstuknulpunt overnemen<br />
Gereedschap opmeten (voor alle gereedschap):<br />
Zet het gereedschap in en voer het Tnummer<br />
in bij “S, F, T instellen”<br />
Druk op Gereedschap opmeten<br />
Diameter aanraken en diametermaat als<br />
“meetpuntcoördinaat X” invoeren.<br />
Eindvlak aanraken en “0” als “meetpuntcoördinaat<br />
Z” invoeren. (Het eindvlak is als werkstuknulpunt<br />
ingesteld.)<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 463<br />
9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong>
9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong><br />
Cyclusprogramma selecteren<br />
Er wordt een nieuw cyclusprogramma met nummer<br />
“999” aangemaakt.<br />
Cyclusprogramma aanmaken<br />
Omschakelen naar de werkstand<br />
“Teach-in”<br />
Druk op Programmalijst<br />
“999” als programmanummer invoeren<br />
Programma “999” activeren<br />
Kies Tekst wijzigen<br />
Programma-omschrijving invoeren (hier<br />
“modelwerkstuk”)<br />
Programma-omschrijving<br />
overnemen<br />
Cyclusprogrammering beginnen<br />
464 9 Voorbeelden
Cyclusprogramma maken<br />
De verschillende cycli voor de bewerking van het<br />
werkstuk worden hierna beschreven. De betreffende<br />
bewerkingsstap wordt op de productietekening<br />
weergegeven en de cyclus en cyclusparameters in de<br />
afbeeldingen rechts. De machine-uitlezing heeft<br />
betrekking op de situatie na de uitvoering van de<br />
cyclus.<br />
Verloop van elke cyclus:<br />
8 Cyclus kiezen<br />
8 Cyclus programmeren<br />
8 Cyclus door simulatie testen<br />
8 Cyclus uitvoeren<br />
8 Cyclus opslaan<br />
Eerste voorbewerkingscyclus<br />
Eerst het voorbewerkingsgereedschap inzetten.<br />
De cyclus verspaant het in de afbeelding<br />
weergegeven gedeelte. De uitgebreide werkstand<br />
wordt gekozen, om vooraf overmaten in te stellen.<br />
Het “startpunt X, Z” wordt “kort voor” het te<br />
verspanen gedeelte gepositioneerd. Er wordt met<br />
ijlgang genaderd.<br />
Bij voorbewerkingscycli keert het gereedschap na<br />
beëindiging van de cyclus naar het startpunt terug.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 465<br />
9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong>
9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong><br />
Tweede voorbewerkingscyclus<br />
Het “startpunt X, Z” wordt “kort voor” het te<br />
verspanen gedeelte gepositioneerd. Er wordt met<br />
ijlgang genaderd.<br />
De cyclus verspaant het in de afbeelding<br />
weergegeven gedeelte. De uitgebreide mode is<br />
noodzakelijk vanwege de overmaten, afronding en<br />
afkanting.<br />
Derde voorbewerkingscyclus<br />
De cyclus verspaant het in de afbeelding<br />
weergegeven gedeelte. De uitgebreide mode is<br />
noodzakelijk vanwege de overmaten en afkanting.<br />
466 9 Voorbeelden
Vierde voorbewerkingscyclus<br />
De cyclus verspaant het in de afbeelding<br />
weergegeven gedeelte. De uitgebreide mode is<br />
noodzakelijk vanwege de overmaten.<br />
Positioneren voor gereedschapswissel<br />
Er wordt een “veilige positie” ingenomen, om het<br />
voorbewerkingsgereedschap te verwijderen en het<br />
nabewerkingsgereedschap aan te brengen.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 467<br />
9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong>
9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong><br />
Draadaansnijding en draaduitloop maken<br />
De draadaansnijding/draaduitloop en de<br />
volgende nabewerkingscycli worden zo<br />
geprogrammeerd dat het<br />
contourgedeelte in één snede wordt<br />
bewerkt.<br />
Omdat de <strong>MANUALplus</strong> het “startpunt X, Z” met<br />
ijlgang nadert, wordt er verder geen positionering<br />
geprogrammeerd.<br />
Met “draaduitloop DIN 76” wordt de<br />
draadaansnijding, de draaduitloop en het<br />
aangrenzende eindvlak gemaakt.<br />
“Met terugloop” wordt uitgeschakeld. Op die manier<br />
kan het contourgedeelte in één bewerking worden<br />
nabewerkt.<br />
468 9 Voorbeelden
Eerste nabewerkingscyclus<br />
Met de drie volgende nabewerkingscycli wordt het in<br />
de afbeelding weergegeven contourgedeelte<br />
nabewerkt.<br />
Bij alle nabewerkingscycli wordt de uitgebreide<br />
werkstand gebruikt, om contourelementen zoals<br />
afkantingen, afrondingen, etc. te kunnen bewerken. In<br />
de uitgebreide werkstand blijft het gereedschap aan<br />
het einde van de cyclus staan. Dit geldt als<br />
voorwaarde om het contourgedeelte “in één<br />
bewerking” na te bewerken.<br />
Tweede nabewerkingscyclus<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 469<br />
9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong>
9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong><br />
Derde nabewerkingscyclus<br />
Positioneren voor gereedschapswissel<br />
Er wordt een “veilige positie” ingenomen, om het<br />
nabewerkingsgereedschap te verwijderen en het<br />
draadsnijgereedschap aan te brengen.<br />
470 9 Voorbeelden
Schroefdraadcyclus<br />
Met de cyclus wordt enkelvoudige schroefdraad met<br />
een spoed van 1,5 mm gesneden. De <strong>MANUALplus</strong><br />
berekent de draaddiepte en de snede-opdeling.<br />
Gereedschapspositionering<br />
De bewerking van het werkstuk is beëindigd. Om het<br />
gerede werkstuk te verwijderen, wordt het<br />
gereedschap naar een “veilige positie” verplaatst.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 471<br />
9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong>
9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong><br />
Programmalijst<br />
De afbeelding rechts toont het cyclusprogramma dat<br />
is gemaakt.<br />
Simulatie bij “Programma-afloop”<br />
Het programma wordt in de werkstand “Programmaafloop”<br />
gesimuleerd.<br />
Ga met de “menutoets” terug naar het hoofdmenu en<br />
druk op Programma-afloop. De <strong>MANUALplus</strong> laadt<br />
het laatste programma dat u heeft bewerkt. In dit<br />
geval ons cyclusprogramma “999”.<br />
In de afbeelding rechts is de complete<br />
werkstukbewerking in Programma-afloop<br />
gesimuleerd. Omdat in dit voorbeeld Automatische<br />
programma-afloop is ingeschakeld, vindt de<br />
simulatie zonder onderbreking plaats.<br />
472 9 Voorbeelden
Vervaardigd werkstuk<br />
In de afbeelding rechts ziet u als resultaat het werkstuk dat is bewerkt.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 473<br />
9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong>
9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />
9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />
In dit voorbeeld wordt uitgelegd hoe met behulp van de ICPprogrammering<br />
een draadtap wordt gemaakt. De afzonderlijke<br />
bewerkingsstappen die nodig zijn om een ICP-contour te maken en<br />
deze in ICP-cycli op te nemen, worden aan de hand van de<br />
productietekening verklaard.<br />
De bewerking geschiedt met ICP-cycli overlangs. Wanneer de<br />
bewerking is afgerond, heeft u de ICP-contourbeschrijving en het<br />
cyclusprogramma tot uw beschikking.<br />
Toegepast gereedschap<br />
„ Voorbewerkingsgereedschap:<br />
„ Positie T1<br />
„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />
„ A = 93° instelhoek<br />
„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />
„ R = 0,8 gereedschapsradius<br />
„ Nabewerkingsgereedschap:<br />
„ Positie T2<br />
„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />
„ A = 93° instelhoek<br />
„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />
„ R = 0,5 gereedschapsradius<br />
„ Draadsnijgereedschap:<br />
„ Positie T3<br />
„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />
Werkwijze<br />
8 Ruwdeel inspannen (diameter 60 mm, lengte 100 mm)<br />
8 Machine instellen<br />
– werkstuknulpunt vastleggen<br />
– gereedschapsmaten bepalen<br />
8 Omschakelen naar “Teach-in”<br />
8 Positioneercycli voor gereedschapswissel invoeren<br />
8 ICP-contour maken<br />
8 ICP-contour in voorbewerkings- en nabewerkingscyclus opnemen<br />
8 Schroefdraadbewerking uitvoeren<br />
474 9 Voorbeelden
ICP-verspanen overlangs<br />
Als voorwaarde geldt dat de machine is ingesteld en<br />
in de werkstand “Teach-in” staat.<br />
In de ICP-verspaningscyclus worden de aanzetdiepte<br />
en de overmaten voor de voorbewerking ingevoerd. In<br />
dit voorbeeld wordt het nummer (“888”) van de ICPcontour<br />
ingevoerd voordat de ICP-editor wordt<br />
opgeroepen (afbeelding rechtsboven).<br />
De contourelementen worden ingevoerd, nadat naar<br />
de ICP-editor is omgeschakeld en Element<br />
toevoegen is gekozen.<br />
Omdat de <strong>MANUALplus</strong> de<br />
verspaningsrichting uit de contourrichting<br />
afleidt, wordt de ICP-contour “in<br />
negatieve Z-richting” beschreven.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 475<br />
9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”
9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />
Contourelement 1<br />
De contour begint met de draadaansnijding<br />
(afkanting).<br />
Bij het vastleggen van het eerste contourelement in<br />
“XS, ZS” wordt het startpunt van de contour<br />
aangegeven. Het startpunt is tevens het hoekpunt van<br />
de afkanting.<br />
Als het eerste contourelement een afkanting is, wordt<br />
de positie van de afkanting bepaald aan de hand van<br />
“Elementpositie J” – hier “J=1” (afbeelding<br />
rechtsboven).<br />
Het aansluitende element is nog niet bekend, de<br />
afkanting geldt als “onvolledig berekend element”.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> plaatst het desbetreffende symbool<br />
onder het grafisch venster (afbeelding rechtsonder).<br />
476 9 Voorbeelden
Contourelement 2<br />
Het aansluitende contourelement is een draaduitloop.<br />
Met het vormelement “draaduitloop” worden de<br />
voorafgaande cilinder, de eigenlijke draaduitloop en<br />
het aansluitende eindvlak beschreven.<br />
De tot dusver ingevoerde deelcontour is duidelijk<br />
vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />
contourelementen weer en wist het symbool<br />
“onvolledig berekend element afkanting”.<br />
Bij het bepalen van de draaduitloop wordt niet alleen<br />
het “eindpunt” maar ook de spoed ingevoerd. De<br />
<strong>MANUALplus</strong> bepaalt de andere<br />
draaduitloopparameters aan de hand van interne<br />
tabellen.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 477<br />
9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”
9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />
Contourelement 3<br />
Het aansluitende contourelement is een schuine kant.<br />
Na invoer van de “eindpunten X, Z” is de lijn duidelijk<br />
vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />
contourelementen weer.<br />
478 9 Voorbeelden
Contourelement 4<br />
Het aansluitende contourelement is een horizontale<br />
lijn. Na invoer van het “eindpunt Z” is de lijn duidelijk<br />
vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />
contourelementen weer.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 479<br />
9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”
9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />
Contourelement 5<br />
Het aansluitende contourelement is een afronding. De<br />
“afrondingsradius B” wordt ingevoerd.<br />
Bij de invoer van de afronding is het aansluitende<br />
element nog niet bekend. De afronding en het<br />
voorafgaande lineaire element gelden als “onvolledig<br />
berekende elementen”. De <strong>MANUALplus</strong> plaatst de<br />
symbolen onder het grafisch venster en geeft de<br />
voorafgaande horizontale lijn weer in de kleur voor<br />
onvolledig berekende elementen (grijs).<br />
480 9 Voorbeelden
Contourelement 6<br />
Het aansluitende contourelement is een verticale lijn.<br />
Na invoer van “eindpunt X” zijn de lijn en de<br />
voorafgaande afronding duidelijk vastgelegd. De<br />
<strong>MANUALplus</strong> geeft de contourelementen weer en<br />
wist de symbolen voor “onvolledig berekende<br />
elementen”.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 481<br />
9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”
9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />
Contourelement 7<br />
Het aansluitende contourelement is een afkanting. De<br />
“afkantingsbreedte B” wordt ingevoerd.<br />
Bij de invoer van de afkanting is het aansluitende<br />
element nog niet bekend. De afronding en het<br />
voorafgaande lineaire element gelden als “onvolledig<br />
berekende elementen”. De <strong>MANUALplus</strong> plaatst de<br />
symbolen onder het grafisch venster en geeft de<br />
voorafgaande horizontale lijn weer in de kleur voor<br />
onvolledig berekende elementen (grijs).<br />
482 9 Voorbeelden
Contourelement 8<br />
Het aansluitende contourelement is een horizontale<br />
lijn. Na invoer van “eindpunt Z” zijn de lijn en de<br />
voorafgaande afkanting duidelijk vastgelegd. De<br />
<strong>MANUALplus</strong> geeft de contourelementen weer en<br />
wist de symbolen voor “onvolledig berekende<br />
elementen”.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 483<br />
9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”
9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />
Contourelement 9<br />
Het aansluitende contourelement is een verticale lijn.<br />
Na invoer van het “eindpunt X” is de lijn duidelijk<br />
vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />
contourelementen weer.<br />
De invoer van de ICP-contour is gereed. Terug sluit de<br />
ICP-programmering af en Invoer klaar sluit de ICPcyclus<br />
af.<br />
484 9 Voorbeelden
ICP-verspanen controleren<br />
De afloop van het verspaningsproces wordt met de<br />
“grafische simulatie” gecontroleerd (softkey<br />
Programmatest). De cyclus wordt vervolgens met<br />
Opslaan of Overschrijven in het cyclusprogramma<br />
overgenomen.<br />
ICP-nabewerken<br />
De ICP-contour “888” (draadtappen) wordt ook voor<br />
de nabewerkingscyclus gebruikt.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 485<br />
9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”
9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />
ICP-nabewerken controleren<br />
De afloop van de ICP-nabewerkingscyclus wordt met<br />
de “grafische simulatie” gecontroleerd (softkey<br />
Programmatest). De cyclus wordt vervolgens met<br />
Opslaan of Overschrijven in het cyclusprogramma<br />
overgenomen.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bewerkt “in contourrichting” na<br />
(afbeelding rechtsboven).<br />
Cyclusprogramma “ICP-modelwerkstuk”<br />
Het gemaakte cyclusprogramma omvat niet alleen<br />
ICP-cycli, maar ook positioneercycli voor de<br />
gereedschapswissel en schroefdraadcyclus<br />
(afbeelding rechtsonder).<br />
Functies van de cycli:<br />
„ N1: verwijderen van het materiaal (voorbewerken)<br />
„ N2: positioneren voor gereedschapswissel<br />
„ N3: werkstuk nabewerken<br />
„ N4: positioneren voor gereedschapswissel<br />
„ N5: schroefdraad snijden<br />
„ N6: positioneren voor uitname van gereedschap<br />
486 9 Voorbeelden
9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />
In dit voorbeeld wordt uitgelegd hoe met behulp van de ICPprogrammering<br />
een matrijs wordt gemaakt. De afzonderlijke<br />
bewerkingsstappen die nodig zijn om een ICP-contour te maken en<br />
deze in ICP-cycli op te nemen, worden aan de hand van de<br />
productietekening verklaard.<br />
Wanneer de bewerking is afgerond, heeft u de ICPcontourbeschrijving<br />
en het cyclusprogramma tot uw beschikking.<br />
De bewerking geschiedt met ICP-cycli overdwars.<br />
Toegepast gereedschap<br />
„ Voorbewerkingsgereedschap:<br />
„ Positie T1<br />
„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />
„ A = 93° instelhoek<br />
„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />
„ R = 0,8 gereedschapsradius<br />
„ Nabewerkingsgereedschap:<br />
„ Positie T2<br />
„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />
„ A = 93° instelhoek<br />
„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />
„ R = 0,5 gereedschapsradius<br />
Werkwijze<br />
8 Ruwdeel inspannen (diameter 95 mm, lengte 100 mm)<br />
8 Machine instellen<br />
– werkstuknulpunt vastleggen<br />
– gereedschapsmaten bepalen<br />
8 Omschakelen naar “Teach-in”<br />
8 Positioneercycli voor gereedschapswissel invoeren<br />
8 ICP-contour maken<br />
8 ICP-contour in voorbewerkings- en nabewerkingscyclus opnemen<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 487<br />
9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”
9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />
ICP-verspanen overdwars<br />
Als voorwaarde geldt dat de machine is ingesteld en<br />
in de werkstand “Teach-in” staat.<br />
In de ICP-verspaningscyclus worden de aanzetdiepte<br />
en de overmaten voor de voorbewerking ingevoerd.<br />
Het nummer van de ICP-contour wordt ingevoerd<br />
voordat de ICP-editor wordt opgeroepen (afbeelding<br />
rechtsboven).<br />
Met ICP edit gaat u naar de ICP-programmering. In<br />
het voorbeeld zijn de twee eerste contourelementen<br />
van “ICP-voorbeeld Matrijs” (contournummer 777) al<br />
ingevoerd.<br />
Eerst wordt de “ruwe contour” ingevoerd. Daarna<br />
worden de afrondingen met “overlapping” ingesteld.<br />
Met Element toevoegen schakelt u om naar de<br />
invoermodus van de ICP-editor (afbeelding<br />
rechtsonder).<br />
Omdat de <strong>MANUALplus</strong> de<br />
verspaningsrichting uit de contourrichting<br />
afleidt, wordt de ICP-contour “in<br />
negatieve Z-richting” beschreven.<br />
488 9 Voorbeelden
Contourelement 3<br />
Het aansluitende contourelement is een schuine kant.<br />
Alleen de hoek van het lineaire element is bekend. De<br />
<strong>MANUALplus</strong> plaatst het symbool voor “onvolledig<br />
berekend element” onder het grafisch venster en<br />
geeft de lijn weer in de kleur voor onvolledig<br />
berekende elementen (grijs).<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 489<br />
9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”
9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />
Contourelement 4<br />
Het aansluitende contourelement is een cirkelboog<br />
waarvan middelpunt en radius bekend zijn.<br />
Omdat er twee oplossingen mogelijk zijn, toont de<br />
<strong>MANUALplus</strong> “Selectie oplossing” (afbeelding<br />
rechtsonder en afbeelding rechtsboven op volgende<br />
pagina).<br />
490 9 Voorbeelden
Met Overname oplossing wordt de gewenste<br />
oplossing gekozen.<br />
De voorafgaande schuine kant is nu duidelijk<br />
vastgelegd. De cirkelboog ligt nog niet duidelijk vast.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> plaatst het symbool voor<br />
“onvolledig berekend element” onder het grafisch<br />
venster en geeft de lijn weer in de kleur voor<br />
onvolledig berekende elementen (grijs).<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 491<br />
9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”
9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />
Contourelement 5<br />
Het aansluitende contourelement is een schuine kant.<br />
Na invoer van “eindpunt X, Z” en “hoek A” is de lijn<br />
duidelijk vastgelegd.<br />
Omdat er twee oplossingen mogelijk zijn, toont de<br />
<strong>MANUALplus</strong> “Selectie oplossing” (afbeelding<br />
rechtsonder en afbeelding rechtsboven op volgende<br />
pagina).<br />
492 9 Voorbeelden
Met Overname oplossing wordt de gewenste<br />
oplossing gekozen.<br />
De voorafgaande cirkelboog en de schuine kant zijn nu<br />
duidelijk vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />
contourelementen weer en wist de symbolen voor<br />
“onvolledig berekende elementen”.<br />
De invoer van de “ruwe contour” is beëindigd. Met<br />
Terug verlaat u de invoermodus.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 493<br />
9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”
9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />
Hoeken afronden<br />
Afrondingen worden ingevoerd door middel van<br />
“overlapping”. Hiervoor wordt eerst de contourhoek<br />
geselecteerd en vervolgens de afrondingsradius<br />
ingevoerd.<br />
U kiest de overlapping met de softkey Overlapping<br />
(wordt symbolisch weergegeven – zie afbeelding<br />
rechtsboven). Daarna kiest u de positie van de<br />
afronding met Hoek verder/hoek terug (afbeelding<br />
rechtsonder).<br />
494 9 Voorbeelden
Afronding invoeren<br />
U legt de afronding vast met `”Afrondingsradius B”.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> neemt de afronding in de bestaande<br />
ICP-contour op en tekent de “verfijnde” contour.<br />
Als er meer hoeken zijn, kunt u de volgende<br />
contourhoek kiezen (afbeelding rechtsonder).<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 495<br />
9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”
9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />
De invoer van de ICP-contour is gereed. Terug sluit de<br />
ICP-programmering af en Invoer klaar sluit de ICPcyclus<br />
af.<br />
ICP-verspanen controleren<br />
De afloop van het verspaningsproces wordt met<br />
simulatie gecontroleerd. De simulatie wordt<br />
opgeroepen met de softkey Programmatest.<br />
De cyclus wordt vervolgens met Opslaan of<br />
Overschrijven in het cyclusprogramma<br />
overgenomen.<br />
496 9 Voorbeelden
ICP-nabewerken<br />
De ICP-contour “777” (“matrijs”) wordt ook voor<br />
nabewerking gebruikt.<br />
ICP-nabewerken controleren<br />
De afloop van de ICP-nabewerkingscyclus wordt met<br />
de “grafische simulatie” gecontroleerd (softkey<br />
Programmatest). De cyclus wordt vervolgens met<br />
Opslaan of Overschrijven in het cyclusprogramma<br />
overgenomen.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bewerkt “in contourrichting” na<br />
(afbeelding rechtsonder).<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 497<br />
9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”
9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />
Cyclusprogramma ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />
Het gemaakte cyclusprogramma omvat niet alleen<br />
ICP-cycli, maar ook positioneercycli voor de<br />
gereedschapswissel (afbeelding rechts).<br />
Functies van de cycli:<br />
„ N1: verwijderen van het materiaal (voorbewerken)<br />
„ N2: positioneren voor gereedschapswissel<br />
„ N3: werkstuk nabewerken<br />
„ N4: positioneren voor uitname van gereedschap<br />
498 9 Voorbeelden
9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”<br />
In het voorbeeld wordt de toepassing van de ICP-steekcyclus<br />
verklaard. De afzonderlijke bewerkingsstappen die nodig zijn om een<br />
ICP-contour te maken en deze in ICP-cycli op te nemen, worden aan<br />
de hand van de productietekening verklaard.<br />
Wanneer de bewerking is afgerond, heeft u de ICPcontourbeschrijving<br />
en het cyclusprogramma tot uw beschikking.<br />
De bewerking geschiedt met “ICP-insteken radiaal”.<br />
Toegepast gereedschap<br />
„ Steekbeitels::<br />
„ Positie T4<br />
„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />
„ R = 0,2 gereedschapsradius<br />
„ K = 5 snijkantbreedte<br />
Werkwijze<br />
8 Ruwdeel inspannen (diameter 60 mm, lengte 65 mm)<br />
8 Machine instellen<br />
– werkstuknulpunt vastleggen<br />
– gereedschapsmaten bepalen<br />
8 Omschakelen naar “Teach-in”<br />
8 Positioneercycli voor gereedschapswissel invoeren<br />
8 ICP-steekcyclus oproepen<br />
8 ICP-contour maken<br />
8 ICP-contour in steek-/nabewerkingscyclus opnemen<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 499<br />
9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”
9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”<br />
ICP-steken radiaal<br />
Als voorwaarde geldt dat de machine is ingesteld en<br />
in de werkstand “Teach-in” staat.<br />
In de ICP-verspaningscyclus worden de overmaten<br />
voor het voorsteken ingevoerd. De steekbreedte<br />
wordt niet ingevoerd. De <strong>MANUALplus</strong> berekent dan<br />
een snede-opdeling met aanzet < 80% van de<br />
snijkantbreedte die bij gereedschapsgegevens is<br />
ingesteld (afbeelding rechtsboven).<br />
Na opgave van de cyclusparameters gaat u met ICP<br />
edit naar de ICP-programmering. Met Element<br />
toevoegen schakelt u om naar de invoermodus.<br />
Eerst wordt de “ruwe contour” ingevoerd. Daarna<br />
worden de afrondingen met “overlapping” ingesteld.<br />
500 9 Voorbeelden
Contourelement 1<br />
De contour begint met een horizontale lijn die<br />
“tangentiaal” overloopt in de volgende cirkelboog.<br />
Bij het vastleggen van het eerste contourelement in<br />
“XS, ZS” wordt het startpunt van de ICP-contour<br />
aangegeven.<br />
Na invoer van het “eindpunt Z” is de lijn duidelijk<br />
vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft het<br />
contourelement weer.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 501<br />
9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”
9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”<br />
Contourelement 2<br />
Het aansluitende contourelement is een cirkelboog<br />
waarvan alleen de radius bekend is. De cirkelboog ligt<br />
nog niet duidelijk vast.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> plaatst het desbetreffende symbool<br />
onder het grafisch venster en geeft de cirkelboog<br />
weer in de kleur voor onvolledig berekende<br />
elementen (grijs).<br />
502 9 Voorbeelden
Contourelement 3<br />
Het aansluitende contourelement is een schuine kant<br />
waarvan eindpunt en hoek bekend zijn.<br />
Omdat er twee oplossingen mogelijk zijn, toont de<br />
<strong>MANUALplus</strong> “Selectie oplossing”. Met Overname<br />
oplossing wordt de gewenste oplossing gekozen<br />
(afbeelding rechtsonder).<br />
De voorafgaande cirkelboog en de schuine kant zijn nu<br />
duidelijk vastgelegd.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 503<br />
9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”
9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”<br />
Contourelement 4<br />
Het aansluitende contourelement is een schuine kant<br />
waarvan het eindpunt bekend is.<br />
Na invoer van “eindpunt X, Z” is de schuine kant<br />
duidelijk vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />
contourelementen weer.<br />
504 9 Voorbeelden
Contourelement 5<br />
Het aansluitende contourelement is een horizontale<br />
lijn.<br />
Na invoer van het “eindpunt Z” is de lijn duidelijk<br />
vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />
contourelementen weer.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 505<br />
9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”
9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”<br />
Contourelement 6<br />
Het aansluitende contourelement is een schuine kant<br />
waarvan het eindpunt bekend is.<br />
Na invoer van “eindpunt X, Z” is de schuine kant<br />
duidelijk vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />
contourelementen weer.<br />
506 9 Voorbeelden
Contourelement 7<br />
Het aansluitende contourelement is een horizontale<br />
lijn.<br />
Na invoer van het “eindpunt Z” is de lijn duidelijk<br />
vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />
contourelementen weer.<br />
De invoer van de “ruwe contour” is beëindigd. Met<br />
Terug verlaat u de invoermodus.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 507<br />
9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”
9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”<br />
Hoeken afronden<br />
Afrondingen worden ingevoerd door middel van<br />
“overlapping”. Vervolgens kiest u de hoek uit (Hoek<br />
verder/hoek terug). Vervolgens legt u de<br />
“afrondingsradius B” vast. De <strong>MANUALplus</strong> neemt<br />
de afronding in de bestaande ICP-contour op en<br />
tekent de “verfijnde” contour.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> biedt de volgende contourhoek als<br />
keuze aan. In dit voorbeeld worden alle bestaande<br />
hoeken afgerond.<br />
De ICP-contour is volledig ingevoerd (afbeelding<br />
rechtsonder). Terug sluit de ICP-programmering af en<br />
Invoer klaar sluit de ICP-cyclus af.<br />
508 9 Voorbeelden
ICP-insteken controleren<br />
De afloop van het steken wordt met de “grafische<br />
simulatie” gecontroleerd (softkey Programmatest).<br />
Om beter te kunnen controleren, kunt u met<br />
Programma-afloop regel voor regel elke<br />
afzonderlijke verplaatsing controleren. In het<br />
voorbeeld is de steekbewerking nog niet beëindigd<br />
(afbeelding rechtsboven).<br />
De cyclus wordt vervolgens met Opslaan of<br />
Overschrijven in het cyclusprogramma<br />
overgenomen.<br />
ICP-steken (nabewerken)<br />
De ingestelde ICP-contour “666” (insteken) wordt<br />
ook voor nabewerking gebruikt.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 509<br />
9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”
9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”<br />
ICP-steken (nabewerken) controleren<br />
De afloop van de ICP-steek-/nabewerkingscyclus<br />
wordt met de “grafische simulatie” gecontroleerd<br />
(softkey Programmatest). In het voorbeeld is de<br />
nabewerking nog niet beëindigd (afbeelding<br />
rechtsboven).<br />
De cyclus wordt vervolgens met Opslaan of<br />
Overschrijven in het cyclusprogramma<br />
overgenomen.<br />
Cyclusprogramma ICP-voorbeeld “Insteken”<br />
Het gemaakte cyclusprogramma omvat niet alleen<br />
ICP-cycli, maar ook positioneercycli voor de<br />
gereedschapswissel (afbeelding rechts).<br />
Functies van de cycli:<br />
„ N1: insteken contour<br />
„ N2: nabewerken contour<br />
„ N3: positioneren voor uitname van het<br />
werkstuk<br />
510 9 Voorbeelden
9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”<br />
In het freesvoorbeeld wordt de toepassing van een ICP-contour bij een<br />
patroonbewerking verklaard. De afzonderlijke bewerkingsstappen die<br />
nodig zijn om een ICP-contour te maken en deze in ICP-cycli op te<br />
nemen, worden aan de hand van de productietekening verklaard.<br />
Wanneer de bewerking is afgerond, heeft u de ICPcontourbeschrijving<br />
en het cyclusprogramma tot uw beschikking.<br />
De bewerking vindt plaats met “ICP-contour rond patroon, axiaal”.<br />
Toegepast gereedschap<br />
„ Freesgereedschap:<br />
„ Positie T40<br />
„ WO = 8 gereedschapsoriëntatie<br />
„ I = 8 freesdiameter<br />
„ K = 4 aantal tanden<br />
„ TF = 0,025 aanzet per tand<br />
Werkwijze<br />
8 Als voorwaarde geldt:<br />
– de draaibewerking moet zijn afgesloten<br />
– de gereedschapsmaten moeten zijn bepaald<br />
8 Omschakelen naar “Teach-in”<br />
8 Positioneercycli voor gereedschapswissel invoeren<br />
8 “Contour ICP axiaal” oproepen<br />
8 “Rond patroon” inschakelen<br />
8 ICP-contour maken<br />
8 ICP-contour in freescyclus voorbewerken opnemen<br />
8 Freescyclus nabewerken aanmaken<br />
8 ICP-contour in freescyclus nabewerken opnemen<br />
ICP-contourdefinitie in patronen<br />
In dit voorbeeld wordt de eerste te frezen contour geprogrammeerd<br />
zoals in de productietekening is aangegeven. De<br />
coördinatenoorsprong geldt daarom als referentiepunt bij de definitie<br />
van patroonposities.<br />
Als alternatief kan de eerste te frezen contour “in de<br />
coördinatenoorsprong” worden gedimensioneerd en de positie van de<br />
te frezen contouren in de patroonposities worden vastgelegd.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 511<br />
9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”
9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”<br />
Freescyclus – voorbewerken<br />
De voorbewerking vindt plaats met “ICP-contour rond<br />
patroon, axiaal”. Na opgave van de cyclusparameters<br />
gaat u met ICP edit naar de ICP-programmering.<br />
De patroondiameter bedraagt “K=0”,<br />
omdat de “eerste te frezen contour” in de<br />
juiste positie wordt gedefinieerd en de<br />
ICP-contouren symmetrisch om het<br />
middelpunt van het eindvlak worden<br />
gepositioneerd.<br />
512 9 Voorbeelden
Contourelement 1<br />
Eerst wordt de “ruwe contour” ingevoerd. Daarna<br />
worden de afrondingen met “overlapping” ingesteld.<br />
De contour begint met een horizontale lijn.<br />
Bij het vastleggen van het eerste contourelement in<br />
“XS, YS” wordt het startpunt van de ICP-contour<br />
aangegeven.<br />
Met de invoer van “lijnlengte” is het element duidelijk<br />
vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft het<br />
contourelement weer.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 513<br />
9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”
9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”<br />
Contourelement 2<br />
Het aansluitende contourelement is een cirkelboog.<br />
Het eindpunt en de radius worden gedefinieerd.<br />
Omdat er twee oplossingen zijn, vraagt de<br />
<strong>MANUALplus</strong> naar de juiste oplossing.<br />
514 9 Voorbeelden
Contourelement 3<br />
Er volgt een verticale lijn. Met de invoer van<br />
“lijnlengte” is het element duidelijk vastgelegd.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 515<br />
9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”
9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”<br />
Contourelement 4<br />
Er volgt een cirkelboog waarvan het eindpunt en de<br />
radius worden gedefinieerd. De te frezen contour is<br />
nu gesloten. Dat is de voorwaarde voor het<br />
kamerfrezen.<br />
Omdat er twee oplossingen zijn, vraagt de<br />
<strong>MANUALplus</strong> naar de juiste oplossing.<br />
516 9 Voorbeelden
Hoeken afronden<br />
Afrondingen worden ingevoerd door middel van<br />
“overlapping”. Kies de hoek uit (Hoek verder/hoek<br />
terug). Vervolgens legt u de “afrondingsradius B”<br />
vast. De <strong>MANUALplus</strong> neemt de afronding in de<br />
bestaande ICP-contour op en tekent de “verfijnde”<br />
contour.<br />
De <strong>MANUALplus</strong> biedt de volgende contourhoek als<br />
keuze aan. In dit voorbeeld worden alle bestaande<br />
hoeken afgerond.<br />
De ICP-contour is volledig ingevoerd (afbeelding<br />
rechtsonder). Terug sluit de ICP-programmering af en<br />
Invoer klaar sluit de ICP-cyclus af.<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 517<br />
9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”
9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”<br />
Freescyclus – nabewerken<br />
De bewerking vindt eveneens plaats met “ICPcontour<br />
rond patroon, axiaal” en de gemaakte ICPcontour.<br />
“O=1” definieert “Nabewerken” – met “J=0” wordt<br />
de bodem van de kamer van binnen naar buiten<br />
nabewerkt.<br />
De bewerking wordt uitgevoerd met de frees die ook<br />
voor het voorbewerken is toegepast.<br />
518 9 Voorbeelden
ICP-frezen (nabewerken) controleren<br />
De afloop van ICP-frezen (nabewerken) wordt met de<br />
“grafische simulatie” gecontroleerd (softkey<br />
Programmatest).<br />
De cyclus wordt vervolgens met Opslaan of<br />
Overschrijven in het cyclusprogramma<br />
overgenomen.<br />
Cyclusprogramma ICP-voorbeeld “Frezen”<br />
Het gemaakte cyclusprogramma omvat niet alleen<br />
ICP-cycli, maar ook positioneercycli voor de<br />
gereedschapswissel (zie afbeelding rechts).<br />
Functies van de cycli:<br />
„ N2: kamerfrezen – voorbewerken<br />
„ N3: kamerfrezen – nabewerken<br />
„ N4: positioneren voor uitname van gereedschap<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 519<br />
9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”
9.6 Voorbeeld DIN-programmering “Draadtappen”<br />
9.6 Voorbeeld DIN-programmering<br />
“Draadtappen”<br />
In dit voorbeeld wordt uitgelegd hoe met behulp van de ICPprogrammering<br />
een draadtap wordt gemaakt. De afzonderlijke<br />
bewerkingsstappen van het DIN-programma worden aan de hand van<br />
de productietekening verklaard.<br />
Toegepast gereedschap<br />
„ Voorbewerkingsgereedschap:<br />
„ Positie T1<br />
„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />
„ A = 93° instelhoek<br />
„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />
„ R = 0,8 gereedschapsradius<br />
„ Nabewerkingsgereedschap:<br />
„ Positie T2<br />
„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />
„ A = 93° instelhoek<br />
„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />
„ R = 0,5 gereedschapsradius<br />
„ Draadsnijgereedschap:<br />
„ Positie T3<br />
„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />
Werkwijze<br />
8 Ruwdeel inspannen (diameter 60 mm, lengte 100 mm)<br />
8 Machine instellen<br />
– werkstuknulpunt vastleggen<br />
– gereedschapsmaten bepalen<br />
– gereedschapswisselpositie invoeren<br />
8 ga naar de DIN-Editor<br />
8 DIN-programma “Draadtappen” maken<br />
8 DIN-programma “Draadtappen” door simulatie testen<br />
520 9 Voorbeelden
DIN-programma “Draadtappen”<br />
%888.nc Programmanummer van het DIN-programma<br />
[DIN-voorbeeld “Draadtappen”] Programmabeschrijving<br />
N1 G14 Q1 Gereedschapswisselpositie naderen, voorbewerkingsgereedschap<br />
aanbrengen<br />
N2 G96 S150 G95 F0.4 T1 Voorbewerkingsgereedschap oproepen; toerental, aanzet<br />
programmeren<br />
N3 G0 X62 Z2 Werkstuk naderen<br />
N4 G819 P4 H0 I0.3 K0.1 Cyclus “Contour voorbewerken overlangs met insteken”<br />
N5 G0 X13 Z0 Startpunt van de contourbeschrijving (voor voorbewerkingscyclus<br />
G819)<br />
N6 G1 X16 Z-1.5 Contourbeschrijving<br />
N7 G1 Z-30<br />
N8 G25 H7 I1.15 K5.2 R0.8 W30 FP1.5 Draaduitloopcontour (element van de contourbeschrijving)<br />
N9 G1 X20<br />
N10 G1 X40 Z-35<br />
N11 G1 Z-55 B4<br />
N12 G1 X55 B-2<br />
N13 G1 Z-70<br />
N14 G1 X60<br />
N15 G80 Einde van de contourbeschrijving (voor voorbewerkingscyclus G819)<br />
N16 G14 Q1 Gereedschapswisselpositie naderen, nabewerkingsgereedschap<br />
aanbrengen<br />
N17 G96 S220 G95 F0.2 T2 Nabewerkingsgereedschap oproepen; toerental, aanzet<br />
programmeren<br />
N18 G0 X62 Z2 Werkstuk naderen<br />
N19 G89 Nabewerken contour<br />
N20 G42 Gereedschap bevindt zich links van de contour<br />
N21 G0 X13 Z0 Startpunt van de contourbeschrijving (voor nabewerkingscyclus G89)<br />
N22 G1 X16 Z-1.5 Contourbeschrijving<br />
N23 G1 Z-30<br />
N24 G25 H7 I1.15 K5.2 R0.8 W30 FP1.5 Draaduitloopcontour (element van de contourbeschrijving)<br />
N25 G1 X20<br />
N26 G1 X40 Z-35<br />
N27 G1 Z-55 B4<br />
N28 G1 X55 B-2<br />
N29 G1 Z-70<br />
N30 G1 X60<br />
N31 G80 Einde van de contourbeschrijving (voor nabewerkingscyclus G89)<br />
N32 G14 Q1 Gereedschapswisselpositie naderen, draadsnijgereedschap<br />
aanbrengen<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 521<br />
9.6 Voorbeeld DIN-programmering “Draadtappen”
9.6 Voorbeeld DIN-programmering “Draadtappen”<br />
N33 G97 S800 T3 Draadsnijgereedschap oproepen, (constant) toerental programmeren<br />
N34 G0 X16 Z2 Startpunt schroefdraad naderen<br />
N35 G350 Z-29 F1.5 U-999 Cyclus enkelvoudige langsdraad (eenvoudig)<br />
N36 G14 Q1 Gereedschap uit materiaal halen (gereedschapswisselpositie<br />
naderen)<br />
N37 M30<br />
EINDE<br />
Programma-einde<br />
DIN-programma testen<br />
Nadat u het DIN-programma “Draadtappen” heeft<br />
gemaakt, gaat u naar “Programma-afloop” om het<br />
programma te testen (afbeelding rechtsboven).<br />
De “simulatie” toont de contour van de “draadtap” en<br />
iedere afzonderlijke gereedschapsbeweging<br />
(afbeelding rechtsonder).<br />
522 9 Voorbeelden
9.7 Voorbeeld DIN-programmering<br />
“Frezen”<br />
In dit voorbeeld wordt de bewerking van het eindvlak met de DINprogrammering<br />
verklaard.<br />
Toegepast gereedschap<br />
„ Freesgereedschap (voorbewerken en nabewerken):<br />
„ Positie T40<br />
„ WO = 8 gereedschapsoriëntatie<br />
„ I = 8 freesdiameter<br />
„ K = 4 aantal tanden<br />
„ TF = 0,025 aanzet per tand<br />
Als voorwaarde geldt:<br />
„ de draaibewerking moet zijn afgesloten<br />
„ de gereedschapsmaten moeten zijn bepaald<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 523<br />
9.7 Voorbeeld DIN-programmering “Frezen”
9.7 Voorbeeld DIN-programmering “Frezen”<br />
DIN-Programma “Eindvlak frezen”<br />
%2005.nc Programmanummer van het DIN-programma<br />
[Voorbeeld frezen eindvlak ] Programmabeschrijving<br />
N1 M5 Spilstop<br />
N2 G197 S3183 G195 F0.12 M103 Toerental, aanzet programmeren<br />
N3 T40 Freesgereedschap oproepen<br />
N4 M14 C-as inschakelen<br />
N5 G110 C0 C-as positioneren<br />
N6 G0 X80 Z2 Werkstuk naderen<br />
N7 G793 Z0 ZE-6 P3 U0.5 I1 K0.15 F0.1 E0.08 Cyclus “Contourfrezen eindvlak” – voorbewerken<br />
H0 Q0<br />
N8 G100 XK20 YK5 Startpunt van de contourbeschrijving voor cyclus G793<br />
N9 G101 XK50 B5 Contourbeschrijving<br />
N10 G103 XK5 YK50 R50 Q1 B5<br />
N11 G101 XK5 YK20 B5<br />
N12 G102 XK20 YK5 R20 B5<br />
N13 G80 Einde contourbeschrijving<br />
N14 M15 C-as uitschakelen<br />
N15 G14 Q0 Gereedschap uit materiaal halen (gereedschapswisselpositie<br />
naderen)<br />
N16 M30 Programma-einde<br />
EINDE<br />
524 9 Voorbeelden
DIN-programma testen<br />
Nadat u het DIN-programma “Frezen eindvlak” heeft<br />
gemaakt, gaat u naar “Programma-afloop” om het<br />
programma te testen (afbeelding rechtsboven).<br />
Schakel de simulatie om naar “Eindvlakaanzicht”, om<br />
de contouren en elke afzonderlijke<br />
gereedschapsverplaatsing te controleren (afbeelding<br />
rechtsonder).<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 525<br />
9.7 Voorbeeld DIN-programmering “Frezen”
10<br />
Tabellen en overzichten<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 527
10.1 Spoed<br />
10.1 Spoed<br />
Als de spoed niet wordt aangegeven, wordt deze bepaald op<br />
basis van de diameter in onderstaande tabel.<br />
Diameter Spoed Diameter Spoed<br />
1 0,25 12 1,75<br />
1,1 0,25 14 2<br />
1,2 0,25 16 2<br />
1,4 0,3 18 2,5<br />
1,6 0,35 20 2,5<br />
1,8 0,35 22 2,5<br />
2 0,4 24 3<br />
2,2 0,45 27 3<br />
2,5 0,45 30 3,5<br />
3 0,5 33 3,5<br />
3,5 0,6 36 4<br />
4 0,7 39 4<br />
4,5 0,75 42 4,5<br />
5 0,8 45 4,5<br />
6 1 48 5<br />
7 1 52 5<br />
8 1,25 56 5,5<br />
9 1,25 60 5,5<br />
10 1,5 64 6<br />
11 1,5 68 6<br />
528 10 Tabellen en overzichten
10.2 Draaduitloopparameters<br />
DIN 76 – draaduitloopparameters<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de parameters – afhankelijk van de<br />
spoed – aan de hand van onderstaande tabel.<br />
Benamingen:<br />
„ I = draaduitloopdiameter<br />
„ K = draaduitlooplengte<br />
„ R = draaduitloopradius<br />
„ W = draaduitloophoek<br />
Draaduitloop DIN 76 – buitendraad Draaduitloop DIN 76 – binnendraad<br />
Spoed I K R W Spoed I K R W<br />
0,2 D – 0,3 0,7 0,1 30° 0,2 D + 0,1 1,2 0,1 30°<br />
0,25 D – 0,4 0,9 0,12 30° 0,25 D + 0,1 1,4 0,12 30°<br />
0,3 D – 0,5 1,05 0,16 30° 0,3 D + 0,1 1,6 0,16 30°<br />
0,35 D – 0,6 1,2 0,16 30° 0,35 D + 0,2 1,9 0,16 30°<br />
0,4 D – 0,7 1,4 0,2 30° 0,4 D + 0,2 2,2 0,2 30°<br />
0,45 D – 0,7 1,6 0,2 30° 0,45 D + 0,3 2,4 0,2 30°<br />
0,5 D – 0,8 1,75 0,2 30° 0,5 D + 0,3 2,7 0,2 30°<br />
0,6 D – 1 2,1 0,4 30° 0,6 D + 0,3 3,3 0,4 30°<br />
0,7 D – 1,1 2,45 0,4 30° 0,7 D + 0,3 3,8 0,4 30°<br />
0,75 D – 1,2 2,6 0,4 30° 0,75 D + 0,3 4,0 0,4 30°<br />
0,8 D – 1,3 2,8 0,4 30° 0,8 D + 0,3 4,2 0,4 30°<br />
1 D – 1,6 3,5 0,6 30° 1 D + 0,5 5,2 0,6 30°<br />
1,25 D – 2 4,4 0,6 30° 1,25 D + 0,5 6,7 0,6 30°<br />
1,5 D – 2,3 5,2 0,8 30° 1,5 D + 0,5 7,8 0,8 30°<br />
1,75 D – 2,6 6,1 1 30° 1,75 D + 0,5 9,1 1 30°<br />
2 D – 3 7 1 30° 2 D + 0,5 10,3 1 30°<br />
2,5 D – 3,6 8,7 1,2 30° 2,5 D + 0,5 13 1,2 30°<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 529<br />
10.2 Draaduitloopparameters
10.2 Draaduitloopparameters<br />
Draaduitloop DIN 76 – buitendraad Draaduitloop DIN 76 – binnendraad<br />
Spoed I K R W Spoed I K R W<br />
3 D – 4,4 10,5 1,6 30° 3 D + 0,5 15,2 1,6 30°<br />
3,5 D – 5 12 1,6 30° 3,5 D + 0,5 17,7 1,6 30°<br />
4 D – 5,7 14 2 30° 4 D + 0,5 20 2 30°<br />
4,5 D – 6,4 16 2 30° 4,5 D + 0,5 23 2 30°<br />
5 D – 7 17,5 2,5 30° 5 D + 0,5 26 2,5 30°<br />
5,5 D – 7,7 19 3,2 30° 5,5 D + 0,5 28 3,2 30°<br />
6 D – 8,3 21 3,2 30° 6 D + 0,5 30 3,2 30°<br />
530 10 Tabellen en overzichten
DIN 509 E, DIN 509 F – draaduitloopparameters<br />
De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de parameters – afhankelijk van de<br />
diameter – aan de hand van onderstaande tabel.<br />
Benamingen:<br />
„ I = draaduitloopdiepte<br />
„ K = draaduitlooplengte<br />
„ R = draaduitloopradius<br />
„ W = draaduitloophoek<br />
„ Draaduitloopdiepte<br />
„ A = dwarshoek<br />
Draaduitloop 509 E Draaduitloop 509 F<br />
Diameter I K R W Diameter I K R W P A<br />
1,6 – 3 0,1 1 0,2 15° 0,1 8°<br />
> 3 – 10 0,2 2 0,2 15° > 3 – 10 0,2 2 0,4 15° 0,1 8°<br />
> 10 – 18 0,2 2 0,6 15° > 10 – 18 0,2 2 0,6 15° 0,1 8°<br />
> 18 – 80 0,3 2,5 0,6 15° > 18 – 80 0,3 2,5 0,6 15° 0,2 8°<br />
> 80 0,4 4 1 15° > 80 0,4 4 1 15° 0,3 8°<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 531<br />
10.2 Draaduitloopparameters
10.3 Technische informatie<br />
10.3 Technische informatie<br />
Technische gegevens<br />
Uitvoering van de besturing „ Baanbesturing met geïntegreerde motorregeling<br />
„ 2 gestuurde assen (X/Z), geregelde hoofdspil en 1 aangedreven<br />
gereedschap<br />
Weergave „ Geïntegreerd plat 10,4” TFT-kleurenbeeldscherm<br />
„ Oplichtende weergavevelden voor actuele waarde en status<br />
„ Belastingsweergave voor de spil<br />
„ Foutinformatie in gewone tekst<br />
Programmageheugen „ Harde schijf > 4,5 GB<br />
Invoerfijnheid en afleesstap „ X-as: 0,5 µm, diameter: 1 µm<br />
„ Z-as: 1 µm<br />
„ C-as: 0,001°<br />
Interpolatie „ Rechte in 3 hoofdassen (max. ±10 m)<br />
„ Cirkel in 2 assen (max. ±100 m)<br />
Aanzet „ max. 9,999 m/min. of max. 9,999 mm/omw.<br />
„ Constante snijsnelheid<br />
„ Draadaanzet tot max. 99,999 m/omw.<br />
„ Aanzet met spaanbreken<br />
„ IJlgang tot max. 99,999 m/min.<br />
Hoofdspil „ 0 tot 9 999 min–1<br />
Asbesturing „ Geïntegreerde digitale aandrijfregeling voor synchrone en<br />
asynchrone motoren<br />
„ Positieregelcyclus: < 3 ms<br />
„ Toerentalregeling: < 0,6 ms<br />
„ Stroomregeling: < 0,1 ms<br />
Toerental „ Toerental: 0...9999 min-1<br />
Foutcompensatie „ Omkeerfout<br />
„ Spilspoedfout<br />
„ Hellingshoek van een scheefstaande as<br />
„ Temperatuur<br />
Geïntegreerde PLC „ Programmageheugen van 512 kB<br />
„ Datageheugen van 124 kB<br />
Data-interface „ RS 232-C, max. 38,4 kBaud<br />
„ RS 422-C, max. 38,4 kBaud<br />
„ Ethernet 10 Mbit<br />
Werktemperatuur „ 0°C tot 45°C<br />
532 10 Tabellen en overzichten
Gebruikersfuncties<br />
Werkstand Handbediening „ Handmatige sledebeweging via kruisschakelaars of met<br />
elektronische handwielen<br />
„ Grafisch ondersteunde invoer en uitvoering van cycli in<br />
combinatie met handbediening van de machine<br />
„ Draad hersnijden (nabewerking van schroefdraad bij<br />
uitgespannen en opnieuw ingespannen werkstukken)<br />
Werkstand Teach-in „ Sequentiële aaneenschakeling van bewerkingscycli<br />
„ Elke bewerkingscyclus wordt direct na de gegevensinvoer<br />
grafisch gesimuleerd<br />
„ Directe uitvoering na elke cyclusinvoer<br />
„ Opslag van de bewerkingscycli, waarbij automatisch een<br />
programma wordt gemaakt<br />
Werkstand Programma-afloop „ Cyclus- of DIN-programma’s regel voor regel / compleet<br />
programma<br />
Programmering – Bewerkingscycli „ Cyclusinvoer in gewone tekst met grafische ondersteuning<br />
„ Lineaire en cirkelvormige bewegingen, afkantingen en<br />
afrondingen<br />
„ Verspaningscycli voor langs- en kopdraaien voor eenvoudige,<br />
gecompliceerde en met ICP beschreven contouren<br />
„ Insteekcycli voor eenvoudige, gecompliceerde en met ICP<br />
beschreven contouren<br />
„ Steekdraaien voor eenvoudige, gecompliceerde en met ICP<br />
beschreven contouren<br />
„ Draaduitlopen volgens DIN76, DIN509E, DIN509F<br />
„ Afsteekcyclus<br />
„ Boor-, diepboor- en draadtapcycli<br />
„ Lineaire en cirkelvormige gatencirkels op eindvlak en mantelvlak<br />
„ Cycli voor enkel- en meervoudige, asparallelle en conische<br />
schroefdraad<br />
„ Axiale en radiale freescycli voor sleuven, figuren, enkel- en<br />
meervoudige vlakken en voor gecompliceerde met ICP<br />
beschreven contouren<br />
„ Draadfrezen<br />
„ DIN-macro’s in cyclusprogramma’s gebruiken<br />
„ Gatenpatroon op eindvlak en mantelvlak<br />
„ Converteren van cyclusprogramma’s naar DIN-programma’s<br />
Interactieve contourprogrammering (ICP) „ Rechte in 3 hoofdassen (max. ±10 m)<br />
„ Cirkel in 2 assen (max. ±100 m)<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 533<br />
10.3 Technische informatie
10.3 Technische informatie<br />
Gebruikersfuncties<br />
DIN-programmering „ NC-programmering volgens DIN 66025<br />
„ Maken van DIN-programma’s of DIN-macro’s<br />
„ Programmeren met verspanings-, steek-, steekdraai-, boor- en<br />
freescycli<br />
„ Vereenvoudigde geometrieprogrammering (berekening van<br />
ontbrekende gegevens)<br />
„ Programmering van variabelen<br />
„ Subprogramma’s<br />
Digitale uitlezingen „ Nominale posities in cartesiaanse of poolcoördinaten<br />
„ Absolute of incrementele maatgegevens<br />
„ Invoer en weergave volgens metrisch of inch-systeem<br />
„ Restwegweergave<br />
Gereedschapscorrecties „ Correctie van de gereedschapspuntpositie in het X/Z-vlak<br />
„ Automatische herkenning van de gereedschapspuntpositie<br />
„ Precieze gereedschapscorrectie via handwiel met overname van<br />
de correctiewaarden in de gereedschapstabel<br />
„ Snijkantradius- en freesradiuscompensatie<br />
Gereedschapstabel „ Gereedschapstabel voor 99 gereedschappen met<br />
gereedschapsbeschrijving<br />
„ Grafische ondersteuning bij gereedschapsinvoer<br />
„ Gereedschapsbewaking aan de hand van standtijd van snijplaat<br />
of aantal geproduceerde werkstukken<br />
Grafische test „ Grafische simulatie van afzonderlijke cycli, het ingeleerde cyclusof<br />
DIN-programma<br />
„ Tweedimensionale lijngrafiek<br />
„ Rotatie- of eindvlakaanzicht of weergave van (uitgeslagen)<br />
mantelvlak<br />
„ Detailvergroting of -verkleining (zoom)<br />
Bewerkingstijdanalyse „ Berekening van hoofd- en neventijden<br />
„ Rekening houden met de door de CNC geactiveerde<br />
schakelcommando’s<br />
„ Weergave van de details per cyclus of per gereedschapswissel<br />
bij DIN-programma’s<br />
534 10 Tabellen en overzichten
Toebehoren<br />
Elektronische handwielen „ Voor verplaatsing van de assen als bij een handbediende<br />
machine; er kunnen maximaal 2 elektronische handwielen<br />
worden aangesloten<br />
„ Bovendien kan het draagbare handwiel HR410 worden<br />
aangesloten.<br />
DataPilot De besturingssoftware op de PC voor:<br />
„ Programmering en programmatest<br />
„ Programmabeheer<br />
„ Beheer van bedrijfsmiddelgegevens<br />
„ Gegevensbeveiliging<br />
„ Training<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 535<br />
10.3 Technische informatie
10.4 Interface randapparatuur<br />
10.4 Interface randapparatuur<br />
Stekkertype: 9-polig, SUB-D-pennen<br />
Pin Signaal RS232<br />
1 vrijhouden<br />
2 RxD Receive Data<br />
3 TxD Transmit Data<br />
4 DTR Data Terminal Ready<br />
5 GND Signal Ground<br />
6 DSR Data Set Ready<br />
7 RTS Request to Send<br />
8 CTS Clear to Send<br />
9 vrijhouden<br />
Vanwege de directe galvanische verbinding met de<br />
externe PC kunnen verschillende referentieniveaus van de<br />
netvoeding tot storingen in de interface leiden.<br />
Maatregelen:<br />
„ Indien mogelijk de servicestekkerdoos op de machine<br />
voor de PC gebruiken.<br />
„ De verbinding uitsluitend maken/verbreken wanneer de<br />
machine en de PC zijn uitgeschakeld.<br />
„ De kabels mogen niet langer dan 20 m zijn. Gebruik een<br />
kortere kabellengte in een omgeving met veel storingen<br />
(EMC).<br />
„ Advies: gebruik een adapter met galvanische scheiding.<br />
536 10 Tabellen en overzichten
Overzicht van G-functies<br />
Beschrijving van ruwdeel Bladzijde<br />
G20 Standaard-ruwdeel (staf/pijp) 288<br />
G21 Contour ruwdeel 289<br />
Gereedschapsverplaatsing zonder bewerking Bladzijde<br />
G0 Positioneren in ijlgang 290<br />
G14 Gereedschapswisselpositie benaderen 291<br />
Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en<br />
cirkelbogen<br />
Bladzijde<br />
G1 Rechtlijnige verplaatsing 292<br />
G2 In cirkel incr. middelpuntmaat 293<br />
G3 In cirkel incr. middelpuntmaat 293<br />
G12 In cirkel abs. middelpuntmaat 295<br />
G13 In cirkel abs. middelpuntmaat 295<br />
Aanzet, toerental Bladzijde<br />
G26 Toerentalbegrenzing hoofdspil 297<br />
G126 Toerentalbegrenzing aangedr.<br />
gereedschap<br />
297<br />
G64 Intermitterende aanzet 297<br />
G193 Aanzet per tand 298<br />
G94 Aanzet constant 298<br />
G95 Aanzet per omwenteling 298<br />
G195 Aanzet per omwenteling – aangedreven<br />
gereedschap<br />
298<br />
G96 Constante snijsnelheid 299<br />
G196 Constante snijsnelheid – aangedreven<br />
gereedschap<br />
299<br />
G97 Toerental (in 1/min.) 299<br />
G197 Toerental (in 1/min.) aangedreven<br />
gereedschap<br />
299<br />
Snijkant-/freesradiuscorrectie (SRC/FRC) Bladzijde<br />
G40 SRC uitschakelen 301<br />
G41 SRC inschakelen 301<br />
G42 SRC inschakelen 301<br />
Gereedschapscorrectie Bladzijde<br />
G148 (Veranderen van) snijkantcorrectie 302<br />
G149 Additieve correctie 303<br />
G150 Compensatie rechter gereedschapspunt 304<br />
G151 Compensatie linker gereedschapspunt 304<br />
Nulpuntverschuivingen Bladzijde<br />
G51 Nulpuntverschuiving 305<br />
G56 Nulpuntverschuiving additief 306<br />
G59 Nulpuntverschuiving absoluut 307<br />
Overmaten Bladzijde<br />
G57 Overmaat asparallel 308<br />
G58 overmaat parallel aan contour 309<br />
Verspaningscycli Bladzijde<br />
G80 Cycluseinde 310<br />
G81 Voorbewerken overlangs 320<br />
G817 Vlakcyclus langs 311<br />
G818 Vlakcyclus langs 311<br />
G819 Vlakcyclus langs met insteken 313<br />
G82 Voorbewerken overdwars 321<br />
G827 Vlakcyclus dwars 314<br />
G828 Vlakcyclus dwars 314<br />
G829 Vlakcyclus dwars met insteken 316<br />
G83 Enkelvoudige contourherhalingscyclus 322<br />
G836 Voorbewerken parallel aan contour 317<br />
G87 Baan met radius 323<br />
G88 Baan met afkanting 324<br />
G89 Nabewerken contour 319<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 551<br />
Overzicht van G-functies
Overzicht van G-functies<br />
Insteekcycli Bladzijde<br />
G86 Insteken 331<br />
G861 Contoursteken axiaal 325<br />
G862 Contoursteken radiaal 325<br />
G863 Contoursteken/nabewerken axiaal 327<br />
G864 Contoursteken/nabewerken radiaal 327<br />
G865 Enkelvoudige steekcyclus axiaal 329<br />
G866 Enkelvoudige steekcyclus radiaal 329<br />
G867 Steken/nabewerken axiaal 330<br />
G868 Steken/nabewerken radiaal 330<br />
Steekdraaicycli Bladzijde<br />
G811 Enkelvoudige steekdraaicyclus radiaal 333<br />
G815 Steekdraaicyclus radiaal 334<br />
G821 Enkelvoudige steekdraaicyclus axiaal 333<br />
G825 Steekdraaicyclus axiaal 334<br />
Schroefdraadcycli Bladzijde<br />
G31 Universele schroefdraadcyclus 336<br />
G32 Enkelvoudige draad 338<br />
G33 Draad enk. verplaatsing 339<br />
G35 Isometrische schroefdraad 340<br />
G350 Enkelvoudige langsdraad (eenvoudig) 341<br />
G351 Meervoudige langsdraad (uitgebreid) 342<br />
G352 Conische API-draad 343<br />
G353 Conische draad 344<br />
G36 Draadtapcyclus 358<br />
G799 Draadfrezen 359<br />
Draaduitloopcycli, afsteekcycli Bladzijde<br />
G25 Draaduitloopcontour (DIN509 E,<br />
DIN509 F, DIN76)<br />
345<br />
G85 Draaduitloopcyclus (DIN509 E,<br />
DIN509 F, DIN76)<br />
G851 Draaduitloop met cilinderbewerking<br />
DIN 509 E<br />
G852 Draaduitloop met cilinderbewerking<br />
DIN 509 F<br />
G853 Draaduitloop met cilinderbewerking<br />
DIN 76<br />
552 Overzicht van G-functies<br />
346<br />
348<br />
349<br />
350<br />
G856 Draaduitloop vorm U 351<br />
G857 Draaduitloop vorm H 352<br />
G858 Draaduitloop vorm K 353<br />
G859 Afsteekcyclus 354<br />
Boorcycli Bladzijde<br />
G71 Boorcyclus 355<br />
G74 Diepboorcyclus 356<br />
G36 Draadtapcyclus 358<br />
G743 Lineair patroon eindvlak 384<br />
G744 Lineair patroon mantelvlak 388<br />
G745 Rond patroon eindvlak 386<br />
G746 Rond patroon mantelvlak 390<br />
G799 Draadfrezen 359<br />
C-as Bladzijde<br />
G120 Referentiediameter<br />
mantelvlakbewerking<br />
372<br />
G126 Toerentalbegrenzing aangedr.<br />
gereedschap<br />
297<br />
G152 Nulpuntverschuiving C-as 360<br />
G153 C-as standaardiseren 360<br />
G193 Aanzet per tand 298<br />
G195 Aanzet per omwenteling – aangedreven<br />
gereedschap<br />
298
C-as Bladzijde<br />
G196 Constante snijsnelheid – aangedreven<br />
gereedschap<br />
299<br />
G197 Toerental (in 1/min.) aangedreven<br />
gereedschap<br />
299<br />
Bewerking van eindvlak Bladzijde<br />
G100 IJlgang eindvlak 361<br />
G101 Rechtlijnige verplaatsing eindvlak 362<br />
G102 Cirkelboog eindvlak 363<br />
G103 Cirkelboog eindvlak 363<br />
G304 Figuurdefinitie volledige cirkel eindvlak 369<br />
G305 Figuurdefinitie rechthoek eindvlak 370<br />
G307 Figuurdefinitie veelhoek eindvlak 371<br />
G743 Lineair patroon eindvlak 384<br />
G745 Rond patroon eindvlak 386<br />
G791 Lineaire sleuf eindvlak 364<br />
G793 Contourfreescyclus eindvlak 365<br />
G797 Vlakfrezen eindvlak 367<br />
G799 Draadfrezen axiaal 359<br />
Bewerking van mantelvlak Bladzijde<br />
G110 IJlgang mantelvlak 373<br />
G111 Rechtlijnige verplaatsing mantelvlak 374<br />
G112 Cirkelboog mantelvlak 375<br />
G113 Cirkelboog mantelvlak 375<br />
G120 Referentiediameter<br />
mantelvlakbewerking<br />
G314 Figuurdefinitie volledige cirkel<br />
mantelvlak<br />
372<br />
381<br />
G315 Figuurdefinitie rechthoek mantelvlak 382<br />
G317 Figuurdefinitie veelhoek mantelvlak 383<br />
G744 Lineair patroon mantelvlak 388<br />
G746 Rond patroon mantelvlak 390<br />
G792 Lineaire sleuf mantelvlak 377<br />
Bewerking van mantelvlak Bladzijde<br />
G794 Contourfreescyclus mantelvlak 378<br />
G798 Spiraalgroef frezen 380<br />
Overige Bladzijde<br />
G4 Stilstandstijd 392<br />
G9 Nauwkeurige stop (regelgewijs) 392<br />
G60 Veiligheidszone uitschakelen 392<br />
G204 Wachten op tijdstip 392<br />
HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 553<br />
Overzicht van G-functies
Overzicht van de cycli<br />
Ruwdeelcycli Bladzijde<br />
Overzicht 85<br />
Standaard-ruwdeel 86<br />
ICP-ruwdeel 87<br />
Enkelvoudige snedecycli Bladzijde<br />
Overzicht 88<br />
Positioneren in ijlgang 89<br />
Gereedschapswisselpositie<br />
benaderen<br />
Lineaire bewerking overlangs<br />
Enkelvoudige langssnede<br />
Lineaire bewerking overdwars<br />
Enkelvoudige dwarssnede<br />
Lineaire bewerking onder een<br />
hoek<br />
Enkelvoudige schuine snede<br />
Cirkelvormige bewerking<br />
Enkelvoudige cirkelvormige snede<br />
Cirkelvormige bewerking<br />
Enkelvoudige cirkelvormige snede<br />
Afkanting<br />
Afkanting maken<br />
Afronding<br />
Afronding maken<br />
M-functie<br />
Invoer van een M-functie<br />
90<br />
91<br />
92<br />
93<br />
94<br />
94<br />
95<br />
96<br />
97<br />
Verspaningscycli Bladzijde<br />
Overzicht 98<br />
Verspanen overlangs<br />
Voorbewerkings- en<br />
nabewerkingscyclus voor<br />
eenvoudige contouren<br />
Verspanen overdwars<br />
Voorbewerkings- en<br />
nabewerkingscyclus voor<br />
eenvoudige contouren<br />
Verspanen met insteken<br />
overlangs<br />
Voorbewerkings- en<br />
nabewerkingscyclus voor<br />
eenvoudige contouren<br />
Verspanen met insteken<br />
overdwars<br />
Voorbewerkings- en<br />
nabewerkingscyclus voor<br />
eenvoudige contouren<br />
Parallel aan contour (ICPcontour)<br />
overlangs<br />
Voorbewerkings- en<br />
nabewerkingscyclus voor<br />
willekeurige contouren<br />
Parallel aan contour (ICPcontour)<br />
overdwars<br />
Voorbewerkings- en<br />
nabewerkingscyclus voor<br />
willekeurige contouren<br />
ICP-verspanen overlangs<br />
Voorbewerkings- en<br />
nabewerkingscyclus voor<br />
willekeurige contouren<br />
ICP-verspanen overdwars<br />
Voorbewerkings- en<br />
nabewerkingscyclus voor<br />
willekeurige contouren<br />
101<br />
101<br />
109<br />
109<br />
117<br />
117<br />
121<br />
121
Steekcycli Bladzijde<br />
Overzicht 129<br />
Insteken radiaal<br />
Steek- en nabewerkingscycli voor<br />
eenvoudige contouren<br />
Insteken axiaal<br />
Steek- en nabewerkingscycli voor<br />
eenvoudige contouren<br />
Insteken radiaal ICP<br />
Steek- en nabewerkingscycli voor<br />
willekeurige contouren<br />
Insteken axiaal ICP<br />
Steek- en nabewerkingscycli voor<br />
willekeurige contouren<br />
131<br />
131<br />
139<br />
139<br />
Draaduitloop vorm H 156<br />
Draaduitloop vorm K 157<br />
Draaduitloop vorm U 158<br />
Afsteken<br />
Cyclus voor het afsteken van<br />
draaiwerk<br />
159<br />
Steekdraaicycli Bladzijde<br />
Overzicht 143<br />
Steekdraaien radiaal<br />
Steekdraai- en<br />
nabewerkingscycli voor<br />
eenvoudige contouren<br />
Steekdraaien axiaal<br />
Steekdraai- en<br />
nabewerkingscycli voor<br />
eenvoudige contouren<br />
ICP-steekdraaien radiaal<br />
Steekdraai- en<br />
nabewerkingscycli voor<br />
willekeurige contouren<br />
ICP-steekdraaien axiaal<br />
Steekdraai- en<br />
nabewerkingscycli voor<br />
willekeurige contouren<br />
144<br />
144<br />
152<br />
152<br />
Schroefdraadcycli Bladzijde<br />
Overzicht 162<br />
Schroefdraadcyclus<br />
Enkel- of meervoudige<br />
schroefdraad<br />
Conische draad<br />
Enkel- of meervoudige conische<br />
draad<br />
API-draad<br />
Enkel- of meervoudige API-draad<br />
(API: American Petroleum<br />
Institute)<br />
Schroefdraad nasnijden<br />
Enkel- of meervoudige<br />
schroefdraad nasnijden<br />
Conische draad nasnijden<br />
Enkel- of meervoudige conische<br />
draad nasnijden<br />
API-draad nasnijden<br />
Enkel- of meervoudige API-draad<br />
nasnijden<br />
Draaduitloop DIN 76<br />
Draaduitloop en draadaansnijding<br />
Draaduitloop DIN 509 E<br />
Draaduitloop en cilinderaansnijding<br />
Draaduitloop DIN 509 F<br />
Draaduitloop en cilinderaansnijding<br />
165<br />
168<br />
170<br />
172<br />
176<br />
178<br />
180<br />
182<br />
184
Boorcycli Bladzijde<br />
Overzicht 190<br />
Boorcyclus axiaal<br />
voor afzonderlijke boringen en<br />
patronen<br />
Boorcyclus radiaal<br />
voor afzonderlijke boringen en<br />
patronen<br />
Diepboorcyclus axiaal<br />
voor afzonderlijke boringen en<br />
patronen<br />
Diepboorcyclus radiaal<br />
voor afzonderlijke boringen en<br />
patronen<br />
Draadtapcyclus axiaal<br />
voor afzonderlijke boringen en<br />
patronen<br />
Draadtapcyclus radiaal<br />
voor afzonderlijke boringen en<br />
patronen<br />
Draadfrezen<br />
freest schroefdraad in een<br />
bestaande boring<br />
Draaduitloop DIN 509 E<br />
Draaduitloop en cilinderaansnijding<br />
Draaduitloop DIN 509 F<br />
Draaduitloop en cilinderaansnijding<br />
191<br />
191<br />
193<br />
193<br />
195<br />
195<br />
197<br />
182<br />
184<br />
Freescycli Bladzijde<br />
Overzicht 201<br />
Positioneren in ijlgang<br />
C-as inschakelen, gereedschap en<br />
spil positioneren<br />
Sleuf axiaal<br />
freest afzonderlijke sleuf of<br />
sleufpatroon<br />
Figuur axiaal<br />
freest afzonderlijke figuur<br />
Contour axiaal ICP<br />
freest afzonderlijke ICP-contour of<br />
contourpatroon<br />
Kopfrezen<br />
freest vlakken of veelvlakken<br />
Sleuf radiaal<br />
freest afzonderlijke sleuf of<br />
sleufpatroon<br />
Figuur radiaal<br />
freest afzonderlijke figuur<br />
Contour radiaal ICP<br />
freest afzonderlijke ICP-contour of<br />
contourpatroon<br />
Spiraalgroef frezen radiaal<br />
freest een spiraalgroef<br />
Draadfrezen<br />
freest schroefdraad in een<br />
bestaande boring<br />
202<br />
203<br />
204<br />
208<br />
211<br />
215<br />
216<br />
220<br />
223<br />
197
DR. JOHANNES HEIDENHAIN GmbH<br />
Dr.-Johannes-Heidenhain-Straße 5<br />
83301 Traunreut, Germany<br />
{ +49 (8669) 31-0<br />
| +49 (8669) 5061<br />
E-Mail: info@<strong>heidenhain</strong>.de<br />
Technical support | +49 (8669) 31-10 00<br />
E-Mail: service@<strong>heidenhain</strong>.de<br />
Measuring systems { +49 (8669) 31-3104<br />
E-Mail: service.ms-support@<strong>heidenhain</strong>.de<br />
TNC support { +49 (8669) 31-3101<br />
E-Mail: service.nc-support@<strong>heidenhain</strong>.de<br />
NC programming { +49 (8669) 31-3103<br />
E-Mail: service.nc-pgm@<strong>heidenhain</strong>.de<br />
PLC programming { +49 (8669) 31-3102<br />
E-Mail: service.plc@<strong>heidenhain</strong>.de<br />
Lathe controls { +49 (711) 952803-0<br />
E-Mail: service.hsf@<strong>heidenhain</strong>.de<br />
www.<strong>heidenhain</strong>.de<br />
Ve 00<br />
354 267-73 · 12/2006 · pdf · Subject to change without notice