24.07.2013 Views

ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht

ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht

ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

245<br />

Ondertussen spreken we elkaar nauwelijks meer aan op wat we zingen. En is dat juist? Om het slechts<br />

te gedogen? Ons lijkt een positieve insteek juister. Nu deze praktijk niet meer terug te draaien is, hebben<br />

we dan in ieder geval niet de taak elkaar er vanuit de Schrift en de belijdenis in op te scherpen dat wat we<br />

zingen ook werkelijk verantwoord is? Dat lijkt uw commissie het andere spoor. Dat we ook in de onderlinge<br />

ontmoeting met een zekere regelmaat elkaar daarop bevragen. En dan lijkt het uw commissie nuttig<br />

dat er duidelijke criteria worden opgesteld. Op z’n minst bestaat de indruk dat soms ook gezwicht werd<br />

voor argumenten als: ‘ze (de jongeren?) zingen het zo graag’, ‘het is erg populair/het zingt zo lekker’ enz.<br />

Dan wordt soms zelfs de indruk gewekt dat sommige liederen zelfs kerkenraden worden opgedrongen.<br />

Welnu, dan is het ook goed om enkele duidelijke criteria te hebben om gemeenteleden duidelijk te kunnen<br />

maken waarom we een dergelijk lied niet willen. Helaas zijn er ook wel symptomen dat kerkenraden zich<br />

te weinig bewust zijn van hun verantwoordelijkheid op dit punt.<br />

Voorstel tot besluit<br />

Uw commissie stelt u voor het volgende te besluiten inzake art. 69 K.O.:<br />

De generale synode<br />

kennis genomen hebbend van<br />

1. het rapport van deputaten eredienst alsmede het corresponderende rapport van de synodale commissie;<br />

2. de eerder genomen besluiten en de daaraan ten grondslag liggende rapporten vanaf de generale<br />

synode van 1980 inzake het kerkelijk lied<br />

constaterende<br />

1. dat alle voor 1998 genomen besluiten niet die eenheid hebben gebracht die men gehoopt had;<br />

2. dat het besluit in 1998 om de zaak van het kerkelijk lied toch nog weer te openen de intentie had om<br />

nog één keer een poging te doen om uit de impasse te geraken;<br />

3. dat het besluit in 2001 diezelfde intentie had;<br />

4. dat de gehouden enquête echter aangeeft dat een behoorlijk deel van de kerken niet bereid is om<br />

synodale bepalingen inzake het kerkelijk lied te houden/meent dat het in de vrijheid van de plaatselijke<br />

kerken is beslissingen te nemen inzake het kerkelijk lied<br />

overwegende<br />

1. dat de generale synode van 1980 inzake het kerkelijk lied heeft uitgesproken dat de Heilige Schrift het<br />

zingen van liederen die niet rechtstreeks berijmde Schriftgedeelten zijn niet verbiedt, noch gebiedt;<br />

2. dat het de roeping van de kerken is om ook in het kerkelijk lied de kerken bij het Woord te bewaren;<br />

3. dat ook uit het Nieuwe Testament blijkt dat de Psalmen een geheel unieke plaats innemen, zoals blijkt<br />

uit de vele citaten uit het boek der Psalmen;<br />

4. dat de geschiedenis van de kerken laat zien dat ook via zogenaamde vrije liederen allerlei dwaalleer<br />

de kerken is binnen gekomen;<br />

5. dat het calvinistisch beginsel is dat in het kerklied de Schrift zelf aan het woord komt;<br />

6. dat echter eenparigheid om tot een besluit te komen inzake het kerkelijk lied al lange tijd ontbreekt;<br />

7. dat weliswaar van het huidige standpunt ten aanzien van het kerkelijk lied, zoals dat verwoord wordt in<br />

art. 69 K.O., nog nooit is aangetoond dat dit tegen de Schrift of de confessie ingaat en dat dit daarom<br />

als hoofdlijn gehandhaafd kan blijven;<br />

8. dat echter in de gereformeerde traditie er ook een zijspoor is aan te geven waaruit blijkt dat wel een<br />

plaats werd gegeven aan het vrije lied;<br />

van oordeel<br />

1. dat in het licht van het rapport van deputaten eredienst het aanbieden van een selectie liederen geen<br />

uitkomst kan bieden in de ontstane situatie;<br />

2. dat het zondermeer vrijgeven van het vrije lied binnen onze kerken een breuk betekent met onze eigen<br />

kerkgeschiedenis en een groot aantal gevaren met zich mee kan brengen voor het geestelijk welzijn<br />

van de kerken;<br />

3. dat prediking en kerklied niet los van elkaar staan en dat daarom de keuze van kerkliederen in de<br />

praktijk ook iets blijkt te zeggen over de inhoud van de prediking;<br />

4. dat de generale synode geroepen is leiding te geven om uit deze impasse inzake het kerkelijk lied te<br />

geraken;<br />

5. dat zonder de erkenning dat we ook inzake het kerklied te maken hebben met een geestelijk probleem<br />

in onze kerken iedere oplossing een schijnbare oplossing zal blijken te zijn;<br />

spreekt uit<br />

1. Dat de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland het ‘vrije lied’ weliswaar toestaan (de Schrift<br />

verbiedt het niet), maar niet voorstaan (de Schrift gebiedt het niet)<br />

2. Dat kerkenraden die het bovengenoemde zijspoor (‘overwegende 8’) bewandelen erop toe hebben te<br />

zien dat het kerkelijk lied in overeenstemming is met de Schrift en de gereformeerde belijdenis;<br />

3. Dat het te betreuren is dat:<br />

a. kerkenraden zich niet strikt hebben gehouden aan het gestelde in art. 69 K.O.<br />

b. de uitspraken van 1983 de eenheid niet gediend hebben;<br />

besluit<br />

1. De tekst van art. 69 K.O. als volgt te wijzigen:<br />

In de eredienst zullen in principe Psalmen gezongen worden, alsmede de berijmde Schriftgedeelten<br />

door de generale synode vastgesteld.<br />

a. Tot deze berijmde Schriftgedeelten behoren: (opsomming van de huidige punten a. t/m d.)<br />

b. Voor liederen in de eredienst gelden de volgende (nog nader vast te stellen door de generale synode<br />

2007) criteria;

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!