ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
263<br />
Tevens wijst uw commissie erop dat het verlenen van emeritaat een zaak is van de classis en niet van deputaten<br />
emeritikas. Deze deputaten voeren (slechts) uit wat de classes hen opdragen. Indien een classis<br />
besluit een predikant 100% emeritaat te verlenen op basis van arbeidsongeschiktheid, kunnen deputaten<br />
emeritikas niets anders doen dan de volledige emeritaatsvergoeding betalen. Ook al zou de betreffende<br />
predikant door een arts voor een lager percentage arbeidsongeschikt zijn verklaard.<br />
Over deze zaken is overleg geweest met deputaten emeritikas. Evenals uw commissie zijn zij van oordeel<br />
dat er bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid een volledige uitkering uit de emeritikas plaats dient te<br />
vinden. Uiteraard dienen de geldende regels daarbij in acht te worden genomen. Indien een gedeeltelijk<br />
arbeidsongeschikte predikant meer dan 15% van de uitkering bijverdient, zal het meerdere gekort<br />
worden op de uitkering. In deze regeling zit dus al een beperking van de uitkering van een gedeeltelijk<br />
arbeidsongeschikte predikant. Bovendien kan deze uitkering beperkt worden op grond van artikel 17 van<br />
instructie voor deputaten emeritikas (bijlage 5 K.O.).<br />
Wel acht uw commissie het aan te bevelen regelmatig onderzoek te doen naar de situatie van de arbeidsongeschikte<br />
predikant. Indien de betreffende artsen bij de eerste keuring reeds aangeven dat er absoluut<br />
geen uitzicht is op terugkeer in een arbeidssituatie, kan de predikant voor altijd emeritaat verleend worden.<br />
Indien de artsen echter aangeven dat er een kans bestaat op terugkeer in het arbeidsproces, is het<br />
wenselijk die predikanten in opdracht van de classis periodiek te laten keuren.<br />
Uw commissie stelt voor het volgende te besluiten:<br />
1. Instructie 8.06 niet te aanvaarden.<br />
2. Instructie 8.07 niet te aanvaarden.<br />
3. Artikel 13 K.O. lid 1a aan te vullen met: ‘In deze attesten dienen de geneesheren ook aan te geven in<br />
hoeverre er in de komende jaren medisch gezien nog uitzicht is op gehele of gedeeltelijke terugkeer in<br />
de ambtelijke dienst en/of deelname aan het arbeidsproces op andere wijze’.<br />
4. Artikel 13 K.O. lid 1d aan te vullen met: ‘Door deputaten emeritikas wordt ingaande het jaar 2005 elke<br />
drie jaar bij de betreffende classes nagegaan of deze bepaling wordt toegepast. De desbetreffende<br />
classes dienen daartoe op aanvraag van deputaten emeritikas een schriftelijke verklaring in omtrent<br />
de uitkomst van het periodieke onderzoek. Een geneeskundig onderzoek door een of meer door de<br />
classis aangewezen geneeskundigen kan onderdeel van het onderzoek uitmaken. De betreffende<br />
predikant is verplicht aan het geneeskundig onderzoek mee te werken. De kosten daarvan komen ten<br />
laste van de emeritikas’.<br />
BIJLAGE 22<br />
Artikel 52<br />
Rapport deputaten voortijdige ambtsbeëindiging<br />
A.J. van der Wekken, rapporteur<br />
1. Samenstelling en opdracht<br />
1.1. Uw vergadering benoemde in 2001 de volgende broeders:<br />
Ds. D. Quant (voorzitter), D. Blom RA, mr. H. de Hek, ir. J.A. Kardol en G. Verhoef RA. Mr. H. de Hek heeft<br />
in deze periode als secretaris gefungeerd.<br />
Van deze deputaten heeft mr. H. de Hek te kennen gegeven niet voor herbenoeming in aanmerking te willen<br />
komen. Per separaat schrijven ontvangt u een voorstel voor de vervulling van deze vacature.<br />
1.2. De synode van 2001 besloot betreffende het deputaatschap:<br />
1. een deputaatschap voortijdige ambtsbeëindiging (DVA) te benoemen met een sectie uitkeringen<br />
(DVA-U) en een sectie begeleiding (DVA-B);<br />
2. dit deputaatschap op te dragen uitvoering te geven aan:<br />
a.1. het opstellen van algemene richtlijnen inzake de diaconale verantwoordelijkheid van een betrokken<br />
kerk in die situaties waarin een predikant eigenmachtig zijn ambt neerlegt, wordt afgezet<br />
of overgaat tot een andere staat des levens; zolang deze algemene richtlijnen er nog niet<br />
zijn, zullen deputaten in voorkomende gevallen de regeling voor levensonderhoud van afgezette<br />
predikanten en hun gezinnen (besluit generale synode 1986) in redelijkheid uitvoeren;<br />
a.2. de begeleiding van een predikant naar ander werk na voortijdige beëindiging van het ambtswerk;<br />
de kosten hiervan komen voor rekening van deputaten onderlinge bijstand en advies;<br />
b.1. de overbruggingsregeling repatriërende predikanten (besluit generale synode 1998);<br />
b.2. de voorlopige regeling losgemaakte predikanten (besluit generale synode 1998);<br />
b.3. de in bijlage 47 K.O. genoemde verplichting tot het treffen van een overbruggingsregeling door<br />
kerkenraad en classis na beëindiging van een wachtgeldregeling voor ex-legerpredikanten;<br />
de uitvoering zoals genoemd in b.1. tot met b.3. geschiedt voor nieuwe situaties gedurende het eerste jaar<br />
via en voor rekening van de gemeente of het deputaatschap waar de predikant laatstelijk diende; na één<br />
jaar geschiedt de uitvoering via en voor rekening van deputaten onderlinge bijstand en advies; andere<br />
betrokken deputaatschappen dienen van deze overgang op de hoogte te worden gesteld;<br />
c. de opdracht om de onder b. genoemde regelingen samen te smelten tot één regeling en daarbij<br />
de inhoud van het rapport van de studiecommissie CVAP, uitgebracht aan de generale<br />
synode 2001, te betrekken en bovendien daarover contact te onderhouden met deputaten<br />
kerkorde en kerkrecht;