ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
264<br />
3. het deputaatschap voortijdige ambtsbeëindiging op te dragen voorstellen te doen aan de generale<br />
synode <strong>2004</strong> voor een instructie met betrekking tot de in voorstel 2.c. genoemde regeling;<br />
4. het deputaatschap voortijdige ambtsbeëindiging op te dragen verslag te doen van haar werkzaamheden<br />
aan de generale synode <strong>2004</strong>;<br />
5. de synodale commissie ter begeleiding van predikanten die voortijdig hun ambtelijke dienst hebben<br />
beëindigd op te heffen.<br />
1.3. Ingevolge het besluit van de synode hebben deputaten twee secties gevormd. De sectie uitkering bestond<br />
uit de broeders Blom en Verhoef, de sectie begeleiding uit de broeders Quant, De Hek en Kardol.<br />
Deputaten hebben geregeld – met een gemiddelde frequentie van 1 maal per 1,5 maand – vergaderd.<br />
Daarbij is veel aandacht besteed aan het opstellen van uitgangspunten voor een nieuwe regeling en aan<br />
het opstellen en bespreken van het concept van zo’n regeling. Een en ander heeft uiteindelijk geresulteerd<br />
in een concept-regeling, die in het vervolg van dit verslag gepresenteerd zal worden.<br />
Verder is de aandacht uitgegaan naar (de begeleiding van) de predikanten die voor en tijdens de afgelopen<br />
periode hun werk in een gemeente hebben moeten beëindigen. Met deze predikanten is geregeld<br />
gesproken. Voor de begeleiding van de desbetreffende predikanten naar ander (ambts-)werk hebben deputaten<br />
de hulp ingeroepen van een professioneel bureau, waarmee daartoe een contract is afgesloten.<br />
Tenslotte hebben deputaten, naast de voorkomende werkzaamheden, (gevraagd en ongevraagd) adviezen<br />
gegeven aan classes en gemeenten inzake de fi nanciële regelingen met betrokken predikanten.<br />
2. Nieuwe regeling<br />
2.1. Een van de belangrijkste opdrachten van deputaten was om de bestaande diverse fi nanciële regelingen,<br />
zoals hiervoor in punt 1.2 genoemd, samen te smelten tot één regeling. Deputaten hebben deze<br />
opdracht ruim opgevat, in die zin dat zij in de voorgestelde regeling ook aandacht hebben besteed aan de<br />
positie van gewezen predikanten. Onderdeel a1 van de opdracht van de G.S. van 2001 bood deputaten<br />
ook de ruimte om de positie van gewezen predikanten in een nieuwe regeling ‘mee te nemen’. Wel is van<br />
belang dat het synodebesluit betreffende gewezen predikanten het karakter van een ‘richtlijn’ had, terwijl<br />
de positie van losgemaakte en andere predikanten in een ‘regeling’ was vastgelegd. In zijn algemeenheid<br />
heeft een regeling een stringenter en minder vrijblijvend karakter dan een richtlijn. Deputaten hebben er<br />
voor gekozen bij beide categorieën te kiezen voor een regeling. Het treffen van één regeling, waarin de<br />
fi nanciële aspecten van alle categorieën van ‘op een zijspoor geraakte’ (gewezen) predikanten geregeld<br />
wordt, verdient vanuit het oogpunt van overzichtelijkheid en regelgevingsystematiek verre de voorkeur<br />
boven het vigeren van twee regelingen, één voor predikanten en één voor gewezen predikanten.<br />
2.2. De belangrijkste algemene uitgangspunten voor de voorgestelde regeling zijn de volgende:<br />
a. deputaten gaan er van uit dat de juridische positie van een predikant in onze kerken niet valt te karakteriseren<br />
als een arbeidsovereenkomst. Daar wordt ook wel anders over gedacht. Prof. mr. W.A.<br />
Zondag, een hoogleraar arbeidsrecht, heeft zich in een andere richting uitgelaten, maar deputaten<br />
gaan er vooralsnog vanuit dat de rechter het oordeel van de Hoge Raad in de kwestie Kruis, van een<br />
aantal jaren geleden, zal volgen;<br />
b. het bovenstaande betekent dat de relatie tussen een predikant en een gemeente/deputaatschap zal<br />
worden beschouwd als een duurovereenkomst van geheel eigen aard. Uit de rechtspraak blijkt dat<br />
een dergelijke overeenkomst in beginsel kan worden opgezegd, soms met onmiddellijke ingang soms<br />
met inachtneming van een redelijke termijn. Onder omstandigheden kan het opzeggen van een duurovereenkomst<br />
onzorgvuldig zijn en leiden tot schadeplichtigheid. Of dat in een concreet geval zo is, is<br />
afhankelijk van de aard van de overeenkomst, de mate van verwijtbaarheid, de duur van de overeenkomst<br />
en de gevolgen van de opzegging voor de opgezegde partij;<br />
c. de burgerlijke rechter is uiterst terughoudend bij de toetsing van kerkelijke geschillen. Die terughoudendheid<br />
neemt toe naarmate het geschil een ‘kerkelijker’ karakter heeft. (Geschillen inzake de<br />
belijdenis zal de rechter niet beslissen, geschillen over het eigendom van het kerkgebouw weer wel).<br />
Wanneer door de bevoegde kerkelijke organen op zorgvuldige wijze een besluit genomen is (met<br />
inachtneming van de beginselen van hoor en wederhoor) en dat besluit na het volgen van de interne<br />
beroepsgang in stand gebleven is, dan wel wanneer die beroepsgang ongebruikt is gebleven, zal de<br />
rechter een dergelijk besluit slechts marginaal toetsen (mits ook de interne beroepsgang voorziet in<br />
een behoorlijke procedure). Een marginale toetsing komt er op neer dat de rechter slechts beoordeelt<br />
of de kerk in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Alleen wanneer (de wijze van totstandkoming<br />
van) het besluit apert onredelijk is(bijvoorbeeld wanneer sprake is van willekeur), zal de rechter<br />
ingrijpen. Het vaststellen van een duidelijke regeling, waarin is vastgelegd welke aanspraken een<br />
betrokken (gewezen) predikant heeft en het in concreto toepassen van die aanspraken, voorkomt dat<br />
een besluit waarin een fi nanciële regeling wordt getroffen geen stand houdt bij de burgerlijke rechter<br />
wegens willekeur. De regeling zelf moet natuurlijk wel de marginale toetsing kunnen doorstaan. Dat<br />
betekent concreet dat zij voorziet in een uitkering die in rechte als een ‘redelijke regeling’ kan worden<br />
verdedigd. Het behoeft geen royale regeling te zijn, wel een minimaal aanvaardbare regeling;<br />
d. voor het antwoord op de vraag wat een redelijke (minimaal aanvaardbare) regeling is, hebben deputaten<br />
zich georiënteerd op de vergoedingen die doorgaans toegekend worden bij ontbindingen<br />
van arbeidsovereenkomsten. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat predikanten, anders dan<br />
werknemers, geen aanspraak kunnen maken op een wachtgeldregeling of WW-uitkering, terwijl de<br />
door een kantonrechter toegekende vergoeding doorgaans bovenop een dergelijke uitkering genoten<br />
wordt (Overigens zijn er ontwikkelingen gaande om dat te wijzigen). Er is, al met al, gezocht naar<br />
een analogie met de ontbindingsvergoedingen bij het einde van een arbeidsovereenkomst, rekening<br />
houdend met de specifi eke positie van predikanten en de verantwoordelijkheid van de kerken voor de<br />
predikanten;