30.07.2013 Views

MANUALplus 4110 - heidenhain

MANUALplus 4110 - heidenhain

MANUALplus 4110 - heidenhain

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Gebruikershandboek<br />

<strong>MANUALplus</strong><br />

<strong>4110</strong><br />

NC-software<br />

526 488-xx<br />

Nederlands (nl)<br />

12/2006


<strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong>, software en<br />

functies<br />

In dit handboek wordt beschreven over welke functies u bij gebruik van<br />

de <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> met NC-softwarenummer 507 807-xx kunt<br />

beschikken.<br />

De machinefabrikant stemt met behulp van machineparameters de<br />

beschikbare functies van de besturing op de desbetreffende machine<br />

af. Daarom worden er in dit handboek ook functies beschreven<br />

waarmee mogelijk niet elke <strong>MANUALplus</strong> is uitgevoerd.<br />

Onderstaande <strong>MANUALplus</strong>-functies zijn bijvoorbeeld niet op alle<br />

machines aanwezig:<br />

„ Positioneren van de spil (M19) en het aangedreven gereedschap<br />

„ Bewerkingen met de C-as<br />

Als u wilt weten welke functies door de machine met besturing<br />

worden ondersteund, kunt u contact opnemen met de<br />

machineleverancier.<br />

Veel machineleveranciers en ook HEIDENHAIN bieden<br />

programmeercursussen voor de <strong>MANUALplus</strong> aan. Wij adviseren u<br />

deze cursussen te volgen, als u de functies van de <strong>MANUALplus</strong><br />

grondig wilt leren kennen.<br />

Speciaal voor de <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> biedt HEIDENHAIN het<br />

softwarepakket DataPilot <strong>4110</strong> voor PC’s aan. De DataPilot is geschikt<br />

voor gebruik dicht bij de machine in de werkplaats, in het kantoor van<br />

de werkplaatschef, bij de werkvoorbereiding en voor<br />

trainingsdoeleinden. De DataPilot wordt gebruikt op PC’s met het<br />

besturingssysteem WINDOWS.<br />

Gebruiksomgeving<br />

De <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> voldoet aan de eisen van klasse A volgens<br />

EN 55022 en is hoofdzakelijk bedoeld voor gebruik in een industriële<br />

omgeving.


Inhoud Inleiding en basisprincipes 1<br />

Bedieningsinstructies 2<br />

Werkstand Machine 3<br />

Cyclusprogrammering 4<br />

ICP-programmering 5<br />

DIN-programmering 6<br />

Werkstand Gereedschapsbeheer 7<br />

Werkstand Organisatie 8<br />

Voorbeelden 9<br />

Tabellen en overzichten 10<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 3


1 Inleiding en basisprincipes 19<br />

1.1 De <strong>MANUALplus</strong> ..... 20<br />

De C-as ..... 20<br />

1.2 Speciale kenmerken ..... 21<br />

1.3 Opbouw van de <strong>MANUALplus</strong> ..... 22<br />

Opbouw van de draaibank ..... 22<br />

Machinebedieningspaneel ..... 24<br />

1.4 Asaanduidingen en coördinatenstelsel ..... 25<br />

Asaanduidingen ..... 25<br />

Coördinatensysteem ..... 25<br />

Absolute coördinaten ..... 26<br />

Incrementele coördinaten ..... 26<br />

Poolcoördinaten ..... 26<br />

1.5 Machinereferentiepunten ..... 27<br />

Machinenulpunt ..... 27<br />

Werkstuknulpunt ..... 27<br />

Referentiepunt ..... 27<br />

1.6 Gereedschapsmaten ..... 28<br />

Gereedschapslengte ..... 28<br />

Gereedschapscorrecties ..... 28<br />

Snijkantradiuscompensatie (SRC) ..... 28<br />

Freesradiuscompensatie (FRC) ..... 29<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 5


6<br />

2 Bedieningsinstructies 31<br />

2.1 Het <strong>MANUALplus</strong>-beeldscherm ..... 32<br />

2.2 Bediening, gegevensinvoer ..... 33<br />

Werkstanden ..... 33<br />

Menukeuze ..... 33<br />

Softkeys ..... 33<br />

Gegevensinvoer ..... 34<br />

Lijstverwerking ..... 34<br />

Alfanumeriek toetsenbord ..... 35<br />

2.3 Foutmeldingen ..... 36<br />

Directe foutmeldingen ..... 36<br />

Foutweergave ..... 36<br />

Foutmeldingen wissen ..... 37<br />

Systeemfouten, interne fouten ..... 37<br />

PLC-fouten, PLC-statusweergave ..... 37<br />

Waarschuwingen tijdens de simulatie ..... 38<br />

2.4 Begripsverklaring ..... 39


3 Werkstand Machine 41<br />

3.1 De werkstand Machine ..... 42<br />

3.2 In- en uitschakelen ..... 43<br />

Inschakelen ..... 43<br />

Referentieprocedure ..... 43<br />

Bewaking van de EnDat-sensoren ..... 44<br />

Uitschakelen ..... 45<br />

3.3 Machinegegevens ..... 46<br />

Weergave en invoer van de machinegegevens ..... 46<br />

Gereedschapsoproep ..... 47<br />

Gereedschappen in verschillende kwadranten ..... 48<br />

Aanzet ..... 48<br />

Spil ..... 49<br />

3.4 Machine instellen ..... 50<br />

Werkstuknulpunt definiëren ..... 50<br />

Veiligheidszone inschakelen ..... 51<br />

Gereedschapswisselpositie instellen ..... 52<br />

Waarden C-as instellen ..... 53<br />

3.5 Gereedschappen instellen ..... 54<br />

Gereedschapscorrecties ..... 58<br />

Bewaking van gereedschapsstandtijd ..... 59<br />

3.6 Werkstand “Handbediening” ..... 60<br />

Gereedschap wisselen. ..... 60<br />

Spil ..... 60<br />

Bediening van het handwiel ..... 60<br />

Jog-bedrijf (joystick) ..... 60<br />

Cycli bij handbediening ..... 61<br />

3.7 Werkstand “Teach-in” ..... 62<br />

3.8 Werkstand "Programma-uitvoering" ..... 63<br />

Fouten in programma's ..... 63<br />

Vóór de programma-uitvoering ..... 64<br />

Zoeken naar startregel en programma-uitvoering ..... 64<br />

Correcties tijdens de uitvoering van het programma ..... 65<br />

Correcties instellen met het handwiel ..... 66<br />

Programma-uitvoering in de werkstand "Dry Run" ..... 67<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 7


8<br />

3.9 Grafische simulatie ..... 68<br />

Aanzichten ..... 70<br />

Weergave-elementen ..... 71<br />

Waarschuwingen ..... 72<br />

Vergroten/verkleinen ..... 73<br />

3.10 Tijdberekening ..... 74<br />

3.11 Programmabeheer ..... 75<br />

Gegevens over een programma: ..... 75<br />

Functies van het programmabeheer ..... 76<br />

3.12 DIN-conversie ..... 77<br />

3.13 Inch-bedrijf ..... 78<br />

4 Cyclusprogrammering 79<br />

4.1 Met cycli werken ..... 80<br />

Cyclusstartpunt ..... 80<br />

Cyclusovergangen ..... 80<br />

DIN-macro’s ..... 81<br />

Grafische test (simulatie) ..... 81<br />

Cyclustoetsen ..... 81<br />

Schakelfuncties (M-functies) ..... 82<br />

Commentaren ..... 82<br />

Cyclusmenu ..... 83<br />

Softkey’s in de cyclusprogrammering ..... 84<br />

4.2 Cycli van onbewerkt werkstuk ..... 85<br />

Onbewerkt werkstuk-staf/pijp ..... 86<br />

ICP-contour onbewerkt werkstuk ..... 87<br />

4.3 Enkelvoudige snedecycli ..... 88<br />

IJlgang positionering ..... 89<br />

Gereedschapswisselpositie benaderen ..... 90<br />

Lineaire bewerking overlangs ..... 91<br />

Lineaire bewerking overdwars ..... 92<br />

Lineaire bewerking onder een hoek ..... 93<br />

Cirkelvormige bewerking ..... 94<br />

Afkanting ..... 95<br />

Afronding ..... 96<br />

M-Functie ..... 97


4.4 Verspaningscycli ..... 98<br />

Verspanen overlangs/overdwars ..... 101<br />

Verspanen overlangs/overdwars – uitgebreid ..... 103<br />

Verspanen nabewerken overlangs/overdwars ..... 105<br />

Verspanen nabewerken overlangs/overdwars – uitgebreid ..... 107<br />

Verspanen met insteken overlangs/overdwars ..... 109<br />

Insteken overlangs/overdwars – uitgebreid ..... 111<br />

Insteken nabewerken overlangs/overdwars ..... 113<br />

Insteken nabewerken overlangs/overdwars – uitgebreid ..... 115<br />

Parallel aan contour (ICP-contour) overlangs/overdwars ..... 117<br />

Parallel aan (ICP-)contour nabewerken overlangs/overdwars ..... 119<br />

ICP-verspanen overlangs/overdwars ..... 121<br />

ICP-afwerken overlangs of overdwars ..... 123<br />

Voorbeelden van verspaningscycli ..... 125<br />

4.5 Steekcycli ..... 129<br />

Insteken radiaal/axiaal ..... 131<br />

Insteken radiaal/axiaal – uitgebreid ..... 133<br />

Insteken radiaal/axiaal nabewerken ..... 135<br />

Insteken radiaal/axiaal nabewerken – uitgebreid ..... 137<br />

ICP-insteekcycli ..... 139<br />

ICP-insteken radiaal/axiaal nabewerken ..... 141<br />

Steekdraaien ..... 143<br />

Steekdraaien radiaal/axiaal ..... 144<br />

Steekdraaien radiaal/axiaal – uitgebreid ..... 146<br />

Steekdraaien radiaal/axiaal nabewerken ..... 148<br />

Steekdraaien radiaal/axiaal nabewerken – uitgebreid ..... 150<br />

ICP-steekdraaien radiaal/axiaal ..... 152<br />

ICP-steekdraaien radiaal/axiaal nabewerken ..... 154<br />

Draaduitloop vorm H ..... 156<br />

Draaduitloop vorm K ..... 157<br />

Draaduitloop vorm U ..... 158<br />

Afsteken ..... 159<br />

Voorbeelden van steekcycli ..... 160<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 9


10<br />

4.6 Schroef- en draaduitloopcycli ..... 162<br />

Schroefdraadcyclus (overlangs) ..... 165<br />

Schroefdraadcyclus (overlangs) – uitgebreid ..... 166<br />

Conische draad ..... 168<br />

API-draad ..... 170<br />

Schroefdraad nasnijden (overlangs) ..... 172<br />

Schroefdraad nasnijden uitgebreid (overlangs) ..... 174<br />

Conische draad nasnijden ..... 176<br />

API-schroefdraad nasnijden ..... 178<br />

Draaduitloop DIN 76 ..... 180<br />

Draaduitloop DIN 509 E ..... 182<br />

Draaduitloop DIN 509 F ..... 184<br />

Voorbeelden: Schroef- en draaduitloopcycli ..... 186<br />

4.7 Boorcycli ..... 190<br />

Boren axiaal/radiaal ..... 191<br />

Diepboren axiaal/radiaal ..... 193<br />

Schroefdraad tappen axiaal/radiaal ..... 195<br />

Schroefdraad frezen axiaal ..... 197<br />

Voorbeelden: boorcycli ..... 199<br />

4.8 Freescycli ..... 201<br />

IJlgang positionering ..... 202<br />

Sleuf axiaal ..... 203<br />

Figuur axiaal ..... 204<br />

ICP-contour axiaal ..... 208<br />

Kopfrezen ..... 211<br />

Sleuf radiaal ..... 215<br />

Figuur radiaal ..... 216<br />

ICP-contour radiaal ..... 220<br />

Spiraalgroef frezen radiaal ..... 223<br />

Looprichting van de frees bij contour- en kamerfrezen ..... 224<br />

Voorbeelden: freescycli ..... 226<br />

4.9 Boor- en freespatroon ..... 227<br />

Boren/frezen patroon lineair axiaal ..... 228<br />

Boren/frezen patroon rond axiaal ..... 230<br />

Boren/frezen patroon lineair radiaal ..... 232<br />

Boren/frezen patroon rond radiaal ..... 234<br />

Voorbeelden van bewerking van patronen ..... 236<br />

4.10 DIN-cycli ..... 239


5 ICP-programmering 241<br />

5.1 ICP-contouren ..... 242<br />

5.2 ICP-contouren bewerken ..... 243<br />

ICP-contour maken of uitbreiden ..... 244<br />

Absolute of incrementele dimensionering ..... 244<br />

Overgangen bij contourelementen ..... 245<br />

Contourweergave ..... 246<br />

ICP-contourweergave wijzigen ..... 247<br />

Selectie oplossing ..... 248<br />

Contourrichting ..... 249<br />

5.3 DXF-contouren importeren ..... 250<br />

Basisprincipes ..... 250<br />

DXF-import ..... 251<br />

Configuratie van de DXF-import ..... 252<br />

5.4 ICP-programmering van wijzigingen ..... 254<br />

Contourelement wijzigen ..... 254<br />

Contourelement toevoegen ..... 257<br />

Contourelement wissen ..... 257<br />

Contour “splitsen” ..... 258<br />

Vormelementen overlappend aanbrengen ..... 259<br />

5.5 ICP-contourelementen te draaien contour ..... 260<br />

Lijninvoer te draaien contour ..... 260<br />

Booginvoer te draaien contour ..... 262<br />

Invoer van vormelementen ..... 263<br />

Afkanting/afronding te draaien contour ..... 264<br />

Draaduitlopen te draaien contour ..... 265<br />

5.6 ICP-contourelementen eindvlakken ..... 268<br />

Lijninvoer eindvlak ..... 269<br />

Booginvoer eindvlak ..... 270<br />

Afkanting/afronding eindvlak ..... 271<br />

5.7 ICP-contourelementen mantelvlak ..... 272<br />

Lijninvoer mantelvlak ..... 273<br />

Booginvoer mantelvlak ..... 274<br />

Afkanting/afronding mantelvlak ..... 275<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 11


6 DIN-programmering 277<br />

12<br />

6.1 DIN-programmering ..... 278<br />

Structuur van programma’s en regels ..... 279<br />

6.2 DIN-programma's bewerken ..... 281<br />

Regelfuncties ..... 281<br />

Woordfuncties ..... 283<br />

Adresparameters ..... 283<br />

Commentaren ..... 284<br />

Blokfuncties ..... 285<br />

Menustructuur ..... 286<br />

G-functie programmeren ..... 287<br />

6.3 Beschrijving van onbewerkt werkstuk ..... 288<br />

Klauwplaat cilinder/pijp G20 ..... 288<br />

Contour onbewerkt werkstuk G21 ..... 289<br />

6.4 Gereedschapsverplaatsingen zonder bewerking ..... 290<br />

IJlgang G0 ..... 290<br />

Gereedschapswisselpositie G14 ..... 291<br />

6.5 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen ..... 292<br />

Lineaire verplaatsing G1 ..... 292<br />

Cirkelboog G2, G3 – incrementele middelpuntmaat ..... 293<br />

Cirkelboog G12, G13 – absolute middelpuntmaat ..... 295<br />

6.6 Aanzet, toerental ..... 297<br />

Toerentalbegrenzing G26/G126 ..... 297<br />

Intermitterende aanzet G64 ..... 297<br />

Aanzet per tand G193 ..... 298<br />

Aanzet constant G94 (aanzet per minuut) ..... 298<br />

Aanzet per omwenteling G95/G195 ..... 298<br />

Constante snijsnelheid G96 / G196 ..... 299<br />

Toerental G97/G197 ..... 299<br />

6.7 Snijkant- en freesradiuscompensatie ..... 300<br />

Basisprincipes ..... 300<br />

G40: SRC, FRC uitschakelen ..... 301<br />

G41/G42: SRC, FRC inschakelen ..... 301<br />

6.8 correcties ..... 302<br />

(Veranderen van) snijkantcorrectie G148 ..... 302<br />

Additieve correctie G149 ..... 303<br />

Compensatie rechter gereedschapspunt G150<br />

Compensatie linker gereedschapspunt G151 ..... 304


6.9 Nulpuntverschuivingen ..... 305<br />

Nulpuntverschuiving G51 ..... 305<br />

Nulpuntverschuiving additief G56 ..... 306<br />

Nulpuntverschuiving absoluut G59 ..... 307<br />

6.10 Overmaten ..... 308<br />

Overmaat asparallel G57 ..... 308<br />

Overmaat parallel (equidistant) aan contour G58 ..... 309<br />

6.11 Contourgerelateerde draaicycli ..... 310<br />

Contourbeschrijving ..... 310<br />

Cycluseinde G80 ..... 310<br />

Vlakcyclus langs G817/G818 ..... 311<br />

Vlakcyclus langs met insteken G819 ..... 313<br />

Vlakcyclus dwars G827/G828 ..... 314<br />

Vlakcyclus dwars met insteken G829 ..... 316<br />

Voorbewerken parallel aan contour G836 ..... 317<br />

Nabewerken contour G89 ..... 319<br />

6.12 Eenvoudige draaicycli ..... 320<br />

Voorbewerken overlangs G81 ..... 320<br />

Voorbewerken overdwars G82 ..... 321<br />

Enkelvoudige contourherhalingscyclus G83 ..... 322<br />

Baan met radius G87 ..... 323<br />

Baan met afkanting G88 ..... 324<br />

6.13 Insteekcycli ..... 325<br />

Contoursteken axiaal G861/radiaal G862 ..... 325<br />

Contoursteken/nabewerken axiaal G863/radiaal G864 ..... 327<br />

Enkelvoudige steekcyclus axiaal G865/radiaal G866 ..... 329<br />

Steken/nabewerken axiaal G867/radiaal G868 ..... 330<br />

Enkelvoudige insteekcyclus G86 ..... 331<br />

6.14 Steekdraaicycli ..... 332<br />

Werking van de steekdraaicycli ..... 332<br />

Enkelvoudige steekdraaicyclus overlangs G811/overdwars G821 ..... 333<br />

Steekdraaicyclus overlangs G815/overdwars G825 ..... 334<br />

6.15 Schroefdraadcycli ..... 336<br />

Universele schroefdraadcyclus G31 ..... 336<br />

Enkelvoudige schroefdraadcyclus G32 ..... 338<br />

Draad enkelvoudige verplaatsing G33 ..... 339<br />

Metrische ISO-draad G35 ..... 340<br />

Enkelvoudige langsdraad (eenvoudig) G350 ..... 341<br />

Uitgebreide, meervoudige langsdraad G351 ..... 342<br />

Conische API-draad G352 ..... 343<br />

Conische draad G353 ..... 344<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 13


14<br />

6.16 Draaduitloopcycli ..... 345<br />

Draaduitloopcontour G25 ..... 345<br />

Draaduitloopcyclus G85 ..... 346<br />

Draaduitloop DIN 509 E met cilinderbewerking G851 ..... 348<br />

Draaduitloop DIN 509 F met cilinderbewerking G852 ..... 349<br />

Draaduitloop DIN 76 met cilinderbewerking G853 ..... 350<br />

Draaduitloop vorm U G856 ..... 351<br />

Draaduitloop vorm H G857 ..... 352<br />

Draaduitloop vorm K G858 ..... 353<br />

6.17 Afsteekcyclus ..... 354<br />

Afsteekcyclus G859 ..... 354<br />

6.18 Boorcycli ..... 355<br />

Boorcyclus G71 ..... 355<br />

Diepboorcyclus G74 ..... 356<br />

Schroefdraad tappen G36 ..... 358<br />

Draadfrezen axiaal G799 ..... 359<br />

6.19 C-as-commando’s ..... 360<br />

Nulpuntverschuiving C-as G152 ..... 360<br />

C-as standaardiseren G153 ..... 360<br />

6.20 Bewerking van het eindvlak ..... 361<br />

Startpunt contour/ijlgang G100 ..... 361<br />

Lineair, eindvlak G101 ..... 362<br />

Cirkelboog eindvlak G102/G103 ..... 363<br />

Lineaire sleuf eindvlak G791 ..... 364<br />

Contour- en figuurfreescyclus eindvlak G793 ..... 365<br />

Vlakfrezen eindvlak G797 ..... 367<br />

Figuurdefinitie volledige cirkel eindvlak G304 ..... 369<br />

Figuurdefinitie rechthoek eindvlak G305 ..... 370<br />

Figuurdefinitie veelhoek eindvlak G307 ..... 371<br />

6.21 Bewerking van mantelvlak ..... 372<br />

Referentiediameter G120 ..... 372<br />

Startpunt contour/ijlgang G110 ..... 373<br />

Lineair mantelvlak G111 ..... 374<br />

Rond mantelvlak G112 / G113 ..... 375<br />

Lineaire sleuf mantelvlak G792 ..... 377<br />

Contour- en figuurfreescyclus mantelvlak G794 ..... 378<br />

Spiraalgroef frezen G798 ..... 380<br />

Figuurdefinitie volledige cirkel mantelvlak G314 ..... 381<br />

Figuurdefinitie rechthoek mantelvlak G315 ..... 382<br />

Figuurdefinitie veelhoek mantelvlak G317 ..... 383


6.22 Bewerking van patronen ..... 384<br />

Patroon lineair, eindvlak G743 ..... 384<br />

Patroon rond, eindvlak G745 ..... 386<br />

Patroon lineair, mantelvlak G744 ..... 388<br />

Patroon rond, mantelvlak G746 ..... 390<br />

6.23 Overige G-functies ..... 392<br />

Stilstandtijd G4 ..... 392<br />

Nauwkeurige stop G9 ..... 392<br />

Veiligheidszone uitschakelen G60 ..... 392<br />

Wachten op tijdstip G204 ..... 392<br />

6.24 T, S, F instellen ..... 393<br />

Gereedschapsnummer, toerental/snijsnelheid en aanzet ..... 393<br />

6.25 Gegevensinvoer, gegevensuitvoer ..... 394<br />

INPUT ..... 394<br />

WINDOW ..... 395<br />

PRINT ..... 396<br />

6.26 Programmering van variabelen ..... 397<br />

Basisprincipes ..... 397<br />

#-variabelen ..... 398<br />

V-variabelen ..... 400<br />

6.27 Programmasprong, programmaherhaling ..... 402<br />

IF (...) (voorwaardelijke programmasprong) ..... 402<br />

WHILE (programmaherhaling) ..... 403<br />

6.28 Variabele als adresparameter ..... 404<br />

6.29 Subprogramma’s ..... 407<br />

6.30 M-functies ..... 409<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 15


7 Werkstand Gereedschapsbeheer 411<br />

16<br />

7.1 De werkstand Gereedschapsbeheer ..... 412<br />

Gereedschapstypes ..... 412<br />

Gereedschapsstandtijdbewaking ..... 413<br />

7.2 Organisatie van gereedschap ..... 414<br />

7.3 Gereedschapsteksten ..... 416<br />

7.4 Gereedschapsgegevens ..... 418<br />

Gereedschapsoriëntatie ..... 418<br />

Referentiepunt ..... 418<br />

Gereedschapsgegevens bewerken ..... 418<br />

Draaigereedschap ..... 419<br />

Steek- en steekdraaigereedschap ..... 421<br />

Draadsnijgereedschap ..... 422<br />

Boren ..... 423<br />

Draadtappen ..... 424<br />

Freesgereedschap ..... 425<br />

7.5 Gereedschapsgegevens –extra parameters ..... 426<br />

Aangedreven gereedschap ..... 426<br />

Rotatierichting ..... 426<br />

Snijgegevens ..... 426<br />

Gereedschapsstandtijdbewaking ..... 427


8 Werkstand Besturen 429<br />

8.1 Werkstand Besturen ..... 430<br />

8.2 Parameters ..... 431<br />

Actuele parameters ..... 432<br />

Configuratieparameters ..... 435<br />

8.3 Transfer ..... 441<br />

Gegevensbeveiliging ..... 441<br />

Gegevensuitwisseling met DataPilot <strong>4110</strong> ..... 441<br />

Printer ..... 441<br />

Interfaces ..... 442<br />

Instructies voor de data-overdracht ..... 442<br />

Programma’s (bestanden) verzenden ..... 446<br />

8.4 Service en Diagnose ..... 453<br />

Bedieningsautorisatie ..... 453<br />

Systeemservice ..... 455<br />

Diagnose ..... 455<br />

9 Voorbeelden 461<br />

9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong> ..... 462<br />

Machine instellen ..... 463<br />

Cyclusprogramma selecteren ..... 464<br />

Cyclusprogramma maken ..... 465<br />

9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen” ..... 474<br />

9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs” ..... 487<br />

9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus” ..... 499<br />

9.5 ICP-voorbeeld “Frezen” ..... 511<br />

9.6 Voorbeeld DIN-programmering “Draadtappen” ..... 520<br />

9.7 Voorbeeld DIN-programmering “Frezen” ..... 523<br />

10 Tabellen en overzichten 527<br />

10.1 Spoed ..... 528<br />

10.2 Draaduitloopparameters ..... 529<br />

DIN 76 – draaduitloopparameters ..... 529<br />

DIN 509 E, DIN 509 F – draaduitloopparameters ..... 531<br />

10.3 Technische informatie ..... 532<br />

10.4 Interface randapparatuur ..... 536<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 17


1<br />

Inleiding en basisprincipes


1.1 De <strong>MANUALplus</strong><br />

1.1 De <strong>MANUALplus</strong><br />

De <strong>MANUALplus</strong> combineert moderne besturings- en<br />

aandrijftechniek met de bedieningsmogelijkheden van<br />

een handbediende gereedschapsmachine. Bij<br />

eenvoudige bewerkingen, bijvoorbeeld langs- en<br />

kopdraaien, kunt u de <strong>MANUALplus</strong> als een<br />

conventionele, handbediende draaibank bedienen. De<br />

verplaatsingen kunnen met behulp van handwielen of<br />

kruisschakelaars worden gestuurd. Bij moeilijke<br />

gedeeltes, bijvoorbeeld kegels, radiussen,<br />

afkantingen, draaduitlopen en schroefdraad kunt u<br />

gebruik maken van bewerkingscycli. Door toepassing<br />

van cycli bereikt u een hoge kwaliteit en wordt<br />

gelijktijdig de bewerkingstijd beperkt.<br />

<strong>MANUALplus</strong> ondersteunt bovendien Teach-in en<br />

herhalen van bewerkingen. U kunt het tweede<br />

werkstuk al automatisch bewerken, waardoor u tijd<br />

bespaart.<br />

Met de <strong>MANUALplus</strong> kan een breed scala van<br />

bewerkingen worden uitgevoerd, van eenvoudig<br />

draaiwerk tot en met gecompliceerde werkstukken,<br />

inclusief boren en frezen van het eind- en mantelvlak.<br />

U kunt kiezen uit handbediening, halfautomatische of<br />

automatische bediening. Ongeacht of u een<br />

afzonderlijk onderdeel of een serie bewerkt, of een<br />

werkstuk repareert, krijgt u dus altijd de juiste<br />

ondersteuning.<br />

De C-as<br />

Met de C-as voert u boor- en freesbewerkingen aan<br />

de voorkant en op het mantelvlak uit.<br />

Bij gebruik van de C-as interpoleert een as lineair of<br />

cirkelvorming in het ingestelde bewerkingsvlak met<br />

de spil, terwijl de derde as lineair interpoleert.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> ondersteunt bewerkingen met de Cas<br />

in de cyclus- en DIN-programmering.<br />

20 1 Inleiding en basisprincipes


1.2 Speciale kenmerken<br />

De functies van de <strong>MANUALplus</strong> zijn in werkstanden onderverdeeld:<br />

„ Werkstand Machine<br />

Hierin bevinden zich de functies voor het instellen van de machine,<br />

de bewerking van werkstukken en het maken van cyclus- en DINprogramma’s.<br />

„ U kunt de Cyclusprogrammering zowel bij handbediening als in<br />

automatisch bedrijf gebruiken. U heeft cycli voor verspanings-,<br />

steek-, schroefdraad- en boorbewerkingen tot uw beschikking.<br />

„ De ICP-programmering (Interactive Contour Programming – In<br />

het Nederlands: interactieve contourprogrammering) ondersteunt<br />

de bewerking van gecompliceerde en niet volledig<br />

gedimensioneerde contouren. U voert de bekende<br />

contourelementen in – de <strong>MANUALplus</strong> berekent zelf<br />

automatisch de overgangen, snijpunten en ontbrekende<br />

gegevens. De <strong>MANUALplus</strong> geeft ingevoerde en berekende<br />

contourgedeeltes grafisch weer. U kunt de contour meestal<br />

invoeren zoals deze in de tekening is gedimensioneerd. ICPcontourbeschrijvingen<br />

worden in bewerkingscycli opgenomen.<br />

„ Met behulp van de DIN-programmering (NC-programmering<br />

volgens DIN 66025) kunnen technisch moeilijke bewerkingen<br />

worden uitgevoerd. Naast de eenvoudige<br />

verplaatsingscommando’s heeft u de beschikking over DIN-cycli<br />

ten behoeve van de verspaning, de vereenvoudigde<br />

geometrieprogrammering voor berekening van ontbrekende<br />

gegevens en de programmering van variabelen. U kunt eigen DINprogramma’s<br />

of DIN-macro’s maken en deze in cycli integreren.<br />

„ Met de grafische simulatie kunt u bewerkingen die u met behulp<br />

van cycli, cyclusprogramma’s of DIN-programma’s uitvoert, vóór<br />

de verspaning controleren.<br />

„ Werkstand Gereedschapsbeheer<br />

De <strong>MANUALplus</strong> beheert maximaal 99<br />

gereedschapsbeschrijvingen. Daarbij worden de<br />

gereedschapsgegevens opgeslagen die de <strong>MANUALplus</strong> voor de<br />

berekening van de snijkantradiuscompensatie, snede-opdeling,<br />

insteekhoek, etc. nodig heeft.<br />

Samen met de gereedschapsgegevens beheert de <strong>MANUALplus</strong><br />

gegevens voor bewaking van de standtijd van het gereedschap<br />

evenals snijgegevens, aanzet en spiltoerental.<br />

„ Werkstand Organisatie<br />

De werking van het <strong>MANUALplus</strong>-systeem wordt met behulp van<br />

parameters geregeld. In de werkstand Organisatie stelt u de<br />

parameters in en stemt u zo de besturing op uw specifieke situatie<br />

af.<br />

Bovendien kunt u via een Ethernet-verbinding of een seriële datalijn<br />

cyclus- en DIN-programma’s met andere systemen (PC,<br />

besturingscomputer etc.) uitwisselen en opslaan.<br />

Voor de inbedrijfstelling en controle van het systeem heeft u<br />

diagnosefuncties tot uw beschikking.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 21<br />

1.2 Speciale kenmerken


1.3 Opbouw van de <strong>MANUALplus</strong><br />

1.3 Opbouw van de <strong>MANUALplus</strong><br />

De communicatie tussen de machine-operator en de besturing vindt<br />

plaats via:<br />

„ Beeldscherm<br />

„ Softkeys<br />

„ Toetsenbord voor gegevensinvoer<br />

„ Machinebedieningspaneel<br />

De weergave en controle van de ingevoerde gegevens vindt plaats op<br />

het beeldscherm. Met de softkeys die onder het beeldscherm zijn<br />

aangebracht, kunt u functies selecteren, positiewaarden overnemen,<br />

invoergegevens bevestigen etc. etc.<br />

Met de Info-toets die zich eveneens onder het beeldscherm bevindt,<br />

kunt u fout- en PLC-informatie opvragen en de PLC-diagnose<br />

activeren.<br />

Het toetsenbord voor gegevensinvoer (bedieningspaneel) is<br />

bedoeld voor de invoer van machinegegevens, positiegegevens, etc.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> heeft geen alfanumeriek toetsenbord nodig.<br />

Wanneer u gereedschapsbenamingen, programmabeschrijvingen of<br />

commentaar in DIN-programma’s invoert, verschijnt op het<br />

beeldscherm een alfanumeriek toetsenbord.<br />

Het machinebedieningspaneel omvat alle voor handbediening van<br />

de draaibank noodzakelijke bedieningselementen.<br />

De eigenlijke “besturing” blijft verborgen voor de operator. U dient<br />

zich echter te realiseren dat ingevoerde cyclusprogramma’s, ICPcontouren<br />

en DIN-programma’s op de ingebouwde harde schijf<br />

worden opgeslagen. Het voordeel hiervan is, dat een zeer groot aantal<br />

programma’s kan worden opgeslagen.<br />

Voor de uitwisseling en beveiliging van gegevens heeft u de<br />

beschikking over de seriële data-interface (RS232) of de Ethernetinterface.<br />

Opbouw van de draaibank<br />

De machinefabrikant configureert de <strong>MANUALplus</strong> voor “Draaien<br />

vóór hartlijn” of “Draaien na hartlijn” of als “carrouseldraaibank” –<br />

volgens de positie van de gereedschapshouder op de draaibank resp.<br />

de opbouw van de draaibank. De menusymbolen, de ondersteunende<br />

grafieken en de grafische weergave bij ICP en bij de simulatie houden<br />

rekening met de configuratie van de draaibank.<br />

De weergaves in dit bedieningshandboek zijn gebaseerd op een<br />

draaibank met gereedschapshouder vóór de hartlijn.<br />

22 1 Inleiding en basisprincipes


Toetsenbord voor gegevensinvoer Symbool<br />

Menu<br />

Oproepen van het “hoofdmenu”<br />

Proces<br />

Selecteren van een nieuwe werkstand<br />

Backspace<br />

Hiermee wordt het teken links van de<br />

cursor gewist<br />

Ringtoets<br />

Helpschermen voor bewerking aan<br />

binnen-/buitenzijde omschakelen<br />

Clear<br />

Hiermee worden foutmeldingen gewist<br />

Cijfers (0...9)<br />

Voor invoer van waarden en<br />

menutoetskeuze<br />

Decimale punt<br />

Min<br />

Voor invoeren van voorteken<br />

Toetsenbord voor gegevensinvoer Symbool<br />

Enter<br />

Om de invoer van waarden te<br />

beëindigen<br />

Store<br />

Om de invoer van waarden te<br />

beëindigen; de waarden worden<br />

overgenomen<br />

Cursortoetsen<br />

Hiermee wordt de cursor één positie in<br />

pijlrichting (één teken, één veld, één<br />

regel, etc.) verplaatst<br />

PgUp, PgDn<br />

Hiermee wordt de informatie op de<br />

voorgaande/volgende<br />

beeldschermpagina getoond;<br />

omschakelen tussen twee<br />

invoervensters<br />

Info<br />

Hiermee wordt de foutweergave resp.<br />

PLC-statusweergave geactiveerd<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 23<br />

1.3 Opbouw van de <strong>MANUALplus</strong>


1.3 Opbouw van de <strong>MANUALplus</strong><br />

Machinebedieningspaneel<br />

De machinefabrikant stemt het machinebedieningspaneel af<br />

op de draaibank. De uitvoering van het bedieningspaneel op<br />

uw machine kan dus afwijken van het hier getoonde<br />

bedieningspaneel. Voor nadere informatie verwijzen wij u naar<br />

de machinedocumentatie.<br />

Bedieningselementen:<br />

1 Oplossend vermogen van handwiel<br />

Hiermee wordt het oplossend vermogen van het handwiel<br />

op 1/10 mm, 1/100 mm of 1/1000 mm per maatstreep<br />

ingesteld – of op andere door de machinefabrikant<br />

vastgelegde resoluties<br />

2 Handwiel-override tijdens schroefdraadcycli<br />

Hiermee wordt het handwiel op “Override bij<br />

schroefdraadcycli” ingesteld<br />

3 X-handwiel<br />

Voor het positioneren van de dwarsslede (Vlak = Xrichting)<br />

4 Aanzetcorrectie<br />

Beïnvloedt de geprogrammeerde aanzet (feed-override)<br />

5 Toerentalcorrectie<br />

Beïnvloedt het vooraf ingestelde toerental (speedoverride)<br />

6 NOODSTOP-schakelaar<br />

7 Z-handwiel<br />

Voor positioneren van de bedslede (Langs = Z-richting)<br />

8 Gereedschapswissel<br />

Gereedschapswissel bevestigen<br />

9 Koelmiddel aan/uit<br />

Schakelt de koelvloeistoftoevoer in of uit<br />

10 Joystick<br />

Rechtlijnige verplaatsing van de slede met aanzetsnelheid<br />

of ijlgang; er is een schakelaar ingebouwd om de ijlgang in<br />

te schakelen<br />

11 Spilschakelaar<br />

Hiermee wordt de spil ingesteld op rechtsom (met de klok<br />

mee), linksom (tegen de klok in) of spilstop (M05)<br />

12 Cyclusstop<br />

Hiermee wordt de verplaatsing en de uitvoering van de<br />

cyclus gestopt (de spil blijft in bedrijf)<br />

13 Cyclusstart<br />

Hiermee worden cycli, cylusprogramma’s of NCprogramma’s<br />

gestart<br />

14 Spil joggen rechtsom<br />

De spil draait langzaam rechtsom (met de klok mee)<br />

15 Spil joggen linksom<br />

De spil draait langzaam linksom (tegen de klok in)<br />

24 1 Inleiding en basisprincipes


1.4 Asaanduidingen en<br />

coördinatenstelsel<br />

Asaanduidingen<br />

De dwarsslede wordt aangeduid als X-as en de bedslede als Z-as<br />

(afbeelding rechtsboven).<br />

Alle getoonde en ingevoerde X-waarden worden als diameter<br />

beschouwd.<br />

Voor verplaatsingen geldt het volgende:<br />

„ verplaatsingen inplus-richting verwijderen zich van het werkstuk<br />

„ verplaatsingen in min-richting gaan naar het werkstuk toe<br />

Coördinatensysteem<br />

Met de letters X en Z worden posities in een tweedimensionaal<br />

coördinatenstelsel beschreven. Zoals in de afbeelding is te zien, wordt<br />

de positie van de gereedschapspunt duidelijk met een X- en Z-positie<br />

beschreven.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> onderscheidt rechtlijnige en cirkelvormige<br />

verplaatsingen (interpolaties) tussen geprogrammeerde punten.<br />

Wanneer u opeenvolgende coördinaten en lineaire/cirkelvormige<br />

verplaatsingen ingeeft, kunt de bewerking van een werkstuk<br />

programmeren.<br />

Evenals bij verplaatsingen moet ook de contour van een werkstuk met<br />

afzonderlijke coördinaatpunten en lineaire of cirkelvormige<br />

bewegingen volledig worden beschreven.<br />

De coördinaatgegevens van de assen X en Z zijn gerelateerd aan het<br />

werkstuknulpunt (afbeelding midden rechts).<br />

Hoekmaten voor de C-as zijn gerelateerd aan het “nulpunt van de Cas”<br />

(afbeelding rechtsonder).<br />

U kunt posities met een nauwkeurigheid van 1 µm (0,001 mm)<br />

invoeren. Ze worden met dezelfde nauwkeurigheid weergegeven.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 25<br />

1.4 Asaanduidingen en coördinatenstelsel


1.4 Asaanduidingen en coördinatenstelsel<br />

Absolute coördinaten<br />

Wanneer de coördinaten van een positie betrekking hebben op het<br />

werkstuknulpunt, worden ze absolute coördinaten genoemd. Elke<br />

positie van een werkstuk kan door absolute coördinaten eenduidig<br />

worden vastgelegd (afbeelding rechtsboven).<br />

Incrementele coördinaten<br />

Incrementele coördinaten hebben betrekking op de laatst<br />

geprogrammeerde positie. Met incrementele coördinaten wordt de<br />

maat tussen de laatste en de daaropvolgende positie aangegeven.<br />

Elke positie van een werkstuk wordt duidelijk door incrementele<br />

coördinaten vastgelegd (afbeelding midden rechts).<br />

Poolcoördinaten<br />

Positie-aanduidingen op het eind- of mantelvlak kunt u met behulp van<br />

cartesiaanse coördinaten of poolcoördinaten invoeren.<br />

Bij een dimensionering met behulp van poolcoördinaten is een positie<br />

op het werkstuk duidelijk vastgelegd door diameter en hoek<br />

(afbeelding rechtsonder).<br />

26 1 Inleiding en basisprincipes


1.5 Machinereferentiepunten<br />

Machinenulpunt<br />

Het snijpunt van de X-as met de Z-as wordt “machinenulpunt”<br />

genoemd. Bij een draaibank is dit meestal het snijpunt van de spilas<br />

met het spilvlak. De letteraanduiding is “M” (afbeelding rechtsboven).<br />

Werkstuknulpunt<br />

Voor de bewerking van een werkstuk is het eenvoudiger het<br />

referentiepunt in overeenstemming met de dimensionering op de<br />

tekening op het werkstuk te positioneren. Dit punt wordt<br />

“werkstuknulpunt” genoemd. De letteraanduiding is “W” (afbeelding<br />

midden rechts).<br />

Referentiepunt<br />

Het hangt van de toegepaste meetsystemen af, of de besturing bij het<br />

uitschakelen haar positie “vergeet”. Is dit het geval, dan moet u na het<br />

inschakelen van de<strong>MANUALplus</strong> vaste referentiepunten benaderen.<br />

Het systeem kent de afstanden tussen de referentiepunten en het<br />

machinenulpunt (afbeelding rechtsonder).<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 27<br />

1.5 Machinereferentiepunten


1.6 Gereedschapsmaten<br />

1.6 Gereedschapsmaten<br />

Voor de aspositionering, de berekening van de<br />

snijkantradiuscompensatie en de berekening van de snede-opdeling<br />

bij cycli etc. heeft de <strong>MANUALplus</strong> gereedschapsgegevens nodig.<br />

Gereedschapslengte<br />

Alle geprogrammeerde en aangegeven positiewaarden hebben<br />

betrekking op de afstand tussen gereedschapspunt en<br />

werkstuknulpunt. Het systeem zelf kent echter uitsluitend de absolute<br />

positie van de gereedschapshouder (slede). Om de positie van de<br />

gereedschapspunt te kunnen bepalen en weergeven, moet de<br />

<strong>MANUALplus</strong> kunnen beschikken over de maten XWz en ZWz<br />

(afbeelding rechtsboven).<br />

Gereedschapscorrecties<br />

De gereedschapssnijkant van het gereedschap slijt tijdens de<br />

verspaning. Om deze slijtage te compenseren, maakt de<br />

<strong>MANUALplus</strong> gebruik van correctiematen. De correctiewaarden<br />

worden onafhankelijk van de lengtematen beheerd. In het systeem<br />

worden deze waarden bij de lengtematen opgeteld.<br />

Snijkantradiuscompensatie (SRC)<br />

Draaigereedschap is afgerond aan de gereedschapspunt. Hierdoor<br />

ontstaan onnauwkeurigheden bij de bewerking van kegels,<br />

afkantingen en radiussen die de <strong>MANUALplus</strong> met behulp van de<br />

snijkantradiuscompensatie compenseert.<br />

Geprogrammeerde banen hebben betrekking op de theoretische<br />

gereedschapspunt S (afbeelding midden rechts). Bij niet-asparallele<br />

contouren ontstaan hierdoor onnauwkeurigheden.<br />

De SRC berekent een nieuwe verplaatsing, de equidistante, om deze<br />

fout te compenseren (afbeelding rechtsonder).<br />

De <strong>MANUALplus</strong> berekent de SRC bij de cyclusprogrammering. Bij de<br />

DIN-programmering wordt er bij verspaningscycli eveneens rekening<br />

gehouden met de SRC. Bij de DIN-programmering met afzonderlijke<br />

banen kunt u bovendien de SRC in- of uitschakelen.<br />

28 1 Inleiding en basisprincipes


Freesradiuscompensatie (FRC)<br />

Bij de freesbewerking is de buitendiameter van de frees bepalend<br />

voor het maken van de contour. Zonder FRC is het middelpunt van de<br />

frees het referentiepunt. De FRC berekent een nieuwe verplaatsing,<br />

de equidistante, om deze fout te compenseren.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 29<br />

1.6 Gereedschapsmaten


Bedieningsinstructies<br />

2


2.1 Het <strong>MANUALplus</strong>-beeldscherm<br />

2.1 Het <strong>MANUALplus</strong>beeldscherm<br />

De <strong>MANUALplus</strong> toont de informatie in vensters.<br />

Sommige vensters verschijnen alleen als dit<br />

noodzakelijk is, bijvoorbeeld tijdens het invoeren van<br />

gegevens.<br />

Daarnaast bevat het beeldscherm de<br />

werkstandregel en het softkey-display. De velden<br />

van het softkey-display corresponderen met het onder<br />

het beeldscherm aangebrachte softkeys.<br />

Gebruikte vensters<br />

„ Machine-uitlezing<br />

Digitale uitlezing, weergave van de<br />

machinegegevens, de machinestatus, etc.<br />

„ Lijst- en programmavenster<br />

Weergave van programma-, gereedschaps- en<br />

parameterlijsten, etc. U “navigeert” met de<br />

cursortoetsen en selecteert de elementen uit de<br />

lijst die moeten worden bewerkt.<br />

„ Menuvenster<br />

Weergave van de menusymbolen. Dit venster<br />

verschijnt uitsluitend tijdens de menufase op het<br />

beeldscherm.<br />

„ Invoervenster<br />

Voor het invoeren van parameters van een cyclus,<br />

ICP-element, DIN-commando, etc. U kunt de<br />

gegevens invoeren, bestaande gegevens bekijken,<br />

gegevens wissen en wijzigen. Dit venster wordt<br />

tevens voor de weergave van gegevens gebruikt.<br />

„ Helpscherm<br />

De gegevensinvoer (cyclusparameters,<br />

gereedschapsgegevens, etc.) wordt aan de hand<br />

van een helpscherm verklaard. Met de ringtoets<br />

kunt u omschakelen tussen helpschermen voor<br />

bewerking aan de buiten- of binnenzijde.<br />

„ Simulatievenster<br />

Aan de hand van de grafische weergave van de<br />

contourgedeeltes en de simulatie van de<br />

gereedschapsbewegingen controleert u in het<br />

simulatievenster de cycli, cyclus- en DINprogramma’s.<br />

„ ICP-contourweergave<br />

Weergave van de contour in de ICP-programmering.<br />

„ DIN-bewerkingsvenster<br />

Weergave van het DIN-programma tijdens de DINprogrammering.<br />

Dit venster wordt over de<br />

“Machine-uitlezing” heen getoond.<br />

„ Foutvenster<br />

Weergave van de opgetreden fouten en<br />

waarschuwingen.<br />

32 2 Bedieningsinstructies


2.2 Bediening, gegevensinvoer<br />

Werkstanden<br />

De actieve werkstand is gemarkeerd. De <strong>MANUALplus</strong> onderscheidt<br />

de volgende werkstanden:<br />

„ Machine – met de sub-werkstanden:<br />

„ Handbediening (weergave: “Machine”<br />

„ Teach-in<br />

„ Programma-afloop<br />

„ Gereedschapsbeheer<br />

„ Organisatie<br />

Met de Process-toets kiest u een andere werkstand. Wanneer u de<br />

toets één keer heeft bediend, wordt de “Werkstandregel”<br />

geactiveerd. U selecteert dan vooraf de gewenste werkstand met de<br />

cursortoetsen en activeert deze met de Process-toets.<br />

Menukeuze<br />

De cijfertoetsen gebruikt u zowel voor de menukeuze als voor de<br />

gegevensinvoer. Daarbij worden menu’s in een veld van 3 * 3<br />

weergegeven. Dit veld correspondeert met het numerieke<br />

toetsenbord, waarbij de positie van de cijfertoets maatgevend is.<br />

Functies, cycli, gereedschappen etc. worden met een symbool<br />

weergegeven. De voetregel van het menuvenster geeft de betekenis<br />

van het geselecteerde menu-item aan.<br />

Bedien de desbetreffende cijfertoets of selecteer het symbool met de<br />

cursortoetsen en druk op “Enter”.<br />

Softkeys<br />

De Process-toets kan uitsluitend worden bediend, als het<br />

hoofdmenu van de desbetreffende werkstand actief is. U<br />

komt in het hoofdmenu door bediening van de softkey<br />

Terug resp. met de “Menutoets”.<br />

„ De selectie van softkeys bestaat uit meerdere stappen.<br />

„ Bepaalde softkeys werken als “tuimelschakelaar”. De werkstand is<br />

ingeschakeld, wanneer het bijbehorende veld “actief” is (gekleurde<br />

achtergrond). De instelling blijft bestaan, totdat u de functie weer<br />

uitschakelt.<br />

„ Functies zoals Overname positie komen in de plaats van het<br />

handmatig invoeren van waarden. De gegevens worden in de<br />

desbetreffende invoervelden ingevoerd.<br />

„ De gegevensinvoer wordt met de softkeys Opslaan of Invoer klaar<br />

beëindigd.<br />

„ Met Terug schakelt u één bedieningsstap terug.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 33<br />

2.2 Bediening, gegevensinvoer


2.2 Bediening, gegevensinvoer<br />

Gegevensinvoer<br />

In het invoervenster staan meerdere invoervelden. Met de “pijl<br />

omhoog/pijl omlaag” kunt u met de cursor naar het gewenste<br />

invoerveld gaan. In de voetregel van het venster is de betekenis van<br />

het geselecteerde veld aangegeven.<br />

Plaats de cursor op het gewenste invoerveld, om gegevens in te<br />

voeren. Bestaande gegevens worden overschreven. Met “pijl naar<br />

links/pijl naar rechts” verplaatst u de cursor naar de gewenste positie<br />

in het invoerveld, om bestaande tekens te wissen of tekens in te<br />

typen.<br />

U beëindigt de gegevensinvoer in een invoerveld met “pijl omhoog/pijl<br />

omlaag” of met “Enter”.<br />

Als bij sommige dialogen het aantal invoervelden te groot is voor één<br />

venster, wordt er een tweede invoervenster gebruikt. Dit is te zien aan<br />

het symbool in de voetregel van het invoervenster. Met de toetsen<br />

“PgUp/PgDn” wisselt u van invoervenster.<br />

Bij bediening van Invoer klaar resp. Opslaan worden<br />

ingevoerde of gewijzigde gegevens overgenomen – met<br />

Terug worden ingevoerde of gewijzigde gegevens niet<br />

overgenomen.<br />

Lijstverwerking<br />

Cyclusprogramma’s, DIN-programma’s, gereedschapstabellen, etc.<br />

worden in de vorm van lijsten weergegeven. U kunt met de<br />

cursortoetsen in de tabel “navigeren”, om de gegevens te bekijken of<br />

elementen voor handelingen zoals wissen, kopiëren, wijzigen, etc. te<br />

selecteren.<br />

34 2 Bedieningsinstructies


Alfanumeriek toetsenbord<br />

Programmabeschrijvingen, gereedschapsbeschrijvingen,<br />

commentaar etc. kunnen via een op<br />

het beeldscherm weergegeven alfanumerieke<br />

toetsenbord worden ingevoerd. Kies met de<br />

cursortoetsen de gewenste tekens en bevestig deze<br />

met “Enter”. Met behulp van het veld “Shift” kunt u<br />

hoofdletters en kleine letters instellen.<br />

Wanneer u bestaande teksten wilt corrigeren of<br />

aanvullen, plaatst u de cursor op de gewenste positie.<br />

Druk op de toets “pijl omhoog” totdat de cursor zich<br />

in de invoerregel bevindt. Ga vervolgens met “pijl naar<br />

links/pijl naar rechts” naar de gewenste positie. U<br />

kunt dan tekst invoegen, wissen of overschrijven.<br />

Met de toets “INS” (op het alfanumerieke<br />

toetsenbord) kunt u instellen of een teken moet<br />

worden ingevoegd of overschreven. De stand van de<br />

“Insert-knop” (insert is de Engelse term voor<br />

invoegen) wordt onder de invoerregel aangegeven.<br />

Cijfers worden nog steeds op het toetsenbord voor<br />

gegevensinvoer ingevoerd.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 35<br />

2.2 Bediening, gegevensinvoer


2.3 Foutmeldingen<br />

2.3 Foutmeldingen<br />

De vorm en het verloop in geval van foutmeldingen<br />

zijn op de bedieningssituatie afgestemd.<br />

Directe foutmeldingen<br />

De <strong>MANUALplus</strong> maakt gebruik van directe<br />

foutmeldingen resp. waarschuwingen, wanneer<br />

directe foutcorrectie mogelijk is (voorbeeld: de<br />

ingevoerde waarde van de cyclusparameter ligt buiten<br />

het geldige bereik). U bevestigt deze melding met<br />

“Enter” en verhelpt de fout (afbeelding rechtsboven).<br />

Informatie in de directe foutmelding:<br />

„ In de foutbeschrijving wordt de opgetreden fout<br />

verklaard.<br />

„ Het foutnummer moet worden vermeld, als u<br />

contact opneemt met de leverancier.<br />

„ De tijd geeft aan wanneer deze fout zich heeft<br />

voorgedaan.<br />

Foutweergave<br />

Indien er tijdens het opstarten van het systeem,<br />

tijdens bedrijf of tijdens de programma-afloop fouten<br />

optreden of meldingen verschijnen, worden deze<br />

opgeslagen en met het foutsymbool (links in de<br />

kopregel) aangegeven. Open het foutvenster met de<br />

Info-toets, om de meldingen te bekijken.<br />

Als er meer foutmeldingen hebben plaatsgevonden<br />

dan in het foutvenster kunnen worden weergegeven,<br />

dan kunt u met de cursortoetsen “PgUp/ PgDn” door<br />

de foutmeldingen bladeren.<br />

Betekenis van de symbolen<br />

Waarschuwing: De programma-uitvoering/<br />

bediening wordt voortgezet. De <strong>MANUALplus</strong> maakt<br />

u attent op het “probleem”.<br />

Fout: De programma-uitvoering/bediening wordt<br />

gestopt. U moet de fout corrigeren, anders kunt u<br />

niet doorwerken.<br />

36 2 Bedieningsinstructies


Foutmeldingen wissen<br />

Met de “Backspace-toets” wist u de foutmelding waarop de cursor<br />

staat en met de “Clear-toets” alle foutmeldingen.<br />

Het foutsymbool blijft in de kopregel staan totdat alle fouten zijn<br />

gewist.<br />

Met Terug verlaat u het foutvenster zonder meldingen te wissen.<br />

Informatie in de foutmelding:<br />

„ In de foutbeschrijving wordt de opgetreden fout verklaard.<br />

„ Het foutnummer, de niveau-informatie (D-niveau, K-niveau) en het<br />

“BA-nr.” moeten worden vermeld wanneer u contact opneemt met<br />

de leverancier.<br />

„ De tijd geeft aan wanneer deze fout zich heeft voorgedaan.<br />

„ De foutklasse staat in het omkaderde veld (linksboven in de<br />

melding). Als dit veld er niet is, is er sprake van een<br />

“waarschuwing”.<br />

„ Achtergrond: De melding is bedoeld als informatie of er is een<br />

“kleine” fout opgetreden.<br />

„ Annuleren: Het lopende proces (uitvoering van een cyclus,<br />

verplaatsingscommando, etc.) is geannuleerd. Nadat de fout is<br />

verholpen, kunt u verderwerken.<br />

„ Noodstop: Vanwege een foutsituatie zijn alle verplaatsingen<br />

gestopt en is de uitvoering van cyclus- of DIN-programma’s<br />

geannuleerd. Nadat de fout is verholpen, kunt u verderwerken.<br />

„ Reset: Vanwege een foutsituatie zijn alle verplaatsingen gestopt<br />

en is de uitvoering van cyclus- of DIN-programma’s geannuleerd.<br />

Schakel het systeem korte tijd uit en start het weer. Neem contact<br />

op met uw leverancier als deze fout zich nogmaals voordoet.<br />

Systeemfouten, interne fouten<br />

Indien bij wijze van uitzondering een systeemfout of interne fout<br />

optreedt, dient u alle informatie met betrekking tot deze melding te<br />

noteren en contact op te nemen met uw leverancier. Deze fouten kunt<br />

u niet verhelpen. Schakel de besturing uit en start deze opnieuw op.<br />

PLC-fouten, PLC-statusweergave<br />

Met de softkeys PLC Diagnose en CNC Diagnose kunt u<br />

omschakelen tussen de foutweergave en het PLC-venster.<br />

Het PLC-venster wordt voor PLC-meldingen en de PLC-diagnose<br />

gebruikt. In het machinehandboek vindt u informatie hierover.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 37<br />

2.3 Foutmeldingen


2.3 Foutmeldingen<br />

Waarschuwingen tijdens de simulatie<br />

Problemen die tijdens de simulatie van een cyclus of<br />

een cyclus- of DIN-programma worden ontdekt,<br />

worden door de <strong>MANUALplus</strong> in de meest linkse<br />

softkey weergeven (afbeelding rechtsonder). Deze<br />

meldingen kunnen met de softkey worden<br />

opgeroepen.<br />

38 2 Bedieningsinstructies


2.4 Begripsverklaring<br />

„ Cursor: In lijsten of bij de gegevensinvoer is een element in de lijst,<br />

een invoerveld of een teken gemarkeerd. Deze “markering” wordt<br />

cursor genoemd. Invoeracties of handelingen zoals kopiëren,<br />

wissen, het invoegen van een nieuw element, etc. zijn gerelateerd<br />

aan de cursorpositie.<br />

„ Cursortoetsen: Met de “pijltoetsen” en de toetsen “PgUp/ PgDn”<br />

verplaatst u de cursor.<br />

„ Page-toetsen: De toetsen “PgUp/PgDn” worden ook wel “Pagetoetsen”<br />

genoemd (“page” is de Engelse term voor pagina).<br />

„ navigeren: In lijsten of in het invoerveld verplaatst u de cursor om<br />

de positie te selecteren die u wilt bekijken, wijzigen, aanvullen of<br />

wissen. U “navigeert” door de lijst.<br />

„ Actieve / niet-actieve vensters, functies, menupunten: Slechts<br />

één van de op het beeldscherm weergegeven vensters is actief. Dit<br />

betekent dat op het toetsenbord ingevoerde gegevens van invloed<br />

zijn op het actieve venster. Het actieve venster heeft een kopregel<br />

in kleur. De kopregel van niet-actieve vensters wordt “kleurloos”<br />

weergegeven.<br />

Niet-actieve functie- of menutoetsen worden eveneens “kleurloos”<br />

weergegeven.<br />

„ Menu, menutoets: De <strong>MANUALplus</strong> toont de functies/<br />

functiegroepen die kunnen worden geselecteerd in een veld van 3<br />

* 3. Dit veld wordt “menu” genoemd. Elk afzonderlijk symbool is<br />

een “menutoets”.<br />

„ Bewerken: Het wijzigen, invoegen en wissen van parameters,<br />

commando’s etc. in de programma’s, gereedschapsgegevens of<br />

parameters wordt “bewerken” genoemd.<br />

„ Default-waarde: Wanneer aan cyclusparameters of parameters<br />

van DIN-commando’s vooraf waarden zijn toegekend, spreken wij<br />

van “default-waarden”. Deze waarden gelden wanneer de<br />

parameters niet worden ingevoerd.<br />

„ Byte: De capaciteit van disks wordt in “byte” aangegeven. Omdat<br />

de <strong>MANUALplus</strong> van een harde schijf is voorzien, wordt de<br />

programmalengte ook in byte aangegeven.<br />

„ Extensie: Bestandsnamen bestaan uit de eigenlijke “naam” en de<br />

“extensie”. De naam en extensie zijn door een “.” van elkaar<br />

gescheiden. Met de extensie wordt het bestandstype aangegeven.<br />

Voorbeelden:<br />

„ “*.NC”DIN-programma’s<br />

„ “*.NCS”DIN-subprogramma’s (DIN-macro’s)<br />

„ “*.MAS”Machineparameter<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 39<br />

2.4 Begripsverklaring


Werkstand Machine<br />

3<br />

41 3 Werkstand Machine


3.1 De werkstand Machine<br />

3.1 De werkstand Machine<br />

De werkstand Machine omvat de functies voor het instellen van de<br />

machine, de bewerking van werkstukken en het maken van cyclus- en<br />

DIN-programma’s.<br />

„ Machine instellen<br />

Voorbereidingen zoals aswaarden instellen (werkstuknulpunt<br />

definiëren), gereedschap opmeten of veiligheidszone instellen<br />

„ Handbediening<br />

Handmatig of halfautomatisch een werkstuk vervaardigen<br />

„ Teach-in<br />

Een nieuw cyclusprogramma aanleren (“Teach-in”), een bestaand<br />

programma wijzigen, cycli grafisch testen<br />

„ DIN-Programmering<br />

DIN-programma’s maken, wijzigen, wissen<br />

„ Programma-uitvoering<br />

Bestaande cyclus- of DIN-programma’s grafisch testen en<br />

gebruiken bij de productie van werkstukken<br />

Evenals bij een conventionele draaibank regelt u de asverplaatsingen<br />

met behulp van de handwielen en jog-bedieningselementen en op die<br />

manier vervaardigt u het werkstuk. U kunt echter meestal beter de<br />

cycli van de <strong>MANUALplus</strong> gebruiken.<br />

Een cyclus is een voorgeprogrammeerde bewerking. Dit kan zowel<br />

een enkelvoudige snede als een ingewikkelde bewerking zoals<br />

draadsnijden zijn. Het gaat echter altijd om een volledig uitvoerbare<br />

bewerking. Bij een cyclus definieert u de bewerking met slechts<br />

enkele parameters.<br />

Bij “handbediening” worden cycli niet opgeslagen. Tijdens “Teach-in<br />

bedrijf” wordt elke bewerking met behulp van cycli uitgevoerd, in een<br />

cyclusprogramma opgenomen en opgeslagen. Het<br />

cyclusprogramma is dan in “Programma-uitvoering” beschikbaar voor<br />

de productie van onderdelen.<br />

Bij de ICP-programmering legt u met lineaire/cirkelvormige<br />

contourelementen en met overlappende elementen (afkantingen,<br />

afrondingen, draaduitlopen) willekeurige contouren vast. De<br />

contourbeschrijvingen worden in ICP-cycli geïntegreerd. (zie “ICPcontouren”<br />

op bladzijde 242).<br />

Bij de DIN-programmering heeft u de beschikking over functies voor<br />

eenvoudige verplaatsingen, DIN-cycli voor ingewikkelde<br />

verspaningen, schakelfuncties, rekenkundige bewerkingen en de<br />

programmering van variabelen.<br />

U maakt “zelfstandige” programma's, waarin alle noodzakelijke<br />

schakel- en verplaatsingscommando's zijn opgenomen en die in de<br />

werkstand Programma-uitvoering worden uitgevoerd, of u maakt DINmacro’s<br />

die in cycli worden opgenomen. Welke commando's u in een<br />

DIN-macro gebruikt, is afhankelijk van uw taakstelling. Ook bij DINmacro's<br />

kunt u gebruik maken van alle commando's.<br />

Cyclusprogramma's kunt u naar DIN-programma's converteren. U<br />

benut dan bijvoorbeeld de voordelen van de eenvoudige<br />

cyclusprogrammering, om vervolgens na de “DIN-conversie” het NCprogramma<br />

te optimaliseren of aan te vullen.<br />

42 3 Werkstand Machine


3.2 In- en uitschakelen<br />

Inschakelen<br />

De <strong>MANUALplus</strong> toont in de kopregel de afzonderlijke<br />

stappen van de systeemstart. Nadat alle tests en de<br />

initialisatie zijn uitgevoerd, schakelt het systeem naar<br />

de werkstand Machine. In het gereedschapsdisplay<br />

verschijnt het laatst gebruikte gereedschap. Of een<br />

referentieprocedure nodig is, hangt af van het type<br />

meetapparatuur.<br />

Fouten tijdens het opstarten van het systeem worden<br />

door het foutsymbool aangegeven. Zodra het<br />

systeem bedrijfsklaar is, kunt u deze foutmeldingen<br />

controleren (zie “Foutmeldingen” op bladzijde 36).<br />

De <strong>MANUALplus</strong> neemt aan dat bij het<br />

opstarten van het systeem het laatst<br />

gebruikte gereedschap is ingespannen.<br />

Als dit niet het geval is, maak dan door<br />

middel van een gereedschapswissel het<br />

nieuwe gereedschap bekend.<br />

Referentieprocedure<br />

Referentieprocedure<br />

X-referentie kiezen<br />

Z-referentie kiezen<br />

Activeer “Cyclusstart”: de<br />

referentiepunten worden nu<br />

benaderd.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> activeert de digitale uitlezing en<br />

schakelt het menu en de softkeybalk naar<br />

“hoofdmenu”.<br />

De referentieprocedure is afhankelijk van de<br />

meetapparatuur:<br />

„ EnDat-sensor: er is geen referentieprocedure<br />

vereist.<br />

„ Afstandsgecodeerde sensor: de positie van de<br />

assen is na een korte referentieprocedure bepaald.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 43<br />

3.2 In- en uitschakelen


3.2 In- en uitschakelen<br />

„ Standaardsensor: de assen verplaatsen zich naar bekende<br />

machinevaste punten. Tijdens het benaderen van het referentiepunt<br />

wordt een signaal aan de besturing gegeven. Omdat het systeem<br />

de afstand tot het machinenulpunt kent, is daarmee ook de aspositie<br />

bekend.<br />

„ Wanneer de referentiepunten van de X- en Z-assen<br />

afzonderlijk worden benaderd, vindt de verplaatsing<br />

uitsluitend in X- of Z-richting plaats .<br />

Bewaking van de EnDat-sensoren<br />

Bij EnDat-sensoren slaat de besturing de asposities op wanneer de<br />

machine wordt uitgeschakeld. Bij het inschakelen vergelijkt de<br />

<strong>MANUALplus</strong> voor elke as de positie bij inschakeling met de<br />

opgeslagen positie bij uitschakeling.<br />

Bij afwijkingen volgt er een van de onderstaande foutmeldingen:<br />

„ "As werd na het uitschakelen van de machine verplaatst."<br />

Controleer en bevestig de actuele positie, als de as inderdaad werd<br />

verplaatst.<br />

„ "Opgeslagen sensorpositie van de as is ongeldig."<br />

Deze melding is correct, wanneer de besturing voor de eerste keer<br />

wordt ingeschakeld of wanneer de sensor of andere betrokken<br />

componenten van de besturing vervangen werden.<br />

„ ”Parameters zijn gewijzigd. Opgeslagen sensorpositie van de as is<br />

ongeldig."<br />

Deze melding is correct, wanneer de configuratieparameters<br />

gewijzigd werden.<br />

Bovengenoemde meldingen kunnen ook het gevolg zijn van een<br />

defect in de sensor of in de besturing. Neem contact op met uw<br />

machineleverancier wanneer dit probleem zich vaker voordoet.<br />

44 3 Werkstand Machine


Uitschakelen<br />

Uitschakelen<br />

De correcte uitschakeling wordt in de<br />

fouten-logfile vermeld.<br />

Sluit het hoofdscherm van de<br />

werkstand "Machine" af.<br />

Druk op de softkey uitschakelen.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> vraagt voor de zekerheid of het<br />

bedrijf moet worden beëindigd.<br />

Met "Enter" wordt het bedrijf<br />

beëindigd.<br />

Wacht totdat de <strong>MANUALplus</strong> u vraagt de machine<br />

uit te schakelen.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 45<br />

3.2 In- en uitschakelen


3.3 Machinegegevens<br />

3.3 Machinegegevens<br />

Weergave en invoer van de<br />

machinegegevens<br />

Tijdens handbediening voert u de machinegegevens<br />

het gereedschap, het spiltoerental en de aanzet bij "T,<br />

S, F instellen" in. In cyclus- en DIN-programma’s zijn<br />

de machinegegevens onderdeel van de<br />

cyclusparameters resp. het NC-programma.<br />

In "T, S, F instellen" legt u bovendien het<br />

"maximumtoerental“ en de "stilzethoek" vast.<br />

U kunt de snijgegevens (spiltoerental, aanzet) samen<br />

met de gereedschapsgegevens opslaan en met de<br />

softkey S, F van gereedschap overnemen (zie<br />

“Gereedschapsgegevens –extra parameters” op<br />

bladzijde 426).<br />

Weergave van machinegegevens<br />

Het display met machinegegevens kan<br />

worden geconfigureerd. Daarom kan de<br />

weergave van uw machinegegevens<br />

afwijken van de hier getoonde weergave.<br />

Machinegegevens invoeren<br />

Parameters invoeren<br />

Kies "S, F, T instellen" (alleen mogelijk<br />

bij handbediening)<br />

Gegevensinvoer afsluiten<br />

Elementen van het display met machinegegevens<br />

Digitale uitlezing X, Z: Afstand gereedschapspunt –<br />

werkstuknulpunt<br />

„ Letteraanduiding as wit: geen “vrijgave”<br />

Digitale uitlezing C: positie van de C-as<br />

„ leeg veld: C-as is niet actief<br />

„ Letteraanduiding as wit: geen “vrijgave”<br />

Restwegweergave X, Z, C: Verschil tussen de actuele positie en<br />

de eindpositie van de lopende verplaatsing.<br />

Restwegweergave Z en status van veiligheidszone:<br />

Restwegweergave en weergave van de status van de<br />

veiligheidszonebewaking.<br />

Spilbelasting: Belasting van de hoofdspilmotor ten opzichte van<br />

het nominale draaimoment.<br />

Spilbelasting en maximumtoerental: Belasting van de<br />

hoofdspilmotor en bovendien weergave van het geldige<br />

maximumtoerental.<br />

46 3 Werkstand Machine


Gereedschapsoproep<br />

T is de codeletter voor gereedschapsgegevens. Na de<br />

"T" staan, afhankelijk van de toegepaste<br />

gereedschapshouder, 2 of 4 cijfers.<br />

„ een gereedschapsopname (Voorbeeld: Multifix):<br />

Oproep: " Tdd"<br />

„ meerdere gereedschapsopnames (voorbeeld<br />

revolver): oproep: "Tddpp"<br />

„ dd: positie in het gereedschapsbestand<br />

(gereedschapstabel)<br />

„ pp: positie gereedschapshouder (revolverpositi e)<br />

Tijdens handbediening voert u het T-nummer bij "T, S,<br />

F instellen" in. Tijdens Teach-in is "T" een<br />

cyclusparameter.<br />

Aangedreven gereedschap<br />

„ Een aangedreven gereedschap wordt in de<br />

gereedschapsbeschrijving gedefinieerd.<br />

„ Bij aangedreven gereedschap hebben de<br />

aangegeven spilgegevens betrekking op het<br />

gereedschap..<br />

„ De volgende invoerparameters gelden voor spil 1,<br />

wanneer er een aangedreven gereedschap actief is:<br />

„ spiltoerental/constante snijsnelheid<br />

„ maximumtoerental<br />

„ Aanzet per omwenteling bij "S, F, T instellen".<br />

Elementen van het display met machinegegevens<br />

T-display<br />

„ T-nummer van het gebruikte gereedschap<br />

„ Gereedschapscorrectiewaarden<br />

„ "T" licht in kleur op: "gespiegelde bewerking" acti ef<br />

S-display<br />

„ Symbool voor spiltoestand<br />

„ bovenste veld: geprogrammeerde waarde<br />

„ onderste veld: Instelling van de override-regelaar en het<br />

werkelijke spiltoerental - bij positieregeling (M19): Spilpositie<br />

„ Stand instelling spil/toerenbereik (klein getal naast "S")<br />

„ "S" licht in kleur op: uitlezing geldt voor aangedreven<br />

gereedschap<br />

F-uitlezing<br />

„ Symbool voor cyclustoestand<br />

„ bovenste veld: geprogrammeerde waarde<br />

„ onderste veld: Instelling van de override-regelaar en de<br />

werkelijke aanzet<br />

Softkey’s bij "T, S, F instellen"<br />

zie: “Gereedschapscorrecties” op bladzijde 58<br />

zie: “Gereedschappen instellen” op bladzijde 54<br />

"Gereedschapstabel" oproepen - het T-nummer kan<br />

ook uit de gereedschapstabel worden overgenomen<br />

Overname van spiltoerental en aanzet uit de<br />

gereedschapsgegevens.<br />

Aan: aanzet per minuut (mm/min<br />

Uit: Aanzet per omwenteling (mm/omw)<br />

Aan: constant toerental (omw/min)<br />

Uit: constante snijsnelheid (m/min)<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 47<br />

3.3 Machinegegevens


3.3 Machinegegevens<br />

Gereedschap met meerdere snijkanten<br />

Bij speciale gereedschappen met meerdere snijkanten gelden<br />

verschillende gereedschapsparameters (instelmaten, snijkantradius,<br />

etc.). Maak voor deze gereedschappen meerdere gereedschapsrecords<br />

aan. Programmeer bij T-programmering met 4 cijfers (Tddpp)<br />

een nieuwe "dd" bij gelijkblijvende "pp", als er een andere snijkant van<br />

het speciale gereedschap wordt gebruikt.<br />

Gereedschappen in verschillende kwadranten<br />

Voorbeeld: De “hoofdgereedschapshouder” van uw draaibank is voor<br />

de hartlijn aangebracht (standaardkwadrant). Achter de hartlijn is een<br />

"extra gereedschapsopname" aangebracht.<br />

Bij de configuratie van de <strong>MANUALplus</strong> wordt voor elke<br />

gereedschapsopname vastgelegd of de X-maten en de draairichting bij<br />

cirkelbogen moeten worden gespiegeld. In het gegeven voorbeeld<br />

krijgt de extra gereedschapsopname het attribuut "spiegelen".<br />

Bij dit principe worden alle bewerkingen "normaal" geprogrammeerd,<br />

ongeacht welke gereedschapsopname de bewerking uitvoert. De<br />

simulatie toont eveneens alle bewerkingen in het<br />

“standaardkwadrant”.<br />

De gereedschappen worden eveneens voor het "standaardkwadrant"<br />

beschreven en gedimensioneerd, ook wanneer ze in de "extra<br />

gereedschapsopname" worden ingezet.<br />

Pas tijdens de bewerking van het werkstuk wordt er rekening<br />

gehouden met de spiegeling, wanneer de "extra<br />

gereedschapsopname" wordt gebruikt.<br />

Aanzet<br />

„ Bij aangedreven gereedschap hebben het spiltoerental<br />

en de toerentalbegrenzing betrekking op het<br />

gereedschap.<br />

„ In de machinedocumentatie kunt u lezen of het<br />

aangedreven gereedschap met aanzet per omwenteling<br />

mag worden gebruikt.<br />

"F" is de codeletter voor aanzetgegevens. Afhankelijk van de stand van<br />

de softkey AANZET PER MINUUT wordt er ingevoerd in:<br />

„ millimeter per spilomwenteling (aanzet per omwenteling)<br />

„ millimeter per minuut (aanzet per minuut).<br />

In de weergave kunt u aan de maateenheid zien met welk type aanzet<br />

er wordt gewerkt.<br />

Met de aanzetcorrectieregeling (feed override ) wijzigt u de<br />

voedingswaarde (bereik: 0% tot 150%).<br />

Aanzetsymbolen (F-uitlezing) Symbool<br />

Toestand "cyclus Aan"<br />

cyclus- of programma-uitvoering<br />

actief<br />

Toestand "cyclus Uit"<br />

geen cyclus- of programmauitvoering<br />

actief<br />

48 3 Werkstand Machine


Spil<br />

"S" is de codeletter voor spilgegevens. Afhankelijk van de stand van de<br />

softkey CONSTANT TOERENTAL wordt er ingevoerd in:<br />

„ omwentelingen per minuut (constant toerental)<br />

„ meter per minuut (constante snijsnelheid)<br />

Het toerental wordt door het maximale spiltoerental begrensd. U<br />

definieert de toerentalbegrenzing in “S, F, T instellen”, in<br />

machineparameter 805/855 of in de DIN-programmering met<br />

commando G26.<br />

De toerentalbegrenzing geldt totdat deze door een andere<br />

toerentalbegrenzing wordt overschreven.<br />

Met de toerentalcorrectieregeling (speed-override) wijzigt u het<br />

spiltoerental (Bereik: 50% tot 150% ).<br />

Het cijfer in subscript na de codeletter “S” geeft de stand instelling<br />

spil/toerenbereik aan.<br />

„ Bij een constante snijsnelheid berekent de<br />

<strong>MANUALplus</strong> het spiltoerental als functie van de positie<br />

van de gereedschapspunt. Bij geringere diameters<br />

wordt het spiltoerental waarbij het “maximale<br />

spiltoerental” niet wordt overschreden, hoger.<br />

„ De spilsymbolen geven de rotatierichting aan vanuit het<br />

gezichtspunt van een operator die voor de machine<br />

staat en naar de spil kijkt.<br />

Spilsymbolen (S-display) Symbool<br />

Spilrotatierichting M3<br />

Spilrotatierichting M4<br />

Spil gestopt<br />

Spil in positieregeling (M19)<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 49<br />

3.3 Machinegegevens


3.4 Machine instellen<br />

3.4 Machine instellen<br />

U moet de machine "voorbereiden", ongeacht of u het werkstuk<br />

handmatig of automatisch bewerkt. Tijdens handbediening beschikt u<br />

via het menupunt "Instellen" over de volgende functies:<br />

„ Aswaarden instellen (werkstuknulpunt definiëren)<br />

„ Veiligheidszone inschakelen<br />

„ Gereedschapswisselpositie instellen<br />

„ Waarden C-as instellen<br />

Werkstuknulpunt definiëren<br />

Kies "Instellen"<br />

"Aswaarden instellen" kiezen<br />

Werkstuknulpunt (eindvlak) aanraken<br />

Aanraakpositie als "werkstuknulpunt Z" definiëren<br />

Afstand tussen gereedschap en werkstuknulpunt als<br />

"meetpuntcoördinaat Z" invoeren<br />

De <strong>MANUALplus</strong> berekent het "werkstuknulpunt Z"<br />

Machinenulpunt Z = Werkstuknulpunt Z<br />

(verspringing = 0)<br />

Machinenulpunt X = Werkstuknulpunt Z<br />

(verspringing = 0)<br />

De <strong>MANUALplus</strong> geeft in het helpscherm de afstand tussen het<br />

machinenulpunt en het werkstuknulpunt aan (ook "verspringing"<br />

genoemd).<br />

Wanneer het werkstuknulpunt verandert, verschijnt er een nieuwe<br />

uitlezingswaarde.<br />

Wanneer u het werkstuknulpunt in X verandert, voer dan<br />

de diameterwaarde als “meetpuntcoördinaat X” in. De<br />

weergave in het helpscherm toont de afstand tussen<br />

"machinenulpunt X en werkstuknulpunt" als radiusmaat.<br />

50 3 Werkstand Machine


Veiligheidszone inschakelen<br />

De <strong>MANUALplus</strong> controleert bij elke verplaatsing of de<br />

"veiligheidszone" (in Z-richting) wordt overschreden. Als dit het geval<br />

is, wordt de beweging gestopt en een fout gemeld.<br />

De actuele instelling van de veiligheidszone wordt in het helpscherm<br />

weergegeven:<br />

„ Afstand tussen machinenulpunt en veiligheidszone<br />

„ "–99999,000" betekent: veiligheidszone (in –Z-richting) wordt niet<br />

bewaakt<br />

Veiligheidszone instellen/bewaking uitschakelen<br />

Kies "Instellen"<br />

Kies "Veiligheidszone instellen"<br />

Door met de jog-toetsen of met het handwiel naar de "veiligheidszone"<br />

te gaan ,<br />

definieert u deze positie als veiligheidszone<br />

Positie van de veiligheidszone ten opzichte van het werkstuknulpunt<br />

invoeren (veld: "Meetpuntcoördinaat -Z" ).<br />

Ingevoerde positie wordt als veiligheidszone<br />

overgenomen.<br />

Veiligheidszonebewaking uitschakelen<br />

Weergave van de status van de veiligheidszone<br />

Het weergave-element 9 van de machine-uitlezing geeft de actuele<br />

status van de veiligheidszonebewaking weer (zie<br />

“Configuratieparameters” op bladzijde 435 – regelparameter 301).<br />

„ Wanneer het invoervenster "Veiligheidszone instellen" is<br />

geopend, is de veiligheidszonebewaking niet actief.<br />

„ Bij de DIN-programmering kunt u de<br />

veiligheidszonebewaking met M417 uitschakelen en<br />

met M418 weer inschakelen.<br />

Status van veiligheidszone Symbool<br />

Veiligheidszonebewaking actief<br />

Veiligheidszonebewaking niet<br />

actief<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 51<br />

3.4 Machine instellen


3.4 Machine instellen<br />

Gereedschapswisselpositie instellen<br />

Bij de cyclus “Gereedschapswisselpositie benaderen” of bij de DINfunctie<br />

"G14" verplaatst de slede zich naar de<br />

“gereedschapswisselpositie”. Deze positie moet zover van het<br />

werkstuk verwijderd zijn, dat u het gebruikte gereedschap zonder<br />

meer kunt verwisselen.<br />

Gereedschapswisselpositie instellen<br />

Kies "Instellen"<br />

Kies "Gereedschapswisselpositie"<br />

Gereedschapswisselpositie benaderen<br />

Door met de jog-toetsen of met het handwiel naar de<br />

"gereedschapswisselpositie" te gaan,<br />

definieert u deze positie als<br />

gereedschapswisselpositie.<br />

De coördinaten van de gereedschapswisselpositie<br />

worden als afstand tussen machinenulpunt en<br />

referentiepunt van de gereedschapshouder ingevoerd en<br />

weergegeven. Omdat deze waarden niet worden<br />

getoond, is het raadzaam de gereedschapswisselpositie<br />

te benaderen en de parameters met Overname positie te<br />

definiëren.<br />

52 3 Werkstand Machine


Waarden C-as instellen<br />

U kunt het C-as-nulpunt als volgt instellen:<br />

C-as-nulpunkt vastleggen<br />

C-as positioneren<br />

Kies "Instellen"<br />

Kies "C-aswaarden instellen"<br />

Positie als "nulpunt van de C-as" definiëren<br />

"Nulpuntverschuiving C-as" invoeren<br />

Invoer overnemen - de <strong>MANUALplus</strong> berekent het<br />

“nulpunt van de C-as”<br />

Nulpuntverschuiving C-as wissen<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 53<br />

3.4 Machine instellen


3.5 Gereedschappen instellen<br />

3.5 Gereedschappen instellen<br />

De <strong>MANUALplus</strong> ondersteunt het opmeten van de gereedschappen<br />

door aanraken met een meettaster of met optische meetapparatuur.<br />

Stel de meetprocedure in machineparameter 6 in.<br />

Bij gedimensioneerd gereedschap voert u de instelmaten in de<br />

werkstand “Gereedschapsbeheer” in.<br />

Gereedschapsmaten door aanraken bepalen<br />

Voer het op te meten gereedschap in de gereedschapstabel in (zie<br />

“Gereedschapsgegevens” op bladzijde 418)<br />

Zet een eerder opgemeten gereedschap in en voer<br />

het T-nummer in bij “S, F, T instellen”<br />

Draai het eindvlak en definieer deze positie als werkstuknulpunt.<br />

Ga terug naar “S, F, T instellen”, zet het te meten<br />

gereedschap in en voer het bijbehorende T-nummer<br />

in<br />

Gereedschap meten activeren<br />

Raak het eindvlak aan. “0” als “meetpuntcoördinaat Z” invoeren<br />

(werkstuknulpunt)<br />

Sla de gereedschapsmaat op (de correctiewaarde<br />

wordt gewist)<br />

Draai de meetdiameter. Diametermaat als “meetpuntcoördinaat X”<br />

invoeren<br />

Snijkantradius invoeren<br />

Sla de gereedschapsmaat op (de correctiewaarde<br />

wordt gewist)<br />

Snijkantradius in de gereedschapstabel overnemen.<br />

54 3 Werkstand Machine


Er zijn verschillende manieren om de gereedschapsmaten te bepalen.<br />

Via de beschreven procedure worden de lengtematen ten opzichte<br />

van een opgemeten gereedschap bepaald.<br />

De helpschermen tonen de details van het meten van het<br />

gereedschap gerelateerd aan het gereedschapstype en de<br />

gereedschapsoriëntatie.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 55<br />

3.5 Gereedschappen instellen


3.5 Gereedschappen instellen<br />

Gereedschapsmaten met de meettaster bepalen<br />

Voer het op te meten gereedschap in de gereedschapstabel in (zie<br />

“Gereedschapsgegevens” op bladzijde 418)<br />

Zet het gereedschap in en voer het T-nummer in bij<br />

"S, F, T instellen"<br />

Gereedschap meten activeren<br />

Gereedschap voor de eerste meetrichting voorpositioneren<br />

Druk op de softkey die met de meetrichting<br />

overeenkomt (bijv. de Z-richting)<br />

Druk op cyclusstart. Het gereedschap verplaatst zich<br />

dan in de meetrichting. Bij het activeren van de<br />

meettaster wordt de instelmaat bepaald en<br />

opgeslagen. De correctiewaarde wordt gewist.<br />

Gereedschap voor de tweede meetrichting voorpositioneren<br />

Snijkantradius invoeren<br />

Druk op de softkey die met de meetrichting<br />

overeenkomt (bijv. de X-richting)<br />

Druk op cyclusstart. Het gereedschap verplaatst zich<br />

dan in de meetrichting. Bij het activeren van de<br />

meettaster wordt de instelmaat bepaald en<br />

opgeslagen. De correctiewaarde wordt gewist.<br />

Snijkantradius in de gereedschapstabel overnemen.<br />

56 3 Werkstand Machine


Gereedschapsmaten met optische meetapparatuur bepalen<br />

Voer het op te meten gereedschap in de gereedschapstabel in (zie<br />

“Gereedschapsgegevens” op bladzijde 418)<br />

Zet het gereedschap in en voer het T-nummer in bij<br />

"S, F, T instellen"<br />

Gereedschap meten activeren<br />

Gereedschap met jogtoetsen resp. handwiel in het dradenkruis van de<br />

optische meetapparatuur positioneren .<br />

Snijkantradius invoeren<br />

Sla gereedschapsmaat Z op (de correctiewaarde<br />

wordt gewist)<br />

Sla gereedschapsmaat X op (de correctiewaarde<br />

wordt gewist)<br />

Snijkantradius in de gereedschapstabel overnemen.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 57<br />

3.5 Gereedschappen instellen


3.5 Gereedschappen instellen<br />

Gereedschapscorrecties<br />

De gereedschapscorrecties in X en Z alsook de "speciale correctie" bij<br />

steekbeitels compenseren de slijtage van de gereedschapssnijkant.<br />

Een correctiewaarde mag niet meer dan 99 mm bedragen.<br />

Gereedschapscorrectie invoeren<br />

Kies "S, F, T instellen" (alleen mogelijk bij<br />

handbediening)<br />

Gereedschapscorrectie activeren<br />

X-Corr. gereedschap kiezen<br />

Correctiewaarde met handwiel bepalen. De uitlezing<br />

vindt plaats bij de restwegweergave.<br />

Correctiewaarde in de “gereedschapstabel”<br />

overnemen<br />

Het T-display toont de nieuwe correctiewaarde.<br />

De restwegwaarde wordt gewist.<br />

Herhaal dit voor “gereedschapscorrectie Z” en de “speciale<br />

correctie”.<br />

Gereedschapscorrectie wissen<br />

Kies “S, F, T instellen” (alleen mogelijk bij<br />

handbediening)<br />

Gereedschapscorrectie kiezen<br />

wist de ingevoerde correctiewaarde in X<br />

Herhaal dit voor “gereedschapscorrectie Z” en de “speciale<br />

correctie”.<br />

58 3 Werkstand Machine


Bewaking van gereedschapsstandtijd<br />

Indien gewenst, bewaakt de <strong>MANUALplus</strong> de<br />

standtijd van het gereedschap of het aantal<br />

werkstukken dat met het gereedschap is vervaardigd.<br />

De bewaking van de gereedschapsstandtijd telt de<br />

tijden op dat een gereedschap “met aanzetsnelheid”<br />

wordt gebruikt. De bewaking van het aantal stuks telt<br />

het aantal geproduceerde werkstukken. Deze<br />

waarden worden vergeleken met de<br />

gereedschapsgegevens.<br />

Als de standtijd is afgelopen of het aantal stuks is<br />

bereikt, volgt er een foutmelding door de<br />

<strong>MANUALplus</strong> en stopt de programma-uitvoering<br />

nadat het programma is uitgevoerd. Wanneer u werkt<br />

met programmaherhaling (M99 bij DIN-programma's),<br />

stopt het systeem na deze programma-run.<br />

De standtijdbewaking kan voor elk toegepast<br />

gereedschap worden uitgevoerd.<br />

De gegevens betreffende de bewaking van de<br />

gereedschapsstandtijd (soort bewaking, maximale<br />

standtijd/reststandtijd resp. aantal stuks/resterend<br />

aantal stuks) worden bij de gereedschapsgegevens<br />

ingevoer d. Hier vinden ook de bewerking en uitlezing<br />

plaats (zie “Gereedschapsgegevens –extra<br />

parameters” op bladzijde 426).<br />

U kunt de bewaking van de gereedschapsstandtijd bij<br />

“Actuele parameters - Instelparameters -<br />

Gereedschapsbewaking” in- en uitschakelen.<br />

Pas de standtijd en het aantal stuks in de werkstand<br />

"Gereedschapsbeheer" aan, wanneer u de snijplaat<br />

van een gereedschap vervangt.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 59<br />

3.5 Gereedschappen instellen


3.6 Werkstand “Handbediening”<br />

3.6 Werkstand “Handbediening”<br />

Bij de handmatige werkstukbewerking verplaatst u de assen met<br />

de handwielen of jog-toetsen. In deze werkstand kunt u ook gebruik<br />

maken van cycli, bijvoorbeeld voor ingewikkelde bewerkingen<br />

(halfautomatisch bedrijf). De verplaatsingen en cycli worden echter<br />

niet opgeslagen.<br />

Na inschakeling en de referentieprocedure bevindt de <strong>MANUALplus</strong><br />

zich in de werkstand “Handbediening”. Deze werkstand duurt voort<br />

tot u Teach-in, of programma-uitvoering kiest. Met de toets<br />

“Menu” schakelt u terug naar handbediening. Met de term<br />

“Machine” in de kopregel wordt aangegeven dat er sprake is van<br />

“handbediening”.<br />

Definieer het werkstuknulpunt (zie“Machine instellen” op<br />

bladzijde 50) en voer de machinegegevens in (zie<br />

“Machinegegevens” op bladzijde 46) voordat u met de verspaning<br />

begint.<br />

Gereedschap wisselen.<br />

Voer het T-nummer in en controleer de gereedschapsparameters.<br />

Met “T0” wordt geen gereedschap gedefinieerd. Er worden dus geen<br />

lengtematen, snijkantradius, etc. opgeslagen.<br />

Spil<br />

U voert het spiltoerental in bij “S, F, T instellen”. De spil wordt met de<br />

schakelaars op het machinebedieningspaneel in- en uitgeschakeld.<br />

Voor het positioneren van de spil stelt u “stilzethoek A” in<br />

(invoervenster “S, F, T instellen”).<br />

Let op het maximumtoerental (kan worden ingesteld met<br />

“S, F, T instellen”).<br />

Bediening van het handwiel<br />

Met de keuzeschakelaar Oplossend vermogen handwiel op het<br />

machinebedieningspaneel kunt u invoeren hoever de assen bij iedere<br />

stap worden verplaatst.<br />

Jog-bedrijf (joystick)<br />

Met de jog-toetsen verplaatst u de assen met aanzetsnelheid of<br />

ijlgang. U voert de aanzetsnelheid in bij “S, F, T instellen” en de<br />

ijlgangsnelheid bij “Actuele parameters - Machineparameters -<br />

Aanzetten”.<br />

60 3 Werkstand Machine


Cycli bij handbediening<br />

8 Spiltoerental instellen<br />

8 Aanzet instellen<br />

8 Gereedschap inzetten, T-nummer instellen en<br />

gereedschapsgegevens controleren (“T0” is niet toegestaan)<br />

8 Startpunt van de cyclus benaderen<br />

8 Cyclus kiezen en cyclusparameter invoeren.<br />

8 Cyclusverloop grafisch controleren<br />

8 Cyclus uitvoeren<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 61<br />

3.6 Werkstand “Handbediening”


3.7 Werkstand “Teach-in”<br />

3.7 Werkstand “Teach-in”<br />

Tijdens het Teach-in bedrijf (cyclusbedrijf) wordt de<br />

werkstukbewerking stapsgewijs met behulp van cycli<br />

uitgevoerd. De <strong>MANUALplus</strong> “leert” deze<br />

werkstukbewerking en slaat de vereiste<br />

bewerkingsstappen op in een cyclusprogramma dat<br />

telkens opnieuw kan worden gebruikt.<br />

“Teach-in” wordt met een softkey ingeschakeld en in<br />

de kopregel aangegeven.<br />

Elk cyclusprogramma heeft een nummer en<br />

bovendien een korte beschrijving. Elke cyclus wordt in<br />

een genummerde regel weergegeven. Het<br />

regelnummer is niet van belang voor de programmauitvoering,<br />

de cycli worden achtereenvolgens<br />

uitgevoerd. Als de cursor op een cyclusregel staat,<br />

toont de <strong>MANUALplus</strong> de cyclusparameters.<br />

De cyclusregel omvat:<br />

„ regelnummer<br />

„ gebruikt gereedschap<br />

„ Cyclusaanduiding<br />

„ Nummer van de ICP-contour resp. van de DINmacro<br />

(in [...])<br />

Cycli programmeren<br />

Wanneer u een nieuw cyclusprogramma maakt,<br />

gebeurt dat bij elke cyclus volgens de procedure<br />

“Invoeren - Simulatie - Uitvoeren - Opslaan”. De<br />

afzonderlijke cycli die achtereenvolgens worden<br />

uitgevoerd, vormen samen het cyclusprogramma.<br />

Bestaande cyclusprogramma's worden gewijzigd<br />

door de bestaande cyclusparameters te wijzigen,<br />

bestaande cycli te wissen en nieuwe cycli toe te<br />

voegen.<br />

Wanneer u de werkstand “Teach-in” verlaat of de<br />

machine uitschakelt, blijft het cyclusprogramma<br />

bestaan.<br />

U komt met de softkey in de editor voor het maken<br />

van ICP-contouren, wanneer u een ICP-cyclus<br />

oproept, (zie “ICP-contouren bewerken” op<br />

bladzijde 243).<br />

DIN-macro's kunt u in de DIN-editor programmeren<br />

en vervolgens in een DIN-cyclus opnemen. Wanneer<br />

u de DIN-cyclus selecteert of het “hoofdmenu” heeft<br />

gekozen, komt u met de desbetreffende softkey in de<br />

DIN-editor (zie “DIN-programmering” op<br />

bladzijde 278).<br />

Softkey’s<br />

Naar “Keuze van cyclusprogramma's”<br />

overschakelen (zie “Programmabeheer” op<br />

bladzijde 75).<br />

Regelnummers van de cycli opnieuw nummeren.<br />

Het alfanumerieke toetsenbord oproepen, om de<br />

programmabeschrijving in te voeren of te wijzigen.<br />

Gekozen cyclus wissen.<br />

Cyclusparameters tijdelijk opslaan. Vervolgens<br />

worden met “Cyclus toevoegen” de gegevens<br />

overgenomen (voorbeeld: Parameter van de<br />

voorbewerkingscyclus overnemen voor een<br />

nabewerkingscyclus).<br />

Cyclusparameter of -modus wijzigen (het cyclustype<br />

kan niet worden gewijzigd).<br />

Nieuwe cyclus onder de cursor invoegen.<br />

62 3 Werkstand Machine


3.8 Werkstand "Programmauitvoering"<br />

In "Programma-uitvoering" gebruikt u cyclus- of DINprogramma’s<br />

voor de productie van werkstukken. In<br />

dit gedeelte kunnen programma’s niet worden<br />

gewijzigd. U beschikt echter met de “grafische<br />

simulatie” over een controlemogelijkheid vóór de<br />

programma-uitvoering. Bovendien ondersteunt de<br />

<strong>MANUALplus</strong> het “testen” van een<br />

werkstukbewerking met “Programma-uitvoering<br />

regel voor regel”.<br />

Een cyclus- of DIN-programma kunt u vanaf een<br />

willekeurige regel starten, om bijv. een afgebroken<br />

bewerking te hervatten.<br />

De werkstand “Programma-uitvoering” wordt met de<br />

desbetreffende softkey ingeschakeld en in de<br />

kopregel weergegeven.<br />

Bij bediening van Programma-uitvoering laadt de<br />

<strong>MANUALplus</strong> het laatst gebruikte of in de werkstand<br />

"Wijzigen" bewerkte programma. Als alternatief kunt u<br />

met Programmalijst een ander programma kiezen<br />

(zie “Programmabeheer” op bladzijde 75).<br />

Fouten in programma’s<br />

Tijdens het laden worden de programma's door de<br />

<strong>MANUALplus</strong> gecontroleerd. Indien er een fout wordt<br />

geconstateerd (bijv. het geprogrammeerde<br />

gereedschap staat niet in de gereedschapstabel),<br />

verschijnt het foutsymbool in de koprege l. Wanneer<br />

u op de toets “Info” drukt, krijgt u uitgebreide<br />

informatie over de fout.<br />

<strong>MANUALplus</strong> vertaalt geen cycli die fouten bevatten.<br />

Op deze plaats volgt dan een “Cyclusstop”. De<br />

foutloze cycli van dit programma worden echter wel<br />

vertaald.<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Controleer bij programma's met foutieve<br />

cycli of het programma zonder botsing kan<br />

worden uitgevoerd.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 63<br />

3.8 Werkstand "Programma-uitvoering"


3.8 Werkstand "Programma-uitvoering"<br />

Vóór de programma-uitvoering<br />

„ Controle van cycli en cyclusparameters<br />

De <strong>MANUALplus</strong> vermeldt het cyclus- of DINprogramma.<br />

Bij cyclusprogramma’s worden de<br />

parameters aangegeven van de cyclus waarop de<br />

cursor staat.<br />

„ Grafische controle<br />

U kunt de programma-uitvoering met de “grafische<br />

simulatie” controleren (zie “Grafische simulatie” op<br />

bladzijde 68).<br />

Zoeken naar startregel en programmauitvoering<br />

Voorwaarden voor het zoeken naar de startregel:<br />

„ De <strong>MANUALplus</strong> moet door de machinefabrikant<br />

voor het zoeken naar de startregel voorbereid zijn.<br />

„ Zoeken naar startregel moet geactiveerd zijn<br />

(werkstand Organisatie: “Actuele parameters – NCschakelaar<br />

– Instellingen” of regelparam eter 1)<br />

De <strong>MANUALplus</strong> start de programma-uitvoering<br />

vanaf de cursorpositie. De startpositie wordt niet<br />

veranderd door tussentijdse simulatie.<br />

Let er bij het kiezen van de startregel in<br />

DIN-programma's op, dat commando's<br />

waarmee machinegegevens worden<br />

ingesteld (T, S, F) eerst worden<br />

afgewerkt, voordat het eerste<br />

verplaatsingscommando wordt<br />

uitgevoerd.<br />

Programma-uitvoering<br />

Het geladen cyclus-/DIN-programma wordt<br />

uitgevoerd, wanneer u op “Cyclusstart” drukt.<br />

“Cyclusstop” stopt op ieder moment de bewerking.<br />

Tijdens de programma-uitvoering staat de cursor op<br />

de cyclus of DIN-regel die op dat moment wordt<br />

uitgevoerd. Bij cyclusprogramma's ziet u de<br />

parameters van de lopende cyclus in het<br />

invoervenster.<br />

U kunt de programma-uitvoering met de softkey's<br />

beïnvloeden – zie tabel.<br />

Softkey’s<br />

Cyclus- of DIN-programma kiezen (zie<br />

“Programmabeheer” op bladzijde 75)<br />

Cyclusprogramma<br />

„ Aan: cycli tot de volgende gereedschapswissel<br />

uitvoeren<br />

„ Uit: stop na elke cyclus. Start van de volgende<br />

cyclus: “Cyclus aan”.<br />

DIN-programma<br />

„ Aan: ononderbroken programma-uitvoering<br />

„ Uit: stop vóór “M01-functie”<br />

„ Aan: stop na elke verplaatsing. Start van de<br />

volgende verplaatsing: “Cyclus aan” . (Advies:<br />

regel voor regel gebruiken in combinatie met<br />

basisregeluitlezing.)<br />

„ Uit: cycli/DIN-commando's ononderbroken<br />

uitvoeren<br />

Invoeren van gereedschapscorrecties of additieve<br />

correcties.<br />

Grafische simulatie inschakelen<br />

„ Aan: verplaatsings- en schakelcommando's in<br />

“DIN-formaat” weergeven (basisregels).<br />

„ Uit: cyclus- of DIN-programma weergeven<br />

De cursor springt naar de eerste regel van het cyclus-<br />

of DIN-programma.<br />

64 3 Werkstand Machine


Correcties tijdens de uitvoering van het programma<br />

U kunt de correcties tijdens de<br />

programma-uitvoering invoeren. De<br />

ingevoerde waarden worden bij de<br />

bestaande correctiewaarden opgeteld en<br />

gelden onmiddellijk.<br />

Gereedschapscorrectie invoeren<br />

Gereedschapsnummer invoeren<br />

Correctiewaarden invoeren<br />

“Gereedschapscorrectie” activeren<br />

Opslaan kiezen. De geldende<br />

correctiewaarden worden (in het<br />

invoervenster) getoond.<br />

Correctiewaarden overnemen<br />

(zie“Gereedschappen instellen” op<br />

bladzijde 54)<br />

Additieve correcties invoeren<br />

“Additieve correctie” activeren<br />

Het nummer van de additieve correctie invoeren<br />

Opslaan kiezen. De geldige<br />

correctiewaarden worden getoond.<br />

Correctiewaarden invoeren<br />

Opslaan kiezen<br />

De <strong>MANUALplus</strong> beheert 16 additieve<br />

correctiewaarden als “parameters”. U kunt de<br />

correcties in de werkstand “Organisatie actuele<br />

parameters” bewerken. Additieve correcties kunnen<br />

met “G149” in een DIN-programma of DIN-macro<br />

worden geactiveerd.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 65<br />

3.8 Werkstand "Programma-uitvoering"


3.8 Werkstand "Programma-uitvoering"<br />

Correcties instellen met het handwiel<br />

De functie “Correcties met handwiel” is alleen<br />

beschikbaar als Bit 13 van de uitbreidingscode (MP 18 –<br />

besturingsconfiguratie) is ingesteld.<br />

Gereedschapscorrectie met het handwiel invoeren<br />

Programma-uitvoering met cyclusstop onderbreken<br />

Gereedschapscorrectie kiezen<br />

X-Corr. Gereedschap (of Z-corr. gereedschap)<br />

kiezen<br />

Correctiewaarde met handwiel bepalen. De uitlezing<br />

vindt plaats bij de restwegweergave.<br />

Correctiewaarde in de “gereedschapstabel”<br />

overnemen<br />

Het T-display toont de nieuwe correctiewaarde.<br />

De restwegwaarde wordt gewist.<br />

Gereedschapscorrectie wissen<br />

Programma-uitvoering met cyclusstop onderbreken<br />

Gereedschapscorrectie kiezen<br />

X-corr. Wissen (of Z-corr. wissen) kiezen. De<br />

ingevoerde correctiewaarde wordt dan gewist<br />

66 3 Werkstand Machine


Programma-uitvoering in de werkstand "Dry<br />

Run"<br />

De werkstand "Dry Run" wordt gebruikt voor een snelle<br />

programmabewerking tot een nieuw beginpunt. De voorwaarden voor<br />

“Dry Run” zijn:<br />

„ De <strong>MANUALplus</strong> moet door de machinefabrikant voor “Dry Run”<br />

voorbereid zijn (In de regel wordt de functie met een<br />

sleutelschakelaar of toets geactiveerd.)<br />

„ De werkstand “Programma-uitvoering” moet geactiveerd zijn.<br />

In de werkstand "Dry Run" worden alle aanzetbanen (behalve<br />

draadsnijgangen) in de ijlgang verplaatst. U kunt de<br />

verplaatsingssnelheid verlagen met de aanzet-override. In de<br />

werkstand "Dry Run" mogen alleen "loze sneden" worden toegepast.<br />

Bij activeren van "Dry Run" wordt de spilstatus of het spiltoerental<br />

"bevroren". Na het uitschakelen van “Dry Run” werkt de <strong>MANUALplus</strong><br />

weer met de geprogrammeerde aanzetten en het geprogrammeerde<br />

spiltoerental<br />

Gebruik "Dry Run" uitsluitend voor loze sneden.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 67<br />

3.8 Werkstand "Programma-uitvoering"


3.9 Grafische simulatie<br />

3.9 Grafische simulatie<br />

Met de grafische simulatie controleert u vóór de<br />

verspaning de verspaningsbewerking, de snedeopdeling<br />

en gerealiseerde contour.<br />

In de werkstanden “Handbediening” en “Teach-in”<br />

controleert u het verloop van een afzonderlijke cyclus.<br />

In de werkstand “Programma-uitvoering” controleert<br />

u een compleet cyclus- of DIN-programma.<br />

Een geprogrammeerd onbewerkt werkstuk wordt in<br />

de simulatie getoond. De <strong>MANUALplus</strong> simuleert ook<br />

bewerkingen die aan de voorkant of op het<br />

manteloppervlak worden uitgevoerd (gepositioneerde<br />

spil of C-as). Daardoor kan de complete verspaning<br />

worden gecontroleerd.<br />

Tijdens handbediening en Teach-in wordt altijd de<br />

cyclus gesimuleerd die u op dat moment bewerkt.<br />

Tijdens de werkstand "Programma-uitvoering" begint<br />

de simulatie vanaf de cursorpositie. DIN-programma's<br />

worden vanaf het programmabegin gesimuleerd.<br />

U kunt kiezen uit lijn- en snijspoorweergave. Voor de<br />

draaibewerking heeft u bovendien de beschikking<br />

over de bewegingssimulatie (veeggrafiek). Deze<br />

grafische controle is vooral in de werkstand<br />

“Programma-uitvoering” aan te raden, omdat zij een<br />

goed overzicht van de verspaningsbewerking biedt.<br />

De lijnweergave is heel geschikt om de snedeopdeling<br />

snel te bekijken. Ze is echter ongeschikt voor<br />

een nauwkeurige controle van de contour, omdat de<br />

baan van de theoretische gereedschapspunt niet<br />

overeenkomt met de werkstukcontour. De CNC<br />

compenseert deze “vertekening” door middel van<br />

snijkantradiuscorrectie.<br />

De snijspoorweergave houdt rekening met de<br />

geometrie van de snijkant. U kunt controleren of er<br />

materiaal achterblijft, of de contour wordt beschadigd<br />

en of overlappingen te groot zijn. De<br />

snijspoorweergave is met name interessant bij steek-<br />

, boor- en freesbewerkingen, omdat hier de<br />

gereedschapsvorm bepalend is voor het resultaat.<br />

68 3 Werkstand Machine


De bewegingssimulatie toont het onbewerkte<br />

werkstuk als “gevuld vlak” en “verspaant” het tijdens<br />

de simulatie (veeggrafiek). De gereedschappen<br />

verplaatsen zich met de geprogrammeerde<br />

aanzetsnelheid (“real-time”).<br />

Wanneer u tijdens een lopende simulatie op de<br />

bewegingssimulatie overschakelt, wordt deze vorm<br />

van simulatie pas uitgevoerd als u opnieuw opstart.<br />

U kunt de bewegingssimulatie op elk gewenst<br />

moment, ook binnen een NC-regel, stoppen. De<br />

weergave onder het simulatievenster toont de<br />

gewenste eindpositie van de actuele verplaatsing.<br />

Let er bij toepassing van de bewegingssimulatie voor<br />

het testen van enkelvoudige cycli op, dat niet bij alle<br />

cycli het “onbewerkte werkstuk” bekend is. In deze<br />

gevallen ziet u weliswaar de<br />

gereedschapsverplaatsingen maar niet het<br />

verspaningsproces.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 69<br />

3.9 Grafische simulatie


3.9 Grafische simulatie<br />

Aanzichten<br />

Bewerkingen met een positioneerbare spil of C-as<br />

controleert u met het “eindvlak- of mantelaanzicht”<br />

(onder “Extra functies”). Het “rotatie-, eindvlak- of<br />

mantelaanzicht” wordt alternatief weergegeven.<br />

„ Rotatie-aanzicht<br />

Weergave in het X-Z-vlak.<br />

„ Eindvlakaanzicht<br />

Weergave in het XK–YK-vlak. Het assenkruis is met<br />

behulp van cartesiaanse coördinaten<br />

gedimensioneerd. Het nulpunt bevindt zich op de<br />

hartlijn, hoek C=0° op de positieve XK-lijn (zie<br />

afbeelding rechtsboven).<br />

„ Mantelaanzicht<br />

Weergave van het “uitgeslagen mantelvlak” (Z-CYvlak).<br />

Het assenkruis is met behulp van cartesiaanse<br />

coördinaten gedimensioneerd. De horizontale toont<br />

de Z-as en de verticale de CY-as (zie afbeelding<br />

rechtsonder). De bovenste/onderste lijnen van dit<br />

“werkstuk” komen overeen met de hoekpositie<br />

C=-180°/+180°. Alle boor- en freesbewerkingen<br />

worden binnen het bereik –180° tot +180°<br />

weergegeven.<br />

„ Cyclus- of DIN-programma:<br />

Basis voor de "werkstukuitslag" zijn de maten van<br />

de parameter "Standaard-Onbewerkt werkstuk"<br />

(Actuele parameters – Grafische parameters –<br />

Standaard onbewerkt werkstuk).<br />

„ Afzonderlijke cyclus of Teach-in:<br />

Basis voor de "werkstukuitslag" is het gedeelte<br />

van het werkstuk waarmee deze cyclus wordt<br />

beschreven (de Z-vergroting en<br />

begrenzingsdiameter X).<br />

„ De softkey's “Eindvlak-/<br />

Mantelaanzicht” kunnen uitsluitend<br />

worden gebruikt, wanneer een cyclus/<br />

cyclusprogramma met boor-/<br />

freesfuncties of een DIN-programma<br />

wordt geactiveerd.<br />

„ In het rotatie-aanzicht kunt u de diepte<br />

van een axiale boring/freesbewerking<br />

controleren en in het eindvlakaanzicht<br />

de diepte van een radiale boring/<br />

freesbewerking.<br />

70 3 Werkstand Machine


Weergave-elementen<br />

Tijdens de simulatie geeft de <strong>MANUALplus</strong> de<br />

volgende elementen en gereedschapsbewegingen in<br />

het grafisch venster weer:<br />

„ Assenkruis<br />

Het nulpunt van het assenkruis komt overeen met<br />

het werkstuknulpunt.<br />

„ Contouren<br />

Bij aanvang van de cyclussimulatie wordt de<br />

geprogrammeerde contour van deze cyclus in de<br />

kleur "cyaan" getekend. In de werkstand “Teach-in”<br />

kunt u de voorgaande contouren van het<br />

cyclusprogramma laten weergeven (functie<br />

"contouren weergeven”).<br />

„ Lichtpunt<br />

Het lichtpunt (het witte rechthoekje) geeft de<br />

theoretische gereedschapspunt aan.<br />

„ Aanzetbanen<br />

worden met een ononderbroken groene lijn<br />

aangegeven. Ze geven de baan van de theoretische<br />

gereedschapspunt aan (lijnweergave).<br />

„ IJlgangbanen<br />

worden met een witte stippellijn aangegeven.<br />

„ Gereedschapssnijkant (snijkant)<br />

In plaats van met het lichtpunt geeft de<br />

<strong>MANUALplus</strong> de "snijzone" van het gereedschap<br />

met een ononderbroken gele lijn aan. Dit betekent<br />

dat u de werkelijke snijkantradius, snijkantbreedte<br />

en snijkantpositie ziet.<br />

In situaties zoals het steken of het bewerken van<br />

een afkanting/afronding kan zo de verspaning<br />

nauwkeuriger worden gecontroleerd dan met het<br />

lichtpunt.<br />

De gereedschapsgegevens vormen de basis voor<br />

deze weergave. Als het gereedschap onvoldoende<br />

is beschreven, verschijnt het lichtpunt.<br />

„ Snijspoor<br />

Bij de "snijspoorweergave" geeft de <strong>MANUALplus</strong><br />

het vlak dat binnen het "snijbereik" van het<br />

gereedschap wordt gepasseerd, gearceerd weer.<br />

Dit betekent dat u de werkelijk verspaande zone<br />

ziet, waarbij rekening wordt gehouden met de<br />

snijkantradius, snijkantbreedte en snijkantpositie.<br />

De gereedschapsgegevens vormen de basis voor<br />

deze weergave.<br />

Softkey’s<br />

Grafische simulatie inschakelen<br />

Aanzicht vergroten, verkleinen, verschuiven, enz.<br />

Cyclusprogramma<br />

„ Aan: cycli tot de volgende gereedschapswissel<br />

simuleren<br />

„ Uit: stop na elke cyclus. Start van de volgende<br />

cyclus: Grafische simulatie verder<br />

DIN-programma<br />

„ Aan: ononderbroken programma-uitvoering<br />

„ Uit: stop voor "M01-commando".<br />

„ Aan: stop na elke verplaatsing. Start van de<br />

volgende verplaatsing: Grafische simulatie<br />

verder. (Advies: regel voor regel gebruiken in<br />

combinatie met basisregeluitlezing.)<br />

„ Uit: cycli/DIN-commando's ononderbroken<br />

simuleren<br />

Simulatie stoppen<br />

Simulatie voortzetten<br />

Bewegingssimulatie inschakelen<br />

Omschakelen naar de softkey's “Additionele<br />

functies”<br />

„ Aan: gereedschapsbanen in “snijspoorweergave”<br />

weergeven<br />

„ Uit: gereedschapsbanen in “lijnweergave”<br />

weergeven<br />

„ Aan: snijkant van het gereedschap weergeven<br />

„ Uit: het “lichtpunt” geeft de<br />

gereedschapssnijkant aan<br />

Toont tijdens “Teach-in” de contour van het<br />

onbewerkte werkstuk (indien geprogrammeerd) en<br />

de vastgelegde contouren van alle cycli van het<br />

programmabegin tot de cursorpositie.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 71<br />

3.9 Grafische simulatie


3.9 Grafische simulatie<br />

Weergaven onder het grafisch venster:<br />

„ Veld "N"<br />

Regelnummer van de gesimuleerde regel.<br />

„ Velden "X" en "Z"<br />

Doelcoördinaten van de gesimuleerde ijlgang- of<br />

aanzetbaan<br />

„ Veld "C"<br />

Spilhoek bij gepositioneerde spil (M19) of C-as<br />

„ Veld "T"<br />

Gesimuleerd gereedschap (geprogrammeerd Tnummer)<br />

„ Invoervenster<br />

Bij cyclusprogramma’s worden de cyclusbenaming<br />

en de parameters weergegeven.<br />

Waarschuwingen<br />

Met de simulatie wordt het cyclus- of DIN-programma<br />

gecontroleerd. Eventuele waarschuwingen worden<br />

met de meest linker softkey gemeld (zie<br />

“Foutmeldingen” op bladzijde 36). De waarschuwing<br />

wordt getoond nadat de softkey is bediend.<br />

Softkey’s<br />

"Tijdberekening" oproepen (zie “Tijdberekening” op<br />

bladzijde 74).<br />

Omschakelen naar eindvlakaanzicht (als er boor-/<br />

freescycli voor het eindvlak zijn).<br />

Omschakelen naar mantelaanzicht (als er boor-/<br />

freescycli voor het eindvlak zijn).<br />

72 3 Werkstand Machine


Vergroten/verkleinen<br />

Bij cyclusprogramma’s kiest de simulatie het<br />

weergavebereik zodanig dat alle verplaatsingen<br />

worden weergegeven. Bij DIN-programma’s en DINmacro’s<br />

wordt het weergavebereik ontleend aan de<br />

"Actuele parameters - Grafische parameters -<br />

Standaardvenstergrootte/standaard-onbewerkt<br />

werkstuk". Deze procedure geldt ook voor eindvlaken<br />

mantelaanzicht.<br />

Om deze instelling aan te passen, heeft u de<br />

beschikking over twee verschillende<br />

bedieningselementen om de afbeelding te vergroten<br />

of te verkleinen en om een detail van de afbeelding te<br />

kiezen:<br />

1 Wanneer u “Loep” kiest, verschijnt er een<br />

“rode rechthoek” waarmee het gewenste<br />

detail kan worden gekozen. U kunt deze<br />

rechthoek met de cursortoetsen verplaatsen,<br />

met “PgDn” vergroten en met “PgUp”<br />

verkleinen. Door op overnemen te drukken,<br />

kan het geselecteerde detail van de afbeelding<br />

worden weergegeven.<br />

U heeft bovendien de volgende<br />

bedieningsopties:<br />

„ Aanzicht uitbreiden: Door het werkstuk te<br />

verkleinen, wordt een groter gedeelte van<br />

het werkbereik weergegeven. U kunt van<br />

deze functie gebruik maken, wanneer de<br />

onderdelen van het werkstuk die u met de<br />

“rode rechthoek” vooraf wilt kiezen, niet in<br />

het grafisch venster worden weergegeven.<br />

„ Loep uit: Alle tot dat moment ingestelde<br />

contourgedeeltes (het “werkstuk”) en de<br />

verplaatsingen worden met maximale<br />

grootte getoond.<br />

„ Laatste loep: Terug naar de laatste<br />

loepinstelling.<br />

2 Met “PgDn/PgUp” vergroot/verkleint u de<br />

weergave en met de cursortoetsen verplaatst<br />

u het detail van de afbeelding. Van deze<br />

functies kunt u op elk moment tijdens de<br />

simulatie gebruik maken.<br />

Met de 1e optie kunt u het gewenste detail vooraf<br />

nauwkeurig instellen en vervolgens laten weergeven.<br />

Met de 2e optie kunt u de afbeelding<br />

"willekeurig"verplaatsen, vergroten of verkleinen. In<br />

bepaalde gevallen zijn er echter meer stappen nodig,<br />

om het gewenste detail in de juiste afmetingen te<br />

kunnen bekijken.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 73<br />

3.9 Grafische simulatie


3.10 Tijdberekening<br />

3.10 Tijdberekening<br />

Tijdens de simulatie worden de hoofd- en neventijden<br />

berekend. De <strong>MANUALplus</strong> toont de<br />

bewerkingstijden bij “Extra functies - Bew.-tijden<br />

(bewerkingstijden)”.<br />

De tabel “Tijdberekening” toont de hoofd-, neven- en<br />

totaaltijden (groen: hoofdtijden; geel: neventijden ) .<br />

Bij cyclusprogramma's wordt elke cyclus in een regel<br />

weergegeven. Bij DIN-programma's betekent elke<br />

regel in deze tabel dat er nieuw gereedschap wordt<br />

ingezet (de T-oproep is maatgevend).<br />

Wanneer meer tijden zijn ingevoerd dan op de regels<br />

van een beeldschermpagina kunnen worden getoond,<br />

kunt u met de cursortoetsen “PgDn/PgUp” meer<br />

tijdinformatie oproepen. De “pijlen” in de kopregel<br />

geven aan dat er nog meer tijdinformatie beschikbaar<br />

is.<br />

U kunt het overzicht “Tijdberekening” printen.<br />

74 3 Werkstand Machine


3.11 Programmabeheer<br />

De <strong>MANUALplus</strong> onderscheidt de<br />

programmagroepen:<br />

„ Cyclusprogramma’s<br />

„ ICP-contouren<br />

„ DIN-programma’s<br />

„ DIN-macro’s<br />

Gegevens over een programma:<br />

„ Programmanummer<br />

(1 t/m 8 cijfers) dient voor unieke aanduiding binnen<br />

een programmagroep. Voorafgaande nullen maken<br />

deel uit van het programmanummer.<br />

„ Programmabeschrijving<br />

U kunt een programma met maximaal 35<br />

alfanumerieke tekens “beschrijven”. De<br />

programmabeschrijving wordt in de programmalijst<br />

weergegeven.<br />

„ Datum, tijd<br />

Het tijdstip van de laatste programmawijziging<br />

wordt geregistreerd en bij “sorteren op datum”<br />

weergegeven.<br />

„ Programmalengte<br />

Aan de hand van de programmalengte kan de<br />

programmagrootte worden geschat. Dit wordt in<br />

byte aangegeven – als richtwaarde geldt: 1 cyclus of<br />

een ICP-contourelement neemt ca. 165 byte in<br />

beslag en elk teken van een DIN-programma of DINmacro<br />

1 by t e.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 75<br />

3.11 Programmabeheer


3.11 Programmabeheer<br />

Functies van het programmabeheer<br />

U kiest eerst het gewenste programma en roept vervolgens de functie<br />

op. Het gekozen programma wordt in het veld “Programmanummer”<br />

aangegeven.<br />

„ Sorteren van de programmalijst<br />

De programma's van een programmagroep worden in "alfabetische<br />

volgorde“ of op datum" gesorteerd.<br />

„ Programma selecteren<br />

U kiest het gewenste programma vanuit de programmalijst of voert<br />

het “programmanummer” in.<br />

„ Programmakeuze<br />

Wanneer u Programmakeuze kiest, schakelt het systeem terug<br />

naar het onderdeel van waaruit programmabeheer is opgeroepen.<br />

Het programma dat bij “Programmanummer” wordt aangegeven, is<br />

gekozen.<br />

„ Programma opnieuw maken<br />

U voert het "nieuwe programmanummer" in en kiest<br />

Programmakeuze.<br />

„ Programma kopiëren<br />

Het gekozen programma wordt gekopieerd. Geef de “kopie” een<br />

nieuw programmanummer. De andere “gegevens” van het<br />

programma en de programma-inhoud worden niet veranderd.<br />

„ Programma wissen<br />

Het gekozen programma wordt uit het systeem verwijderd.<br />

„ Programmabeschrijving wijzigen<br />

Met Tekst wijzigen roept u het alfanumerieke toetsenbord op om<br />

een programmabeschrijving in te voeren of te wijzigen.<br />

Als de cursor in het veld “Programmanummer” staat, kunt u het<br />

gewenste nummer invoeren. Wanneer u het programmanummer niet<br />

precies kent, voert u het “onvolledige” nummer in en schakelt u met<br />

“Enter” naar de programmalijst. De cursor bevindt zich dan op het<br />

eerste programmanummer dat overeenkomt met het door u<br />

ingevoerde nummer.<br />

Indien de cursor in de programmalijst staat, kunt u met de<br />

cursortoetsen het gewenste programma zoeken. Bij invoer van het<br />

eerste cijfer van het programmanummer springt de cursor naar<br />

hetvolgende programma dat met dit cijfer begint.<br />

Met “Enter” (of pijl omhoog/pijl omlaag) kunt u van<br />

“Programmanummer” omschakelen naar “Programmalijst”. In het<br />

omgekeerde geval gaat u met “Enter” van “Programmalijst” naar<br />

“Programmanummer” (of pijl naar rechts/pijl naar links).<br />

Wanneer u een programmanummer wijzigen wilt, maakt u<br />

een kopie met het nieuwe programmanummer en wist u<br />

het bestaande programma.<br />

76 3 Werkstand Machine


3.12 DIN-conversie<br />

De omzetting van een cyclusprogramma in een DIN-programma met<br />

dezelfde functionaliteit wordt “DIN-conversie” genoemd. U kunt zo'n<br />

DIN-programma bijvoorbeeld optimaliseren, uitbreiden, etc.<br />

DIN-conversie<br />

Cyclprog --> DIN kiezen (hoofdmenu)<br />

Kies het te converteren programma.<br />

DIN Prog maken kiezen<br />

Het gemaakte DIN-programma bevat het programmanummer van het<br />

cyclusprogramma.<br />

Indien de <strong>MANUALplus</strong> tijdens de conversie fouten constateert,<br />

worden deze gemeld en wordt de conversie afgebroken.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 77<br />

3.12 DIN-conversie


3.13 Inch-bedrijf<br />

3.13 Inch-bedrijf<br />

U kunt de <strong>MANUALplus</strong> volgens het “metrische” of<br />

“Britse” maatstelsel bedienen (inch-bedrijf zie<br />

afbeelding rechts).<br />

Eenheden in inch-bedrijf:<br />

„ coördinaten, lengtematen en<br />

verplaatsingsgegevens: inc h<br />

„ Aanzet: inch/omw. resp. inch/min<br />

„ Snijsnelheid: ft/min (feet/min)<br />

De keuze metrisch/inches wordt ook gemaakt voor de<br />

weergave en invoer van gegevens bij<br />

gereedschapsbeheer en parameters.<br />

Nauwkeurigheid voor weergave en invoer: zie tabel<br />

recht s<br />

De instelling metrisch/inch vindt plaats bij “Actuele<br />

parameters - NC-schakelaar - Instellingen”. Met een<br />

gewijzigde instelling, metrisch of in inches, wordt pas<br />

bij een nieuwe start van de besturing rekening<br />

gehouden.<br />

Cyclusprogramma’s<br />

Cyclusprogramma's worden volgens het metrische<br />

maatstelsel opgeslagen, ongeacht of ze volgens het<br />

metrische of Britse maatstelsel zijn gemaakt. Als u<br />

een cyclusprogramma in inch-bedrijf laadt, rekent de<br />

<strong>MANUALplus</strong> de cyclusparameters om. De<br />

cyclusparameters worden dan “in inch”<br />

weergegeven en ingevoerd.<br />

„ DIN-programma’s die in de metrische<br />

werkstand zijn aangemaakt, mogen<br />

uitsluitend in deze werkstand worden<br />

uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor inchbedrijf.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> controleert<br />

tijdens de uitvoering van een DINprogramma<br />

nietof het programma in de<br />

inch- of metrische werkstand is<br />

gemaakt.<br />

„ Of resp. hoe het oplossend vermogen<br />

van het handwiel in het Britse<br />

maatstelsel kan worden omgezet, staat<br />

vermeld in uw machinehandboek.<br />

Aantal plaatsen achter de komma metrisch inch<br />

bij coördinaten- en<br />

verplaatsingsgegevens:<br />

3 4<br />

bij correctiewaarden: 3 5<br />

78 3 Werkstand Machine


Cyclusprogrammering<br />

4<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 79


4.1 Met cycli werken<br />

4.1 Met cycli werken<br />

Voordat u met cycli gaat werken, moet u het werkstuknulpunt<br />

instellen en controleren of het gebruikte gereedschap is beschreven.<br />

De machinegegevens (gereedschap, aanzet, spiltoerental) worden<br />

samen met de overige cyclusparameters in de werkstand "Teach-in"<br />

ingevoerd. Tijdens handbediening worden de machinegegevens vóór<br />

de cyclusoproep ingesteld.<br />

De afzonderlijke cycli definieert u als volgt:<br />

„ Plaats de gereedschapspunt met het handwiel of de jog-toetsen op<br />

het startpunt van de cyclus (alleen in handbediening)<br />

„ Cyclus kiezen en programmeren<br />

„ Grafische test van het cyclusverloop<br />

„ Uitvoering van de cyclus<br />

„ Cyclus opslaan (alleen tijdens "Teach-in")<br />

Cyclusstartpunt<br />

Bij handbediening start de cyclus bij de “actuele<br />

gereedschapspositie”.<br />

In de werkstand "Teach-in" geeft u het “startpunt” als parameter in. De<br />

<strong>MANUALplus</strong> nadert dit punt vóórdat de cyclus wordt uitgevoerd<br />

“via de kortst mogelijk weg” (diagonaal) met ijlgang.<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Wanneer het gereedschap het volgende startpunt niet<br />

zonder botsing kan bereiken, moet u met behulp van de<br />

cyclus “Positioneren in ijlgang” een tussenliggende<br />

positie instellen.<br />

Cyclusovergangen<br />

Nabewerkingscycli stoppen in de uitgebreide werkstand bij “Eindpunt<br />

contour”. Dit biedt u de mogelijkheid meerdere nabewerkingscycli te<br />

koppelen, om zo een aaneengesloten contourgedeelte te kunnen<br />

nabewerken.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> kent echter alleen het contourgedeelte van de<br />

cyclus die op dat moment in bewerking is. Wanneer dit<br />

contourgedeelte is nabewerkt, wordt het gereedschap voor de<br />

bewerking van het volgende horizontale contourelement<br />

gepositioneerd. Als het volgende element geen horizontaal element<br />

is, wordt het gereedschap op “beginpunt contour” geplaatst, voordat<br />

het ingevoerde contourgedeelte kan worden nabewerkt. De<br />

positioneerbewegingen worden met aanzetsnelheid uitgevoerd.<br />

80 4 Cyclusprogrammering


Helpschermen<br />

De functie en parameters van de cycli worden in helpschermen<br />

verklaard. Deze tonen meestal een bewerking aan de buitenzijde. Met<br />

de “ringtoets” kunt u omschakelen naar het helpscherm voor<br />

bewerking aan de binnenzijde.<br />

8 Met de “ringtoets” kunt u omschakelen tussen<br />

helpschermen voor bewerking aan de buiten- en<br />

binnenzijde.<br />

Weergave in de helpschermen:<br />

„ stippellijn: ijlgangbaa n<br />

„ ononderbroken lijn: aanzetbaa n<br />

„ Maatlijn met maatpijl aan één zijde: “gerichte maat” – het voorteken<br />

bepaalt de richting<br />

„ Maatlijn met maatpijl aan beide zijden: “absolute maat” – het<br />

voorteken heeft geen betekenis<br />

DIN-macro’s<br />

U kunt DIN-macro's in cyclusprogramma's integreren. De DINmacro's<br />

mogen geen nulpuntverschuivingen bevatten.<br />

Grafische test (simulatie)<br />

Voordat u een cyclus uitvoert, controleert u grafisch de contourdetails<br />

en het verloop van de bewerking (zie “Grafische simulatie” op<br />

bladzijde 68).<br />

Cyclustoetsen<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Cyclusprogrammering: bij DIN-macro’s wordt de<br />

nulpuntverschuiving aan het cycluseinde gereset. Gebruik<br />

daarom geen DIN-macro's met nulpuntverschuivingen<br />

voor de cyclusprogrammering.<br />

Een geprogrammeerde cyclus wordt bij het selecteren van<br />

Cyclusstart uitgevoerd. Met Cyclusstop wordt een lopende cyclus<br />

onderbroken. Bij het draadsnijden wordt de lopende snijgang eerst<br />

volledig afgemaakt, voordat de cyclus wordt gestopt.<br />

Tijdens een cyclusonderbreking kunt u:<br />

„ de cyclusbewerking hervatten met “Cyclusstart”. De bewerking<br />

begint daarbij altijd op de plaats waar de cyclus werd onderbroken,<br />

zelfs wanneer u de assen tussentijds heeft verplaatst.<br />

„ de assen met de jog-toetsen of met de handwielen verplaatsen.<br />

„ de bewerking met de softkey Afbreken beëindigen.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 81<br />

4.1 Met cycli werken


4.1 Met cycli werken<br />

Schakelfuncties (M-functies)<br />

Het hangt van uw machine af, of schakelfuncties automatisch of<br />

handmatig moeten worden uitgevoerd. De <strong>MANUALplus</strong> genereert<br />

de schakelfuncties die voor de uitvoering van een cyclus noodzakelijk<br />

zijn.<br />

De spilrotatierichting wordt vooraf ingesteld in de<br />

gereedschapsparameters. De cycli genereren aan de hand van de<br />

gereedschapsparameter spilschakelfuncties (M3 of M4).<br />

Raadpleeg het machinehandboek voor informatie over<br />

schakelfuncties die automatisch kunnen worden<br />

uitgevoerd.<br />

Commentaren<br />

U kunt een bestaande cyclus van commentaar voorzien. Het<br />

commentaar wordt onder de cyclus in “[...]” geplaatst.<br />

Commentaar toevoegen of wijzigen<br />

Cyclus maken/kiezen<br />

Tekst wijzigen kiezen<br />

Met het alfanumerieke toetsenbord op het beeldscherm het<br />

commentaar invoeren<br />

Commentaar overnemen<br />

82 4 Cyclusprogrammering


Cyclusmenu<br />

Het hoofdmenu toont de cyclusgroepen. Nadat u een<br />

groep heeft geselecteerd, verschijnen de<br />

menutoetsen van de cycli.<br />

Voor gecompliceerde contouren kunt u gebruikmaken<br />

van ICP-cycli en voor technologisch moeilijke<br />

bewerkingenDIN-Macro’s (zie “ICP-contouren” op<br />

bladzijde 242 en “DIN-programmering” op<br />

bladzijde 278). De nummers van de ICP-contouren<br />

resp. DIN-macro's staan in het cyclusprogramma aan<br />

het regeleinde van de cyclus .<br />

Sommige cycli beschikken over optionele<br />

parameters. De bijbehorende contourelementen<br />

worden alleen vervaardigd als deze parameters zijn<br />

ingevoerd. De codeletters van optionele resp. vooraf<br />

ingestelde parameters zijn grijs weergegeven.<br />

De volgende parameters worden alleen in "Teach-in"<br />

gebruikt:<br />

„ Startpunt X, Z<br />

„ Machinegegevens S, F en T<br />

Cyclusgroepen Menutoets<br />

Onbewerkt werkstuk<br />

Standaard of onbewerkte werkstuk ICP definiëren<br />

Enkelvoudige sneden<br />

Positioneren in ijlgang, lineaire en cirkelvormige<br />

contouren, afkanting en afronding<br />

Afspaancycli langs-/kopdraaien<br />

Voorbewerkings- en nabewerkingscycli overlangs/<br />

overdwars<br />

Steek- en steekdraaicycli<br />

Cycli voor insteken, contoursteken, draaduitloop en<br />

afsteken.<br />

Schroefdraad snijden<br />

Schroefdraadcycli, vrijdraaiing en schroefdraad<br />

nasnijden.<br />

Boren<br />

Boorcycli en bewerking van patronen voor eind- en<br />

mantelvlak<br />

Frezen<br />

Freescycli en bewerking van patronen voor eind- en<br />

mantelvlak<br />

DIN-macro<br />

Programma-onderdelen die met behulp van de DINtaal<br />

zijn geschreven, in het cyclusprogramma<br />

opnemen.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 83<br />

4.1 Met cycli werken


4.1 Met cycli werken<br />

Softkey’s in de cyclusprogrammering<br />

Afhankelijk van het type cyclus kunt u “varianten” van<br />

de cyclus met behulp van softkey's instellen. In de<br />

volgende tabel worden de softkey's toegelicht die<br />

tijdens de cyclusprogrammering worden gebruikt<br />

Softkey’s in de cyclusprogrammering<br />

ICP-editor oproepen<br />

Gereedschapswisselpositie benaderen<br />

Spilpositionering (M19) activeren<br />

„ Aan: gereedschap keert terug naar startpositie<br />

„ Uit: gereedschap blijft aan cycluseinde staan.<br />

Lineaire boorpatronen op eind- of mantelvlak<br />

Cirkelvormige boorpatronen op eind- of mantelvlak<br />

„ Aan: nasnijden van bestaande schroefdraad<br />

„ Uit: snijden van nieuwe schroefdraad<br />

De meest recente draadsnijgang herhalen<br />

“Gereedschapstabel” oproepen. U kunt het Tnummer<br />

uit de gereedschapstabel overnemen.<br />

Overname van de actuele positie X, Z.<br />

Overname van spiltoerental en aanzet uit de<br />

gereedschapsgegevens.<br />

„ Aan: constant toerental (omw./min.)<br />

„ Uit: constante snijsnelheid (m/min)<br />

„ Aan: binnendraad<br />

„ Uit: buitendraad<br />

Overname van ingevoerde/gewijzigde waarden<br />

Lopende dialoog afbreken<br />

84 4 Cyclusprogrammering


4.2 Cycli van onbewerkt werkstuk<br />

Cycli van het onbewerkte werkstuk<br />

beschrijven het onbewerkte werkstuk en<br />

de spantoestand. U hebt geen invloed op<br />

de verspaning.<br />

Deze informatie wordt tijdens de simulatie<br />

van de bewerking getoond.<br />

Onbewerkt werkstuk Symbool<br />

Onbewerkt werkstuk-staf/pijp<br />

Standaard onbewerkt werkstuk definiëren<br />

Contour onbewerkt werkstuk ICP<br />

Beschrijving van onbewerkt werkstuk met ICP<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 85<br />

4.2 Cycli van onbewerkt werkstuk


4.2 Cycli van onbewerkt werkstuk<br />

Onbewerkt werkstuk-staf/pijp<br />

Kies “Onbewerkt werkstuk definiëren”<br />

Kies “Onbewerkt werkstuk staf/pijp”<br />

De cyclus beschrijft het onbewerkte werkstuk en de spantoestand.<br />

Deze informatie wordt bij de simulatie verwerkt.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X Buitendiameter<br />

8 Z Lengte – (inclusief dwarsovermaat en spanbereik)<br />

8 I Binnendiameter bij type onbewerkt werkstuk “pijp”<br />

8 K Rechterzijde (dwarsovermaat)<br />

8 B Spanbereik<br />

8 J Spanmethode<br />

„ 0: niet ingespannen<br />

„ 1: buiten opgespannen<br />

„ 2: binnen ingespannen<br />

86 4 Cyclusprogrammering


ICP-contour onbewerkt werkstuk<br />

Kies “Onbewerkt werkstuk definiëren”<br />

Kies “ICP-contour onbewerkt werkstuk”<br />

De cyclus integreert het met ICP beschreven onbewerkte werkstuk<br />

en beschrijft de spantoestand. Deze informatie wordt bij de simulatie<br />

verwerkt.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X Spandiameter<br />

8 Z Spanpositie in Z<br />

8 B Spanbereik<br />

8 J Spanmethode<br />

„ 0: niet ingespannen<br />

„ 1: buiten opgespannen<br />

„ 2: binnen ingespannen<br />

8 N ICP-contournummer<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 87<br />

4.2 Cycli van onbewerkt werkstuk


4.3 Enkelvoudige snedecycli<br />

4.3 Enkelvoudige snedecycli<br />

Met enkelvoudige snedecycli<br />

positioneert u in ijlgang, voert u<br />

enkelvoudige lineaire of cirkelvormige<br />

sneden uit, maakt u afkantingen of<br />

afrondingen en voert u M-functies in.<br />

Enkelvoudige sneden Symbool<br />

IJlgang positionering<br />

Gereedschapswisselpositie benaderen<br />

Lineaire bewerking overlangs/overdwars<br />

enkelvoudige langs-/dwarssnede<br />

Lineaire bewerking onder een hoek<br />

enkelvoudige schuine snede<br />

Cirkelvormige bewerking<br />

enkelvoudige cirkelvormige snede (voor<br />

snijrichting zie menutoets)<br />

Afkanting maken<br />

Afronding maken<br />

M-functie oproepen<br />

88 4 Cyclusprogrammering


IJlgang positionering<br />

Kies “Enkelvoudige sneden”<br />

Kies “Positioneren in ijlgang”<br />

Het gereedschap verplaatst zich van het startpunt naar het eindpunt in<br />

ijlgang.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X2, Z2 eindpunt<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 89<br />

4.3 Enkelvoudige snedecycli


4.3 Enkelvoudige snedecycli<br />

Gereedschapswisselpositie benaderen<br />

Kies “Enkelvoudige sneden”<br />

Kies “Positioneren in ijlgang”<br />

T-wissel benaderen inschakelen<br />

Het gereedschap verplaatst zich in ijlgang van de actuele positie naar<br />

de gereedschapswisselpositie (zie “Gereedschapswisselpositie<br />

instellen” op bladzijde 52).<br />

Cyclusparameters<br />

8 Q Volgorde – default: 0<br />

„ 0: diagonale verplaatsing<br />

„ 1: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

„ 2: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

„ 3: alleen in X-richting<br />

„ 4: alleen in Z-richting<br />

8 Gereedschapsnummer T: na bereiken van de<br />

gereedschapswisselpositie wordt er omgeschakeld naar “T”<br />

90 4 Cyclusprogrammering


Lineaire bewerking overlangs<br />

Kies “Enkelvoudige sneden”<br />

Kies “Lineaire bewerking overlangs”<br />

Softkey met terugloop:<br />

Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />

cyclus staan<br />

Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt.<br />

Lineaire bewerking overlangs<br />

Het gereedschap verplaatst zich van het startpunt met aanzetsnelheid<br />

naar “eindpunt contour” en blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />

Contour lineair overlangs (“met terugloop”)<br />

Het gereedschap nadert, voert de snijgang overlangs uit en keert aan<br />

het einde van de cyclus terug naar het startpunt (afbeeldingen rechts).<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1 beginpunt contour<br />

8 Z2 eindpunt contour<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F Aanzet per omwenteling<br />

Uitvoering van cyclus bij “met terugloop”<br />

1 beweegt van “X, Z” naar “beginpunt X1”<br />

2 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt Z2”<br />

3 zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 91<br />

4.3 Enkelvoudige snedecycli


4.3 Enkelvoudige snedecycli<br />

Lineaire bewerking overdwars<br />

Kies “Enkelvoudige sneden”<br />

Kies “Lineaire bewerking overdwars”<br />

Softkey met terugloop:<br />

Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />

cyclus staan<br />

Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt.<br />

Lineaire bewerking overdwars<br />

Het gereedschap verplaatst zich van het startpunt met aanzetsnelheid<br />

naar “eindpunt contour” en blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />

Contour lineair overdwars (“met terugloop”)<br />

Het gereedschap nadert, voert de snijgang overdwars uit en keert aan<br />

het einde van de cyclus terug naar het startpunt (afbeeldingen rechts).<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 Z1 beginpunt contour (bij “met terugloop”)<br />

8 X2 eindpunt contour<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Uitvoering van cyclus bij “met terugloop”<br />

1 beweegt van “X, Z” naar “beginpunt Z2”<br />

2 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt X2”<br />

3 zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt<br />

92 4 Cyclusprogrammering


Lineaire bewerking onder een hoek<br />

Kies “Enkelvoudige sneden”<br />

Kies “Lineaire bewerking onder een hoek”<br />

Softkey met terugloop:<br />

Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />

cyclus staan<br />

Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt.<br />

Lineaire bewerking onder een hoek<br />

De <strong>MANUALplus</strong> berekent de eindpositie en beweegt lineair met<br />

aanzetsnelheid van het startpunt naar de “eindpositie”. Het<br />

gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />

Contour lineair hoek ("met terugloop")<br />

De <strong>MANUALplus</strong> berekent de eindpositie. Vervolgens nadert het<br />

gereedschap, voert de snijgang lineair uit en keert aan het einde van<br />

de cyclus terug naar het startpunt (afbeeldingen rechts). Er wordt<br />

rekening gehouden met de snijkantradiuscorrectie.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 beginpuntpunt contour(bij "met terugloop")<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 A Starthoek – bereik: –180° < A < 180°<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Parametercombinaties voor het eindpunt:<br />

„ X2, Z2<br />

„ X2, A<br />

„ Z2, A<br />

Uitvoering van cyclus bij “met terugloop”<br />

1 berekent de eindpositie<br />

2 beweegt lineair van “X, Z” naar “beginpunt X1, Z1”<br />

3 beweegt met aanzetsnelheid naar de eindpositie<br />

4 zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 93<br />

4.3 Enkelvoudige snedecycli


4.3 Enkelvoudige snedecycli<br />

Cirkelvormige bewerking<br />

Kies “Enkelvoudige sneden”<br />

Kies “Cirkelvormige bewerking” (rechtsom)<br />

Kies “Cirkelvormige bewerking” (linksom)<br />

Softkey met terugloop:<br />

Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />

cyclus staan<br />

Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt.<br />

Cirkelvormige bewerking<br />

Het gereedschap verplaatst zich in een cirkel van het startpunt met<br />

aanzetsnelheid naar “eindpunt contour” en blijft aan het einde van de<br />

cyclus staan.<br />

Contour rond (“met terugloop”)<br />

Het gereedschap nadert, voert de snijgang cirkelvormig uit en keert<br />

aan het einde van de cyclus terug naar het startpunt. Er wordt rekening<br />

gehouden met de snijkantradiuscorrectie (afbeeldingen rechts).<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 beginpuntpunt contour(bij "met terugloop")<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 R Radius afronding<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F Aanzet per omwenteling<br />

Uitvoering van cyclus bij “met terugloop”<br />

1 beweegt asparallel van “X, Z” naar “beginpunt X1, Z1”.<br />

2 beweegt met aanzetsnelheid in een cirkel naar “eindpunt X2, Z2”<br />

3 zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt<br />

94 4 Cyclusprogrammering


Afkanting<br />

Kies “Enkelvoudige sneden”<br />

Kies “Afkanting”<br />

Softkey met terugloop:<br />

Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />

cyclus staan<br />

Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt.<br />

Afkanting<br />

De cyclus maakt een afkanting ten opzichte van de contourhoek. Het<br />

gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />

Contour afkanting (“met terugloop”)<br />

Het gereedschap nadert, maakt de ten opzichte van de contourhoek<br />

gedimensioneerde afkanting en keert aan het einde van de cyclus<br />

terug naar het startpunt. Er wordt rekening gehouden met de<br />

snijkantradiuscorrectie (afbeeldingen rechts).<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 hoekpunt contour<br />

8 A starthoek: Hoek van de afkanting: 0°< A < 90°<br />

8 I, K Afkantingsbreedte (in X, Z)<br />

8 J Elementpositie (zie helpscherm) – default: 1<br />

„ Positie ten opzichte van “X1, Z1”<br />

„ Het voorteken bepaalt de verspaningsrichting<br />

8 T Gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Parametercombinaties voor de afkanting:<br />

„ I (afkanting 45°)<br />

„ K (afkanting 45°)<br />

„ I, K<br />

„ I, A<br />

„ K, A<br />

Uitvoering van cyclus bij “met terugloop”<br />

1 berekent het “begin- en eindpunt van de afkanting”<br />

2 beweegt asparallel van “X, Z” naar “beginpunt afkanting”<br />

3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt afkanting”<br />

4 zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 95<br />

4.3 Enkelvoudige snedecycli


4.3 Enkelvoudige snedecycli<br />

Afronding<br />

Kies “Enkelvoudige sneden”<br />

Kies “Afronding”<br />

Softkey met terugloop:<br />

Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />

cyclus staan<br />

Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt.<br />

Afronding<br />

De cyclus maakt een afronding ten opzichte van de contourhoek. Het<br />

gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />

Contour afronding (“met terugloop”)<br />

Het gereedschap nadert, maakt de ten opzichte van de contourhoek<br />

gedimensioneerde afronding en keert aan het einde van de cyclus<br />

terug naar het startpunt. Er wordt rekening gehouden met de<br />

snijkantradiuscorrectie (afbeeldingen rechts).<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 hoekpunt contour<br />

8 R afronding Afrondingsradius<br />

8 I, K afkantingsbreedte (in X, Z)<br />

8 J elementpositie (zie helpscherm) – default: 1<br />

„ Positie ten opzichte van “X1, Z1”<br />

„ Het voorteken bepaalt de verspaningsrichting<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Uitvoering van cyclus bij “met terugloop”<br />

1 berekent het “begin- en eindpunt van de afronding”<br />

2 beweegt asparallel van “X, Z” naar “beginpunt afronding”<br />

3 beweegt met aanzetsnelheid in een cirkel naar “eindpunt<br />

afronding”<br />

4 zet vrij en keert asparallel terug naar het startpunt<br />

96 4 Cyclusprogrammering


M-Functie<br />

Machinecommando’s (M-functies) worden pas uitgevoerd nadat<br />

“Cyclusstart” is gekozen. De betekenis van de M-functie is te vinden<br />

in het machinehandboek (zie “M-functies” op bladzijde 409).<br />

M-Functie<br />

Kies “Enkelvoudige sneden”<br />

Kies “M-functie”<br />

M-functienummer invoeren<br />

Invoer afsluiten<br />

Kies “Cyclusstart”<br />

Spilstop M19 (spilpositionering)<br />

Stilzethoek instellen<br />

Kies “Enkelvoudige sneden”<br />

Kies “M-functie”<br />

M19 inschakelen<br />

Invoer afsluiten<br />

Kies “Cyclusstart”<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 97<br />

4.3 Enkelvoudige snedecycli


4.4 Verspaningscycli<br />

4.4 Verspaningscycli<br />

Met de verspaningscycli kunnen<br />

eenvoudige contouren in de “normale<br />

werkstand” en ingewikkelde contouren<br />

in de “uitgebreide werkstand” worden<br />

voor- en nabewerkt.<br />

Met de ICP-verspaningscycli worden<br />

met “ICP” beschreven contouren<br />

bewerkt “ICP-contouren bewerken” op<br />

bladzijde 243.<br />

„ Snede-opdeling: De <strong>MANUALplus</strong><br />

berekent een aanzet, de


Gereedschapspositie<br />

U moet rekening houden met de gereedschapspositie (startpunt X, Z),<br />

voordat u een cyclus van de uitgebreide verspaningscycli gaat<br />

uitvoeren. De regels zijn van toepassing op alle verspanings- en<br />

aanzetrichtingen en op voor- en nabewerking (zie voorbeelden voor<br />

cycli overlangs – afbeeldingen rechts).<br />

„ Het startpunt mag zich niet in het gearceerde gedeelte bevinden.<br />

„ Het verspaningsgedeelte begint bij “startpunt X, Z”, wanneer het<br />

gereedschap zich “voor” het contourgedeelte bevindt. Als dit niet<br />

het geval is, wordt alleen het gedefinieerde contourgedeelte<br />

verspaand.<br />

„ Als bij een bewerking aan de binnenzijde het “startpunt X, Z” boven<br />

de hartlijn ligt, wordt alleen het gedefinieerde contourgedeelte<br />

verspaand.<br />

(A = beginpunt contour X1, Z1; E = eindpunt contour X2, Z2)<br />

Contourvormen<br />

Contourelementen bij verspaningscycli<br />

Normale werkstand<br />

rechthoekig gedeelte verspanen<br />

Uitgebreide werkstand<br />

afkanting aan het begin van de contour<br />

Uitgebreide werkstand<br />

afkanting aan het einde van de contour<br />

Uitgebreide werkstand<br />

afkantingen aan het begin en einde van de<br />

contour met een hoek > 45°<br />

Uitgebreide werkstand<br />

Een afkanting (door invoer van “beginpunt<br />

contour”, “eindpunt contour” en<br />

“starthoek” en “starthoek” )<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 99<br />

4.4 Verspaningscycli


4.4 Verspaningscycli<br />

Contourelementen bij verspaningscycli<br />

Uitgebreide werkstand<br />

Afronding<br />

Uitgebreide werkstand<br />

Afkanting (of afronding) aan het einde van de<br />

contour<br />

Normale werkstand<br />

verspanen bij neergaande contour<br />

Normale werkstand<br />

afkanting aan het einde van de contour<br />

Uitgebreide werkstand<br />

afronding van de bodem van de contour (in<br />

beide hoeken)<br />

Uitgebreide werkstand<br />

Afkanting (of afronding) aan het begin van de<br />

contour<br />

Uitgebreide werkstand<br />

Afkanting (of afronding) aan het einde van de<br />

contour<br />

100 4 Cyclusprogrammering


Verspanen overlangs/overdwars<br />

Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />

Kies “Verspanen overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Verspanen overdwars” (afbeeldingen op<br />

volgende bladzijde)<br />

Met de cyclus “Verspanen overlangs” wordt de rechthoek verspaand<br />

die wordt beschreven door “X, Z” en “X1, Z2”.<br />

Met de cyclus “Verspanen overdwars” wordt de rechthoek verspaand<br />

die wordt beschreven door “X, Z” en “X2, Z1”.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1 beginpunt contour (Verspanen overlangs)<br />

8 Z2 eindpunt contour (Verspanen overlangs)<br />

8 Z1 beginpunt contour (Verspanen overdwars)<br />

8 X2 eindpunt contour (Verspanen overdwars)<br />

8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />

„ P>0: verspaant langs de contour<br />

„ P


4.4 Verspaningscycli<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de snede-opdeling (aanzet)<br />

2 zet vanaf “X, Z” aan voor de eerste snede<br />

3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt Z2”<br />

4 afhankelijk van het voorteken “aanzetdiepte P”:<br />

„ P>0: verspaant langs de contour<br />

„ P


Verspanen overlangs/overdwars – uitgebreid<br />

Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />

Kies “Verspanen overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Verspanen overdwars” (afbeeldingen op<br />

volgende bladzijde)<br />

Uitgebreid inschakelen<br />

Met de cyclus “Verspanen overlangs” wordt het gedeelte verspaand<br />

dat wordt beschreven door “X, Z” en “X1/Z2” , rekening houdend met<br />

de overmaten.<br />

Met de cyclus “Verspanen overdwars” wordt het gedeelte verspaand<br />

dat wordt beschreven door “X, Z” en “Z1/X2” , rekening houdend met<br />

de overmaten.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 beginpunt contour<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />

„ P>0: verspaant langs de contour<br />

„ P


4.4 Verspaningscycli<br />

Met de volgende optionele parameters definieert u:<br />

„ A: afkanting aan het begin van de contour<br />

„ W: afkanting aan het einde van de contour<br />

„ R: afronding<br />

„ B: afkanting/afronding aan het einde van de contour<br />

„ B1: afkanting/afronding aan het begin van de contour<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de snede-opdeling (aanzet)<br />

2 zet vanaf “X, Z” aan voor de eerste snede<br />

3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt Z2” resp. “eindpunt<br />

X2” of naar een optioneel contourelement<br />

4 afhankelijk van het voorteken “P”:<br />

„ P>0: verspaant langs de contour<br />

„ P


Verspanen nabewerken overlangs/overdwars<br />

Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />

Kies “Verspanen overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Verspanen overdwars” (afbeeldingen op<br />

volgende bladzijde)<br />

Nabewerken inschakelen<br />

De cyclus “Nabewerken overlangs” bewerkt het contourgedeelte van<br />

“X1” tot “Z2”.<br />

De cyclus “Nabewerken overdwars” bewerkt het contourgedeelte<br />

van “Z1” tot “X2”.<br />

Het gereedschap keert aan het einde van de cyclus terug naar het<br />

startpunt.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1 beginpunt contour (nabewerken overlangs)<br />

8 Z2 eindpunt contour (nabewerken overlangs)<br />

8 Z1 beginpunt contour (nabewerken overdwars)<br />

8 X2 eindpunt contour (nabewerken overdwars)<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Uitvoering van cyclus bij “nabewerken overlangs”<br />

1 beweegt overdwars van “X, Z” naar “beginpunt X1”<br />

2 bewerkt eerst overlangs en daarna overdwars na<br />

3 keert overlangs terug naar het startpunt<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 105<br />

4.4 Verspaningscycli


4.4 Verspaningscycli<br />

Uitvoering van cyclus bij “nabewerken overdwars”<br />

1 beweegt overdwars van “X, Z” naar “beginpunt Z1”<br />

2 bewerkt eerst overdwars en daarna overlangs na<br />

3 keert overdwars terug naar het startpunt<br />

106 4 Cyclusprogrammering


Verspanen nabewerken overlangs/overdwars –<br />

uitgebreid<br />

Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />

Kies “Verspanen overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Verspanen overdwars” (afbeeldingen op<br />

volgende bladzijde)<br />

Uitgebreid inschakelen<br />

Nabewerken inschakelen<br />

De cyclus bewerkt het contourgedeelte na van “X1, Z1” tot “X2, Z2”.<br />

Het gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 beginpunt contour<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 A starthoek: bereik: 0°


4.4 Verspaningscycli<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 beweegt overdwars van “X, Z” naar “X1, Z1”<br />

2 bewerkt het contourgedeelte van “X1, Z1” tot “X2, Z2” en houdt<br />

daarbij rekening met de optionele contourelementen<br />

108 4 Cyclusprogrammering


Verspanen met insteken overlangs/overdwars<br />

Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />

Kies “Insteken overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Insteken overdwars” (afbeeldingen op<br />

volgende bladzijde)<br />

De cyclus bewerkt het gedeelte voor dat wordt beschreven door “X1,<br />

Z1”, “X2, Z2” en “insteekhoek A”.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

„ Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt<br />

de aanzet gereduceerd (max. 50%).<br />

„ Let op de maatvoering van vlakgereedschap (zie<br />

“Vlakdraaigereedschap” op bladzijde 419).<br />

Let op: Botsingsgevaar !<br />

Als de instelhoek en de gereedschapspunthoek van het<br />

gereedschap niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap<br />

met de insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />

gereedschap met de maximaal mogelijke insteekhoek in.<br />

Het restmateriaal blijft staan.<br />

8 X1, Z1 beginpunt contour<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />

„ P>0: verspaant langs de contour<br />

„ P


4.4 Verspaningscycli<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de snede-opdeling (aanzet)<br />

2 zet vanaf “X, Z” asparallel aan voor de eerste snede<br />

3 steekt met gereduceerde aanzet met “insteekhoek A” in<br />

4 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt Z2” resp. “eindpunt<br />

X2” of naar de afkanting die is gedefinieerd met “W”<br />

5 afhankelijk van het voorteken “P”:<br />

„ P>0: verspaant langs de contour<br />

„ P


Insteken overlangs/overdwars – uitgebreid<br />

Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />

Kies “Insteken overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Insteken overdwars” (afbeeldingen op<br />

volgende bladzijde)<br />

Uitgebreid inschakelen<br />

De cyclus bewerkt het gedeelte voor dat wordt beschreven door “X1,<br />

Z1”, “X2, Z2” en “insteekhoek A” en houdt daarbij rekening met de<br />

overmaten.<br />

„ Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt<br />

de aanzet gereduceerd (max. 50%).<br />

„ Let op de maatvoering van vlakgereedschap (zie<br />

“Vlakdraaigereedschap” op bladzijde 419).<br />

Let op: Botsingsgevaar !<br />

Als de instelhoek en de gereedschapspunthoek van het<br />

gereedschap niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap<br />

met de insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />

gereedschap met de maximaal mogelijke insteekhoek in.<br />

Het restmateriaal blijft staan.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 111<br />

4.4 Verspaningscycli


4.4 Verspaningscycli<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 beginpunt contour<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />

„ P>0: verspaant langs de contour<br />

„ P


Insteken nabewerken overlangs/overdwars<br />

Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />

Kies “Insteken overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Insteken overdwars” (afbeeldingen op<br />

volgende bladzijde)<br />

Nabewerken inschakelen<br />

De cyclus bewerkt het contourgedeelte na van “X1, Z1” tot “X2, Z2”.<br />

Het gereedschap keert aan het einde van de cyclus terug naar<br />

“startpunt X, Z”.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

„ Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt<br />

de aanzet gereduceerd (max. 50%).<br />

„ Let op de maatvoering van vlakgereedschap (zie<br />

“Vlakdraaigereedschap” op bladzijde 419).<br />

Let op: Botsingsgevaar !<br />

Als de instelhoek en de punthoek van het gereedschap<br />

niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap met de<br />

insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />

gereedschap met de maximaal mogelijke insteekhoek in.<br />

Het restmateriaal blijft staan.<br />

8 X1, Z1 beginpunt contour<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 A insteekhoek (default: 0°): bereik: 0°


4.4 Verspaningscycli<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 beweegt overdwars van “X, Z” naar “beginpunt X1, Z1”<br />

2 bewerkt het gedefinieerde contourgedeelte na<br />

3 keert asparallel terug naar het startpunt<br />

114 4 Cyclusprogrammering


Insteken nabewerken overlangs/overdwars –<br />

uitgebreid<br />

Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />

Kies “Insteken overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Insteken overdwars” (afbeeldingen op<br />

volgende bladzijde)<br />

Uitgebreid inschakelen<br />

Nabewerken inschakelen<br />

De cyclus bewerkt het contourgedeelte na van “X1, Z1” tot “X2, Z2”.<br />

Het gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />

„ Hoe steiler het gereedschap insteekt, des te meer wordt<br />

de aanzet gereduceerd (max. 50%).<br />

„ Let op de maatvoering van vlakgereedschap (zie<br />

“Vlakdraaigereedschap” op bladzijde 419).<br />

Let op: Botsingsgevaar !<br />

Als de instelhoek en de punthoek van het gereedschap<br />

niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap met de<br />

insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />

gereedschap met de maximaal mogelijke insteekhoek in.<br />

Het restmateriaal blijft staan.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 115<br />

4.4 Verspaningscycli


4.4 Verspaningscycli<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 beginpunt contour<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 A insteekhoek (default: 0°): bereik: 0°


Parallel aan contour (ICP-contour) overlangs/<br />

overdwars<br />

Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />

“Parallel aan contour (ICP-contour) overlangs”<br />

(afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Parallel aan contour (ICP-contour) overdwars”<br />

(afbeeldingen op volgende bladzijde)<br />

De cyclus voert de voorbewerking parallel aan de contour uit<br />

afhankelijk van parameter „J“:<br />

„ J=0: het gedeelte dat wordt beschreven door “X, Z” en de ICPcontour<br />

en houdt daarbij rekening met de overmaten.<br />

„ J>0: het gedeelte dat wordt beschreven door de ICP-contour (met<br />

overmaten) en de "overmaat van onbewerkt werkstuk J".<br />

Let op: Botsingsgevaar !<br />

„ Als de instelhoek en de punthoek van het gereedschap<br />

niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap met de<br />

insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />

gereedschap met de maximaal mogelijke instelhoek in.<br />

Het restmateriaal blijft staan.<br />

„ Bij overmaat van onbewerkt werkstuk J>0: Gebruik<br />

als “aanzetdiepte P” de kleinere aanzet, als op grond van<br />

de snijkantgeometrie de maximale aanzet in langs- en<br />

dwarsrichting verschillend zijn.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 117<br />

4.4 Verspaningscycli


4.4 Verspaningscycli<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 P aanzetdiepte – de aanzetdiepte wordt afhankelijk van "J"<br />

verwerkt.<br />

„ J=0: P is de maximale aanzetdiepte. De cyclus reduceert de<br />

diepte-instelling, als de geprogrammeerde aanzetdiepte op grond<br />

van de snijkantgeometrie in dwars- of langsrichting niet mogelijk<br />

is .<br />

„ J>0: P is de aanzetdiepte. Deze aanzetdiepte wordt in langs- en<br />

dwarsrichting toegepast.<br />

8 I, K overmaat X, Z<br />

8 N ICP-contournummer<br />

8 Overmaat van onbewerkt werkstuk J – de cyclus verspaant<br />

„ J=0: vanaf gereedschapspositie<br />

„ J>0: het door de overmaat van het onbewerkte werkstuk<br />

beschreven gedeelte<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de snede-opdeling (aanzet), waarbij rekening wordt<br />

gehouden met parameter "J"<br />

„ J=0: Er wordt rekening gehouden met de snijkantgeometrie.<br />

Daardoor kunnen in langs- en dwarsrichting verschillende<br />

aanzetten ontstaan.<br />

„ J>0: In langs- en dwarsrichting wordt dezelfde aanzet toegepast.<br />

2 zet vanaf “X, Z” asparallel aan voor de eerste snede<br />

3 verspaant in overeenstemming met de berekende snede-opdeling<br />

4 keert terug en zet opnieuw aan voor de volgende snede<br />

5 herhaalt 3...4, totdat het gedefinieerde gedeelte is verspaand<br />

6 keert asparallel terug naar het startpunt<br />

De cyclusparameter overmaat van onbewerkt werkstuk J<br />

is vanaf NC-softwareversies 507 807-16 resp. 526 488-08<br />

beschikbaar. Bij de voorgaande softwareversies verspaant<br />

de cyclus vanaf de gereedschapspositie.<br />

118 4 Cyclusprogrammering


Parallel aan (ICP-)contour nabewerken<br />

overlangs/overdwars<br />

Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />

“Parallel aan (ICP-)contour overlangs” (afbeeldingen<br />

rechts)<br />

Kies “Parallel aan (ICP-)contour overdwars”<br />

(afbeeldingen op volgende bladzijde)<br />

Nabewerken inschakelen<br />

De cyclus bewerkt het contourgedeelte na dat in de ICP-contour is<br />

beschreven. Het gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

Let op: Botsingsgevaar !<br />

Als de instelhoek en de punthoek van het gereedschap<br />

niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap met de<br />

insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />

gereedschap met de maximaal mogelijke insteekhoek in.<br />

Het restmateriaal blijft staan.<br />

8 N ICP-contournummer<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 119<br />

4.4 Verspaningscycli


4.4 Verspaningscycli<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 beweegt asparallel van “X, Z” naar “startpunt contour”<br />

2 bewerkt het gedefinieerde contourgedeelte na<br />

120 4 Cyclusprogrammering


ICP-verspanen overlangs/overdwars<br />

Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />

“ICP-verspanen overlangs” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “ICP-verspanen overdwars” (afbeeldingen op<br />

volgende bladzijde)<br />

De cyclus bewerkt het gedeelte voor dat wordt beschreven door “X,<br />

Z” en de ICP-contour en houdt daarbij rekening met de overmaten.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

Let op: Botsingsgevaar !<br />

Als de instelhoek en de punthoek van het gereedschap<br />

niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap met de<br />

insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />

gereedschap met de maximaal mogelijke insteekhoek in.<br />

Het restmateriaal blijft staan.<br />

8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />

„ P>0: verspaant langs de contour<br />

„ P


4.4 Verspaningscycli<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de snede-opdeling (aanzet)<br />

2 zet vanaf “X, Z” asparallel aan voor de eerste snede<br />

3 steekt bij neergaande contouren met gereduceerde aanzet in<br />

4 verspaant in overeenstemming met de berekende snede-opdeling<br />

5 afhankelijk van het voorteken “P”:<br />

„ P>0: verspaant langs de contour<br />

„ P


ICP-afwerken overlangs of overdwars<br />

Kies “Verspaningscycli overlangs/overdwars”<br />

“ICP-verspanen overlangs” (afbeeldingen<br />

rechtsboven en midden)<br />

Kies “ICP-verspanen overdwars” (afbeelding<br />

“Bewerking aan buitenzijde” rechtsonder)<br />

Nabewerken inschakelen<br />

De cyclus bewerkt het contourgedeelte na dat in de ICP-contour is<br />

beschreven. Het gereedschap blijft aan het einde van de cyclus staan.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

Let op: Botsingsgevaar !<br />

Als de instelhoek en de punthoek van het gereedschap<br />

niet zijn ingesteld, steekt het gereedschap met de<br />

insteekhoek in. Als ze wel zijn ingesteld, steekt het<br />

gereedschap met de maximaal mogelijke insteekhoek in.<br />

Het restmateriaal blijft staan.<br />

8 I, K overmaat X, Z<br />

8 N ICP-contournummer<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 123<br />

4.4 Verspaningscycli


4.4 Verspaningscycli<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 beweegt asparallel van “X, Z” naar “startpunt contour”<br />

2 bewerkt het gedefinieerde contourgedeelte na<br />

124 4 Cyclusprogrammering


Voorbeelden van verspaningscycli<br />

Voor- en nabewerken van een buitencontour<br />

Het gemarkeerde gedeelte van “AP” (beginpunt<br />

contour) tot “EP” (eindpunt contour) wordt met<br />

“Verspanen overlangs uitgebreid” voorbewerkt,<br />

waarbij rekening wordt gehouden met de overmaten<br />

(afbeelding rechtsboven). Bij de volgende stap wordt<br />

dit contourgedeelte met “Verspanen overlangs<br />

uitgebreid” nabewerkt (afbeelding rechtsonder).<br />

Met de “uitgebreide werkstand” worden zowel de<br />

afronding als de afkanting aan het einde van de<br />

contour gemaakt.<br />

De parameters “beginpunt contour X1, Z1” en<br />

“eindpunt contour X2, Z2” zijn bepalend voor de<br />

verspanings- en aanzetrichting - hier bewerking aan<br />

buitenzijde en aanzet “in richting –X”.<br />

Gereedschapsgegevens<br />

„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />

buitenzijde)<br />

„ WO = 1 – gereedschapsoriëntatie<br />

„ A = 93° – instelhoek<br />

„ B = 55° – gereedschapspunthoek<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 125<br />

4.4 Verspaningscycli


4.4 Verspaningscycli<br />

Voor- en nabewerken van een buitencontour<br />

Het gemarkeerde gedeelte van “AP” (beginpunt<br />

contour) tot “EP” (eindpunt contour) wordt met<br />

“Verspanen overlangs uitgebreid” voorbewerkt,<br />

waarbij rekening wordt gehouden met de overmaten<br />

(afbeelding rechtsboven). Bij de volgende stap wordt<br />

dit contourgedeelte met “Verspanen overlangs<br />

uitgebreid” nabewerkt (afbeelding rechtsonder).<br />

Met de “uitgebreide werkstand” wordt zowel de<br />

afronding als de afkanting aan het einde van de<br />

contour gemaakt.<br />

De parameters “beginpunt contour X1, Z1” en<br />

“eindpunt contour X2, Z2” zijn bepalend voor de<br />

verspanings- en aanzetrichting - hier bewerking aan de<br />

binnenzijde en aanzet “in richting –X”.<br />

Gereedschapsgegevens<br />

„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />

binnenzijde)<br />

„ WO = 7 – gereedschapsoriëntatie<br />

„ A = 93° – instelhoek<br />

„ B = 55° – gereedschapspunthoek<br />

126 4 Cyclusprogrammering


Voorbewerken (kamerfrezen) met gebruikmaking<br />

van de cyclus met insteken<br />

Het toegepaste gereedschap kan niet onder een hoek<br />

van 15° insteken. Daarom wordt het te verspanen<br />

gedeelte in twee stappen bewerkt.<br />

1. stap:<br />

Het gemarkeerde gedeelte van “AP” (beginpunt<br />

contour) tot “EP” (eindpunt contour) wordt met de<br />

cyclus “Insteken overlangs uitgebreid” voorbewerkt,<br />

waarbij rekening wordt gehouden met de overmaten.<br />

De “starthoek A” wordt, zoals in de tekening<br />

aangegeven, vooraf ingesteld op 15°. De<br />

<strong>MANUALplus</strong> berekent op grond van de<br />

gereedschapsparameters de maximaal mogelijke<br />

insteekhoek. Het “restmateriaal” blijft staan en wordt<br />

bij de 2e stap verspaand.<br />

De “uitgebreide werkstand” wordt gebruikt om de<br />

afrondingen in de bodem van de contour te maken.<br />

Let op de parameters “beginpunt contour X1, Z1” en<br />

“eindpunt contour X2, Z2”. Deze parameters zijn<br />

namelijk bepalend voor de verspanings- en<br />

aanzetrichting: in dit geval de bewerking aan de<br />

buitenzijde en de aanzet “in richting X”.<br />

Gereedschapsgegevens<br />

„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />

buitenzijde)<br />

„ WO = 1 – gereedschapsoriëntatie<br />

„ A = 93° – instelhoek<br />

„ B = 55° – gereedschapspunthoek<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 127<br />

4.4 Verspaningscycli


4.4 Verspaningscycli<br />

2. stap:<br />

Het “restmateriaal” (gemarkeerd gedeelte in de<br />

afbeelding linksboven) wordt met de cyclus “Insteken<br />

overlangs - uitgebreid” voorbewerkt. Voordat met<br />

deze stap wordt begonnen, moet het gereedschap<br />

worden gewisseld.<br />

De “uitgebreide werkstand” wordt gebruikt om de<br />

afrondingen in de bodem van de contour te maken.<br />

De parameters “beginpunt contour X1, Z1” en<br />

“eindpunt contour X2, Z2” zijn bepalend voor de<br />

verspanings- en aanzetrichting - hier bewerking aan<br />

buitenzijde en aanzet “in richting –X”.<br />

De parameter “beginpunt contour Z1” is bij de<br />

simulatie van de 1e stap bepaald.<br />

Gereedschapsgegevens<br />

„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />

buitenzijde)<br />

„ WO = 3 – gereedschapsoriëntatie<br />

„ A = 93° – instelhoek<br />

„ B = 55° – gereedschapspunthoek<br />

128 4 Cyclusprogrammering


4.5 Steekcycli<br />

Tot de groep steekcycli behoren<br />

insteek-, steekdraai-, vrijdraai- en<br />

afsteekcycli. Eenvoudige contouren<br />

bewerkt u in de “normale werkstand”<br />

en ingewikkelde contouren in de<br />

“uitgebreide werkstand”. Met de ICPsteekcycli<br />

worden willekeurige, met<br />

“ICP” beschreven contouren bewerkt<br />

(zie “ICP-contouren” op bladzijde 242).<br />

„ Snede-opdeling: de <strong>MANUALplus</strong><br />

berekent een gelijkmatige aanzet, die<br />


4.5 Steekcycli<br />

Contourvormen<br />

Contourelementen bij insteekcycli<br />

Normale werkstand<br />

rechthoekig gedeelte verspanen<br />

Uitgebreide werkstand<br />

afkanting aan het begin van de contour<br />

Uitgebreide werkstand<br />

afkanting aan het einde van de contour<br />

Uitgebreide werkstand<br />

afronding in beide hoeken van de bodem van<br />

de contour<br />

Uitgebreide werkstand<br />

Afkanting (of afronding) aan het begin van de<br />

contour<br />

Uitgebreide werkstand<br />

Afkanting (of afronding) aan het einde van de<br />

contour<br />

130 4 Cyclusprogrammering


Insteken radiaal/axiaal<br />

Kies “Steekcycli”<br />

Kies “Insteken radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Insteken axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />

bladzijde)<br />

De cyclus maakt het in “Q” vastgelegde aantal insteken. De<br />

parameters “X/Z X2/Z2” bepalen de eerste insteek (positie,<br />

insteekdiepte en -breedte).<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 P steekbreedte: aanzetten


4.5 Steekcycli<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de insteekposities en de steekopdeling<br />

2 zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor<br />

de volgende insteek<br />

3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt X2” resp. “eindpunt<br />

Z2”<br />

4 blijft gedurende tijd “E” op deze positie<br />

5 keert terug en zet opnieuw aan<br />

6 herhaalt 3...5, totdat de insteek is gemaakt<br />

7 herhaalt 2...6, totdat alle insteken zijn gemaakt<br />

8 keert asparallel terug naar het startpunt<br />

132 4 Cyclusprogrammering


Insteken radiaal/axiaal – uitgebreid<br />

Kies “Steekcycli”<br />

Kies “Insteken radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Insteken axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />

bladzijde)<br />

Uitgebreid inschakelen<br />

De cyclus maakt het in “Q” vastgelegde aantal insteken. De<br />

parameters “X1/Z1 X2/Z2” bepalen de eerste insteek (positie,<br />

insteekdiepte en -breedte).<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 beginpunt contour<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 P steekbreedte: aanzetten


4.5 Steekcycli<br />

Met de volgende optionele parameters definieert u:<br />

„ A: afkanting aan het begin van de contour<br />

„ W: afkanting aan het einde van de contour<br />

„ R: afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)<br />

„ B1: afkanting/afronding aan het begin van de contour<br />

„ B2: afkanting/afronding aan het einde van de contour<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de insteekposities en de snede-opdeling<br />

2 zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor<br />

de volgende insteek<br />

3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt X2” resp. "eindpunt<br />

Z2" of naar een optioneel contourelement<br />

4 blijft gedurende twee omwentelingen op deze positie<br />

5 keert terug en zet opnieuw aan<br />

6 herhaalt 3...5, totdat de insteek is gemaakt<br />

7 herhaalt 2...6, totdat alle insteken zijn gemaakt<br />

8 keert asparallel terug naar het startpunt<br />

134 4 Cyclusprogrammering


Insteken radiaal/axiaal nabewerken<br />

Kies “Steekcycli”<br />

Kies “Insteken radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Insteken axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />

bladzijde)<br />

Nabewerken inschakelen<br />

De cyclus bewerkt het in “Q” vastgelegde aantal insteken na. De<br />

parameters “X/Z X2/Z2” bepalen de eerste insteek (positie,<br />

insteekdiepte en -breedte).<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 DX, DZ afstand tot de volgende insteek ten opzichte van de<br />

voorgaande insteek<br />

8 Q aantal insteekcycli – default: 1<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 135<br />

4.5 Steekcycli


4.5 Steekcycli<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de insteekposities<br />

2 zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor<br />

de volgende insteek<br />

3 bewerkt de eerste zijkant en de bodem van de contour na tot vlak<br />

voor het “eindpunt van insteek”<br />

4 zet asparallel aan voor de tweede zijkant<br />

5 bewerkt de tweede zijkant en de rest van de bodem na<br />

6 herhaalt 2...5, totdat alle insteken zijn gemaakt<br />

7 keert asparallel terug naar het startpunt<br />

136 4 Cyclusprogrammering


Insteken radiaal/axiaal nabewerken – uitgebreid<br />

Kies “Steekcycli”<br />

Kies “Insteken radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Insteken axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />

bladzijde)<br />

Uitgebreid inschakelen<br />

Nabewerken inschakelen<br />

De cyclus maakt het in “Q” vastgelegde aantal insteken. De<br />

parameters “X/Z X2/Z2” bepalen de eerste insteek (positie,<br />

insteekdiepte en -breedte).<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 beginpunt contour<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 A starthoek: bereik: 0°


4.5 Steekcycli<br />

Met de volgende optionele parameters definieert u:<br />

„ A: afkanting aan het begin van de contour<br />

„ W: afkanting aan het einde van de contour<br />

„ R: afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)<br />

„ B1: afkanting/afronding aan het begin van de contour<br />

„ B2: afkanting/afronding aan het einde van de contour<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de insteekposities<br />

2 zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor<br />

de volgende insteek<br />

3 bewerkt de eerste zijkant (rekening houdend met optionele<br />

contourelementen) en de bodem van de contour na tot vlak voor<br />

“eindpunt van insteek”<br />

4 zet asparallel aan voor de tweede zijkant<br />

5 bewerkt de tweede zijkant (rekening houdend met optionele<br />

contourelementen) en de rest van de bodem van de contour na<br />

6 herhaalt 2...5, totdat alle insteken zijn nabewerkt<br />

7 keert asparallel terug naar het startpunt<br />

138 4 Cyclusprogrammering


ICP-insteekcycli<br />

Kies “Steekcycli”<br />

“Insteken radiaal ICP” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Insteken axiaal ICP” (afbeeldingen op volgende<br />

bladzijde)<br />

De cyclus maakt het in “Q” vastgelegde aantal insteken met de ICPinsteekcontour.<br />

De parameters “X, Z” bepalen de positie van de<br />

eerste insteek<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 Steekbreedte P: aanzetten


4.5 Steekcycli<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de insteekposities en de snede-opdeling<br />

2 zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor<br />

de volgende insteek<br />

3 verspaant in overeenstemming met de gedefinieerde contour<br />

4 keert terug en zet opnieuw aan voor de volgende snede<br />

5 herhaalt 3...4, totdat de insteek is gemaakt<br />

6 herhaalt 2...5, totdat alle insteken zijn gemaakt<br />

7 keert asparallel terug naar het startpunt<br />

140 4 Cyclusprogrammering


ICP-insteken radiaal/axiaal nabewerken<br />

Kies “Steekcycli”<br />

“Insteken radiaal ICP” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Insteken axiaal ICP” (afbeeldingen op volgende<br />

bladzijde)<br />

Nabewerken inschakelen<br />

De cyclus bewerkt het in “Q” vastgelegde aantal insteken met de ICPinsteekcontour<br />

na. De parameters “X, Z” bepalen de positie van de<br />

eerste insteek<br />

Het gereedschap keert aan het einde van de cyclus terug naar het<br />

startpunt.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 I, K overmaat X, Z<br />

8 N ICP-contournummer<br />

8 DX, DZ afstand tot de volgende insteek ten opzichte van de<br />

voorgaande insteek<br />

8 Q aantal insteekcycli – default: 1<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 141<br />

4.5 Steekcycli


4.5 Steekcycli<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de insteekposities<br />

2 zet vanaf het startpunt resp. vanaf de insteek asparallel aan voor<br />

de volgende insteek<br />

3 bewerkt de insteek na<br />

4 herhaalt 2...3, totdat alle insteken zijn gemaakt<br />

5 keert asparallel terug naar het startpunt<br />

142 4 Cyclusprogrammering


Steekdraaien<br />

De steekdraaicycli verspanen door afwisselende insteek- en<br />

voorbewerkingsbewegingen. Hierdoor vindt de verspaning met zo<br />

weinig mogelijk vrijzet- en aanzetbewegingen plaats.<br />

Met onderstaande parameters kunt u de eigenschappen van de<br />

steekdraaibewerking beïnvloeden:<br />

„ Insteekaanzet O: aanzet voor de insteekbewegin g<br />

„ Draaibewerking in één/twee richtingen U: u kunt de draaibewerking<br />

in één of twee richtingen uitvoeren. Bij radiale steekdraaicycli vindt<br />

de bewerking in één richting plaats, in de richting van de hoofdspil -<br />

bij axiale ICP-steekdraaicycli komt de bewerkingsrichting overeen<br />

met de richting van de contourdefinitie.<br />

„ Verspringingsbreedte B: vanaf de tweede aanzetbeweging wordt<br />

bij de overgang van de draai- naar de steekbewerking het te<br />

verspanen gedeelte gereduceerd met “verspringingsbreedte B”. Bij<br />

iedere volgende overgang van draai- naar steekbewerking aan deze<br />

flank vindt aanvullend op de verspringing tot dan toe een reductie<br />

met “B” plaats. De som van de “verspringing” wordt tot 80% van<br />

de effectieve snijkantbreedte begrensd (effectieve snijkantbreedte<br />

= snijkantbreedte 2*snijkantradius). De <strong>MANUALplus</strong> reduceert<br />

eventueel de geprogrammeerde verspringingsbreedte. Het<br />

overblijvende restmateriaal wordt aan het einde van het voorsteken<br />

met een steekslag verspaand.<br />

„ Draaidieptecorrectie RB: afhankelijk van het materiaal, de<br />

aanzetsnelheid, etc. “kantelt” de snijkant bij de draaibewerkin g.<br />

Deze aanzetfout wordt bij het nabewerken met<br />

“draaidieptecorrectie RB” gecorrigeerd. De draaidieptecorrectie<br />

wordt meestal empirisch bepaald.<br />

Voor de cycli is steekdraaigereedschap vereist.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 143<br />

4.5 Steekcycli


4.5 Steekcycli<br />

Steekdraaien radiaal/axiaal<br />

Kies “Steekcycli”<br />

Kies “Steekdraaien”<br />

Kies “Steekdraaien radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Steekdraaien axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />

bladzijde)<br />

De cyclus verspaant de rechthoek die wordt beschreven door “X, Z”<br />

en “X2, Z2” (zie ook“Steekdraaien” op bladzijde 143).<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />

8 O insteekaanzet – default: actieve aanzet<br />

8 B verspringingsbreedte – default: 0<br />

8 U draaien in één richting – default: 0<br />

„ U=0: in twee richtingen<br />

„ U=1: in één richting (richting: zie helpscherm)<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

144 4 Cyclusprogrammering


Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de snede-opdeling<br />

2 zet vanaf “X, Z” aan voor de eerste snede<br />

3 steekt in (steekbewerking)<br />

4 verspaant haaks op de steekrichting (draaibewerking)<br />

5 herhaalt 3...4, totdat “eindpunt Z2/X2” is bereikt<br />

6 keert asparallel terug naar het startpunt<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 145<br />

4.5 Steekcycli


4.5 Steekcycli<br />

Steekdraaien radiaal/axiaal – uitgebreid<br />

Kies “Steekcycli”<br />

Kies “Steekdraaien”<br />

Kies “Steekdraaien radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Steekdraaien axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />

bladzijde)<br />

Uitgebreid inschakelen<br />

De cyclus verspaant het gebied dat wordt beschreven door “X/Z1” en<br />

“X2, Z2” en houdt daarbij rekening met de overmaten (zie ook<br />

“Steekdraaien” op bladzijde 143).<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 beginpunt contour<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />

8 O insteekaanzet – default: actieve aanzet<br />

8 A starthoek: bereik: 0°


Met de volgende optionele parameters definieert u:<br />

„ A: afkanting aan het begin van de contour<br />

„ W: afkanting aan het einde van de contour<br />

„ R: afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)<br />

„ B1: afkanting/afronding aan het begin van de contour<br />

„ B2: afkanting/afronding aan het einde van de contour<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de snede-opdeling<br />

2 zet vanaf “X, Z” aan voor de eerste snede<br />

3 steekt in (steekbewerking)<br />

4 verspaant haaks op de steekrichting (draaibewerking)<br />

5 herhaalt 3...4, totdat “eindpunt Z2/X2” is bereikt<br />

6 steekt de afkanting/afronding aan het begin/einde van de contour,<br />

indien ingesteld<br />

7 keert asparallel terug naar het startpunt<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 147<br />

4.5 Steekcycli


4.5 Steekcycli<br />

Steekdraaien radiaal/axiaal nabewerken<br />

Kies “Steekcycli”<br />

Kies “Steekdraaien”<br />

Kies “Steekdraaien radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Steekdraaien axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />

bladzijde)<br />

Nabewerken inschakelen<br />

De cyclus bewerkt het contourgedeelte van “X, Z” tot “X2, Z2” (zie<br />

ook“Steekdraaien” op bladzijde 143).<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

Met de “overmaten onbewerkt werkstuk I, K” definieert u<br />

het materiaal dat bij de nabewerkingscyclus wordt<br />

verspaand. Daarom moeten bij het steekdraaien/<br />

nabewerken absoluut de overmaten worden opgegeven.<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 I, K overmaat onbewerkt werkstuk X, Z<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

148 4 Cyclusprogrammering


Uitvoeren van cyclus<br />

1 zet vanaf “X, Z” aan<br />

2 bewerkt de eerste zijkant en vervolgens de bodem van de contour<br />

na tot vlak voor “eindpunt Z2/X2”<br />

3 beweegt asparallel<br />

„ radiaal: naar “X/Z2”<br />

„ axiaal: naar “Z/X2”<br />

4 bewerkt eerst de tweede zijkant en daarna de rest van de bodem<br />

na<br />

5 keert asparallel terug naar het startpunt<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 149<br />

4.5 Steekcycli


4.5 Steekcycli<br />

Steekdraaien radiaal/axiaal nabewerken –<br />

uitgebreid<br />

Kies “Steekcycli”<br />

Kies “Steekdraaien”<br />

Kies “Steekdraaien radiaal” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Steekdraaien axiaal” (afbeeldingen op volgende<br />

bladzijde)<br />

Uitgebreid inschakelen<br />

Nabewerken inschakelen<br />

De cyclus bewerkt het contourgedeelte van “X1, Z1” tot “X2, Z2” na<br />

(zie ook“Steekdraaien” op bladzijde 143).<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 beginpunt contour<br />

8 X2, Z2 eindpunt contour<br />

8 O insteekaanzet – default: actieve aanzet<br />

8 A starthoek: bereik: 0°


Met de volgende optionele parameters definieert u:<br />

„ A: afkanting aan het begin van de contour<br />

„ W: afkanting aan het einde van de contour<br />

„ R: afronding (in beide hoeken van de bodem van de contour)<br />

„ B1: afkanting/afronding aan het begin van de contour<br />

„ B2: afkanting/afronding aan het einde van de contour<br />

Met de “overmaten onbewerkt werkstuk I, K” definieert u<br />

het materiaal dat bij de nabewerkingscyclus wordt<br />

verspaand. Daarom moeten bij het steekdraaien/<br />

nabewerken absoluut de overmaten worden opgegeven.<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 zet vanaf “X, Z” aan<br />

2 bewerkt de eerste zijkant na, rekening houdend met de optionele<br />

contourelementen, vervolgens de bodem van de contour tot vlak<br />

voor “eindpunt Z2/X2”<br />

3 zet asparallel aan voor het nabewerken van de tweede zijkant<br />

4 bewerkt de tweede zijkant (rekening houdend met optionele<br />

contourelementen) en daarna de rest van de bodem van de<br />

contour na<br />

5 bewerkt de afkanting/afronding aan het begin/einde van de<br />

contour na, indien ingesteld<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 151<br />

4.5 Steekcycli


4.5 Steekcycli<br />

ICP-steekdraaien radiaal/axiaal<br />

Kies “Steekcycli”<br />

Kies “Steekdraaien”<br />

“Steekdraaien radiaal ICP” (afbeeldingen rechts)<br />

Kies “Steekdraaien axiaal ICP” (afbeeldingen op<br />

volgende bladzijde)<br />

De cyclus verspaant en houdt daarbij rekening met de overmaten bij:<br />

„ dalende contouren: het gedeelte dat wordt beschreven door “X, Z”<br />

en de ICP-contour<br />

„ stijgende contouren: het gedeelte dat wordt beschreven door “X1,<br />

Z1” en de ICP-contour<br />

Zie ook “Steekdraaien” op bladzijde 143.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

Defineer bij<br />

„ dalende contouren: alleen het “startpunt X, Z” niet het<br />

“beginpunt contour X1, Z1”<br />

„ stijgende contouren: het “startpunt X, Z” en het<br />

“beginpunt contour X1, Z1”<br />

8 X1, Z1 Beginpunt onbewerkt werkstuk<br />

8 P aanzetdiepte: maximale aanzetdiepte<br />

8 O insteekaanzet – default: actieve aanzet<br />

8 B verspringingsbreedte – default: 0<br />

8 U draaien in één richting – default: 0<br />

„ U=0: in twee richtingen<br />

„ U=1: in één richting (richting: zie helpscherm)<br />

8 I, K overmaat X, Z<br />

8 N ICP-contournummer<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

152 4 Cyclusprogrammering


Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de snede-opdeling<br />

2 zet vanaf “X, Z” aan voor de eerste snede<br />

3 steekt in (steekbewerking)<br />

4 verspaant haaks op de steekrichting (draaibewerking)<br />

5 herhaalt 3...4, totdat het gedefinieerde gedeelte is verspaand<br />

6 keert asparallel terug naar het startpunt<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 153<br />

4.5 Steekcycli


4.5 Steekcycli<br />

ICP-steekdraaien radiaal/axiaal nabewerken<br />

Kies “Steekcycli”<br />

Kies “Steekdraaien”<br />

“Steekdraaien radiaal ICP” (afbeeldingen<br />

rechtsboven en midden)<br />

Kies “Steekdraaien axiaal ICP” (afbeelding<br />

rechtsonder)<br />

Nabewerken inschakelen<br />

De cyclus bewerkt het contourgedeelte na dat in de ICP-contour is<br />

beschreven (zie ook “Steekdraaien” op bladzijde 143). Het<br />

gereedschap keert aan het einde van de cyclus terug naar het<br />

startpunt.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 RB draaidieptecorrectie<br />

8 I, K overmaat onbewerkt werkstuk X, Z<br />

8 N ICP-contournummer<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Met de “overmaten onbewerkt werkstuk I, K” definieert u<br />

het materiaal dat bij de nabewerkingscyclus wordt<br />

verspaand. Daarom moeten bij het steekdraaien/<br />

nabewerken absoluut de overmaten worden opgegeven.<br />

154 4 Cyclusprogrammering


Uitvoeren van cyclus<br />

1 zet vanaf “X, Z” asparallel aan<br />

2 bewerkt de eerste zijkant en het contourgedeelte tot vlak voor<br />

“eindpunt X2/Z2” na<br />

3 zet asparallel aan voor het nabewerken van de tweede zijkant<br />

4 bewerkt eerst de tweede zijkant en daarna de rest van de bodem<br />

na<br />

5 keert asparallel terug naar het startpunt<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 155<br />

4.5 Steekcycli


4.5 Steekcycli<br />

Draaduitloop vorm H<br />

Kies “Steekcycli”<br />

Kies “Draaduitloop H”<br />

De contourvorm wordt bepaald door het geheel van parameters. Als u<br />

“draaduitloopradius R” niet opgeeft, wordt de afkanting tot de positie<br />

“hoekpunt contour Z1” uitgevoerd (gereedschapsradius =<br />

draaduitloopradius).<br />

Als u “insteekhoek W” niet opgeeft, wordt deze aan de hand van<br />

“draaduitlooplengte K” en “draaduitloopradius R” berekend. Het<br />

eindpunt van de draaduitloop valt dan samen met het “hoekpunt van<br />

de contour”.<br />

Het eindpunt van de draaduitloop wordt volgens “draaduitloop vorm<br />

H” aan de hand van de insteekhoek bepaald.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 hoekpunt contour<br />

8 K draaduitlooplengte<br />

8 R draaduitloopradius – default: geen cirkelvormig element<br />

8 W insteekhoek– default: W wordt berekent<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 zet vanaf “X, Z” aan tot de veiligheidsafstand<br />

2 maakt de draaduitloop overeenkomstig de cyclusparameters<br />

3 keert diagonaal terug naar het startpunt<br />

156 4 Cyclusprogrammering


Draaduitloop vorm K<br />

Kies “Steekcycli”<br />

Kies “Draaduitloop vorm K”<br />

De gemaakte contourvorm wordt bepaald door het toegepaste<br />

gereedschap, omdat alleen een lineaire snede onder een hoek van 45°<br />

wordt uitgevoerd.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 hoekpunt contour<br />

8 I draaduitloopdiepte<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 gaat met ijlgang onder een hoek van 45° naar “veiligheidsafstand”<br />

voor “hoekpunt contour X1, Z1”<br />

2 steekt met “draaduitloopdiepte I” in<br />

3 trekt het gereedschap op dezelfde wijze terug naar “startpunt X,<br />

Z”<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 157<br />

4.5 Steekcycli


4.5 Steekcycli<br />

Draaduitloop vorm U<br />

Kies “Steekcycli”<br />

Kies “Draaduitloop vorm U”<br />

De cyclus maakt de draaduitloop “vorm U” en bewerkt eventueel het<br />

aangrenzende eindvlak na. De bewerking wordt in verschillende<br />

sneden uitgevoerd, als de draaduitloopbreedte groter is dan de<br />

steekbreedte van het gereedschap. Als de snijkantbreedte van het<br />

gereedschap niet is ingesteld, wordt “K” als snijkantbreedte<br />

genomen. Als alternatief wordt een afkanting/afronding gemaakt.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 hoekpunt contour<br />

8 X2 eindpunt eindvlak<br />

8 I draaduitloopdiameter<br />

8 K draaduitloopbreedte<br />

8 B afkanting/afronding<br />

„ B>0: afrondingsradius<br />

„ B


Afsteken<br />

Kies “Steekcycli”<br />

Kies “Afsteken”<br />

De cyclus steekt het te draaien deel af. Er wordt eventueel een<br />

afkanting of afronding aan de buitendiameter gemaakt.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 hoekpunt contour<br />

8 XE binnendiameter (pijp)<br />

8 I diameter aanzetreductie<br />

8 B afkanting/afronding<br />

„ B>0: afrondingsradius<br />

„ B


4.5 Steekcycli<br />

Voorbeelden van steekcycli<br />

Insteek buiten<br />

De bewerking wordt uitgevoerd met “Insteken radiaal<br />

- uitgebreid”, waarbij rekening wordt gehouden met<br />

de overmaten (zie afbeelding rechtsboven). Bij de<br />

volgende stap wordt dit contourgedeelte met<br />

“Insteken radiaal nabewerken - uitgebreid”<br />

nabewerkt (zie afbeelding rechtsonder).<br />

In de “uitgebreide werkstand” worden de<br />

afrondingen in de bodem van de contour en de<br />

afkantingen aan het begin en einde van de contour<br />

gemaakt.<br />

Let op de parameters “beginpunt contour X1, Z1” en<br />

“eindpunt contour X2, Z2”. Deze parameters zijn<br />

namelijk bepalend voor de verspanings- en<br />

aanzetrichting: in dit geval de bewerking aan de<br />

buitenzijde en de aanzet “in richting –Z”.<br />

Gereedschapsgegevens<br />

„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />

buitenzijde)<br />

„ WO = 1 – gereedschapsoriëntatie<br />

„ K = 4 - snijkantbreedte (4 mm)<br />

160 4 Cyclusprogrammering


Insteek binnen<br />

De bewerking wordt uitgevoerd met “Insteken radiaal<br />

- uitgebreid”, waarbij rekening wordt gehouden met<br />

de overmaten (zie afbeelding rechtsboven). Bij de<br />

volgende stap wordt dit contourgedeelte met<br />

“Insteken radiaal nabewerken - uitgebreid”<br />

nabewerkt (zie afbeelding rechtsonder).<br />

Omdat “steekbreedte P” niet wordt ingevoerd, steekt<br />

de <strong>MANUALplus</strong> met 80% van de steekbreedte van<br />

het gereedschap.<br />

In de “uitgebreide werkstand” worden de afkantingen<br />

aan het begin/einde van de contour gemaakt.<br />

Let op de parameters “beginpunt contour X1, Z1” en<br />

“eindpunt contour X2, Z2”. Deze parameters zijn<br />

namelijk bepalend voor de verspanings- en<br />

aanzetrichting: in dit geval de bewerking aan de<br />

buitenzijde en de aanzet “in richting –Z”.<br />

Gereedschapsgegevens<br />

„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />

binnenzijde)<br />

„ WO = 7 – gereedschapsoriëntatie<br />

„ K = 2 - snijkantbreedte (2 mm)<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 161<br />

4.5 Steekcycli


4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />

4.6 Schroef- en<br />

draaduitloopcycli<br />

Schroefdraad- en draaduitloopcycli<br />

maken enkel- en meervoudige conische<br />

en langsschroefdraad en draaduitlopen.<br />

Met handbediening kunt u:<br />

„ de "laatste snede" herhalen, om<br />

onnauwkeurigheden van het<br />

gereedschap te corrigeren.<br />

„ met “draad nasnijden”beschadigde<br />

schroefdraad repareren.<br />

„ Schroefdraad wordt met een constant<br />

toerental gemaakt.<br />

„ “Cyclusstop” werkt aan het einde van<br />

een draadsnijgang<br />

„ Aanzet- en spil-override zijn niet actief<br />

tijdens de uitvoering van de cyclus<br />

Schroefdraadpositie<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de schroefdraadrichting op<br />

basis van de parameters “startpositie Z”<br />

(handbediening “actuele gereedschapspositie”) en<br />

“eindpunt Z2”. Met de softkey kunt u invoeren of er<br />

buiten- of binnendraad moet worden gesneden.<br />

Draaduitlooppositie<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de draaduitlooppositie aan<br />

de hand van de parameters “startpunt X, Z”<br />

(handbediening: “actuele gereedschapspositie”) en<br />

“startpunt cilinder X1 /eindpunt eindvlak Z2” .<br />

De draaduitloop kan alleen in een haakse,<br />

asparallelle contourhoek op de langsas<br />

worden uitgevoerd.<br />

Schroef- en draaduitloopcycli Symbool<br />

Schroefcyclus<br />

enkel- of meervoudige langsdraad<br />

Conische draad<br />

enkel- of meervoudige conische draad<br />

API-draad<br />

enkel- of meervoudige API-draad (API: American<br />

Petroleum Institute)<br />

Draaduitloop DIN 76<br />

draaduitloop en draadaansnijding<br />

Draaduitloop DIN 509 E<br />

draaduitloop en cilinderaansnijding<br />

Draaduitloop DIN 509 F<br />

draaduitloop en cilinderaansnijding<br />

162 4 Cyclusprogrammering


Aanzethoek (flankhoek)<br />

Bij sommige schroefdraadcycli kan de instelhoek worden opgegeven.<br />

In de afbeeldingen rechts wordt de werkwijze bij een instelhoek van -<br />

30° (afbeelding rechtsboven) resp. bij een instelhoek van 0°<br />

(afbeelding rechtsmidden) verklaard.<br />

Schroefdraaddiepte, snede-opdeling<br />

De schroefdraaddiepte wordt bij alle schroefdraadcycli<br />

geprogrammeerd. De <strong>MANUALplus</strong> reduceert de snijdiepte bij iedere<br />

snede (afbeelding midden rechts).<br />

Handwiel-override bij schroefdraadcycli<br />

Vanaf softwareversie 526 488-09 kunt u de actuele draadsnijgang door<br />

handwiel-override in X en Z beïnvloeden en zo het maken van<br />

schroefdraad optimaliseren. U kunt de handwiel-override met een<br />

schakelaar op het machinebedieningspaneel inschakelen.<br />

Voor de handwiel-override gelden de volgende beperkingen:<br />

„ X-richting (schroefdraaddiepte): Afhankelijk van de actuele<br />

snijdiepte, waarbij het start- en eindpunt van de schroefdraad in X<br />

niet wordt overschreden.<br />

„ Z-richting: Maximaal 1 schroefdraadgang, waarbij het start- en<br />

eindpunt van de schroefdraad in Z niet wordt overschreden.<br />

Schroefdraadaanloop/-uitloop<br />

De slede heeft voor de eigenlijke schroefdraad een bepaalde aanloop<br />

nodig om tot de geprogrammeerde aanzetsnelheid te kunnen<br />

versnellen en een uitloop aan het einde van de schroefdraad om de<br />

slede af te remmen.<br />

Berekening van de aanlooplengte:<br />

BA > 0,75 * (F*S)² / a + 0,15<br />

Berekening van de uitlooplengte:<br />

BA > 0,75 * (F*S)² / e + 0,15<br />

BA: minimale aanlooplengte<br />

BE: minimale uitlooplengte<br />

F: Spoed in mm/omw.<br />

S: Toerental in omwentelingen/seconde<br />

a: versnelling in mm/s² (zie “Configuratieparameters” op<br />

bladzijde 435 – 1105 “Versnelling regelbegin”)<br />

e: versnelling in mm/s² (zie “Configuratieparameters” op<br />

bladzijde 435 – 1105 “Versnelling regelbegin”)<br />

Een te korte schroefdraadaanloop of -uitloop kan ten koste van de<br />

kwaliteit gaan. De <strong>MANUALplus</strong> geeft in dit geval een waarschuwing.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 163<br />

4.6 Schroef- en draaduitloopcycli


4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />

Laatste snede<br />

Na het uitvoeren van de cyclus biedt de <strong>MANUALplus</strong> de functie<br />

Laatste snede aan. Met behulp van deze functie kunt u de meest<br />

recente draadsnijgang herhalen met een bijgewerkte<br />

gereedschapscorrectie.<br />

Verloop van de functie “Laatste snede”:<br />

Uitgangssituatie: de schroefdraadcyclus is uitgevoerd: de<br />

schroefdraaddiepte komt niet overeen met de instellingen.<br />

8 Gereedschapscorrectie uitvoeren<br />

8 Laatste snede kiezen<br />

8 Cyclusstart activeren<br />

8 Schroefdraad controleren<br />

De gereedschapscorrectie en de “laatste snede” kunnen<br />

net zo vaak worden herhaald totdat de schroefdraad<br />

correct is.<br />

164 4 Cyclusprogrammering


Schroefdraadcyclus (overlangs)<br />

Kies “Draadsnijden”<br />

Kies “Schroefdraadcyclus”<br />

Softkey binnendraad<br />

Aan: Binnendraad<br />

Uit: Buitendraad<br />

De cyclus snijdt een enkelvoudige buiten- of binnenschroefdraad met<br />

een flankhoek van 30°. De aanzet vindt alleen in “X-richting” plaats.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt schroefdraad<br />

8 Z2 eindpunt schroefdraad<br />

8 F1 spoed (= aanzet)<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

„ geen invoer: wordt berekend<br />

Buitendraad: U=0.6134*F1<br />

Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />

8 I 1. Snijdiepte<br />

„ I


4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />

Schroefdraadcyclus (overlangs) – uitgebreid<br />

Kies “Draadsnijden”<br />

Kies “Schroefdraadcyclus”<br />

Uitgebreid inschakelen<br />

Softkey binnendraad<br />

Aan: Binnendraad<br />

Uit: Buitendraad<br />

De cyclus maakt enkel- of meervoudige buiten- of binnendraad. De<br />

schroefdraad begint bij “startpunt X” en eindigt bij “eindpunt Z2”<br />

(zonder aan- en uitloop).<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt Schroefdraad (zonder aanloop)<br />

8 Z2 eindpunt schroefdraad (zonder uitloop)<br />

8 F1 spoed (= aanzet)<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

„ geen invoer: wordt berekend<br />

Buitendraad: U=0.6134*F1<br />

Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />

8 I 1. Snijdiepte<br />

„ I0: vergroot de spoed per omwenteling met E<br />

„ E


Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de snede-opdeling<br />

2 begint bij “Z” voor de eerste schroefdraadgang<br />

3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt Z2”<br />

4 keert asparallel terug en zet opnieuw aan voor de volgende<br />

schroefdraadgang<br />

5 herhaalt 3...4 voor alle schroefdraadgangen<br />

6 zet voor de volgende snijgang aan en houdt daarbij rekening met<br />

de gereduceerde snijdiepte en “aanzethoek A”<br />

7 herhaalt 3...6, totdat het "aantal gangen D" en “diepte U” zijn<br />

bereikt<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 167<br />

4.6 Schroef- en draaduitloopcycli


4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />

Conische draad<br />

Kies “Draadsnijden”<br />

Kies “Conische draad”<br />

Softkey binnendraad<br />

Aan: Binnendraad<br />

Uit: Buitendraad<br />

De cyclus maakt enkel- of meervoudige conische buiten- of<br />

binnendraad.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 startpunt Schroefdraad (zonder aanloop)<br />

8 X2 eindpunt schroefdraad (zonder uitloop)<br />

8 F1spoed (= Aanzet)<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

„ geen invoer: wordt berekend<br />

Buitendraad: U=0.6134*F1<br />

Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />

8 I 1. Snijdiepte<br />

„ I0: vergroot de spoed per omwenteling met E<br />

„ E


Parametercombinaties voor kegelhoek:<br />

„ X1/Z1, X2/Z2<br />

„ X1/Z1, Z2, W<br />

„ Z1, X2/Z2, W<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de snede-opdeling<br />

2 gaat naar “startpunt X1, Z1”<br />

3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt Z2”<br />

4 keert asparallel terug en zet opnieuw aan voor de volgende<br />

schroefdraadgang<br />

5 herhaalt 3...4 voor alle schroefdraadgangen<br />

6 zet voor de volgende snijgang aan en houdt daarbij rekening met<br />

de gereduceerde snijdiepte en “aanzethoek A”<br />

7 herhaalt 3...6, totdat het "aantal gangen D" en “diepte U” zijn<br />

bereikt<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 169<br />

4.6 Schroef- en draaduitloopcycli


4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />

API-draad<br />

Kies “Draadsnijden”<br />

Kies “API-draad”<br />

Softkey binnendraad<br />

Aan: Binnendraad<br />

Uit: Buitendraad<br />

De cyclus maakt enkel- of meervoudige API-buiten- of binnendraad.<br />

De draaddiepte wordt bij de uitloop van de schroefdraad minder.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 startpunt Schroefdraad (zonder aanloop)<br />

8 X2, Z2 eindpunt schroefdraad (zonder uitloop)<br />

8 F1 spoed (= aanzet)<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

„ geen invoer: wordt berekend<br />

Buitendraad: U=0.6134*F1<br />

Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />

8 I 1e snijdiepte<br />

„ I


Uitvoeren van cyclus<br />

1 berekent de snede-opdeling<br />

2 gaat naar “startpunt schroefdraad X1, Z1”<br />

3 beweegt met aanzetsnelheid naar “eindpunt Z2”, rekening<br />

houdend met “uitloophoek WE”<br />

4 keert asparallel terug en zet opnieuw aan voor de volgende<br />

schroefdraadgang<br />

5 herhaalt 3...4 voor alle schroefdraadgangen<br />

6 zet voor de volgende snijgang aan en houdt daarbij rekening met<br />

de gereduceerde snijdiepte en “aanzethoek A”<br />

7 herhaalt 3...6, totdat het "aantal gangen D" en “diepte U” zijn<br />

bereikt<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 171<br />

4.6 Schroef- en draaduitloopcycli


4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />

Schroefdraad nasnijden (overlangs)<br />

Kies “Draadsnijden”<br />

Kies “Schroefdraadcyclus”<br />

Nasnijden inschakelen<br />

Softkey binnendraad<br />

Aan: Binnendraad<br />

Uit: Buitendraad<br />

De cyclus snijdt een enkelvoudige schroefdraad na. Omdat het<br />

werkstuk al is afgespannen, moet de <strong>MANUALplus</strong> de exacte positie<br />

van de schroefdraad bepalen. Hiertoe plaatst u de punt van het<br />

draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang en neemt u<br />

deze posities over in de parameters “C” en “ZC”(Softkey Overname<br />

positie). De cyclus berekent op basis van deze waarden de spilhoek<br />

bij “startpunt Z”.<br />

Cyclusparameters<br />

8 Z2 eindpunt schroefdraad<br />

8 C gemeten hoek<br />

8 ZC gemeten positie<br />

8 F1 spoed (= Aanzet)<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

„ geen invoer: wordt berekend<br />

Buitendraad: U=0.6134*F1<br />

Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />

8 I 1. Snijdiepte<br />

„ I


Uitvoeren van cyclus<br />

1 Plaats het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang<br />

2 Gereedschapspositie “ZC” en spilhoek “C” met Overname<br />

positie overnemen<br />

3 Het gereedschap handmatig uit de schroefdraadgang halen<br />

4 Positioneer het gereedschap op “startpunt X, Z”<br />

5 Start de cyclus met “Invoer gereed” en vervolgens “Cyclusstart”<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 173<br />

4.6 Schroef- en draaduitloopcycli


4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />

Schroefdraad nasnijden uitgebreid (overlangs)<br />

Kies “Draadsnijden”<br />

Kies “Schroefdraadcyclus”<br />

Uitgebreid inschakelen<br />

Nasnijden inschakelen<br />

Softkey binnendraad<br />

Aan: Binnendraad<br />

Uit: Buitendraad<br />

De cyclus snijdt enkel- of meervoudige buiten- of binnendraad na.<br />

Omdat het werkstuk al is afgespannen, moet de <strong>MANUALplus</strong> de<br />

exacte positie van de schroefdraad bepalen. Hiertoe plaatst u de punt<br />

van het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang en<br />

neemt u deze posities over in de parameters “C” en “ZC” (Softkey<br />

Overname positie). De cyclus berekent op basis van deze waarden<br />

de spilhoek bij “startpunt Z”.<br />

Cyclusparameters<br />

8 Z2 eindpunt schroefdraad (zonder uitloop)<br />

8 C gemeten hoek<br />

8 ZC gemeten positie<br />

8 F1 spoed (= aanzet)<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

„ geen invoer: wordt berekend<br />

Buitendraad: U=0.6134*F1<br />

Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />

8 I 1. Snijdiepte<br />

„ I


Uitvoeren van cyclus<br />

1 Plaats het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang<br />

2 Gereedschapspositie “ZC” en spilhoek “C” met Overname<br />

positie overnemen<br />

3 Het gereedschap handmatig uit de schroefdraadgang halen<br />

4 Positioneer het gereedschap op “startpunt X, Z”<br />

5 Start de cyclus met “Invoer gereed” en vervolgens “Cyclusstart”<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 175<br />

4.6 Schroef- en draaduitloopcycli


4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />

Conische draad nasnijden<br />

Kies “Draadsnijden”<br />

Kies “Conische draad”<br />

Nasnijden inschakelen<br />

Softkey binnendraad<br />

Aan: Binnendraad<br />

Uit: Buitendraad<br />

De cyclus snijdt een enkel- of meervoudige conische buiten- of<br />

binnendraad na. Omdat het werkstuk al is afgespannen, moet de<br />

<strong>MANUALplus</strong> de exacte positie van de schroefdraad bepalen. Hiertoe<br />

plaatst u de punt van het draadsnijgereedschap midden in een<br />

schroefdraadgang en neemt u deze posities over in de parameters<br />

“C” en “ZC” (Softkey Overname positie). De cyclus berekent op<br />

basis van deze waarden de spilhoek bij “startpunt Z”.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X1, Z1 startpunt schroefdraad (zonder aanloop)<br />

8 X2, Z2 eindpunt schroefdraad (zonder uitloop)<br />

8 C gemeten hoek<br />

8 ZC gemeten positie<br />

8 F1 spoed (= aanzet)<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

„ geen invoer: wordt berekend<br />

Buitendraad: U=0.6134*F1<br />

Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />

8 I 1. Snijdiepte<br />

„ I


Uitvoeren van cyclus<br />

1 Plaats het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang<br />

2 Gereedschapspositie “ZC” en spilhoek “C” met Overname<br />

positie overnemen<br />

3 Het gereedschap handmatig uit de schroefdraadgang halen<br />

4 Gereedschap voor het werkstuk positioneren<br />

5 Start de cyclus met “Invoer gereed” en vervolgens “Cyclusstart”<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 177<br />

4.6 Schroef- en draaduitloopcycli


4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />

API-schroefdraad nasnijden<br />

Kies “Draadsnijden”<br />

Kies “API-draad”<br />

Nasnijden inschakelen<br />

Softkey binnendraad<br />

Aan: Binnendraad<br />

Uit: Buitendraad<br />

De cyclus snijdt een enkel- of meervoudige API-buiten- of binnendraad<br />

na. Omdat het werkstuk al is afgespannen, moet de <strong>MANUALplus</strong> de<br />

exacte positie van de schroefdraad bepalen. Hiertoe plaatst u de punt<br />

van het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang en<br />

neemt u deze posities over in de parameters “C” en “ZC” (Softkey<br />

Overname positie). De cyclus berekent op basis van deze waarden<br />

de spilhoek bij “startpunt Z”.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X1, Z1 startpunt schroefdraad (zonder aanloop)<br />

8 X2, Z2 eindpunt schroefdraad (zonder uitloop)<br />

8 C gemeten hoek<br />

8 ZC gemeten positie<br />

8 F1 spoed (= aanzet)<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

„ geen invoer: wordt berekend<br />

Buitendraad: U=0.6134*F1<br />

Binnendraad: U=–0.5413*F1<br />

8 I 1. Snijdiepte<br />

„ I


Uitvoeren van cyclus<br />

1 Plaats het draadsnijgereedschap midden in een schroefdraadgang<br />

2 Gereedschapspositie “ZC” en spilhoek “C” met Overname<br />

positie overnemen<br />

3 Het gereedschap handmatig uit de schroefdraadgang halen<br />

4 Gereedschap voor het werkstuk positioneren<br />

5 Start de cyclus met “Invoer gereed” en vervolgens “Cyclusstart”<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 179<br />

4.6 Schroef- en draaduitloopcycli


4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />

Draaduitloop DIN 76<br />

Kies “Draadsnijden”<br />

Kies “Draaduitloop DIN 76”<br />

Softkey met terugloop:<br />

Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />

cyclus staan (zie afbeeldingen rechts)<br />

Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt<br />

(afbeeldingen op volgende bladzijde)<br />

De cyclus maakt de draaduitloop DIN76, een draadaansnijding, de<br />

voorafgaande cilinder en het aansluitende eindvlak. De<br />

draadaansnijding wordt uitgevoerd als u “B” of “RB” opgeeft.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 startpunt cilinder<br />

8 X2, Z2 eindpunt eindvlak<br />

8 FP spoed – default: standaardtabel<br />

8 E gereduceerde aanzet voor het insteken en voor de<br />

draadaansnijding - default: F aanzet<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

8 I draaduitloopdiameter – default: standaardtabel<br />

8 K draaduitlooplengte – default: standaardtabel<br />

8 W draaduitloophoek– default: standaardtabel<br />

8 R draaduitloopradius (aan beide zijden van de draaduitloop) -<br />

default: standaardtabel<br />

8 P draaduitloopovermaat<br />

„ P>0: onderverdeling in voor- en nadraaien – “P” is langsovermaat;<br />

overmaat in dwarsrichting bedraagt altijd 0,1 mm<br />

„ geen invoer: Bewerking in één snede<br />

8 B cilinderaansnijlengte – default: geen draadaansnijding<br />

8 WB aansnijhoek – default: 45 °<br />

8 RB aansnijradius – default: geen aansnijradius<br />

180 4 Cyclusprogrammering


De door u opgegeven parameters worden onvoorwaardelijk<br />

aangehouden, zelfs als in de standaardtabel andere waarden zijn<br />

vermeld De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de niet door u ingevoerde<br />

draaduitloopparameters aan de hand van de standaardtabel (zie“DIN<br />

76 – draaduitloopparameters” op bladzijde 529“):<br />

„ “Spoed FP” aan de hand van de diameter “X1”<br />

„ Parameters I, K, W en R aan de hand van “FP”<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 zet vanaf “X, Z” aan<br />

„ naar positie “startpunt X1”, of<br />

„ voor de draadaansnijding<br />

2 maakt de draadaansnijding, indien ingesteld<br />

3 bewerkt de cilinder na tot het begin van de draaduitloop<br />

4 bewerkt de draaduitloop voor, indien ingesteld<br />

5 maakt de draaduitloop<br />

6 bewerkt na tot “eindpunt X2”<br />

7<br />

„ “zonder terugloop”: gereedschap blijft op “eindpunt X2” staan<br />

„ “Met terugloop”: keert diagonaal terug naar het startpunt<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 181<br />

4.6 Schroef- en draaduitloopcycli


4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />

Draaduitloop DIN 509 E<br />

Kies “Draadsnijden”<br />

Kies “Draaduitloop DIN 509 E”<br />

Softkey met terugloop:<br />

Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />

cyclus staan (zie afbeeldingen rechts)<br />

Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt<br />

(afbeeldingen op volgende bladzijde)<br />

De cyclus maakt de draaduitloop DIN 509 vorm E, een<br />

cilinderaansnijding, de voorafgaande cilinder en het aansluitende<br />

eindvlak. Voor het cilindergedeelte kunt u een<br />

"nabewerkingsovermaat" definiëren. De cilinderaansnijding wordt<br />

uitgevoerd als u “B” of “RB” opgeeft.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 startpunt cilinder<br />

8 X2, Z2 eindpunt eindvlak<br />

8 E gereduceerde aanzet voor het insteken en voor de<br />

draadaansnijding - default: F aanzet<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

8 I draaduitloopdiepte – default: standaardtabel<br />

8 K draaduitlooplengte – default: standaardtabel<br />

8 W draaduitloophoek – default: standaardtabel<br />

8 R draaduitloopradius (aan beide zijden van de draaduitloop) -<br />

default: standaardtabel<br />

8 B cilinderaansnijlengte – default: geen draadaansnijding<br />

8 WB aansnijhoek – default: 45 °<br />

8 RB aansnijradius– default: geen aansnijradius<br />

8 U nabewerkingsovermaat voor het cilindergedeelte – default: 0<br />

De door u opgegeven parameters worden onvoorwaardelijk<br />

aangehouden, zelfs als in de standaardtabel andere waarden zijn<br />

vermeld Als u “I, K, W en R” niet opgeeft, worden deze waarden<br />

bepaald aan de hand van de cilinderdiameter die in de standaardtabel<br />

is vermeld (zie“DIN 509 E, DIN 509 F – draaduitloopparameters” op<br />

bladzijde 531).<br />

182 4 Cyclusprogrammering


Uitvoeren van cyclus<br />

1 zet vanaf “X, Z” aan<br />

„ naar positie “startpunt cilinder X1”, of<br />

„ voor de draadaansnijding<br />

2 maakt de draadaansnijding, indien ingesteld<br />

3 bewerkt de cilinder na tot het begin van de draaduitloop<br />

4 maakt de draaduitloop<br />

5 bewerkt na tot “eindpunt eindvlak X2”<br />

6<br />

„ “zonder terugloop”: gereedschap blijft op “eindpunt X2” staan<br />

„ “Met terugloop”: keert diagonaal terug naar het startpunt<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 183<br />

4.6 Schroef- en draaduitloopcycli


4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />

Draaduitloop DIN 509 F<br />

Kies “Draadsnijden”<br />

Kies “Draaduitloop DIN 509 F”<br />

Softkey met terugloop:<br />

Uit: Het gereedschap blijft aan het einde van de<br />

cyclus staan (zie afbeeldingen rechts)<br />

Aan: Het gereedschap keert terug naar het startpunt<br />

(afbeeldingen op volgende bladzijde)<br />

De cyclus maakt de draaduitloop DIN 509 vorm F, een<br />

cilinderaansnijding, de voorafgaande cilinder en het aansluitende<br />

eindvlak. Voor het cilindergedeelte kunt u een<br />

"nabewerkingsovermaat" definiëren. De cilinderaansnijding wordt<br />

uitgevoerd als u “B” of “RB” opgeeft.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 X1, Z1 startpunt cilinder<br />

8 X2, Z2 eindpunt eindvlak<br />

8 E gereduceerde aanzet voor het insteken en voor de<br />

draadaansnijding - default: Aanzet F<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

8 I draaduitloopdiepte – default: standaardtabel<br />

8 K draaduitlooplengte – default: standaardtabel<br />

8 W draaduitloophoek – default: standaardtabel<br />

8 R draaduitloopradius (aan beide zijden van de draaduitloop) -<br />

default: standaardtabel<br />

8 P vlakdiepte – default: standaardtabel<br />

8 A vlakhoek – default: standaardtabel<br />

8 B cilinderaansnijlengte – default: geen draadaansnijding<br />

8 WB aansnijhoek – default: 45 °<br />

8 RB aansnijradius – default: geen aansnijradius<br />

8 U nabewerkingsovermaat – default: 0<br />

184 4 Cyclusprogrammering


De door u opgegeven parameters worden onvoorwaardelijk<br />

aangehouden, zelfs als in de standaardtabel andere waarden zijn<br />

vermeld Als u “I, K, W, R, P en A” niet opgeeft, worden deze waarden<br />

bepaald aan de hand van de cilinderdiameter die in de standaardtabel<br />

is vermeld (zie“DIN 509 E, DIN 509 F – draaduitloopparameters” op<br />

bladzijde 531).<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 zet vanaf “X, Z” aan<br />

„ naar positie “startpunt cilinder X1”, of<br />

„ voor de draadaansnijding<br />

2 maakt de draadaansnijding, indien ingesteld<br />

3 bewerkt de cilinder na tot het begin van de draaduitloop<br />

4 maakt de draaduitloop<br />

5 bewerkt na tot “eindpunt eindvlak X2”<br />

6<br />

„ “zonder terugloop”: gereedschap blijft op “eindpunt X2” staan<br />

„ “Met terugloop”: keert diagonaal terug naar het startpunt.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 185<br />

4.6 Schroef- en draaduitloopcycli


4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />

Voorbeelden: Schroef- en draaduitloopcycli<br />

Buitendraad en draaduitloop<br />

De bewerking wordt in twee stappen uitgevoerd. Met<br />

“draaduitloop DIN 76” worden de draaduitloop en<br />

draadaansnijding gemaakt. Daarna wordt de<br />

schroefdraad met de “schroefdraadcyclus” gemaakt.<br />

1. Stap<br />

Programmering van de draaduitloop- en<br />

draadaansnijdingsparameters in twee invoervensters<br />

(afbeeldingen rechts).<br />

Gereedschapsgegevens<br />

„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />

buitenzijde)<br />

„ WO = 1 – gereedschapsoriëntatie<br />

„ A = 93° – instelhoek<br />

„ B = 55° – gereedschapspunthoek<br />

186 4 Cyclusprogrammering


2. Stap<br />

De “schroefdraadcyclus (overlangs) – uitgebreid”<br />

snijdt de schroefdraad. Met de cyclusparameters<br />

worden de draaddiepte en snede-opdeling (zie<br />

afbeelding rechtsboven) vastgelegd.<br />

Gereedschapsgegevens<br />

„ Draadsnijgereedschap (voor bewerking aan de<br />

buitenzijde)<br />

„ WO = 1 – gereedschapsoriëntatie<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 187<br />

4.6 Schroef- en draaduitloopcycli


4.6 Schroef- en draaduitloopcycli<br />

Buitendraad en draaduitloop<br />

De bewerking wordt in twee stappen uitgevoerd. Met<br />

“draaduitloop DIN 76” worden de draaduitloop en<br />

draadaansnijding gemaakt. Daarna wordt de<br />

schroefdraad met de “schroefdraadcyclus” gemaakt.<br />

1. Stap<br />

Programmering van de draaduitloop- en<br />

draadaansnijdingsparameters in twee invoervensters<br />

(afbeelding rechtsonder en rechtsboven op de<br />

volgende bladzijde).<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de draaduitloopparameters<br />

aan de hand van de standaardtabel.<br />

Bij de draadaansnijding wordt alleen de<br />

afkantingsbreedte vooraf ingesteld. De hoek van 45°<br />

is de defaultwaarde voor “aansnijhoek WB”.<br />

Gereedschapsgegevens<br />

„ Draaigereedschap (voor bewerking aan de<br />

binnenzijde)<br />

„ WO = 7 – gereedschapsoriëntatie<br />

„ A = 93° – instelhoek<br />

„ B = 55° – gereedschapspunthoek<br />

188 4 Cyclusprogrammering


2. Stap<br />

“schroefdraadcyclus (overlangs)” snijdt de<br />

schroefdraad. De spoed wordt vooraf ingesteld, de<br />

<strong>MANUALplus</strong> bepaalt de overige waarden aan de<br />

hand van de standaardtabel (afbeelding rechts).<br />

Let op de stand van de softkey binnendraad.<br />

Gereedschapsgegevens<br />

„ Draadsnijgereedschap (voor bewerking aan de<br />

binnenzijde)<br />

„ WO = 7 – gereedschapsoriëntatie<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 189<br />

4.6 Schroef- en draaduitloopcycli


4.7 Boorcycli<br />

4.7 Boorcycli<br />

Met de boorcycli maakt u axiale en<br />

radiale boringen.<br />

Bewerking van patronen: zie “Boor- en<br />

freespatroon” op bladzijde 227.<br />

Bij aangedreven gereedschap mag u de<br />

“constante snijsnelheid” alleen<br />

programmeren, als uw machine is<br />

voorzien van een gestuurde spil.<br />

Boorcycli Symbool<br />

axiale/radiale boorcyclus<br />

voor afzonderlijke boringen en patronen<br />

axiale/radiale diepboorcyclus<br />

voor afzonderlijke boringen en patronen<br />

axiale/radiale draadtapcyclus<br />

voor afzonderlijke boringen en patronen<br />

Draadfrezen<br />

freest schroefdraad in een bestaande boring<br />

190 4 Cyclusprogrammering


Boren axiaal/radiaal<br />

Kies “Boren”<br />

Kies “Boren axiaal”<br />

Kies “Boren radiaal”<br />

Met deze cyclus wordt een gat in het eindvlak/mantelvlak geboord.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 E stilstandtijd voor het vrijsnijden aan het einde van de boring –<br />

default: 0<br />

8 AB aan- en doorboorlengte – default: 0<br />

8 V aan- en doorboorvarianten – default: 0<br />

„ 0: zonder aanzetreductie<br />

„ 1: doorboorreductie<br />

„ 2: aanboorreductie<br />

„ 3: aan- en doorboorreductie<br />

8 D terugloop – default: 0<br />

„ 0: ijlgang<br />

„ 1: Aanzet<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Boren axiaal<br />

8 Z1 startpunt boring – default: boring vanaf “Z”<br />

8 Z2 eindpunt boring<br />

Boren radiaal<br />

8 X1 startpunt boring – default: boring vanaf “X”<br />

8 X2 eindpunt boring<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 191<br />

4.7 Boorcycli


4.7 Boorcycli<br />

„ Als “AB” en “V” zijn geprogrammeerd, vindt er een<br />

aanzetreductie met 50% voor het aan- of doorboren<br />

plaats.<br />

„ Aan de hand van de gereedschapsparameter<br />

"aangedreven gereedschap" bepaalt de <strong>MANUALplus</strong> of<br />

het geprogrammeerde toerental en de aanzet op de<br />

hoofdspil of op het aangedreven gereedschap van<br />

toepassing zijn.<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 positioneert op “spilhoek C” (handbediening: bewerking vanaf de<br />

actuele spilhoek)<br />

2 indien ingesteld: beweegt in ijlgang naar<br />

„ “Z1” (axiaal)<br />

„ “X1” (radiaal)<br />

3 boort met gereduceerde aanzet aan, indien ingesteld<br />

4 afhankelijk van “V”:<br />

„ boort met de geprogrammeerde aanzet tot<br />

"eindpunt Z2" (axiaal)<br />

"eindpunt X2 (radiaal)<br />

„ blijft gedurende tijd “E” op het eindpunt van de boring, indien<br />

gedefinieerd<br />

of<br />

„ boort met de geprogrammeerde aanzet tot positie<br />

„Z2 – AB“ (axiaal)<br />

„X2 – AB“ (radiaal)<br />

„ boort met de gereduceerde aanzet tot<br />

"eindpunt Z2" (axiaal)<br />

"eindpunt X2 (radiaal)<br />

5 loopt terug, wanneer X1/Z1 is geprogrammeerd, naar<br />

„ "startpunt boring Z1" (axiaal)<br />

„ "startpunt boring X1" (radiaal)<br />

of wanneer X1/Z1 niet is geprogrammeerd, naar<br />

„ “startpunt Z” (axiaal)<br />

„ “startpunt X” (radiaal)<br />

192 4 Cyclusprogrammering


Diepboren axiaal/radiaal<br />

Kies “Boren”<br />

Kies “Diepboren axiaal”<br />

Kies “Diepboren radiaal”<br />

Deze cyclus maakt – in meerdere stappen – een boring in het eindvlak/<br />

mantelvlak. De boor wordt na iedere stap teruggetrokken en na een<br />

stilstandtijd weer op veiligheidsafstand gezet. U definieert de eerste<br />

boorstap met “1e boordiepte P”. Bij elke volgende boorstap wordt de<br />

diepte met “boordieptereductiewaarde IB” verminderd, waarbij de<br />

waarde niet onder de “minimale boordiepte JB” komt.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 P 1e boordiepte – default: boren zonder onderbreking<br />

8 IB boordieptereductiewaarde – default: 0<br />

8 JB minimale boordiepte – default: 1/10 van P<br />

8 B teruglooplengte – default: terugloop naar “beginpunt boring”<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

8 E stilstandtijd voor het vrijsnijden aan het einde van de boring –<br />

default: 0<br />

8 AB aan- en doorboorlengte – default: 0<br />

8 V aan- en doorboorvarianten – default: 0<br />

„ 0: zonder aanzetreductie<br />

„ 1: doorboorreductie<br />

„ 2: aanboorreductie<br />

„ 3: aan- en doorboorreductie<br />

8 D terugtrekken Terugtreksnelheid en verplaatsing binnen de boring<br />

- default: 0<br />

„ 0: ijlgang<br />

„ 1: Aanzet<br />

Boren axiaal<br />

8 Z1 startpunt boring – default: boring vanaf “Z”<br />

8 Z2 eindpunt boring<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 193<br />

4.7 Boorcycli


4.7 Boorcycli<br />

Boren radiaal<br />

8 X1 startpunt boring – default: boring vanaf “X”<br />

8 X2 eindpunt boring<br />

„ Als "AB" en "V" zijn geprogrammeerd, vindt een<br />

aanzetreductie met 50% voor het aan- of doorboren<br />

plaats.<br />

„ Aan de hand van de gereedschapsparameter<br />

"aangedreven gereedschap" bepaalt de <strong>MANUALplus</strong> of<br />

het geprogrammeerde toerental en de aanzet op de<br />

hoofdspil of op het aangedreven gereedschap van<br />

toepassing zijn.<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 positioneert op “spilhoek C” (handbediening: bewerking vanaf de<br />

actuele spilhoek)<br />

2 indien ingesteld: beweegt in ijlgang naar<br />

„ “Z1” (axiaal)<br />

„ “X1” (radiaal)<br />

3 eerste boorstap (boordiepte: P) - boort met gereduceerde aanzet<br />

aan, indien ingestel d<br />

4 loopt met “B” of tot “beginpunt boring” terug en wordt op<br />

veiligheidsafstand in de boring gepositioneerd<br />

5 volgende boorstap (boordiepte: “laatste diepte - IB” of JB )<br />

6 herhaalt 4...5, totdat “eindpunt Z2/X2” is bereikt<br />

7 laatste boorstap - afhankelijk van “V”:<br />

„ boort met de geprogrammeerde aanzet tot<br />

"eindpunt Z2" (axiaal)<br />

"eindpunt X2 (radiaal)<br />

„ blijft gedurende tijd “E” op het eindpunt van de boring indien<br />

gedefinieerd<br />

of<br />

„ boort met de geprogrammeerde aanzet tot positie<br />

„Z2 – AB“ (axiaal)<br />

„X2 – AB“ (radiaal)<br />

„ boort met de gereduceerde aanzet tot<br />

"eindpunt Z2" (axiaal)<br />

"eindpunt X2 (radiaal)<br />

8 loopt terug, wanneer X1/Z1 is geprogrammeerd, naar<br />

„ "startpunt boring Z1" (axiaal)<br />

„ "startpunt boring X1" (radiaal)<br />

of wanneer X1/Z1 niet is geprogrammeerd, naar<br />

„ “startpunt Z” (axiaal)<br />

„ “startpunt X” (radiaal)<br />

194 4 Cyclusprogrammering


Schroefdraad tappen axiaal/radiaal<br />

Kies “Boren”<br />

Kies “Draadtappen axiaal”<br />

Kies “Draadtappen radiaal”<br />

Met deze cyclus wordt schroefdraad in het eindvlak/mantelvlak<br />

gesneden.<br />

Betekenis van “uittreklengte L”: gebruik deze parameter bij<br />

spantangen met lengtecompensatie. De cyclus berekent op basis van<br />

de draaddiepte, de geprogrammeerde spoed en de “uittreklengte”<br />

een nieuwe nominale spoed. De nominale spoed is iets kleiner dan de<br />

spoed van de draadtap. Bij het snijden van de schroefdraad wordt de<br />

draadtap over een lengte gelijk aan de “uittreklengte” uit de<br />

klauwplaat getrokken. Deze methode resulteert in een langere<br />

standtijd voor het tappen van schroefdraad.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 F1 spoed (= aanzet) – default: aanzet uit de<br />

gereedschapsbeschrijving<br />

8 B aanlooplengte (default: 2 * spoed F1) om het geprogrammeerde<br />

toerental en de aanzet te realiseren<br />

8 SR teruglooptoerental (default: hetzelfde toerental als bij<br />

draadtappen) om de draadtap snel terug te trekken<br />

8 L uittreklengte (default: 0) bij toepassing van spantangen met<br />

lengtecompensatie<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

Boren axiaal<br />

8 Z1 startpunt boring – default: boring vanaf “Z”<br />

8 Z2 eindpunt boring<br />

Boren radiaal<br />

8 X1 startpunt boring – default: boring vanaf “X”<br />

8 X2 eindpunt boring<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 195<br />

4.7 Boorcycli


4.7 Boorcycli<br />

Aan de hand van de gereedschapsparameter<br />

"aangedreven gereedschap" bepaalt de <strong>MANUALplus</strong> of<br />

het geprogrammeerde toerental en de aanzet op de<br />

hoofdspil of op het aangedreven gereedschap van<br />

toepassing zijn.<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 positioneert op “spilhoek C” (handbediening: bewerking vanaf de<br />

actuele spilhoek)<br />

2 indien ingesteld: beweegt in ijlgang naar<br />

„ “Z1” (axiaal)<br />

„ “X1” (radiaal)<br />

3 snijdt de schroefdraad tot<br />

„ “eindpunt Z2” (axiaal)<br />

„ “eindpunt X2” (radiaal)<br />

4 loopt met het toerental “SR” terug, als X1/Z1 is geprogrammeerd,<br />

naar<br />

„ "startpunt boring Z1" (axiaal)<br />

„ "startpunt boring X1" (radiaal)<br />

of wanneer X1/Z1 niet is geprogrammeerd, naar<br />

„ “startpunt Z” (axiaal)<br />

„ “startpunt X” (radiaal)<br />

196 4 Cyclusprogrammering


Schroefdraad frezen axiaal<br />

Kies “Boren”<br />

Kies “Draadfrezen axiaal”<br />

De cyclus freest schroefdraad in een bestaande boring.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 Z1 startpunt schroefdraad – default: startpunt Z<br />

8 Z2 eindpunt schroefdraad<br />

8 I draaddiameter<br />

8 R ingaande radius – default: (I – freesdiameter)/2<br />

8 F1 spoed<br />

8 J draadrichting – default: 0<br />

„ J=0: rechts<br />

„ J=1: links<br />

Gebruik het schroefdraadgereedschap voor deze cyclus.<br />

Let op: Botsingsgevaar !<br />

Let op de diameter van de boring en de freesdiameter,<br />

wanneer u de “ingaande radius R” programmeert.<br />

8 H looprichting van de frees – default: 0<br />

„ H=0: tegenlopend<br />

„ H=1: meelopend<br />

8 SR teruglooptoerental om de draadtap snel terug te trekken –<br />

default: hetzelfde toerental als bij draadtappen<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid voor het aangedreven gereedschap<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 197<br />

4.7 Boorcycli


4.7 Boorcycli<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 positioneert op “spilhoek C” (handbediening: bewerking vanaf de<br />

actuele spilhoek)<br />

2 positioneert het gereedschap op “freesbodem Z2” in de boring<br />

3 nadert met “ingaande boog R”<br />

4 freest de schroefdraad met een rotatie van 360° en zet daarbij met<br />

“spoed F1” aan<br />

5 haalt het gereedschap uit het materiaal en trekt terug naar<br />

“startpunt”<br />

198 4 Cyclusprogrammering


Voorbeelden: boorcycli<br />

centrisch boren en draadtappen<br />

De bewerking wordt in twee stappen uitgevoerd.<br />

“Boren axiaal” voert de boring uit, “Draadtappen<br />

axiaal” snijdt de schroefdraad.<br />

De boor wordt op veiligheidsafstand voor het<br />

werkstuk gepositioneerd (“startpunt X, Z”). Daarom<br />

wordt het “beginpunt boring Z1” niet<br />

geprogrammeerd. Ten behoeve van het aanboren<br />

wordt in de parameters “AB” en “V” een<br />

aanzetreductie geprogrammeerd (afbeelding<br />

rechtsboven).<br />

De spoed is niet geprogrammeerd. De <strong>MANUALplus</strong><br />

werkt met de spoed van het gereedschap. Met het<br />

“teruglooptoerental SR” kan het gereedschap snel<br />

worden teruggetrokken (afbeelding rechtsonder).<br />

Gereedschapsgegevens (boor)<br />

„ WO = 8 – gereedschapsoriëntatie<br />

„ I = 8,2 - boordiameter<br />

„ B = 118 - boorpunthoek<br />

„ H = 0 - het gereedschap wordt niet aangedreven<br />

Gereedschapsgegevens (draadtap)<br />

„ WO = 8 – gereedschapsoriëntatie<br />

„ I = 10 - draaddiameter M10<br />

„ F = 1,5 - spoed<br />

„ H = 0 - het gereedschap wordt niet aangedreven<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 199<br />

4.7 Boorcycli


4.7 Boorcycli<br />

Diepboren<br />

Het werkstuk wordt met “diepboorcyclus axiaal” uit<br />

het midden doorboord. Voorwaarden voor deze<br />

bewerking zijn een positioneerbare spil en<br />

aangedreven gereedschap.<br />

“1e boordiepte P” en “boordieptereductiewaarde IB”<br />

definiëren de afzonderlijke boorstappen en de<br />

“minimale boordiepte JB“ begrenst de reductie.<br />

Omdat “teruglooplengte B” niet is gespecificeerd,<br />

wordt de boor naar het startpunt teruggetrokken, blijft<br />

daar even en wordt op veiligheidsafstand voor de<br />

volgende boorstap aangezet.<br />

In dit voorbeeld is er sprake van een doorgaande<br />

boring. Daarom wordt “eindpunt boring Z2” zo<br />

gepositioneerd, dat de boor het materiaal helemaal<br />

doorboort.<br />

Met “AB” en “V” wordt een aanzetreductie voor het<br />

aan- en doorboren ingesteld.<br />

Gereedschapsgegevens<br />

„ WO = 8 – gereedschapsoriëntatie<br />

„ I = 12 - boordiameter<br />

„ B = 118 - boorpunthoek<br />

„ H = 1 - het gereedschap wordt aangedreven<br />

200 4 Cyclusprogrammering


4.8 Freescycli<br />

Freescycli voor axiale/radiale sleuven,<br />

contouren, kamers, vlakken en veelvlak.<br />

Bewerking van patronen: zie “Boor- en<br />

freespatroon” op bladzijde 227.<br />

In de werkstand "Teach-in" of in het cyclusprogramma<br />

zijn in de cycli het in-/uitschakelen van de C-as en de<br />

spilpositionering opgenomen.<br />

In de werkstand “Handbediening” schakelt u met<br />

“ijlgangpositionering” de C-as in en positioneert u de<br />

spilvóór de eigenlijke freescyclus. De freescycli<br />

schakelen de C-as uit.<br />

Bij aangedreven gereedschap mag u de<br />

“constante snijsnelheid” alleen<br />

programmeren, als uw machine is<br />

voorzien van een gestuurde spil.<br />

Freescycli Symbool<br />

IJlgang positionering<br />

C-as inschakelen, gereedschap en spil<br />

positioneren<br />

Sleuf axiaal/radiaal<br />

freest een enkele sleuf of sleufpatroon<br />

Figuur axiaal/radiaal<br />

freest een enkele figuur<br />

Contour axiaal/radiaal ICP<br />

freest een enkele ICP-contour of<br />

contourpatroon<br />

Kopfrezen<br />

freest vlakken of een veelvlak<br />

Spiraalgroef frezen radiaal<br />

freest een spiraalgroef<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 201<br />

4.8 Freescycli


4.8 Freescycli<br />

IJlgang positionering<br />

Kies “Frezen”<br />

Kies “Positioneren in ijlgang”<br />

De cyclus schakelt de C-as in, positioneert de spil (C-as) en het<br />

gereedschap.<br />

Cyclusparameters<br />

„ “Positioneren in ijlgang” is alleen in de werkstand<br />

“Handbediening” noodzakelijk.<br />

„ Bij een volgende handmatige freescyclus wordt de C-as<br />

weer uitgeschakeld.<br />

8 X2, Z2 eindpunt<br />

8 C2 eindhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 schakelt de C-as in<br />

2 positioneert met ijlgang naar “eindhoek C2”<br />

3 positioneert het gereedschap met ijlgang naar “X2, Z2”<br />

202 4 Cyclusprogrammering


Sleuf axiaal<br />

Kies “Frezen”<br />

Kies “Sleuf axiaal”<br />

Met deze cyclus wordt een sleuf in het eindvlak gemaakt. De<br />

sleufbreedte komt overeen met de freesdiameter.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 C1 hoek eindpunt sleuf – default: spilhoek C<br />

8 X1 hoek eindpunt sleuf in X (diametermaat)<br />

8 Z1 – default: startpunt Z<br />

8 Z2 bodem van de sleuf<br />

8 L sleuflengte<br />

8 A hoek t.o.v. X-as – default: 0<br />

8 P aanzetdiepte – default: totale aanzetdiepte<br />

8 FZ aanzet voor diepteverplaatsing – default: actieve aanzet<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Parametercombinaties voor positie van de sleuf: zie helpscherm<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 schakelt de C-as in en positioneert met ijlgang naar “spilhoek C”<br />

(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />

2 berekent de snede-opdeling<br />

3 nadert tot veiligheidsafstand<br />

4 zet aan met aanzet “FZ”<br />

5 freest tot “eindpunt sleuf”<br />

6 zet aan met aanzet “FZ”<br />

7 freest tot “beginpunt sleuf”<br />

8 herhaalt 4..7, totdat de freesdiepte is bereikt<br />

9 positioneert naar “beginpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 203<br />

4.8 Freescycli


4.8 Freescycli<br />

Figuur axiaal<br />

Kies “Frezen”<br />

Kies “Figuur axiaal”<br />

Afhankelijk van de parameters freest de cyclus een van de volgende<br />

contouren of wordt er een kamer op het eindvlak voorbewerkt/<br />

nabewerkt:<br />

„ Rechthoek (Q=4, LB)<br />

„ Vierkant (Q=4, L=B)<br />

„ Cirkel (Q=0, RE>0, L en B: geen invoer)<br />

„ Driehoek of veelhoek (Q=3 of Q>4, L>0)<br />

Informatie over parameters/functies:<br />

„ contouren of kamers frezen: wordt gedefinieerd met "U"<br />

„ Freesrichting: wordt beïnvloed door “H” en de rotatierichting van<br />

de frees “Looprichting van de frees bij contour- en kamerfrezen” op<br />

bladzijde 224.<br />

„ Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve bij het<br />

contourfrezen met J=0).<br />

„ Benaderen en vrijzetten: Het loodlijnpunt van de<br />

gereedschapspositie op het eerste contourelement is de<br />

benaderings- en vrijzetpositie. Als er geen loodlijn kan worden<br />

uitgezet, is het startpunt van het eerste element (bij rechthoeken<br />

het langste element) de benaderings- en vrijzetpositie. Met<br />

“ingaande radius R” kan worden bepaald of er direct of via een<br />

cirkelboog wordt benaderd.<br />

„ Contourfrezen: met “J” wordt vastgelegd of de frees op de<br />

contour (middelpunt van de frees op de contour) of op de binnen-/<br />

buitenzijde van de contour moet werken.<br />

„ Kamerfrezen – voorbewerken (O=0): met “contourfrezen J” legt<br />

u vast of de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt<br />

gefreesd.<br />

„ Kamerfrezen – nabewerken (O=1): Eerst wordt de rand en dan de<br />

bodem van de kamer gefreesd. Met “J” legt u vast of de bodem van<br />

de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt nabewerkt.<br />

204 4 Cyclusprogrammering


Cyclusparameters (eerste invoervenster)<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 C1 hoek middelpunt figuur – default: spilhoek C<br />

8 X1 diameter middelpunt figuur<br />

8 Z1 – default: startpunt Z<br />

8 Z2 bodem van de sleuf<br />

8 L lengte rechthoek<br />

„ Rechthoek: rechthoeklengte<br />

„ Vierkant, veelhoek: kantlengte<br />

„ Cirkel: geen invoer<br />

8 B breedte van rechthoek<br />

„ Rechthoek: breedte van rechthoek<br />

„ Vierkant: L=B<br />

„ Veelhoek, cirkel: geen invoer<br />

8 RE afrondingsradius – default: 0<br />

„ Rechthoek, vierkant, veelhoek: afrondingsradius<br />

„ Cirkel: cirkelradius<br />

8 A hoek t.o.v. X-as – default: 0<br />

„ Rechthoek, vierkant, veelhoek: positie van de figuur<br />

„ Cirkel: geen invoer<br />

8 Q aantal zijden – default: 0<br />

„ Q=0: Cirkel<br />

„ Q=4: rechthoek, vierkant<br />

„ Q=3: driehoek<br />

„ Q>4: veelhoek<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 205<br />

4.8 Freescycli


4.8 Freescycli<br />

Cyclusparameters (tweede invoervenster)<br />

8 P aanzetdiepte – default: totale aanzetdiepte<br />

8 U overlappingsfactor<br />

„ Geen invoer: contourfrezen<br />

„ U>0: kamerfrezen – (minimale) overlapping van de freesbanen =<br />

U*freesdiameter<br />

8 I overmaat parallel aan contour<br />

8 K overmaat in aanzetrichting<br />

8 FZ aanzet voor diepteverplaatsing – default: actieve aanzet<br />

8 E gereduceerde aanzet voor ronde elementen – default: actieve<br />

aanzet<br />

8 H looprichting van de frees – default: 0<br />

„ H=0: tegenlopend<br />

„ H=1: meelopend<br />

8 J contourfrezen (default: 0) afhankelijk van “U” geldt:<br />

„ kamerfrezen en J=0: op de contour<br />

„ kamerfrezen en J=1: binnen<br />

„ kamerfrezen en J=2: buiten<br />

„ contourfrezen en J=0: van binnen naar buiten<br />

„ contourfrezen en J=1: van buiten naar binnen<br />

8 O voorbewerken/nabewerken: freesverloop (alleen bij kamerfrezen) –<br />

default: 0<br />

„ O=0: voorbewerken<br />

„ O=1: nabewerken<br />

8 R ingaande radius: radius ingaande/uitgaande boog –<br />

default: 0<br />

„ R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet naar<br />

startpunt boven het freesvlak – daarna verticale<br />

diepteverplaatsing<br />

„ R>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die tangentieel op het<br />

contourelement aansluit<br />

„ R


Uitvoeren van cyclus<br />

1 schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar “spilhoek C”<br />

(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />

2 berekent de snede-opdeling (freesvlakaanzetten, freesdiepteaanzetten)<br />

Contourfrezen:<br />

3 nadert afhankelijk van “R” en zet aan voor het eerste freesvlak<br />

4 freest een vlak<br />

5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />

6 herhaalt 5..6, totdat de freesdiepte is bereikt<br />

7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

Kamerfrezen – voorbewerken:<br />

3 nadert op veiligheidsafstand en zet aan voor het eerste freesvlak<br />

4 bewerkt een freesvlak – afhankelijk van “J” van binnen naar buiten<br />

resp. van buiten naar binnen<br />

5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />

6 herhaalt 4..5, totdat de freesdiepte is bereikt<br />

7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

Kamerfrezen – nabewerken:<br />

3 nadert afhankelijk van “R” en zet aan voor het eerste freesvlak<br />

4 bewerkt de rand van de kamer na – vlak voor vlak<br />

5 bewerkt afhankelijk van “J” de kamerbodem na van binnen naar<br />

buiten resp. van buiten naar binnen<br />

6 werkt de kamer af met geprogrammeerde aanzet<br />

7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 207<br />

4.8 Freescycli


4.8 Freescycli<br />

ICP-contour axiaal<br />

Kies “Frezen”<br />

Kies “Contour axiaal ICP”<br />

Afhankelijk van de parameters freest de cyclus een contour of wordt<br />

er een kamer op het eindvlak voorbewerkt/nabewerkt.<br />

Informatie over parameters/functies:<br />

„ Contouren of kamers frezen: wordt gedefinieerd met "U"<br />

„ Freesrichting: wordt beïnvloed door “H” en de rotatierichting van<br />

de frees “Looprichting van de frees bij contour- en kamerfrezen” op<br />

bladzijde 224.<br />

„ Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve bij het<br />

contourfrezen met J=0).<br />

„ Benaderen en vrijzetten: bij gesloten contouren is het loodlijnpunt<br />

van de gereedschapspositie naar het eerste contourelement de<br />

benaderings- en vrijzetpositie. Als er geen loodlijn kan worden<br />

uitgezet, is het startpunt van het eerste element (bij rechthoeken<br />

het langste element) de benaderings- en vrijzetpositie. Met<br />

“ingaande radius R” kan worden bepaald of er direct of via een<br />

cirkelboog wordt benaderd.<br />

„ Contourfrezen: met “J” wordt vastgelegd of de frees op de<br />

contour (middelpunt van de frees op de contour) of op de binnen-/<br />

buitenzijde van de contour moet werken.<br />

„ Kamerfrezen – voorbewerken (O=0): Met “contourfrezen J” legt<br />

u vast of de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt<br />

gefreesd.<br />

„ Kamerfrezen – nabewerken (O=1): Eerst wordt de rand en dan de<br />

bodem van de kamer gefreesd. Met “J” legt u vast of de bodem van<br />

de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt nabewerkt.<br />

208 4 Cyclusprogrammering


Cyclusparameters (eerste invoervenster)<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 C1 hoek middelpunt figuur – default: spilhoek C<br />

8 Z1 bovenkant frees – default: startpunt Z<br />

8 Z2 bodem van de frees<br />

8 P aanzetdiepte – default: totale aanzetdiepte<br />

8 U overlappingsfactor<br />

„ Geen invoer: contourfrezen:<br />

„ U>0: kamerfrezen – (minimale) overlapping van de freesbanen =<br />

U*freesdiameter<br />

8 I overmaat parallel aan contour<br />

8 K overmaat in aanzetrichting<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Cyclusparameters (tweede invoervenster)<br />

8 N ICP-contournummer<br />

8 FZ aanzet voor diepteverplaatsing – default: actieve aanzet<br />

8 E gereduceerde aanzet voor ronde elementen – default: actieve<br />

aanzet<br />

8 H looprichting van de frees – default: 0<br />

„ H=0: tegenlopend<br />

„ H=1: meelopend<br />

8 J contourfrezen (default: 0) afhankelijk van “U” geldt:<br />

„ kamerfrezen en J=0: op de contour<br />

„ kamerfrezen en J=1: binnen<br />

„ kamerfrezen en J=2: buiten<br />

„ contourfrezen en J=0: van binnen naar buiten<br />

„ contourfrezen en J=1: van buiten naar binnen<br />

8 O voorbewerken/nabewerken: freesverloop (alleen bij kamerfrezen) –<br />

default: 0<br />

„ O=0: voorbewerken<br />

„ O=1: nabewerken<br />

8 R ingaande radius: radius ingaande/uitgaande boog –<br />

default: 0<br />

„ R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet naar<br />

startpunt boven het freesvlak – daarna verticale<br />

diepteverplaatsing<br />

„ R>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die tangentieel op het<br />

contourelement aansluit<br />

„ R


4.8 Freescycli<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar “spilhoek C”<br />

(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />

2 berekent de snede-opdeling (freesvlakaanzetten, freesdiepteaanzetten)<br />

Contourfrezen:<br />

3 nadert afhankelijk van “R” en zet aan voor het eerste freesvlak<br />

4 freest een vlak<br />

5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />

6 herhaalt 5..6, totdat de freesdiepte is bereikt<br />

7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

Kamerfrezen – voorbewerken:<br />

3 nadert op veiligheidsafstand en zet aan t voor het eerste freesvlak<br />

4 bewerkt een freesvlak – afhankelijk van “J” van binnen naar buiten<br />

resp. van buiten naar binnen<br />

5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />

6 herhaalt 4..5, totdat de freesdiepte is bereikt<br />

7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

Kamerfrezen – nabewerken:<br />

3 nadert afhankelijk van “R” en zet aan voor het eerste freesvlak<br />

4 bewerkt de rand van de kamer na – vlak voor vlak<br />

5 bewerkt afhankelijk van “J” de kamerbodem na van binnen naar<br />

buiten resp. van buiten naar binnen<br />

6 werkt de kamer af met geprogrammeerde aanzet<br />

7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

210 4 Cyclusprogrammering


Kopfrezen<br />

Kies “Frezen”<br />

Kies “Kopfrezen”<br />

Afhankelijk van de parameters freest de cyclus op het eindvlak:<br />

„ één of twee vlakken (Q=1 of Q=2, B>0)<br />

„ Rechthoek (Q=4, LB)<br />

„ Vierkant (Q=4, L=B)<br />

„ Driehoek of veelhoek (Q=3 of Q>4, L>0)<br />

„ Cirkel (Q=0, RE>0, L en B: geen invoer<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 211<br />

4.8 Freescycli


4.8 Freescycli<br />

Cyclusparameters (eerste invoervenster)<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 C1 hoek middelpunt figuur – default: spilhoek C<br />

8 X1 diameter middelpunt figuur<br />

8 Z1 bovenkant frees – default: startpunt Z<br />

8 X2 begrenzingsdiameter<br />

8 Z2 bodem van de sleuf<br />

8 L kantlengte<br />

„ Rechthoek: rechthoeklengte<br />

„ Vierkant, veelhoek: kantlengte<br />

„ Cirkel: geen invoer<br />

8 B sleutelwijdte:<br />

„ bij Q=1, Q=2: Resterende dikte (materiaal dat achterblijft.)<br />

„ Rechthoek: breedte van rechthoek<br />

„ vierkant, veelhoek (Q>=4): sleutelwijdte (alleen bij een even<br />

aantal vlakken gebruiken; als alternatief voor “L” programmeren)<br />

„ Cirkel: geen invoer<br />

8 RE afrondingsradius – default: 0<br />

„ Veelhoek (Q>2): afrondingsradius<br />

„ Cirkel (Q=0): cirkelradius<br />

8 A hoek t.o.v. X-as – default: 0<br />

„ Veelhoek (Q>2): positie van de figuur<br />

„ Cirkel: geen invoer<br />

8 Q aantal zijden – default: 0<br />

„ Q=0: cirkel<br />

„ Q=1: één vlak<br />

„ Q=2: twee 180° versprongen vlakken<br />

„ Q=3: driehoek<br />

„ Q=4: rechthoek, vierkant<br />

„ Q>4: veelhoek<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

212 4 Cyclusprogrammering


Cyclusparameters (tweede invoervenster)<br />

8 P aanzetdiepte – default: totale aanzetdiepte<br />

8 U overlappingsfactor<br />

„ Geen invoer: contourfrezen:<br />

„ U>0: kamerfrezen – (minimale) overlapping van de freesbanen =<br />

U*freesdiameter<br />

8 I overmaat parallel aan contour<br />

8 K overmaat in aanzetrichting<br />

8 FZ aanzet voor diepteverplaatsing – default: actieve aanzet<br />

8 E gereduceerde aanzet voor ronde elementen – default: actieve<br />

aanzet<br />

8 H looprichting van de frees – default: 0<br />

„ H=0: tegenlopend<br />

„ H=1: meelopend<br />

8 J Freesrichting: bij vlakken of een veelvlak (met “RE = 0”) wordt<br />

met “J” vastgelegd of er in één of twee richtingen wordt<br />

voorbewerkt<br />

„ J=0: in één richting<br />

„ J=1: in twee richtingen<br />

8 O voorbewerken/nabewerken: freesverloop (alleen bij kamerfrezen) –<br />

default: 0<br />

„ O=0: voorbewerken<br />

„ O=1: nabewerken<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 213<br />

4.8 Freescycli


4.8 Freescycli<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar “spilhoek C”<br />

(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />

2 berekent de snede-opdeling (freesvlakaanzetten, freesdiepteaanzetten)<br />

3 nadert op veiligheidsafstand en verplaatst voor het eerste<br />

freesvlak<br />

voorbewerken<br />

4 bewerkt een freesvlak, rekening houdend met “J”, in één of twee<br />

richtingen<br />

5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />

6 herhaalt 4..5, totdat de freesdiepte is bereikt<br />

7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

Nabewerken:<br />

4 bewerkt de rand van het eiland na – vlak voor vlak<br />

5 bewerkt de bodem van buiten naar binnen na<br />

6 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

214 4 Cyclusprogrammering


Sleuf radiaal<br />

Kies “Frezen”<br />

Kies “Sleuf radiaal”<br />

Met deze cyclus wordt een sleuf in het eindvlak gemaakt. De<br />

sleufbreedte komt overeen met de freesdiameter.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 C1 hoek eindpunt sleuf – default: spilhoek C<br />

8 X1 bovenkant frees (diametermaat) – default: startpunt X<br />

8 Z1 eindpunt sleuf<br />

8 X2 bodem van de frees<br />

8 L sleuflengte<br />

8 A hoek ten opzichte van de Z-as – default: 0<br />

8 P aanzetdiepte – default: totale aanzetdiepte<br />

8 FZ aanzet voor diepteverplaatsing – default: actieve aanzet<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Parametercombinaties voor positie van de sleuf: zie helpscherm<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar “spilhoek C”<br />

(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />

2 beweegt in ijlgang naar “beginpunt sleuf X, Z”, indien ingesteld<br />

3 zet aan met aanzet “FZ”<br />

4 freest met geprogrammeerde aanzet naar “eindpunt sleuf”<br />

5 loopt terug naar “beginpunt X”<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 215<br />

4.8 Freescycli


4.8 Freescycli<br />

Figuur radiaal<br />

Kies “Frezen”<br />

Kies “Figuur radiaal”<br />

Afhankelijk van de parameters freest de cyclus een van de volgende<br />

contouren of wordt er een kamer op het mantelvlak voorbewerkt/<br />

nabewerkt:<br />

„ Rechthoek (Q=4, LB)<br />

„ Vierkant (Q=4, L=B)<br />

„ Cirkel (Q=0, RE>0, L en B: geen invoer<br />

„ Driehoek of veelhoek (Q=3 of Q>4, L>0)<br />

Informatie over parameters/functies:<br />

„ contouren of kamers frezen: wordt gedefinieerd met "U"<br />

„ Freesrichting: wordt beïnvloed door “H” en de rotatierichting van<br />

de frees “Looprichting van de frees bij contour- en kamerfrezen” op<br />

bladzijde 224.<br />

„ Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve bij het<br />

contourfrezen met J=0).<br />

„ Benaderen en vrijzetten: Het loodlijnpunt van de<br />

gereedschapspositie op het eerste contourelement is de<br />

benaderings- en vrijzetpositie. Als er geen loodlijn kan worden<br />

uitgezet, is het startpunt van het eerste element (bij rechthoeken<br />

het langste element) de benaderings- en vrijzetpositie. Met<br />

“ingaande radius R” kan worden bepaald of er direct of via een<br />

cirkelboog wordt benaderd.<br />

„ Contourfrezen: met “J” wordt vastgelegd of de frees op de<br />

contour (middelpunt van de frees op de contour) of op de binnen-/<br />

buitenzijde van de contour moet werken.<br />

„ Kamerfrezen – voorbewerken (O=0): Met “contourfrezen J” legt<br />

u vast of de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt<br />

gefreesd.<br />

„ Kamerfrezen – nabewerken (O=1): Eerst wordt de rand en dan de<br />

bodem van de kamer gefreesd. Met “J” legt u vast of de bodem van<br />

de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt nabewerkt.<br />

216 4 Cyclusprogrammering


Cyclusparameters (eerste invoervenster)<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 C1 hoek middelpunt figuur – default: spilhoek C<br />

8 X1 bovenkant frees – default: Startpunt X<br />

8 Z1 middelpunt figuur<br />

8 X2 bodem van de frees<br />

8 L lengte rechthoek<br />

„ Rechthoek: rechthoeklengte<br />

„ Vierkant, veelhoek: kantlengte<br />

„ Cirkel: geen invoer<br />

8 B breedte van rechthoek<br />

„ Rechthoek: breedte van rechthoek<br />

„ Vierkant: L=B<br />

„ Veelhoek, cirkel: geen invoer<br />

8 RE afrondingsradius – default: 0<br />

„ Rechthoek, vierkant, veelhoek: afrondingsradius<br />

„ Cirkel: cirkelradius<br />

8 A hoek ten opzichte van de Z-as – default: 0<br />

„ Rechthoek, vierkant, veelhoek: positie van de figuur<br />

„ Cirkel: geen invoer<br />

8 Q aantal zijden – default: 0<br />

„ Q=0: Cirkel<br />

„ Q=4: rechthoek, vierkant<br />

„ Q=3: driehoek<br />

„ Q>4: veelhoek<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 217<br />

4.8 Freescycli


4.8 Freescycli<br />

Cyclusparameters (tweede invoervenster)<br />

8 P aanzetdiepte – default: totale aanzetdiepte<br />

8 U overlappingsfactor<br />

„ Geen invoer: contourfrezen<br />

„ U>0: kamerfrezen – (minimale) overlapping van de freesbanen =<br />

U*freesdiameter<br />

8 I overmaat in aanzetrichting<br />

8 K overmaat parallel aan contour<br />

8 FZ aanzet voor diepteverplaatsing – default: actieve aanzet<br />

8 E gereduceerde aanzet voor ronde elementen – default: actieve<br />

aanzet<br />

8 H looprichting van de frees – default: 0<br />

„ H=0: tegenlopend<br />

„ H=1: meelopend<br />

8 J contourfrezen (default: 0) afhankelijk van “U” geldt:<br />

„ kamerfrezen en J=0: op de contour<br />

„ kamerfrezen en J=1: binnen<br />

„ kamerfrezen en J=2: buiten<br />

„ contourfrezen en J=0: van binnen naar buiten<br />

„ contourfrezen en J=1: van buiten naar binnen<br />

8 O voorbewerken/nabewerken: freesverloop (alleen bij kamerfrezen) –<br />

default: 0<br />

„ O=0: voorbewerken<br />

„ O=1: nabewerken<br />

8 R ingaande radius: radius ingaande/uitgaande boog –<br />

default: 0<br />

„ R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet naar<br />

startpunt boven het freesvlak – daarna verticale<br />

diepteverplaatsing<br />

„ R>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die tangentieel op het<br />

contourelement aansluit<br />

„ R


Uitvoeren van cyclus<br />

1 schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar “spilhoek C”<br />

(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />

2 berekent de snede-opdeling (freesvlakaanzetten, freesdiepteaanzetten)<br />

Contourfrezen:<br />

3 nadert afhankelijk van “ingaande radius R” en zet aan voor het<br />

eerste freesvlak<br />

4 freest een vlak<br />

5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />

6 herhaalt 5..6, totdat de freesdiepte is bereikt<br />

7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

Kamerfrezen – voorbewerken:<br />

3 nadert op veiligheidsafstand en zet aan voor het eerste freesvlak<br />

4 bewerkt een freesvlak – afhankelijk van “J” van binnen naar buiten<br />

resp. van buiten naar binnen<br />

5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />

6 herhaalt 4..5, totdat de freesdiepte is bereikt<br />

7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

Kamerfrezen – nabewerken:<br />

3 nadert afhankelijk van “ingaande radius R” en zet aan voor het<br />

eerste freesvlak<br />

4 bewerkt de rand van de kamer na – vlak voor vlak<br />

5 bewerkt afhankelijk van “J” de kamerbodem na van binnen naar<br />

buiten resp. van buiten naar binnen<br />

6 werkt de kamer af met geprogrammeerde aanzet<br />

7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 219<br />

4.8 Freescycli


4.8 Freescycli<br />

ICP-contour radiaal<br />

Kies “Frezen”<br />

Kies “Contour radiaal ICP”<br />

Afhankelijk van de parameters freest de cyclus een contour of wordt<br />

er een kamer op het mantelvlak voorbewerkt/nabewerkt.<br />

Informatie over parameters/functies:<br />

„ Contouren of kamers frezen: wordt gedefinieerd met "U"<br />

„ Freesrichting: wordt beïnvloed door “H” en de rotatierichting van<br />

de frees “Looprichting van de frees bij contour- en kamerfrezen” op<br />

bladzijde 224.<br />

„ Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve bij het<br />

contourfrezen met J=0).<br />

„ Benaderen en vrijzetten: bij gesloten contouren is het loodlijnpunt<br />

van de gereedschapspositie naar het eerste contourelement de<br />

benaderings- en vrijzetpositie. Als er geen loodlijn kan worden<br />

uitgezet, is het startpunt van het eerste element (bij rechthoeken<br />

het langste element) de benaderings- en vrijzetpositie. Met<br />

“ingaande radius R” kan worden bepaald of er direct of via een<br />

cirkelboog wordt benaderd.<br />

„ Contourfrezen: met “J” wordt vastgelegd of de frees op de<br />

contour (middelpunt van de frees op de contour) of op de binnen-/<br />

buitenzijde van de contour moet werken.<br />

„ Kamerfrezen – voorbewerken (O=0): Met “contourfrezen J” legt<br />

u vast of de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt<br />

gefreesd.<br />

„ Kamerfrezen – nabewerken (O=1): Eerst wordt de rand en dan de<br />

bodem van de kamer gefreesd. Met “J” legt u vast of de bodem van<br />

de kamer van binnen naar buiten, of omgekeerd, wordt nabewerkt.<br />

220 4 Cyclusprogrammering


Cyclusparameters (eerste invoervenster)<br />

8 X Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 X1 bovenkant frees – default: startpunt X<br />

8 X2 bodem van de frees<br />

8 P aanzetdiepte – default: totale aanzetdiepte<br />

8 U overlappingsfactor<br />

„ Geen invoer: contourfrezen<br />

„ U>0: kamerfrezen – (minimale) overlapping van de freesbanen =<br />

U*freesdiameter<br />

8 I overmaat in aanzetrichting<br />

8 K overmaat parallel aan contour<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Cyclusparameters (tweede invoervenster)<br />

8 N ICP-contournummer<br />

8 FZ aanzet voor diepteverplaatsing – default: actieve aanzet<br />

8 E gereduceerde aanzet voor ronde elementen – default: actieve<br />

aanzet<br />

8 H looprichting van de frees – default: 0<br />

„ H=0: tegenlopend<br />

„ H=1: meelopend<br />

8 J contourfrezen (default: 0) afhankelijk van “U” geldt:<br />

„ kamerfrezen en J=0: op de contour<br />

„ kamerfrezen en J=1: binnen<br />

„ kamerfrezen en J=2: buiten<br />

„ contourfrezen en J=0: van binnen naar buiten<br />

„ contourfrezen en J=1: van buiten naar binnen<br />

8 O voorbewerken/nabewerken: freesverloop (alleen bij kamerfrezen) –<br />

default: 0<br />

„ O=0: voorbewerken<br />

„ O=1: nabewerken<br />

8 R ingaande radius: radius ingaande/uitgaande boog –<br />

default: 0<br />

„ R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet naar<br />

startpunt boven het freesvlak – daarna verticale<br />

diepteverplaatsing<br />

„ R>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die tangentieel op het<br />

contourelement aansluit<br />

„ R


4.8 Freescycli<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar “spilhoek C”<br />

(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />

2 berekent de snede-opdeling (freesvlakaanzetten, freesdiepteaanzetten)<br />

Contourfrezen:<br />

3 nadert afhankelijk van “R” en zet aan voor het eerste freesvlak<br />

4 freest een vlak<br />

5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />

6 herhaalt 5..6, totdat de freesdiepte is bereikt<br />

7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

Kamerfrezen – voorbewerken:<br />

3 nadert op veiligheidsafstand en zet aan voor het eerste freesvlak<br />

4 bewerkt een freesvlak – afhankelijk van “J” van binnen naar buiten<br />

resp. van buiten naar binnen<br />

5 zet aan voor het volgende freesvlak<br />

6 herhaalt 4..5, totdat de freesdiepte is bereikt<br />

7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

Kamerfrezen – nabewerken:<br />

3 nadert afhankelijk van “R” en zet aan voor het eerste freesvlak<br />

4 bewerkt de rand van de kamer na – vlak voor vlak<br />

5 bewerkt afhankelijk van “J” de kamerbodem na van binnen naar<br />

buiten resp. van buiten naar binnen<br />

6 werkt de kamer af met geprogrammeerde aanzet<br />

7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

222 4 Cyclusprogrammering


Spiraalgroef frezen radiaal<br />

Kies “Frezen”<br />

Kies “Spiraalgroef frezen radiaal”<br />

De cyclus freest een spiraalgroef vanaf “Z1” tot “Z2”. Met “starthoek<br />

C1” wordt de startpositie van de sleuf vastgelegd. De sleufbreedte<br />

komt overeen met de freesdiameter.<br />

Cyclusparameters<br />

8 X Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 C1 starthoek<br />

8 X1 draaddiameter<br />

8 Z1 startpunt schroefdraad<br />

8 F1 spoed<br />

„ F1 positief: rechtse draad<br />

„ F1 negatief: linkse draa d<br />

8 Z2 eindpunt schroefdraad<br />

8 P aanlooplengte: flank aan het begin van de sleuf<br />

8 K uitlooplengte: flank aan het einde van de sleuf<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

8 I maximale aanzet: de aanzetbewegingen worden volgens de<br />

volgende formule gereduceerd – tot op >= 0,5 mm. Daarna vindt<br />

iedere aanzet met 0,5 mm plaats.<br />

„ Aanzet 1: „I“<br />

„ Aanzet n: I * (1 – (n–1) * E)<br />

8 E snijdieptereductie<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar “spilhoek C”<br />

(alleen in werkstand “Teach-in”)<br />

2 berekent de actuele aanzet<br />

3 positioneert voor de freesgang<br />

4 freest met de geprogrammeerde aanzet naar “eindpunt Z2”,<br />

rekening houdend met de flanken aan het begin en einde van de<br />

sleuf<br />

5 keert asparallel terug en positioneert voor de volgende freesgang<br />

6 herhaalt 4..5, totdat de sleufdiepte is bereikt<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 223<br />

4.8 Freescycli


4.8 Freescycli<br />

Looprichting van de frees bij contour- en<br />

kamerfrezen<br />

Looprichting van de frees bij het frezen van contouren<br />

Cyclustype<br />

Looprichting van de<br />

frees<br />

Rotatierichting van<br />

gereedschap<br />

binnen (J=1) tegenlopend (H=0) Mx03 rechts<br />

binnen tegenlopend (H=0) Mx04 links<br />

binnen meelopend (H=1) Mx03 links<br />

binnen meelopend (H=1) Mx04 rechts<br />

buiten (J=2) tegenlopend (H=0) Mx03 rechts<br />

buiten tegenlopend (H=0) Mx04 links<br />

buiten meelopend (H=1) Mx03 links<br />

buiten meelopend (H=1) Mx04 rechts<br />

rechts (J=3) tegenlopend (H=0) Mx03 rechts<br />

links (J=3) tegenlopend (H=0) Mx04 links<br />

FRC Uitvoering<br />

224 4 Cyclusprogrammering


Looprichting van de frees bij het frezen van contouren<br />

Cyclustype<br />

Looprichting van de<br />

frees<br />

Rotatierichting van<br />

gereedschap<br />

links (J=3) meelopend (H=1) Mx03 links<br />

rechts (J=3) meelopend (H=1) Mx04 rechts<br />

Looprichting van de frees bij het frezen van kamers<br />

Bewerking<br />

Looprichting van de<br />

frees<br />

Bewerkingsrichting<br />

voorbewerken tegenlopend (H=0) van binnen naar buiten (J=0) Mx03<br />

nabewerken tegenlopend (H=0) — Mx03<br />

voorbewerken tegenlopend (H=0) van binnen naar buiten (J=0) Mx04<br />

nabewerken tegenlopend (H=0) — Mx04<br />

voorbewerken meelopend (H=0) van binnen naar buiten (J=1) Mx03<br />

voorbewerken tegenlopend (H=0) van binnen naar buiten (J=1) Mx04<br />

voorbewerken meelopend (H=1) van binnen naar buiten (J=0) Mx03<br />

nabewerken meelopend (H=1) — Mx03<br />

voorbewerken meelopend (H=1) van binnen naar buiten (J=0) Mx04<br />

nabewerken meelopend (H=1) — Mx04<br />

voorbewerken meelopend (H=1) van binnen naar buiten (J=1) Mx03<br />

voorbewerken tegenlopend (H=1) van buiten naar binnen (J=1) Mx04<br />

FRC Uitvoering<br />

Rotatierichting<br />

van gereedschap<br />

Uitvoering<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 225<br />

4.8 Freescycli


4.8 Freescycli<br />

Voorbeelden: freescycli<br />

Frezen op het eindvlak<br />

In dit voorbeeld wordt een kamer gefreest. De<br />

complete bewerking van het eindvlak, inclusief de<br />

contourdefinitie, wordt in het freesvoorbeeld onder<br />

“9.8 ICP-voorbeeld frezen” getoond.<br />

De bewerking vindt plaats met de cyclus “ICP-figuur<br />

axiaal”. Bij de contourdefinitie wordt eerst de<br />

basiscontour gemaakt – daarna worden de<br />

afrondingen overlappend aangebracht.<br />

Gereedschapsgegevens (frees)<br />

„ WO = 8 – gereedschapsoriëntatie<br />

„ I = 8 – freesdiameter<br />

„ K = 4 – aantal tanden<br />

„ TF = 0,025 – aanzet per tand<br />

226 4 Cyclusprogrammering


4.9 Boor- en freespatroon<br />

Informatie over het werken met boor- en freespatronen:<br />

„ Boorpatronen: de <strong>MANUALplus</strong> genereert de functies M12, M13<br />

(blokrem vastzetten/vrijzetten) onder de volgende condities: het<br />

boor-/draadtapgereedschap moet "aangedreven" (parameter "ger.<br />

aangedreven H") en de "rotatierichting MD" vastgelegd zijn .<br />

„ ICP-freescontouren: Wanneer het startpunt van de contour buiten<br />

het coördinaten-nulpunt ligt, wordt de afstand tussen het startpunt<br />

van de contour en het coördinaten-nulpunt bij de patroonpositie<br />

opgeteld (zie “ICP-voorbeeld “Frezen”” op bladzijde 511).<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 227<br />

4.9 Boor- en freespatroon


4.9 Boor- en freespatroon<br />

Boren/frezen patroon lineair axiaal<br />

Lineair boorpatroon axiaal<br />

Kies “Boren”<br />

Kies “Boren axiaal” (afbeelding rechtsboven)<br />

Kies “Diepboren axiaal” (afbeelding midden rechts)<br />

Kies “Draadtappen axiaal” (afbeelding rechtsonder)<br />

Patroon lineair inschakelen<br />

Lineair freespatroon axiaal<br />

Kies “Frezen”<br />

Kies “Sleuf axiaal” (afbeelding bovenaan op volgende<br />

bladzijde)<br />

Kies “Contour axiaal ICP” (afbeelding midden op<br />

volgende bladzijde)<br />

Patroon lineair inschakelen<br />

“Patroon lineair” wordt ingeschakeld om boor-/freespatronen<br />

gelijkmatig verdeeld op een lijn op het eindvlak te maken.<br />

228 4 Cyclusprogrammering


Cyclusparameters<br />

8 X Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 X1, C1 startpunt patroon: positie, starthoek (poolcoördinaten)<br />

8 XK, YK startpunt patroon: (cartesische coördinaten)<br />

8 I, J eindpunt patroon (cartesische coördinaten)<br />

8 Ii, Ji (incrementele) patroonafstand<br />

8 Q aantal boringen/sleuven – default: 1<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Bovendien worden de parameters voor de boring/freesbewerking<br />

opgevraagd<br />

Gebruik de volgende parametercombinaties voor:<br />

„ startpunt patroon:<br />

„ X1, C1 of<br />

„ XK, YK<br />

„ Patroonposities:<br />

„ Ii, Ji en Q<br />

„ I, J en Q<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):<br />

„ zonder C-as: positioneert op “spilhoek C”<br />

„ met C-as: schakelt de C-as in en positioneert met ijlgang naar<br />

“spilhoek C”<br />

„ Handbedrijf: bewerking vanaf de actuele spilhoek<br />

2 berekent de patroonposities<br />

3 positioneert naar “beginpunt patroon”<br />

4 voert de boor-/freesbewerking uit<br />

5 positioneert voor de volgende bewerking<br />

6 herhaalt 4...5, totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd<br />

7 keert naar “startpunt X, Z” terug<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 229<br />

4.9 Boor- en freespatroon


4.9 Boor- en freespatroon<br />

Boren/frezen patroon rond axiaal<br />

Rond boorpatroon axiaal<br />

Kies “Boren”<br />

Rond freespatroon axiaal<br />

Kies “Boren axiaal” (afbeelding rechtsboven)<br />

Kies “Diepboren axiaal” (afbeelding midden rechts)<br />

Kies “Draadtappen axiaal” (afbeelding rechtsonder)<br />

Patroon rond inschakelen<br />

Kies “Frezen”<br />

Kies “Sleuf axiaal” (afbeelding bovenaan op volgende<br />

bladzijde)<br />

Kies “Contour axiaal ICP” (afbeelding midden op<br />

volgende bladzijde)<br />

Patroon rond inschakelen<br />

“Patroon rond” wordt bij boor- of freescycli ingeschakeld om boor-/<br />

freespatronen gelijkmatig verdeeld op een cirkel of cirkelboog op het<br />

eindvlak te maken.<br />

230 4 Cyclusprogrammering


Cyclusparameters<br />

8 X Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 XM, CM middelpunt patroon: positie, hoek (poolcoördinaten)<br />

8 XK, YK middelpunt patroon (cartesische coördinaten)<br />

8 K/KD patroondiameter – default: "startpunt X" geldt als<br />

patroondiameter<br />

8 A hoek 1e boring/1e sleuf – default: 0°<br />

8 Wi hoekincrement (patroonafstand) – default: boringen/<br />

freesbewerkingen worden gelijkmatig over een cirkel verdeeld<br />

8 Q aantal boringen/sleuven – default: 1<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Bovendien worden de parameters voor het maken van de boring/<br />

freesbewerking opgevraagd.<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):<br />

„ zonder C-as: positioneert op “spilhoek C”<br />

„ met C-as: schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar<br />

“spilhoek C”<br />

„ Handbedrijf: bewerking vanaf de actuele spilhoek<br />

2 berekent de patroonposities<br />

3 positioneert naar “beginpunt patroon”<br />

4 voert de boor-/freesbewerking uit<br />

5 positioneert voor de volgende bewerking<br />

6 herhaalt 4...5, totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd<br />

7 keert naar “startpunt X, Z” terug<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 231<br />

4.9 Boor- en freespatroon


4.9 Boor- en freespatroon<br />

Boren/frezen patroon lineair radiaal<br />

Lineair boorpatroon radiaal<br />

Kies “Boren”<br />

Kies “Boren radiaal” (afbeelding rechtsboven)<br />

Kies “Diepboren radiaal” (afbeelding midden rechts)<br />

Kies “Draadtappen radiaal” (afbeelding rechtsonder)<br />

Patroon lineair inschakelen<br />

Lineair freespatroon radiaal<br />

Kies “Frezen”<br />

Kies “Sleuf radiaal” (afbeelding bovenaan op<br />

volgende bladzijde)<br />

Kies “Contour radiaal ICP” (afbeelding midden op<br />

volgende bladzijde)<br />

Patroon lineair inschakelen<br />

“Patroon lineair” wordt bij boor- of freescycli ingeschakeld om boor-/<br />

freespatronen gelijkmatig verdeeld op een lijn op het mantelvlak te<br />

maken.<br />

232 4 Cyclusprogrammering


Cyclusparameters<br />

8 X Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 Z1 startpunt patroon: Positie 1e boring/sleuf (poolcoördinaten)<br />

8 C1 hoek 1e boring/sleuf: starthoek (poolcoördinaten)<br />

8 ZE eindpunt patroon – default: Z1<br />

8 Wi hoekincrement patroonafstand – default: boringen/<br />

freesbewerkingen worden gelijkmatig over de omtrek verdeeld<br />

8 Q aantal boringen/sleuven – default: 1<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

De patroonposities worden vastgelegd met “ZE - Wi” of “Wi - Q”.<br />

Bovendien worden de parameters voor de boring/freesbewerking<br />

opgevraagd<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):<br />

„ zonder C-as: positioneert op “spilhoek C”<br />

„ met C-as: schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar<br />

“spilhoek C”<br />

„ Handbedrijf: bewerking vanaf de actuele spilhoek<br />

2 berekent de patroonposities<br />

3 positioneert naar “beginpunt patroon”<br />

4 voert de boor-/freesbewerking uit<br />

5 positioneert voor de volgende bewerking<br />

6 herhaalt 4...5, totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd<br />

7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 233<br />

4.9 Boor- en freespatroon


4.9 Boor- en freespatroon<br />

Boren/frezen patroon rond radiaal<br />

Rond boorpatroon radiaal<br />

Kies “Boren”<br />

Kies “Boren radiaal” (afbeelding rechtsboven)<br />

Kies “Diepboren radiaal” (afbeelding midden rechts)<br />

Kies “Draadtappen radiaal” (afbeelding rechtsonder)<br />

Patroon rond inschakelen<br />

Rond freespatroon radiaal<br />

Kies “Frezen”<br />

Kies “Sleuf radiaal” (afbeelding bovenaan op<br />

volgende bladzijde)<br />

Kies “Contour radiaal ICP” (afbeelding midden op<br />

volgende bladzijde)<br />

Patroon rond inschakelen<br />

“Patroon rond” wordt bij boor- of freescycli ingeschakeld om boor-/<br />

freespatronen gelijkmatig verdeeld op een cirkel of cirkelboog op het<br />

mantelvlak te maken.<br />

234 4 Cyclusprogrammering


Cyclusparameters<br />

8 X, Z startpunt<br />

8 C spilhoek (C-aspositie) – default: actuele spilhoek<br />

8 ZM, CM middelpunt patroon: positie, hoek (poolcoördinaten)<br />

8 K/KD patroondiameter – default: "startpunt X" geldt als<br />

patroondiameter<br />

8 A hoek 1e boring/1e sleuf – default: 0°<br />

8 Wi hoekincrement (patroonafstand) – default: boringen/<br />

freesbewerkingen worden gelijkmatig over een cirkel verdeeld<br />

8 Q aantal boringen/sleuven – default: 1<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

Bovendien worden de parameters voor het maken van de boring/<br />

freesbewerking opgevraagd (zie cyclusbeschrijving).<br />

Uitvoeren van cyclus<br />

1 positioneren (afhankelijk van de machineconfiguratie):<br />

„ zonder C-as: positioneert op “spilhoek C”<br />

„ met C-as: schakelt de C-as in en positioneert in ijlgang naar<br />

“spilhoek C”<br />

„ Handbedrijf: bewerking vanaf de actuele spilhoek<br />

2 berekent de patroonposities<br />

3 positioneert naar “beginpunt patroon”<br />

4 voert de boor-/freesbewerking uit<br />

5 positioneert voor de volgende bewerking<br />

6 herhaalt 4...5, totdat alle bewerkingen zijn uitgevoerd<br />

7 positioneert naar “startpunt Z” en schakelt de C-as uit<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 235<br />

4.9 Boor- en freespatroon


4.9 Boor- en freespatroon<br />

Voorbeelden van bewerking van patronen<br />

Lineair boorpatroon op eindvlak<br />

Op het eindvlak wordt met de “boorcyclus axiaal” een<br />

lineair boorpatroon gemaakt. Voorwaarden voor deze<br />

bewerking zijn een positioneerbare spil en<br />

aangedreven gereedschap.<br />

De coördinaten van zowel de eerste als de laatste<br />

boring en het aantal boringen worden aangegeven<br />

(afbeelding rechtsboven). Bij de boring wordt alleen<br />

de diepte opgegeven (zie afbeelding rechtsonder).<br />

Gereedschapsgegevens<br />

„ WO = 8 – gereedschapsoriëntatie<br />

„ I = 5 - boordiameter<br />

„ B = 90 - boorpunthoek<br />

„ H = 1 - het gereedschap wordt aangedreven<br />

236 4 Cyclusprogrammering


Rond boorpatroon op het eindvlak<br />

Op het eindvlak wordt met de “boorcyclus axiaal” een<br />

rond boorpatroon gemaakt. Voorwaarden voor deze<br />

bewerking zijn een positioneerbare spil en<br />

aangedreven gereedschap.<br />

Het “middelpunt patroon” wordt in cartesiaanse<br />

coördinaten opgegeven (afbeelding rechtsboven).<br />

In dit voorbeeld is er sprake van een doorgaande<br />

boring. Daarom wordt “eindpunt boring Z2” zo<br />

gepositioneerd, dat de boor het materiaal helemaal<br />

doorboort. Met parameters “AB” en “V” wordt een<br />

aanzetreductie voor het aan- en doorboren ingesteld<br />

(afbeelding rechtsonder).<br />

Gereedschapsgegevens<br />

„ WO = 8 – gereedschapsoriëntatie<br />

„ I = 10 – boordiameter<br />

„ B = 90 - boorpunthoek<br />

„ H = 1 - het gereedschap wordt aangedreven<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 237<br />

4.9 Boor- en freespatroon


4.9 Boor- en freespatroon<br />

Lineair boorpatroon op het mantelvlak<br />

Op het mantelvlak wordt met de “boorcyclus axiaal”<br />

een lineair boorpatroon gemaakt. Voorwaarden voor<br />

deze bewerking zijn een positioneerbare spil en<br />

aangedreven gereedschap.<br />

Het boorpatroon wordt met de coördinaten van de<br />

eerste boring, het aantal boringen en de afstand<br />

tussen de boringen vastgelegd (zie afbeelding<br />

rechtsboven). Bij de boring wordt alleen de diepte<br />

opgegeven (zie afbeelding rechtsonder).<br />

Gereedschapsgegevens<br />

„ WO = 2 – gereedschapsoriëntatie<br />

„ I = 8 – boordiameter<br />

„ B = 90 - boorpunthoek<br />

„ H = 1 - het gereedschap wordt aangedreven<br />

238 4 Cyclusprogrammering


4.10 DIN-cycli<br />

Kies "DIN-cyclus<br />

Met deze functie wordt een DIN-cyclus (DIN-macro) gekozen en in<br />

een cyclusprogramma opgenomen.<br />

Wanneer de DIN-macro wordt gestart, gelden de in de DIN-cyclus<br />

geprogrammeerde machinegegevens (bij handbediening de op dat<br />

moment geldende machinegegevens). U kunt “T, S, F” echter altijd in<br />

de DIN-macro wijzigen.<br />

Cyclusparameters<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

„ Cyclusprogrammering: bij DIN-macro’s wordt de<br />

nulpuntverschuiving aan het cycluseinde gereset.<br />

Gebruik daarom geen DIN-macro's met<br />

nulpuntverschuivingen voor de cyclusprogrammering.<br />

„ In de DIN-cyclus wordt geen startpunt ingesteld. Let<br />

erop dat het gereedschap zich diagonaal van de actuele<br />

positie naar de eerste geprogrammeerde positie van de<br />

DIN-macro beweegt.<br />

8 N DIN-macronummer<br />

8 T gereedschapsnummer<br />

8 S toerental/snijsnelheid<br />

8 F aanzet per omwenteling<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 239<br />

4.10 DIN-cycli


ICP-programmering<br />

5


5.1 ICP-contouren<br />

5.1 ICP-contouren<br />

Met behulp van Interactieve Contour-Programmering<br />

(ICP) kunnen werkstukcontouren voor ICP-cycli met<br />

grafische ondersteuning worden gedefinieerd. (ICP is<br />

de afkorting voor de Engelse term "Interactive<br />

Contour Programming".)<br />

De contour wordt zowel met lineaire en cirkelvormige<br />

contourelementen als met vormelementen (bijv.<br />

afkantingen, afrondingen en draaduitlopen)<br />

gedefinieerd.<br />

Bij draaigereedschappen die voor de<br />

bewerking van ICP-contouren worden<br />

gebruikt, moet de instel- en<br />

gereedschapspunthoek worden<br />

vastgelegd.<br />

Geometrische berekeningen<br />

De <strong>MANUALplus</strong> berekent ontbrekende coördinaten,<br />

snijpunten, middelpunten, etc., voor zover dit<br />

rekenkundig mogelijk is.<br />

Wanneer er diverse oplossingen mogelijk zijn, kunt u<br />

de mathematisch uitvoerbare varianten bekijken en de<br />

door u gewenste oplossing selecteren.<br />

Elk onvolledig berekend contourelement wordt<br />

met een symbooltje onder het grafisch venster<br />

aangegeven. Contourelementen die niet volledig zijn<br />

gedefinieerd, maar wel kunnen worden getekend,<br />

worden weergegeven.<br />

Vormelementen<br />

U kunt op iedere contourhoek afkantingen en<br />

afrondingen invoegen. Draaduitlopen (DIN 76,<br />

DIN 509 E, DIN 509 F) kunnen op asparallelle, haakse<br />

contourhoeken worden gemaakt.<br />

Voor het invoeren van vormelementen heeft u de<br />

volgende alternatieven:<br />

„ U voert achtereenvolgens alle contourelementen in,<br />

inclusief vormelementen.<br />

„ U voert eerst de “ruwe contour” zonder<br />

vormelementen in. Vervolgens brengt u de<br />

vormelementen "overlappend" aan (zie ook “ICPprogrammering<br />

van wijzigingen” op bladzijde 254).<br />

Speciale aanzet<br />

Wanneer u een speciale aanzet aan<br />

contourelementen toekent, wordt deze bij het<br />

nabewerken van het element uitgevoerd.<br />

242 5 ICP-programmering


5.2 ICP-contouren bewerken<br />

In de ICP-contour zijn de afzonderlijke<br />

contourelementen gedefinieerd. Iedere ICP-contour<br />

heeft niet alleen een uniek nummer, maar ook een<br />

korte omschrijving. Een ICP-contour wordt in een ICPcyclus<br />

opgenomen.<br />

U maakt een ICP-contour door de afzonderlijke<br />

contourelementen achtereenvolgens in te voeren.<br />

Het startpunt wordt bij de beschrijving van het eerste<br />

element vastgelegd. Het eindpunt wordt door het<br />

eindpunt van het laatste contourelement bepaald.<br />

Bestaande contouren kunnen worden aangevuld of<br />

gewijzigd.<br />

Ingevoerde contourelementen en deelcontouren<br />

worden direct weergegeven. U kunt deze weergave<br />

met behulp van de loep- en verplaatsingsfuncties naar<br />

keuze aanpassen.<br />

In “Selectie ICP-contouren” kiest u ICP-contouren of<br />

voert u een ICP-contournummer in (invoerveld “ICPcontour”).<br />

Met “Enter” of met “pijl omhoog/omlaag”<br />

kunt u omschakelen tussen de lijst met ICP-contouren<br />

en het invoerveld “ICP-contour”.<br />

U kunt verschillende ICP-contouren na elkaar maken<br />

of bewerken. Nadat u de ICP-editor heeft verlaten,<br />

wordt het laatst bewerkte “ICP-contournummer” in<br />

de cyclus overgenomen.<br />

U kunt ICP-contouren kopiëren of wissen (zie<br />

“Programmabeheer” op bladzijde 75).<br />

Oproepen van de ICP-editor<br />

ICP-Edit kiezen<br />

„ nieuw ICP-contournummer invoeren of<br />

„ bestaand ICP-contournummer kiezen<br />

De ICP-editor<br />

Selecteren kiezen<br />

„ is gereed voor invoer van een nieuwe contour, of<br />

„ toont de bestaande contour en stelt deze<br />

beschikbaar voor bewerking.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 243<br />

5.2 ICP-contouren bewerken


5.2 ICP-contouren bewerken<br />

ICP-contour maken of uitbreiden<br />

Nadat u het contourelement heeft gekozen, voert u de bekende<br />

parameters in. De <strong>MANUALplus</strong> berekent niet-gedefinieerde<br />

parameters op basis van de gegevens van aangrenzende<br />

contourelementen. U kunt de contourelementen meestal beschrijven<br />

zoals ze in de productietekening zijn gedimensioneerd.<br />

Met de desbetreffende softkey kunt u tussen “lijn- en<br />

cirkelboogmenu” omschakelen. Vormelementen (afkantingen,<br />

afrondingen, draaduitlopen) worden met de desbetreffende<br />

menutoets gekozen.<br />

ICP-contour maken<br />

Elementtype kiezen:<br />

Element toevoegen kiezen<br />

„ Lijnrichting (menu “Lijninvoer”)<br />

„ Rotatierichting en het type dimensionering bij cirkelbogen (menu<br />

“Booginvoer”)<br />

„ Type vormelement<br />

Parameters invoeren<br />

Een ICP-contour kan worden uitgebreid door meer contourelementen<br />

in te voeren die aan de bestaande contour worden “gehangen”. Een<br />

nieuw ingevoerd contourelement wordt met het “laatste<br />

contourelement” verbonden. Het laatste contourelement wordt<br />

gekenmerkt door een vierkantje aan het einde van de contour,<br />

wanneer de ICP-contour wordt weergegeven maar niet wordt<br />

bewerkt.<br />

Absolute of incrementele dimensionering<br />

De stand van de softkey Increment is bepalend voor het type<br />

dimensionering. Incrementele parameters krijgen de toevoeging “i”<br />

(Xi, Zi, etc.)<br />

Softkey’s<br />

Oproep cirkelboogmenu<br />

Oproep lijnmenu<br />

244 5 ICP-programmering


Overgangen bij contourelementen<br />

Er is sprake van een “tangentiële” overgang als er op het raakpunt van<br />

de contourelementen geen knik- of hoekpunt ontstaat. Bij moeilijke<br />

geometrische contouren wordt gebruikgemaakt van tangentiële<br />

overgangen, om de dimensionering tot een minimum te beperken en<br />

mathematische tegenstrijdigheden uit te sluiten.<br />

Voor de berekening van onvolledig berekende contourelementen<br />

moet de <strong>MANUALplus</strong> weten, welk type overgang tussen de<br />

contourelementen is gebruikt.<br />

De overgang naar het volgende contourelement wordt met een<br />

softkey vastgelegd.<br />

“Vergeten” tangentiële overgangen leiden vaak tot<br />

foutmeldingen bij het vastleggen van ICP-contouren.<br />

Softkey's voor tangentiële overgang<br />

tangentiële overgang<br />

van lineair naar cirkelvormig element<br />

tangentiële overgang<br />

van cirkelvormig naar cirkelvormig of<br />

lineair element (zie symbool voor<br />

rotatierichting)<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 245<br />

5.2 ICP-contouren bewerken


5.2 ICP-contouren bewerken<br />

Contourweergave<br />

Na de invoer van een contourelement controleert de<br />

<strong>MANUALplus</strong> of er sprake is van een “volledig<br />

berekend” of een “onvolledig berekend” element.<br />

Een “volledig berekend” element is eenduidig en<br />

volledig bepaald – het wordt onmiddellijk getekend.<br />

“Onvolledig berekend” contourelement:<br />

„ is niet volledig bepaald<br />

„ onder het grafisch venster wordt een symbool<br />

aangegeven waaruit het type element en de<br />

lijnrichting resp. de rotatierichting blijken<br />

„ onvolledig berekend lineair element: wordt<br />

weergegeven als startpunt en richting bekend zijn<br />

„ onvolledig berekend cirkelvormig element: wordt<br />

als volledige cirkel weergegeven wanneer<br />

middelpunt en radius bekend zijn (afbeelding<br />

rechtsboven).<br />

De <strong>MANUALplus</strong> tekent een onvolledig berekend<br />

contourelement zodra het kan worden berekend. Het<br />

symbool wordt dan gewist (afbeelding rechtsonder).<br />

Een fout contourelement wordt, indien mogelijk,<br />

getoond. Er volgt bovendien een foutmelding.<br />

Kleuren in de contourweergave<br />

Volledig berekende en onvolledig berekende<br />

contourelementen, geselecteerde contourelementen,<br />

geselecteerde contourhoeken en restcontouren<br />

worden in verschillende kleuren weergegeven. (De<br />

selectie van contourelementen/contourhoeken en<br />

restcontouren is van belang voor het wijzigen van ICPcontouren).`<br />

Kleuren:<br />

„ geel: voor volledig berekende elementen<br />

„ grijs: voor onvolledig berekende of foute elementen<br />

die kunnen worden getoond<br />

„ rood: gekozen oplossing, gekozen element of<br />

gekozen hoek<br />

„ blauw: restcontour<br />

246 5 ICP-programmering


ICP-contourweergave wijzigen<br />

De <strong>MANUALplus</strong> kiest het weergavebereik zodanig,<br />

dat alle ingevoerde contourelementen worden<br />

weergegeven.<br />

Met “PgDn/PgUp” vergroot/verkleint u de weergave<br />

en met de “cursor-toetsen” verplaatst u het detail van<br />

de afbeelding. U kunt over deze functies beschikken<br />

wanneer de contour wordt weergegeven, maar niet<br />

wordt bewerkt.<br />

Wanneer het gewenste detail vooraf nauwkeurig<br />

ingesteld en vervolgens weergegeven moet worden,<br />

dan gaat dit als volgt:<br />

“Loep” oproepen en instellen<br />

Loep kiezen – er verschijnt een “rode<br />

rechthoek” waarmee het gewenste<br />

detail kan worden gekozen<br />

“rode rechthoek”<br />

– verschuiven: Cursortoetsen<br />

– vergroten: "PgUp"<br />

– verkleinen: "PgDn"<br />

Ingestelde “rode rechthoek” wordt<br />

als afbeelding weergegeven<br />

Door verkleinen van de contour<br />

wordt een groter gebied getoond<br />

(voorbeeld: onderdelen van het<br />

werkstuk worden niet in het grafisch<br />

venster weergegeven)<br />

Alle tot nu toe gedefinieerde<br />

contourelementen worden met<br />

maximale grootte weergegeven<br />

Terug naar de laatste loepinstelling<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 247<br />

5.2 ICP-contouren bewerken


5.2 ICP-contouren bewerken<br />

Selectie oplossing<br />

Wanneer er bij de berekening van onvolledig<br />

berekende contourelementen verschillende<br />

oplossingen zijn, kunt u met Oplossing terug /<br />

Oplossing verder bekijken welke oplossingen<br />

mathematisch uitvoerbaar zijn en met Overname<br />

oplossing de juiste oplossing kiezen (afbeeldingen<br />

rechts).<br />

Indien er bij het verlaten van de werkstand<br />

Wijzigen onvolledig berekende<br />

contourelementen aanwezig zijn, vraagt<br />

de <strong>MANUALplus</strong> of deze elementen<br />

moeten worden afgekeurd.<br />

Laatste contourelement wijzigen<br />

Wanneer u laatste wijzigen kiest, worden de<br />

gegevens van het laatst ingevoerde contourelement<br />

beschikbaar gesteld voor wijziging.<br />

Bij de correctie van een lineair of cirkelvormig element<br />

wordt de wijziging, afhankelijk van de situatie, direct<br />

overgenomen, of wordt de gecorrigeerde contour ter<br />

controle weergegeven. De gewijzigde<br />

contourelementen worden met een kleur<br />

geaccentueerd. Als er verschillende oplossingen<br />

mogelijk zijn, kunt u met Oplossing terug /<br />

Oplossing verder alle mathematisch uitvoerbare<br />

oplossingen bekijken.<br />

De wijziging is pas effectief, nadat Overname<br />

oplossing is gekozen. Met Terug wordt de wijziging<br />

niet overgenomen , de “oude” beschrijving blijft<br />

gelden.<br />

Met deze functie kunt u niet het contourelementtype<br />

(lineair of cirkelvormig element), de richting van een<br />

lineair element en de rotatierichting van een<br />

cirkelvormig element wijzigen. Als dit noodzakelijk is,<br />

moet u het laatste contourelement wissen en een<br />

nieuw contourelement toevoegen.<br />

Laatste contourelement wissen<br />

Als u laatste wissen kiest, worden de gegevens van<br />

het laatst ingevoerde contourelement gewist. U kunt<br />

deze functie meermaals toepassen, als u meerdere<br />

contourelementen wilt wissen.<br />

248 5 ICP-programmering


Contourrichting<br />

De verspaningsrichting wordt op basis van de contourrichting bepaald.<br />

Als de contour in “–Z-richting” is beschreven, wordt een cyclus<br />

overlangs toegepast (afbeelding rechtsboven). Als de contour in “–Xrichting”<br />

is beschreven, wordt een cyclus overdwars toegepast<br />

(afbeelding midden rechts).<br />

„ ICP-verspanen overlangs/overdwars (voorbewerken)<br />

De <strong>MANUALplus</strong> verspaant het materiaal in contourrichting.<br />

„ ICP-afwerken overlangs/overdwars<br />

De <strong>MANUALplus</strong> werkt af in contourrichting.<br />

Een ICP-contour die is gedefinieerd voor een<br />

voorbewerking met ICP-verspanen overlangs, kan niet<br />

worden toegepast voor een bewerking met ICPverspanen<br />

overdwars. U kunt de contourrichting<br />

omdraaien met de softkey Contour omdraaien.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 249<br />

5.2 ICP-contouren bewerken


5.3 DXF-contouren importeren<br />

5.3 DXF-contouren importeren<br />

Basisprincipes<br />

Contouren die in het DXF-formaat zijn opgeslagen, kunnen in de ICPeditor<br />

worden geïmporteerd.<br />

DXF-contouren beschrijven aaneengesloten contouren voor ICP-cycli<br />

(afspaan-, steek- of freescycli).<br />

Bij aaneengesloten contouren voor afspaan- of steekcycli dient de<br />

DXF-laag slechts één contour te bevatten. Bij contouren voor<br />

freescycli kunnen verschillende DXF-contouren aanwezig zijn en<br />

worden geïmporteerd.<br />

DXF-Import is beschikbaar vanaf softwareversie 507 807-11 resp.<br />

526 488-03.<br />

Vereisten die worden gesteld aan de DXF-contour resp. het DXFbestand<br />

:<br />

„ alleen tweedimensionale elementen<br />

„ de contour moet zich op een aparte laag bevinden (zonder<br />

maatlijnen, zonder omloopkanten etc.)<br />

„ Contouren voor afspan- of steekcycli dienen, afhankelijk van de<br />

constructie van de draaibank, “voor of achter de hartlijn” te liggen.<br />

„ geen volledige cirkels, geen splines, geen DXF-blokken (macro's),<br />

etc.<br />

„ de geïmporteerde contouren mogen uit maximaal 4000 elementen<br />

(lijnen, cirkelbogen) bestaan. Daarnaast zijn maximaal 10 000<br />

polylijnpunten mogelijk<br />

Contourverwerking tijdens het importeren van DXF-bestanden<br />

Tijdens het importeren wordt het DXF-formaat van de contour<br />

geconverteerd naar het ICP-formaat. Aangezien het DXF-formaat<br />

fundamenteel verschilt van het ICP-formaat, wordt de<br />

contourweergave als volgt gewijzigd:<br />

„ eventuele openingen tussen contourelementen worden gesloten<br />

„ polylijnen worden naar lineaire elementen geconverteerd<br />

Daarnaast worden de volgende kenmerken, die voor een ICP-contour<br />

zijn vereist, vastgelegd:<br />

„ het startpunt van de contour<br />

„ de rotatierichting van de contour<br />

Verloop van de DXF-import:<br />

8 Selectie van het DXF-bestand<br />

8 Selectie van de laag, die uitsluitend de contour(en) bevat<br />

8 De contour(en) importeren<br />

250 5 ICP-programmering


DXF-import<br />

De DXF-import wordt in de ICP-editor aangeboden op<br />

het moment dat de contour wordt ingevoerd.<br />

DXF-import<br />

ICP Edit kiezen<br />

Element toevoegen kiezen<br />

DXF Import kiezen<br />

Bestand met DXF-contour(en) selecteren.<br />

Met Volgende contour of Vorige<br />

contour de DXF-laag selecteren.<br />

Contour overnemen kiezen – de<br />

ICP-editor leest de geselecteerde<br />

DXF-contour in en converteert deze<br />

naar het ICP-formaat<br />

Contourelementen die al zijn ingevoerd of<br />

ingelezen, worden overschreven zodra u<br />

op de softkey Contour overnemen drukt.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 251<br />

5.3 DXF-contouren importeren


5.3 DXF-contouren importeren<br />

Configuratie van de DXF-import<br />

Nadat u een bestand met DXF-contouren hebt geselecteerd, kunt u de<br />

parameters om de DXF-import te configureren, wijzigen.<br />

DXF-parameters wijzigen<br />

DXF-parameters kiezen – <strong>MANUALplus</strong> opent de<br />

dialoogbox “DXF-parameters”<br />

DXF-parameters invoeren (zie het volgende voor uitleg)<br />

Opslaan kiezen – <strong>MANUALplus</strong> neemt de<br />

parameters over<br />

DXF-parameters op standaardwaarden<br />

Dialoogbox DXF-parameters opvragen<br />

Terugzetten kiezen – <strong>MANUALplus</strong> voert de<br />

standaardparameters in<br />

Opslaan kiezen – <strong>MANUALplus</strong> neemt de<br />

parameters over<br />

252 5 ICP-programmering


Betekenis van de DXF-parameters:<br />

„ Maximale opening: In de DXF-tekening kunnen kleine openingen<br />

tussen de contourelementen aanwezig zijn. In deze parameter geeft<br />

u aan hoe groot de afstand tussen twee contourelementen mag zijn.<br />

„ Als de maximale opening niet wordt overschreden, wordt het<br />

volgende element als onderdeel van de “werkelijke” contour<br />

beschouwd.<br />

„ Als de maximale opening wordt overschreden, geldt dat het<br />

volgende element een element van de “nieuwe” contour is.<br />

„ Startpunt: De DXF-import analyseert de contour en bepaalt het<br />

startpunt. De betekenis van mogelijke instellingen is als volgt:<br />

„ rechts, links, boven, onder: Het startpunt wordt op het<br />

contourpunt geplaatst dat het verste naar rechts (resp. links, ..)<br />

ligt. Als meer contourpunten aan deze voorwaarde voldoen, wordt<br />

automatisch een van deze punten geselecteerd.<br />

„ maximale afstand: De DXF-import plaatst het startpunt op een<br />

van de contourpunten die het verst van elkaar zijn verwijderd.<br />

Welk van deze punten als startpunt wordt vastgelegd, wordt<br />

automatisch berekend en kan niet worden beïnvloedt.<br />

„ gemarkeerd punt: Als een van de contourpunten in de DXFtekening<br />

met een volledige cirkel is gemarkeerd, wordt dit punt<br />

als startpunt vastgelegd. Het middelpunt van de volledige cirkel<br />

moet op het contourpunt liggen.<br />

„ Rotatierichting: Geef aan of de contour linksom of rechtsom<br />

gericht moet zijn.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 253<br />

5.3 DXF-contouren importeren


5.4 ICP-programmering van wijzigingen<br />

5.4 ICP-programmering van<br />

wijzigingen<br />

Bij bestaande contouren kunt u:<br />

„ contourelementen wijzigen<br />

„ contourelementen wissen<br />

„ de contour uitbreiden (elementen toevoegen)<br />

„ contourgedeeltes wijzigen<br />

„ vormelementen overlappend aanbrengen (contour verfijnen)<br />

Contourelement wijzigen<br />

Contourelement wijzigen<br />

Wijzigingen aanbrengen<br />

Element wijzigen kiezen – een contourelement<br />

wordt (in kleur) als “geselecteerd” aangegeven.<br />

Het te wijzigen contourelement kiezen<br />

Contourelement beschikbaar stellen voor wijziging<br />

Wijzigingen overnemen<br />

De contour of de oplossingsmogelijkheden worden ter controle<br />

weergegeven. Bij vormelementen en onvolledig berekende<br />

elementen worden wijzigingen direct overgenomen.<br />

Gewenste oplossing overnemen<br />

254 5 ICP-programmering


Onvolledig berekend contourelement wijzigen<br />

Als er “onvolledig berekende” contourelementen zijn, kunnen de<br />

“volledig berekende” elementen niet worden gewijzigd. Bij het laatste<br />

contourelement vóór het onvolledig berekende contourgedeelte kan<br />

echter wel de “tangentiële overgang” worden gemaakt of gewist.<br />

Als het te wijzigen element onvolledig is berekend, wordt<br />

het bijbehorende symbool als “geselecteerd”<br />

aangegeven.<br />

Het elementtype en de rotatierichting van een cirkelboog<br />

kunt u niet wijzigen. Als u het elementtype of de<br />

rotatierichting wilt wijzigen, moet het contourelement<br />

worden gewist en vervolgens worden toegevoegd.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 255<br />

5.4 ICP-programmering van wijzigingen


5.4 ICP-programmering van wijzigingen<br />

Contour verschuiven<br />

Als de contour niet op de gewenste positie ligt, kan<br />

deze worden verschoven. Selecteer hiervoor een<br />

geschikt contourelement (referentie-element). Bij het<br />

verschuiven geeft u vervolgens de nieuwe positie van<br />

het startpunt van het referentie-element op. Bij het<br />

afsluiten van de functie, wordt de gehele contour<br />

verschoven.<br />

Contour verschuiven<br />

Element wijzigen kiezen – een<br />

contourelement wordt (in kleur) als<br />

“geselecteerd” aangegeven.<br />

het referentie-element selecteren<br />

Contour verschuiven kiezen<br />

Nieuw “startpunt” van het referentie-element<br />

invoeren.<br />

Nieuw “startpunt” (= nieuwe positie)<br />

overnemen – <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />

“verschoven contour” weer.<br />

Contour op de nieuwe positie<br />

overnemen<br />

256 5 ICP-programmering


Contourelement toevoegen<br />

Contourelement toevoegen<br />

Element toevoegen kiezen<br />

U kunt nog meer contourelementen aan de bestaande contour<br />

“hangen”.<br />

Contourelement wissen<br />

Contourelement wissen<br />

Element wissen kiezen – een contourelement wordt<br />

(in kleur) als “geselecteerd” aangegeven.<br />

Het te wissen contourelement kiezen<br />

Het contourelement wissen<br />

U kunt meerdere contourelementen na elkaar wissen.<br />

Als het te wissen element onvolledig is berekend, wordt<br />

het bijbehorende symbool als “geselecteerd”<br />

aangegeven.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 257<br />

5.4 ICP-programmering van wijzigingen


5.4 ICP-programmering van wijzigingen<br />

Contour “splitsen”<br />

Wanneer een contourelement met “voorafgaande en<br />

volgende elementen” wordt gewist, wordt de contour<br />

in een “basiscontour” en een “restcontour”<br />

opgesplitst (afbeelding rechtsboven).<br />

De restcontour kan niet worden bewerkt – U kunt<br />

echter wel de basiscontour wijzigen en met de<br />

restcontour “verbinden”. U voegt daarbij meestal<br />

nieuwe contourelementen in. Als dit mogelijk is, mag<br />

het “laatste contourelement” ook met de<br />

“restcontour” worden verbonden.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> ondersteunt deze werkwijze door<br />

overname van de begincoördinaten van de<br />

restcontour. Kies hiervoor X, Z instellen (afbeelding<br />

rechts).<br />

258 5 ICP-programmering


Vormelementen overlappend aanbrengen<br />

Bij het overlappend aanbrengen van vormelementen<br />

kiest u de hoek en voegt u het vormelement in.<br />

Vormelementen overlappend aanbrengen<br />

Vormelement kiezen<br />

Vormelementen overlappend<br />

aanbrengen kiezen<br />

Hoek kiezen<br />

vormelement definiëren<br />

Overlappen bij “onvolledig berekende”<br />

contourgedeeltes<br />

U kunt vormelementen elkaar laten overlappen als er<br />

nog onvolledig berekende contourelementen zijn.<br />

Verlaat de invoermodus (softkey terug) en kies<br />

Vormelementen overlappend aanbrengen.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 259<br />

5.4 ICP-programmering van wijzigingen


5.5 ICP-contourelementen te draaien contour<br />

5.5 ICP-contourelementen te<br />

draaien contour<br />

Lijninvoer te draaien contour<br />

Kies de richting van het contourelement aan de hand van het<br />

menusymbool en dimensioneer het element.<br />

Bij horizontale en verticale lineaire elementen hoeven geen X- of Zcoördinaten<br />

te worden ingevoerd. De <strong>MANUALplus</strong> blokkeert het<br />

invoerveld wanneer er geen onvolledig berekende elementen zijn.<br />

Verticale/horizontale lijnen<br />

Kies de richting van de lijn<br />

U dimensioneert de lijn en legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast.<br />

Parameters verticale lijn<br />

8 XS, ZS startpunt in X/Z (= eindpunt van laatste element)<br />

8 X eindpunt in X<br />

8 Xi eindpunt in X (incrementeel): afstand startpunt - eindpunt<br />

8 L Lijnlengte<br />

8 F Speciale aanzet<br />

Parameters horizontale lijn<br />

8 XS, ZS startpunt in X/Z (= eindpunt van laatste element)<br />

8 Z eindpunt in Z<br />

8 Zi eindpunt in Z (incrementeel): afstand startpunt - eindpunt<br />

8 L Lijnlengte<br />

8 F Speciale aanzet<br />

260 5 ICP-programmering


Lijn met hoek<br />

Kies de richting van de lijn<br />

U dimensioneert de lijn absoluut of polair en legt de overgang naar het<br />

volgende contourelement vast. De hoekrichting ziet u in het<br />

helpscherm.<br />

Parameters<br />

8 XS, ZS startpunt in X/Z (= eindpunt van laatste element)<br />

8 X, Z eindpunt in X/Z<br />

8 Xi, Zi eindpunt in X/Z (incrementeel): afstand startpunt - eindpunt<br />

8 L lijnlengte<br />

8 A hoek ten opzichte van de Z-as<br />

8 F speciale aanzet<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 261<br />

5.5 ICP-contourelementen te draaien contour


5.5 ICP-contourelementen te draaien contour<br />

Booginvoer te draaien contour<br />

Rotatierichting en het type dimensionering kiezen<br />

Cirkelboog met middelpunt en radius<br />

Cirkelboog met radius<br />

Cirkelboog met middelpunt<br />

U dimensioneert de cirkelboog en legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast.<br />

Parameters (bij “cirkelboog met radius” wordt het middelpunt en bij<br />

“cirkelboog met middelpunt” wordt de radius niet opgevraagd)<br />

8 XS, ZS startpunt in X/Z (= eindpunt van laatste element)<br />

8 X, Z eindpunt in X/Z: Eindpunt van de cirkelboog<br />

8 Xi, Zi eindpunt in X/Z (incrementeel): afstand startpunt - eindpunt<br />

8 I, K middelpunt in X/Z: Middelpunt van de cirkelboog<br />

8 Ii, Ki middelpunt in X/Z (incrementeel): Afstand startpunt -<br />

middelpunt<br />

8 R radius<br />

8 F speciale aanzet<br />

262 5 ICP-programmering


Invoer van vormelementen<br />

Afkanting/afronding<br />

Afkantingen/afrondingen worden op contourhoeken<br />

gedefinieerd. Een “contourhoek” is het snijpunt van<br />

het ingaande en uitgaande contourelement. De<br />

afkanting/afronding kan pas worden berekend als het<br />

uitgaande contourelement bekend is. Bij de invoer van<br />

de afkantings- en afrondingsparameters worden de<br />

coördinaten van het hoekpunt in “startpunt XS, ZS”<br />

aangegeven.<br />

Wanneer een ICP-contour met een afkanting/<br />

afronding begint, ontbreekt het “ingaande<br />

contourelement”. U bepaalt dan met “elementpositie<br />

J” de juiste positie van de afkanting/afronding. De<br />

MANUAL PLUS zet een afkanting/afronding aan het<br />

begin van de contour om in een lineair of cirkelvormig<br />

element.<br />

Draaduitloop<br />

Het vormelement “draaduitloop” bestaat uit een<br />

horizontaal element, de eigenlijke draaduitloop en een<br />

verticaal element. De draaduitloop kan met het<br />

horizontale of verticale element beginnen.<br />

Wanneer de draaduitloophoek nog niet bekend is,<br />

geeft de parameter “elementpositie J” aan of de<br />

draaduitloop met het horizontale of het verticale<br />

element begint (afbeelding rechtsboven).<br />

Voorbeeld: buitenafkanting aan begin van<br />

contour<br />

Bij “Elementpositie J=1” is het denkbeeldige<br />

ingaande referentie-element een verticaal element in<br />

+X-richting (afbeelding rechtsonder).<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 263<br />

5.5 ICP-contourelementen te draaien contour


5.5 ICP-contourelementen te draaien contour<br />

Afkanting/afronding te draaien contour<br />

Afkanting<br />

Vormelementen of afkanting / afronding kiezen<br />

Afkanting kiezen<br />

Afronding kiezen<br />

Het hoekpunt is al ingesteld met “startpunt”. U geeft de<br />

“afkantingsbreedte B” resp. de “afrondingsradius B” in.<br />

Parameters<br />

8 B afkantingsbreedte – of<br />

8 B afrondingsradius<br />

8 J elementpositie: “denkbeeldig ingaand referentie-element”<br />

„ J=1: verticaal element in +X-richting<br />

„ J=–1: verticaal element in –X-richting<br />

„ J=2: horizontaal element in +Z-richting<br />

„ J=–2: horizontaal element in –Z-richting<br />

8 F speciale aanzet<br />

264 5 ICP-programmering


Draaduitlopen te draaien contour<br />

Draaduitloop DIN 76<br />

Vormelementen kiezen<br />

Draaduitloop DIN 76 kiezen<br />

Bij de draaduitloop DIN 76 is de diameter van het horizontale element<br />

de schroefdraaddiameter (bij binnendraad: kerndiameter) .<br />

Parameters<br />

8 XS, ZS startpunt in X/Z: beginpunt van de draaduitloop<br />

8 X, Z eindpunt in X/Z: eindpunt van de draaduitloop<br />

8 FP spoed – default: standaardtabel<br />

8 I draaduitloopdiameter – default: standaardtabel<br />

8 K draaduitlooplengte – default: standaardtabel<br />

8 W draaduitloophoek – default: standaardtabel<br />

8 R draaduitloopradius – default: standaardtabel<br />

8 J elementpositie – default: 1<br />

„ J=1: draaduitloop begint met horizontaal element en eindigt met<br />

verticaal element<br />

„ J=–1: draaduitloop begint met verticaal element en eindigt met<br />

horizontaal element<br />

8 F speciale aanzet<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de niet door u ingevoerde parameters aan de<br />

hand van de standaardtabel (zie “DIN 76 – draaduitloopparameters”<br />

op bladzijde 529):<br />

„ de “spoed FP” aan de hand van de diameter (“startpunt XS”).<br />

„ de parameters I, K, W en R aan de hand van “spoed FP”.<br />

„ Bij binnendraad moet de “spoed FP” vooraf worden<br />

ingesteld, omdat de diameter van het horizontale<br />

element niet de schroefdraaddiameter is. Als de<br />

<strong>MANUALplus</strong> gebruikt wordt voor het bepalen van de<br />

spoed, moet er rekening worden gehouden met geringe<br />

afwijkingen.<br />

„ “Elementpositie J” kan bij overlapping niet worden<br />

ingevoerd en bij ICP-programmering van wijzigingen niet<br />

worden gewijzigd. (De contourhoek is reeds eenduidig<br />

bepaald.)<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 265<br />

5.5 ICP-contourelementen te draaien contour


5.5 ICP-contourelementen te draaien contour<br />

Draaduitloop DIN 509 E<br />

Vormelementen kiezen<br />

Draaduitloop DIN 509 E kiezen<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de niet door u ingevoerde parameters aan de<br />

hand van de diameter uit de standaardtabel (zie “DIN 509 E, DIN 509<br />

F – draaduitloopparameters” op bladzijde 531).<br />

Parameters<br />

8 XS, ZS startpunt in X/Z: beginpunt van de draaduitloop<br />

8 X, Z eindpunt in X/Z: eindpunt van de draaduitloop<br />

8 I draaduitloopdiameter – default: standaardtabel<br />

8 K draaduitlooplengte – default: standaardtabel<br />

8 W draaduitloophoek – default: standaardtabel<br />

8 R draaduitloopradius – default: standaardtabel<br />

8 U nabewerkingsovermaat – default: geen nabewerkingsovermaat<br />

8 J elementpositie – default: 1<br />

„ J=1: draaduitloop begint met horizontaal element en eindigt met<br />

verticaal element<br />

„ J=–1: draaduitloop begint met verticaal element en eindigt met<br />

horizontaal element<br />

8 F speciale aanzet<br />

“Elementpositie J” kan bij overlapping niet worden<br />

ingevoerd en bij ICP-programmering van wijzigingen niet<br />

worden gewijzigd. (De contourhoek is reeds eenduidig<br />

bepaald.)<br />

266 5 ICP-programmering


Draaduitloop DIN 509 F<br />

Vormelementen kiezen<br />

Draaduitloop DIN 509 F kiezen<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de niet door u ingevoerde parameters aan de<br />

hand van de diameter uit de standaardtabel (zie “DIN 509 E, DIN 509<br />

F – draaduitloopparameters” op bladzijde 531).<br />

Parameters<br />

8 XS, ZS startpunt in X/Z: beginpunt van de draaduitloop<br />

8 X, Z eindpunt in X/Z: eindpunt van de draaduitloop<br />

8 I draaduitloopdiameter – default: standaardtabel<br />

8 K draaduitlooplengte – default: standaardtabel<br />

8 W draaduitloophoek – default: standaardtabel<br />

8 R draaduitloopradius – default: standaardtabel<br />

8 P vlakdiepte – default: standaardtabel<br />

8 A vlakhoek – default: standaardtabel<br />

8 U nabewerkingsovermaat – default: geen nabewerkingsovermaat<br />

8 J elementpositie – default: 1<br />

„ J=1: draaduitloop begint met horizontaal element en eindigt met<br />

verticaal element<br />

„ J=–1: draaduitloop begint met verticaal element en eindigt met<br />

horizontaal element<br />

8 F speciale aanzet<br />

“Elementpositie J” kan bij overlapping niet worden<br />

ingevoerd en bij ICP-programmering van wijzigingen niet<br />

worden gewijzigd. (De contourhoek is reeds eenduidig<br />

bepaald.)<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 267<br />

5.5 ICP-contourelementen te draaien contour


5.6 ICP-contourelementen eindvlakken<br />

5.6 ICP-contourelementen<br />

eindvlakken<br />

Contourelementen van het eind- en het mantelvlak worden<br />

cartesiaans of polair gedimensioneerd. Bepalend is de stand van de<br />

softkey Polair. De <strong>MANUALplus</strong> maakt met behulp van verschillende<br />

adresletters onderscheid tussen cartesiaanse en poolcoördinaten.<br />

„ Poolcoördinaten:<br />

„ XD, X: diameter<br />

„ CS, C: hoek t.o.v. positieve XK-as<br />

„ Wanneer u met Contourlijst “Selectie ICP-contouren”<br />

oproept, toont de <strong>MANUALplus</strong> – afhankelijk van de<br />

cyclus – alleen ICP-contouren voor het eind- of<br />

mantelvlak.<br />

268 5 ICP-programmering


Lijninvoer eindvlak<br />

Verticale/horizontale lijnen<br />

Kies de richting van de lijn<br />

U dimensioneert de lijn en legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast.<br />

Parameters<br />

8 XS, YS startpunt (cartesiaanse coördinaten)<br />

8 XD, CS startpunt (poolcoördinaten)<br />

8 XK, YK eindpunt (cartesiaanse coördinaten)<br />

8 X, C eindpunt (poolcoördinaten)<br />

8 L lijnlengte<br />

8 F speciale aanzet<br />

Lijn met hoek<br />

Kies de richting van de lijn<br />

U dimensioneert de lijn en legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast.<br />

Parameters<br />

8 XS, YS startpunt (cartesiaanse coördinaten)<br />

8 XD, CS startpunt (poolcoördinaten)<br />

8 XK, YK eindpunt in cartesiaanse coördinaten<br />

8 X, C eindpunt (poolcoördinaten)<br />

8 A hoek t.o.v. de XK-as – voor hoekrichting zie helpscherm<br />

8 L lijnlengte<br />

8 F speciale aanzet<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 269<br />

5.6 ICP-contourelementen eindvlakken


5.6 ICP-contourelementen eindvlakken<br />

Booginvoer eindvlak<br />

Cirkelboog invoeren<br />

Cirkelboog met middelpunt en radius<br />

Cirkelboog met radius<br />

Cirkelboog met middelpunt<br />

U dimensioneert de cirkelboog en legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast.<br />

Parameters (bij “cirkelboog met radius” wordt het middelpunt en bij<br />

“cirkelboog met middelpunt” wordt de radius niet opgevraagd)<br />

8 XS, YS startpunt (cartesiaanse coördinaten)<br />

8 XD, CS startpunt (poolcoördinaten)<br />

8 XK, YK eindpunt (cartesiaanse coördinaten)<br />

8 X, C eindpunt (poolcoördinaten)<br />

8 I, J middelpunt (cartesiaanse coördinaten)<br />

8 XM, CM middelpunt (poolcoördinaten)<br />

8 R radius<br />

8 F speciale aanzet<br />

270 5 ICP-programmering


Afkanting/afronding eindvlak<br />

Afkanting/afronding invoeren<br />

Afkanting / afronding kiezen<br />

Afkanting kiezen<br />

Afronding kiezen<br />

Het hoekpunt is al ingesteld met “startpunt”. U geeft de<br />

“afkantingsbreedte B” resp. de “afrondingsradius B” in.<br />

Parameters<br />

8 B afkantingsbreedte – of<br />

8 B afrondingsradius<br />

8 F speciale aanzet<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 271<br />

5.6 ICP-contourelementen eindvlakken


5.7 ICP-contourelementen mantelvlak<br />

5.7 ICP-contourelementen<br />

mantelvlak<br />

Als alternatief voor de hoekmaat kunt u de baanmaat gebruiken. De<br />

stand van de softkey Polair is bepalend voor het type dimensionering.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> maakt met behulp van verschillende adresletters<br />

onderscheid tussen hoek- en baanmaten.<br />

„ Wanneer u met de softkey Contourlijst “Selectie ICPcontouren”<br />

oproept, toont de <strong>MANUALplus</strong> –<br />

afhankelijk van de cyclus – alleen ICP-contouren voor het<br />

eind- of mantelvlak.<br />

„ Bij mantelvlakcontouren wordt bij het eerste element de<br />

"uitslagdiameter XS" vastgelegd. Deze diameter geldt<br />

bij alle volgende contourelementen als referentie voor<br />

de baanmaat.<br />

272 5 ICP-programmering


Lijninvoer mantelvlak<br />

Verticale/horizontale lijnen<br />

Kies de richting van de lijn<br />

U dimensioneert de lijn en legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast.<br />

Parameters<br />

8 ZS, YS startpunt (YS als baanmaat – referentie: diameter XS)<br />

8 CS startpunt als hoekmaat<br />

8 XS uitslagdiameter<br />

8 Z eindpunt<br />

8 CY eindpunt als baanmaat (referentie: diameter XS )<br />

8 C eindpunt als hoekmaat<br />

8 L lijnlengte<br />

8 F speciale aanzet<br />

Lijn met hoek<br />

Kies de richting van de lijn<br />

U dimensioneert de lijn en legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast.<br />

Parameters<br />

8 ZS, YS startpunt (YS als baanmaat – referentie: diameter XS )<br />

8 CS startpunt als hoekmaat<br />

8 XS uitslagdiameter<br />

8 Z eindpunt<br />

8 CY eindpunt als baanmaat (referentie: diameter XS )<br />

8 C eindpunt als hoekmaat<br />

8 A hoek t.o.v. de Z-as – voor hoekrichting zie helpscherm<br />

8 L lijnlengte<br />

8 F speciale aanzet<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 273<br />

5.7 ICP-contourelementen mantelvlak


5.7 ICP-contourelementen mantelvlak<br />

Booginvoer mantelvlak<br />

Cirkelboog invoeren<br />

Cirkelboog met middelpunt en radius<br />

Cirkelboog met radius<br />

Cirkelboog met middelpunt<br />

U dimensioneert de cirkelboog en legt de overgang naar het volgende<br />

contourelement vast.<br />

Parameters (bij “cirkelboog met radius” wordt het middelpunt en bij<br />

“cirkelboog met middelpunt” wordt de radius niet opgevraagd)<br />

8 ZS, YS startpunt (YS als baanmaat – referentie: diameter XS )<br />

8 CS startpunt als hoekmaat<br />

8 XS uitslagdiameter<br />

8 Z eindpunt<br />

8 CY eindpunt als baanmaat (referentie: diameter XS )<br />

8 C eindpunt als hoekmaat<br />

8 K, CJ middelpunt (CJ als baanmaat – referentie: diameter XS )<br />

8 CM middelpunt als hoekmaat<br />

8 R radius<br />

8 F speciale aanzet<br />

274 5 ICP-programmering


Afkanting/afronding mantelvlak<br />

Afkanting/afronding invoeren<br />

Afkanting / afronding kiezen<br />

Afkanting kiezen<br />

Afronding kiezen<br />

Het hoekpunt is al ingesteld met “startpunt”. U geeft de<br />

“afkantingsbreedte B” resp. de “afrondingsradius B” in.<br />

Parameters<br />

8 B afkantingsbreedte – of<br />

8 B afrondingsradius<br />

8 F speciale aanzet<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 275<br />

5.7 ICP-contourelementen mantelvlak


DIN-programmering<br />

6<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 277


6.1 DIN-programmering<br />

6.1 DIN-programmering<br />

De structuur van programma’s en regels is gebaseerd<br />

op de DIN-norm 66025 (derhalve “DINprogrammering”).<br />

De <strong>MANUALplus</strong> ondersteunt DINprogramma's<br />

en DIN-macro's.<br />

DIN-programma’s zijn zelfstandige NCprogramma's.<br />

Dit betekent dat ze alle verplaatsingsen<br />

schakelcommando's bevatten die nodig zijn om<br />

het werkstuk te maken.<br />

DIN-macro’s worden in cyclusprogramma's<br />

geïntegreerd. Ze zijn “niet zelfstandig”, maar<br />

vervullen een deelfunctie in een cyclusprogramma.<br />

Het hangt echter van uw eigen taakstelling af, hoe u<br />

DIN-macro's toepast. Ook bij DIN-macro's kunt u<br />

gebruik maken van alle commando's. Verderop in dit<br />

hoofdstuk wordt gesproken over “DIN-programma's”<br />

of “NC-programma's”. Er wordt geen verdere<br />

onderverdeling gemaakt tussen programma's of<br />

macro's.<br />

DIN-programma’s en DIN-macro’s testen<br />

DIN-programma's en DIN-macro's kunnen met de<br />

grafische simulatie worden getest. Bij DIN-macro's is<br />

dit als onderdeel van de cyclusprogrammering<br />

mogelijk. Bij DIN-programma's wordt omgeschakeld<br />

naar de “programma-uitvoering” en wordt de<br />

simulatie opgeroepen.<br />

Helpschermen<br />

De functie en parameters van<br />

verplaatsingscommando's en cycli worden in<br />

helpschermen verklaard. Deze tonen meestal een<br />

bewerking aan de buitenzijde. Met de “ringtoets”<br />

kunt u omschakelen naar het helpscherm voor<br />

bewerking aan de binnenzijde.<br />

8 Met de “ringtoets” kunt u<br />

omschakelen tussen helpschermen<br />

voor bewerking aan de buiten- en<br />

binnenzijde.<br />

Informatie over afbeeldingen in helpschermen:<br />

„ Stippellijn:ijlgangbaan<br />

„ Ononderbroken lijn: aanzetbaan<br />

„ Maatlijn met maatpijl aan één zijde:<br />

“gerichte maat” – het voorteken bepaalt de richting<br />

„ Maatlijn met maatpijl aan beide zijden:<br />

“absolute maat” – het voorteken heeft geen<br />

betekenis.<br />

278 6 DIN-programmering


Structuur van programma’s en regels<br />

Programma-opbouw<br />

„ Het programmanummer, beginnend met “%”, bestaat uit maximaal<br />

8 cijfers en heeft de extensie “nc” voor hoofdprogramma's en<br />

“ncs” voor subprogramma's .<br />

„ Programma-aanduiding (commentaar in de tweede<br />

programmaregel)<br />

„ NC- of commentaarregels<br />

„ Het begrip “EINDE” bij hoofdprogramma's en “RETURN” bij<br />

macro's en subprogramma's<br />

De eerste en laatste regel van het NC-programma kunnen niet<br />

bewerkt worden. De “programma-aanduiding” kan wel worden<br />

bewerkt, maar niet worden gewist.<br />

De programma-aanduiding wordt in de “programmalijst” aangegeven<br />

en kan bij “programmakeuze” worden gewijzigd.<br />

NC-regels beginnen met een “N” die wordt gevolgd door een<br />

regelnummer (maximaal 4 cijfers). De regelnummers hebben geen<br />

invloed op de programma-uitvoering. Ze dienen uitsluitend als<br />

regelaanduiding.<br />

Een NC-regel bevat NC-commando’s. Dit zijn verplaatsings-, schakelof<br />

besturingscommando's. Verplaatsings- en schakelcommando's<br />

beginnen met een letter, gevolgd door een cijfercombinatie (G1, G2,<br />

G81, M3, M30,...) en de parameters. Organisatiecommando's bestaan<br />

uit “sleutelwoorden” (WHILE, RETURN, ..), of uit een lettercijfercombinatie.<br />

De parameters beginnen met adresletters (X100, Z–<br />

2, etc.).<br />

In een NC-regel kunnen meerdere NC-commando's worden<br />

geprogrammeerd wanneer niet dezelfde adresletters worden gebruikt<br />

en deze geen “tegenstrijdige” functie hebben.<br />

Voorbeelden<br />

toegestane combinatie:<br />

N10 G1 X100 Z2 M8<br />

niet-toegestane combinatie:<br />

N10 G1 X100 Z2 G2 X100 Z2 R30 – meermaals dezelfde adresletters<br />

of<br />

N10 M3 M4 – tegenstrijdige functionaliteit<br />

NC-regels die uitsluitend variabelenberekeningen bevatten, zijn<br />

toegestaan.<br />

Commentaar staat tussen "[...]". Commentaar staat aan het einde van<br />

een NC-regel of alleen in een NC-regel. Een NC-regel die uitsluitend<br />

commentaar bevat, heeft geen regelnummer.<br />

Voorbeeld: Structuur van programma’s en regels<br />

%12345678.nc<br />

[Voorbeeld – Example]<br />

N1 G21 X80 Z110 B10 J1<br />

N2 G1 Z-15 B-1<br />

N3 G1 X102 B2<br />

N4 G1 Z-22<br />

N5 G1 X90 Zi-12 B1<br />

N6 G1 Zi-6<br />

N7 G1 X100 A80 B-1<br />

N8 G1 Z-47<br />

N9 G1 X110<br />

N10 G80<br />

N11 G14 Q0<br />

N12 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N13 G0 X0 Z2<br />

N.. . . .<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 279<br />

6.1 DIN-programmering


6.1 DIN-programmering<br />

Overzicht DIN-commando’s<br />

„ Verplaatsingscommando's<br />

om de slede lineair of in een cirkel te verplaatsen<br />

„ Cycli<br />

voor verspanen, steken, nabewerken, bewerken van schroefdraad<br />

en boren<br />

„ Schakelcommando's<br />

voor machine-onderdelen<br />

„ Nulpuntverschuivingen<br />

voor aanpassing van het maatsysteem<br />

„ Commando's voor organisatie van programma's<br />

programmasprongen, programmaherhalingen en subprogramma’s<br />

„ Commentaar<br />

ter verklaring van het programma<br />

„ Variabelenfuncties<br />

Er worden geen vaste adresparameters maar variabelen toegepast.<br />

Deze worden vóór de uitvoering van het programma ingevoerd of<br />

berekend.<br />

„ Rekenkundige bewerkingen<br />

worden toegepast bij de berekening van adresparameters of<br />

variabelen<br />

„ Vereenvoudigde programmering<br />

Indien dit rekenkundig uitvoerbaar is, berekent de <strong>MANUALplus</strong><br />

waarden (coördinaten) die niet in de tekening zijn vermeld<br />

„ Operator-communicatie<br />

via invoer van variabelenwaarden en uitvoer van tekst en variabelen<br />

Met NC-commando's (G-functies, M-functies, etc.) kunt u slechts een<br />

gedeelte van deze functies gebruiken. Van andere functies (bijv.<br />

“vereenvoudigde programmering”, “variabelenfuncties” of<br />

“rekenkundige bewerkingen”) kunt u gebruikmaken bij het<br />

programmeren van variabelen, de vereenvoudigde geometrie, etc. U<br />

geeft geen vaste waarde, maar u voert voor deze adresparameter een<br />

variabele, een rekenformule of een “?” in.<br />

280 6 DIN-programmering


6.2 DIN-programma’s bewerken<br />

DIN-programma laden<br />

DIN-editor oproepen<br />

Programmalijst oproepen<br />

DIN-programma’s instellen<br />

DIN-macro’s instellen<br />

DIN-programma/DIN-macro kiezen of een nieuw programmanummer<br />

definiëren<br />

Regelfuncties<br />

DIN-programma/DIN-macro oproepen<br />

Met de cursor- en Page-toetsen kunt u in het DIN-programma naar de<br />

positie gaan waar u wilt invoegen, wissen of wijzigen. U kunt de cursor<br />

alleen aan het begin van een regel, een NC-woord of een parameter<br />

plaatsen.<br />

U kiest de gewenste functie met een functie- of menutoets. De<br />

<strong>MANUALplus</strong> vraagt u vervolgens nadere parameters in te voeren. In<br />

geval van cycli en verplaatsingscommando's (G-functies) worden de<br />

functie en parameters in helpschermen verklaard.<br />

Plaats de cursor aan het begin van de regel, om regelfuncties te<br />

kiezen.<br />

Softkey’s voor regelfuncties<br />

Onder de cursor wordt een nieuwe<br />

NC-regel met het “volgende”<br />

regelnummer ingevoegd.<br />

Het menu “Selecteren van functies”<br />

wordt aangeboden, om verdere NCcommando's<br />

toe te voegen.<br />

De regel waarop de cursor staat,<br />

wordt gewist.<br />

Het nummer van de regel waarop de<br />

cursor staat, kan worden gewijzigd.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 281<br />

6.2 DIN-programma’s bewerken


6.2 DIN-programma’s bewerken<br />

Regelnummer wijzigen<br />

Cursor op de NC-regel plaatsen<br />

nieuw regelnummer invoeren<br />

Opnieuw nummeren<br />

Regelnummer wijzigen kiezen<br />

nieuw regelnummer overnemen<br />

Cursor op een willekeurige NC-regel zetten<br />

Regelnummer wijzigen kiezen<br />

Opnieuw nummeren kiezen<br />

Stapgrootte van de regelnummers vastleggen<br />

Weer Opnieuw nummeren kiezen<br />

De vastgelegde stapgrootte geldt ook voor de<br />

automatische regelnummering.<br />

282 6 DIN-programmering


Woordfuncties<br />

De functies (Woord wissen, Woord wijzigen, etc.) hebben betrekking<br />

op het “woord” waarop de cursor staat. Wat u wist of wijzigt, is<br />

afhankelijk van de betekenis van het “woord”. Voorbeelden:<br />

„ de cursor staat op een G-functie<br />

„ Woord wijzigen: wijzigt eerst deze functie en daarna de<br />

bijbehorende parameters<br />

„ Woord wissen: wist deze functie en de bijbehorende parameters<br />

„ de cursor staat op de adresletter van een parameter<br />

„ Woord wijzigen: alle parameters van deze functie kunnen<br />

worden gewijzigd.<br />

„ Woord wissen: uitsluitend deze parameter wordt gewist<br />

NC-commando's kunnen uitsluitend in “een groep” worden gewijzigd.<br />

U kunt bijvoorbeeld het nummer van de G-functie veranderen, maar<br />

niet een G-functie in een M-functie wijzigen. De editor wist de<br />

parameters die bij een dergelijke wijziging niet meer nodig zijn.<br />

Adresparameters<br />

U voert de adresparameters als volgt in:<br />

„ absolute maat: heeft betrekking op het werkstuknulpunt<br />

„ Incrementele maat: heeft betrekking op de voorgaande coördinaat<br />

„ Variabele: de waarde van de variabele of de uitkomst van de<br />

rekenformule komt overeen met de waarde van de adresparameter.<br />

„ Vereenvoudigde geometrieprogrammering: voor zover dit<br />

rekenkundig uitvoerbaar is, wordt deze coördinaat berekend.<br />

Welke invoer bij een bepaalde adresparameter wordt ondersteund, is<br />

afhankelijk van de betekenis van deze parameter. De <strong>MANUALplus</strong><br />

blokkeert de functies die niet zijn toegestaan.<br />

De invoervelden zijn standaard ingesteld voor “absolute maten”.<br />

Wanneer u Increment kiest, kunnen “incrementele maten” worden<br />

ingevoerd.. De adresletter krijgt het attribuut “i” (bijv. “Zi”) . Het<br />

attribuut wordt in het DIN-programma overgenomen. De instelling<br />

absoluut of incrementeel geldt voor een invoerveld.<br />

De invoer van variabelen kunt u oproepen met de softkey Variable op<br />

(zie “Variabele als adresparameter” op bladzijde 404.<br />

Met de softkey ? informeert u de <strong>MANUALplus</strong> dat deze coördinaat<br />

moet worden berekend. Het ? wordt in het DIN-programma<br />

overgenomen.<br />

Softkey’s voor woordfuncties<br />

Het NC-commando of de parameter<br />

(woord) waarop de cursor staat, wordt<br />

gewist<br />

Het NC-commando of de parameter<br />

(woord) waarop de cursor staat, kan<br />

worden gewijzigd.<br />

Het menu “Selecteren van functies”<br />

wordt aangeboden, om verdere NCcommando's<br />

toe te voegen.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 283<br />

6.2 DIN-programma’s bewerken


6.2 DIN-programma’s bewerken<br />

Commentaren<br />

Wanneer u commentaar aan een “lege regel” toevoegt, wordt het<br />

regelnummer gewist en alleen het commentaar in deze regel<br />

opgeslagen. (Een “lege regel” bestaat uitsluitend uit het<br />

regelnummer.) Als er al NC-commando's in de NC-regel staan, wordt<br />

het commentaar aan het einde van de regel toegevoegd.<br />

Om commentaar te wijzigen, plaatst u de cursor aan het begin van het<br />

commentaar en kiest u woord wijzigen. Dan verschijnt het<br />

“alfanumerieke toetsenbord”, waarbij het huidige commentaar<br />

zichtbaar wordt gemaakt. U kunt de tekst wijzigen, uitbreiden, etc.<br />

Om commentaar te wissen, plaatst u de cursor aan het begin van het<br />

commentaar en kiest u regel wissen, resp. woord wissen. Het<br />

commentaar wordt dan verwijderd.<br />

284 6 DIN-programmering


Blokfuncties<br />

U kunt verschillende opeenvolgende NC-regels (een<br />

blok) markeren en deze vervolgens knippen, kopiëren<br />

of wissen. Bij knippen of kopiëren wordt het blok<br />

overgenomen in het interne buffergeheugen. U kunt<br />

het blok ergens anders in het programma invoegen of<br />

een ander DIN-programma oproepen en dan daarin<br />

het blok invoegen. De inhoud van het buffergeheugen<br />

blijft zo lang bestaan, tot het geheugen wordt<br />

overschreven of de <strong>MANUALplus</strong> wordt<br />

uitgeschakeld.<br />

Blok kopiëren, blok elders opslaan<br />

Cursor op het begin van het blok plaatsen<br />

Blokfuncties oproepen<br />

Blokbegin markeren<br />

Cursor op het einde van het blok plaatsen<br />

Blokeinde markeren<br />

Blok kopiëren en in het<br />

buffergeheugen overnemen<br />

Blok in het buffergeheugen<br />

overnemen en wissen<br />

(Indien noodzakelijk) nieuw DIN-programma laden<br />

Cursor op de invoegpositie plaatsen<br />

Blok uit het buffergeheugen<br />

overnemen (de NC-regels worden<br />

onder de cursor ingevoegd)<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 285<br />

6.2 DIN-programma’s bewerken


6.2 DIN-programma’s bewerken<br />

Menustructuur<br />

Kies een functiegroep met de desbetreffende<br />

menutoets.<br />

„ G- en M-functies: vervolgens worden het<br />

functienummer en afhankelijk van de functie<br />

verdere parameters ingevoerd<br />

„ Commentaar, subprogramma en S, F, T: vervolgens<br />

worden de benodigde parameters ingevoerd<br />

„ Variabelenfuncties: de <strong>MANUALplus</strong> schakelt voor<br />

verdere gegevensinvoer om naar volgende menu’s<br />

DIN-functiegroepen Menutoets<br />

G-functie<br />

Verplaatsingscommando’s, cycli, andere G-functies<br />

M-functie<br />

Schakelfuncties voor machine-onderdelen en<br />

programmabesturingsfuncties (zie “M-functies” op<br />

bladzijde 409)<br />

Machinegegevens<br />

Invoer van F, S, T (zie “T, S, F instellen” op<br />

bladzijde 393)<br />

Commentaar<br />

Invoer van commentaar (zie “DIN-programma's<br />

bewerken” op bladzijde 281)<br />

Programmavariabelen Functies<br />

Hiermee wordt omgeschakeld naar het “menu<br />

programmavariabelen” (zie“Programmering van<br />

variabelen” op bladzijde 397)<br />

Machinevariabelen Functies<br />

Hiermee wordt omgeschakeld naar het “menu<br />

machinevariabelen” (bedoeld voor speciale<br />

gevallen; heeft geen betekenis voor de DINprogrammeur)<br />

Subprogramma-oproep<br />

Programmering van een subprogramma-oproep (zie<br />

“Subprogramma's” op bladzijde 407)<br />

286 6 DIN-programmering


G-functie programmeren<br />

G-functie “direct” programmeren<br />

G-nummer invoeren<br />

Parameter-invoer<br />

“G-functie” kiezen<br />

G-functie oproepen<br />

G-functies overnemen<br />

Als het nummer van de G-functie niet bekend is, kunt<br />

u deze uit de G-functielijst kiezen.<br />

G-functie kiezen<br />

G-functie kiezen<br />

Parameter-invoer<br />

“G-functie” kiezen<br />

Lijst van G-functies oproepen<br />

G-functie overnemen<br />

G-functies oproepen<br />

G-functies overnemen<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 287<br />

6.2 DIN-programma’s bewerken


6.3 Beschrijving van onbewerkt werkstuk<br />

6.3 Beschrijving van onbewerkt<br />

werkstuk<br />

Klauwplaat cilinder/pijp G20<br />

G20 beschrijft het onbewerkte werkstuk en de spantoestand. Deze<br />

informatie wordt bij de simulatie verwerkt.<br />

Parameters<br />

8 X diameter<br />

8 Z lengte (inclusief dwarsovermaat en spanbereik)<br />

8 K rechterzijde (dwarsovermaat)<br />

8 I binnendiameter bij type onbewerkt werkstuk “pijp”<br />

8 B spanbereik<br />

8 J spanmethode<br />

„ 0: niet ingespannen<br />

„ 1: buiten opgespannen<br />

„ 2: binnen ingespannen<br />

Voorbeeld: G20<br />

%20.nc<br />

[G20]<br />

N1 G20 X80 Z100 K2 B10 J1<br />

N2 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N3 G0 X0 Z2<br />

N.. . . .<br />

EINDE<br />

288 6 DIN-programmering


Contour onbewerkt werkstuk G21<br />

G21 beschrijft de spantoestand. De beschrijving van het onbewerkte<br />

werkstuk volgt onmiddellijk op G21 met G1-, G2-, G3-, G12- en G13commando’s.<br />

De beschrijving van het onbewerkte werkstuk wordt<br />

afgesloten met G80. Deze informatie wordt bij de simulatie verwerkt.<br />

Parameters<br />

8 X diameter<br />

8 Z lengte<br />

8 B spanbereik<br />

8 J spanmethode<br />

„ 0: niet ingespannen<br />

„ 1: buiten opgespannen<br />

„ 2: binnen ingespannen<br />

Voorbeeld: G21<br />

%21.nc<br />

[G21]<br />

N1 G21 X80 Z110 B10 J1<br />

N2 G1 Z-15 B-1<br />

N3 G1 X102 B2<br />

N4 G1 Z-22<br />

N5 G1 X90 Zi-12 B1<br />

N6 G1 Zi-6<br />

N7 G1 X100 A80 B-1<br />

N8 G1 Z-47<br />

N9 G1 X110<br />

N10 G80<br />

N11 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N12 G0 X0 Z2<br />

N.. . . .<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 289<br />

6.3 Beschrijving van onbewerkt werkstuk


6.4 Gereedschapsverplaatsingen zonder bewerking<br />

6.4 Gereedschapsverplaatsingen<br />

zonder bewerking<br />

IJlgang G0<br />

Geometriefunctie: met G0 wordt het beginpunt van een<br />

contourbeschrijving vastgelegd.<br />

Bewerkingsfunctie: het gereedschap verplaatst zich in ijlgang via de<br />

kortste weg naar “eindpunt X, Z”. IJlgangbewegingen kunnen worden<br />

uitgevoerd als de spil stilstaat.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt (diametermaat)<br />

8 Z eindpunt<br />

Voorbeeld: G0<br />

%0.nc<br />

[G0]<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X120 Z2<br />

N3 G819 P5 I1 K0.3<br />

N4 G0 X80 Z2<br />

N5 G1 Z-15 B-1<br />

N6 G1 X102 B2<br />

N7 G1 Z-22<br />

N8 G1 X90 Zi-12 B1<br />

N9 G1 Zi-6<br />

N10 G1 X100 A80 B-1<br />

N11 G1 Z-47<br />

N12 G1 X120<br />

N13 G80<br />

EINDE<br />

290 6 DIN-programmering


Gereedschapswisselpositie G14<br />

De slede verplaatst zich in ijlgang naar de gereedschapswisselpositie.<br />

De coördinaten van de wisselpositie legt u in de instelwerkstand vast.<br />

(zie “Gereedschapswisselpositie instellen” op bladzijde 52).<br />

Parameters<br />

8 Q Volgorde (default: 0): bepaalt het verloop van de verplaatsingen<br />

„ Q=0: diagonale verplaatsing<br />

„ Q=1: eerst in X-, dan in Z-richting<br />

„ Q=2: eerst in Z-, dan in X-richting<br />

„ Q=3: alleen in X-richting, Z blijft onveranderd<br />

„ Q=4: alleen in Z-richting, X blijft onveranderd<br />

Een G14 wordt in de elementaire functies “ijlgang in<br />

machinecoördinaten G701” omgezet. Bij G701 is het<br />

“eindpunt X, Z” gerelateerd aan het machinenulpunt. Het<br />

referentiepunt voor de slede geldt als sledereferentiepunt.<br />

Voorbeeld: G14<br />

%14.nc<br />

[G14]<br />

N1 G14 Q0<br />

N2 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N3 G0 X0 Z2<br />

N.. . . .<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 291<br />

6.4 Gereedschapsverplaatsingen zonder bewerking


6.5 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen<br />

6.5 Enkelvoudige lineaire<br />

verplaatsingen en cirkelbogen<br />

Lineaire verplaatsing G1<br />

Geometriefunctie: met G1 wordt een baan in een<br />

contourbeschrijving vastgelegd.<br />

Bewerkingsfunctie: het gereedschap verplaatst zich lineair met<br />

aanzetsnelheid naar het “eindpunt X, Z”.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt (diametermaat)<br />

8 Z eindpunt<br />

8 A hoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />

8 B afkanting/afronding: aan het einde van de lineaire baan kan een<br />

afkanting/afronding of een “tangentiële” overgang naar het<br />

volgende contourelement worden vastgelegd.<br />

„ Geen invoer: tangentiële overgang<br />

„ B=0: niet-tangentiële overgang<br />

„ B>0: afrondingsradius<br />

„ B


Cirkelboog G2, G3 – incrementele<br />

middelpuntmaat<br />

Geometriefunctie: met G2/G3 wordt een cirkelboog in een<br />

contourbeschrijving vastgelegd.<br />

Bewerkingsfunctie: het gereedschap verplaatst zich in een cirkel met<br />

aanzetsnelheid naar het “eindpunt”.<br />

De rotatierichting ziet u in het helpscherm.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 293<br />

6.5 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen


6.5 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen<br />

Parameters G2, G3<br />

8 X eindpunt (diametermaat)<br />

8 Z eindpunt<br />

8 R radius<br />

8 I middelpunt incrementeel – (afstand tussen startpunt en<br />

middelpunt; diametermaat)<br />

8 K middelpunt incrementeel – (afstand tussen startpunt en<br />

middelpunt)<br />

8 Q snijpunt (default: Q=0): legt het eindpunt vast als er twee<br />

oplossingen mogelijk zijn (zie helpscherm)<br />

8 B afkanting/afronding: aan het einde van de cirkelboog kan een<br />

afkanting/afronding of een “tangentiële” overgang naar het<br />

volgende contourelement worden vastgelegd.<br />

„ Geen invoer: tangentiële overgang<br />

„ B=0: niet-tangentiële overgang<br />

„ B>0: afrondingsradius<br />

„ B


Cirkelboog G12, G13 – absolute middelpuntmaat<br />

Geometriefunctie: met G12/G13 wordt een cirkelboog in een<br />

contourbeschrijving vastgelegd.<br />

Bewerkingsfunctie: het gereedschap verplaatst zich in een cirkel met<br />

aanzetsnelheid naar het “eindpunt”.<br />

De rotatierichting ziet u in het helpscherm.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 295<br />

6.5 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen


6.5 Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en cirkelbogen<br />

Parameters G12, G13<br />

8 X eindpunt (diametermaat)<br />

8 Z eindpunt<br />

8 R radius<br />

8 I middelpunt absoluut – (diametermaat)<br />

8 K middelpunt absoluut<br />

8 Q snijpunt (default: Q=0): legt het eindpunt vast als er twee<br />

oplossingen mogelijk zijn (zie helpscherm)<br />

8 B afkanting/afronding: aan het einde van de cirkelboog kan een<br />

afkanting/afronding of een “tangentiële” overgang naar het<br />

volgende contourelement worden vastgelegd.<br />

„ Geen invoer: tangentiële overgang<br />

„ B=0: niet-tangentiële overgang<br />

„ B>0: afrondingsradius<br />

„ B


6.6 Aanzet, toerental<br />

Toerentalbegrenzing G26/G126<br />

G26: Toerentalbegrenzing hoofdspil<br />

G126: toerentalbegrenzing spil 1 (aangedreven gereedschap)<br />

De toerentalbegrenzing blijft actief totdat ze door een nieuwe G26/<br />

G126 wordt vervangen.<br />

Parameters<br />

8 S toerental: maximumtoerental<br />

„ De toerentalbegrenzing blijft gelden, zelfs wanneer het<br />

DIN-programma wordt beëindigd en u “Programmauitvoering”<br />

verlaat. U kunt in het “S, F, T menu” of via<br />

parameters een nieuwe toerentalbegrenzing instellen.<br />

„ Als het bij G26/G126 geprogrammeerde toerental hoger<br />

is dan het toerental dat in machineparameter<br />

“Algemene parameters spil absoluut max. toerental” is<br />

ingesteld, geldt de begrenzing van de parameter.<br />

Intermitterende aanzet G64<br />

Met G64 wordt de geprogrammeerde aanzet kort onderbroken. Deze<br />

functie wordt toegepast om te garanderen dat het spaanbreken<br />

ononderbroken plaatsvindt.<br />

G64 zonder parameters schakelt de intermitterende aanzet weer uit.<br />

Parameters<br />

8 E pauzeduur: bereik: 0,01s < E < 999s<br />

8 F aanzettijd: De snelheid van de slede wordt opgevoerd tot de<br />

geprogrammeerde aanzet. Aan het einde van deze periode wordt de<br />

snelheid tot “aanzet nul” teruggebracht.<br />

bereik: 0,01s < E < 999s<br />

Voorbeeld: G26, G126<br />

%26.nc<br />

[G26, G126]<br />

N1 G14 Q0<br />

N1 G26 S2000<br />

N2 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N3 G0 X0 Z2<br />

N4 . . .<br />

EINDE<br />

Voorbeeld: G64<br />

%64.nc<br />

[G64]<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G64 E0.1 F1<br />

N3 G0 X0 Z2<br />

N4 G42<br />

N5 G1 Z0<br />

N6 G1 X20 B-0.5<br />

N7 G1 Z-12<br />

N8 G1 Z-24 A20<br />

N9 G1 X48 B6<br />

N10 G1 Z-52 B8<br />

N11 G1 X80 B4 E0.08<br />

N12 G1 Z-60<br />

N13 G1 X82 G40<br />

N14 G64<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 297<br />

6.6 Aanzet, toerental


6.6 Aanzet, toerental<br />

Aanzet per tand G193<br />

Met G193 wordt de aanzet afhankelijk van het aantal tanden van de<br />

frees vastgelegd.<br />

Parameters<br />

8 F aanzet per tand in mm/tand of inch/tand<br />

Aanzet constant G94 (aanzet per minuut)<br />

Met G94 wordt de aanzet onafhankelijk van de aandrijving vastgelegd.<br />

Parameters<br />

8 F aanzet per minuut in mm/min resp. inch/min<br />

Aanzet per omwenteling G95/G195<br />

Met G95/G195 wordt de aanzet afhankelijk van de aandrijving<br />

vastgelegd.<br />

Parameters<br />

De actuele waarde toont de aanzet in mm/omw.<br />

G95: referentie – toerental van de hoofdspil.<br />

G195: referentie – toerental van spil 1 (aangedreven<br />

gereedschap).<br />

8 F aanzet per omwenteling in mm/omwenteling resp. inch/<br />

omwenteling<br />

Voorbeeld: G193<br />

%193.nc<br />

[G193]<br />

N1 M5<br />

N2 T71 G197 S1010 G193 F0.08 M104<br />

N3 M14<br />

N4 G152 C30<br />

N5 G110 C0<br />

N6 G0 X122 Z-50<br />

N7 G744 X122 Z-50 ZE-50 C0 Wi90 Q4<br />

N8 G792 K30 A0 X100 J11 P5 F0.15<br />

N9 M15<br />

EINDE<br />

Voorbeeld: G94<br />

%94.nc<br />

298 6 DIN-programmering<br />

[G94]<br />

N1 G14 Q0<br />

N2 T3 G94 F2000 G97 S1000 M3<br />

N3 G0 X100 Z2<br />

N4 G1 Z-50<br />

N5 . . .<br />

EINDE<br />

Voorbeeld: G95, G195<br />

%95.nc<br />

[G95, G195]<br />

N1 G14 Q0<br />

N2 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N3 G0 X0 Z2<br />

N5 G1 Z0<br />

N6 G1 X20 B-0.5<br />

N7 . . .<br />

EINDE


Constante snijsnelheid G96 / G196<br />

G96/G196 definieert een constante snijsnelheid.<br />

G96: het spiltoerental van de hoofdspil is afhankelijk van de Xpositie<br />

van de gereedschapspunt.<br />

G196: het spiltoerental is afhankelijk van de diameter van het<br />

gereedschap.<br />

Parameters<br />

8 S snijsnelheid in m/min resp. ft/min<br />

Toerental G97/G197<br />

G97/G197 definieert een constant toerental.<br />

G97: voor de hoofdspil<br />

G197: voor spil 1 (aangedreven gereedschap)<br />

Parameters<br />

8 S toerental in omwentelingen per minuut<br />

Voorbeeld: G96, G196<br />

%96.nc<br />

[G96, G196]<br />

N1 T3 G195 F0.25 G196 S200 M3<br />

N2 G0 X0 Z2<br />

N3 G42<br />

N4 G1 Z0<br />

N5 G1 X20 B-0.5<br />

N6 G1 Z-12<br />

N7 G1 Z-24 A20<br />

N8 G1 X48 B6<br />

N9 G1 Z-52 B8<br />

N10 G1 X80 B4 E0.08<br />

N11 G1 Z-60<br />

N12 G1 X82 G40<br />

EINDE<br />

Voorbeeld: G97, G197<br />

%97.nc<br />

[G97, G197]<br />

N1 G14 Q0<br />

N2 T3 G95 F0.25 G97 S1000 M3<br />

N3 G0 X0 Z2<br />

N5 G1 Z0<br />

N6 G1 X20 B-0.5<br />

N7 . . .<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 299<br />

6.6 Aanzet, toerental


6.7 Snijkant- en freesradiuscompensatie<br />

6.7 Snijkant- en<br />

freesradiuscompensatie<br />

Basisprincipes<br />

Snijkantradiuscompensatie (SRC)<br />

Zonder SRC is de theoretische gereedschapspunt het referentiepunt<br />

voor de verplaatsingen. Dit leidt bij niet-asparallelle verplaatsingen tot<br />

onnauwkeurigheden. Met SRC worden geprogrammeerde<br />

verplaatsingen gecorrigeerd (zie “Snijkantradiuscompensatie (SRC)”<br />

op bladzijde 28).<br />

Bij “Q=0” reduceert SRC de aanzet bij cirkelbogen (G2, G3, G12, G13)<br />

en afrondingen, indien de “verschoven radius < oorspronkelijke<br />

radius”. Bij een afronding als overgang naar het volgende<br />

contourelement wordt de “speciale aanzet” gecorrigeerd.<br />

Gereduceerde aanzet = aanzet * (verschoven radius / oorspronkelijke<br />

radius)<br />

Freesradiuscompensatie (FRC)<br />

Zonder FRC is het middelpunt van de frees het referentiepunt bij<br />

verplaatsingen. Met FRC voert de <strong>MANUALplus</strong> de<br />

geprogrammeerde verplaatsingen gerelateerd aan de buitendiameter<br />

uit (zie“Freesradiuscompensatie (FRC)” op bladzijde 29).<br />

Contourgerelateerde steek-, verspanings- en freescycli bevatten<br />

SRC/FRC-oproepen. Daarom moet de SRC/FRC uitgeschakeld zijn, als<br />

u deze cycli oproept. – Indien van deze regel wordt afgeweken, wordt<br />

u hierop attent gemaakt.<br />

„ Indien "gereedschapsradius > contourradius", kunnen bij<br />

de SRC/FRC lussen ontstaan. Advies: maak gebruik van<br />

de nabewerkingscyclus G89 of de freescycli G793/<br />

G794.<br />

„ FRC niet selecteren bij de aanzet naar het<br />

bewerkingsvlak selecteren.<br />

„ Let bij het oproepen van subprogramma's op het<br />

volgende: schakel SRC/FRC<br />

„ uit in het subprogramma waarin deze functie is<br />

ingeschakeld.<br />

„ uit in het hoofdprogramma, wanneer deze functie<br />

daarin is ingeschakeld.<br />

300 6 DIN-programmering


Basis-werkwijze van de SRC/FRC<br />

N.. . . .<br />

N.. G0 X10 Z10<br />

N.. G41 G0 Z20 [verplaatsing: van X10/Z10 naar X10+SRC/<br />

X20+SRC]<br />

N.. G1 X20 [de verplaatsing is met SRC “verschoven”]<br />

N.. G40 G0 X30 Z30 [verplaatsing: van X20+SRC/Z20+SRC<br />

naar X30/X30]<br />

N.. . . .<br />

G40: SRC, FRC uitschakelen<br />

„ de SRC/FRC is tot en met de regel vóór G40 actief<br />

„ In de regel met G40 of in de regel na G40 is een lineaire verplaatsing<br />

toegestaan (G14 is niet toegestaan)<br />

G41/G42: SRC, FRC inschakelen<br />

„ In de regel met G41/G42 of na de regel met G41/G42 moet een<br />

lineaire verplaatsing (G0/G1) worden geprogrammeerd<br />

„ vanaf de volgende verplaatsing wordt rekening gehouden met SRC/<br />

FRC<br />

G41: bewerking aan binnenzijde (bij verplaatsingsrichting –Z) –<br />

correctie van de snijkant-/freesradius in verplaatsingsrichting links van<br />

de contour<br />

G42: bewerking aan buitenzijde (bij verplaatsingsrichting –Z) –<br />

correctie van de snijkant-/freesradius in verplaatsingsrichting rechts<br />

van de contour<br />

Parameters<br />

8 Q vlak(default: 0)<br />

„ Q=0: SRC op te draaien vlak (XZ-vlak)<br />

„ Q=1: FRC op eindvlak (XC-vlak)<br />

„ Q=2: FRC op mantelvlak (ZC-vlak)<br />

8 H uitvoer (default: 0)<br />

„ H=0: opeenvolgende gedeeltes die elkaar snijden, worden niet<br />

bewerkt<br />

„ H=1: de complete contour wordt bewerkt – ook wanneer<br />

gedeeltes elkaar snijden<br />

8 O aanzetreductie uit (default: 0)<br />

„ O=0: aanzetreductie actief<br />

„ O=1: geen aanzetreductie<br />

Voorbeeld: G40, G41, G42<br />

%40.nc<br />

[G40, G41, G42]<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X0 Z2<br />

N3 G42<br />

N4 G1 Z0<br />

N5 G1 X20 B-0.5<br />

N6 G1 Z-12<br />

N7 G1 Z-24 A20<br />

N8 G1 X48 B6<br />

N9 G1 Z-52 B8<br />

N10 G1 X80 B4 E0.08<br />

N11 G1 Z-60<br />

N12 G1 X82 G40<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 301<br />

6.7 Snijkant- en freesradiuscompensatie


6.8 correcties<br />

6.8 correcties<br />

(Veranderen van) snijkantcorrectie G148<br />

De <strong>MANUALplus</strong> beschikt over 3 slijtagecorrectiewaarden voor<br />

steekgereedschap (DX, DZ, DS). Met “O” bepaalt u met welke<br />

slijtagecorrecties rekening wordt gehouden.<br />

Bij de programmastart en na een T-commando zijn DX, DZ actief (G148<br />

O0). De met G148 gekozen correctiewaarden gelden tot het volgende<br />

T-commando of tot het einde van het programma.<br />

De toekenning van de correctiewaarden DX, DZ en DS aan de<br />

snijkantzijden van het steekgereedschap legt u vast in<br />

“gereedschapsoriëntatie” (zie “Steek- en steekdraaigereedschap” op<br />

bladzijde 421).<br />

Parameters<br />

8 O selectie (default: 0)<br />

„ O=0: DX, DZ actief – DS inactief<br />

„ O=1: DS, DZ actief – DX inactief<br />

„ O=2: DX, DS actief – DZ inactief<br />

De steekcycli G861..G868 houden automatisch rekening<br />

met de “juiste” slijtagecorrectie.<br />

Voorbeeld: G148<br />

%148.nc<br />

[G148]<br />

N1 T31 G95 F0.25 G96 S160 M3<br />

N2 G0 X62 Z2<br />

N3 G0 Z-29.8<br />

N4 G1 X50.4<br />

N5 G0 X62<br />

N6 G150<br />

N7 G1 Z-20.2<br />

N8 G1 X50.4<br />

N9 G0 X62<br />

N10 G151 [Groefsteken nabewerken]<br />

N11 G148 O0<br />

N12 G0 X62 Z-30<br />

N13 G1 X50<br />

N14 G0 X62<br />

N15 G150<br />

N16 G148 O2<br />

N17 G1 Z-20<br />

N18 G1 X50<br />

N19 G0 X62<br />

EINDE<br />

302 6 DIN-programmering


Additieve correctie G149<br />

De <strong>MANUALplus</strong> beheert 16 gereedschapsonafhankelijke<br />

correctiewaarden met de aanduiding D901..D916. Deze<br />

correctiewaarden gelden naast de actieve slijtagecorrecties van het<br />

gereedschap.<br />

Additieve correcties gelden vanaf de regel waarin G149 is<br />

geprogrammeerd en blijven actief tot<br />

„ de volgende “G149 D900”<br />

„ de volgende gereedschapswissel<br />

„ het programma-einde.<br />

Parameters<br />

8 D additieve correctie (default: D900):<br />

„ D900: schakelt de additieve correctie uit<br />

„ D901..D916: activeert de additieve correctie<br />

Voorbeeld: G149<br />

%149.nc<br />

[G149]<br />

N1 T3 G96 S200 G95 F0.4 M4<br />

N2 G0 X62 Z2<br />

N3 G89<br />

N4 G42<br />

N5 G0 X27 Z0<br />

N6 G1 X30 Z-1.5<br />

N7 G1 Z-25<br />

N8 G149 D901<br />

N9 G1 X40 B-1<br />

N10 G1 Z-50<br />

N11 G149 D902<br />

N12 G1 X50 B-1<br />

N13 G1 Z-75<br />

N14 G149 D900<br />

N15 G1 X60 B-1<br />

N16 G1 Z-80<br />

N17 G1 X62<br />

N18 G80<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 303<br />

6.8 correcties


6.8 correcties<br />

Compensatie rechter gereedschapspunt G150<br />

Compensatie linker gereedschapspunt G151<br />

Bij steekgereedschap legt u met “Gereedschapsoriëntatie” de rechter<br />

of linker snijkantzijde als gereedschapsreferentiepunt vast (zie “Steek-<br />

en steekdraaigereedschap” op bladzijde 421). Met G150/G151 wordt<br />

het referentiepunt omgeschakeld.<br />

G150: referentiepunt rechter gereedschapspunt<br />

G151: referentiepunt linker gereedschapspunt.<br />

G150/G151 geldt vanaf de regel waarin het wordt geprogrammeerd en<br />

blijft actief tot<br />

„ de volgende gereedschapswissel<br />

„ het programma-einde.<br />

Voorbeeld: G150, G151<br />

%148.nc<br />

[G148]<br />

N1 T31 G95 F0.25 G96 S160 M3<br />

N2 G0 X62 Z2<br />

N3 G0 Z-29.8<br />

N4 G1 X50.4<br />

N5 G0 X62<br />

N6 G150<br />

N7 G1 Z-20.2<br />

N8 G1 X50.4<br />

N9 G0 X62<br />

N10 G151 [Groefsteken nabewerken]<br />

N11 G148 O0<br />

N12 G0 X62 Z-30<br />

N13 G1 X50<br />

N14 G0 X62<br />

N15 G150<br />

N16 G148 O2<br />

N17 G1 Z-20<br />

N18 G1 X50<br />

N19 G0 X62<br />

EINDE<br />

304 6 DIN-programmering


6.9 Nulpuntverschuivingen<br />

Nulpuntverschuiving G51<br />

Met G51 wordt het werkstuknulpunt met “Z” (of “X”) verschoven. De<br />

verschuiving geldt ten opzichte van het werkstuknulpunt dat tijdens<br />

instelbedrijf is vastgelegd.(zie “Werkstuknulpunt definiëren” op<br />

bladzijde 50).<br />

Het referentiepunt blijft het werkstuknulpunt dat tijdens instelbedrijf is<br />

vastgelegd, ook als u G51 meermaals programmeert.<br />

Een met G51 ingesteld werkstuknulpunt geldt tot het programmaeinde<br />

of totdat het door andere nulpuntverschuivingen wordt<br />

opgeheven.<br />

Parameters<br />

8 X verschuiving (diametermaat)<br />

8 Z verschuiving<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Cyclusprogrammering: bij DIN-macro’s wordt de<br />

nulpuntverschuiving aan het cycluseinde gereset. Gebruik<br />

daarom geen DIN-macro's met nulpuntverschuivingen<br />

voor de cyclusprogrammering.<br />

Voorbeeld: G51<br />

%51.nc<br />

[G51]<br />

N1 T30 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X62 Z-15<br />

N3 G862 Q0<br />

N4 G0 X60 Z-19.2327<br />

N5 G3 X58.5176 Z-20.1986 R1 I-1 K0<br />

N6 G1 X48 Z-21.6077 B1<br />

N7 G1 Z-28.3923 B1<br />

N8 G1 X58.5176 Z-29.8014<br />

N9 G3 X60 Z-30.7673 R1 I-0.2588 K-0.9659<br />

N10 G80<br />

N11 G51 Z-28<br />

N12 G0 X62 Z-15<br />

N13 G862 Q0<br />

N14 G0 X60 Z-19.2327<br />

N.. . . .<br />

N.. G80<br />

N.. G51 Z-56<br />

N.. . . .<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 305<br />

6.9 Nulpuntverschuivingen


6.9 Nulpuntverschuivingen<br />

Nulpuntverschuiving additief G56<br />

Met G56 wordt het werkstuknulpunt met “Z” (of “X”) verschoven. De<br />

verschuiving geldt ten opzichte van het actueel geldende<br />

werkstuknulpunt.<br />

Als u G56 meermaals programmeert, wordt de verschuiving altijd bij<br />

het op dat moment geldende werkstuknulpunt opgeteld.<br />

Parameters<br />

8 X verschuiving (diametermaat)<br />

8 Z verschuiving<br />

Met G51 of G59 worden additieve nulpuntverschuivingen<br />

opgeheven.<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Cyclusprogrammering: bij DIN-macro’s wordt de<br />

nulpuntverschuiving aan het cycluseinde gereset. Gebruik<br />

daarom geen DIN-macro's met nulpuntverschuivingen<br />

voor de cyclusprogrammering.<br />

Voorbeeld: G56<br />

%56.nc<br />

[G56]<br />

N1 T30 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X62 Z-15<br />

N3 G862 Q0<br />

N4 G0 X60 Z-19.2327<br />

N5 G3 X58.5176 Z-20.1986 R1 I-1 K0<br />

N6 G1 X48 Z-21.6077 B1<br />

N7 G1 Z-28.3923 B1<br />

N8 G1 X58.5176 Z-29.8014<br />

N9 G3 X60 Z-30.7673 R1 I-0.2588 K-0.9659<br />

N10 G80<br />

N11 G56 Z-28<br />

N12 G0 X62 Z-15<br />

N13 G862 Q0<br />

N14 G0 X60 Z-19.2327<br />

N.. . . .<br />

N.. G80<br />

N.. G56 Z-28<br />

N.. . . .<br />

EINDE<br />

306 6 DIN-programmering


Nulpuntverschuiving absoluut G59<br />

Met G59 wordt het werkstuknulpunt op de positie “X, Z” ingesteld.<br />

Het nieuwe werkstuknulpunt geldt tot het programma-einde.<br />

Parameters<br />

8 X nulpuntverschuiving (diametermaat)<br />

8 Z nulpuntverschuiving<br />

Met G59 worden de tot op dit moment geldende<br />

nulpuntverschuivingen (door G51, G56 of G59)<br />

opgeheven.<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Cyclusprogrammering: bij DIN-macro’s wordt de<br />

nulpuntverschuiving aan het cycluseinde gereset. Gebruik<br />

daarom geen DIN-macro's met nulpuntverschuivingen<br />

voor de cyclusprogrammering.<br />

Voorbeeld: G59<br />

%59.nc<br />

[G59]<br />

N1 G59 Z256<br />

N2 G14 Q0<br />

N3 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N4 G0 X62 Z2<br />

N5 . . .<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 307<br />

6.9 Nulpuntverschuivingen


6.10 Overmaten<br />

6.10 Overmaten<br />

Overmaat asparallel G57<br />

Met G57 worden verschillende overmaten in X en Z vastgelegd. G57<br />

wordt voor de steek- of verspaningscyclus geprogrammeerd.<br />

Parameters<br />

8 X overmaat X (diametermaat)<br />

8 Z overmaat Z<br />

Bij de volgende cycli wordt rekening gehouden met de overmaten:<br />

„ Verspaningscycli: G81, G817, G818, G819, G82, G827, G828, G829,<br />

G83<br />

„ Steekcycli G86x<br />

„ Steekdraaicycli: G81x, G82x<br />

Bij de cycli G81, G82 en G83 worden de overmaten niet gewist nadat<br />

de cyclus is uitgevoerd.<br />

Als de overmaten met G57 en in de cyclus zijn<br />

geprogrammeerd, gelden de volgende overmaten in de<br />

cyclus.<br />

Voorbeeld: G57<br />

%57.nc<br />

[G57]<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X120 Z2<br />

N3 G57 X0.2 Z0.5<br />

N4 G819 P5<br />

N5 G0 X80 Z2<br />

N6 G1 Z-15 B-1<br />

N7 G1 X102 B2<br />

N8 G1 Z-22<br />

N9 G1 X90 Zi-12 B1<br />

N10 G1 Zi-6<br />

N11 G1 X100 A80 B-1<br />

N12 G1 Z-47<br />

N13 G1 X120<br />

N14 G80<br />

EINDE<br />

308 6 DIN-programmering


Overmaat parallel (equidistant) aan contour G58<br />

Met G58 wordt een overmaat parallel aan de contour ingesteld. G58<br />

wordt voor de steek- of verspaningscyclus geprogrammeerd.<br />

Parameter<br />

8 P overmaat<br />

Bij cyclus G89 is een negatieve overmaat toegestaan.<br />

Bij de volgende cycli wordt rekening gehouden met de overmaten:<br />

„ Verspaningscycli: G817, G818, G819, G827, G828, G829, G83<br />

„ Steekcycli: G86x<br />

„ Steekdraaicycli: G81x, G82x<br />

Bij cyclus G83 worden de overmaten niet gewist nadat de cyclus is<br />

uitgevoerd.<br />

Als de overmaat met G58 en in de cyclus is<br />

geprogrammeerd, geldt de cyclusovermaat.<br />

Voorbeeld: G58<br />

%58.nc<br />

[G58]<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X120 Z2<br />

N3 G58 P2<br />

N4 G819 P5<br />

N5 G0 X80 Z2<br />

N6 G1 Z-15 B-1<br />

N7 G1 X102 B2<br />

N8 G1 Z-22<br />

N9 G1 X90 Zi-12 B1<br />

N10 G1 Zi-6<br />

N11 G1 X100 A80 B-1<br />

N12 G1 Z-47<br />

N13 G1 X120<br />

N14 G80<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 309<br />

6.10 Overmaten


6.11 Contourgerelateerde draaicycli<br />

6.11 Contourgerelateerde draaicycli<br />

Contourbeschrijving<br />

Bij de contourgerelateerde cycli (draai-, steek en steekdraaicycli) volgt<br />

de onderstaande contourbeschrijving nadat de cyclus is opgeroepen:<br />

„ met een G0-commando wordt het beginpunt van het<br />

contourgedeelte vastgelegd<br />

„ het contourgedeelte wordt met G1-, G2-, G3-, G12- en G13commando’s<br />

beschreven<br />

„ De beschrijving van de contour wordt afgesloten met G80.<br />

Cycluseinde G80<br />

M et G80 wordt de contourbeschrijving na afspaan-, steek- en<br />

draaduitloopcycli beëindigd. Behalve G80 mag er geen andere functie<br />

in deze regel staan.<br />

310 6 DIN-programmering


Vlakcyclus langs G817/G818<br />

Met deze cycli wordt het contourgedeelte dat wordt beschreven met<br />

de gereedschapspositie en de contourbeschrijving in de volgende<br />

regels overlangszonder insteken verspaand (zie<br />

“Contourbeschrijving” op bladzijde 310).<br />

Parameters G817, G818<br />

8 X snedebegrenzing (diametermaat): er wordt tot de<br />

“snedebegrenzing” verspaand.<br />

8 P maximale aanzet: de snede-opdeling wordt zodanig berekend dat<br />

een “nadraaisnede” overbodig is en de aanzet


6.11 Contourgerelateerde draaicycli<br />

Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />

„ De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de verspanings- en aanzetrichting aan de<br />

hand van de actuele gereedschapspositie ten opzichte van het<br />

beginpunt/eindpunt van het contourgedeelte.<br />

„ Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus:<br />

„ G817: Cyclusstartpunt Z; laatste vrijzetdiameter X<br />

„ G818: startpunt van de cyclus<br />

„ Neergaande contourelementen worden niet bewerkt.<br />

„ Het gereedschap moet buiten het ingestelde<br />

contourgedeelte staan.<br />

„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />

„ Er wordt rekening gehouden met G57/G58-overmaten,<br />

als “I, K” niet geprogrammeerd worden. Nadat de<br />

cyclus is uitgevoerd, worden de overmaten gewist.<br />

„ Veiligheidsafstand na een snede: Parameters<br />

“Actuele parameters – Bewerking –<br />

Veiligheidsafstanden”<br />

Voorbeeld: G817, G818<br />

%817.nc<br />

[G817, G818]<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X120 Z2<br />

N3 G818 P5 H2 I1 K0.3<br />

N4 G0 X60 Z2<br />

N5 G1 Z-15<br />

N6 G1 X82 B2<br />

N7 G1 X90 Zi-15<br />

N8 G80<br />

N9 G0 X120 Z-28<br />

N10 G817 X90 P4 H0 I1 K0.3<br />

N11 G0 X90 Z-28<br />

N12 G1 Z-45 B-3<br />

N13 G1 X102 B2<br />

N14 G1 X120 A30<br />

N15 G80<br />

EINDE<br />

312 6 DIN-programmering


Vlakcyclus langs met insteken G819<br />

Met deze cyclus wordt het contourgedeelte dat wordt beschreven<br />

met de gereedschapspositie en de contourbeschrijving in de volgende<br />

regels overlangs met insteken verspaand (zie “Contourbeschrijving”<br />

op bladzijde 310).<br />

Parameters<br />

8 X snedebegrenzing (diametermaat): er wordt tot de<br />

“snedebegrenzing” verspaand.<br />

8 P maximale aanzet: de snede-opdeling wordt zodanig berekend dat<br />

een “nadraaisnede” overbodig is en de aanzet


6.11 Contourgerelateerde draaicycli<br />

Vlakcyclus dwars G827/G828<br />

Met deze cyclus wordt het contourgedeelte dat wordt beschreven<br />

met de gereedschapspositie en de contourbeschrijving in de volgende<br />

regels overdwars zonder insteken verspaand (zie<br />

“Contourbeschrijving” op bladzijde 310).<br />

Parameters<br />

8 Z snedebegrenzing: er wordt tot de “snedebegrenzing” verspaand.<br />

8 P maximale aanzet: de snede-opdeling wordt zodanig berekend dat<br />

een “nadraaisnede” overbodig is en de aanzet


Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />

„ De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de verspanings- en aanzetrichting aan de<br />

hand van de actuele gereedschapspositie ten opzichte van het<br />

beginpunt/eindpunt van het contourgedeelte.<br />

Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus:<br />

„ G827: cyclusstartpunt X; laatste vrijzetcoördinaat in Z<br />

„ G828: startpunt van de cyclus<br />

„ Neergaande contourelementen worden niet bewerkt.<br />

„ Het gereedschap moet buiten het ingestelde<br />

contourgedeelte staan.<br />

„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />

„ Er wordt rekening gehouden met G57/G58-overmaten,<br />

als “I, K” niet geprogrammeerd worden. Nadat de<br />

cyclus is uitgevoerd, worden de overmaten gewist.<br />

„ Veiligheidsafstand na een snede: Parameters<br />

“Actuele parameters – Bewerking –<br />

Veiligheidsafstanden”<br />

Voorbeeld: G827, 828<br />

%827.nc<br />

[G827, G828]<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X120 Z2<br />

N3 G827 Z-15 P5 H0 I1 K0.3<br />

N4 G0 X120 Z-15<br />

N5 G1 X62 B3<br />

N6 G1 Z-8 B2<br />

N7 G1 X40 B-2<br />

N8 G1 Z0 B-2<br />

N9 G1 X30<br />

N10 G80<br />

N11 G0 X120 Z-15<br />

N12 G828 Z-38 P4 H1 I1 K0.3<br />

N13 G0 X120 Z-38<br />

N14 G1 X103 B-3<br />

N15 G1 Z-25<br />

N16 G1 Z-15 A195 B2<br />

N17 G1 X80<br />

N18 G80<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 315<br />

6.11 Contourgerelateerde draaicycli


6.11 Contourgerelateerde draaicycli<br />

Vlakcyclus dwars met insteken G829<br />

Met deze cyclus wordt het contourgedeelte dat wordt beschreven<br />

met de gereedschapspositie en de contourbeschrijving in de volgende<br />

regels overdwars met insteken verspaand (zie “Contourbeschrijving”<br />

op bladzijde 310).<br />

Parameters<br />

8 Z snedebegrenzing: er wordt tot de “snedebegrenzing” verspaand.<br />

8 P maximale aanzet: de snede-opdeling wordt zodanig berekend dat<br />

een “nadraaisnede” overbodig is en de aanzet


Voorbewerken parallel aan contour G836<br />

Met G836 worden werkstukgedeeltes parallel aan de contour<br />

verspaand. Het contourstartpunt wordt ofwel in de cyclus met „X, Z“<br />

ofwel in regel G0 na de cyclusoproep gedefinieerd. In de volgende<br />

regels van G836 wordt het contourgedeelte beschreven. Met G80<br />

wordt de contourbeschrijving beëindigd.<br />

Parameters<br />

8 X startpunt (diametermaat)<br />

8 Z startpunt<br />

8 P maximale aanzet: De aanzetdiepte wordt afhankelijk van "J"<br />

verwerkt. De snede-opdeling wordt zodanig berekend dat een<br />

“nadraaisnede” overbodig is<br />

„ J=0: P is de maximale aanzet. De cyclus reduceert de<br />

aanzetdiepte, als de geprogrammeerde aanzetdiepte op grond<br />

van de snijkantgeometrie in dwars- of langsrichting niet mogelijk<br />

is .<br />

„ J>0: P is de aanzetdiepte. Deze aanzet wordt in langs- en<br />

dwarsrichting toegepast.<br />

8 I overmaat X (diametermaat) – (default: 0)<br />

8 K overmaat Z (default: 0)<br />

8 J Overmaat van onbewerkt werkstuk – de cyclus verspaant<br />

„ J=0: vanaf gereedschapspositie<br />

„ J>0: het door de overmaat van het onbewerkte werkstuk<br />

beschreven gedeelte<br />

8 Q Voorbewerken overdwars (default: 0): langs- of dwarsbewerking<br />

„ Q=0: langsbewerking<br />

„ Q=1: dwarsbewerking<br />

Voorbeeld: G836<br />

%836.nc<br />

[G836]<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X120 Z2<br />

N3 G836 P4 I1 K0.3<br />

N4 G0 X80 Z0<br />

N5 G1 Z-15 B-1<br />

N6 G1 X102 B2<br />

N7 G1 Z-22<br />

N8 G1 X90 Zi-12 B1<br />

N9 G1 Zi-6<br />

N10 G1 X100 A80 B-1<br />

N11 G1 Z-47<br />

N12 G1 X110<br />

N13 G0 Z2<br />

N14 G80<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 317<br />

6.11 Contourgerelateerde draaicycli


6.11 Contourgerelateerde draaicycli<br />

Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />

„ De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de verspanings- en aanzetrichting aan de<br />

hand van de actuele gereedschapspositie ten opzichte van het<br />

beginpunt/eindpunt van het contourgedeelte.<br />

„ Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: startpunt van de<br />

cyclus<br />

„ Het gereedschap moet aan het begin van de cyclus<br />

buiten het ingestelde contourgedeelte staan.<br />

„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />

„ Er wordt rekening gehouden met G57/G58-overmaten,<br />

als “I, K” niet geprogrammeerd worden. Nadat de<br />

cyclus is uitgevoerd, worden de overmaten gewist.<br />

„ Veiligheidsafstand na een snede: Parameters<br />

“Actuele parameters – Bewerking –<br />

Veiligheidsafstanden”<br />

„ Bij overmaat van onbewerkt werkstuk J>0: Gebruik<br />

als “aanzetdiepte P” de kleinere aanzet, als op grond<br />

van de snijkantgeometrie de maximale aanzet in langsen<br />

dwarsrichting verschillend zijn.<br />

„ De cyclusparameter overmaat van onbewerkt werkstuk<br />

J is vanaf NC-softwareversies 507 807-16 resp.<br />

526 488-08 beschikbaar. Bij de voorgaande<br />

softwareversies verspaant de cyclus vanaf de<br />

gereedschapspositie.<br />

318 6 DIN-programmering


Nabewerken contour G89<br />

Met G89 wordt het in de volgende regels beschreven contourgedeelte<br />

nabewerkt (zie “Contourbeschrijving” op bladzijde 310).<br />

In de NC-regel na G89 wordt met een G41-/G42-commando (zonder<br />

parameters) de SRC geactiveerd en de positie van het gereedschap<br />

vastgelegd (referentie: richting van de contour):<br />

„ G41: gereedschap rechts van de contour<br />

„ G42: gereedschap links van de contour<br />

De <strong>MANUALplus</strong> schakelt de SRC aan het cycluseinde uit. Als u geen<br />

G41/G42 programmeert, wordt de SRC niet geactiveerd.<br />

Parameters<br />

8 B afkanting/afronding aan het begin van het contourgedeelte<br />

„ B>0: Afrondingsradius<br />

„ B0: gereedschap komt met K vrij<br />

8 J elementpositie: als het contourgedeelte met een afkanting/<br />

afronding begint, definieert J de positie van het “denkbeeldige<br />

referentie-element“ (default: 1)<br />

referentie-element:<br />

„ J=1: verticaal element in +X-richting<br />

„ J=–1: verticaal element in –X-richting<br />

„ J=2: horizontaal element in +Z-richting<br />

„ J=–2: horizontaal element in –Z-richting<br />

Overmaten: Met overmaat G58 wordt rekening<br />

gehouden als I niet in de cyclus is aangegeven. Nadat de<br />

cyclus is uitgevoerd, wordt de overmaat gewist<br />

Voorbeeld: G89<br />

%89.nc<br />

[G89]<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X70 Z2<br />

N3 G89 B-2 I2 K1 J1<br />

N4 G42<br />

N5 G0 X40 Z0<br />

N6 G1 Z-20 B3<br />

N7 G1 X60 B-2<br />

N8 G1 Z-32<br />

N9 G25 H5 W30<br />

N10 G1 X70<br />

N11 G80<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 319<br />

6.11 Contourgerelateerde draaicycli


6.12 Eenvoudige draaicycli<br />

6.12 Eenvoudige draaicycli<br />

Voorbewerken overlangs G81<br />

Met G81 wordt het contourgedeelte in langsrichting verspaand dat<br />

wordt beschreven met de actuele gereedschapspositie en “X, Z”.<br />

Parameters<br />

8 X beginpunt van het contourgedeelte (diametermaat)<br />

8 Z eindpunt van het contourgedeelte<br />

8 I maximale aanzet in X: de snede-opdeling wordt zodanig berekend<br />

dat een “nadraaisnede” overbodig is en de berekende aanzet 0: met afdraaien van de contour<br />

„ I


Voorbewerken overdwars G82<br />

Met G82 wordt het contourgedeelte in dwarsrichting verspaand dat<br />

wordt beschreven met de actuele gereedschapspositie en “X, Z”.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt van het contourgedeelte (diametermaat)<br />

8 Z beginpunt van het contourgedeelte<br />

8 I verspringing: aanzet in Z (default: 0)<br />

8 K maximale aanzet in X: de snede-opdeling wordt zodanig berekend<br />

dat een “nadraaisnede” overbodig is en de berekende aanzet 0: met afdraaien van de contour<br />

„ K


6.12 Eenvoudige draaicycli<br />

Enkelvoudige contourherhalingscyclus G83<br />

Met G83 wordt meermaals de in de volgende regels<br />

geprogrammeerde “bewerkingscyclus” uitgevoerd. In de<br />

bewerkingscyclus zijn enkelvoudige verplaatsingen of cycli (zonder<br />

contourbeschrijving) toegestaan. De bewerkingscyclus wordt<br />

afgesloten met G80.<br />

“X, Z” definieert het startpunt van de contour. G83 begint met de<br />

cyclusbewerking vanaf de gereedschapspositie. Voorafgaand aan elke<br />

snede zet de cyclus aan met de in “I, K” ingestelde waarde. Daarna<br />

voert de cyclus de bewerking uit die in de volgende regels is<br />

vastgelegd. De afstand tussen gereedschapspositie en startpunt van<br />

de contour geldt als “overmaat”. G83 herhaalt dit, totdat het<br />

“startpunt” is bereikt.<br />

G83 wordt gebruikt:<br />

„ voor verspaning van werkstukgedeeltes parallel aan de contour<br />

(voorbewerken van voorgevormde onbewerkte werkstukken).<br />

„ voor herhaling van bewerkingen (bijv. spiebaansteken).<br />

Parameters<br />

8 X startpunt (diametermaat)<br />

8 Z startpunt<br />

8 I maximale aanzet in X-richting (I zonder voorteken invoeren)<br />

8 K maximale aanzet in Z-richting (K zonder voorteken invoeren)<br />

Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />

„ Als het aantal benodigde aanzetten in X- en Z-richting verschillend is,<br />

wordt eerst in beide richtingen met de geprogrammeerde waarden<br />

gewerkt. Wanneer de eindwaarde in een van deze richtingen is<br />

bereikt, vindt er in deze richting geen aanzet meer plaats.<br />

„ De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de verspanings- en aanzetrichting aan de<br />

hand van de actuele gereedschapspositie ten opzichte van het<br />

beginpunt van het contourgedeelte.<br />

„ Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: Contourstartpunt<br />

„ G83 mag niet worden genest, zelfs niet via het<br />

oproepen van subprogramma's.<br />

„ Het gereedschap moet aan het begin van de cyclus<br />

buiten het ingestelde contourgedeelte staan.<br />

„ Snijkantradiuscorrectie: wordt niet uitgevoerd. U kunt<br />

de SRC afzonderlijk programmeren.<br />

„ Overmaten: met overmaten G57 wordt rekening<br />

gehouden. Met een overmaat G58 wordt rekening<br />

gehouden, wanneer SRC actief is. De overmaten blijven<br />

actief nadat de cyclus is uitgevoerd.<br />

Let op: Botsingsgevaar !<br />

Na een snede keert het gereedschap diagonaal terug, om<br />

voor de volgende snede aan te zetten. Als er<br />

botsingsgevaar bestaat, moet u een extra ijlgangbaan<br />

programmeren om botsing te voorkomen.<br />

Voorbeeld: G83<br />

%83.nc<br />

[G83]<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X120 Z2<br />

N3 G83 X80 Z0 I4 K0.3<br />

N4 G0 X80 Z0<br />

N5 G1 Z-15 B-1<br />

N6 G1 X102 B2<br />

N7 G1 Z-22<br />

N8 G1 X90 Zi-12 B1<br />

N9 G1 Zi-6<br />

N10 G1 X100 A80 B-1<br />

N11 G1 Z-47<br />

N12 G1 X110<br />

N13 G0 Z2<br />

N14 G80<br />

EINDE<br />

322 6 DIN-programmering


Baan met radius G87<br />

Met G87 worden overgangsradiussen voor haakse, asparallelle<br />

binnen- en buitenhoeken gemaakt. Het voorgaande verticale of<br />

horizontale element wordt bewerkt, wanneer het gereedschap voor<br />

de uitvoering van de cyclus op de X- of Z-coördinaat van het hoekpunt<br />

staat. De radiussen worden in één snede bewerkt.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de richting van de afronding op basis van de<br />

“gereedschapsoriëntatie” (zie “Draaigereedschap” op bladzijde 419).<br />

Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: eindpunt van de<br />

afronding<br />

Parameters<br />

8 X hoekpunt (diametermaat)<br />

8 Z hoekpunt<br />

8 B Radius<br />

8 E gereduceerde aanzet: default: actieve aanzet<br />

„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />

„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />

Voorbeeld: G87<br />

%87.nc<br />

[G87]<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X70 Z2<br />

N3 G1 Z0<br />

N4 G87 X84 Z0 B2<br />

N6 . . .<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 323<br />

6.12 Eenvoudige draaicycli


6.12 Eenvoudige draaicycli<br />

Baan met afkanting G88<br />

Met G88 worden afkantingen voor haakse, asparallelle buitenhoeken<br />

gemaakt. Het voorgaande verticale of horizontale element wordt<br />

bewerkt, wanneer het gereedschap voor de uitvoering van de cyclus<br />

op de X- of Z-coördinaat van het hoekpunt staat. De afkantingen<br />

worden in één snede bewerkt.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de richting van de afkanting op basis van de<br />

"gereedschapsoriëntatie" (zie “Draaigereedschap” op bladzijde 419).<br />

Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: eindpunt van de<br />

afkanting<br />

Parameters<br />

8 X hoekpunt (diametermaat)<br />

8 Z hoekpunt<br />

8 B afkantingsbreedte<br />

8 E gereduceerde aanzet: default: actieve aanzet<br />

„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />

„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />

Voorbeeld: G88<br />

%88.nc<br />

[G88]<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X70 Z2<br />

N3 G1 Z0<br />

N4 G88 X84 Z0 B2<br />

N5 . . .<br />

EINDE<br />

324 6 DIN-programmering


6.13 Insteekcycli<br />

Contoursteken axiaal G861/radiaal G862<br />

Met deze cycli wordt het contourgedeelte dat met de<br />

gereedschapspositie en de contourbeschrijving in de volgende regels<br />

wordt beschreven, axiaal/radiaal gestoken (zie “Contourbeschrijving”<br />

op bladzijde 310).<br />

Parameters<br />

8 P steekbreedte:<br />

„ P niet opgegeven: aanzetten


6.13 Insteekcycli<br />

Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />

„ De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de verspaningsrichting aan de hand van de<br />

actuele gereedschapspositie ten opzichte van het beginpunt/<br />

eindpunt van het contourgedeelte.<br />

„ Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: startpunt van de<br />

cyclus<br />

„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />

„ Er wordt rekening gehouden met G57/G58-overmaten,<br />

als “I, K” niet geprogrammeerd worden. Nadat de<br />

cyclus is uitgevoerd, worden de overmaten gewist.<br />

Voorbeeld: G861<br />

%861.nc<br />

[G861]<br />

N1 T38 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X110 Z2<br />

N3 G861 I1 K0.2 Q1<br />

N4 G0 X100 Z2<br />

N5 G1 Z-6 B3<br />

N6 G1 X88 B2<br />

N7 G1 Z-13 A-20 B2<br />

N8 G1 X60 B3<br />

N9 G1 Z0 B-1<br />

N10 G1 X55<br />

N11 G80<br />

EINDE<br />

Voorbeeld: G862<br />

%862.nc<br />

[G862]<br />

N1 T30 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X87 Z-35<br />

N3 G862 I0.5 Q1 E0.11<br />

N4 G0 X85 Z-29.5<br />

N5 G1 X84 Z-30<br />

N6 G1 X75 A-75 B2<br />

N7 G1 Z-42 B-1<br />

N8 G1 X70<br />

N9 G1 Z-58.5 B3<br />

N10 G1 X85 Z-63 B-2<br />

N11 G1 Z-66<br />

N12 G80<br />

EINDE<br />

326 6 DIN-programmering


Contoursteken/nabewerken axiaal G863/radiaal<br />

G864<br />

Deze cycli bewerken het in de volgende regels beschreven<br />

contourgedeelte axiaal/radiaal na (zie “Contourbeschrijving” op<br />

bladzijde 310).<br />

Parameters<br />

8 E nabewerkingsaanzet<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 327<br />

6.13 Insteekcycli


6.13 Insteekcycli<br />

Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />

„ Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: startpunt van de<br />

cyclus<br />

Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />

Voorbeeld: G863<br />

%863.nc<br />

[G863]<br />

N1 T38 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X110 Z2<br />

N3 G863 E0.08<br />

N4 G0 X100 Z2<br />

N5 G1 Z-6 B3<br />

N6 G1 X88 B2<br />

N7 G1 Z-13 A-20 B2<br />

N8 G1 X60 B3<br />

N9 G1 Z0 B-1<br />

N10 G1 X55<br />

N11 G80<br />

EINDE<br />

Voorbeeld: G864<br />

%864.nc<br />

[G864]<br />

N1 T30 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X87 Z-35<br />

N3 G864 E0.11<br />

N4 G0 X85 Z-29.5<br />

N5 G1 X84 Z-30<br />

N6 G1 X75 A-75 B2<br />

N7 G1 Z-42 B-1<br />

N8 G1 X70<br />

N9 G1 Z-58.5 B3<br />

N10 G1 X85 Z-63 B-2<br />

N11 G1 Z-66<br />

N12 G80<br />

EINDE<br />

328 6 DIN-programmering


Enkelvoudige steekcyclus axiaal G865/radiaal<br />

G866<br />

Met deze cycli wordt de rechthoek die wordt beschreven met de<br />

gereedschapspositie “X, Z”, axiaal/radiaal gestoken.<br />

Parameters<br />

8 X bodemhoekpunt X (diametermaat)<br />

8 Z bodemhoekpunt Z<br />

8 P steekbreedte:<br />

„ P niet opgegeven: aanzetten


6.13 Insteekcycli<br />

Steken/nabewerken axiaal G867/radiaal G868<br />

Met deze cycli wordt het contourgedeelte dat wordt beschreven met<br />

de gereedschapspositie “X, Z”, axiaal/radiaal nabewerkt.<br />

Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: startpunt van de<br />

cyclus<br />

Parameters<br />

8 X bodemhoekpunt X (diametermaat)<br />

8 Z bodemhoekpunt Z<br />

8 E nabewerkingsaanzet (default: actieve aanzet)<br />

Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />

„ Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: startpunt van de<br />

cyclus<br />

Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />

Voorbeeld: G867<br />

%867.nc<br />

[G867]<br />

N1 T38 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X120 Z1<br />

N3 G867 X102 Z-4 E0.11<br />

EINDE<br />

Voorbeeld: G868<br />

%868.nc<br />

[G868]<br />

N1 T30 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X62 Z-18<br />

N3 G868 X54 Z-30 E0.12<br />

EINDE<br />

330 6 DIN-programmering


Enkelvoudige insteekcyclus G86<br />

Met G86 vinden enkelvoudige radiale en axiale binnen- en<br />

buiteninsteken met afkantingen plaats. Het type insteek (radiaal/axiaal;<br />

binnen/buiten) wordt op basis van de “gereedschapsoriëntatie”<br />

bepaald (zie “Draaigereedschap” op bladzijde 419).<br />

Parameters<br />

8 X bodemhoekpunt X (diametermaat)<br />

8 Z bodemhoekpunt Z<br />

8 I overmaat:<br />

„ radiale insteek: overmaat bij het voorsteken<br />

„ axiale insteek: insteekbreedte – geen invoer: er vindt een<br />

steekslag (insteekbreedte = gereedschapsbreedte) plaats<br />

8 K breedte<br />

„ radiale insteek: insteekbreedte – geen invoer: er vindt een<br />

steekslag (insteekbreedte = gereedschapsbreedte) plaats<br />

„ axiale insteek: overmaat bij het voorsteken<br />

8 E stilstandtijd bij het afsteken (default: duur van een<br />

omwenteling)<br />

Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />

„ Wanneer er een overmaat is geprogrammeerd, wordt er eerst<br />

voorgestoken en vervolgens afgestoken (nabewerkt).<br />

„ Als u geen afkantingen wenst, moet u het gereedschap op<br />

voldoende afstand voor de insteek positioneren. Berekening bij<br />

radiale insteek:<br />

XS = XK + 2 * (1,3 – b)<br />

XS: Startpositie (diametermaat)<br />

XK: contourdiameter<br />

b: afkantingsbreedte<br />

De berekening bij axiale insteek geschiedt analoog.<br />

„ Na de cyclusuitvoering staat het gereedschapop de:<br />

„ bij radiale insteek<br />

„ X: startpositie<br />

„ Z: laatste steekpositie<br />

„ bij axiale insteek<br />

„ X: laatste steekpositie<br />

„ Z: startpositie<br />

„ Snijkantradiuscorrectie: wordt niet uitgevoerd.<br />

„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />

Voorbeeld: G86<br />

%86.nc<br />

[G86]<br />

N1 T30 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X62 Z2<br />

N3 G86 X54 Z-30 I0.2 K7 E2 [radiaal]<br />

N4 G14 Q0<br />

N5 T38 G95 F0.15 G96 S200 M3<br />

N6 G0 X120 Z1<br />

N7 G86 X102 Z-4 I7 K0.2 E1 [axiaal]<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 331<br />

6.13 Insteekcycli


6.14 Steekdraaicycli<br />

6.14 Steekdraaicycli<br />

Werking van de steekdraaicycli<br />

Steekdraaicycli verspanen het gedefinieerde contourgedeelte door<br />

afwisselende insteek- en voorbewerkingsbewegingen. Hierdoor vindt<br />

de verspaning met zo weinig mogelijk vrijzet- en aanzetbewegingen<br />

plaats.<br />

De te bewerken contour mag meerdere terugvallende gedeeltes<br />

bevatten. Het verspaningsvlak wordt eventueel in meerdere zones<br />

onderverdeeld<br />

Met onderstaande parameters kunt u de eigenschappen van de<br />

steekdraaibewerking beïnvloeden:<br />

„ insteekaanzet O: aanzet voor de insteekbeweging – als “O” niet<br />

wordt ingesteld, geldt de “actieve aanzet” voor de draai- en<br />

steekbewerking<br />

„ Draaibewerking in één/twee richtingen U: u kunt de<br />

draaibewerking in één of twee richtingen uitvoeren. Bij radiale<br />

steekdraaicycli vindt de bewerking in één richting plaats, in de<br />

richting van de hoofdspil - bij axiale steekdraaicycli in de richting van<br />

de contourdefinitie.<br />

„ Verspringingsbreedte B: Vanaf de tweede aanzet wordt bij de<br />

overgang van de draai- naar de steekbewerking het te verspanen<br />

gedeelte gereduceerd met “B”. Bij iedere volgende overgang aan<br />

deze flank vindt aanvullend op de verspringing tot dan toe een<br />

reductie met “B” plaats. De som van de “verspringing” wordt tot<br />

80% van de effectieve snijkantbreedte begrensd (effectieve<br />

snijkantbreedte = snijkantbreedte 2*snijkantradius). De<br />

<strong>MANUALplus</strong> reduceert eventueel de geprogrammeerde<br />

verspringingsbreedte. Het overblijvende restmateriaal wordt aan<br />

het einde van het voorsteken met een steekslag verspaand.<br />

„ Draaidieptecorrectie R (alleen bij G815/G825): afhankelijk van het<br />

materiaal, de aanzetsnelheid, etc. “kantelt” de snijkant bij de<br />

draaibewerking. De aanzetfout die daardoor ontstaat, kan bij de<br />

nabewerking met “R” worden gecorrigeerd. De<br />

draaidieptecorrectie wordt meestal empirisch bepaald.<br />

„ Voorbewerken/nabewerken Q: u bepaalt of het contourgedeelte<br />

moet worden voorbewerkt en/of nabewerkt. Door “Q” te<br />

programmeren, kunt u de voorbewerking in de eerste cyclus<br />

uitvoeren, een ander gereedschap inspannen en in een andere<br />

cyclus het contourgedeelte nabewerken.<br />

Voor de cycli is steekdraaigereedschap vereist.<br />

332 6 DIN-programmering


Enkelvoudige steekdraaicyclus overlangs G811/<br />

overdwars G821<br />

Met deze cycli wordt de rechthoek die wordt beschreven met de<br />

gereedschapspositie “X, Z” verspaand.<br />

Parameters<br />

8 X bodemhoekpunt X (diametermaat)<br />

8 Z bodemhoekpunt Z<br />

8 P maximale aanzet: de snede-opdeling wordt zodanig berekend dat<br />

een “nadraaisnede” overbodig is en de aanzet


6.14 Steekdraaicycli<br />

Steekdraaicyclus overlangs G815/overdwars<br />

G825<br />

Met deze cycli wordt het contourgedeelte dat wordt beschreven met<br />

de gereedschapspositie en de contourbeschrijving in de volgende<br />

regels verspaand (zie “Contourbeschrijving” op bladzijde 310).<br />

Parameters<br />

8 X snedebegrenzing (diametermaat)<br />

8 Z snedebegrenzing<br />

8 P maximale aanzet: de snede-opdeling wordt zodanig berekend dat<br />

een “nadraaisnede” overbodig is en de aanzet


Instructies voor de uitvoering van de cyclus:<br />

„ Gereedschapspositie na uitvoeren van de cyclus: startpunt van de<br />

cyclus<br />

„ De overmaten I, K moeten bij het steekdraaien/<br />

nabewerken (Q=2) absoluut worden opgegeven, omdat<br />

zij het materiaal vastleggen dat bij de<br />

nabewerkingscyclus wordt verspaand.<br />

„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />

„ Er wordt rekening gehouden met G57/G58overmaten,<br />

als “I, K” niet geprogrammeerd worden.<br />

Nadat de cyclus is uitgevoerd, worden de overmaten<br />

gewist.<br />

Voorbeeld: G815<br />

%815.nc<br />

[G815]<br />

N1 T38 G95 F0.4 G96 S140 M3<br />

N2 G0 X62 Z-5<br />

N3 G815 P3 I2 K1 B0.1 O0.32 E0.28<br />

N4 G0 X60 Z-5<br />

N5 G3 X54.2229 Z-9.5323 R5 I-5 K0 B1.5<br />

N6 G1 X49.5 Z-32 B1.5<br />

N7 G1 X35 Z-34 B1.5<br />

N8 G1 Z-45 B1.5<br />

N9 G1 X60 Z-49 B1.5<br />

N10 G1 Z-51<br />

N11 G80<br />

EINDE<br />

Voorbeeld: G825<br />

%825.nc<br />

[G825]<br />

N1 T30 G95 F0.4 G96 S140 M3<br />

N2 G0 X82 Z2<br />

N3 G825 P3 I2 K1 Q1 B0.1 O0.3<br />

N4 G0 X81 Z0<br />

N5 G1 X79.9477 Z-0.4993<br />

N6 G1 X79.8355 Z-1.5698<br />

N7 G1 X70 Z-2<br />

N8 G1 X60 Z-7 B1<br />

N9 G1 X46.2248 B1<br />

N10 G1 X45 Z0 B-1<br />

N11 G1 X42<br />

N12 G80<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 335<br />

6.14 Steekdraaicycli


6.15 Schroefdraadcycli<br />

6.15 Schroefdraadcycli<br />

Universele schroefdraadcyclus G31<br />

Met G31 wordt schroefdraad in een willekeurige richting en op een<br />

willekeurige plaats gesneden (langs-, conisch of dwarsdraad; binnenof<br />

buitendraad). Er kunnen verschillende schroefdraadtypen worden<br />

gecombineerd.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt schroefdraad:(diametermaat)<br />

8 Z eindpunt schroefdraad<br />

8 F spoed<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

„ U>0: binnendraad<br />

„ U


„ G31 zonder contourbeschrijving: “X, Z” wordt geprogrammeerd<br />

– de schroefdraad begint bij de actuele gereedschapspositie en<br />

eindigt bij “eindpunt X, Z”.<br />

„ G31 met contourbeschrijving: „X, Z“ wordt niet<br />

geprogrammeerd. In de op G31 volgende NC-regels worden<br />

maximaal 6 contourelementen vastgelegd, waarin de schroefdraad<br />

moet worden gemaakt. De contourbeschrijving wordt afgesloten<br />

met G80.<br />

Dwarsdraad of aaneengesloten schroefdraad wordt “met<br />

contourbeschrijving” gedefinieerd.<br />

Binnen- of buitendraad: zie voorteken van “U”<br />

De berekening van de aanzetten is afhankelijk van "V":<br />

„ V=0: alle aanzetten geven dezelfde spaandoorsnede. “I” definieert<br />

de eerste (maximale) aanzet. De overige aanzetten worden zodanig<br />

uitgevoerd, dat dezelfde spaandoorsnede als bij de eerste snede<br />

wordt bereikt.<br />

„ V=1: de schroefdraad wordt met constante aanzetten


6.15 Schroefdraadcycli<br />

Enkelvoudige schroefdraadcyclus G32<br />

Met G32 wordt een enkelvoudige schroefdraad in een willekeurige<br />

richting en op een willekeurige plaats gesneden (langs-, conische of<br />

dwarsdraad; binnen- of buitendraad). De schroefdraad begint bij de<br />

actuele gereedschapspositie en eindigt bij “eindpunt X, Z”.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt schroefdraad (diametermaat)<br />

8 Z eindpunt schroefdraad<br />

8 F spoed<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

„ U>0: binnendraad<br />

„ U


Draad enkelvoudige verplaatsing G33<br />

Met G33 wordt schroefdraad in een willekeurige richting en positie<br />

met variabele spoed gesneden (langs-, conisch of dwarsdraad; binnenof<br />

buitendraad). De schroefdraad begint bij de actuele<br />

gereedschapspositie en eindigt bij “eindpunt X, Z”.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt schroefdraad (diametermaat)<br />

8 Z eindpunt schroefdraad<br />

8 F spoed<br />

8 B aanlooplengte (default: 0): afstand om tot de geprogrammeerde<br />

aanzetsnelheid te versnellen<br />

8 P overlooplengte (default: 0): afstand om de slede af te remmen<br />

8 C starthoek: positie van de hoofdspil bij het begin van de<br />

schroefdraad (default : 0°)<br />

8 Q nummer van de spil (default: 0=hoofdspil)<br />

8 H referentierichting voor de spoed<br />

(default: 3)<br />

„ H=0: aanzet op Z-as (voor langs- en conische draad tot maximaal<br />

+45°/–45° t.o.v. de Z-as<br />

„ H=1: aanzet op X-as (voor dwars- en conische draad tot maximaal<br />

+45°/-45° t.o.v. de X-as<br />

„ H=3: baanaanzet<br />

8 E variabele spoed (default: 0)<br />

„ E > 0: vergroot de spoed per omwenteling met E<br />

„ E < 0: verkleint de spoed per omwenteling met E<br />

„ “Cyclusstop” werkt aan het einde van een<br />

draadsnijgang.<br />

„ De aanzet-override is niet actief tijdens de uitvoering<br />

van de cyclus.<br />

„ De voorsturing is ingeschakeld<br />

Voorbeeld: G33<br />

%33.nc<br />

[G33]<br />

N1 T45 G97 S1100 G95 F0.5 M3<br />

N2 G0 X101.84 Z5<br />

N3 G83 X100 Z5 I0.15<br />

N4 G33 X120 Z-80 F1.5<br />

N5 G33 X140 Z-122.5 F1.5<br />

N6 G0 X150 Z5<br />

N7 G80<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 339<br />

6.15 Schroefdraadcycli


6.15 Schroefdraadcycli<br />

Metrische ISO-draad G35<br />

Met G35 wordt langsdraad (binnen- of buitendraad) gemaakt. De<br />

schroefdraad begint bij de actuele gereedschapspositie en eindigt bij<br />

“eindpunt X, Z”.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt op basis van de gereedschapspositie ten<br />

opzichte van het eindpunt van de schroefdraad of er buiten- of<br />

binnendraad wordt gesneden.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt schroefdraad (diametermaat)<br />

8 Z eindpunt schroefdraad<br />

8 F spoed – default: wordt aan de hand van de diameter uit de tabel<br />

bepaald (zie “Spoed” op bladzijde 528)<br />

8 I maximale aanzet – geen invoer: I wordt aan de hand van spoed en<br />

draaddiepte berekend<br />

8 Q aantal vrijloopbewegingen (default: 0): dat na de laatste snede<br />

wordt uitgevoerd<br />

8 B restsneden (default: 0)<br />

„ B=0: opdeling van de “laatste snede” in 1/2-, 1/4-, 1/8-, 1/8-snede.<br />

„ B=1: zonder restsnede-opdeling<br />

Aanzetten: Als U/I een rest oplevert, geldt deze "rest" voor de eerste<br />

aanzet. De "laatste snede" wordt in 1/2-, 1/4-, 1/8- en 1/8-snede<br />

opgedeeld.<br />

„ “Cyclusstop” werkt aan het einde van een<br />

draadsnijgang.<br />

„ Aanzet- en spil-override zijn niet actief tijdens de<br />

uitvoering van de cyclus<br />

„ Bij binnendraad moet de “spoed F” vooraf worden<br />

ingesteld, omdat de diameter van het horizontale<br />

element niet de schroefdraaddiameter is. Als de<br />

<strong>MANUALplus</strong> gebruikt wordt voor het bepalen van de<br />

spoed, moet rekening worden gehouden met geringe<br />

afwijkingen.<br />

„ De voorsturing is ingeschakeld<br />

Voorbeeld: G35<br />

%35.nc<br />

[G35]<br />

N1 T45 G97 S1500 M3<br />

N2 G0 X16 Z4<br />

N3 G35 X16 Z-29 F1.5<br />

EINDE<br />

340 6 DIN-programmering


Enkelvoudige langsdraad (eenvoudig) G350<br />

Met G350 wordt langsdraad (binnen- of buitendraad) gemaakt. De<br />

schroefdraad begint bij de actuele gereedschapspositie en eindigt bij<br />

“eindpunt X, Z”.<br />

Parameters<br />

8 Z eindpunt schroefdraad<br />

8 F spoed<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

„ U>0: binnendraad<br />

„ U


6.15 Schroefdraadcycli<br />

Uitgebreide, meervoudige langsdraad G351<br />

Met G351 wordt enkel- of meervoudige langsdraad (binnen- of<br />

buitendraad) met variabele spoed gemaakt. De schroefdraad begint bij<br />

de actuele gereedschapspositie en eindigt bij “eindpunt X, Z”.<br />

Parameters<br />

8 Z eindpunt schroefdraad<br />

8 F spoed<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

„ U>0: binnendraad<br />

„ U0: aanzet vanaf de rechter flank<br />

„ A 0: vergroot de spoed per omwenteling met E<br />

„ E < 0: verkleint de spoed per omwenteling met E<br />

Binnen- of buitendraad: zie voorteken van “U”<br />

Snede-opdeling: de eerste snijgang wordt met “I” uitgevoerd en bij<br />

elke volgende snijgang wordt de snijdiepte minder, totdat “J” is<br />

bereikt.<br />

Handwiel-override (als uw machine hiervoor is uitgerust): De<br />

overrides zijn begrensd:<br />

„ X-richting: afhankelijk van actuele snijdiepte – start- en eindpunt<br />

van het draadsnijden worden niet overschreden<br />

„ Z-richting: maximaal 1 schroefdraadgang – start- en eindpunt van<br />

het draadsnijden worden niet overschreden<br />

„ “Cyclusstop” werkt aan het einde van een<br />

draadsnijgang.<br />

„ Aanzet- en spil-override zijn niet actief tijdens de<br />

uitvoering van de cyclus<br />

„ U kunt de handwiel-override met een schakelaar op het<br />

machinebedieningspaneel inschakelen.<br />

„ De voorsturing is uitgeschakeld<br />

Voorbeeld: G351<br />

%351.nc<br />

[G351]<br />

N1 T45 G97 S1500 M3<br />

N2 G0 X16 Z4<br />

N3 G351 Z-29 F1.5 U-0.9 I0.2<br />

EINDE<br />

342 6 DIN-programmering


Conische API-draad G352<br />

Met G352 wordt enkel- of meervoudige API-draad gemaakt. De<br />

draaddiepte wordt bij de uitloop van de schroefdraad minder.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt schroefdraad (diametermaat)<br />

8 Z eindpunt schroefdraad<br />

8 XS beginpunt schroefdraad (diametermaat)<br />

8 ZS beginpunt schroefdraad<br />

8 F spoed<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

„ U>0: binnendraad<br />

„ U0: aanzet vanaf de rechter flank<br />

„ A


6.15 Schroefdraadcycli<br />

Conische draad G353<br />

Met G353 wordt enkel- of meervoudige conische draad met variabele<br />

spoed gemaakt.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt schroefdraad (diametermaat)<br />

8 Z eindpunt schroefdraad<br />

8 XS beginpunt schroefdraad (diametermaat)<br />

8 ZS beginpunt schroefdraad<br />

8 F spoed<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

„ U>0: binnendraad<br />

„ U0: aanzet vanaf de rechter flank<br />

„ A 0: vergroot de spoed per omwenteling met E<br />

„ E < 0: verkleint de spoed per omwenteling met E<br />

Binnen- of buitendraad: zie voorteken van “U”<br />

Snede-opdeling: de eerste snijgang wordt met “I” uitgevoerd en bij<br />

elke volgende snijgang wordt de snijdiepte minder, totdat “J” is<br />

bereikt.<br />

Handwiel-override (als uw machine hiervoor is uitgerust): De<br />

overrides zijn begrensd:<br />

„ X-richting: afhankelijk van actuele snijdiepte – start- en eindpunt<br />

van het draadsnijden worden niet overschreden<br />

„ Z-richting: maximaal 1 schroefdraadgang – start- en eindpunt van<br />

het draadsnijden worden niet overschreden<br />

Definitie van de kegelhoek: XS/ZS, X/Z of XS/ZS, Z, W of<br />

ZS, X/Z, W<br />

„ “Cyclusstop” werkt aan het einde van een<br />

draadsnijgang.<br />

„ Aanzet- en spil-override zijn niet actief tijdens de<br />

uitvoering van de cyclus<br />

„ U kunt de handwiel-override met een schakelaar op het<br />

machinebedieningspaneel inschakelen.<br />

„ De voorsturing is uitgeschakeld<br />

Voorbeeld: G353<br />

%353.nc<br />

[G353]<br />

N1 T45 G97 S1500 M3<br />

N2 G0 X13 Z4<br />

N3 G353 X16 Z-28 XS13 ZS0 F1.5 U-999<br />

EINDE<br />

344 6 DIN-programmering


6.16 Draaduitloopcycli<br />

Draaduitloopcontour G25<br />

Met G25 wordt een vormelement draaduitloop (DIN 509 E, DIN 509 F,<br />

DIN 76) gegenereerd dat in de contourbeschrijving van<br />

voorbewerkings- of nabewerkingscycli wordt opgenomen In de tabel<br />

in het helpscherm wordt de parametrisering van de draaduitlopen<br />

verklaard.<br />

Parameters<br />

8 H draaduitlooptype (default: 0)<br />

„ H=0, 5: DIN 509 E<br />

„ H=6: DIN 509 F<br />

„ H=7: DIN 76<br />

8 I draaduitloopdiepte (default: standaardtabel)<br />

8 K draaduitloopbreedte (default: standaardtabel)<br />

8 R draaduitloopradius (default: standaardtabel)<br />

8 P vlakdiepte (default: standaardtabel)<br />

8 W draaduitloophoek (default: standaardtabel)<br />

8 A vlakhoek (default: standaardtabel)<br />

8 FP spoed – geen invoer: wordt aan de hand van de<br />

schroefdraaddiameter bepaald<br />

8 U nabewerkingsovermaat (default: 0)<br />

8 E gereduceerde aanzet om de draaduitloop te maken (default:<br />

actieve aanzet)<br />

Aanwijzing:<br />

Als de parameters niet worden opgegeven, bepaalt de <strong>MANUALplus</strong><br />

de volgende waarden aan de hand van de diameter of de spoed<br />

(draaduitloop DIN 76) uit de standaardtabel (zie “Spoed” op<br />

bladzijde 528):<br />

„ DIN 509 E: I, K, W, R<br />

„ DIN 509 F: I, K, W, R, P, A<br />

„ DIN 76: I, K, W, R en FP (aan de hand van de diameter)<br />

„ De door u opgegeven parameters worden<br />

onvoorwaardelijk aangehouden, zelfs als in de<br />

standaardtabel andere waarden zijn vermeld<br />

„ Bij binnendraad moet de “spoed FP” vooraf worden<br />

ingesteld, omdat de diameter van het horizontale<br />

element niet de schroefdraaddiameter is. Als de<br />

<strong>MANUALplus</strong> gebruikt wordt voor het bepalen van de<br />

spoed, moet er rekening worden gehouden met geringe<br />

afwijkingen.<br />

Voorbeeld: G25<br />

%25.nc<br />

[G25]<br />

N1 T1 G95 F0.4 G96 S150 M3<br />

N2 G0 X62 Z2<br />

N3 G819 P4 H0 I0.3 K0.1<br />

N4 G0 X13 Z0<br />

N5 G1 X16 Z-1.5<br />

N6 G1 Z-30<br />

N7 G25 H7 I1.15 K5.2 R0.8 W30 FP1.5<br />

N8 G1 X20<br />

N9 G1 X40 Z-35<br />

N10 G1 Z-55 B4<br />

N11 G1 X55 B-2<br />

N12 G1 Z-70<br />

N13 G1 X60<br />

N14 G80<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 345<br />

6.16 Draaduitloopcycli


6.16 Draaduitloopcycli<br />

Draaduitloopcyclus G85<br />

Met G85 worden draaduitlopen volgens DIN 509 E, DIN 509 F en DIN<br />

76 gemaakt. De voorafgaande cilinder wordt bewerkt, wanneer het<br />

gereedschap op de cilinderdiameter “vóór” de cilinder wordt<br />

gepositioneerd. Als het gereedschap niet op de cilinderdiameter staat,<br />

nadert het diagonaal, om de draaduitloop te maken.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt (diametermaat)<br />

8 Z eindpunt<br />

8 I nabewerkingsovermaat/diepte<br />

„ DIN 509 E, F: nabewerkingsovermaat (default: 0)<br />

„ DIN 76: draaduitloopdiepte<br />

8 K draaduitlooplengte (en type draaduitloop)<br />

„ Geen invoer: draaduitloop DIN 509 E<br />

„ K=0: draaduitloop DIN 509 F<br />

„ K>0: draaduitlooplengte bij DIN 76<br />

8 E gereduceerde aanzet: om de draaduitloop te maken (default:<br />

actieve aanzet)<br />

De draaduitloopparameters worden aan de hand van de<br />

cilinderdiameter bepaald (zie tabellen).<br />

„ De draaduitloop wordt alleen in haakse, asparallelle<br />

contourhoeken op de langsas uitgevoerd.<br />

„ Snijkantradiuscorrectie: wordt niet uitgevoerd - U kunt<br />

de SRC met G41/G42 programmeren en met G40 weer<br />

uitschakelen.<br />

„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />

Voorbeeld: G85<br />

%85.nc<br />

[G85]<br />

N1 T21 G95 F0.23 G96 S248 M3<br />

N2 G0 X62 Z2<br />

N3 G85 X60 Z-30 I0.3<br />

N4 G1 X80<br />

N5 G85 X80 Z-40 K0<br />

N6 G1 X100<br />

N7 G85 X100 Z-60 I1.2 K6 E0.11<br />

N8 G1 X110<br />

EINDE<br />

346 6 DIN-programmering


Draaduitloopparameters DIN 509 E (maten in mm)<br />

Diameter<br />

Draaduitloopdiepte<br />

I<br />

Draaduitloophoek (bij DIN 509 E en F): 15°<br />

Dwarshoek (bij DIN 509 F): 8°<br />

Draaduitlooplengte<br />

K<br />

< 18 0,25 2 0,6<br />

> 18 - 80 0,35 2,5 0,6<br />

> 80 0,45 4 1<br />

Draaduitloopparameters DIN 509 F (maten in mm)<br />

Diameter<br />

Draaduitloopdiepte<br />

I<br />

Draaduitlooplengte<br />

K<br />

Draaduitloopradius<br />

R<br />

< 18 0,25 2 0,6 0,1<br />

> 18 - 80 0,35 2,5 0,6 0,2<br />

> 80 0,45 4 1 0,3<br />

Draaduitloopradius<br />

R<br />

vlakdiepte<br />

P<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 347<br />

6.16 Draaduitloopcycli


6.16 Draaduitloopcycli<br />

Draaduitloop DIN 509 E met cilinderbewerking<br />

G851<br />

De cyclus maakt de voorafgaande cilinder, de draaduitloop, het<br />

aansluitende eindvlak en de cilinderaansnijding, als u een van de<br />

parameters “B” of “RB” opgeeft.<br />

Parameters<br />

8 I draaduitloopdiepte (default: standaardtabel)<br />

8 K draaduitlooplengte (default: standaardtabel)<br />

8 W draaduitloophoek (default: standaardtabel)<br />

8 B aansnijdingslengte – geen invoer: er wordt geen<br />

cilinderaansnijding germaakt<br />

8 RB aansnijradius – geen invoer: er wordt geen aansnijradius<br />

gemaakt<br />

8 WB aansnijhoek (default: 45 °)<br />

8 E gereduceerde aanzet (default: actieve aanzet): voor het insteken<br />

en voor de cilinderaansnijding<br />

8 H vrijzetmethode (default: 0):<br />

„ H=0: gereedschap keert terug naar startpositie<br />

„ H=1: gereedschap staat aan einde van eindvlak<br />

8 U nabewerkingsovermaat voor het cilindergedeelte (default: 0)<br />

Aanwijzing:<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de niet door u geprogrammeerde<br />

parameters aan de hand van de cilinderdiameter uit de standaardtabel<br />

(zie “DIN 509 E, DIN 509 F – draaduitloopparameters” op<br />

bladzijde 531).<br />

Volgende regels van de cyclusoproep<br />

N.. G851 I.. K.. W.. /cyclusoproep<br />

N.. G0 X.. Z.. /hoekpunt cilinderaansnijding<br />

N.. G1 Z.. /draaduitloophoek<br />

N.. G1 X.. /eindpunt eindvlak<br />

N.. G80 /einde van de contourbeschrijving<br />

„ De draaduitloop wordt alleen in haakse, asparallelle<br />

contourhoeken op de langsas uitgevoerd.<br />

„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />

„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />

Voorbeeld: G851<br />

%851.nc<br />

[G851]<br />

N1 T21 G95 F0.23 G96 S248 M3<br />

N2 G0 X60 Z2<br />

N3 G851 I3 K15 W30 R2 B5 RB2 WB30 E0.2 H1<br />

N4 G0 X50 Z0<br />

N5 G1 Z-30<br />

N6 G1 X60<br />

N7 G80<br />

EINDE<br />

348 6 DIN-programmering


Draaduitloop DIN 509 F met cilinderbewerking<br />

G852<br />

De cyclus maakt de voorafgaande cilinder, de draaduitloop, het<br />

aansluitende eindvlak en de cilinderaansnijding, als u een van de<br />

parameters “B” of “RB” opgeeft.<br />

Parameters<br />

8 I draaduitloopdiepte (default: standaardtabel)<br />

8 K draaduitlooplengte (default: standaardtabel)<br />

8 W draaduitloophoek (default: standaardtabel)<br />

8 R draaduitloopradius (default: standaardtabel)<br />

8 P vlakdiepte (default: standaardtabel)<br />

8 A vlakhoek (default: standaardtabel)<br />

8 B aansnijdingslengte – geen invoer: er wordt geen<br />

cilinderaansnijding germaakt<br />

8 RB aansnijradius – geen invoer: er wordt geen aansnijradius<br />

gemaakt<br />

8 WB aansnijhoek (default: 45 °)<br />

8 E gereduceerde aanzet (default: actieve aanzet): voor het insteken<br />

en voor de draadaansnijding<br />

8 H vrijzetmethode (default: 0):<br />

„ H=0: gereedschap keert terug naar startpositie<br />

„ H=1: gereedschap staat aan einde van eindvlak<br />

8 U nabewerkingsovermaat voor het cilindergedeelte (default: 0)<br />

Aanwijzing:<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de niet door u geprogrammeerde<br />

parameters aan de hand van de diameter uit de standaardtabel (zie<br />

“DIN 509 E, DIN 509 F – draaduitloopparameters” op bladzijde 531).<br />

Volgende regels van de cyclusoproep<br />

N.. G852 I.. K.. W.. /cyclusoproep<br />

N.. G0 X.. Z.. /hoekpunt cilinderaansnijding<br />

N.. G1 Z.. /draaduitloophoek<br />

N.. G1 X.. /eindpunt eindvlak<br />

N.. G80 /einde van de contourbeschrijving<br />

„ De draaduitloop wordt alleen in haakse, asparallelle<br />

contourhoeken op de langsas uitgevoerd.<br />

„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />

„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />

Voorbeeld: G852<br />

%852.nc<br />

[G852]<br />

N1 T21 G95 F0.23 G96 S248 M3<br />

N2 G0 X60 Z2<br />

N3 G852 I3 K15 W30 R2 P0.2 A8 B5 RB2 WB30<br />

E0.2 H1<br />

N4 G0 X50 Z0<br />

N5 G1 Z-30<br />

N6 G1 X60<br />

N7 G80<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 349<br />

6.16 Draaduitloopcycli


6.16 Draaduitloopcycli<br />

Draaduitloop DIN 76 met cilinderbewerking<br />

G853<br />

De cyclus maakt de voorafgaande cilinder, de draaduitloop, het<br />

aansluitende eindvlak en de cilinderaansnijding, als u een van de<br />

parameters “B” of “RB” opgeeft.<br />

Parameters<br />

8 FP spoed<br />

8 I draaduitloopdiameter (diametermaat) (default: standaardtabel)<br />

8 K draaduitlooplengte (default: standaardtabel)<br />

8 W draaduitloophoek (default: standaardtabel)<br />

8 R draaduitloopradius (default: standaardtabel)<br />

8 P overmaat<br />

„ P niet opgegeven: de draaduitloop wordt in één snede gemaakt<br />

„ P opgegeven: onderverdeling in voor- en nadraaien<br />

– P = langsovermaat<br />

– overmaat in dwarsrichting bedraagt altijd 0,1 mm.<br />

8 B aansnijdingslengte – geen invoer: er wordt geen<br />

cilinderaansnijding gemaakt<br />

8 RB aansnijradius – geen invoer: er wordt geen aansnijradius<br />

gemaakt<br />

8 WB aansnijhoek (default: 45 °)<br />

8 E gereduceerde aanzet (default: actieve aanzet): voor het insteken<br />

en voor de draadaansnijding<br />

8 H vrijzetmethode (default: 0):<br />

„ H=0: gereedschap keert terug naar startpositie<br />

„ H=1: gereedschap staat aan einde van eindvlak<br />

Aanwijzing:<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de niet door u geprogrammeerde<br />

parameters aan de hand van de standaardtabel (zie “DIN 76 –<br />

draaduitloopparameters” op bladzijde 529).<br />

„ FP aan de hand van de diameter<br />

„ I, K, W, en R aan de hand van FP (spoed)<br />

Volgende regels van de cyclusoproep<br />

N.. G853 FP.. I.. K.. W.. /cyclusoproep<br />

N.. G0 X.. Z.. /hoekpunt cilinderaansnijding<br />

N.. G1 Z.. /draaduitloophoek<br />

N.. G1 X.. /eindpunt eindvlak<br />

N.. G80 /einde van de contourbeschrijving<br />

„ De draaduitloop wordt alleen in haakse, asparallelle<br />

contourhoeken op de langsas uitgevoerd.<br />

„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />

„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />

Voorbeeld: G853<br />

%853.nc<br />

[G853]<br />

N1 T21 G95 F0.23 G96 S248 M3<br />

N2 G0 X60 Z2<br />

N3 G853 FP1.5 I47 K15 W30 R2 P1 B5 RB2<br />

WB30 E0.2 H1<br />

N4 G0 X50 Z0<br />

N5 G1 Z-30<br />

N6 G1 X60<br />

N7 G80<br />

EINDE<br />

350 6 DIN-programmering


Draaduitloop vorm U G856<br />

Met G856 wordt de draaduitloop gemaakt en wordt het aangrenzende<br />

eindvlak nabewerkt. Als alternatief kan een afkanting/afronding<br />

worden gemaakt.<br />

Parameters<br />

8 I draaduitloopdiameter (diametermaat)<br />

8 K draaduitlooplengte<br />

8 B afkanting/afronding:<br />

„ B>0: Afrondingsradius<br />

„ B


6.16 Draaduitloopcycli<br />

Draaduitloop vorm H G857<br />

G857 maakt de draaduitloop. Het eindpunt wordt volgens<br />

“draaduitloop vorm H” aan de hand van de insteekhoek bepaald.<br />

Nadat de cyclus is uitgevoerd, keert het gereedschap naar het<br />

startpunt terug.<br />

Parameters<br />

8 X hoekpunt contour (diametermaat)<br />

8 Z hoekpunt contour<br />

8 K draaduitlooplengte<br />

8 R radius – geen invoer: geen cirkelvormig element<br />

(gereedschapsradius = draaduitloopradius)<br />

8 W insteekhoek – geen invoer: wordt aan de hand van “K” en “R”<br />

berekend<br />

„ De draaduitloop wordt alleen in haakse, asparallelle<br />

contourhoeken op de langsas uitgevoerd.<br />

„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />

„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />

Voorbeeld: G857<br />

%857.nc<br />

[G857]<br />

N1 T21 G95 F0.23 G96 S248 M3<br />

N2 G0 X60 Z2<br />

N3 G857 X50 Z-30 K7 R2 W30<br />

EINDE<br />

352 6 DIN-programmering


Draaduitloop vorm K G858<br />

G858 maakt de draaduitloop. De gemaakte contourvorm wordt<br />

bepaald door het toegepaste gereedschap, omdat alleen een lineaire<br />

snede onder een hoek van 45° wordt uitgevoerd. Nadat de cyclus is<br />

uitgevoerd, keert het gereedschap naar het startpunt terug.<br />

Parameters<br />

8 X hoekpunt contour (diametermaat)<br />

8 Z hoekpunt contour<br />

8 I draaduitloopdiepte<br />

„ De draaduitloop wordt alleen in haakse, asparallelle<br />

contourhoeken op de langsas uitgevoerd.<br />

„ Snijkantradiuscorrectie: wordt uitgevoerd.<br />

„ Overmaten: hiermee wordt geen rekening gehouden.<br />

Voorbeeld: G858<br />

%858.nc<br />

[G858]<br />

N1 T9 G95 F0.23 G96 S248 M3<br />

N2 G0 X60 Z2<br />

N3 G858 X50 Z-30 I0.5<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 353<br />

6.16 Draaduitloopcycli


6.17 Afsteekcyclus<br />

6.17 Afsteekcyclus<br />

Afsteekcyclus G859<br />

G859 steekt het te draaien deel af. Er wordt eventueel een afkanting<br />

of afronding aan de buitendiameter gemaakt. Nadat de cyclus is<br />

uitgevoerd, keert het gereedschap langs het eindvlak omhoog en naar<br />

het startpunt terug.<br />

Vanaf positie “I” kan een aanzetreductie worden gedefinieerd.<br />

Parameters<br />

8 X afsteekdiameter<br />

8 Z afsteekpositie<br />

8 I diameter aanzetreductie<br />

„ I opgegeven: vanaf deze positie wordt overgeschakeld op aanzet<br />

“E”<br />

„ I niet opgegeven: geen aanzetreductie<br />

8 XE binnendiameter (pijp)<br />

8 E gereduceerde aanzet – default: actieve aanzet<br />

8 B afkanting/afronding:<br />

„ B>0: afrondingsradius<br />

„ B


6.18 Boorcycli<br />

Boorcyclus G71<br />

G71 maakt axiale boringen in het midden met vast gereedschap en<br />

axiale en radiale boringen met aangedreven gereedschap.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt axiale boring (diametermaat)<br />

8 Z eindpunt radiale boring<br />

8 A aan-/doorboorlengte (default: 0)<br />

8 E stilstandtijd voor het vrijmaken aan het einde van de boring<br />

(default: 0)<br />

8 V doorboorvarianten – aanzetreductie met 50% bij aan- resp.<br />

doorboren<br />

„ 0: zonder aanzetreductie<br />

„ 1: doorboorreductie<br />

„ 2: aanboorreductie<br />

„ 3: aan- en doorboorreductie<br />

8 K boordiepte (radiale boring: radiusmaat)<br />

„ K opgegeven: “startpunt boring” wordt berekend op basis van<br />

“eindpunt boring” en “K”<br />

„ K niet opgegeven: “K” wordt berekend op basis van “eindpunt<br />

boring” en actuele gereedschapspositie<br />

8 D terugloop – default: 0<br />

„ 0: ijlgang<br />

„ 1: aanzet<br />

Instructies:<br />

„ De cyclus wordt vanaf de actuele gereedschaps- en spilpositie<br />

uitgevoerd. Het startpunt wordt in ijlgang genaderd.<br />

„ Axiale boring:<br />

„ “X” niet programmeren<br />

„ “Z” programmeren<br />

„ radiale boring:<br />

„ “X” programmeren<br />

„ “Z” niet programmeren<br />

„ X en Z geprogrammeerd: de “gereedschapsoriëntatie” is bepalend<br />

voor een radiale/axiale boring (zie “Boren” op bladzijde 423).<br />

Voorbeeld: G71<br />

%71.nc<br />

[G71]<br />

N1 T50 G97 S1000 G95 F0.2 M3<br />

N2 G0 X0 Z5<br />

N3 G71 Z-25 A5 V2<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 355<br />

6.18 Boorcycli


6.18 Boorcycli<br />

Diepboorcyclus G74<br />

G74 maakt axiale boringen in het midden met vast gereedschap en<br />

axiale en radiale boringen met aangedreven gereedschap.<br />

De boring wordt in verschillende stappen uitgevoerd. De boor wordt<br />

na iedere stap teruggetrokken en weer op “veiligheidsafstand” gezet.<br />

Bij elke boorstap wordt de boordiepte gereduceerd.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt axiale boring (diametermaat)<br />

8 Z eindpunt radiale boring<br />

8 R veiligheidsafstand – geen invoer: waarde uit “Actuele<br />

parameters – Bewerking – Veiligheidsafstanden”<br />

8 P 1e boordiepte – geen invoer: wordt ononderbroken geboord.<br />

8 I reductiewaarde (default: 0): vanaf de tweede boorstap wordt de<br />

boordiepte met “I” gereduceerd, waarbij de waarde niet onder “J”<br />

komt<br />

8 B terugloopafstand (default: terugloop naar “beginpunt boring”)<br />

8 J minimale boordiepte (default: 1/10 van “P”)<br />

8 A aan-/doorboorlengte (default: 0)<br />

8 E stilstandtijd voor het vrijmaken aan het einde van de boring<br />

(default: 0)<br />

8 V doorboorvarianten – aanzetreductie met 50% bij aan- resp.<br />

doorboren<br />

„ 0: zonder aanzetreductie<br />

„ 1: doorboorreductie<br />

„ 2: aanboorreductie<br />

„ 3: aan- en doorboorreductie<br />

8 K boordiepte (radiale boring: radiusmaat)<br />

„ K opgegeven: “startpunt boring” wordt berekend op basis van<br />

“eindpunt boring” en “K”<br />

„ K niet opgegeven: “K” wordt berekend op basis van “eindpunt<br />

boring” en actuele gereedschapspositie<br />

8 D terugtrekken Terugtreksnelheid en aanzet binnen de boring -<br />

default: 0<br />

„ 0: ijlgang<br />

„ 1: aanzet<br />

Voorbeeld: G74<br />

%74.nc<br />

[G74]<br />

N1 M5<br />

N2 T49 G197 S1000 G195 F0.2 M103<br />

N3 M14<br />

N4 G110 C0<br />

N5 G0 X80 Z2<br />

N6 G745 XK0 YK0 Z2 K80 Wi90 Q4 V2<br />

N7 G74 Z-40 R2 P12 I2 B0 J8<br />

N8 M15<br />

EINDE<br />

356 6 DIN-programmering


Instructies:<br />

„ De cyclus wordt vanaf de actuele gereedschaps- en spilpositie<br />

uitgevoerd. Het startpunt wordt in ijlgang genaderd.<br />

„ Axiale boring:<br />

„ “X” niet programmeren<br />

„ “Z” programmeren<br />

„ radiale boring:<br />

„ “X” programmeren<br />

„ “Z” niet programmeren<br />

„ X en Z geprogrammeerd: de “gereedschapsoriëntatie” is bepalend<br />

voor een radiale/axiale boring (zie “Boren” op bladzijde 423).<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 357<br />

6.18 Boorcycli


6.18 Boorcycli<br />

Schroefdraad tappen G36<br />

Met G36 wordt axiale schroefdraad in het midden met vast<br />

gereedschap en axiale en radiale schroefdraad met aangedreven<br />

gereedschap gesneden.<br />

Betekenis van “uittreklengte J”: Gebruik deze parameter bij<br />

spantangen met lengtecompensatie. De cyclus berekent op basis van<br />

de draaddiepte, de geprogrammeerde spoed en de “uittreklengte”<br />

een nieuwe nominale spoed. De nominale spoed is iets kleiner dan de<br />

spoed van de draadtap. Bij het snijden van de schroefdraad wordt de<br />

draadtap over een lengte gelijk aan de “uittreklengte” uit de<br />

klauwplaat getrokken. Deze methode resulteert in een langere<br />

standtijd voor het tappen van schroefdraad.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt schroefdraad tappen axiale boring (diametermaat)<br />

8 Z eindpunt schroefdraad tappen radiale boring<br />

8 F aanzet per omwenteling spoed<br />

8 B aanlooplengte (default: 2 * spoed F1): afstand om het<br />

geprogrammeerde toerental en de aanzet te realiseren<br />

8 Q nummer van de spil<br />

„ Q=0: hoofdspil (vast gereedschap)<br />

„ Q=1: aangedreven gereedschap<br />

8 H referentierichting voor de spoed (default: 0)<br />

„ H=0: aanzet op Z-as<br />

„ H=1: aanzet op X-as<br />

8 S teruglooptoerental (default: toerental hetzelfde als bij<br />

draadtappen)<br />

8 K boordiepte (radiale boring: radiusmaat)<br />

„ K opgegeven: “startpunt boring” wordt berekend op basis van<br />

“eindpunt boring” en “K”<br />

„ K niet opgegeven: “K” wordt berekend op basis van “eindpunt<br />

boring” en actuele gereedschapspositie<br />

8 J uittreklengte (default: 0) bij toepassing van spantangen met<br />

lengtecompensatie<br />

Instructies:<br />

„ De cyclus wordt vanaf de actuele gereedschaps- en spilpositie<br />

uitgevoerd. Het startpunt wordt met ijlgang genaderd.<br />

„ Axiale boring:<br />

„ “X” niet programmeren<br />

„ “Z” programmeren<br />

„ radiale boring:<br />

„ “X” programmeren<br />

„ “Z” niet programmeren<br />

„ X en Z geprogrammeerd: de “gereedschapsoriëntatie” is bepalend<br />

voor een radiale/axiale boring (zie “Draadtappen” op bladzijde 424).<br />

Voorbeeld: G36<br />

%36.nc<br />

[G36]<br />

N1 T50 G97 S1000 G95 F0.2 M3<br />

N2 G0 X0 Z5<br />

N3 G71 Z-30<br />

N4 G14 Q0<br />

N5 T51 G97 S600 M3<br />

N6 G0 X0 Z8<br />

N7 G36 Z-25 F1.5 B3 Q0<br />

EINDE<br />

358 6 DIN-programmering


Draadfrezen axiaal G799<br />

G799 freest schroefdraad in een bestaande boring.<br />

Positioneer het gereedschap in het midden van de boring voordat<br />

G799 wordt opgeroepen. De cyclus positioneert het gereedschap in<br />

de boring op “eindpunt draad”. Vervolgens nadert het gereedschap<br />

met “ingaande radius R”, freest de schroefdraad met een rotatie van<br />

360° en zet daarbij met “F” aan. Daarna haalt de cyclus het<br />

gereedschap uit het materiaal en trekt het terug naar het startpunt.<br />

Parameters<br />

8 I draadbinnendiameter<br />

8 Z startpunt schroefdraad<br />

8 K schroefdraaddiepte<br />

8 R ingaande radius – default:<br />

R = (I – freesdiameter) / 2<br />

8 F spoed<br />

8 J links, rechts (default: 0): draadrichting<br />

„ J=0: rechts<br />

„ J=1: links<br />

8 H looprichting van de frees (default: 0)<br />

„ H=0: tegenlopend<br />

„ H=1: meelopend<br />

Gebruik het schroefdraadgereedschap voor deze cyclus.<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Let op de diameter van de boring en de freesdiameter,<br />

wanneer u de “ingaande radius R” programmeert.<br />

Voorbeeld: G799<br />

%799.nc<br />

[G799]<br />

N1 T70 G195 F0.2 G197 S800<br />

N2 G0 X100 Z2<br />

N3 M14<br />

N4 G110 Z2 C45 X100<br />

N5 G799 I12 Z0 K-20 F2 J0 H0<br />

N6 M15<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 359<br />

6.18 Boorcycli


6.19 C-as-commando’s<br />

6.19 C-as-commando’s<br />

Nulpuntverschuiving C-as G152<br />

Met G152 wordt het nulpunt van de C-as absoluut (referentie:<br />

machineparameter 1005 "referentiepunt C-as"). Het nulpunt geldt tot<br />

het programma-einde.<br />

Parameters<br />

8 C hoek: spilpositie van het “nieuwe” C-as-nulpunt<br />

C-as standaardiseren G153<br />

Met G153 wordt een verplaatsingshoek >360° of


6.20 Bewerking van het eindvlak<br />

Startpunt contour/ijlgang G100<br />

Geometriefunctie: Met G100 wordt het startpunt van een contour op<br />

het eindvlak vastgelegd.<br />

Bewerkingsfunctie: Het gereedschap verplaatst zich met ijlgang via<br />

de kortst mogelijke weg naar het “eindpunt”.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt (diametermaat)<br />

8 C eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />

8 XK eindpunt (cartesiaans)<br />

8 YK eindpunt (cartesiaans)<br />

8 Z eindpunt<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Bij G100 voert het gereedschap een rechtlijnige beweging<br />

uit – ook wanneer u alleen "C" programmeert. Voor het<br />

positioneren van het werkstuk op een bepaalde hoek<br />

moet gebruik worden gemaakt van G110.<br />

„ Leg het “beginpunt contour” of het eindpunt vast met<br />

poolcoördinaten of cartesiaanse coördinaten .<br />

„ Alleen bij G100 als bewerkingsfunctie toegestaan:<br />

parameter Z<br />

Voorbeeld: G100<br />

%100.nc<br />

[G100, G101, G102, G103]<br />

N1 T70 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G110 C0<br />

N4 G0 X100 Z2<br />

N5 G793 Z2 ZE-5 P2 U0.5 R0 I0.5 F0.15 H0 Q0<br />

N6 G100 XK20 YK5<br />

N7 G101 XK50 B5<br />

N8 G103 XK5 YK50 R50 Q1 B5<br />

N9 G101 XK5 YK20 B5<br />

N10 G102 XK20 YK5 R20 B5<br />

N11 G80<br />

N12 M15<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 361<br />

6.20 Bewerking van het eindvlak


6.20 Bewerking van het eindvlak<br />

Lineair, eindvlak G101<br />

Geometriefunctie: Met G101 wordt een baan in een contour op het<br />

eindvlak vastgelegd.<br />

Bewerkingsfunctie: Het gereedschap verplaatst zich lineair met<br />

aanzetsnelheid naar het “eindpunt”.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt (diametermaat)<br />

8 C eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />

8 XK eindpunt (cartesiaans)<br />

8 YK eindpunt (cartesiaans)<br />

8 Z eindpunt<br />

8 A hoek t.o.v. positieve XK-as<br />

8 Q snijpunt(default: Q=0): Als er bij de berekening van het eindpunt<br />

twee oplossingen blijken te zijn, wordt met “Q” het eindpunt<br />

bedoeld.<br />

8 B afkanting/afronding: overgang naar het volgende<br />

contourelement. Programmeer het theoretische eindpunt van het<br />

contourelement, wanneer u een afkanting/afronding heeft<br />

aangegeven.<br />

„ B geen invoer: Tangentiële overgang<br />

„ B=0: niet-tangentiële overgang<br />

„ B>0: afrondingsradius<br />

„ B


Cirkelboog eindvlak G102/G103<br />

Geometriefunctie: Met G102/G103 wordt een cirkelboog in een<br />

contour op het eindvlak vastgelegd.<br />

Bewerkingsfunctie: Het gereedschap verplaatst zich in een cirkel<br />

met aanzetsnelheid naar het “eindpunt”.<br />

De rotatierichting ziet u in het helpscherm.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt (diametermaat)<br />

8 C eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />

8 XK eindpunt (cartesiaans)<br />

8 YK eindpunt (cartesiaans)<br />

8 R Radius<br />

8 I middelpunt (cartesiaans)<br />

8 K middelpunt (cartesiaans)<br />

8 Q snijpunt(default: Q=0): Als er bij de berekening van het eindpunt<br />

twee oplossingen blijken te zijn, dan wordt met “Q” het eindpunt<br />

bedoeld.<br />

8 B afkanting/afronding: overgang naar het volgende<br />

contourelement. Programmeer het theoretische eindpunt van het<br />

contourelement, wanneer u een afkanting/afronding aangeeft.<br />

„ B geen invoer: tangentiële overgang<br />

„ B=0: niet-tangentiële overgang<br />

„ B>0: afrondingsradius<br />

„ B


6.20 Bewerking van het eindvlak<br />

Lineaire sleuf eindvlak G791<br />

Met G791 wordt een sleuf van de actuele gereedschapspositie tot het<br />

eindpunt gefreesd. De sleufbreedte komt overeen met de<br />

freesdiameter. Met overmaten wordt geen rekening gehouden.<br />

Parameters<br />

8 X diameter eindpunt van de sleuf<br />

8 C eindhoek – eindpunt van de sleuf – hoekrichting: zie helpscherm<br />

8 XK eindpunt van de sleuf (cartesiaans)<br />

8 YK eindpunt van de sleuf (cartesiaans)<br />

8 K lengte van de sleuf – gerelateerd aan middelpunt frees<br />

8 A hoek van de sleuf – referentie: zie helpscherm<br />

8 Z freesbodem<br />

8 J freesdiepte<br />

„ J opgegeven: de cyclus zet aan tot de veiligheidsafstand en freest<br />

vervolgens de sleuf<br />

„ J niet opgegeven: de cyclus freest vanaf de gereedschapspositie<br />

8 P maximale aanzet (default: totale aanzetdiepte)<br />

8 F aanzet voor diepteverplaatsing (default: actieve aanzet)<br />

Mogelijke parametercombinaties bij definitie van het eindpunt:<br />

„ diameter X, eindhoek C<br />

„ eindpunt XK, YK<br />

„ sleuflengte K, hoek A<br />

Instructies:<br />

„ Zwenk de spil vóór het oproepen van G791 in de gewenste<br />

hoekpositie.<br />

„ Wanneer u van een spilpositioneringsinrichting (geen C-as)<br />

gebruikmaakt, wordt er een axiale sleuf centrisch ten opzichte van<br />

de rotatieas gemaakt.<br />

Voorbeeld: G791<br />

%791.nc<br />

[G791]<br />

N1 T70 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G110 C0<br />

N4 G0 X100 Z2<br />

N5 G100 XK20 YK5<br />

N6 G791 XK30 YK5 Z-5 J5 P2<br />

N7 M15<br />

EINDE<br />

364 6 DIN-programmering


Contour- en figuurfreescyclus eindvlak G793<br />

Met G793 worden figuren of “vrije contouren” (open of gesloten) op<br />

het eindvlak gefreesd. Na G793 volgt:<br />

„ de te frezen figuur met:<br />

„ cirkel (G304), rechthoek (G305) of veelhoek (G307)<br />

„ beëindiging van de te frezen contour (G80)<br />

„ de vrije contour met:<br />

„ beginpunt van de te frezen contour (G100)<br />

„ te frezen contour (G101, G102, G103)<br />

„ beëindiging van de te frezen contour (G80)<br />

Parameters<br />

8 Z bovenkant frees<br />

8 ZE freesbodem<br />

8 P maximale aanzet (default: totale aanzetdiepte)<br />

8 U overlappingsfactor: contour- of kamerfrezen (default: 0)<br />

„ U=0: contourfrezen:<br />

„ U>0: kamerfrezen – minimale overlapping van de freesbanen =<br />

U*freesdiameter<br />

8 R ingaande radius (radius ingaande/uitgaande boog) – (default: 0)<br />

„ R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet naar<br />

startpunt boven het freesvlak – daarna verticale<br />

diepteverplaatsing<br />

„ R>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die tangentieel op het<br />

contourelement aansluit<br />

„ R


6.20 Bewerking van het eindvlak<br />

8 Q cyclustype (default: 0): de betekenis is afhankelijk van “U”<br />

„ Contourfrezen (U=0):<br />

– Q=0: middelpunt van de frees op de contour<br />

– Q=1 – gesloten contour: inwendig frezen<br />

– Q=1 – open contour: links in bewerkingsrichting<br />

– Q=2 – gesloten contour: uitwendig frezen<br />

– Q=2 – open contour: rechts in bewerkingsrichting<br />

– Q=3 – open contour: freespositie is afhankelijk van “H” en de<br />

rotatierichting van de frees – zie helpscherm<br />

„ Kamerfrezen (U>0):<br />

– Q=0: van binnen naar buiten<br />

– Q=1: van buiten naar binnen<br />

8 O voorbewerken/nabewerken – default: 0<br />

„ O=0: voorbewerken<br />

„ O=1: nabewerken – Eerst wordt de rand, dan de bodem van de<br />

kamer nabewerkt<br />

Instructies:<br />

Freesdiepte: de cyclus berekent de diepte op basis van “Z” en “ZE”<br />

– daarbij wordt rekening gehouden met de overmaten.<br />

Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve bij het<br />

contourfrezen met Q=0).<br />

Benaderen en vrijmaken: Bij gesloten contouren is het loodlijnpunt<br />

van de gereedschapspositie naar het eerste contourelement de<br />

benaderings- en vrijzetpositie. Kan er geen loodlijn worden uitgezet,<br />

dan is het startpunt van het eerste element de benaderings- en<br />

vrijzetpositie. Met “R” kan worden bepaald of er bij het contourfrezen<br />

en nabewerken (kamerfrezen) direct of via een cirkelboog wordt<br />

benaderd.<br />

Met overmaten wordt rekening gehouden als I, K niet<br />

geprogrammeerd zijn:<br />

„ G57: overmaat in X-, Z-richting<br />

„ G58: de overmaat “verschuift” de te frezen contour bij<br />

„ inwendig frezen en gesloten contour: naar binnen<br />

„ uitwendig frezen en gesloten contour: naar buiten<br />

„ open contour en Q=1: in bewerkingsrichting links<br />

„ open contour en Q=2: in bewerkingsrichting rechts<br />

366 6 DIN-programmering


Vlakfrezen eindvlak G797<br />

Met G797 worden afhankelijk van “Q” vlakken, een veelhoek of de in<br />

de functie na G797 vastgelegde figuur gefreesd.<br />

Parameters<br />

8 X begrenzingsdiameter<br />

8 Z bovenkant frees<br />

8 ZE freesbodem<br />

8 B sleutelwijdte (vervalt bij Q=0): definieert het materiaal dat<br />

achterblijft. Bij een even aantal vlakken kan “B” als alternatief voor<br />

“V” worden geprogrammeerd.<br />

„ Q=1: restdikte<br />

„ Q>=2: sleutelwijdte<br />

8 V lengte zijde – vervalt bij Q=0<br />

8 R afkanting/afronding – vervalt bij Q=0<br />

„ R0: afrondingsradius<br />

8 A hellingshoek (Referentie: zie helpscherm) – vervalt bij Q=0<br />

8 Q Aantal vlakken (default:0):<br />

bereik: 0


6.20 Bewerking van het eindvlak<br />

8 J freesrichting: hiermee legt u bij veelvlakken zonder afkanting/<br />

afronding vast of er in één of twee richtingen wordt gefreesd – zie<br />

afbeelding<br />

„ J=0: in één richting<br />

„ J=1: in twee richtingen<br />

Instructies:<br />

„ Bij “Q=0” wordt in de onderstaande functie een van de<br />

onderstaande figuren en vervolgens een G80-functie<br />

geprogrammeerd:<br />

„ G304 – cirkel<br />

„ G305 – rechthoek<br />

„ G307 – veelhoek<br />

„ Een veelhoek die met G797 (Q>0) wordt vastgelegd, ligt in het<br />

midden. Een in de onderstaande functie vastgelegde figuur kan<br />

buiten het midden liggen.<br />

„ de cyclus berekent de freesdiepte op basis van “Z” en “ZE” –<br />

daarbij wordt rekening gehouden met de overmaten.<br />

368 6 DIN-programmering


Figuurdefinitie volledige cirkel eindvlak G304<br />

Met G304 wordt een volledige cirkel op het eindvlak vastgelegd. Deze<br />

figuur programmeert u in combinatie met G793 of G797.<br />

Parameters<br />

8 XK middelpunt<br />

8 YK middelpunt<br />

8 R radius van de cirkel<br />

Voorbeeld: G304<br />

%304.nc<br />

[G304]<br />

N1 T70 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G110 C0<br />

N4 G0 X100 Z2<br />

N5 G793 Z2 ZE-5 P2 U0.5 R0 I0.5 F0.15 H0 Q0<br />

N6 G304 XK20 YK5 R20<br />

N7 G80<br />

N8 M15<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 369<br />

6.20 Bewerking van het eindvlak


6.20 Bewerking van het eindvlak<br />

Figuurdefinitie rechthoek eindvlak G305<br />

Met G305 wordt een rechthoek op het eindvlak vastgelegd. Deze<br />

figuur programmeert u in combinatie met G793 of G797.<br />

Parameters<br />

8 XK middelpunt<br />

8 YK middelpunt<br />

8 A hoek – referentie: zie helpscherm<br />

8 K lengte van de rechthoek<br />

8 B hoogte van de rechthoek<br />

8 R afkanting/afronding<br />

„ R0: afrondingsradius<br />

Voorbeeld: G305<br />

%305.nc<br />

[G305]<br />

N1 T70 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G110 C0<br />

N4 G0 X100 Z2<br />

N5 G793 Z2 ZE-5 P2 U0.5 R0 I0.5 F0.15 H0 Q0<br />

N6 G305 XK20 YK5 A0 K15 B10 R2<br />

N7 G80<br />

N8 M15<br />

EINDE<br />

370 6 DIN-programmering


Figuurdefinitie veelhoek eindvlak G307<br />

Met G307 wordt een veelhoek op het eindvlak vastgelegd. Deze figuur<br />

programmeert u in combinatie met G793 of G797.<br />

Parameters<br />

8 XK middelpunt<br />

8 YK middelpunt<br />

8 Q aantal zijden: bereik: 3


6.21 Bewerking van mantelvlak<br />

6.21 Bewerking van mantelvlak<br />

Referentiediameter G120<br />

Met G120 wordt de referentiediameter van het “uitgeslagen<br />

mantelvlak” vastgelegd. Programmeer G120, wanneer u bij G110...<br />

G113 gebruikmaakt van “CY”. G120 blijft ingeschakeld, tot deze<br />

functie wordt uitgeschakeld.<br />

Parameters<br />

8 X diameter<br />

Voorbeeld: G120<br />

%111.nc<br />

[G111, G120]<br />

N1 T71 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G120 X100<br />

N4 G110 C0<br />

N5 G0 X110 Z5<br />

N6 G41 Q2 H0<br />

N7 G110 Z-20 CY0<br />

N8 G111 Z-40<br />

N9 G113 CY39.2699 K-40 J19.635<br />

N10 G111 Z-20<br />

N11 G113 CY0 K-20 J19.635<br />

N12 G40<br />

N13 G110 X105<br />

N14 M15<br />

EINDE<br />

372 6 DIN-programmering


Startpunt contour/ijlgang G110<br />

Geometriefunctie: Met G110 wordt het beginpunt van een<br />

mantelvlakcontour vastgelegd.<br />

Bewerkingsfunctie: Het gereedschap verplaatst zich met ijlgang via<br />

de kortst mogelijke weg naar het “eindpunt”.<br />

Parameters<br />

8 Z eindpunt<br />

8 C eindhoek<br />

8 CY eindpunt als baanmaat (referentie: referentiediameter G120)<br />

8 X eindpunt (diametermaat) – (default: actuele X-positie)<br />

„ Leg het “beginpunt contour” of het eindpunt vast met<br />

“C” of “CY” .<br />

„ Wij adviseren u gebruik te maken van G110 voor het<br />

positioneren van de C-as op een bepaalde hoek<br />

(programmering: N.. G110 C...).<br />

„ Alleen bij G110 als bewerkingsfunctie toegestaan:<br />

parameter X<br />

Voorbeeld: G110<br />

%110.nc<br />

[G110, G111, G113, G794]<br />

N1 T71 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G120 X100<br />

N4 G110 C0<br />

N5 G0 X110 Z5<br />

N6 G794 X100 XE97 P2 U0.5 R0 K0.5 F0.15 H0<br />

Q0<br />

N7 G110 Z-20 CY0<br />

N8 G111 Z-40<br />

N9 G113 CY39.2699 K-40 J19.635<br />

N10 G111 Z-20<br />

N11 G113 CY0 K-20 J19.635 B0<br />

N12 G80<br />

N13 M15<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 373<br />

6.21 Bewerking van mantelvlak


6.21 Bewerking van mantelvlak<br />

Lineair mantelvlak G111<br />

Geometriefunctie: Met G111 wordt een baan in een<br />

mantelvlakcontour vastgelegd.<br />

Bewerkingsfunctie: Het gereedschap verplaatst zich lineair met<br />

aanzetsnelheid naar het “eindpunt”.<br />

Parameters<br />

8 Z eindpunt – default: actuele Z-positie<br />

8 C eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />

8 CY eindpunt als baanmaat (referentie: referentiediameter G120)<br />

8 A hoek – referentie: zie helpscherm<br />

8 Q snijpunt(default: Q=0): Als er bij de berekening van het eindpunt<br />

twee oplossingen blijken te zijn, wordt met “Q” het eindpunt<br />

bedoeld.<br />

8 B afkanting/afronding: overgang naar het volgende<br />

contourelement. Programmeer het theoretische eindpunt van het<br />

contourelement, wanneer u een afkanting/afronding aangeeft.<br />

„ B geen invoer: tangentiële overgang<br />

„ B=0: niet-tangentiële overgang<br />

„ B>0: afrondingsradius<br />

„ B


Rond mantelvlak G112 / G113<br />

Geometriefunctie: Met G112/G113 wordt een cirkelboog in een<br />

mantelvlakcontour vastgelegd.<br />

Bewerkingsfunctie: Het gereedschap verplaatst zich in een cirkel<br />

met aanzetsnelheid naar het “eindpunt”.<br />

De rotatierichting ziet u in het helpscherm.<br />

Parameters<br />

8 Z eindpunt (default: actuele Z-positie)<br />

8 C eindhoek – hoekrichting: zie helpscherm<br />

8 CY eindpunt als baanmaat (referentie: referentiediameter G120)<br />

8 R radius<br />

8 K middelpunt<br />

8 J middelpunt als baanmaat (referentie: uitgeslagen mantelvlak bij<br />

referentiediameter G120)<br />

8 W middelpunt: hoek middelpunt – hoekrichting: zie helpscherm<br />

8 Q snijpunt(default: Q=0): Als er bij de berekening van het eindpunt<br />

twee oplossingen blijken te zijn, wordt met “Q” het eindpunt<br />

bedoeld.<br />

8 B afkanting/afronding: overgang naar het volgende<br />

contourelement. Programmeer het theoretische eindpunt van het<br />

contourelement, wanneer u een afkanting/afronding aangeeft.<br />

„ B geen invoer: tangentiële overgang<br />

„ B=0: niet-tangentiële overgang<br />

„ B>0: afrondingsradius<br />

„ B


6.21 Bewerking van mantelvlak<br />

„ Leg het eindpunt/middelpunt vast met “C/W”of “CY/J”.<br />

„ “Middelpunt” of “radius” programmeren<br />

„ Als het cirkelmiddelpunt niet is geprogrammeerd, wordt<br />

het middelpunt berekend dat tot de kortste cirkelboog<br />

leidt.<br />

„ Alleen bij G112/G113 als geometriefunctie toegestaan:<br />

parameters Q, B<br />

„ Alleen bij G112/G113 als bewerkingsfunctie<br />

toegestaan: parameter X<br />

Voorbeeld: G112, G113<br />

%110.nc<br />

[G110, G111, G113, G794]<br />

N1 T71 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G120 X100<br />

N4 G110 C0<br />

N5 G0 X110 Z5<br />

N6 G794 X100 XE97 P2 U0.5 R0 K0.5 F0.15 H0<br />

Q0<br />

N7 G110 Z-20 CY0<br />

N8 G111 Z-40<br />

N9 G113 CY39.2699 K-40 J19.635<br />

N10 G111 Z-20<br />

N11 G113 CY0 K-20 J19.635 B0<br />

N12 G80<br />

N13 M15<br />

EINDE<br />

376 6 DIN-programmering


Lineaire sleuf mantelvlak G792<br />

Met G792 wordt een sleuf van de actuele gereedschapspositie tot het<br />

eindpunt gefreesd. De sleufbreedte komt overeen met de<br />

freesdiameter. Er wordt geen rekening gehouden met overmaten.<br />

Parameters<br />

8 Z eindpunt<br />

8 C eindhoek<br />

8 K lengte van de sleuf – gerelateerd aan middelpunt frees<br />

8 A hoek van de sleuf – referentie: zie helpscherm<br />

8 X freesbodem (diametermaat)<br />

8 J freesdiepte<br />

„ J opgegeven: de cyclus zet aan tot veiligheidsafstand en freest<br />

vervolgens de sleuf<br />

„ J niet opgegeven: de cyclus freest vanaf de gereedschapspositie<br />

8 P maximale aanzet (default: totale aanzetdiepte)<br />

8 F aanzet voor diepteverplaatsing (default: actieve aanzet)<br />

Mogelijke parametercombinaties bij definitie van het eindpunt:<br />

„ eindpunt Z, eindhoek C<br />

„ sleuflengte K, hoek A<br />

Instructies:<br />

„ Zwenk de spil vóór het oproepen van G792 in de gewenste<br />

hoekpositie.<br />

„ Wanneer u van een spilpositioneringsinrichting (geen C-as)<br />

gebruikmaakt, wordt er een radiale sleuf parallel aan de Z-as<br />

gemaakt.<br />

Voorbeeld: G792<br />

%792.nc<br />

[G792]<br />

N1 T71 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G110 C0<br />

N4 G0 X110 Z5<br />

N5 G0 X102 Z-30<br />

N6 G792 K25 A45 X97 J3 P2 F0.15<br />

N7 M15<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 377<br />

6.21 Bewerking van mantelvlak


6.21 Bewerking van mantelvlak<br />

Contour- en figuurfreescyclus mantelvlak G794<br />

Met G794 worden figuren of “vrije contouren” (open of gesloten) op<br />

het mantelvlak gefreesd. Na G794 volgt:<br />

„ de te frezen figuur met:<br />

„ cirkel (G314), rechthoek (G315) of veelhoek (G317)<br />

„ Beëindiging van de contourbeschrijving (G80)<br />

„ de vrije contour met:<br />

„ startpunt (G110)<br />

„ contourbeschrijving (G111, G112, G113)<br />

„ Beëindiging van de contourbeschrijving (G80)<br />

Parameters<br />

8 X bovenkant frees<br />

8 XE freesbodem<br />

8 P maximale aanzet (default: totale aanzetdiepte)<br />

8 U overlappingsfactor: contour- of kamerfrezen (default: 0)<br />

„ U=0: contourfrezen:<br />

„ U>0: kamerfrezen – minimale overlapping van de freesbanen =<br />

U*freesdiameter<br />

8 R ingaande radius (radius ingaande/uitgaande boog) – (default: 0)<br />

„ R=0: contourelement wordt direct benaderd; aanzet naar<br />

startpunt boven het freesvlak – daarna verticale<br />

diepteverplaatsing<br />

„ R>0: frees maakt ingaande/uitgaande boog die tangentieel op het<br />

contourelement aansluit<br />

„ R


8 Q cyclustype (default: 0): de betekenis is afhankelijk van “U”<br />

„ Contourfrezen (U=0):<br />

– Q=0: middelpunt van de frees op de contour<br />

– Q=1 – gesloten contour: inwendig frezen<br />

– Q=1 – open contour: links in bewerkingsrichting<br />

– Q=2 – gesloten contour: uitwendig frezen<br />

– Q=2 – open contour: rechts in bewerkingsrichting<br />

– Q=3 – open contour: freespositie is afhankelijk van “H” en de<br />

rotatierichting van de frees – zie helpscherm<br />

„ Kamerfrezen (U>0):<br />

– Q=0: van binnen naar buiten<br />

– Q=1: van buiten naar binnen<br />

8 O voorbewerken/nabewerken – default: 0<br />

„ O=0: voorbewerken<br />

„ O=1: nabewerken – Eerst wordt de rand, dan de bodem van de<br />

kamer nabewerkt<br />

Instructies:<br />

Freesdiepte: de cyclus berekent de diepte op basis van “Z” en “ZE”<br />

– daarbij wordt rekening gehouden met de overmaten.<br />

Freesradiuscompensatie: wordt uitgevoerd (behalve bij het<br />

contourfrezen met Q=0).<br />

Benaderen en vrijzetten: Bij gesloten contouren is het loodlijnpunt<br />

van de gereedschapspositie naar het eerste contourelement de<br />

benaderings- en vrijzetpositie. Kan er geen loodlijn worden uitgezet,<br />

dan is het startpunt van het eerste element de benaderings- en<br />

vrijzetpositie. Met “R” kan worden bepaald of er bij het contourfrezen<br />

en nabewerken (kamerfrezen) direct of via een cirkelboog wordt<br />

benaderd.<br />

Met overmaten wordt rekening gehouden als I, K niet<br />

geprogrammeerd zijn:<br />

„ G57: overmaat in X-, Z-richting<br />

„ G58: de overmaat “verschuift” de te frezen contour in de richting<br />

die met “cyclustype” is vastgelegd. Het Cyclustype – “uitwendig<br />

frezen” naar buiten. Bij open contouren wordt, afhankelijk van het<br />

cyclustype, de contour naar links of naar rechts verschoven.<br />

„ inwendig frezen en gesloten contour: naar binnen<br />

„ uitwendig frezen en gesloten contour: naar buiten<br />

„ open contour en Q=1: in bewerkingsrichting links<br />

„ open contour en Q=2: in bewerkingsrichting rechts<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 379<br />

6.21 Bewerking van mantelvlak


6.21 Bewerking van mantelvlak<br />

Spiraalgroef frezen G798<br />

Met G798 wordt een spiraalgroef vanaf de actuele<br />

gereedschapspositie tot “eindpunt X, Z” gefreesd. De sleufbreedte<br />

komt overeen met de freesdiameter.<br />

De eerste aanzet wordt met “I” uitgevoerd – de <strong>MANUALplus</strong><br />

berekent de overige aanzetten als volgt:<br />

actuele aanzet = I * (1 – (n–1) * E)<br />

n: n-te aanzet<br />

De aanzet wordt gereduceerd tot >= 0,5 mm. Daarna wordt iedere<br />

aanzet met 0,5 mm uitgevoerd.<br />

Parameters<br />

8 X eindpunt (diametermaat) (default: actuele X-positie)<br />

8 Z eindpunt van de sleuf<br />

8 C starthoek: positie van het begin van de sleuf (default: 0)<br />

8 F spoed<br />

„ F positief: rechtse draad<br />

„ F negatief: linkse draad<br />

8 F spoed<br />

8 P aanlooplengte: flank aan het begin van de sleuf (default: 0)<br />

8 K uitlooplengte: flank aan het einde van de sleuf(default: 0)<br />

8 U schroefdraaddiepte<br />

8 I maximale aanzet (default: totale aanzetdiepte)<br />

8 E reductiewaarde voor aanzetreductie (default: 1)<br />

Een spiraalgroef kan uitsluitend uitwendig worden<br />

gefreesd.<br />

Voorbeeld: G798<br />

%798.nc<br />

[G798]<br />

N1 T71 G197 S800 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G110 C0<br />

N4 G0 X80 Z15<br />

N5 G798 X80 Z-120 C0 F20 K20 U5 I1<br />

N6 M15<br />

EINDE<br />

380 6 DIN-programmering


Figuurdefinitie volledige cirkel mantelvlak G314<br />

Met G314 wordt een volledige cirkel op het mantelvlak vastgelegd.<br />

Deze figuur programmeert u in combinatie met G794.<br />

Parameters<br />

8 Z middelpunt<br />

8 CY middelpunt als baanmaat (referentie: referentiediameter G120)<br />

8 C middelpunt hoek van het middelpunt – hoekrichting: zie<br />

helpscherm<br />

8 R radius van de cirkel<br />

Voorbeeld: G314<br />

%314.nc<br />

[G314]<br />

N1 T71 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G110 C0<br />

N4 G0 X110 Z5<br />

N5 G794 X100 XE97 P2 U0.5 R0 K0.5 F0.15 H0<br />

Q0<br />

N6 G314 Z-35 C0 R20<br />

N7 G80<br />

N8 M15<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 381<br />

6.21 Bewerking van mantelvlak


6.21 Bewerking van mantelvlak<br />

Figuurdefinitie rechthoek mantelvlak G315<br />

Met G315 wordt een rechthoek op het mantelvlak vastgelegd. Deze<br />

figuur programmeert u in combinatie met G794.<br />

Parameters<br />

8 Z middelpunt<br />

8 CY middelpunt als baanmaat (referentie: referentiediameter G120)<br />

8 C middelpunt hoek van het middelpunt – hoekrichting: zie<br />

helpscherm<br />

8 A hoek – referentie: zie helpscherm<br />

8 K lengte van de rechthoek<br />

8 B hoogte (breedte) van de rechthoek<br />

8 R afkanting/afronding<br />

„ R0: afrondingsradius Voorbeeld: G315<br />

%315.nc<br />

[G315]<br />

N1 T71 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G110 C0<br />

N4 G0 X110 Z5<br />

N5 G794 X100 XE97 P2 U0.5 R0 K0.5 F0.15 H0<br />

Q0<br />

N6 G315 Z-35 C0 A5 K30 B15 R3<br />

N7 G80<br />

N8 M15<br />

EINDE<br />

382 6 DIN-programmering


Figuurdefinitie veelhoek mantelvlak G317<br />

Met G317 wordt een veelhoek op het mantelvlak vastgelegd. Deze<br />

figuur programmeert u in combinatie met G794.<br />

Parameters<br />

8 Z middelpunt<br />

8 CY middelpunt als baanmaat (referentie: referentiediameter G120)<br />

8 C middelpunt hoek van het middelpunt – hoekrichting: zie<br />

helpscherm<br />

8 Q aantal zijden: bereik: 3


6.22 Bewerking van patronen<br />

6.22 Bewerking van patronen<br />

Patroon lineair, eindvlak G743<br />

Met G743 wordt een lineair boor- of freespatroon gelijkmatig verdeeld<br />

op het eindvlak gemaakt.<br />

Als “ZE” niet is opgegeven, wordt gebruikgemaakt van de boor-/<br />

freescyclus van de volgende NC-regel. Op basis van dit principe<br />

combineert u de patroonbeschrijving met<br />

„ boorcycli (G71, G74, G36)<br />

„ de freescyclus lineaire sleuf (G791)<br />

„ de contourfreescyclus met “vrije contour” (G793)<br />

Parameters<br />

8 XK beginpunt patroon (cartesiaans)<br />

8 YK beginpunt patroon (cartesiaans)<br />

8 Z beginpunt boor-/freesbewerking<br />

8 ZE eindpunt boor-/freesbewerking<br />

8 X diameter (poolcoördinaten)<br />

8 C starthoek (poolcoördinaten)<br />

8 A patroonhoek<br />

8 I eindpunt patroon (cartesiaans)<br />

8 J eindpunt patroon (cartesiaans)<br />

8 Ii eindpunt: patroonafstand (cartesiaans)<br />

8 Ji eindpunt: patroonafstand (cartesiaans)<br />

8 R lengte: afstand eerste – laatste positie<br />

8 Ri lengte: afstand tot de volgende positie<br />

8 Q aantal boringen/figuren (default: 1)<br />

Parametercombinaties voor de definitie van het beginpunt resp. de<br />

patroonposities:<br />

„ beginpunt patroon:<br />

„ XK, YK<br />

„ X, C<br />

„ Patroonposities:<br />

„ I, J en Q<br />

„ Ii, Ji en Q<br />

„ R, A en Q<br />

„ Ri, Ai en Q<br />

Voorbeeld: G743<br />

%743.nc<br />

[G743]<br />

N1 T70 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G110 C0<br />

N4 G0 X100 Z2<br />

N5 G743 XK20 YK5 A45 Ri30 Q2<br />

N6 G791 X50 C0 Z-5 P2 F0.15<br />

N7 M15<br />

EINDE<br />

384 6 DIN-programmering


Voorbeelden van commandoreeksen:<br />

[ eenvoudig boorpatroon ]<br />

N.. G743 XK.. YK.. Z.. ZE.. I.. J.. Q..<br />

. . .<br />

[ boorpatroon met diepboren ]<br />

N.. G743 XK.. YK.. Z.. I.. J.. Q..<br />

N.. G74 Z.. P.. I..<br />

. . .<br />

[ freespatroon met lineaire sleuf ]<br />

N.. G743 XK.. YK.. Z.. I.. J.. Q..<br />

N.. G791 K.. A.. Z..<br />

. . .<br />

[ freespatroon met “vrije contour” ]<br />

N.. G743 XK.. YK.. Z.. I.. J.. Q..<br />

N.. G793 ZE.. U.. Q..<br />

N.. G100 XK.. YK..<br />

N.. . . .<br />

N.. G80<br />

. . .<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 385<br />

6.22 Bewerking van patronen


6.22 Bewerking van patronen<br />

Patroon rond, eindvlak G745<br />

Met G745 worden boor- of freespatronen gelijkmatig verdeeld op een<br />

cirkel of cirkelboog op het eindvlak gemaakt.<br />

Als “ZE” niet is opgegeven, wordt gebruikgemaakt van de boor-/<br />

freescyclus van de volgende NC-regel. Op basis van dit principe<br />

combineert u de patroonbeschrijving met<br />

„ boorcycli (G71, G74, G36)<br />

„ de freescyclus lineare sleuf (G791)<br />

„ de contourfreescyclus met “vrije contour” (G793)<br />

Parameters<br />

8 XK middelpunt patroon (cartesiaans)<br />

8 YK middelpunt patroon (cartesiaans)<br />

8 Z beginpunt boor-/freesbewerking<br />

8 ZE eindpunt boor-/freesbewerking<br />

8 X diameter (poolcoördinaten)<br />

8 C hoek (poolcoördinaten)<br />

8 K diameter: patroondiameter – default: de actuele X-positie wordt<br />

als patroondiameter genomen<br />

8 A starthoek– positie van de eerste boring/figuur<br />

8 W eindhoek – positie van de laatste boring/figuur<br />

8 Wi eindhoek – afstand tot de volgende positie<br />

8 Q aantal boringen/figuren (default: 1)<br />

8 V omlooprichting (default: 0): plaatsing van de boringen/figuren<br />

(noodzakelijk indien W is ingesteld):<br />

„ V=0: op de langste cirkelboog<br />

„ V=1: vanaf A rechtsom<br />

„ V=2: vanaf A linksom<br />

Parametercombinaties voor de definitie van het middelpunt van de<br />

patroon resp. de patroonposities:<br />

„ Middelpunt patroon:<br />

„ X, C<br />

„ XK, YK<br />

„ Patroonposities:<br />

„ A, W en Q<br />

„ A, Wi en Q<br />

Voorbeeld: G745<br />

%745.nc<br />

[G745]<br />

N1 T70 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G110 C0<br />

N4 G0 X100 Z2<br />

N5 G745 XK0 YK0 K50 A0 Q3<br />

N6 G791 K30 A0 Z-5 P2 F0.15<br />

N7 M15<br />

EINDE<br />

386 6 DIN-programmering


Voorbeelden van commandoreeksen:<br />

[ eenvoudig boorpatroon ]<br />

N.. G745 XK.. YK.. Z.. ZE.. A.. W.. Q..<br />

. . .<br />

[ boorpatroon met diepboren ]<br />

N.. G745 XK.. YK.. Z.. ZE.. A.. W.. Q..<br />

N.. G74 Z.. P.. I..<br />

. . .<br />

[ freespatroon met lineaire sleuf ]<br />

N.. G745 XK.. YK.. Z.. ZE.. A.. W.. Q..<br />

N.. G791 K.. A.. Z..<br />

. . .<br />

[ freespatroon met “vrije contour” ]<br />

N.. G745 XK.. YK.. Z.. ZE.. A.. W.. Q.<br />

N.. G793 ZE.. U.. Q..<br />

N.. G100 XK.. YK..<br />

N.. . . .<br />

N.. G80<br />

. . .<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 387<br />

6.22 Bewerking van patronen


6.22 Bewerking van patronen<br />

Patroon lineair, mantelvlak G744<br />

Met G744 wordt een lineair boor- of figuurpatroon gelijkmatig verdeeld<br />

op het mantelvlak gemaakt.<br />

Parametercombinaties voor de definitie van het beginpunt resp. de<br />

patroonposities:<br />

„ beginpunt patroon: Z en C<br />

„ Patroonposities:<br />

„ W en Q<br />

„ Wi en Q<br />

Als “ZE” niet is opgegeven, wordt gebruik gemaakt van de boor-/<br />

freescyclus of de figuurbeschrijving van de volgende NC-regel. Op<br />

basis van dit principe combineert u de patroonbeschrijving met<br />

boorcycli (G71, G74, G36) of freesbewerkingen (figuurdefinities G314,<br />

G315, G317).<br />

Parameters<br />

8 Z beginpunt (poolcoördinaten)<br />

8 C starthoek (poolcoördinaten)<br />

8 X beginpunt boor-/freesbewerking (diametermaat)<br />

8 XE eindpunt boor-/freesbewerking (diametermaat)<br />

8 ZE eindpunt patroon (default: Z)<br />

8 W eindpunt patroon – geen invoer: boringen/figuren worden<br />

gelijkmatig over de omtrek aangebracht<br />

8 Wi eindhoek: hoekincrement – afstand tot de volgende positie<br />

8 Q aantal boringen/figuren (default: 1)<br />

Voorbeeld: G744<br />

%744.nc<br />

[G744]<br />

N1 T60 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G110 C0<br />

N4 G0 X110 Z2<br />

N5 G744 X102 Z-10 ZE-35 C0 W270 Q5<br />

N6 G71 X102 K7<br />

N7 M15<br />

EINDE<br />

388 6 DIN-programmering


Voorbeelden van commandoreeksen:<br />

[ eenvoudig boorpatroon ]<br />

N.. G744 Z.. C.. X.. XE.. ZE.. W.. Q..<br />

. . .<br />

[ boorpatroon met diepboren ]<br />

N.. G744 Z.. C.. X.. XE.. ZE.. W.. Q..<br />

N.. G74 Z.. P.. I..<br />

. . .<br />

[ freespatroon met lineaire sleuf ]<br />

N.. G744 Z.. C.. X.. XE.. ZE.. W.. Q..<br />

N.. G792 K.. A.. X..<br />

. . .<br />

[ freespatroon met “vrije contour” ]<br />

N.. G744 Z.. C.. X.. XE.. ZE.. W.. Q..<br />

N.. G794 XE.. U.. Q..<br />

N.. G110 Z.. C..<br />

N.. . . .<br />

N.. G80<br />

. . .<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 389<br />

6.22 Bewerking van patronen


6.22 Bewerking van patronen<br />

Patroon rond, mantelvlak G746<br />

Met G746 worden boor- of figuurpatronen gelijkmatig verdeeld op een<br />

cirkel of cirkelboog op het mantelvlak gemaakt.<br />

Parametercombinaties voor de definitie van het middelpunt van de<br />

patroon resp. de patroonposities:<br />

„ Middelpunt patroon: Z en C<br />

„ Patroonposities:<br />

„ W en Q<br />

„ Wi en Q<br />

Als “ZE” niet is opgegeven, wordt gebruikgemaakt van de boor-/<br />

freescyclus of de figuurbeschrijving van de volgende NC-regel. Op<br />

basis van dit principe combineert u de patroonbeschrijving met<br />

boorcycli (G71, G74, G36) of freesbewerkingen (figuurdefinities G314,<br />

G315, G317).<br />

Parameters<br />

8 Z middelpunt patroon (polair)<br />

8 C hoek: middelpunt patroon (polair)<br />

8 X beginpunt boor-/freesbewerking (diametermaat)<br />

8 XE eindpunt boor-/freesbewerking (diametermaat)<br />

8 K diameter: patroondiameter<br />

8 A starthoek– positie van de eerste boring/figuur<br />

8 K diameter: patroondiameter (default: actuele X-positie)<br />

8 W eindhoek – positie van de laatste boring/figuur<br />

8 Wi eindhoek – afstand tot de volgende positie<br />

8 Q aantal boringen/figuren (default: 1)<br />

8 V omlooprichting (default: 0): plaatsing van de boringen/figuren<br />

(noodzakelijk indien W is ingesteld):<br />

„ V=0: op de langste cirkelboog<br />

„ V=1: vanaf A rechtsom<br />

„ V=2: vanaf A linksom<br />

Voorbeeld: G746<br />

%746.nc<br />

[G746]<br />

N1 T60 G197 S1200 G195 F0.2 M104<br />

N2 M14<br />

N3 G110 C0<br />

N4 G0 X110 Z2<br />

N5 G746 Z-40 C0 K40 Q8<br />

N6 G71 X102 K7<br />

N7 M15<br />

EINDE<br />

390 6 DIN-programmering


Voorbeelden van commandoreeksen:<br />

[ eenvoudig boorpatroon ]<br />

N.. G746 Z.. C.. X.. XE.. K.. A.. W.. Q..<br />

. . .<br />

[ boorpatroon met diepboren ]<br />

N.. G746 Z.. C.. X.. XE.. K.. A.. W.. Q..<br />

N.. G74 Z.. P.. I..<br />

. . .<br />

[ freespatroon met lineaire sleuf ]<br />

N.. G746 Z.. C.. X.. XE.. K.. A.. W.. Q..<br />

N.. G792 K.. A.. X..<br />

. . .<br />

[ freespatroon met “vrije contour” ]<br />

N.. G746 Z.. C.. X.. XE.. K.. A.. W.. Q..<br />

N.. G794 XE.. U.. Q..<br />

N.. G110 Z.. C..<br />

N.. . . .<br />

N.. G80<br />

. . .<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 391<br />

6.22 Bewerking van patronen


6.23 Overige G-functies<br />

6.23 Overige G-functies<br />

Stilstandtijd G4<br />

Het systeem wacht gedurende de geprogrammeerde tijd en voert dan<br />

het volgende commando uit.<br />

Als G4 samen met een verplaatsing in een regel wordt<br />

geprogrammeerd, geldt de stilstandtijd na afloop van de verplaatsing.<br />

Parameters<br />

8 F stilstandtijd: bereik: 0 sec. < F < 999 sec.<br />

Nauwkeurige stop G9<br />

Als u G9 samen met een verplaatsingscommando (G1, G2, G3, G12 of<br />

G13) in een regel programmeert, wordt de aanzet aan het einde van<br />

de verplaatsing tot nul teruggebracht. De gereedschapspunt stopt<br />

precies op de geprogrammeerde positie, voordat de volgende<br />

beweging wordt uitgevoerd. U krijgt dan een scherpe hoek.<br />

Veiligheidszone uitschakelen G60<br />

Met G60 wordt de bewaking van de veiligheidszone opgeheven. G60<br />

wordt vóór het te bewaken resp. niet te bewaken<br />

verplaatsingscommando geprogrammeerd. G60 blijft ingeschakeld tot<br />

het moment van uitschakeling.<br />

Toepassingsvoorbeeld:<br />

Met G60 heft u de veiligheidszonebewaking tijdelijk op, om een<br />

centrische doorboring te maken.<br />

Parameters<br />

8 Q in-/uitschakelen<br />

„ Q=0: veiligheidszonebewaking opnieuw inschakelen<br />

„ Q=1: veiligheidszonebewaking uitschakelen<br />

Wachten op tijdstip G204<br />

De bewerking van het DIN-programma wordt tot het ingestelde<br />

tijdstip onderbroken. (U kunt deze functie bijvoorbeeld voor een<br />

warmdraaiprogramma gebruiken.)<br />

De invoer “Dag D” heeft betrekking op de eerstvolgende mogelijke<br />

datum. Als D niet is ingevoerd, heeft “uur H, minuut Q” betrekking op<br />

het eerstvolgende mogelijke tijdstip.<br />

Parameters<br />

8 D dag [1-31]<br />

8 H uur [0-23]<br />

8 Q minuut [0-59]<br />

Voorbeeld: G60<br />

%60.nc<br />

[G60]<br />

N1 T49 G97 S1000 G95 F0.3 M3<br />

N2 G0 X0 Z5<br />

N3 G60 Q1<br />

N4 G71 Z-60 K65<br />

N5 G60 Q0<br />

EINDE<br />

392 6 DIN-programmering


6.24 T, S, F instellen<br />

Gereedschapsnummer, toerental/<br />

snijsnelheid en aanzet<br />

Aanzet en toerental die met “T, S, F instellen” worden<br />

geprogrammeerd, hebben betrekking op de hoofdspil.<br />

De parameters worden met de desbetreffende<br />

codeletter resp. de G-functie in het DIN-programma<br />

overgenomen:<br />

„ T: “T..”<br />

„ S: G96/G97 S..<br />

„ F: G94/G95 F..<br />

T, S, F invoeren<br />

„S, F, T instellen“ kiezen<br />

Softkey's instellen, parameters invoeren<br />

„ T gereedschapsnummer<br />

„ S snijsnelheid of toerental (instelling met de<br />

softkey)<br />

„ F aanzet per omwenteling of aanzet (instelling<br />

met de softkey)<br />

met Opslaan de gegevensinvoer<br />

beëindigen<br />

Voorbeeld: T, S, F<br />

%819.nc<br />

[G819]<br />

N1 T3 G95 F0.25 G96 S200 M3<br />

N2 G0 X120 Z2<br />

N3 G819 P5 I1 K0.3<br />

N4 G0 X80 Z2<br />

N5 . . .<br />

EINDE<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 393<br />

6.24 T, S, F instellen


6.25 Gegevensinvoer, gegevensuitvoer<br />

6.25 Gegevensinvoer,<br />

gegevensuitvoer<br />

INPUT<br />

INPUT (variabelenwaarde invoeren)<br />

“Functie programmavariabelen”<br />

kiezen<br />

“Functie invoer” kiezen (afbeelding<br />

rechtsboven op volgende pagina)<br />

„ “Invoertekst” definiëren<br />

„ Nummer van de “op te vragen variabele”<br />

invoeren (afbeelding rechtsboven)<br />

Bij de programmering van het “INPUT-commando”<br />

legt u de “Invoertekst” en het nummer van de “op te<br />

vragen variabele” vast. De invoer wordt in de<br />

“invoertekst” verklaard.<br />

Bij de interpretatie van dit commando wordt de<br />

“invoertekst” getoond en voor de invoer van de<br />

variabelen opgevraagd (afbeelding rechtsonder). De<br />

interpretatie van het programma wordt na de<br />

gegevensinvoer voortgezet.<br />

De ingevoerde waarde wordt toegekend aan de “op<br />

te vragen variabele”.<br />

394 6 DIN-programmering


WINDOW<br />

WINDOW (uitvoervenster definiëren)<br />

“Functie programmavariabelen”<br />

kiezen<br />

“WINDOW” kiezen (afbeelding<br />

rechtsboven)<br />

„ Met “Regels voor uitvoer” de grootte van het<br />

uitvoervenster kiezen<br />

„ Met “Regels voor uitvoer = 0” het uitvoervenster<br />

sluiten<br />

Met het commando “WINDOW” wordt de grootte<br />

van het “uitvoervenster” ter informatie van de<br />

machine-operator vastgelegd. Als u geen<br />

gebruikmaakt van “WINDOW”, wordt voor de uitvoer<br />

van informatie een uitvoervenster met 3 regels<br />

aangemaakt.<br />

Het uitvoervenster wordt onder aan het “lijst- en<br />

programmavenster” aangemaakt. Het venster<br />

verschijnt bij de eerste informatie-uitvoer en blijft op<br />

het beeldscherm staan, totdat u het sluit of de<br />

“interpretatie” van het DIN-programma is beëindigd.<br />

U sluit het uitvoervenster met een “WINDOWoproep”<br />

en de parameterinvoer “Regels voor uitvoer<br />

= 0”.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 395<br />

6.25 Gegevensinvoer, gegevensuitvoer


6.25 Gegevensinvoer, gegevensuitvoer<br />

PRINT<br />

PRINT (informatie uitvoeren)<br />

“Functie programmavariabelen”<br />

kiezen<br />

“PRINT” kiezen (afbeelding<br />

rechtsboven)<br />

„ “Uitvoerteksten” en<br />

„ “variabelennummers” vastleggen (afbeelding<br />

rechts)<br />

Wanneer dit commando wordt uitgevoerd, worden de<br />

gedefinieerde “uitvoertekst” en de waarde (inhoud)<br />

van de opgegeven “programmavariabele voor<br />

uitvoer” in het “uitvoervenster” vermeld.<br />

Het PRINT-commando is bedoeld voor de definitie van<br />

meerdere teksten en variabelen.<br />

„ Het “uitvoervenster” wordt na de<br />

vertaling (interpretatie) – maar vóór de<br />

uitvoering van het DIN-programma<br />

gewist.<br />

„ Het “uitvoervenster” blijft bij de<br />

simulatie behouden. Het wordt pas<br />

gewist als de simulatie opnieuw wordt<br />

opgestart.<br />

396 6 DIN-programmering


6.26 Programmering van variabelen<br />

Basisprincipes<br />

De <strong>MANUALplus</strong> vertaalt de NC-programma’s voordat deze worden<br />

uitgevoerd. Er wordt daarom onderscheid gemaakt tussen twee typen<br />

variabelen:<br />

„ #-variabele – verwerking tijdens de NC-programmavertaling<br />

„ V-variabele (of resultaten) – verwerking tijdens deuitvoering van<br />

het NC-programma<br />

De volgende regels gelden:<br />

„ “vermenigvuldiging voor deling”<br />

„ max. 6 niveaus van haakjes<br />

„ integer-variabele (alleen bij V-variabelen): integere waarden van –<br />

32767 .. +32768<br />

„ real-variabele (bij #- en V-variabele): drijvende-kommagetallen met<br />

max. 10 posities vóór en 7 posities na de komma<br />

„ de variabelen blijven “gehandhaafd”, ook wanneer de besturing<br />

tussentijds wordt uitgeschakeld<br />

Syntax Rekenkundige functies<br />

+ Optellen<br />

– Aftrekken<br />

* Vermenigvuldigen<br />

/ Delen<br />

SQRT(...) vierkantswortel<br />

ABS(...) absolute waarde<br />

TAN(...) tangens (in graden)<br />

ATAN(...) arc tangens (in graden)<br />

SIN(...) sinus (in graden)<br />

ASIN(...) arc sinus (in graden)<br />

COS(...) cosinus (in graden)<br />

ACOS(...) arc cosinus (in graden)<br />

ROUND(...) afronden<br />

LOGN(...) natuurlijke logaritme<br />

EXP(...) exponentiële functie ex<br />

INT(...) decimalen afbreken<br />

alleen bij #-variabelen:<br />

SQRTA(.., ..) vierkantswortel uit (a 2 +b 2 )<br />

SQRTS(.., ..) vierkantswortel uit (a 2 –b 2 )<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 397<br />

6.26 Programmering van variabelen


6.26 Programmering van variabelen<br />

#-variabelen<br />

De <strong>MANUALplus</strong> onderscheidt de volgende toepassingsgebieden<br />

op basis van de nummergroepen:<br />

„ #0 .. #45: globale variabelen<br />

Globale variabelen blijven na het programma-einde bestaan en<br />

kunnen door het volgende NC-programma worden verwerkt.<br />

„ #46 .. #50 gereserveerde variabelen voor expertprogramma’s<br />

mogen niet in uw NC-programma worden gebruikt.<br />

„ #256 .. #285 lokale variabelen<br />

gelden binnen een subprogramma.<br />

Parameterwaarden lezen<br />

Syntaxis#1 = PARA(x,y,z)<br />

x = parametergroep<br />

„ 1: machineparameters<br />

„ 2: besturingsparameters<br />

„ 3: instelparameters<br />

„ 4: bewerkingsparameters<br />

„ 5: PLC-parameters<br />

y = parameternummer<br />

z = subparameternummer<br />

Informatie in variabelen<br />

U kunt de volgende gereedschaps- en NC-informatie uit variabelen<br />

uitlezen (zie tabellen rechts en op de volgende pagina).<br />

Positie- en meetgegevens zijn altijd metrisch – ook<br />

wanneer een NC-programma “in inch” wordt uitgevoerd.<br />

Voorbeeld: “#-variabele”<br />

. . .<br />

N.. #1=PARA(1,7,2) [leest “machinemaat 1 Z”<br />

in variabele #1 ]<br />

N.. . . .<br />

N.. #1=#1+1<br />

N.. G1 X#1<br />

N.. G1 X(SQRT(3*(SIN(30)))<br />

N.. #1=(ABS(#2+0.5))<br />

. . .<br />

#-variabele NC-informatie<br />

#768, #770 laatst geprogrammeerde positie X<br />

(radiusmaat), Z<br />

#771 laatst geprogrammeerde positie C [°]<br />

#774 Status SRK/FRK<br />

40: G40 actief; 41: G41 actief; 42: G42<br />

actief<br />

#776 actieve slijtagecorrecties (G148)<br />

0: DX, DZ; 1: DS, DZ; 2: DX, DS<br />

#778 Maateenheid: 0=metrisch; 1=inch<br />

#785, #786 afstand gereedschapspunt –<br />

sledereferentiepunt Z, X<br />

#787 referentiediameter mantelbewerking<br />

(G120)<br />

#791..#792 G57-overmaten X, Z<br />

#793 G58-overmaat P<br />

#794..#795 snijkantbreedte in X, Z waarmee het<br />

gereedschapsreferentiepunt bij G150/<br />

G151 wordt verschoven<br />

#796 spilnummer waarvoor als laatste de<br />

aanzet is geprogrammeerd<br />

#797 spilnummer waarvoor als laatste het<br />

toerental is geprogrammeerd<br />

398 6 DIN-programmering


Voorwaarde bij gereedschapsinformatie: de variabelen moeten<br />

door middel van een gereedschapsoproep in het NC-Programma zijn<br />

“vastgelegd”.<br />

De bezetting van de variabelen #519..#521 is van het<br />

gereedschapstype afhankelijk.<br />

#-variabele Gereedschapsinformatie<br />

#514 Gereedschapstype:<br />

„ 1: draaigereedschap<br />

„ 2: steekgereedschap<br />

„ 3: draadsnijgereedschap<br />

„ 4: boren<br />

„ 5: draadtappen<br />

„ 6: freesgereedschap<br />

#515 Gereedschapsoriëntatie:<br />

#519 bij gereedschapstype 6: aantal tanden<br />

(K)<br />

#520 bij gereedschapstype:<br />

„ 1, 2: Snijkantradius (R)<br />

„ 6: freesdiameter (I)<br />

#521 bij gereedschapstype 2:<br />

snijkantbreedte (K)<br />

#522 Gereedschapspositie (referentie:<br />

bewerkingsrichting van het<br />

gereedschap) :<br />

„ 0: op de contour<br />

„ 1: rechts van de contour<br />

„ – 1: links van de contour<br />

#523..#524 Instelmaten (Z, X)<br />

#526..#527 positie van het snijkantmiddelpunt I, K<br />

(zie afbeelding onder)<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 399<br />

6.26 Programmering van variabelen


6.26 Programmering van variabelen<br />

V-variabelen<br />

De <strong>MANUALplus</strong> maakt op basis van de nummergroepen onderscheid<br />

tussen de volgende waarde- en toepassingsgebieden:<br />

„ Real: V1 .. V199 ..<br />

„ Integer: V200 .. V299<br />

„ gereserveerd: V300 .. V900<br />

Vragen en toewijzingen:<br />

„ Machinematen lezen/schrijven (machineparameter 7)<br />

Syntaxis: V{Mx[y]}<br />

x = maat 1..9<br />

y = coördinaat: X, Y, Z, U, V, W, A, B of C<br />

„ externe wisselcodes opvragen<br />

Er wordt naar een bit van de wisselcode op 0 of 1 gevraagd. De<br />

machinefabrikant legt de betekenis van de wisselcode vast.<br />

Syntaxis: V{Ex[y]}<br />

x = slede 1<br />

y = bit: 1..16<br />

„ Wisselcodes opvragen<br />

Met de “bewaking van de gereedschapsstandtijd” en het “zoeken<br />

van de startregel” worden wisselcodes gegenereerd.<br />

Syntaxis:V{Ex[1]}<br />

x = wisselcode: 20, 90<br />

„ 20: standtijd van een gereedschap is verstreken (globale<br />

informatie)<br />

„ 90: zoeken van startregel (0=niet actief; 1=actief)<br />

„ Gereedschapscorrecties lezen/schrijven<br />

Syntaxis V{Dx[y]}<br />

x = T-nummer<br />

y = lengtecorrectie: X, Y, of Z<br />

Voorbeeld: “V-variabele”<br />

. . .<br />

N.. V{M1[Z]=300} [ zet “machinemaat 1 Z” op<br />

“300” ]<br />

. . .<br />

N.. G0 Z{M1[Z]} [ verplaatst naar<br />

“machinemaat 1 Z” ]<br />

. . .<br />

N.. IF{E1[1]==0} [ vraagt “Externe<br />

wisselcode 1 – bit 1” op ]<br />

. . .<br />

N.. V{D5[X]=1.3} [ stelt “Correctie X bij<br />

gereedschap 5” in ]<br />

. . .<br />

N.. V{V12=17.4}<br />

N.. V{V12=V12+1}<br />

N.. G1 X{V12}<br />

. . .<br />

400 6 DIN-programmering


Informatie in variabelen<br />

„ V901, V902 en V919 worden bij de G-functies G901, G902 en G903<br />

gebruikt (zie tabel).<br />

„ X-waarden worden als radiuswaarden opgeslagen.<br />

„ Let op: de functies G901, G902 en G903 overschrijven<br />

de variabelen – ook wanneer ze nog niet zijn verwerkt!<br />

Informatie over interpreterstop (G909)<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bewerkt ca. 15 tot 20 NC-regels “vooraf”. Wanneer<br />

variabelen kort voor de verwerking worden toegewezen, zouden<br />

“oude waarden” worden verwerkt. Een interpreterstop zorgt ervoor<br />

dat de variabele de “nieuwe” waarde omvat.<br />

Met G909 wordt de “interpretatie vooraf” gestopt. De NC-regels t/m<br />

G909 worden uitgevoerd – pas daarna worden de volgende NC-regels<br />

uitgevoerd.<br />

„ Programmeer een interpreterstop, wanneer variabelen<br />

of externe wisselcodes “kort voordat” de regel wordt<br />

uitgevoerd, veranderen.<br />

„ Door elke interpreterstop wordt de uitvoeringstijd van<br />

het NC-programma verlengd.<br />

„ Enkele G-functies bevatten de interpreterstop.<br />

Betekenis van variabelen<br />

Slede 1 (X, Z) V901 V902<br />

C-as V919<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 401<br />

6.26 Programmering van variabelen


6.27 Programmasprong, programmaherhaling<br />

6.27 Programmasprong,<br />

programmaherhaling<br />

IF (...) (voorwaardelijke programmasprong)<br />

“Functie programmavariabelen”<br />

kiezen<br />

“Voorwaardelijke<br />

programmasprong” kiezen<br />

“Voorwaarde variabelen” invoeren (afbeelding<br />

rechtsboven)<br />

U kunt “rekenkundige functies” en “rekenkundige<br />

bewerkingen” samen in een rekenformule<br />

toepassen. De rekenkundige functies zijn over twee<br />

menuvelden verdeeld. Met “>>” kunt u van menu<br />

verwisselen.<br />

Bij de “voorwaarde” staan links en rechts van de<br />

“vergelijkingsoperator” variabelen of rekenformules<br />

(afbeelding rechtsboven).<br />

De “voorwaardelijke sprong” omvat de volgende<br />

elementen:<br />

„ “IF” (als) – gevolgd door een voorwaarde<br />

(vergelijking)<br />

„ “THEN” (dan) – als aan de voorwaarde is voldaan,<br />

wordt de “THEN-sprong” uitgevoerd<br />

„ “ELSE” (anders) – indien niet aan de voorwaarde is<br />

voldaan, wordt de “ELSE-sprong” uitgevoerd<br />

„ “ENDIF” – hiermee wordt de “voorwaardelijke<br />

programmasprong” afgesloten<br />

Voeg na invoer van de “voorwaardelijke<br />

programmasprong” de NC-regels in die moeten<br />

worden uitgevoerd.<br />

De “ELSE-sprong” kan achterwege blijven.<br />

Verhoudingsoperatoren<br />

< kleiner dan<br />

groter dan<br />

>= groter dan of gelijk aan<br />

== gelijk aan<br />

AND logische verbinding EN<br />

OR logische verbinding OF<br />

402 6 DIN-programmering


WHILE (programmaherhaling)<br />

“Functie programmavariabelen”<br />

kiezen<br />

“Programmaherhaling” kiezen<br />

“Voorwaarde variabelen” invoeren (afbeelding<br />

rechtsboven)<br />

De “programmaherhaling” omvat de volgende<br />

elementen:<br />

„ „WHILE“ – gevolgd door een voorwaarde<br />

(vergelijking)<br />

„ “ENDWHILE” – hiermee wordt de<br />

“voorwaardelijke programmasprong” afgesloten<br />

De NC-regels die tussen WHILE en ENDWHILE staan,<br />

worden uitgevoerd zolang aan de “voorwaarde”<br />

wordt voldaan. Als niet aan de voorwaarde wordt<br />

voldaan, gaat de <strong>MANUALplus</strong> verder met de regel na<br />

“ENDWHILE”.<br />

Bij de “voorwaarde” staan links en rechts van de<br />

“vergelijkingsoperator” variabelen of rekenformules<br />

(afbeelding rechtsboven).<br />

Voeg na invoer van de “programmaherhaling” de NCregels<br />

in die moeten worden uitgevoerd.<br />

Wanneer altijd aan de “voorwaarde” in<br />

het WHILE-commando wordt voldaan,<br />

leidt dit tot een “gesloten<br />

programmalus”. Dit is een veel<br />

voorkomende storingsoorzaak, wanneer<br />

met programmaherhalingen wordt<br />

gewerkt.<br />

Verhoudingsoperatoren<br />

< kleiner dan<br />

groter dan<br />

>= groter dan of gelijk aan<br />

== gelijk aan<br />

AND logische verbinding EN<br />

OR logische verbinding OF<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 403<br />

6.27 Programmasprong, programmaherhaling


6.28 Variabele als adresparameter<br />

6.28 Variabele als adresparameter<br />

Variabele als adresparameter<br />

Kies invoerparameters (afbeelding rechtsboven)<br />

Variabele kiezen<br />

“Variabelennummer” invoeren<br />

>#-programmavariabele kiezen<br />

“Programmavariabele” kiezen<br />

Variabelennummer overnemen<br />

indien gewenst: rekenformule invoeren<br />

Rekenkundige functie<br />

of<br />

rekenkundige bewerking kiezen<br />

(afbeelding rechtsonder)<br />

Variabele/variabelenberekening als<br />

adresparameter overnemen<br />

„ In het invoerveld verschijnt een “V”. In<br />

het DIN-programma wordt echter de<br />

volledige aanduiding van de variabele<br />

resp. de rekenformule overgenomen<br />

(afbeeldingen rechts).<br />

„ Een rekenformule moet tussen haakjes<br />

staan<br />

(Voorbeeld: G1 X(3*SIN(#30)) Z#31).<br />

404 6 DIN-programmering


Overzicht van rekenkundige functies<br />

SIN sinus (graden)<br />

COS cosinus (graden)<br />

TAN tangens (graden)<br />

ATAN arcustangens (graden)<br />

ABS som<br />

ROUND afronden<br />

INT afbreken<br />

SQRT vierkantswortel<br />

SQRTA vierkantswortel uit (a 2 + b 2 )<br />

SQRTS vierkantswortel uit (a 2 – b 2 )<br />

LOGN natuurlijke logaritme<br />

EXP exponentiële functie<br />

+ Optellen<br />

– Aftrekken<br />

* Vermenigvuldigen<br />

/ Delen<br />

= toewijzing<br />

( haakje openen<br />

) haakje sluiten<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 405<br />

6.28 Variabele als adresparameter


6.28 Variabele als adresparameter<br />

U kunt NC-regels aanmaken waarin uitsluitend<br />

variabelenberekeningen worden geprogrammeerd (afbeelding rechts).<br />

Variabele berekenen<br />

“Functie programmavariabelen” kiezen<br />

“Toewijzing (#)” kiezen<br />

“Variabelennummer” invoeren<br />

rekenformule invoeren<br />

Variabelennummer overnemen<br />

Rekenkundige functie<br />

of<br />

rekenkundige bewerking kiezen (afbeelding<br />

rechtsonder)<br />

Variabele/variabelenberekening als adresparameter<br />

overnemen<br />

De rekenformule wordt tijdens de programma-interpretatie berekend.<br />

De uitkomst wordt aan de variabele toegekend.<br />

U kunt “rekenkundige functies” en “rekenkundige bewerkingen”<br />

samen in een rekenformule toepassen. De rekenkundige functies zijn<br />

over twee menuvelden verdeeld. Met “>>” kunt u van menu<br />

verwisselen.<br />

Hierbij geldt:<br />

„ vermenigvuldigen en delen gaan voor optellen en aftrekken.<br />

„ bij haakjes zijn maximaal 6 niveaus mogelijk<br />

406 6 DIN-programmering


6.29 Subprogramma’s<br />

Subprogramma kiezen<br />

Subprogramma kiezen<br />

“Subprogramma oproepen” kiezen<br />

DIN-macrolijst kiezen<br />

Overdrachtparameters invoeren<br />

DIN-macro overnemen kiezen<br />

Naam van subprogramma direct invoeren<br />

“Subprogramma oproepen” kiezen<br />

“Programmanaam” invoeren (afbeelding<br />

rechtsboven)<br />

Overdrachtparameters invoeren<br />

Algemene informatie over subprogramma’s:<br />

„ Subprogramma’s staan in een apart bestand. Ze<br />

worden door willekeurige hoofdprogramma’s en<br />

andere subprogramma's opgeroepen. (DIN-macro’s<br />

zijn subprogramma’s.)<br />

„ Subprogramma’s kunnen maximaal 6 keer worden<br />

“genest”. Met “nesten” wordt bedoeld, dat in een<br />

subprogramma een ander subprogramma wordt<br />

opgeroepen.<br />

„ Recursies moeten worden vermeden.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 407<br />

6.29 Subprogramma’s


6.29 Subprogramma’s<br />

„ U kunt in een subprogramma maximaal 20 “overdrachtswaarden”<br />

opnemen. De aanduidingen zijn:<br />

LA t/m LF, LH, I, J, K, O, P, R, S, U, W, X, Y, Z.<br />

In het subprogramma zijn de overdrachtswaarden als variabelen<br />

beschikbaar. De code is: „#__..“ gevolgd door de<br />

parameteraanduiding in kleine letters (bijvoorbeeld: #__la).<br />

U kunt deze overdrachtswaarden bij de programmering van<br />

variabelen in het subprogramma gebruiken (afbeelding<br />

rechtsonder).<br />

In de overdrachtparameter LN worden integere waarden van 0 t/m<br />

9999 doorgegeven.<br />

„ Over de variabelen #256 – #285 kunt u in elk subprogramma voor<br />

interne berekeningen beschikken (lokale variabelen)<br />

„ Als een subprogramma meermaals moet worden uitgevoerd, kunt u<br />

het “aantal herhalingen Q” opgeven.<br />

Dialoogteksten<br />

U kunt parameterbeschrijvingen die voor of na de invoervelden staan,<br />

in het externe subprogramma definiëren.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> stelt de maateenheden van de parameters<br />

automatisch in op “metrisch” of “inch”.<br />

Er zijn maximaal 19 beschrijvingen mogelijk. De positie van de<br />

parameterbeschrijving in het subprogramma is willekeurig.<br />

Parameterbeschrijvingen:<br />

[//] – begin<br />

[pn=n; s=parametertekst (maximaal 16 tekens) ]<br />

[//] – einde<br />

pn: parameter-identifier (la, lb, ...)<br />

n: conversiecijfer voor maateenheden<br />

„ 0: dimensieloos<br />

„ 1: “mm” of “inch”<br />

„ 2: “mm/omw.” of “inch/omw.”<br />

„ 3: “mm/min.” of “inch/min.”<br />

„ 4: “m/min.” of “feet/min.”<br />

„ 5: “omw./min.”<br />

„ 6: graden (°)<br />

„ 7: “µm” of “µinch”<br />

Voorbeeld:<br />

. . .<br />

[//]<br />

[la=1; s=stafdiameter.]<br />

[lb=1; s=startpunt in Z]<br />

[lc=1; s=afkanting/afronding (-/+)]<br />

. . .<br />

[//]<br />

. . .<br />

408 6 DIN-programmering


6.30 M-functies<br />

M-functies worden toegepast voor de programmabesturing en als<br />

machinefuncties.<br />

M-functie invoeren<br />

Kies “M-functie”<br />

Nummer van de M-functie en indien noodzakelijk parameters invoeren<br />

M-functies voor programmabesturing<br />

„ M00 Programmastop: stopt de uitvoering van het DIN-programma<br />

en zet deze voort wanneer “Cyclusstart” wordt gekozen.<br />

„ M01 Optionele stop: Met “Programma-uitvoering” stelt u met<br />

Automatische programma-uitvoering > in of een cyclus- of DINprogramma<br />

bij M01 moet stoppen. Als deze schakelaar is<br />

uitgeschakeld, stopt de <strong>MANUALplus</strong> bij M01 en wordt de<br />

uitvoering van het programma voortgezet wanneer “Cyclusstart”<br />

wordt gekozen.<br />

„ M30 programma-einde: betekent “programma- of subprogrammaeinde”.<br />

(M30 hoeft niet te worden geprogrammeerd.) Als u na M30<br />

“Cyclusstart” kiest, wordt het programma vanaf het begin opnieuw<br />

uitgevoerd.<br />

„ M99 Programma-einde en herstart: Programma-einde met<br />

terugsprong naar programmabegin, of aangegeven regelnummer en<br />

herstart. De <strong>MANUALplus</strong> begint opnieuw met de uitvoering van<br />

het programma vanaf:<br />

„ het programmabegin, als er geen “volgende regel NS” is<br />

ingevoerd<br />

„ het regelnummer NS, als er geen “volgende regel NS” is<br />

ingevoerd<br />

„ M417: schakelt de veiligheidszonebewaking uit<br />

„ M418: schakelt de veiligheidszonebewaking in<br />

Let bij gebruik van M99 op het volgende: Alle functies<br />

die blijven ingeschakeld tot het moment van uitschakeling<br />

(aanzet, toerental, gereedschapsnummer, etc.) en die aan<br />

het programma-einde geldig zijn, gelden ook als het<br />

programma opnieuw wordt opgestart. U moet deze<br />

functies daarom aan het programmabegin of vanaf de<br />

startregel opnieuw programmeren.<br />

M-functies voor programmabesturing<br />

M00 Programmastop<br />

M01 Optionele stop<br />

M30 Programma-einde<br />

M99 NS.. Programma-einde met terugsprong<br />

naar programmabegin, of regelnummer<br />

“NS..” en herstart.<br />

M417 Veiligheidszonebewaking uitschakelen<br />

M418 Veiligheidszonebewaking inschakelen<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 409<br />

6.30 M-functies


6.30 M-functies<br />

Machinecommando’s<br />

De werking van de machinefuncties is afhankelijk van de uitvoering<br />

van uw draaibank. In de tabel staan de M-functies die “meestal”<br />

worden gebruikt.<br />

Raadpleeg het machinehandboek om vast te stellen welke M-functies<br />

op uw machine van toepassing zijn.<br />

M-functies als machinefuncties<br />

M03 Hoofdspil aan (rechtsom)<br />

M04 Hoofdspil aan (linksom)<br />

M05 Hoofdspilstop<br />

M12 Rem hoofdspil aanhalen<br />

M13 Rem hoofdspil afzetten<br />

M14 C-as aan<br />

M15 C-as uit<br />

M19 C.. Spilstop op positie “C”<br />

M40 Spiloverbrenging op 0 instellen<br />

(neutraalstand)<br />

M41 Spiloverbrenging op 1 instellen<br />

M42 Spiloverbrenging op 2 instellen<br />

M43 Spiloverbrenging op 3 instellen<br />

M44 Spiloverbrenging op 4 instellen<br />

M103 Spil 1 (aangedreven gereedschap) aan<br />

(rechtsom)<br />

M104 Spil 1 (aangedreven gereedschap) aan<br />

(linksom)<br />

M105 Spil 1 (aangedreven gereedschap) stop<br />

410 6 DIN-programmering


Werkstand<br />

Gereedschapsbeheer<br />

7<br />

411 7 Werkstand Gereedschapsbeheer


7.1 De werkstand Gereedschapsbeheer<br />

7.1 De werkstand<br />

Gereedschapsbeheer<br />

De contourcoördinaten programmeert u meestal<br />

volgens de dimensionering van het werkstuk op de<br />

tekening. U moet de lengtematen, snijkantradius,<br />

instelhoek en andere gereedschapsmaten invoeren,<br />

zodat de <strong>MANUALplus</strong> de sledebaan kan berekenen,<br />

de snijkantradiuscompensatie kan uitvoeren en de<br />

snede-opdelingen kan bepalen.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> slaat max. 99 gereedschapsrecords<br />

op, waarbij elke gereedschapsrecord met een<br />

nummer (1...99) wordt aangeduid. Met behulp van<br />

een aanvullende gereedschapsbeschrijving kunt u de<br />

gereedschapsgegevens gemakkelijker terugvinden.<br />

In de werkstand Machine heeft u de beschikking over<br />

functies om de gereedschapslengtematen te bepalen<br />

(zie “Gereedschapsmaten bepalen” op bladzijde 54).<br />

De slijtagecorrecties worden apart bijgehouden.<br />

Hierdoor kunt u op elk gewenst moment, zelfs tijdens<br />

de uitvoering van het programma, correctiewaarden<br />

invoeren.<br />

U kunt aan de gereedschappen snijgegevens<br />

(spiltoerental, aanzet) toekennen, die dan met een druk<br />

op de knop als cyclusparameters resp.<br />

machinegegevens worden overgenomen. Het werk<br />

wordt hierdoor vergemakkelijkt, omdat u de snijwaarden<br />

slechts één keer hoeft te bepalen en in te voeren.<br />

Gereedschapstypes<br />

Nadraaibeitels, boren, steekbeitels, etc. zijn zeer<br />

verschillend van vorm. Daarom zijn de<br />

referentiepunten waarmee de lengtematen worden<br />

vastgesteld en de overige gereedschapsgegevens<br />

ook verschillend.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> onderscheidt:<br />

„ Draaigereedschap – de groep omvat de volgende<br />

gereedschappen:<br />

„ Voorbewerkingsgereedschap<br />

„ Nabewerkingsgereedschap<br />

„ Fijn nabewerkingsgereedschap<br />

„ Kopieergereedschap<br />

„ Halfronde snijbeitels<br />

„ Steekbeitels – de groep omvat de volgende<br />

gereedschappen:<br />

„ Insteekbeitels<br />

„ Draaduitloopgereedschap<br />

„ Afsteekbeitels<br />

„ Draai-/steekbeitels<br />

412 7 Werkstand Gereedschapsbeheer


„ Draadsnijgereedschap: alle types draadsnijgereedschap met<br />

uitzondering van draadtappen<br />

„ Boren – de groep omvat de volgende gereedschappen:<br />

„ Centreergereedschap<br />

„ Aanboorbeitels<br />

„ Spiraalboren<br />

„ Snijplaatboren<br />

„ Verzinkboren<br />

„ Ruimers<br />

„ Draadtappen: alle types draadtappen<br />

„ Freesgereedschap – de groep omvat de volgende<br />

gereedschappen:<br />

„ Sleuffrezen<br />

„ Stiftfrezen<br />

„ Draadfrezen<br />

U zult ongetwijfeld meer “gereedschapstypes” op uw draaibank<br />

gebruiken. Het aantal types is bij de <strong>MANUALplus</strong> bewust<br />

overzichtelijk gehouden.<br />

Gereedschapsstandtijdbewaking<br />

Bij Gereedschapsstandtijdbewaking voert u vooraf de standtijd van de<br />

snijplaten resp. het aantal werkstukken in dat met een snijplaat kan<br />

worden geproduceerd. Het systeem controleert de inzet van het<br />

gereedschap en meldt wanneer de standtijd is verstreken resp. het<br />

aantal stuks is bereikt (zie “Bewaking van gereedschapsstandtijd” op<br />

bladzijde 59 en “Gereedschapsgegevens –extra parameters” op<br />

bladzijde 426).<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 413<br />

7.1 De werkstand Gereedschapsbeheer


7.2 Organisatie van gereedschap<br />

7.2 Organisatie van gereedschap<br />

De items in de gereedschapstabel zijn met T1...T99<br />

aangeduid. De geschetste gereedschapspunt toont<br />

het gereedschapstype en de gereedschapsoriëntatie.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> vermeldt in de gereedschapstabel<br />

belangrijke parameters en de gereedschapsbeschrijvingen.<br />

In het invoervenster ziet u de overige<br />

gegevens van het item waarop de cursor staat.<br />

Met de cursortoetsen en met “PgUp/PgDn” kunt u in<br />

de gereedschapstabel “navigeren”, om de items te<br />

bekijken. U kunt ook de items van een<br />

gereedschapstype “zoeken” om de gegevens te<br />

bekijken.<br />

Voer de gereedschapsgegevens opnieuw in<br />

8 Positioneer de cursor op een vrije positie<br />

8 Kies Toevoegen<br />

8 Gereedschapstype kiezen – de <strong>MANUALplus</strong> opent<br />

het invoervenster en verklaart de parameters in het<br />

helpscherm.<br />

Item wijzigen<br />

8 Plaats de cursor op het gewenste item<br />

8 Kies Wijzigen<br />

8 De gereedschapsparameters worden beschikbaar<br />

gesteld voor bewerking (het gereedschapstype kan<br />

niet worden gewijzigd)<br />

Item kopiëren<br />

8 Plaats de cursor op het gewenste item<br />

8 Kies Kopiëren<br />

8 Positioneer de cursor op een vrije positie<br />

8 Roep met Invoegen de gekopieerde<br />

gereedschapsgegevens op<br />

Item verplaatsen<br />

8 Plaats de cursor op het gewenste item<br />

8 Klik op de knop Knippen (de<br />

gereedschapsgegevens worden gewist)<br />

8 Positioneer de cursor op een vrije positie<br />

8 Roep met Invoegen de gereedschapsgegevens op<br />

Item wissen<br />

8 Plaats de cursor op het te wissen item<br />

8 Kies Wissen<br />

414 7 Werkstand Gereedschapsbeheer


Items zoeken<br />

8 Kies Zoeken<br />

8 Kies het gereedschapstype met de desbetreffende menutoets<br />

8 De <strong>MANUALplus</strong> plaatst de cursor op het volgende item van dit<br />

gereedschapstype.<br />

8 Bedien de menutoets van het betreffende gereedschapstype<br />

opnieuw: de <strong>MANUALplus</strong> plaatst de cursor op het volgende item<br />

van dit gereedschapstype. Als er geen verder item is, wordt<br />

opnieuw het eerste tabel-item van dit type getoond.<br />

8 Bedieningsmogelijkheden:<br />

– Wijzigen: de <strong>MANUALplus</strong> stelt de parameters beschikbaar voor<br />

bewerking.<br />

– Terug: terug naar de gereedschapstabel<br />

In het interne buffergeheugen kan slechts één item<br />

worden opgenomen! Wanneer u meerdere items na<br />

elkaar met Knippen of Kopiëren opneemt, zonder dat u<br />

ze met Invoegen verplaatst, gaan de vorige items<br />

verloren.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 415<br />

7.2 Organisatie van gereedschap


7.3 Gereedschapsteksten<br />

7.3 Gereedschapsteksten<br />

Een beschrijving of aanduiding van het<br />

gereedschapsitem vereenvoudigt het terugvinden. U<br />

kunt zelf bepalen of u elk afzonderlijk gereedschap<br />

van een identificatienummer voorziet of een<br />

algemene beschrijving hanteert.<br />

De samenhang:<br />

„ De beschrijvingen worden ondergebracht in de lijst<br />

Gereedschapsteksten. Elk item wordt<br />

voorafgegaan door een “Q-nummer”.<br />

„ De parameter “gereedschapstekst Q” bevat het<br />

referentienummer van de lijst<br />

“Gereedschapsteksten”. In de gereedschapstabel<br />

wordt de tekst waarnaar “Q” wijst, gepresenteerd.<br />

Met de cursortoetsen en met “PgUp/PgDn” kunt u in<br />

de lijst “Gereedschapsteksten” navigeren om de<br />

items te bekijken.<br />

Item aanmaken<br />

8 Positioneer de cursor op een vrije positie<br />

8 Kies Tekst wijzigen<br />

8 Het alfanumerieke toetsenbord voor tekstinvoer<br />

verschijnt<br />

Item wijzigen<br />

8 Cursor op de desbetreffende ingevoerde tekst<br />

plaatsen<br />

8 Kies Tekst wijzigen<br />

8 Het alfanumerieke toetsenbord voor tekstcorrectie<br />

verschijnt<br />

Item kopiëren<br />

8 Cursor op de desbetreffende ingevoerde tekst<br />

plaatsen<br />

8 Kies Kopiëren<br />

8 Positioneer de cursor op een vrije positie<br />

8 Roep met Invoegen de gekopieerde tekst op<br />

Item verplaatsen<br />

8 Cursor op de desbetreffende ingevoerde tekst<br />

plaatsen<br />

8 Kies Knippen<br />

8 Positioneer de cursor op een vrije positie<br />

8 Roep met Invoegen de gekopieerde tekst op<br />

Item wissen<br />

8 Plaats de cursor op de te wissen ingevoerde tekst<br />

8 Kies Wissen<br />

416 7 Werkstand Gereedschapsbeheer


Tekstnummer overnemen<br />

8 Cursor op de desbetreffende ingevoerde tekst plaatsen<br />

8 Kies Overname tekstnr.<br />

8 De <strong>MANUALplus</strong> neemt het “Q-nummer” van de tekstinvoer als<br />

“gereedschapstekst Q” over en schakelt terug naar de invoer van<br />

de gereedschapsgegevens.<br />

„ Als u met Terug terugschakelt naar bewerking van<br />

gereedschapsgegevens, wordt “gereedschapstekst Q”<br />

niet gewijzigd.<br />

„ In het interne buffergeheugen kan slechts één item<br />

worden opgenomen! Wanneer u meerdere items na<br />

elkaar met Knippen of Kopiëren opneemt, zonder dat u<br />

ze met Invoegen verplaatst, gaat het vorige item<br />

verloren.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 417<br />

7.3 Gereedschapsteksten


7.4 Gereedschapsgegevens<br />

7.4 Gereedschapsgegevens<br />

Gereedschapsoriëntatie<br />

De <strong>MANUALplus</strong> leidt uit de gereedschapsoriëntatie de positie van de<br />

snijkant af en, afhankelijk van het gereedschapstype, andere<br />

informatie (bijv. richting van de instelhoek, ligging van het<br />

referentiepunt, etc.). Deze gegevens zijn noodzakelijk voor de<br />

berekening van de snijkant- en freesradiuscompensatie, de<br />

insteekhoek, etc.<br />

Referentiepunt<br />

De “instelmaten X, Z” zijn gerelateerd aan het referentiepunt van het<br />

gereedschap. De positie van het referentiepunt is afhankelijk van het<br />

gereedschapstype (zie helpschermen).<br />

Gereedschapsgegevens bewerken<br />

Wanneer u een menutoets heeft bediend, opent de <strong>MANUALplus</strong> het<br />

invoervenster voor parameterinvoer en het helpscherm met een<br />

verklaring van de parameters.<br />

Gereedschapsgegevens worden in twee invoervensters bewerkt. In<br />

het eerste invoervenster staan de specifieke parameters van dit<br />

gereedschapstype, in het tweede invoervenster de snijgegevens,<br />

gegevens voor spilrotatierichting en standtijdbewaking. Als u geen<br />

gebruik maakt van deze gegevens, hoeft u dit tweede invoervenster<br />

niet op te roepen.<br />

„ Gereedschapsparameters waarvan de codeletters grijs<br />

worden weergegeven, kunnen eventueel worden<br />

ingevoerd. Deze parameters worden gehanteerd als<br />

bepaalde cyclusparameters niet worden ingevoerd, als<br />

er insteekhoeken moeten worden berekend of<br />

aanzetten moeten worden bepaald, etc.<br />

„ Instructies voor het gebruik van deze parameters vindt u<br />

bij de beschrijving van de gereedschapsgegevens of de<br />

cyclusbeschrijving.<br />

418 7 Werkstand Gereedschapsbeheer


Draaigereedschap<br />

Kies “Draaigereedschap”<br />

In het helpscherm wordt de dimensionering verklaard van gebogen<br />

voor- of nabewerkingsgereedschap voor bewerkingen in<br />

lengterichting (WO 1, 3, 5 en 7). Op de volgende pagina vindt u<br />

instructies voor de dimensionering van vlakgereedschap, neutraal<br />

gereedschap en halfronde snijbeitels.<br />

Gereedschapsparameters<br />

8 X Instelmaat in X<br />

8 Z Instelmaat in Z<br />

8 R Snijkantradius<br />

8 WO Gereedschapsoriëntatie: codecijfer: zie helpscherm<br />

8 A Instelhoek: bereik: 0°


7.4 Gereedschapsgegevens<br />

Neutraal gereedschap<br />

De gereedschapsoriëntaties WO=2, 4, 6, 8 gelden voor “neutraal”<br />

gereedschap. Met neutraal wordt bedoeld dat de snijkant haaks op de<br />

X- of Z-as staat (afbeelding rechts).<br />

Halfronde snijbeitels<br />

Bij de dimensionering van halfronde snijbeitels moet met de volgende<br />

punten rekening worden gehouden:<br />

„ Gereedschapspunthoek B=0: is het criterium voor een halfronde<br />

snijbeitel<br />

„ Instelhoek: deze wordt bij cycli met insteken beoordeeld, om de<br />

insteekhoek te controleren of te bepalen. Bij simulatie wordt de<br />

positie van de snijkant op basis van de hoek berekend.<br />

„ Referentiepunt: dit is afhankelijk van de gereedschapsoriëntatie –<br />

zie voorbeelden van WO=1 en WO=2 (neutrale halfronde<br />

snijbeitels) in de afbeelding rechts<br />

420 7 Werkstand Gereedschapsbeheer


Steek- en steekdraaigereedschap<br />

Kies “Steekbeitels”<br />

Gereedschapsparameters<br />

8 X Instelmaat in X<br />

8 Z Instelmaat in Z<br />

8 R Snijkantradius<br />

8 WO Gereedschapsoriëntatie: codecijfer: zie helpscherm<br />

8 K Snijkantbreedte<br />

8 DX Slijtagecorrectie in X: bereik: –100 mm < DX < 100 mm<br />

8 DZ Slijtagecorrectie in Z: bereik: –100 mm < DZ < 100 mm<br />

8 DS Speciale correctie: bereik: –100 mm < DS < 100 mm<br />

8 Q Gereedschapstekst: verwijzing naar gereedschapstekst<br />

8 MD Rotatierichting – default: niet ingesteld<br />

„ 3: M3<br />

„ 4: M4<br />

8 TS Snijsnelheid/toerental: default: niet opgegeven<br />

8 TF Aanzet – default: niet opgegeven<br />

8 PT Standtijd – default: niet opgegeven<br />

8 RT: Weergaveveld Reststandtijd<br />

8 PZ Aantal stuks – default: niet opgegeven<br />

8 RZ: Weergaveveld Resterend aantal stuks<br />

„ De ligging van het referentiepunt legt u bij steekbeitels<br />

met “gereedschapsoriëntatie WO” vast.<br />

„ Met “DX, DZ” wordt de slijtage van de aan het<br />

referentiepunt grenzende snijkanten gecompenseerd.<br />

“DS” compenseert de slijtage van de derde<br />

snijkantzijde (zie afbeelding rechts).<br />

„ De “snijkantbreedte K” wordt beoordeeld, als de<br />

betreffende parameter niet in de steekcyclus is<br />

opgegeven.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 421<br />

7.4 Gereedschapsgegevens


7.4 Gereedschapsgegevens<br />

Draadsnijgereedschap<br />

Gereedschapsparameters<br />

8 X Instelmaat in X<br />

8 Z Instelmaat in Z<br />

Kies “Draadsnijgereedschap”<br />

8 WO Gereedschapsoriëntatie: codecijfer: zie helpscherm<br />

8 DX Slijtagecorrectie in X: bereik: –100 mm < DX < 100 mm<br />

8 DZ Slijtagecorrectie in Z: bereik: –100 mm < DZ < 100 mm<br />

8 Q Gereedschapstekst: verwijzing naar gereedschapstekst<br />

8 MD Rotatierichting – default: niet ingesteld<br />

„ 3: M3<br />

„ 4: M4<br />

8 TS Snijsnelheid/toerental: default: niet opgegeven<br />

8 TF Aanzet – default: niet opgegeven<br />

8 PT Standtijd – default: niet opgegeven<br />

8 RT: Weergaveveld Reststandtijd<br />

8 PZ Aantal stuks – default: niet opgegeven<br />

8 RZ: Weergaveveld Resterend aantal stuks<br />

422 7 Werkstand Gereedschapsbeheer


Boren<br />

Kies “Boren”<br />

Gereedschapsparameters<br />

8 X Instelmaat in X<br />

8 Z Instelmaat in Z<br />

8 I Boordiameter<br />

8 WO Gereedschapsoriëntatie: codecijfer: zie helpscherm<br />

8 B Gereedschapspunthoek – bereik: 0° < B


7.4 Gereedschapsgegevens<br />

Draadtappen<br />

Kies “Draadtappen”<br />

Gereedschapsparameters<br />

8 X Instelmaat in X<br />

8 Z Instelmaat in Z<br />

8 I Draaddiameter<br />

8 WO Gereedschapsoriëntatie: codecijfer: zie helpscherm<br />

8 F Spoed<br />

8 DX Slijtagecorrectie in X: bereik: –100 mm < DX < 100 mm<br />

8 DZ Slijtagecorrectie in Z: bereik: –100 mm < DZ < 100 mm<br />

8 Q Gereedschapstekst: verwijzing naar gereedschapstekst<br />

8 H Ger. aangedreven – default: 0<br />

„ 0: niet aangedreven<br />

„ 1: aangedreven<br />

8 MD Rotatierichting – default: niet ingesteld<br />

„ 3: M3<br />

„ 4: M4<br />

8 TS Snijsnelheid/toerental: default: niet opgegeven<br />

8 TF Aanzet – default: niet opgegeven<br />

8 PT Standtijd – default: niet opgegeven<br />

8 RT: Weergaveveld Reststandtijd<br />

8 PZ Aantal stuks – default: niet opgegeven<br />

8 RZ: Weergaveveld Resterend aantal stuks<br />

„ “Spoed F” wordt beoordeeld, als de betreffende<br />

parameter niet in de draadtapcyclus is opgegeven.<br />

„ Met behulp van “Ger. aangedreven H” bepaalt de<br />

<strong>MANUALplus</strong> of er een aangedreven gereedschap<br />

wordt gebruikt.<br />

424 7 Werkstand Gereedschapsbeheer


Freesgereedschap<br />

Gereedschapsparameters<br />

8 X Instelmaat in X<br />

8 Z Instelmaat in Z<br />

8 I Freesdiameter<br />

Kies “Freesgereedschap”<br />

8 WO Gereedschapsoriëntatie: codecijfer: zie helpscherm<br />

8 K Aantal tanden<br />

8 DX Slijtagecorrectie in X: bereik: –100 mm < DX < 100 mm<br />

8 DZ Slijtagecorrectie in Z: bereik: –100 mm < DZ < 100 mm<br />

8 Q Gereedschapstekst: verwijzing naar gereedschapstekst<br />

8 MD Rotatierichting – default: niet ingesteld<br />

„ 3: M3<br />

„ 4: M4<br />

8 TS Snijsnelheid/toerental: default: niet opgegeven<br />

8 TF Aanzet – default: niet opgegeven<br />

8 PT Standtijd – default: niet opgegeven<br />

8 RT: Weergaveveld Reststandtijd<br />

8 PZ Aantal stuks – default: niet opgegeven<br />

8 RZ: Weergaveveld Resterend aantal stuks<br />

„ Bij het frezen met “constante snijsnelheid” wordt het<br />

spiltoerental berekend aan de hand van “freesdiameter<br />

I”.<br />

„ Het “aantal tanden K” wordt bij “G913 Aanzet per tand”<br />

verwerkt (zie “Aanzet, toerental” op bladzijde 297).<br />

„ Parameter I wordt gebruikt om de frees tijdens simulatie<br />

weer te geven.<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

De rotatierichting van de frees moet absoluut worden<br />

opgegeven.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 425<br />

7.4 Gereedschapsgegevens


7.5 Gereedschapsgegevens –extra parameters<br />

7.5 Gereedschapsgegevens –<br />

extra parameters<br />

In het tweede invoervenster worden gegevens voor<br />

de rotatierichting, de snijgegevens, de gegevens voor<br />

de bewaking van de gereedschapsstandtijd, etc.<br />

beheerd.<br />

Met de toets “PgUp/PgDn” gaat u naar de<br />

verschillende invoervensters.<br />

Aangedreven gereedschap<br />

Bij “Ger. aangedreven” legt u bij boren en<br />

draadtappen vast of schakelcommando’s voor de<br />

hoofdspil of het aangedreven gereedschap worden<br />

gegenereerd. Voor freesgereedschap geldt altijd<br />

“aangedreven gereedschap”.<br />

Rotatierichting<br />

Als een rotatierichting is ingesteld, wordt bij de cycli<br />

waarbij dit gereedschap wordt toegepast, een<br />

schakelcommando (M3 of M4) voor de hoofdspil resp.<br />

bij aangedreven gereedschap voor de extra spil<br />

gegenereerd.<br />

Snijgegevens<br />

Het is afhankelijk van de PLC-software<br />

van uw machine of de gegenereerde<br />

schakelcommando’s worden beoordeeld.<br />

Als de PLC de schakelcommando’s niet<br />

uitvoert, moet u deze parameter niet<br />

invoeren. Raadpleeg de<br />

machinedocumentatie.<br />

Snijgegevens<br />

De parameters “snijsnelheid TS” en “aanzet TF”<br />

worden altijd als cyclusparameter of machinegegeven<br />

overgenomen, als u S, F van gereedschap kiest.<br />

Bij het spiltoerental kunt u kiezen uit “constant<br />

toerental” en “constante snijsnelheid”. De waarden<br />

die u bij de gereedschapsparameters invoert, wordt<br />

later bij S, F van gereedschap overgenomen.<br />

Bij aangedreven gereedschap gelden de snijgegevens<br />

voor de extra spil.<br />

426 7 Werkstand Gereedschapsbeheer


Gereedschapsstandtijdbewaking<br />

De Manual Plus “onthoudt” de gebruiksduur van gereedschap (tijd<br />

gedurende welke het gereedschap met aanzet wordt verplaatst) of telt<br />

het aantal met het gereedschap geproduceerde delen. Dit vormt de<br />

basis voor de standtijdbewaking.<br />

Als de standtijd is afgelopen, of het betreffende aantal stuks is bereikt,<br />

stopt het systeem met de bewerking en wordt u gevraagd het<br />

gereedschap of de snijplaat te wisselen. Het werkstuk dat in<br />

bewerking is, wordt echter eerst afgemaakt.<br />

Afhankelijk van de positie van de softkey Standtijd geeft de<br />

<strong>MANUALplus</strong> het invoerveld Standtijd of Aantal stuks vrij. In de<br />

velden “Reststandtijd RT/Resterend aantal stuks RZ” staat de<br />

resterende standtijd resp. het resterend aantal stuks.<br />

Wanneer er een nieuwe snijkant wordt toegepast, kan de parameter<br />

standtijd/aantal stuks met RT + RZ reset worden gereset. De<br />

geprogrammeerde standtijd of het geprogrammeerde aantal stuks<br />

wordt hierbij als “basiswaarde” overgenomen.<br />

„ Standtijdbewaking wordt bij “Actuele parameters – ger.bewaking”<br />

in-/uitgeschakeld.<br />

„ Het aantal stuks wordt teruggeteld wanneer het<br />

programma-einde is bereikt.<br />

„ De bewaking standtijd/aantal stuks wordt ook<br />

voortgezet nadat een ander programma is gekozen.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 427<br />

7.5 Gereedschapsgegevens –extra parameters


Werkstand Besturen<br />

8


8.1 Werkstand Besturen<br />

8.1 Werkstand Besturen<br />

In deze werkstand zijn de functies voor communicatie met andere<br />

systemen, beveiliging van gegevens, instelling van parameters en<br />

diagnose ondergebracht.<br />

U heeft de volgende functies tot uw beschikking:<br />

„ Parameterinstellingen<br />

Met behulp van parameters kunt u de <strong>MANUALplus</strong> op uw<br />

specifieke situatie afstemmen. In het bedieningselement<br />

“Parameters” kunt u de parameters bekijken/wijzigen.<br />

„ Transfer<br />

In- en uitvoer van programma’s, parameters en<br />

gereedschapsgegevens. De transfer (overdracht) wordt voor de<br />

uitwisseling van gegevens met andere systemen of voor de<br />

gegevensbeveiliging toegepast.<br />

„ Systeemservice<br />

Bepaalde parameterinstellingen en functies mogen uitsluitend door<br />

daartoe gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. In dit<br />

bedieningselement vinden het aanmelden van gebruikers en het<br />

gebruikersbeheer plaats.<br />

Bovendien wordt bij “Systeemservice” de tijd/datum ingesteld en<br />

de beeldschermtaal gekozen.<br />

„ Diagnose<br />

Bij “Diagnose” heeft u de beschikking over diagnosefuncties voor<br />

controle van het systeem en als hulpmiddel bij het opsporen van<br />

storingen.<br />

Gebruik van menu’s<br />

Voor elk menu-item in de werkstand Besturen staat een cijfer. Bij de<br />

keuze van deze numerieke toets wordt de functie geactiveerd. Er<br />

wordt een uitlees-/invoervenster geopend of de volgende menustap<br />

wordt opgeroepen.<br />

Diverse service- en diagnosefuncties mogen uitsluitend<br />

worden uitgevoerd door het inbedrijfstellings- en<br />

servicepersoneel.<br />

Bedieningsinstructies<br />

De gegevensinvoer vindt plaats op de voor de <strong>MANUALplus</strong><br />

gebruikelijke wijze (zie “Gegevensinvoer” op bladzijde 34). De<br />

gegevens worden overgenomen wanneer u OK kiest of de cursor op<br />

het "OK-veld" plaatst en op “Enter” drukt. Als u het invoervenster met<br />

Annuleren verlaat, worden eventueel ingevoerde of gewijzigde<br />

gegevens niet overgenomen.<br />

Wisselen van functie<br />

Met de “menutoets” gaat u terug naar het hoofdscherm en kunt u een<br />

andere functie van de werkstand Besturen oproepen.<br />

430 8 Werkstand Besturen


8.2 Parameters<br />

Parameters die voor de “dagelijkse bedrijfsvoering”<br />

van belang zijn, zijn samengevat in het menu-item<br />

Act(uele) para(meters) [1].<br />

Na de keuze van dit menu-item verschijnen de<br />

volgende menu-items:<br />

„ Instellen (menu) [1]<br />

„ Machineparameters [2]<br />

„ NC-schakelaars [3]<br />

„ PLC-parameters [4]<br />

„ Grafische parameters [5]<br />

„ Bewerking [6]<br />

Een pijltje rechts in de menuregel geeft aan dat er nog<br />

een submenu volgt (afbeelding rechtsboven).<br />

Wanneer een parameter is geselecteerd, wordt het<br />

invoervenster geopend.<br />

Verschillende parameters kunnen ook via functies in<br />

de werkstand Machine worden ingesteld.<br />

Menu-item Config(uratieparameters) [2] kan alleen<br />

worden gekozen met de autorisatie van<br />

“systeembeheerder” (zie “Bedieningsautorisatie” op<br />

bladzijde 453).<br />

Uitlezing en bewerking van parameters<br />

Een parameter bestaat uit een aantal<br />

parameterwaarden. De parameterwaarden worden in<br />

een of meer invoervensters weergegeven en<br />

bewerkt.<br />

In de kopregel van het invoervenster staan de<br />

benaming van de parameter en het aantal vensters.<br />

Iedere parameterwaarde wordt in de tekst vóór het<br />

invoerveld verklaard.<br />

Bij “actuele parameters” die aan sledes of spillen<br />

gerelateerd zijn, wordt linksonder het slede- of<br />

spilnummer getoond. Bij “configuratieparameters”<br />

wordt linksonder het parameternummer getoond.<br />

De parameter-editor houdt automatisch rekening met<br />

de instellingen “metrisch” of “inch”.<br />

Verschillende parameters zijn<br />

gereserveerd voor service- en<br />

inbedrijfstellingspersoneel.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 431<br />

8.2 Parameters


8.2 Parameters<br />

Actuele parameters<br />

Actuele parameters<br />

Menu-item “Instellen (menu) [1]”<br />

Werkstuknulpunt [1] – hoofdspil [1] Afstand “machinenulpunt – werkstuknulpunt” (wordt meestal<br />

bepaald met “Aswaarden instellen”).<br />

„ Positie nulpunt X [mm]<br />

„ Positie nulpunt Z [mm]<br />

Gereedschapswisselpositie [2] Afstand “machinenulpunt – gereedschapswisselpositie” (wordt<br />

meestal bepaald met “Ger.-wisselpositie instellen”).<br />

„ Gereedschapswisselpositie X [mm]<br />

„ Gereedschapswisselpositie Z [mm]<br />

NP-verschuiving C-as [3] „ Nulpuntverschuiving C-as [°]<br />

Ger.-bewaking [4] Bewaking van gereedschapsstandtijd in-/uitschakelen<br />

„ Standtijdschakelaar<br />

„ 0: Uit<br />

„ 1: Aan<br />

Additieve correcties [5] 16 paar correctiewaarden – u kunt deze parameters ook instellen<br />

met “Additieve correcties invoeren”.<br />

„ Correctie 901 in X<br />

„ Correctie 901 in Z<br />

„ Correctie 902 in X<br />

„ Correctie 902 in Z<br />

„ . . .<br />

Menu-item “Machineparameters [2]”<br />

Aanzetten [1] – Handbediening [1] „ IJlgang baansnelheid handbediening<br />

„ Aanzet baansnelheid handbediening (wordt meestal vastgelegd<br />

met “S, F, T instellen”)<br />

„ Aanzet per omwenteling handbediening<br />

Aanzetten [1] – automatisch bedrijf [2] „ IJlgangsnelheid X<br />

„ IJlgangsnelheid Z<br />

432 8 Werkstand Besturen


Actuele parameters<br />

Toerentallen [2] Voor spil 1 (hoofdspil) en spil 2 (aangedreven gereedschap):<br />

„ Nulpuntverschuiving (M19) [°]<br />

Bepaalt de verspringing tussen het referentiepunt van de spil en<br />

het referentiepunt van het hoekmeetsysteem (impulsgever). Na<br />

de nulimpuls van de impulsgever wordt de actuele positie<br />

overschreven door de parameterwaarde.<br />

„ Aantal omwentelingen vrijmaken<br />

Aantal extra spilomwentelingen om het gereedschap bij spilstop<br />

te ontlasten.<br />

„ M5/M19 hoek (wordt meestal vastgelegd met “S, F, T instellen”)<br />

„ Toerentalwaarde Vconstant (G96) (wordt meestal vastgelegd<br />

met “S, F, T instellen”)<br />

„ Toerentalwaarde Nconstant (G97) (wordt meestal vastgelegd<br />

met “S, F, T instellen”)<br />

„ Toerentalbegrenzing (G26) (wordt meestal vastgelegd met “S, F,<br />

T instellen”)<br />

Menu-item “NC-schakelaar [3]”<br />

Uitlezingsmethode [1] Uitlezing vindt plaats in de velden “Uitlezing actuele waarden”<br />

(machinevenster).<br />

„ Uitlezing actuele waarden – codecijfers van de<br />

uitlezingsmethodes:<br />

„ 0: Actuele waarde<br />

„ 1: Volgfout<br />

„ 2: Restweg<br />

„ 3: Gereedschapspunt – het machinenulpunt is het<br />

referentiepunt<br />

„ 4: Sledepositie<br />

„ 5: Afstand referentienok/nulimpuls<br />

„ 6: Ingestelde positiewaarde<br />

„ 7: Verschil gereedschapspunt/sledepositie<br />

„ 8: Ingestelde IPO-positie<br />

GER-meetprocedure [2] Met de parameter wordt vastgelegd hoe de<br />

gereedschapsinstelmaten tijdens instelbedrijf worden bepaald.<br />

„ Soort (gereedschapsmeting):<br />

„ 0: Aanraken<br />

„ 1: Meettasters<br />

„ 2: Optische meetapparatuur<br />

„ Aanzet meten: Aanzetsnelheid voor het benaderen van de<br />

meettaster<br />

„ Meetweg:<br />

„ Meetweg: Het gereedschap wordt gestopt, wanneer de<br />

meetweg is afgelegd zonder de meettaster te bereiken.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 433<br />

8.2 Parameters


8.2 Parameters<br />

Actuele parameters<br />

Instellingen [3] Stel “metrisch bedrijf” of “inch-bedrijf” en de wijze voor het<br />

zoeken naar de startregel in.<br />

De wijzigingen zijn pas na het opnieuw opstarten van kracht.<br />

„ Uitdraai – niet van belang<br />

„ Metrisch/ inch<br />

„ 0: metrisch<br />

„ 1: inch<br />

„ Zoeken naar startregel<br />

„ 0: uit<br />

„ 1: aan (aanwijzing: het systeem moet voor het zoeken naar de<br />

startregel voorbereid zijn)<br />

Menu-item “PLC-parameters [4]” PLC-parameters: zie machinehandboek<br />

Menu-item “Grafische parameters [5]”<br />

Standaard-venstergrootte [1] De parameters bepalen het weergavebereik bij het begin van de<br />

simulatie van DIN-programma’s. De <strong>MANUALplus</strong> houdt rekening<br />

met de verhouding tussen hoogte en breedte van het beeldscherm<br />

– eventueel wordt het weergavebereik in verticale/horizontale<br />

richting vergroot.<br />

„ minimale X-coördinaat – kleinst weergegeven X-coördinaat<br />

„ minimale Z-coördinaat – kleinst weergegeven Z-coördinaat<br />

„ Delta X – verticale vergroting<br />

„ Delta Z – horizontale vergroting<br />

Standaard onbewerkt werkstuk [2] De parameters bepalen het “standaard-onbewerkt werkstuk” en<br />

worden gebruikt voor de berekening van het “uitgeslagen<br />

mantelvlak”.<br />

„ Buitendiameter: basis voor de berekening van het “uitgeslagen<br />

mantelvlak”.<br />

„ Lengte onbewerkt werkstuk: horizontale vergroting van het<br />

“uitgeslagen mantelvlak”.<br />

„ Rechterzijde onbewerkt werkstuk: positie van het “uitgeslagen<br />

mantelvlak” ten opzichte van de oorsprong van de coördinaat. In<br />

geval van een positieve waarde ligt de “rechterzijde onbewerkt<br />

werkstuk” rechts van de oorsprong van de coördinaat.<br />

„ Binnendiameter – niet van belang<br />

Menu-item “Bewerking [6]”<br />

Veiligheidsafstanden [1] Bij enkele cycli/DIN-verspaningscycli worden de volgende<br />

veiligheidsafstanden aangehouden (zie cyclusbeschrijvingen):<br />

„ Veiligheidsafstand buiten [SAR]<br />

„ Veiligheidsafstand binnen [SIR]<br />

„ Aan buitenkant van bewerkt deel [SAT]<br />

„ Aan binnenkant van bewerkt deel [SIT]<br />

434 8 Werkstand Besturen


Configuratieparameters<br />

Menu-item Config(uratieparameters) [2] kan alleen<br />

worden gekozen met de autorisatie van<br />

“systeembeheerder” (zie “Bedieningsautorisatie” op<br />

bladzijde 453).<br />

De configuratieparameters zijn in onderstaande<br />

groepen onderverdeeld:<br />

„ Machineparameters<br />

„ Regelparameters<br />

„ PLC-parameters (zie machinehandboek).<br />

De parameters zijn met nummers aangeduid. U kunt<br />

een parameter direct oproepen (als u het nummer<br />

kent) of via de parameterlijst. In de parameterlijst<br />

plaatst u de cursor op de gewenste parameter en<br />

drukt u op “Enter”.<br />

Sommige configuratieparameters zijn ook<br />

onder “Actuele parameters” vermeld.<br />

Machineparameters (MP)<br />

Gereedschap meten [MP 6] Met de parameter wordt vastgelegd, hoe de<br />

gereedschapsinstelmaten tijdens instelbedrijf worden bepaald.<br />

„ Soort (gereedschapsmeting):<br />

„ 0: Aanraken<br />

„ 1: Meettasters<br />

„ 2: Optische meetapparatuur<br />

„ Aanzet meten: Aanzetsnelheid voor het benaderen van de<br />

meettaster<br />

„ Meetweg:<br />

„ Meetweg: Het gereedschap wordt gestopt, wanneer de<br />

meetweg is afgelegd zonder de meettaster te bereiken.<br />

Machinematen [MP 7] DIN-programma’s kunnen als onderdeel van de<br />

variabelenprogrammering gebruikmaken van machinematen.<br />

„ Maat 1 X [mm]<br />

„ Maat 1 Z [mm]<br />

„ . . .<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 435<br />

8.2 Parameters


8.2 Parameters<br />

Machineparameters (MP)<br />

Uitlezing instelling [MP 17] Uitlezing vindt plaats in de velden “Uitlezing actuele waarden”<br />

(machinevenster).<br />

„ Uitlezing actuele waarden – codecijfers van de<br />

uitlezingsmethodes:<br />

„ 0: Actuele waarde<br />

„ 1: Volgfout<br />

„ 2: Restweg<br />

„ 3: Gereedschapspunt – het machinenulpunt is het<br />

referentiepunt<br />

„ 4: Sledepositie<br />

„ 5: Afstand referentienok/nulimpuls<br />

„ 6: Ingestelde positiewaarde<br />

„ 7: Verschil gereedschapspunt/sledepositie<br />

„ 8: Ingestelde IPO-positie<br />

Besturingsconfiguratie [MP 18] „ PLC voert werkstuktelling uit<br />

0 = uitgeschakeld<br />

1 = ingeschakeld<br />

„ M0/M1 voor alle NC-kanalen – configuratieparameters<br />

„ Interpreterstop bij gereedschapswissel<br />

0 = uitgeschakeld<br />

1 = ingeschakeld – de vooruitziende regelinterpretatie wordt<br />

gestopt en pas weer geactiveerd, nadat de functie G14 is<br />

afgewerkt<br />

„ Uitbreidingscode 1 – Configuratieparameters<br />

Aanzetten [MP 204] „ IJlgang baansnelheid handbediening<br />

„ Aanzet baansnelheid handbediening (wordt meestal vastgelegd<br />

met “S, F, T instellen”)<br />

„ Aanzet per omwenteling handbediening<br />

Draadsnijden [MP 208] De in- of uitschakelbaan wordt toegepast wanneer de bijbehorende<br />

parameters niet in het DIN-programma zijn geprogrammeerd.<br />

„ Inschakelbaan [mm]<br />

Versnellingsbaan aan het begin van de draadsnijgang voor<br />

synchronisatie van de aanzetas en rotatieas.<br />

„ Uitschakelbaan [mm]<br />

Vertragingsbaan aan het einde van de draadsnijgang.<br />

Positie van de meettaster of optische<br />

meetapparatuur [MP 211]<br />

Bij de positie van de meettaster worden de uitwendige<br />

coördinaten van de taster aangegeven. Bij de optische<br />

meetapparatuur wordt de positie van het dradenkruis<br />

aangegeven.<br />

Referentiepunt: machinenulpunt<br />

„ Positie meettaster/optische meetapparatuur +X<br />

„ Positie meettaster –X<br />

„ Positie meettaster/optische meetapparatuur +Z<br />

„ Positie meettaster –Z<br />

436 8 Werkstand Besturen


Machineparameters (MP)<br />

Gereedschapsopname n [MP 601, ..] Bij gereedschapsopnames in verschillende kwadranten wordt de<br />

“extra opname” als “Type gespiegeld” gedefinieerd (zie<br />

“Gereedschappen in verschillende kwadranten” op bladzijde 48).<br />

Meestal wordt de afstand “extra opname –<br />

hoofdgereedschapshouder” in “Correctie X, Z” gedefinieerd.<br />

„ Correctie X [mm]<br />

„ Correctie Z [mm]<br />

„ Type gereedschapsopname<br />

„ 0: standaard<br />

„ 1: gespiegeld<br />

Algemene parameters hoofdspil [MP 805]/<br />

aangedreven gereedschap [MP 855]<br />

Tolerantiewaarden hoofdspil [MP 806]/<br />

aangedreven gereedschap [MP 856]<br />

Omkeerfoutcompensatie lineaire as (X) [MP<br />

1107]/ lineaire as (Z) [MP 1157]<br />

Eindschakelaar, veiligheidszone, aanzetten<br />

lineaire as (X) [MP 1116]/ lineaire as (Z) [MP<br />

1166]<br />

Instelcompensatie lineaire as (X) [MP 1120]/<br />

lineaire as (Z) [MP 1170]<br />

„ Nulpuntverschuiving (M19) [°]<br />

Bepaalt de verspringing tussen het referentiepunt van de spil en<br />

het referentiepunt van het hoekmeetsysteem (impulsgever). Na<br />

de nulimpuls van de impulsgever wordt de actuele positie<br />

overschreven door de parameterwaarde.<br />

„ Aantal omwentelingen vrijmaken<br />

Aantal extra spilomwentelingen om het gereedschap bij spilstop<br />

te ontlasten.<br />

„ M5/M19 hoek (wordt meestal vastgelegd met “S, F, T instellen”)<br />

„ Toerentalwaarde Vconstant (G96) (wordt meestal vastgelegd<br />

met “S, F, T instellen”)<br />

„ Toerentalwaarde Nconstant (G97) (wordt meestal vastgelegd<br />

met “S, F, T instellen”)<br />

„ Toerentalbegrenzing (G26) (wordt meestal vastgelegd met “S, F,<br />

T instellen”)<br />

Configuratieparameters<br />

De omkeerfoutcompensatie houdt bij elke verandering van richting<br />

rekening met de “waarde van de omkeerfoutcompensatie”.<br />

Hiermee compenseert u de omkeerfouten tussen toerenteller en<br />

tafel wanneer aandrijving en meetsysteem direct met elkaar zijn<br />

verbonden.<br />

„ Type omkeerfoutcompensatie<br />

„ 0: geen compensatie<br />

„ 1: waarde van de omkeerfoutcompensatie wordt opgeteld<br />

„ Waarde van de omkeerfoutcompensatie<br />

Bij de lineaire as Z (parameter 1166) wordt de waarde van<br />

“Veiligheidszone instellen” overgenomen.<br />

„ Maat veiligheidszone negatief [mm]<br />

„ Maat veiligheidszone positief [mm]<br />

„ IJlgangsnelheid [mm/min]<br />

„ Referentiemaat [mm]<br />

Configuratieparameters<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 437<br />

8.2 Parameters


8.2 Parameters<br />

Regelparameters (SP)<br />

Instellingen [SP 1] Stel “metrisch bedrijf” of “inch-bedrijf” en de wijze voor het<br />

zoeken naar de startregel in.<br />

„ Uitdraai – niet van belang<br />

„ Metrisch/ inch<br />

„ 0: metrisch<br />

„ 1: inch<br />

„ Zoeken naar startregel<br />

„ 0: uit<br />

„ 1: aan (let op: het systeem moet voor het zoeken naar de<br />

startregel voorbereid zijn)<br />

Tijdbepaling voor simulatie algemeen [SP 20] De hier aangegeven tijden worden bij de berekening van de<br />

neventijden aangehouden.<br />

„ Gereedschapswisseltijd [sec]<br />

„ Schakeltijd tandwielkast [sec]<br />

„ Tijdtoeslag M-functies [sec]<br />

Tijdbepaling voor simulatie: M-functie [SP 21] Bij M-functies wordt de in parameter 20 ingestelde “Tijdtoeslag Mfuncties”<br />

berekend. In parameter 21 kunt u maximaal 10 Mfuncties<br />

benoemen waarvoor een extra tijdtoeslag wordt berekend.<br />

„ 1. M-Functie<br />

„ Tijdtoeslag [sec]<br />

„ 2. M-Functie<br />

„ Tijdtoeslag [sec]<br />

„ . . .<br />

Standaard-venstergrootte [SP 22] De parameters bepalen het weergavebereik bij het begin van de<br />

simulatie van DIN-programma’s. De <strong>MANUALplus</strong> houdt rekening<br />

met de verhouding tussen hoogte en breedte van het beeldscherm<br />

– eventueel wordt het weergavebereik in verticale/horizontale<br />

richting vergroot.<br />

„ minimale X-coördinaat – kleinste weergegeven X-coördinaat<br />

„ minimale Z-coördinaat – kleinste weergegeven Z-coördinaat<br />

„ Delta X – verticale vergroting<br />

„ Delta Z – horizontale vergroting<br />

438 8 Werkstand Besturen


Regelparameters (SP)<br />

Standaard onbewerkt werkstuk [SP 23] De parameters bepalen het “standaard-onbewerkt werkstuk” en<br />

worden gebruikt voor de berekening van het “uitgeslagen<br />

mantelvlak”.<br />

„ Buitendiameter: basis voor de berekening van het “uitgeslagen<br />

mantelvlak”.<br />

„ Lengte onbewerkt werkstuk: horizontale vergroting van het<br />

“uitgeslagen mantelvlak”.<br />

„ Rechterzijde onbewerkt werkstuk: positie van het “uitgeslagen<br />

mantelvlak” ten opzichte van de oorsprong van de coördinaat. In<br />

geval van een positieve waarde ligt de “rechterzijde onbewerkt<br />

werkstuk” rechts van de oorsprong van de coördinaat.<br />

„ Binnendiameter – niet van belang<br />

Simulatie: Instellingen [SP 27] De bewerkingssimulatie wacht nadat de weg is weergegeven,<br />

gedurende de “Baan-vertraging” tijd. Hiermee wordt de<br />

simulatiesnelheid beïnvloed.<br />

„ Baan-vertraging<br />

Toewijzing aan de interfaces [SP 40]<br />

Interface 1 [SP 41]<br />

Interface 2 [SP 42]<br />

De <strong>MANUALplus</strong> slaat in deze parameters de “Instellingen” van de<br />

seriële interface op. De parameterdefinitie vindt meestal plaats in<br />

“Transfer – instellingen” (zie “Instellingen in de modus “Serieel”<br />

en “Printer” op bladzijde 445).<br />

Transfer-directory [SP 48] De parameterdefinitie vindt meestal plaats in “Transfer –<br />

instellingen” (zie “Instellingen in de modus “Netwerk”” op<br />

bladzijde 444).<br />

„ PCDIRECT-directory: pad van de directory die tijdens de<br />

communicatie met PCDIRECT beschikbaar wordt gesteld en<br />

getoond.<br />

„ NETWERK-directory: pad van de directory die tijdens de<br />

communicatie met NETWERK beschikbaar wordt gesteld en<br />

getoond.<br />

Uitlezing type 1 Handbediening [SP 301] In deze parameter wordt de machine-uitlezing geconfigureerd.<br />

(Verdeling van de velden van de machine-uitlezing en codecijfers<br />

van de “afbeeldingen: zie volgende tabellen)<br />

„ Afbeelding veld 1: voer het codecijfer van de “afbeelding” in<br />

„ Slede/ spil: voer “0” in<br />

„ Apparaatgroep: voer “0” in<br />

„ Afbeelding veld 2<br />

„ . . .<br />

Verdeling van de velden van de machine-uitlezing<br />

Veld 1 Veld 4 Veld 7<br />

Veld 2 Veld 5 Veld 8<br />

Veld 3 Veld 6 Veld 9<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 439<br />

8.2 Parameters


8.2 Parameters<br />

Codecijfers van de “Afbeeldingen machine-uitlezing” Codecijfers van de “Afbeeldingen machine-uitlezing”<br />

0 Speciale code geen uitlezing 60 Actuele waarde/<br />

instelwaarde spil<br />

1 Uitlezing actuele<br />

X-waarde<br />

2 Uitlezing actuele<br />

Z-waarde<br />

3 Uitlezing actuele<br />

C-waarde<br />

5 Weergave<br />

restweg X<br />

61 Spil- en toerentalinformatie<br />

69 Slede- en<br />

aanzetinformatie<br />

70 Actuele waarde/<br />

instelwaarde slede<br />

81 Vrijgave-overzicht<br />

6 Weergave restweg Z 82 Aanzet-override en<br />

toerental-override<br />

7 Weergave<br />

restweg C<br />

9 Weergave restweg Z<br />

en weergave van de<br />

veiligheidszonestatus<br />

10 Uitlezing actuele<br />

waarden X, Z, C<br />

21 Gereedschapsuitlezing<br />

met correcties<br />

(DX, DZ)<br />

87 Uitlezing spilbelasting<br />

en uitlezing<br />

maximumtoerental<br />

91 Uitlezing<br />

spilbelasting<br />

92 Uitlezing belasting<br />

X-as<br />

93 Uitlezing belasting<br />

Z-as<br />

23 Additieve correcties 99 Leeg veld<br />

440 8 Werkstand Besturen


8.3 Transfer<br />

“Transfer” (overdracht) wordt ten behoeve van de<br />

gegevensbeveiliging en voor de gegevensuitwisseling met PC’s<br />

toegepast. Daar waar verderop van “bestanden” wordt gesproken,<br />

worden programma's, parameters of gereedschapsgegevens<br />

bedoeld. De volgende bestandstypen worden overgedragen:<br />

„ Programma’s (cyclusprogramma’s, DIN-programma’s, DIN-macro’s,<br />

ICP-contourbeschrijvingen)<br />

„ Parameters<br />

„ Gereedschapsgegevens<br />

Gegevensbeveiliging<br />

HEIDENHAIN adviseert u de op de <strong>MANUALplus</strong> aangemaakte<br />

programma's en gereedschapsgegevens regelmatig op een PC op te<br />

slaan.<br />

U moet ook de parameters opslaan. Omdat ze niet vaak worden<br />

gewijzigd, hoeven ze alleen te worden opgeslagen indien dit<br />

noodzakelijk is.<br />

Gegevensuitwisseling met DataPilot <strong>4110</strong><br />

Als aanvulling op de machinebesturing <strong>MANUALplus</strong> biedt<br />

HEIDENHAIN het pc-programmapakket DataPilot <strong>4110</strong> aan. De<br />

DataPilot heeft dezelfde programmeer- en testfuncties als de<br />

<strong>MANUALplus</strong>. Dit betekent dat u met de DataPilot-cyclusprogramma's,<br />

DIN-programma's of ICP-contouren kunt maken, ze<br />

door simulatie kunt testen en naar de machinebesturing kunt zenden.<br />

De DataPilot is geschikt voor gegevensbeveiliging. Als alternatief voor<br />

DataPilot kunt u besturingssysteemfuncties van WINDOWS of in de<br />

handel verkrijgbare pc-programma's voor gegevensbeveiliging<br />

gebruiken.<br />

Printer<br />

„ Om veiligheidsredenen kan de overdracht van<br />

parameters alleen plaatsvinden nadat er als<br />

“systeembeheerder” is ingelogd (zie<br />

“Bedieningsautorisatie” op bladzijde 453).<br />

„ Na het inloggen als “systeembeheerder” kunt u<br />

“diagnosebestanden” overdragen en printen. Het<br />

aanmaken en analyseren van “diagnosebestanden” is<br />

bedoeld voor service.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> ondersteunt de uitvoer van DIN-programma's en<br />

DIN-macro's naar de printer die op de seriële interface is aangesloten.<br />

(Cyclusprogramma’s en ICP-contourbeschrijvingen kunnen niet<br />

worden geprint.)<br />

De <strong>MANUALplus</strong> maakt de gegevens geschikt voor een uitdraai in<br />

formaat DIN A4.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 441<br />

8.3 Transfer


8.3 Transfer<br />

Interfaces<br />

De data-overdracht vindt plaats via de Ethernet- of de seriële<br />

interface. Wij adviseren overdracht via Ethernet, omdat de snelheid<br />

en betrouwbaarheid van de transmissie daarbij hoger zijn dan bij de<br />

overdracht via een seriële interface.<br />

„ WINDOWS-netwerken (via Ethernet):<br />

met een WINDOWS-netwerk integreert u uw draaibank in een LANnetwerk.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> ondersteunt de bij WINDOWS<br />

gebruikelijke netwerken. Vanaf de <strong>MANUALplus</strong> kunnen bestanden<br />

worden verzonden/opgehaald. Andere netwerkgebruikers hebben<br />

toegang tot “vrijgegeven directory’s” om erin te lezen of te<br />

schrijven – onafhankelijk van de activiteiten van de <strong>MANUALplus</strong>.<br />

Let op: botsingsgevaar!<br />

Andere netwerkgebruikers kunnen NC-programma's van<br />

de <strong>MANUALplus</strong> overschrijven. Zorg er bij de inrichting<br />

van het netwerk en bij de uitgifte van<br />

vrijgavewachtwoorden voor, dat alleen geautoriseerde<br />

personen toegang tot de <strong>MANUALplus</strong> hebben.<br />

„ Seriële data-overdracht:<br />

De interfaceparameters (baudrate, woordlengte, etc.) moeten op<br />

het externe apparaat worden afgestemd.<br />

„ Printer:<br />

De interfaceparameters (baudrate, woordlengte, etc.) moeten op de<br />

printer worden afgestemd.<br />

Instructies voor de data-overdracht<br />

Met de <strong>MANUALplus</strong> (en DataPilot) worden DIN-programma’s, DINmacro’s,<br />

cyclusprogramma’s en ICP-contouren in verschillende<br />

directory’s beheerd. Bij de keuze van de “programmagroep” wordt<br />

automatisch naar de desbetreffende directory geschakeld.<br />

Parameters en gereedschapsgegevens worden onder de<br />

bestandsnaam die bij “Backup-naam” is ingevoerd, in het externe<br />

apparaat opgeslagen. De “Backup-naam” wordt ter informatie<br />

aangegeven, hij kan echter alleen door servicepersoneel worden<br />

gewijzigd.<br />

Automatisch inloggen<br />

Wanneer “Auto-login – Ja” wordt ingesteld, zorgt de <strong>MANUALplus</strong><br />

voor het inloggen op het netwerk. De voor het inloggen benodigde<br />

“gebruikersnaam” en het “wachtwoord” worden in de dialoogbox<br />

“Instellingen” ingevoerd. Wanneer u niet “automatisch inlogt”,<br />

moeten de gebruikersnaam en het wachtwoord bij het opstarten van<br />

het systeem worden ingevoerd. Het nadeel hiervan is dat er iedere<br />

keer bij het opstarten van het systeem gegevens moeten worden<br />

ingevoerd – en alleen cijfers kunnen worden gebruikt voor de<br />

“gebruikersnaam” en het “wachtwoord”.<br />

442 8 Werkstand Besturen


Toegangsautorisatie voor netwerken<br />

De communicatiepartner kan wachtwoorden toekennen voor het<br />

recht om in directory’s te lezen en te schrijven (WINDOWS:<br />

“Toegangsautorisatie op vrijgaveniveau”) . Bij toegang tot directory’s<br />

van de partner verschijnt dan de dialoogbox “Enter Network<br />

Password”.<br />

Aan de bestanden van de <strong>MANUALplus</strong> kent u in de werkstand<br />

Diagnose wachtwoorden voor de lees- en schrijfautorisatie toe (zie<br />

“Diagnose” op bladzijde 455).<br />

Dialoogbox “Enter Network Password”: de dialoogbox wordt door<br />

het besturingssysteem WINDOWS uitgegeven. Daarom geldt de<br />

onderstaande (afwijkende) bediening:<br />

„ Softkey >>: verplaatst de cursor naar het volgende invoerveld resp.<br />

naar de volgende knop.<br />

„ Toets “Store”: verandert de invoer in het invoerveld “Save this<br />

password in your password list” (NL: dit wachtwoord in de lijst met<br />

wachtwoorden opslaan.)<br />

„ “Enter”: sluit de dialoogbox (positief) af.<br />

Let op: er kunnen uitsluitend cijfers als wachtwoord worden<br />

ingevoerd.<br />

Als er één wachtwoord wordt gebruikt, kan het worden opgeslagen<br />

Deze dialoogbox verschijnt dan slechts één keer (resp. bij verandering<br />

van het wachtwoord). Iedere verdere toegang wordt aan de hand van<br />

het opgeslagen wachtwoord gecontroleerd. Als er voor de lees- en<br />

schrijfautorisatie verschillende wachtwoorden gelden, verschijnt de<br />

dialoogbox “Enter Network Password” telkens bij de eerste toegang<br />

na het opnieuw opstarten van de <strong>MANUALplus</strong>.<br />

HEIDENHAIN adviseert u:<br />

„ de configuratie van Windows-netwerken te laten<br />

uitvoeren door geautoriseerd personeel van de<br />

machinefabrikant.<br />

„ gebruik te maken van “automatisch inloggen”.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 443<br />

8.3 Transfer


8.3 Transfer<br />

Configuratie van de data-overdracht<br />

Instellingen kiezen<br />

Netwerk kiezen en de directory van<br />

het externe apparaat instellen in<br />

(invoerveld “Naam van apparaat”) –<br />

afbeelding rechtsboven<br />

Serieel kiezen en de<br />

interfaceparameters instellen –<br />

afbeelding rechtsonder<br />

Printer kiezen en de<br />

interfaceparameters instellen –<br />

afbeelding rechtsonder<br />

Instelling overnemen<br />

Terug kiezen<br />

Voor “instellingen” is de autorisatie van<br />

“systeembeheerder “ nodig (zie<br />

“Bedieningsautorisatie” op bladzijde 453). De actieve<br />

modus wordt rechts boven de softkeybalk<br />

weergegeven.<br />

Instellingen in de modus “Netwerk”<br />

„ Naam van apparaat: Voer de naam en directory<br />

van de server als volgt in:<br />

//computernaam/pad<br />

(het teken “/” komt overeen met het teken “\” op<br />

de PC; de “computernaam” en “vrijgavenaam”<br />

worden op de PC van het externe apparaat<br />

ingesteld)<br />

„ Auto Login<br />

„ Ja: er wordt automatisch ingelogd<br />

„ Nee: er wordt niet automatisch ingelogd<br />

„ Gebruikersnaam: voor automatisch inloggen<br />

„ Wachtwoord: voor automatisch inloggen<br />

444 8 Werkstand Besturen


Instellingen in de modus “Serieel” en “Printer<br />

„ Baudrate: in bits per seconde<br />

„ Woordlengte: 7 of 8 bits per teken<br />

„ Pariteit: kies even/oneven pariteit of “geen pariteit”. De instelling<br />

“woordlengte = 8 bits” is voorwaarde voor “even/oneven pariteit”.<br />

„ Stopbits: 1, 1 1/2 en 2 stopbits<br />

„ Protocol<br />

„ Hardware (Hardware-Handshake) De ontvanger laat de zender via<br />

“RTS/CTS-signalen” weten dat hij tijdelijk geen gegevens kan<br />

ontvangen. Voorwaarde voor de hardware-handshake is dat de<br />

RTS/CTS-signalen in de datatransmissiekabel bedraad zijn.<br />

„ XON/XOFF (Software-Handshake) De ontvanger zendt “XOFF”<br />

als hij tijdelijk geen gegevens kan ontvangen. Met “XON” geeft<br />

de ontvanger aan dat hij weer gegevens kan ontvangen. Voor de<br />

software-handshake zijn geen “RTS/CTS-signalen” in de<br />

transmissiekabel nodig.<br />

„ ON/XOFF (Software-Handshake) Bij het begin van de dataoverdracht<br />

zendt de ontvanger “XON”, om aan te geven dat hij<br />

kan ontvangen. De ontvanger zendt “XOFF” als hij tijdelijk geen<br />

gegevens kan ontvangen. Met “XON” geeft de ontvanger aan dat<br />

hij weer gegevens kan ontvangen. Voor de software-handshake<br />

zijn geen “RTS/CTS-signalen” in de transmissiekabel nodig.<br />

„ Naam van apparaat: benaming van de toegepaste interface –<br />

meestal: “COM2”.<br />

„ Backup-naam: Parameters en gereedschapsgegevens worden<br />

onder de bestandsnaam die bij “Backup-naam” is ingevoerd, in het<br />

externe apparaat opgeslagen. De “Backup-naam” wordt ter<br />

informatie aangegeven, maar kan alleen door servicepersoneel<br />

worden gewijzigd.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 445<br />

8.3 Transfer


8.3 Transfer<br />

Programma’s (bestanden) verzenden<br />

Bij het selecteren van de programma’s plaatst u de<br />

cursor op het gewenste programma en kiest u<br />

Markeren, of markeert u alle programma’s met Alles<br />

Markeren.<br />

“Gemarkeerde” programma’s worden met een<br />

“ruitje” aangeduid. U kunt de markeringen wissen<br />

door opnieuw te markeren.<br />

U kunt één enkel programma verzenden door de<br />

cursor op het betreffende programma te plaatsen en<br />

vervolgens Bestand zenden resp. Bestand<br />

ontvangen te kiezen.<br />

Onder het venster geeft de <strong>MANUALplus</strong> de<br />

bestandsgrootte aan en de laatste wijzigingsdatum<br />

van het programma waarop de cursor staat.<br />

Bij DIN-programma’s/-macro’s kunt u bovendien met<br />

Programmaweergave het NC-programma<br />

“bekijken”.<br />

Parameters en gereedschapsgegevens worden in<br />

“één blok” verzonden/ontvangen.<br />

Tijdens de transmissie toont de <strong>MANUALplus</strong> de<br />

volgende informatie in een “overdrachtvenster”<br />

(afbeelding rechtsonder):<br />

„ de overdrachtstatus in de vorm van een rood<br />

vierkantje dat zich, wanneer de overdracht actief is,<br />

tussen de “besturing” en de “PC” verplaatst – als<br />

de overdracht gestoord is, blijft het vierkantje staan.<br />

„ Naam van het programma dat op dat moment wordt<br />

verzonden.<br />

„ Hoeveel gegevens er zijn verzonden, is te zien bij<br />

“Voortgang”.<br />

„ Bij ontvangst van parameters en<br />

gereedschapsgegevens worden de<br />

eerdere gegevens overschreven.<br />

„ Bij het opstarten van “Netwerk” leest<br />

de <strong>MANUALplus</strong> de programmanamen<br />

en programmabeschrijvingen van het<br />

externe apparaat. Dit kan enkele<br />

minuten in beslag nemen. De<br />

voortgang van deze procedure wordt<br />

boven de softkeybalk weergegeven.<br />

446 8 Werkstand Besturen


Keuze van programmagroep<br />

Programma kiezen<br />

Programmakeuze kiezen<br />

DIN-programma’s of<br />

DIN-macro’s of<br />

Cyclusprogramma’s of<br />

ICP-contouren of<br />

DXF-bestanden kiezen<br />

Terug kiezen<br />

Bij het selecteren van de DIN- of cyclusprogramma’s<br />

en de ICP-contouren wordt uitsluitend de<br />

bestandsnaam getoond. Intern onderscheidt de<br />

<strong>MANUALplus</strong> de programmagroepen aan de hand van<br />

de extensie (zie tabel rechts).<br />

Als “systeembeheerder” kunt u bovendien het<br />

volgende selecteren:<br />

„ Diagnosebestanden: zijn van belang voor<br />

ingebruikname en service<br />

„ Protocolbestanden: opgeslagen fouten-logfile<br />

(bestandsnaam “error”) en andere bestanden voor<br />

ingebruikname en service<br />

Voor DIN-programma’s/-macro’s en ICPcontouren<br />

voor het draaien of de eindvlak-<br />

/mantelbewerking kan dezelfde<br />

programmanaam worden gebruikt. Er<br />

wordt daarom geadviseerd de<br />

“programmabeschrijving” als verklaring<br />

van de programma-inhoud te gebruiken.<br />

Extensies van de programmagroepen<br />

NC DIN-programma's<br />

NCS DIN-subprogramma’s (DIN-macro’s)<br />

GTZ Cyclusprogramma's<br />

GTI ICP-contouren<br />

GTS Contouren eindvlak (ICP)<br />

GTM Contouren mantelvlak (ICP)<br />

DXF DXF-contouren<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 447<br />

8.3 Transfer


8.3 Transfer<br />

Programma-overdracht (modus Netwerk)<br />

“Netwerk” toont in het linker venster de eigen<br />

directory en in het rechter venster de directory van het<br />

externe apparaat (afbeelding rechts). Met “pijl naar<br />

links/pijl naar rechts” (of met “Enter”) kunt u tussen<br />

de beide vensters omschakelen.<br />

Bestand verzenden<br />

Programma kiezen<br />

Cursor op het linker venster plaatsen<br />

Programma met de cursor kiezen, of<br />

Bestand ontvangen<br />

Programma's kiezen en Markeren of<br />

Alles markieren kiezen<br />

Bestand verzenden kiezen<br />

Programma kiezen<br />

Cursor op het rechter venster plaatsen<br />

Programma met de cursor kiezen, of<br />

Programma's kiezen en Markeren of<br />

Alles markieren kiezen<br />

Bestand ontvangen kiezen<br />

Informatie tijdens de overdracht: zie “Programma’s<br />

(bestanden) verzenden” op bladzijde 446:<br />

448 8 Werkstand Besturen


Programma-overdracht (modus Serieel)<br />

De <strong>MANUALplus</strong> geeft de eigen directory aan<br />

(afbeelding rechts).<br />

Bestand verzenden<br />

Programma met de cursor kiezen, of<br />

Bestand ontvangen<br />

Programma’s kiezen en Markeren of<br />

Alles markieren kiezen<br />

Bestand verzenden kiezen<br />

Bestand ontvangen kiezen<br />

Als u op “ontvangen” omschakelt, wacht de<br />

<strong>MANUALplus</strong> op data van de seriële interface. U kunt<br />

aan de aangegeven “voortgang” zien, of er dataoverdracht<br />

plaatsvindt. Deze toestand kunt u met<br />

Terug annuleren.<br />

Bij de ontvangst van programma’s<br />

accepteert de <strong>MANUALplus</strong> alle<br />

programmatypen (DIN-programma's, DINmacro's,<br />

cyclusprogramma's en ICPcontouren).<br />

Informatie tijdens de overdracht: zie “Programma’s<br />

(bestanden) verzenden” op bladzijde 446:<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 449<br />

8.3 Transfer


8.3 Transfer<br />

DIN-programma’s/-macro’s printen<br />

Programma kiezen<br />

Programmakeuze kiezen<br />

DIN-programma’s of<br />

DIN-macro’s kiezen<br />

Terug kiezen<br />

Programma met de cursor kiezen, of<br />

Programma’s kiezen en Markeren of<br />

Alles markieren kiezen<br />

Bestand verzenden kiezen<br />

Informatie tijdens de overdracht: zie “Programma’s<br />

(bestanden) verzenden” op bladzijde 446:<br />

Er kunnen uitsluitend DIN-programma’s<br />

en DIN-macro’s worden geprint.<br />

450 8 Werkstand Besturen


Overdracht van parameters<br />

Parameters kiezen<br />

Parameters verzenden kiezen<br />

Parameters ontvangen kiezen<br />

Parameterbestanden die worden gezonden, krijgen<br />

de bestandsnaam die bij “Instellingen – Backupnaam”<br />

is ingevoerd. De <strong>MANUALplus</strong> plaatst de<br />

volgende extensie achter de bestandsnaam:<br />

„ *.BEA (bewerkingsparameters)<br />

„ *.MAS (machineparameters)<br />

„ *.PRO (productieparameters)<br />

„ *.PLC (PLC-parameters)<br />

„ *.STD (besturingsgegevens)<br />

Informatie tijdens de overdracht: zie “Programma’s<br />

(bestanden) verzenden” op bladzijde 446:<br />

„ Ontvangst van parameterbestanden:<br />

„ Modus “Netwerk”: de bestandsnaam<br />

wordt gecontroleerd. Deze moet met<br />

de bestandsnaam onder “Instellingen<br />

– Backup-naam” overeenstemmen.<br />

„ Modus “Serieel”: de bestandsnaam<br />

wordt niet gecontroleerd.<br />

Let op !<br />

Na ontvangst van de parameterbestanden<br />

moet de <strong>MANUALplus</strong> opnieuw worden<br />

gestart.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 451<br />

8.3 Transfer


8.3 Transfer<br />

Gereedschapsgegevens<br />

Gereedschap kiezen<br />

Gereedschap zenden kiezen<br />

Gereedschap ontvangen kiezen<br />

Gereedschapsbestanden die worden gezonden,<br />

krijgen de bestandsnaam die bij “Instellingen –<br />

Backup-naam” is ingevoerd. De <strong>MANUALplus</strong> plaatst<br />

de volgende extensie achter de bestandsnaam:<br />

„ *.TXT (gereedschapsteksten)<br />

„ *.WKZ (gereedschapsparameters)<br />

Informatie tijdens de overdracht: zie “Programma’s<br />

(bestanden) verzenden” op bladzijde 446:<br />

„ Ontvangst van<br />

gereedschapsbestanden:<br />

„ Modus “Netwerk”: de<br />

bestandsnaam wordt gecontroleerd.<br />

Deze moet met de bestandsnaam<br />

onder “Instellingen – Backup-naam”<br />

overeenstemmen.<br />

„ Modus “Serieel”: de bestandsnaam<br />

wordt niet gecontroleerd.<br />

452 8 Werkstand Besturen


8.4 Service en Diagnose<br />

Na de keuze van Service [3] kunt u een van de<br />

volgende functies of functiegroepen selecteren:<br />

„ Inloggen [1]<br />

„ Uitloggen [2]<br />

„ Geb.Srv. [3] (gebruikersservice)<br />

„ Sys.Srv. [4] (systeemservice)<br />

„ Diag(nose) [6])<br />

Diverse service- en diagnosefuncties zijn<br />

voor het service- en<br />

inbedrijfstellingspersoneel gereserveerd.<br />

Bedieningsautorisatie<br />

De functies Inloggen, Uitloggen en Gebruikersservice<br />

zijn bedoeld voor het beheer van de<br />

bedieningsautorisatie.<br />

Bepaalde parameterwijzigingen en bepaalde service/<br />

diagnosefuncties mogen uitsluitend door hiertoe<br />

bevoegd personeel worden uitgevoerd. Autorisatie<br />

vindt plaats wanneer bij het “inloggen” het juiste<br />

wachtwoord is ingevoerd. Deze autorisatie wordt bij<br />

het “uitloggen” weer gewist. Met de functies van<br />

“Gebruikersservice” worden gebruikers ingevoerd en<br />

verwijderd en wachtwoorden toegekend of<br />

verwijderd.<br />

Het “wachtwoord” bestaat uit 4 cijfers die de<br />

desbetreffende persoon moet onthouden. Het<br />

wachtwoord wordt niet zichtbaar ingevoerd.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 453<br />

8.4 Service en Diagnose


8.4 Service en Diagnose<br />

De <strong>MANUALplus</strong> onderscheidt de volgende gebruikersklassen:<br />

„ “zonder beveiligingsklasse”<br />

„ “NC-programmeurs”<br />

„ “systeembeheerder”<br />

„ “servicepersoneel” (van de machinefabrikant)<br />

De <strong>MANUALplus</strong> wordt afgeleverd met de gebruiker<br />

“Wachtwoord 1234”. Het wachtwoord is “1234”. Nadat<br />

u als gebruiker met “wachtwoord 1234” heeft ingelogd,<br />

kunt u de machine-operators invoeren met de autorisatie<br />

“systeembeheerder”. Het “wachtwoord 1234” moet<br />

daarna worden verwijderd.<br />

Inloggen [1]<br />

Na de selectie “Inloggen” wordt de operatorlijst getoond. Selecteer<br />

uw naam, druk op “Enter” en voer vervolgens het wachtwoord in. U<br />

bent nu als “NC-programmeur of systeembeheerder” ingelogd.<br />

U blijft ingelogd, totdat u van de functie “Uitloggen” gebruikmaakt, of<br />

een andere operator met zijn eigen wachtwoord inlogt.<br />

Uitloggen [2]<br />

De ingelogde gebruiker wordt uitgelogd en de autorisatie wordt<br />

teruggezet naar “zonder beveiligingsklasse”.<br />

Gebruikersservice [3]<br />

Om gebruik te kunnen maken van de optie “Gebruikersservice”, moet<br />

er als “systeembeheerder” worden ingelogd. De volgende functies<br />

worden aangeboden:<br />

„ Gebruiker invoeren [1]<br />

U voert de naam van de nieuwe gebruiker in. Activeer hiervoor het<br />

alfanumerieke toetsenbord met de softkey >>. Vervolgens geeft u<br />

het wachtwoord in. De gebruiker wordt dan opgenomen in de<br />

“operatorlijst” die bij het inloggen wordt gebruikt.<br />

„ Gebruiker verwijderen [2]<br />

Selecteer de naam die u wilt wissen uit de operator-lijst en klik op<br />

OK.<br />

„ Wachtwoord wijzigen [3]<br />

Iedere operator kan zijn “eigen” wachtwoord veranderen. Om<br />

misbruik te voorkomen, moet eerst het “oude” wachtwoord<br />

worden ingevoerd, voordat een nieuw wachtwoord kan worden<br />

opgeslagen.<br />

454 8 Werkstand Besturen


Systeemservice<br />

Onder “Systeemservice” worden de volgende functies aangeboden:<br />

„ Datum/ tijd [1]<br />

Datum en/of tijd instellen. Bij foutmeldingen worden de datum en<br />

tijd geregistreerd. Zorg daarom voor de juiste instelling.<br />

„ Omschakelen taal [3]<br />

Nadat u deze functie heeft gekozen, selecteert u met de softkey >><br />

de gewenste taal en drukt u op OK.<br />

De gekozen taal is actief als u het systeem opnieuw heeft opgestart.<br />

Diagnose<br />

Bij “Diagnose” heeft u de beschikking over informatie-, test- en<br />

controlefuncties.<br />

„ Info [1]: hier vindt u informatie over de softwareversie van uw<br />

besturing<br />

„ Logfiles [3] – Fouten-logfile tonen [1]: toont de meest recente<br />

melding. Met “PgUp/PgDn” kunt u andere opgeslagen fouten<br />

bekijken.<br />

„ Logfiles [3] – fouten-logfile opslaan [2]: hiermee wordt een kopie<br />

van de fouten-logfile gemaakt en wordt het bestand met de<br />

bestandsnaam “error.log” in de directory “Para_Usr” opgeslagen.<br />

Als er al een bestand “error.log” in de directory staat, wordt dit<br />

overschreven.<br />

Toepassingsvoorbeeld: u slaat de opgetreden foutmeldingen op om<br />

deze ter beschikking van de servicetechnicus te stellen.<br />

Onder Inbedrijfstelling en Service heeft u de beschikking over nog<br />

meer diagnosefuncties.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 455<br />

8.4 Service en Diagnose


HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 457<br />

8.4 Service en Diagnose


8.4 Service en Diagnose<br />

458 8 Werkstand Besturen


HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 459<br />

8.4 Service en Diagnose


8.4 Service en Diagnose<br />

460 8 Werkstand Besturen


Voorbeelden<br />

9


9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong><br />

9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong><br />

In dit voorbeeld wordt uitgelegd hoe met behulp van de<br />

cyclusprogrammering de machine wordt ingesteld en een werkstuk<br />

wordt geproduceerd. De bewerking wordt in de werkstand “Teach-in”<br />

uitgevoerd. Wanneer de bewerking is afgerond, heeft u het<br />

cyclusprogramma tot uw beschikking.<br />

Toegepast gereedschap<br />

„ Voorbewerkingsgereedschap:<br />

„ Positie T1<br />

„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />

„ A = 93° instelhoek<br />

„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />

„ R = 0,8 gereedschapsradius<br />

„ Nabewerkingsgereedschap:<br />

„ Positie T2<br />

„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />

„ A = 93° instelhoek<br />

„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />

„ R = 0,8 gereedschapsradius<br />

„ Draadsnijgereedschap:<br />

„ Positie T3<br />

„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />

Werkwijze<br />

8 Ruwdeel inspannen (diameter 60 mm, lengte 100 mm)<br />

8 Machine instellen<br />

– werkstuknulpunt vastleggen<br />

– gereedschapsmaten bepalen<br />

8 Omschakelen naar “Teach-in”<br />

8 Bewerking van werkstuk cyclus na cyclus uitvoeren<br />

462 9 Voorbeelden


Machine instellen<br />

Voorwaarde: Het gereedschap T1, T2, en T3 is<br />

ingevoerd<br />

Instellen<br />

Ruwdeel inspannen<br />

Zet het op te meten gereedschap in<br />

en voer de machinegegevens in bij<br />

“S, F, T instellen”<br />

“Werkstuknulpunt instellen” en “Gereedschap<br />

meten” voorbereiden (bij “handbediening” met<br />

handwielen of jog-bedieningselementen):<br />

„ Eindvlak maken<br />

„ Diameter voorbereiden<br />

Werkstuknulpunt instellen<br />

Kies “Instellen”<br />

Kies “Aswaarden instellen”<br />

Eindvlak aanraken en positie als<br />

werkstuknulpunt overnemen<br />

Gereedschap opmeten (voor alle gereedschap):<br />

Zet het gereedschap in en voer het Tnummer<br />

in bij “S, F, T instellen”<br />

Druk op Gereedschap opmeten<br />

Diameter aanraken en diametermaat als<br />

“meetpuntcoördinaat X” invoeren.<br />

Eindvlak aanraken en “0” als “meetpuntcoördinaat<br />

Z” invoeren. (Het eindvlak is als werkstuknulpunt<br />

ingesteld.)<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 463<br />

9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong>


9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong><br />

Cyclusprogramma selecteren<br />

Er wordt een nieuw cyclusprogramma met nummer<br />

“999” aangemaakt.<br />

Cyclusprogramma aanmaken<br />

Omschakelen naar de werkstand<br />

“Teach-in”<br />

Druk op Programmalijst<br />

“999” als programmanummer invoeren<br />

Programma “999” activeren<br />

Kies Tekst wijzigen<br />

Programma-omschrijving invoeren (hier<br />

“modelwerkstuk”)<br />

Programma-omschrijving<br />

overnemen<br />

Cyclusprogrammering beginnen<br />

464 9 Voorbeelden


Cyclusprogramma maken<br />

De verschillende cycli voor de bewerking van het<br />

werkstuk worden hierna beschreven. De betreffende<br />

bewerkingsstap wordt op de productietekening<br />

weergegeven en de cyclus en cyclusparameters in de<br />

afbeeldingen rechts. De machine-uitlezing heeft<br />

betrekking op de situatie na de uitvoering van de<br />

cyclus.<br />

Verloop van elke cyclus:<br />

8 Cyclus kiezen<br />

8 Cyclus programmeren<br />

8 Cyclus door simulatie testen<br />

8 Cyclus uitvoeren<br />

8 Cyclus opslaan<br />

Eerste voorbewerkingscyclus<br />

Eerst het voorbewerkingsgereedschap inzetten.<br />

De cyclus verspaant het in de afbeelding<br />

weergegeven gedeelte. De uitgebreide werkstand<br />

wordt gekozen, om vooraf overmaten in te stellen.<br />

Het “startpunt X, Z” wordt “kort voor” het te<br />

verspanen gedeelte gepositioneerd. Er wordt met<br />

ijlgang genaderd.<br />

Bij voorbewerkingscycli keert het gereedschap na<br />

beëindiging van de cyclus naar het startpunt terug.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 465<br />

9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong>


9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong><br />

Tweede voorbewerkingscyclus<br />

Het “startpunt X, Z” wordt “kort voor” het te<br />

verspanen gedeelte gepositioneerd. Er wordt met<br />

ijlgang genaderd.<br />

De cyclus verspaant het in de afbeelding<br />

weergegeven gedeelte. De uitgebreide mode is<br />

noodzakelijk vanwege de overmaten, afronding en<br />

afkanting.<br />

Derde voorbewerkingscyclus<br />

De cyclus verspaant het in de afbeelding<br />

weergegeven gedeelte. De uitgebreide mode is<br />

noodzakelijk vanwege de overmaten en afkanting.<br />

466 9 Voorbeelden


Vierde voorbewerkingscyclus<br />

De cyclus verspaant het in de afbeelding<br />

weergegeven gedeelte. De uitgebreide mode is<br />

noodzakelijk vanwege de overmaten.<br />

Positioneren voor gereedschapswissel<br />

Er wordt een “veilige positie” ingenomen, om het<br />

voorbewerkingsgereedschap te verwijderen en het<br />

nabewerkingsgereedschap aan te brengen.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 467<br />

9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong>


9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong><br />

Draadaansnijding en draaduitloop maken<br />

De draadaansnijding/draaduitloop en de<br />

volgende nabewerkingscycli worden zo<br />

geprogrammeerd dat het<br />

contourgedeelte in één snede wordt<br />

bewerkt.<br />

Omdat de <strong>MANUALplus</strong> het “startpunt X, Z” met<br />

ijlgang nadert, wordt er verder geen positionering<br />

geprogrammeerd.<br />

Met “draaduitloop DIN 76” wordt de<br />

draadaansnijding, de draaduitloop en het<br />

aangrenzende eindvlak gemaakt.<br />

“Met terugloop” wordt uitgeschakeld. Op die manier<br />

kan het contourgedeelte in één bewerking worden<br />

nabewerkt.<br />

468 9 Voorbeelden


Eerste nabewerkingscyclus<br />

Met de drie volgende nabewerkingscycli wordt het in<br />

de afbeelding weergegeven contourgedeelte<br />

nabewerkt.<br />

Bij alle nabewerkingscycli wordt de uitgebreide<br />

werkstand gebruikt, om contourelementen zoals<br />

afkantingen, afrondingen, etc. te kunnen bewerken. In<br />

de uitgebreide werkstand blijft het gereedschap aan<br />

het einde van de cyclus staan. Dit geldt als<br />

voorwaarde om het contourgedeelte “in één<br />

bewerking” na te bewerken.<br />

Tweede nabewerkingscyclus<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 469<br />

9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong>


9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong><br />

Derde nabewerkingscyclus<br />

Positioneren voor gereedschapswissel<br />

Er wordt een “veilige positie” ingenomen, om het<br />

nabewerkingsgereedschap te verwijderen en het<br />

draadsnijgereedschap aan te brengen.<br />

470 9 Voorbeelden


Schroefdraadcyclus<br />

Met de cyclus wordt enkelvoudige schroefdraad met<br />

een spoed van 1,5 mm gesneden. De <strong>MANUALplus</strong><br />

berekent de draaddiepte en de snede-opdeling.<br />

Gereedschapspositionering<br />

De bewerking van het werkstuk is beëindigd. Om het<br />

gerede werkstuk te verwijderen, wordt het<br />

gereedschap naar een “veilige positie” verplaatst.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 471<br />

9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong>


9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong><br />

Programmalijst<br />

De afbeelding rechts toont het cyclusprogramma dat<br />

is gemaakt.<br />

Simulatie bij “Programma-afloop”<br />

Het programma wordt in de werkstand “Programmaafloop”<br />

gesimuleerd.<br />

Ga met de “menutoets” terug naar het hoofdmenu en<br />

druk op Programma-afloop. De <strong>MANUALplus</strong> laadt<br />

het laatste programma dat u heeft bewerkt. In dit<br />

geval ons cyclusprogramma “999”.<br />

In de afbeelding rechts is de complete<br />

werkstukbewerking in Programma-afloop<br />

gesimuleerd. Omdat in dit voorbeeld Automatische<br />

programma-afloop is ingeschakeld, vindt de<br />

simulatie zonder onderbreking plaats.<br />

472 9 Voorbeelden


Vervaardigd werkstuk<br />

In de afbeelding rechts ziet u als resultaat het werkstuk dat is bewerkt.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 473<br />

9.1 Werken met de <strong>MANUALplus</strong>


9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />

9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />

In dit voorbeeld wordt uitgelegd hoe met behulp van de ICPprogrammering<br />

een draadtap wordt gemaakt. De afzonderlijke<br />

bewerkingsstappen die nodig zijn om een ICP-contour te maken en<br />

deze in ICP-cycli op te nemen, worden aan de hand van de<br />

productietekening verklaard.<br />

De bewerking geschiedt met ICP-cycli overlangs. Wanneer de<br />

bewerking is afgerond, heeft u de ICP-contourbeschrijving en het<br />

cyclusprogramma tot uw beschikking.<br />

Toegepast gereedschap<br />

„ Voorbewerkingsgereedschap:<br />

„ Positie T1<br />

„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />

„ A = 93° instelhoek<br />

„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />

„ R = 0,8 gereedschapsradius<br />

„ Nabewerkingsgereedschap:<br />

„ Positie T2<br />

„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />

„ A = 93° instelhoek<br />

„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />

„ R = 0,5 gereedschapsradius<br />

„ Draadsnijgereedschap:<br />

„ Positie T3<br />

„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />

Werkwijze<br />

8 Ruwdeel inspannen (diameter 60 mm, lengte 100 mm)<br />

8 Machine instellen<br />

– werkstuknulpunt vastleggen<br />

– gereedschapsmaten bepalen<br />

8 Omschakelen naar “Teach-in”<br />

8 Positioneercycli voor gereedschapswissel invoeren<br />

8 ICP-contour maken<br />

8 ICP-contour in voorbewerkings- en nabewerkingscyclus opnemen<br />

8 Schroefdraadbewerking uitvoeren<br />

474 9 Voorbeelden


ICP-verspanen overlangs<br />

Als voorwaarde geldt dat de machine is ingesteld en<br />

in de werkstand “Teach-in” staat.<br />

In de ICP-verspaningscyclus worden de aanzetdiepte<br />

en de overmaten voor de voorbewerking ingevoerd. In<br />

dit voorbeeld wordt het nummer (“888”) van de ICPcontour<br />

ingevoerd voordat de ICP-editor wordt<br />

opgeroepen (afbeelding rechtsboven).<br />

De contourelementen worden ingevoerd, nadat naar<br />

de ICP-editor is omgeschakeld en Element<br />

toevoegen is gekozen.<br />

Omdat de <strong>MANUALplus</strong> de<br />

verspaningsrichting uit de contourrichting<br />

afleidt, wordt de ICP-contour “in<br />

negatieve Z-richting” beschreven.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 475<br />

9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”


9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />

Contourelement 1<br />

De contour begint met de draadaansnijding<br />

(afkanting).<br />

Bij het vastleggen van het eerste contourelement in<br />

“XS, ZS” wordt het startpunt van de contour<br />

aangegeven. Het startpunt is tevens het hoekpunt van<br />

de afkanting.<br />

Als het eerste contourelement een afkanting is, wordt<br />

de positie van de afkanting bepaald aan de hand van<br />

“Elementpositie J” – hier “J=1” (afbeelding<br />

rechtsboven).<br />

Het aansluitende element is nog niet bekend, de<br />

afkanting geldt als “onvolledig berekend element”.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> plaatst het desbetreffende symbool<br />

onder het grafisch venster (afbeelding rechtsonder).<br />

476 9 Voorbeelden


Contourelement 2<br />

Het aansluitende contourelement is een draaduitloop.<br />

Met het vormelement “draaduitloop” worden de<br />

voorafgaande cilinder, de eigenlijke draaduitloop en<br />

het aansluitende eindvlak beschreven.<br />

De tot dusver ingevoerde deelcontour is duidelijk<br />

vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />

contourelementen weer en wist het symbool<br />

“onvolledig berekend element afkanting”.<br />

Bij het bepalen van de draaduitloop wordt niet alleen<br />

het “eindpunt” maar ook de spoed ingevoerd. De<br />

<strong>MANUALplus</strong> bepaalt de andere<br />

draaduitloopparameters aan de hand van interne<br />

tabellen.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 477<br />

9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”


9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />

Contourelement 3<br />

Het aansluitende contourelement is een schuine kant.<br />

Na invoer van de “eindpunten X, Z” is de lijn duidelijk<br />

vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />

contourelementen weer.<br />

478 9 Voorbeelden


Contourelement 4<br />

Het aansluitende contourelement is een horizontale<br />

lijn. Na invoer van het “eindpunt Z” is de lijn duidelijk<br />

vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />

contourelementen weer.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 479<br />

9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”


9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />

Contourelement 5<br />

Het aansluitende contourelement is een afronding. De<br />

“afrondingsradius B” wordt ingevoerd.<br />

Bij de invoer van de afronding is het aansluitende<br />

element nog niet bekend. De afronding en het<br />

voorafgaande lineaire element gelden als “onvolledig<br />

berekende elementen”. De <strong>MANUALplus</strong> plaatst de<br />

symbolen onder het grafisch venster en geeft de<br />

voorafgaande horizontale lijn weer in de kleur voor<br />

onvolledig berekende elementen (grijs).<br />

480 9 Voorbeelden


Contourelement 6<br />

Het aansluitende contourelement is een verticale lijn.<br />

Na invoer van “eindpunt X” zijn de lijn en de<br />

voorafgaande afronding duidelijk vastgelegd. De<br />

<strong>MANUALplus</strong> geeft de contourelementen weer en<br />

wist de symbolen voor “onvolledig berekende<br />

elementen”.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 481<br />

9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”


9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />

Contourelement 7<br />

Het aansluitende contourelement is een afkanting. De<br />

“afkantingsbreedte B” wordt ingevoerd.<br />

Bij de invoer van de afkanting is het aansluitende<br />

element nog niet bekend. De afronding en het<br />

voorafgaande lineaire element gelden als “onvolledig<br />

berekende elementen”. De <strong>MANUALplus</strong> plaatst de<br />

symbolen onder het grafisch venster en geeft de<br />

voorafgaande horizontale lijn weer in de kleur voor<br />

onvolledig berekende elementen (grijs).<br />

482 9 Voorbeelden


Contourelement 8<br />

Het aansluitende contourelement is een horizontale<br />

lijn. Na invoer van “eindpunt Z” zijn de lijn en de<br />

voorafgaande afkanting duidelijk vastgelegd. De<br />

<strong>MANUALplus</strong> geeft de contourelementen weer en<br />

wist de symbolen voor “onvolledig berekende<br />

elementen”.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 483<br />

9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”


9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />

Contourelement 9<br />

Het aansluitende contourelement is een verticale lijn.<br />

Na invoer van het “eindpunt X” is de lijn duidelijk<br />

vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />

contourelementen weer.<br />

De invoer van de ICP-contour is gereed. Terug sluit de<br />

ICP-programmering af en Invoer klaar sluit de ICPcyclus<br />

af.<br />

484 9 Voorbeelden


ICP-verspanen controleren<br />

De afloop van het verspaningsproces wordt met de<br />

“grafische simulatie” gecontroleerd (softkey<br />

Programmatest). De cyclus wordt vervolgens met<br />

Opslaan of Overschrijven in het cyclusprogramma<br />

overgenomen.<br />

ICP-nabewerken<br />

De ICP-contour “888” (draadtappen) wordt ook voor<br />

de nabewerkingscyclus gebruikt.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 485<br />

9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”


9.2 ICP-voorbeeld “Draadtappen”<br />

ICP-nabewerken controleren<br />

De afloop van de ICP-nabewerkingscyclus wordt met<br />

de “grafische simulatie” gecontroleerd (softkey<br />

Programmatest). De cyclus wordt vervolgens met<br />

Opslaan of Overschrijven in het cyclusprogramma<br />

overgenomen.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bewerkt “in contourrichting” na<br />

(afbeelding rechtsboven).<br />

Cyclusprogramma “ICP-modelwerkstuk”<br />

Het gemaakte cyclusprogramma omvat niet alleen<br />

ICP-cycli, maar ook positioneercycli voor de<br />

gereedschapswissel en schroefdraadcyclus<br />

(afbeelding rechtsonder).<br />

Functies van de cycli:<br />

„ N1: verwijderen van het materiaal (voorbewerken)<br />

„ N2: positioneren voor gereedschapswissel<br />

„ N3: werkstuk nabewerken<br />

„ N4: positioneren voor gereedschapswissel<br />

„ N5: schroefdraad snijden<br />

„ N6: positioneren voor uitname van gereedschap<br />

486 9 Voorbeelden


9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />

In dit voorbeeld wordt uitgelegd hoe met behulp van de ICPprogrammering<br />

een matrijs wordt gemaakt. De afzonderlijke<br />

bewerkingsstappen die nodig zijn om een ICP-contour te maken en<br />

deze in ICP-cycli op te nemen, worden aan de hand van de<br />

productietekening verklaard.<br />

Wanneer de bewerking is afgerond, heeft u de ICPcontourbeschrijving<br />

en het cyclusprogramma tot uw beschikking.<br />

De bewerking geschiedt met ICP-cycli overdwars.<br />

Toegepast gereedschap<br />

„ Voorbewerkingsgereedschap:<br />

„ Positie T1<br />

„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />

„ A = 93° instelhoek<br />

„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />

„ R = 0,8 gereedschapsradius<br />

„ Nabewerkingsgereedschap:<br />

„ Positie T2<br />

„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />

„ A = 93° instelhoek<br />

„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />

„ R = 0,5 gereedschapsradius<br />

Werkwijze<br />

8 Ruwdeel inspannen (diameter 95 mm, lengte 100 mm)<br />

8 Machine instellen<br />

– werkstuknulpunt vastleggen<br />

– gereedschapsmaten bepalen<br />

8 Omschakelen naar “Teach-in”<br />

8 Positioneercycli voor gereedschapswissel invoeren<br />

8 ICP-contour maken<br />

8 ICP-contour in voorbewerkings- en nabewerkingscyclus opnemen<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 487<br />

9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”


9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />

ICP-verspanen overdwars<br />

Als voorwaarde geldt dat de machine is ingesteld en<br />

in de werkstand “Teach-in” staat.<br />

In de ICP-verspaningscyclus worden de aanzetdiepte<br />

en de overmaten voor de voorbewerking ingevoerd.<br />

Het nummer van de ICP-contour wordt ingevoerd<br />

voordat de ICP-editor wordt opgeroepen (afbeelding<br />

rechtsboven).<br />

Met ICP edit gaat u naar de ICP-programmering. In<br />

het voorbeeld zijn de twee eerste contourelementen<br />

van “ICP-voorbeeld Matrijs” (contournummer 777) al<br />

ingevoerd.<br />

Eerst wordt de “ruwe contour” ingevoerd. Daarna<br />

worden de afrondingen met “overlapping” ingesteld.<br />

Met Element toevoegen schakelt u om naar de<br />

invoermodus van de ICP-editor (afbeelding<br />

rechtsonder).<br />

Omdat de <strong>MANUALplus</strong> de<br />

verspaningsrichting uit de contourrichting<br />

afleidt, wordt de ICP-contour “in<br />

negatieve Z-richting” beschreven.<br />

488 9 Voorbeelden


Contourelement 3<br />

Het aansluitende contourelement is een schuine kant.<br />

Alleen de hoek van het lineaire element is bekend. De<br />

<strong>MANUALplus</strong> plaatst het symbool voor “onvolledig<br />

berekend element” onder het grafisch venster en<br />

geeft de lijn weer in de kleur voor onvolledig<br />

berekende elementen (grijs).<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 489<br />

9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”


9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />

Contourelement 4<br />

Het aansluitende contourelement is een cirkelboog<br />

waarvan middelpunt en radius bekend zijn.<br />

Omdat er twee oplossingen mogelijk zijn, toont de<br />

<strong>MANUALplus</strong> “Selectie oplossing” (afbeelding<br />

rechtsonder en afbeelding rechtsboven op volgende<br />

pagina).<br />

490 9 Voorbeelden


Met Overname oplossing wordt de gewenste<br />

oplossing gekozen.<br />

De voorafgaande schuine kant is nu duidelijk<br />

vastgelegd. De cirkelboog ligt nog niet duidelijk vast.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> plaatst het symbool voor<br />

“onvolledig berekend element” onder het grafisch<br />

venster en geeft de lijn weer in de kleur voor<br />

onvolledig berekende elementen (grijs).<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 491<br />

9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”


9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />

Contourelement 5<br />

Het aansluitende contourelement is een schuine kant.<br />

Na invoer van “eindpunt X, Z” en “hoek A” is de lijn<br />

duidelijk vastgelegd.<br />

Omdat er twee oplossingen mogelijk zijn, toont de<br />

<strong>MANUALplus</strong> “Selectie oplossing” (afbeelding<br />

rechtsonder en afbeelding rechtsboven op volgende<br />

pagina).<br />

492 9 Voorbeelden


Met Overname oplossing wordt de gewenste<br />

oplossing gekozen.<br />

De voorafgaande cirkelboog en de schuine kant zijn nu<br />

duidelijk vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />

contourelementen weer en wist de symbolen voor<br />

“onvolledig berekende elementen”.<br />

De invoer van de “ruwe contour” is beëindigd. Met<br />

Terug verlaat u de invoermodus.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 493<br />

9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”


9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />

Hoeken afronden<br />

Afrondingen worden ingevoerd door middel van<br />

“overlapping”. Hiervoor wordt eerst de contourhoek<br />

geselecteerd en vervolgens de afrondingsradius<br />

ingevoerd.<br />

U kiest de overlapping met de softkey Overlapping<br />

(wordt symbolisch weergegeven – zie afbeelding<br />

rechtsboven). Daarna kiest u de positie van de<br />

afronding met Hoek verder/hoek terug (afbeelding<br />

rechtsonder).<br />

494 9 Voorbeelden


Afronding invoeren<br />

U legt de afronding vast met `”Afrondingsradius B”.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> neemt de afronding in de bestaande<br />

ICP-contour op en tekent de “verfijnde” contour.<br />

Als er meer hoeken zijn, kunt u de volgende<br />

contourhoek kiezen (afbeelding rechtsonder).<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 495<br />

9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”


9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />

De invoer van de ICP-contour is gereed. Terug sluit de<br />

ICP-programmering af en Invoer klaar sluit de ICPcyclus<br />

af.<br />

ICP-verspanen controleren<br />

De afloop van het verspaningsproces wordt met<br />

simulatie gecontroleerd. De simulatie wordt<br />

opgeroepen met de softkey Programmatest.<br />

De cyclus wordt vervolgens met Opslaan of<br />

Overschrijven in het cyclusprogramma<br />

overgenomen.<br />

496 9 Voorbeelden


ICP-nabewerken<br />

De ICP-contour “777” (“matrijs”) wordt ook voor<br />

nabewerking gebruikt.<br />

ICP-nabewerken controleren<br />

De afloop van de ICP-nabewerkingscyclus wordt met<br />

de “grafische simulatie” gecontroleerd (softkey<br />

Programmatest). De cyclus wordt vervolgens met<br />

Opslaan of Overschrijven in het cyclusprogramma<br />

overgenomen.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bewerkt “in contourrichting” na<br />

(afbeelding rechtsonder).<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 497<br />

9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”


9.3 ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />

Cyclusprogramma ICP-voorbeeld “Matrijs”<br />

Het gemaakte cyclusprogramma omvat niet alleen<br />

ICP-cycli, maar ook positioneercycli voor de<br />

gereedschapswissel (afbeelding rechts).<br />

Functies van de cycli:<br />

„ N1: verwijderen van het materiaal (voorbewerken)<br />

„ N2: positioneren voor gereedschapswissel<br />

„ N3: werkstuk nabewerken<br />

„ N4: positioneren voor uitname van gereedschap<br />

498 9 Voorbeelden


9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”<br />

In het voorbeeld wordt de toepassing van de ICP-steekcyclus<br />

verklaard. De afzonderlijke bewerkingsstappen die nodig zijn om een<br />

ICP-contour te maken en deze in ICP-cycli op te nemen, worden aan<br />

de hand van de productietekening verklaard.<br />

Wanneer de bewerking is afgerond, heeft u de ICPcontourbeschrijving<br />

en het cyclusprogramma tot uw beschikking.<br />

De bewerking geschiedt met “ICP-insteken radiaal”.<br />

Toegepast gereedschap<br />

„ Steekbeitels::<br />

„ Positie T4<br />

„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />

„ R = 0,2 gereedschapsradius<br />

„ K = 5 snijkantbreedte<br />

Werkwijze<br />

8 Ruwdeel inspannen (diameter 60 mm, lengte 65 mm)<br />

8 Machine instellen<br />

– werkstuknulpunt vastleggen<br />

– gereedschapsmaten bepalen<br />

8 Omschakelen naar “Teach-in”<br />

8 Positioneercycli voor gereedschapswissel invoeren<br />

8 ICP-steekcyclus oproepen<br />

8 ICP-contour maken<br />

8 ICP-contour in steek-/nabewerkingscyclus opnemen<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 499<br />

9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”


9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”<br />

ICP-steken radiaal<br />

Als voorwaarde geldt dat de machine is ingesteld en<br />

in de werkstand “Teach-in” staat.<br />

In de ICP-verspaningscyclus worden de overmaten<br />

voor het voorsteken ingevoerd. De steekbreedte<br />

wordt niet ingevoerd. De <strong>MANUALplus</strong> berekent dan<br />

een snede-opdeling met aanzet < 80% van de<br />

snijkantbreedte die bij gereedschapsgegevens is<br />

ingesteld (afbeelding rechtsboven).<br />

Na opgave van de cyclusparameters gaat u met ICP<br />

edit naar de ICP-programmering. Met Element<br />

toevoegen schakelt u om naar de invoermodus.<br />

Eerst wordt de “ruwe contour” ingevoerd. Daarna<br />

worden de afrondingen met “overlapping” ingesteld.<br />

500 9 Voorbeelden


Contourelement 1<br />

De contour begint met een horizontale lijn die<br />

“tangentiaal” overloopt in de volgende cirkelboog.<br />

Bij het vastleggen van het eerste contourelement in<br />

“XS, ZS” wordt het startpunt van de ICP-contour<br />

aangegeven.<br />

Na invoer van het “eindpunt Z” is de lijn duidelijk<br />

vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft het<br />

contourelement weer.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 501<br />

9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”


9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”<br />

Contourelement 2<br />

Het aansluitende contourelement is een cirkelboog<br />

waarvan alleen de radius bekend is. De cirkelboog ligt<br />

nog niet duidelijk vast.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> plaatst het desbetreffende symbool<br />

onder het grafisch venster en geeft de cirkelboog<br />

weer in de kleur voor onvolledig berekende<br />

elementen (grijs).<br />

502 9 Voorbeelden


Contourelement 3<br />

Het aansluitende contourelement is een schuine kant<br />

waarvan eindpunt en hoek bekend zijn.<br />

Omdat er twee oplossingen mogelijk zijn, toont de<br />

<strong>MANUALplus</strong> “Selectie oplossing”. Met Overname<br />

oplossing wordt de gewenste oplossing gekozen<br />

(afbeelding rechtsonder).<br />

De voorafgaande cirkelboog en de schuine kant zijn nu<br />

duidelijk vastgelegd.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 503<br />

9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”


9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”<br />

Contourelement 4<br />

Het aansluitende contourelement is een schuine kant<br />

waarvan het eindpunt bekend is.<br />

Na invoer van “eindpunt X, Z” is de schuine kant<br />

duidelijk vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />

contourelementen weer.<br />

504 9 Voorbeelden


Contourelement 5<br />

Het aansluitende contourelement is een horizontale<br />

lijn.<br />

Na invoer van het “eindpunt Z” is de lijn duidelijk<br />

vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />

contourelementen weer.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 505<br />

9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”


9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”<br />

Contourelement 6<br />

Het aansluitende contourelement is een schuine kant<br />

waarvan het eindpunt bekend is.<br />

Na invoer van “eindpunt X, Z” is de schuine kant<br />

duidelijk vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />

contourelementen weer.<br />

506 9 Voorbeelden


Contourelement 7<br />

Het aansluitende contourelement is een horizontale<br />

lijn.<br />

Na invoer van het “eindpunt Z” is de lijn duidelijk<br />

vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft de<br />

contourelementen weer.<br />

De invoer van de “ruwe contour” is beëindigd. Met<br />

Terug verlaat u de invoermodus.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 507<br />

9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”


9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”<br />

Hoeken afronden<br />

Afrondingen worden ingevoerd door middel van<br />

“overlapping”. Vervolgens kiest u de hoek uit (Hoek<br />

verder/hoek terug). Vervolgens legt u de<br />

“afrondingsradius B” vast. De <strong>MANUALplus</strong> neemt<br />

de afronding in de bestaande ICP-contour op en<br />

tekent de “verfijnde” contour.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> biedt de volgende contourhoek als<br />

keuze aan. In dit voorbeeld worden alle bestaande<br />

hoeken afgerond.<br />

De ICP-contour is volledig ingevoerd (afbeelding<br />

rechtsonder). Terug sluit de ICP-programmering af en<br />

Invoer klaar sluit de ICP-cyclus af.<br />

508 9 Voorbeelden


ICP-insteken controleren<br />

De afloop van het steken wordt met de “grafische<br />

simulatie” gecontroleerd (softkey Programmatest).<br />

Om beter te kunnen controleren, kunt u met<br />

Programma-afloop regel voor regel elke<br />

afzonderlijke verplaatsing controleren. In het<br />

voorbeeld is de steekbewerking nog niet beëindigd<br />

(afbeelding rechtsboven).<br />

De cyclus wordt vervolgens met Opslaan of<br />

Overschrijven in het cyclusprogramma<br />

overgenomen.<br />

ICP-steken (nabewerken)<br />

De ingestelde ICP-contour “666” (insteken) wordt<br />

ook voor nabewerking gebruikt.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 509<br />

9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”


9.4 ICP-voorbeeld “Steekcyclus”<br />

ICP-steken (nabewerken) controleren<br />

De afloop van de ICP-steek-/nabewerkingscyclus<br />

wordt met de “grafische simulatie” gecontroleerd<br />

(softkey Programmatest). In het voorbeeld is de<br />

nabewerking nog niet beëindigd (afbeelding<br />

rechtsboven).<br />

De cyclus wordt vervolgens met Opslaan of<br />

Overschrijven in het cyclusprogramma<br />

overgenomen.<br />

Cyclusprogramma ICP-voorbeeld “Insteken”<br />

Het gemaakte cyclusprogramma omvat niet alleen<br />

ICP-cycli, maar ook positioneercycli voor de<br />

gereedschapswissel (afbeelding rechts).<br />

Functies van de cycli:<br />

„ N1: insteken contour<br />

„ N2: nabewerken contour<br />

„ N3: positioneren voor uitname van het<br />

werkstuk<br />

510 9 Voorbeelden


9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”<br />

In het freesvoorbeeld wordt de toepassing van een ICP-contour bij een<br />

patroonbewerking verklaard. De afzonderlijke bewerkingsstappen die<br />

nodig zijn om een ICP-contour te maken en deze in ICP-cycli op te<br />

nemen, worden aan de hand van de productietekening verklaard.<br />

Wanneer de bewerking is afgerond, heeft u de ICPcontourbeschrijving<br />

en het cyclusprogramma tot uw beschikking.<br />

De bewerking vindt plaats met “ICP-contour rond patroon, axiaal”.<br />

Toegepast gereedschap<br />

„ Freesgereedschap:<br />

„ Positie T40<br />

„ WO = 8 gereedschapsoriëntatie<br />

„ I = 8 freesdiameter<br />

„ K = 4 aantal tanden<br />

„ TF = 0,025 aanzet per tand<br />

Werkwijze<br />

8 Als voorwaarde geldt:<br />

– de draaibewerking moet zijn afgesloten<br />

– de gereedschapsmaten moeten zijn bepaald<br />

8 Omschakelen naar “Teach-in”<br />

8 Positioneercycli voor gereedschapswissel invoeren<br />

8 “Contour ICP axiaal” oproepen<br />

8 “Rond patroon” inschakelen<br />

8 ICP-contour maken<br />

8 ICP-contour in freescyclus voorbewerken opnemen<br />

8 Freescyclus nabewerken aanmaken<br />

8 ICP-contour in freescyclus nabewerken opnemen<br />

ICP-contourdefinitie in patronen<br />

In dit voorbeeld wordt de eerste te frezen contour geprogrammeerd<br />

zoals in de productietekening is aangegeven. De<br />

coördinatenoorsprong geldt daarom als referentiepunt bij de definitie<br />

van patroonposities.<br />

Als alternatief kan de eerste te frezen contour “in de<br />

coördinatenoorsprong” worden gedimensioneerd en de positie van de<br />

te frezen contouren in de patroonposities worden vastgelegd.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 511<br />

9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”


9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”<br />

Freescyclus – voorbewerken<br />

De voorbewerking vindt plaats met “ICP-contour rond<br />

patroon, axiaal”. Na opgave van de cyclusparameters<br />

gaat u met ICP edit naar de ICP-programmering.<br />

De patroondiameter bedraagt “K=0”,<br />

omdat de “eerste te frezen contour” in de<br />

juiste positie wordt gedefinieerd en de<br />

ICP-contouren symmetrisch om het<br />

middelpunt van het eindvlak worden<br />

gepositioneerd.<br />

512 9 Voorbeelden


Contourelement 1<br />

Eerst wordt de “ruwe contour” ingevoerd. Daarna<br />

worden de afrondingen met “overlapping” ingesteld.<br />

De contour begint met een horizontale lijn.<br />

Bij het vastleggen van het eerste contourelement in<br />

“XS, YS” wordt het startpunt van de ICP-contour<br />

aangegeven.<br />

Met de invoer van “lijnlengte” is het element duidelijk<br />

vastgelegd. De <strong>MANUALplus</strong> geeft het<br />

contourelement weer.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 513<br />

9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”


9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”<br />

Contourelement 2<br />

Het aansluitende contourelement is een cirkelboog.<br />

Het eindpunt en de radius worden gedefinieerd.<br />

Omdat er twee oplossingen zijn, vraagt de<br />

<strong>MANUALplus</strong> naar de juiste oplossing.<br />

514 9 Voorbeelden


Contourelement 3<br />

Er volgt een verticale lijn. Met de invoer van<br />

“lijnlengte” is het element duidelijk vastgelegd.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 515<br />

9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”


9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”<br />

Contourelement 4<br />

Er volgt een cirkelboog waarvan het eindpunt en de<br />

radius worden gedefinieerd. De te frezen contour is<br />

nu gesloten. Dat is de voorwaarde voor het<br />

kamerfrezen.<br />

Omdat er twee oplossingen zijn, vraagt de<br />

<strong>MANUALplus</strong> naar de juiste oplossing.<br />

516 9 Voorbeelden


Hoeken afronden<br />

Afrondingen worden ingevoerd door middel van<br />

“overlapping”. Kies de hoek uit (Hoek verder/hoek<br />

terug). Vervolgens legt u de “afrondingsradius B”<br />

vast. De <strong>MANUALplus</strong> neemt de afronding in de<br />

bestaande ICP-contour op en tekent de “verfijnde”<br />

contour.<br />

De <strong>MANUALplus</strong> biedt de volgende contourhoek als<br />

keuze aan. In dit voorbeeld worden alle bestaande<br />

hoeken afgerond.<br />

De ICP-contour is volledig ingevoerd (afbeelding<br />

rechtsonder). Terug sluit de ICP-programmering af en<br />

Invoer klaar sluit de ICP-cyclus af.<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 517<br />

9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”


9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”<br />

Freescyclus – nabewerken<br />

De bewerking vindt eveneens plaats met “ICPcontour<br />

rond patroon, axiaal” en de gemaakte ICPcontour.<br />

“O=1” definieert “Nabewerken” – met “J=0” wordt<br />

de bodem van de kamer van binnen naar buiten<br />

nabewerkt.<br />

De bewerking wordt uitgevoerd met de frees die ook<br />

voor het voorbewerken is toegepast.<br />

518 9 Voorbeelden


ICP-frezen (nabewerken) controleren<br />

De afloop van ICP-frezen (nabewerken) wordt met de<br />

“grafische simulatie” gecontroleerd (softkey<br />

Programmatest).<br />

De cyclus wordt vervolgens met Opslaan of<br />

Overschrijven in het cyclusprogramma<br />

overgenomen.<br />

Cyclusprogramma ICP-voorbeeld “Frezen”<br />

Het gemaakte cyclusprogramma omvat niet alleen<br />

ICP-cycli, maar ook positioneercycli voor de<br />

gereedschapswissel (zie afbeelding rechts).<br />

Functies van de cycli:<br />

„ N2: kamerfrezen – voorbewerken<br />

„ N3: kamerfrezen – nabewerken<br />

„ N4: positioneren voor uitname van gereedschap<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 519<br />

9.5 ICP-voorbeeld “Frezen”


9.6 Voorbeeld DIN-programmering “Draadtappen”<br />

9.6 Voorbeeld DIN-programmering<br />

“Draadtappen”<br />

In dit voorbeeld wordt uitgelegd hoe met behulp van de ICPprogrammering<br />

een draadtap wordt gemaakt. De afzonderlijke<br />

bewerkingsstappen van het DIN-programma worden aan de hand van<br />

de productietekening verklaard.<br />

Toegepast gereedschap<br />

„ Voorbewerkingsgereedschap:<br />

„ Positie T1<br />

„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />

„ A = 93° instelhoek<br />

„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />

„ R = 0,8 gereedschapsradius<br />

„ Nabewerkingsgereedschap:<br />

„ Positie T2<br />

„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />

„ A = 93° instelhoek<br />

„ B = 55° gereedschapspunthoek<br />

„ R = 0,5 gereedschapsradius<br />

„ Draadsnijgereedschap:<br />

„ Positie T3<br />

„ WO = 1 gereedschapsoriëntatie<br />

Werkwijze<br />

8 Ruwdeel inspannen (diameter 60 mm, lengte 100 mm)<br />

8 Machine instellen<br />

– werkstuknulpunt vastleggen<br />

– gereedschapsmaten bepalen<br />

– gereedschapswisselpositie invoeren<br />

8 ga naar de DIN-Editor<br />

8 DIN-programma “Draadtappen” maken<br />

8 DIN-programma “Draadtappen” door simulatie testen<br />

520 9 Voorbeelden


DIN-programma “Draadtappen”<br />

%888.nc Programmanummer van het DIN-programma<br />

[DIN-voorbeeld “Draadtappen”] Programmabeschrijving<br />

N1 G14 Q1 Gereedschapswisselpositie naderen, voorbewerkingsgereedschap<br />

aanbrengen<br />

N2 G96 S150 G95 F0.4 T1 Voorbewerkingsgereedschap oproepen; toerental, aanzet<br />

programmeren<br />

N3 G0 X62 Z2 Werkstuk naderen<br />

N4 G819 P4 H0 I0.3 K0.1 Cyclus “Contour voorbewerken overlangs met insteken”<br />

N5 G0 X13 Z0 Startpunt van de contourbeschrijving (voor voorbewerkingscyclus<br />

G819)<br />

N6 G1 X16 Z-1.5 Contourbeschrijving<br />

N7 G1 Z-30<br />

N8 G25 H7 I1.15 K5.2 R0.8 W30 FP1.5 Draaduitloopcontour (element van de contourbeschrijving)<br />

N9 G1 X20<br />

N10 G1 X40 Z-35<br />

N11 G1 Z-55 B4<br />

N12 G1 X55 B-2<br />

N13 G1 Z-70<br />

N14 G1 X60<br />

N15 G80 Einde van de contourbeschrijving (voor voorbewerkingscyclus G819)<br />

N16 G14 Q1 Gereedschapswisselpositie naderen, nabewerkingsgereedschap<br />

aanbrengen<br />

N17 G96 S220 G95 F0.2 T2 Nabewerkingsgereedschap oproepen; toerental, aanzet<br />

programmeren<br />

N18 G0 X62 Z2 Werkstuk naderen<br />

N19 G89 Nabewerken contour<br />

N20 G42 Gereedschap bevindt zich links van de contour<br />

N21 G0 X13 Z0 Startpunt van de contourbeschrijving (voor nabewerkingscyclus G89)<br />

N22 G1 X16 Z-1.5 Contourbeschrijving<br />

N23 G1 Z-30<br />

N24 G25 H7 I1.15 K5.2 R0.8 W30 FP1.5 Draaduitloopcontour (element van de contourbeschrijving)<br />

N25 G1 X20<br />

N26 G1 X40 Z-35<br />

N27 G1 Z-55 B4<br />

N28 G1 X55 B-2<br />

N29 G1 Z-70<br />

N30 G1 X60<br />

N31 G80 Einde van de contourbeschrijving (voor nabewerkingscyclus G89)<br />

N32 G14 Q1 Gereedschapswisselpositie naderen, draadsnijgereedschap<br />

aanbrengen<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 521<br />

9.6 Voorbeeld DIN-programmering “Draadtappen”


9.6 Voorbeeld DIN-programmering “Draadtappen”<br />

N33 G97 S800 T3 Draadsnijgereedschap oproepen, (constant) toerental programmeren<br />

N34 G0 X16 Z2 Startpunt schroefdraad naderen<br />

N35 G350 Z-29 F1.5 U-999 Cyclus enkelvoudige langsdraad (eenvoudig)<br />

N36 G14 Q1 Gereedschap uit materiaal halen (gereedschapswisselpositie<br />

naderen)<br />

N37 M30<br />

EINDE<br />

Programma-einde<br />

DIN-programma testen<br />

Nadat u het DIN-programma “Draadtappen” heeft<br />

gemaakt, gaat u naar “Programma-afloop” om het<br />

programma te testen (afbeelding rechtsboven).<br />

De “simulatie” toont de contour van de “draadtap” en<br />

iedere afzonderlijke gereedschapsbeweging<br />

(afbeelding rechtsonder).<br />

522 9 Voorbeelden


9.7 Voorbeeld DIN-programmering<br />

“Frezen”<br />

In dit voorbeeld wordt de bewerking van het eindvlak met de DINprogrammering<br />

verklaard.<br />

Toegepast gereedschap<br />

„ Freesgereedschap (voorbewerken en nabewerken):<br />

„ Positie T40<br />

„ WO = 8 gereedschapsoriëntatie<br />

„ I = 8 freesdiameter<br />

„ K = 4 aantal tanden<br />

„ TF = 0,025 aanzet per tand<br />

Als voorwaarde geldt:<br />

„ de draaibewerking moet zijn afgesloten<br />

„ de gereedschapsmaten moeten zijn bepaald<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 523<br />

9.7 Voorbeeld DIN-programmering “Frezen”


9.7 Voorbeeld DIN-programmering “Frezen”<br />

DIN-Programma “Eindvlak frezen”<br />

%2005.nc Programmanummer van het DIN-programma<br />

[Voorbeeld frezen eindvlak ] Programmabeschrijving<br />

N1 M5 Spilstop<br />

N2 G197 S3183 G195 F0.12 M103 Toerental, aanzet programmeren<br />

N3 T40 Freesgereedschap oproepen<br />

N4 M14 C-as inschakelen<br />

N5 G110 C0 C-as positioneren<br />

N6 G0 X80 Z2 Werkstuk naderen<br />

N7 G793 Z0 ZE-6 P3 U0.5 I1 K0.15 F0.1 E0.08 Cyclus “Contourfrezen eindvlak” – voorbewerken<br />

H0 Q0<br />

N8 G100 XK20 YK5 Startpunt van de contourbeschrijving voor cyclus G793<br />

N9 G101 XK50 B5 Contourbeschrijving<br />

N10 G103 XK5 YK50 R50 Q1 B5<br />

N11 G101 XK5 YK20 B5<br />

N12 G102 XK20 YK5 R20 B5<br />

N13 G80 Einde contourbeschrijving<br />

N14 M15 C-as uitschakelen<br />

N15 G14 Q0 Gereedschap uit materiaal halen (gereedschapswisselpositie<br />

naderen)<br />

N16 M30 Programma-einde<br />

EINDE<br />

524 9 Voorbeelden


DIN-programma testen<br />

Nadat u het DIN-programma “Frezen eindvlak” heeft<br />

gemaakt, gaat u naar “Programma-afloop” om het<br />

programma te testen (afbeelding rechtsboven).<br />

Schakel de simulatie om naar “Eindvlakaanzicht”, om<br />

de contouren en elke afzonderlijke<br />

gereedschapsverplaatsing te controleren (afbeelding<br />

rechtsonder).<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 525<br />

9.7 Voorbeeld DIN-programmering “Frezen”


10<br />

Tabellen en overzichten<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 527


10.1 Spoed<br />

10.1 Spoed<br />

Als de spoed niet wordt aangegeven, wordt deze bepaald op<br />

basis van de diameter in onderstaande tabel.<br />

Diameter Spoed Diameter Spoed<br />

1 0,25 12 1,75<br />

1,1 0,25 14 2<br />

1,2 0,25 16 2<br />

1,4 0,3 18 2,5<br />

1,6 0,35 20 2,5<br />

1,8 0,35 22 2,5<br />

2 0,4 24 3<br />

2,2 0,45 27 3<br />

2,5 0,45 30 3,5<br />

3 0,5 33 3,5<br />

3,5 0,6 36 4<br />

4 0,7 39 4<br />

4,5 0,75 42 4,5<br />

5 0,8 45 4,5<br />

6 1 48 5<br />

7 1 52 5<br />

8 1,25 56 5,5<br />

9 1,25 60 5,5<br />

10 1,5 64 6<br />

11 1,5 68 6<br />

528 10 Tabellen en overzichten


10.2 Draaduitloopparameters<br />

DIN 76 – draaduitloopparameters<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de parameters – afhankelijk van de<br />

spoed – aan de hand van onderstaande tabel.<br />

Benamingen:<br />

„ I = draaduitloopdiameter<br />

„ K = draaduitlooplengte<br />

„ R = draaduitloopradius<br />

„ W = draaduitloophoek<br />

Draaduitloop DIN 76 – buitendraad Draaduitloop DIN 76 – binnendraad<br />

Spoed I K R W Spoed I K R W<br />

0,2 D – 0,3 0,7 0,1 30° 0,2 D + 0,1 1,2 0,1 30°<br />

0,25 D – 0,4 0,9 0,12 30° 0,25 D + 0,1 1,4 0,12 30°<br />

0,3 D – 0,5 1,05 0,16 30° 0,3 D + 0,1 1,6 0,16 30°<br />

0,35 D – 0,6 1,2 0,16 30° 0,35 D + 0,2 1,9 0,16 30°<br />

0,4 D – 0,7 1,4 0,2 30° 0,4 D + 0,2 2,2 0,2 30°<br />

0,45 D – 0,7 1,6 0,2 30° 0,45 D + 0,3 2,4 0,2 30°<br />

0,5 D – 0,8 1,75 0,2 30° 0,5 D + 0,3 2,7 0,2 30°<br />

0,6 D – 1 2,1 0,4 30° 0,6 D + 0,3 3,3 0,4 30°<br />

0,7 D – 1,1 2,45 0,4 30° 0,7 D + 0,3 3,8 0,4 30°<br />

0,75 D – 1,2 2,6 0,4 30° 0,75 D + 0,3 4,0 0,4 30°<br />

0,8 D – 1,3 2,8 0,4 30° 0,8 D + 0,3 4,2 0,4 30°<br />

1 D – 1,6 3,5 0,6 30° 1 D + 0,5 5,2 0,6 30°<br />

1,25 D – 2 4,4 0,6 30° 1,25 D + 0,5 6,7 0,6 30°<br />

1,5 D – 2,3 5,2 0,8 30° 1,5 D + 0,5 7,8 0,8 30°<br />

1,75 D – 2,6 6,1 1 30° 1,75 D + 0,5 9,1 1 30°<br />

2 D – 3 7 1 30° 2 D + 0,5 10,3 1 30°<br />

2,5 D – 3,6 8,7 1,2 30° 2,5 D + 0,5 13 1,2 30°<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 529<br />

10.2 Draaduitloopparameters


10.2 Draaduitloopparameters<br />

Draaduitloop DIN 76 – buitendraad Draaduitloop DIN 76 – binnendraad<br />

Spoed I K R W Spoed I K R W<br />

3 D – 4,4 10,5 1,6 30° 3 D + 0,5 15,2 1,6 30°<br />

3,5 D – 5 12 1,6 30° 3,5 D + 0,5 17,7 1,6 30°<br />

4 D – 5,7 14 2 30° 4 D + 0,5 20 2 30°<br />

4,5 D – 6,4 16 2 30° 4,5 D + 0,5 23 2 30°<br />

5 D – 7 17,5 2,5 30° 5 D + 0,5 26 2,5 30°<br />

5,5 D – 7,7 19 3,2 30° 5,5 D + 0,5 28 3,2 30°<br />

6 D – 8,3 21 3,2 30° 6 D + 0,5 30 3,2 30°<br />

530 10 Tabellen en overzichten


DIN 509 E, DIN 509 F – draaduitloopparameters<br />

De <strong>MANUALplus</strong> bepaalt de parameters – afhankelijk van de<br />

diameter – aan de hand van onderstaande tabel.<br />

Benamingen:<br />

„ I = draaduitloopdiepte<br />

„ K = draaduitlooplengte<br />

„ R = draaduitloopradius<br />

„ W = draaduitloophoek<br />

„ Draaduitloopdiepte<br />

„ A = dwarshoek<br />

Draaduitloop 509 E Draaduitloop 509 F<br />

Diameter I K R W Diameter I K R W P A<br />

1,6 – 3 0,1 1 0,2 15° 0,1 8°<br />

> 3 – 10 0,2 2 0,2 15° > 3 – 10 0,2 2 0,4 15° 0,1 8°<br />

> 10 – 18 0,2 2 0,6 15° > 10 – 18 0,2 2 0,6 15° 0,1 8°<br />

> 18 – 80 0,3 2,5 0,6 15° > 18 – 80 0,3 2,5 0,6 15° 0,2 8°<br />

> 80 0,4 4 1 15° > 80 0,4 4 1 15° 0,3 8°<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 531<br />

10.2 Draaduitloopparameters


10.3 Technische informatie<br />

10.3 Technische informatie<br />

Technische gegevens<br />

Uitvoering van de besturing „ Baanbesturing met geïntegreerde motorregeling<br />

„ 2 gestuurde assen (X/Z), geregelde hoofdspil en 1 aangedreven<br />

gereedschap<br />

Weergave „ Geïntegreerd plat 10,4” TFT-kleurenbeeldscherm<br />

„ Oplichtende weergavevelden voor actuele waarde en status<br />

„ Belastingsweergave voor de spil<br />

„ Foutinformatie in gewone tekst<br />

Programmageheugen „ Harde schijf > 4,5 GB<br />

Invoerfijnheid en afleesstap „ X-as: 0,5 µm, diameter: 1 µm<br />

„ Z-as: 1 µm<br />

„ C-as: 0,001°<br />

Interpolatie „ Rechte in 3 hoofdassen (max. ±10 m)<br />

„ Cirkel in 2 assen (max. ±100 m)<br />

Aanzet „ max. 9,999 m/min. of max. 9,999 mm/omw.<br />

„ Constante snijsnelheid<br />

„ Draadaanzet tot max. 99,999 m/omw.<br />

„ Aanzet met spaanbreken<br />

„ IJlgang tot max. 99,999 m/min.<br />

Hoofdspil „ 0 tot 9 999 min–1<br />

Asbesturing „ Geïntegreerde digitale aandrijfregeling voor synchrone en<br />

asynchrone motoren<br />

„ Positieregelcyclus: < 3 ms<br />

„ Toerentalregeling: < 0,6 ms<br />

„ Stroomregeling: < 0,1 ms<br />

Toerental „ Toerental: 0...9999 min-1<br />

Foutcompensatie „ Omkeerfout<br />

„ Spilspoedfout<br />

„ Hellingshoek van een scheefstaande as<br />

„ Temperatuur<br />

Geïntegreerde PLC „ Programmageheugen van 512 kB<br />

„ Datageheugen van 124 kB<br />

Data-interface „ RS 232-C, max. 38,4 kBaud<br />

„ RS 422-C, max. 38,4 kBaud<br />

„ Ethernet 10 Mbit<br />

Werktemperatuur „ 0°C tot 45°C<br />

532 10 Tabellen en overzichten


Gebruikersfuncties<br />

Werkstand Handbediening „ Handmatige sledebeweging via kruisschakelaars of met<br />

elektronische handwielen<br />

„ Grafisch ondersteunde invoer en uitvoering van cycli in<br />

combinatie met handbediening van de machine<br />

„ Draad hersnijden (nabewerking van schroefdraad bij<br />

uitgespannen en opnieuw ingespannen werkstukken)<br />

Werkstand Teach-in „ Sequentiële aaneenschakeling van bewerkingscycli<br />

„ Elke bewerkingscyclus wordt direct na de gegevensinvoer<br />

grafisch gesimuleerd<br />

„ Directe uitvoering na elke cyclusinvoer<br />

„ Opslag van de bewerkingscycli, waarbij automatisch een<br />

programma wordt gemaakt<br />

Werkstand Programma-afloop „ Cyclus- of DIN-programma’s regel voor regel / compleet<br />

programma<br />

Programmering – Bewerkingscycli „ Cyclusinvoer in gewone tekst met grafische ondersteuning<br />

„ Lineaire en cirkelvormige bewegingen, afkantingen en<br />

afrondingen<br />

„ Verspaningscycli voor langs- en kopdraaien voor eenvoudige,<br />

gecompliceerde en met ICP beschreven contouren<br />

„ Insteekcycli voor eenvoudige, gecompliceerde en met ICP<br />

beschreven contouren<br />

„ Steekdraaien voor eenvoudige, gecompliceerde en met ICP<br />

beschreven contouren<br />

„ Draaduitlopen volgens DIN76, DIN509E, DIN509F<br />

„ Afsteekcyclus<br />

„ Boor-, diepboor- en draadtapcycli<br />

„ Lineaire en cirkelvormige gatencirkels op eindvlak en mantelvlak<br />

„ Cycli voor enkel- en meervoudige, asparallelle en conische<br />

schroefdraad<br />

„ Axiale en radiale freescycli voor sleuven, figuren, enkel- en<br />

meervoudige vlakken en voor gecompliceerde met ICP<br />

beschreven contouren<br />

„ Draadfrezen<br />

„ DIN-macro’s in cyclusprogramma’s gebruiken<br />

„ Gatenpatroon op eindvlak en mantelvlak<br />

„ Converteren van cyclusprogramma’s naar DIN-programma’s<br />

Interactieve contourprogrammering (ICP) „ Rechte in 3 hoofdassen (max. ±10 m)<br />

„ Cirkel in 2 assen (max. ±100 m)<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 533<br />

10.3 Technische informatie


10.3 Technische informatie<br />

Gebruikersfuncties<br />

DIN-programmering „ NC-programmering volgens DIN 66025<br />

„ Maken van DIN-programma’s of DIN-macro’s<br />

„ Programmeren met verspanings-, steek-, steekdraai-, boor- en<br />

freescycli<br />

„ Vereenvoudigde geometrieprogrammering (berekening van<br />

ontbrekende gegevens)<br />

„ Programmering van variabelen<br />

„ Subprogramma’s<br />

Digitale uitlezingen „ Nominale posities in cartesiaanse of poolcoördinaten<br />

„ Absolute of incrementele maatgegevens<br />

„ Invoer en weergave volgens metrisch of inch-systeem<br />

„ Restwegweergave<br />

Gereedschapscorrecties „ Correctie van de gereedschapspuntpositie in het X/Z-vlak<br />

„ Automatische herkenning van de gereedschapspuntpositie<br />

„ Precieze gereedschapscorrectie via handwiel met overname van<br />

de correctiewaarden in de gereedschapstabel<br />

„ Snijkantradius- en freesradiuscompensatie<br />

Gereedschapstabel „ Gereedschapstabel voor 99 gereedschappen met<br />

gereedschapsbeschrijving<br />

„ Grafische ondersteuning bij gereedschapsinvoer<br />

„ Gereedschapsbewaking aan de hand van standtijd van snijplaat<br />

of aantal geproduceerde werkstukken<br />

Grafische test „ Grafische simulatie van afzonderlijke cycli, het ingeleerde cyclusof<br />

DIN-programma<br />

„ Tweedimensionale lijngrafiek<br />

„ Rotatie- of eindvlakaanzicht of weergave van (uitgeslagen)<br />

mantelvlak<br />

„ Detailvergroting of -verkleining (zoom)<br />

Bewerkingstijdanalyse „ Berekening van hoofd- en neventijden<br />

„ Rekening houden met de door de CNC geactiveerde<br />

schakelcommando’s<br />

„ Weergave van de details per cyclus of per gereedschapswissel<br />

bij DIN-programma’s<br />

534 10 Tabellen en overzichten


Toebehoren<br />

Elektronische handwielen „ Voor verplaatsing van de assen als bij een handbediende<br />

machine; er kunnen maximaal 2 elektronische handwielen<br />

worden aangesloten<br />

„ Bovendien kan het draagbare handwiel HR410 worden<br />

aangesloten.<br />

DataPilot De besturingssoftware op de PC voor:<br />

„ Programmering en programmatest<br />

„ Programmabeheer<br />

„ Beheer van bedrijfsmiddelgegevens<br />

„ Gegevensbeveiliging<br />

„ Training<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 535<br />

10.3 Technische informatie


10.4 Interface randapparatuur<br />

10.4 Interface randapparatuur<br />

Stekkertype: 9-polig, SUB-D-pennen<br />

Pin Signaal RS232<br />

1 vrijhouden<br />

2 RxD Receive Data<br />

3 TxD Transmit Data<br />

4 DTR Data Terminal Ready<br />

5 GND Signal Ground<br />

6 DSR Data Set Ready<br />

7 RTS Request to Send<br />

8 CTS Clear to Send<br />

9 vrijhouden<br />

Vanwege de directe galvanische verbinding met de<br />

externe PC kunnen verschillende referentieniveaus van de<br />

netvoeding tot storingen in de interface leiden.<br />

Maatregelen:<br />

„ Indien mogelijk de servicestekkerdoos op de machine<br />

voor de PC gebruiken.<br />

„ De verbinding uitsluitend maken/verbreken wanneer de<br />

machine en de PC zijn uitgeschakeld.<br />

„ De kabels mogen niet langer dan 20 m zijn. Gebruik een<br />

kortere kabellengte in een omgeving met veel storingen<br />

(EMC).<br />

„ Advies: gebruik een adapter met galvanische scheiding.<br />

536 10 Tabellen en overzichten


Overzicht van G-functies<br />

Beschrijving van ruwdeel Bladzijde<br />

G20 Standaard-ruwdeel (staf/pijp) 288<br />

G21 Contour ruwdeel 289<br />

Gereedschapsverplaatsing zonder bewerking Bladzijde<br />

G0 Positioneren in ijlgang 290<br />

G14 Gereedschapswisselpositie benaderen 291<br />

Enkelvoudige lineaire verplaatsingen en<br />

cirkelbogen<br />

Bladzijde<br />

G1 Rechtlijnige verplaatsing 292<br />

G2 In cirkel incr. middelpuntmaat 293<br />

G3 In cirkel incr. middelpuntmaat 293<br />

G12 In cirkel abs. middelpuntmaat 295<br />

G13 In cirkel abs. middelpuntmaat 295<br />

Aanzet, toerental Bladzijde<br />

G26 Toerentalbegrenzing hoofdspil 297<br />

G126 Toerentalbegrenzing aangedr.<br />

gereedschap<br />

297<br />

G64 Intermitterende aanzet 297<br />

G193 Aanzet per tand 298<br />

G94 Aanzet constant 298<br />

G95 Aanzet per omwenteling 298<br />

G195 Aanzet per omwenteling – aangedreven<br />

gereedschap<br />

298<br />

G96 Constante snijsnelheid 299<br />

G196 Constante snijsnelheid – aangedreven<br />

gereedschap<br />

299<br />

G97 Toerental (in 1/min.) 299<br />

G197 Toerental (in 1/min.) aangedreven<br />

gereedschap<br />

299<br />

Snijkant-/freesradiuscorrectie (SRC/FRC) Bladzijde<br />

G40 SRC uitschakelen 301<br />

G41 SRC inschakelen 301<br />

G42 SRC inschakelen 301<br />

Gereedschapscorrectie Bladzijde<br />

G148 (Veranderen van) snijkantcorrectie 302<br />

G149 Additieve correctie 303<br />

G150 Compensatie rechter gereedschapspunt 304<br />

G151 Compensatie linker gereedschapspunt 304<br />

Nulpuntverschuivingen Bladzijde<br />

G51 Nulpuntverschuiving 305<br />

G56 Nulpuntverschuiving additief 306<br />

G59 Nulpuntverschuiving absoluut 307<br />

Overmaten Bladzijde<br />

G57 Overmaat asparallel 308<br />

G58 overmaat parallel aan contour 309<br />

Verspaningscycli Bladzijde<br />

G80 Cycluseinde 310<br />

G81 Voorbewerken overlangs 320<br />

G817 Vlakcyclus langs 311<br />

G818 Vlakcyclus langs 311<br />

G819 Vlakcyclus langs met insteken 313<br />

G82 Voorbewerken overdwars 321<br />

G827 Vlakcyclus dwars 314<br />

G828 Vlakcyclus dwars 314<br />

G829 Vlakcyclus dwars met insteken 316<br />

G83 Enkelvoudige contourherhalingscyclus 322<br />

G836 Voorbewerken parallel aan contour 317<br />

G87 Baan met radius 323<br />

G88 Baan met afkanting 324<br />

G89 Nabewerken contour 319<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 551<br />

Overzicht van G-functies


Overzicht van G-functies<br />

Insteekcycli Bladzijde<br />

G86 Insteken 331<br />

G861 Contoursteken axiaal 325<br />

G862 Contoursteken radiaal 325<br />

G863 Contoursteken/nabewerken axiaal 327<br />

G864 Contoursteken/nabewerken radiaal 327<br />

G865 Enkelvoudige steekcyclus axiaal 329<br />

G866 Enkelvoudige steekcyclus radiaal 329<br />

G867 Steken/nabewerken axiaal 330<br />

G868 Steken/nabewerken radiaal 330<br />

Steekdraaicycli Bladzijde<br />

G811 Enkelvoudige steekdraaicyclus radiaal 333<br />

G815 Steekdraaicyclus radiaal 334<br />

G821 Enkelvoudige steekdraaicyclus axiaal 333<br />

G825 Steekdraaicyclus axiaal 334<br />

Schroefdraadcycli Bladzijde<br />

G31 Universele schroefdraadcyclus 336<br />

G32 Enkelvoudige draad 338<br />

G33 Draad enk. verplaatsing 339<br />

G35 Isometrische schroefdraad 340<br />

G350 Enkelvoudige langsdraad (eenvoudig) 341<br />

G351 Meervoudige langsdraad (uitgebreid) 342<br />

G352 Conische API-draad 343<br />

G353 Conische draad 344<br />

G36 Draadtapcyclus 358<br />

G799 Draadfrezen 359<br />

Draaduitloopcycli, afsteekcycli Bladzijde<br />

G25 Draaduitloopcontour (DIN509 E,<br />

DIN509 F, DIN76)<br />

345<br />

G85 Draaduitloopcyclus (DIN509 E,<br />

DIN509 F, DIN76)<br />

G851 Draaduitloop met cilinderbewerking<br />

DIN 509 E<br />

G852 Draaduitloop met cilinderbewerking<br />

DIN 509 F<br />

G853 Draaduitloop met cilinderbewerking<br />

DIN 76<br />

552 Overzicht van G-functies<br />

346<br />

348<br />

349<br />

350<br />

G856 Draaduitloop vorm U 351<br />

G857 Draaduitloop vorm H 352<br />

G858 Draaduitloop vorm K 353<br />

G859 Afsteekcyclus 354<br />

Boorcycli Bladzijde<br />

G71 Boorcyclus 355<br />

G74 Diepboorcyclus 356<br />

G36 Draadtapcyclus 358<br />

G743 Lineair patroon eindvlak 384<br />

G744 Lineair patroon mantelvlak 388<br />

G745 Rond patroon eindvlak 386<br />

G746 Rond patroon mantelvlak 390<br />

G799 Draadfrezen 359<br />

C-as Bladzijde<br />

G120 Referentiediameter<br />

mantelvlakbewerking<br />

372<br />

G126 Toerentalbegrenzing aangedr.<br />

gereedschap<br />

297<br />

G152 Nulpuntverschuiving C-as 360<br />

G153 C-as standaardiseren 360<br />

G193 Aanzet per tand 298<br />

G195 Aanzet per omwenteling – aangedreven<br />

gereedschap<br />

298


C-as Bladzijde<br />

G196 Constante snijsnelheid – aangedreven<br />

gereedschap<br />

299<br />

G197 Toerental (in 1/min.) aangedreven<br />

gereedschap<br />

299<br />

Bewerking van eindvlak Bladzijde<br />

G100 IJlgang eindvlak 361<br />

G101 Rechtlijnige verplaatsing eindvlak 362<br />

G102 Cirkelboog eindvlak 363<br />

G103 Cirkelboog eindvlak 363<br />

G304 Figuurdefinitie volledige cirkel eindvlak 369<br />

G305 Figuurdefinitie rechthoek eindvlak 370<br />

G307 Figuurdefinitie veelhoek eindvlak 371<br />

G743 Lineair patroon eindvlak 384<br />

G745 Rond patroon eindvlak 386<br />

G791 Lineaire sleuf eindvlak 364<br />

G793 Contourfreescyclus eindvlak 365<br />

G797 Vlakfrezen eindvlak 367<br />

G799 Draadfrezen axiaal 359<br />

Bewerking van mantelvlak Bladzijde<br />

G110 IJlgang mantelvlak 373<br />

G111 Rechtlijnige verplaatsing mantelvlak 374<br />

G112 Cirkelboog mantelvlak 375<br />

G113 Cirkelboog mantelvlak 375<br />

G120 Referentiediameter<br />

mantelvlakbewerking<br />

G314 Figuurdefinitie volledige cirkel<br />

mantelvlak<br />

372<br />

381<br />

G315 Figuurdefinitie rechthoek mantelvlak 382<br />

G317 Figuurdefinitie veelhoek mantelvlak 383<br />

G744 Lineair patroon mantelvlak 388<br />

G746 Rond patroon mantelvlak 390<br />

G792 Lineaire sleuf mantelvlak 377<br />

Bewerking van mantelvlak Bladzijde<br />

G794 Contourfreescyclus mantelvlak 378<br />

G798 Spiraalgroef frezen 380<br />

Overige Bladzijde<br />

G4 Stilstandstijd 392<br />

G9 Nauwkeurige stop (regelgewijs) 392<br />

G60 Veiligheidszone uitschakelen 392<br />

G204 Wachten op tijdstip 392<br />

HEIDENHAIN <strong>MANUALplus</strong> <strong>4110</strong> 553<br />

Overzicht van G-functies


Overzicht van de cycli<br />

Ruwdeelcycli Bladzijde<br />

Overzicht 85<br />

Standaard-ruwdeel 86<br />

ICP-ruwdeel 87<br />

Enkelvoudige snedecycli Bladzijde<br />

Overzicht 88<br />

Positioneren in ijlgang 89<br />

Gereedschapswisselpositie<br />

benaderen<br />

Lineaire bewerking overlangs<br />

Enkelvoudige langssnede<br />

Lineaire bewerking overdwars<br />

Enkelvoudige dwarssnede<br />

Lineaire bewerking onder een<br />

hoek<br />

Enkelvoudige schuine snede<br />

Cirkelvormige bewerking<br />

Enkelvoudige cirkelvormige snede<br />

Cirkelvormige bewerking<br />

Enkelvoudige cirkelvormige snede<br />

Afkanting<br />

Afkanting maken<br />

Afronding<br />

Afronding maken<br />

M-functie<br />

Invoer van een M-functie<br />

90<br />

91<br />

92<br />

93<br />

94<br />

94<br />

95<br />

96<br />

97<br />

Verspaningscycli Bladzijde<br />

Overzicht 98<br />

Verspanen overlangs<br />

Voorbewerkings- en<br />

nabewerkingscyclus voor<br />

eenvoudige contouren<br />

Verspanen overdwars<br />

Voorbewerkings- en<br />

nabewerkingscyclus voor<br />

eenvoudige contouren<br />

Verspanen met insteken<br />

overlangs<br />

Voorbewerkings- en<br />

nabewerkingscyclus voor<br />

eenvoudige contouren<br />

Verspanen met insteken<br />

overdwars<br />

Voorbewerkings- en<br />

nabewerkingscyclus voor<br />

eenvoudige contouren<br />

Parallel aan contour (ICPcontour)<br />

overlangs<br />

Voorbewerkings- en<br />

nabewerkingscyclus voor<br />

willekeurige contouren<br />

Parallel aan contour (ICPcontour)<br />

overdwars<br />

Voorbewerkings- en<br />

nabewerkingscyclus voor<br />

willekeurige contouren<br />

ICP-verspanen overlangs<br />

Voorbewerkings- en<br />

nabewerkingscyclus voor<br />

willekeurige contouren<br />

ICP-verspanen overdwars<br />

Voorbewerkings- en<br />

nabewerkingscyclus voor<br />

willekeurige contouren<br />

101<br />

101<br />

109<br />

109<br />

117<br />

117<br />

121<br />

121


Steekcycli Bladzijde<br />

Overzicht 129<br />

Insteken radiaal<br />

Steek- en nabewerkingscycli voor<br />

eenvoudige contouren<br />

Insteken axiaal<br />

Steek- en nabewerkingscycli voor<br />

eenvoudige contouren<br />

Insteken radiaal ICP<br />

Steek- en nabewerkingscycli voor<br />

willekeurige contouren<br />

Insteken axiaal ICP<br />

Steek- en nabewerkingscycli voor<br />

willekeurige contouren<br />

131<br />

131<br />

139<br />

139<br />

Draaduitloop vorm H 156<br />

Draaduitloop vorm K 157<br />

Draaduitloop vorm U 158<br />

Afsteken<br />

Cyclus voor het afsteken van<br />

draaiwerk<br />

159<br />

Steekdraaicycli Bladzijde<br />

Overzicht 143<br />

Steekdraaien radiaal<br />

Steekdraai- en<br />

nabewerkingscycli voor<br />

eenvoudige contouren<br />

Steekdraaien axiaal<br />

Steekdraai- en<br />

nabewerkingscycli voor<br />

eenvoudige contouren<br />

ICP-steekdraaien radiaal<br />

Steekdraai- en<br />

nabewerkingscycli voor<br />

willekeurige contouren<br />

ICP-steekdraaien axiaal<br />

Steekdraai- en<br />

nabewerkingscycli voor<br />

willekeurige contouren<br />

144<br />

144<br />

152<br />

152<br />

Schroefdraadcycli Bladzijde<br />

Overzicht 162<br />

Schroefdraadcyclus<br />

Enkel- of meervoudige<br />

schroefdraad<br />

Conische draad<br />

Enkel- of meervoudige conische<br />

draad<br />

API-draad<br />

Enkel- of meervoudige API-draad<br />

(API: American Petroleum<br />

Institute)<br />

Schroefdraad nasnijden<br />

Enkel- of meervoudige<br />

schroefdraad nasnijden<br />

Conische draad nasnijden<br />

Enkel- of meervoudige conische<br />

draad nasnijden<br />

API-draad nasnijden<br />

Enkel- of meervoudige API-draad<br />

nasnijden<br />

Draaduitloop DIN 76<br />

Draaduitloop en draadaansnijding<br />

Draaduitloop DIN 509 E<br />

Draaduitloop en cilinderaansnijding<br />

Draaduitloop DIN 509 F<br />

Draaduitloop en cilinderaansnijding<br />

165<br />

168<br />

170<br />

172<br />

176<br />

178<br />

180<br />

182<br />

184


Boorcycli Bladzijde<br />

Overzicht 190<br />

Boorcyclus axiaal<br />

voor afzonderlijke boringen en<br />

patronen<br />

Boorcyclus radiaal<br />

voor afzonderlijke boringen en<br />

patronen<br />

Diepboorcyclus axiaal<br />

voor afzonderlijke boringen en<br />

patronen<br />

Diepboorcyclus radiaal<br />

voor afzonderlijke boringen en<br />

patronen<br />

Draadtapcyclus axiaal<br />

voor afzonderlijke boringen en<br />

patronen<br />

Draadtapcyclus radiaal<br />

voor afzonderlijke boringen en<br />

patronen<br />

Draadfrezen<br />

freest schroefdraad in een<br />

bestaande boring<br />

Draaduitloop DIN 509 E<br />

Draaduitloop en cilinderaansnijding<br />

Draaduitloop DIN 509 F<br />

Draaduitloop en cilinderaansnijding<br />

191<br />

191<br />

193<br />

193<br />

195<br />

195<br />

197<br />

182<br />

184<br />

Freescycli Bladzijde<br />

Overzicht 201<br />

Positioneren in ijlgang<br />

C-as inschakelen, gereedschap en<br />

spil positioneren<br />

Sleuf axiaal<br />

freest afzonderlijke sleuf of<br />

sleufpatroon<br />

Figuur axiaal<br />

freest afzonderlijke figuur<br />

Contour axiaal ICP<br />

freest afzonderlijke ICP-contour of<br />

contourpatroon<br />

Kopfrezen<br />

freest vlakken of veelvlakken<br />

Sleuf radiaal<br />

freest afzonderlijke sleuf of<br />

sleufpatroon<br />

Figuur radiaal<br />

freest afzonderlijke figuur<br />

Contour radiaal ICP<br />

freest afzonderlijke ICP-contour of<br />

contourpatroon<br />

Spiraalgroef frezen radiaal<br />

freest een spiraalgroef<br />

Draadfrezen<br />

freest schroefdraad in een<br />

bestaande boring<br />

202<br />

203<br />

204<br />

208<br />

211<br />

215<br />

216<br />

220<br />

223<br />

197


DR. JOHANNES HEIDENHAIN GmbH<br />

Dr.-Johannes-Heidenhain-Straße 5<br />

83301 Traunreut, Germany<br />

{ +49 (8669) 31-0<br />

| +49 (8669) 5061<br />

E-Mail: info@<strong>heidenhain</strong>.de<br />

Technical support | +49 (8669) 31-10 00<br />

E-Mail: service@<strong>heidenhain</strong>.de<br />

Measuring systems { +49 (8669) 31-3104<br />

E-Mail: service.ms-support@<strong>heidenhain</strong>.de<br />

TNC support { +49 (8669) 31-3101<br />

E-Mail: service.nc-support@<strong>heidenhain</strong>.de<br />

NC programming { +49 (8669) 31-3103<br />

E-Mail: service.nc-pgm@<strong>heidenhain</strong>.de<br />

PLC programming { +49 (8669) 31-3102<br />

E-Mail: service.plc@<strong>heidenhain</strong>.de<br />

Lathe controls { +49 (711) 952803-0<br />

E-Mail: service.hsf@<strong>heidenhain</strong>.de<br />

www.<strong>heidenhain</strong>.de<br />

Ve 00<br />

354 267-73 · 12/2006 · pdf · Subject to change without notice

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!