ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
250<br />
werkt moet worden. Daartoe hebben wij een inventarisatie uitgevoerd onder alle predikanten die sedert<br />
1995 in hun ambt bevestigd zijn op 35-jarige of latere leeftijd. Die inventarisatie levert op, dat er in 1 à 2<br />
van de 9 gevallen geen sprake is van pensioenopbouw in de periode van het arbeidzame maatschappelijke<br />
leven. Dat betekent, dat als het voor predikanten met een late roeping tot emeritaatsverlening komt,<br />
er bijna altijd een korting op de uitkering zal worden toegepast wegens pensioenaanspraken elders.<br />
Deze korting kan worden beschouwd als een compensatie van de kortere periode gelegen tussen de late<br />
roeping en het emeritaat (het aantal ‘dienstjaren’) waarmee inderdaad wordt aangetoond dat dit geen<br />
echt knelpunt is. Het voorstel uit variant I van de commissie emeritaatsregeling particuliere synode 2001<br />
om te korten tot het minimum (= een uitkering afgeleid van het minimum van de traktementsschaal) is<br />
daarom niet nodig.<br />
Ad d. Predikanten uit buitenland of uit andere kerkverbanden zonder pensioenopbouw<br />
Het komt een enkele keer voor dat een predikant uit het buitenland of uit een ander kerkverband bij ons<br />
‘instroomt’, terwijl hij geen pensioenopbouw dan wel een emeritaatsaanspraak heeft. Er zijn 3 varianten<br />
te onderscheiden:<br />
a. een predikant vanuit een ander kerkverband uit het buitenland;<br />
b. een predikant vanuit een ander kerkverband;<br />
c. een predikant en gemeente vanuit een ander kerkverband.<br />
Veel hangt af van de leeftijd van de predikant waarop de overkomst plaatsvindt. In beginsel heeft een<br />
overgekomen predikant dezelfde rechten als alle andere predikanten, ongeacht zijn leeftijd dan wel het<br />
aantal ‘dienstjaren’.<br />
Voor zover deputaten emeritikas bekend, zijn er in de periode 2001-<strong>2004</strong> drie (overigens jonge) predikanten<br />
vanuit een ander kerkverband uit het buitenland bij ons ingestroomd. Deputaten emeritikas wijzen<br />
de generale synode er op, dat de verzorgingsgedachte strijdig kan zijn met het aanbrengen van allerlei<br />
verfijningen. Het is dan ook zeer de vraag of tot het aanbrengen daarvan moet worden overgegaan. Dan<br />
zou bijv. kunnen worden gedacht aan:<br />
• Inkoop van het te weinig opgebouwde recht (bijv. als een naar ons kerkverband overgekomen gemeente<br />
een voorziening meegeeft); of<br />
• Afzien van volledige aanspraak, hetgeen dan leidt tot een correctie op de emeritaatsuitkering.<br />
Deputaten emeritikas dringen er bij de generale synode op aan van beide mogelijkheden af te zien omdat<br />
ze strijdig zijn met de verzorgingsgedachte.<br />
Ad e. Recht op uitkering vervalt na hertrouwen en niet bij andere samenlevingsvormen<br />
Door de commissie emeritaatsregeling generale synode 2001 is in variant I voorgesteld geregistreerd<br />
samenwonen gelijk te stellen aan huwen. Het betreft hier een in onze kerken vrij principieel liggend onderwerp,<br />
hetgeen door de commissie emeritaatsregeling overigens niet verder is uitgewerkt, anders dan dat<br />
is aangegeven dat ‘hertrouwen financieel wordt gestraft en samenwonen wordt beloond.’ Alhoewel dat<br />
laatste op zich juist is, is die overweging gebaseerd op materiële gronden en slechts afgestemd op het<br />
vormen van een economische eenheid. Ideële overwegingen kunnen tot andere opvattingen aanleiding<br />
geven, zeker als wordt overwogen dat ook hier sprake is van situaties die gelukkig niet vaak voorkomen.<br />
Daarmee is de discussie vrij academisch en mede ook op grond daarvan hechten wij er aan de generale<br />
synode te adviseren ook op dit punt in de regeling geen wijzigingen aan te brengen.<br />
Ad f. Uitkering weduwe 65+ lager dan weduwnaar<br />
Ten behoeve van de discussie met commissie 6 van de generale synode 2001 is destijds de geschiedenis<br />
ten aanzien van deze ongelijkheid uiteengezet.<br />
Voor de emeritikas gaan we nog steeds uit van het eindloonstelsel en van een ouderdomspensioen van<br />
70%, en 70% voor het weduwenpensioen, waarbij dit laatste percentage is uitgedrukt in een percentage<br />
van 50% van de uitkeringsgrondslag (70% van 70%).<br />
Als een gehuwde predikant weduwnaar wordt blijft de bruto-uitkering gehandhaafd op 70% van de<br />
grondslag. Voor een weduwe bedraagt de bruto-uitkering 50% van de grondslag.<br />
Zoals wij destijds in onze notitie voor de generale synode 2001 aantoonden, wijkt onze regeling niet af van<br />
andere pensioenregelingen omdat er sprake is van een aanvullende voorziening (namelijk een aanvulling<br />
op de AOW). Dat neemt evenwel de onderlinge ongelijkheid tussen de hoogte van een uitkering voor een<br />
weduwnaar enerzijds en een weduwe anderzijds niet weg. Gelijkheid kan bereikt worden door:<br />
a. de uitkering voor een weduwe ook op 70% te bepalen;<br />
b. de uitkering voor een weduwnaar op 50% te zetten; of<br />
c. voor zowel de weduwnaren als de weduwen een nieuw, gelijk uitkeringspercentage vast te stellen,<br />
bijv. 60% of 65%.<br />
De financiële consequenties van bovenstaande mogelijkheden zijn als volgt (prijspeil <strong>2004</strong>, bedragen in<br />
€ x 1000):<br />
Categorie Aantal Weduwen Weduwnaren Beiden Beiden<br />
naar 70% naar 50% naar 60% naar 65%<br />
Weduwnaren 3 0 – 29 – 15 – 7<br />
Weduwen 36 328 0 + 170 + 255<br />
Totaal + 328 – 29 + 155 + 248<br />
Een aanpassing zou nog betrokken kunnen worden in een totaalpakket van wijzigingen. Gedacht kan dan<br />
worden aan bijv. uitgaan van middelloon in plaats van eindloon in relatie tot de indexering (welvaartsvast<br />
of waardevast).