ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
217<br />
Deputaten vermelden de namen van ‘hun’ krijgsmachtpredikanten met respect. De broeders hebben de<br />
taak gestalte te geven aan hun opdracht tot getuigenis en dienst en zij doen dat bekwaam, integer en<br />
gelovig.<br />
4. Commissie Militairen Burgers Buitenland<br />
De broeders Evers en Haar vormen binnen het deputaatschap de Commissie Militairen en Burgers Buitenland<br />
(CMBB). Zij moeten contacten onderhouden in de eerste plaats met militairen die vanwege plaatsing<br />
of uitzending tijdelijk werkzaam zijn in het buitenland. Doordat de commissie sinds 1995 ook het<br />
werk van de toenmalige ‘Commissie Militairen Buitenland ‘(CMB) uit Enschede heeft voortgezet, onderhoudt<br />
zij daarnaast ook contacten met burgers die voor kortere of langere tijd in het buitenland verblijven.<br />
De commissie vervult deze taak door het toezenden van lectuur, het toezenden van een kerstattentie in de<br />
vorm van een goed boek, eventueel contact onderhouden met de familie in Nederland en het publiceren<br />
van adressen in kerkelijke bladen, en op de internetsite van ‘het Kerkblad voor het Noorden’, welke ook via<br />
de CGK-site toegankelijk is. Zij probeert op allerlei manieren adressen van hen die in het buitenland verblijven<br />
te achterhalen: zij leest de landelijke kerkbladen daarop door, adverteert in deze bladen, verzoekt<br />
de kerkenraden namen en adressen van militairen en burgers in het buitenland aan haar door te geven en<br />
overlegt met de verwante commissie binnen de Geref. Kerken (vrijgemaakt) de CCGG.<br />
In het jaar 2003 is weer een enquête gehouden onder de militairen en burgers in het buitenland. Uit deze<br />
enquête is gebleken, dat het werk van de CMBB door de uitgezonden broeders en zusters zeer op prijs<br />
wordt gesteld.<br />
Met hulp van het CMBB is een notitie opgesteld ten dienste van de kerkenraden met betrekking tot hun<br />
zorg voor uitgezonden militairen en eventueel hun gezinnen. Ook is besloten om rond 4 en 5 mei een brief<br />
te laten uitgaan naar de kerkenraden waarin voorbede wordt gevraagd voor met name de uitgezonden<br />
militairen en hun familie en, brede, aandacht wordt gevraagd voor allen die zich inzetten om de taak van<br />
de overheid, het bewaren en bewerken van vrede en vrijheid, vorm te geven.<br />
Deputaten zijn dankbaar dat zij op deze manier tot een zegen zijn.<br />
5. Wijziging ten aanzien van bijlage 3<br />
Art. 2 ad f: gestalte te geven aan de blijvende verantwoordelijkheid van de kerken voor die leden, die in het<br />
kader van de militaire dienst gedurende langere tijd in het buitenland verblijven en die leden van de kerken<br />
die om andere redenen tijdelijk in het buitenland verblijven en wel door middel van het onderhouden en/of<br />
doen onderhouden van contact met hen.<br />
Toelichting<br />
Zoals onder paragraaf 4 omschreven onderhouden deputaten sinds 1995 ook contacten met burgers die<br />
voor kortere of langere tijd in het buitenland verblijven. Tot nu toe werd dat steeds in de rapportage aan<br />
de synode vermeld, maar deputaten vinden het wenselijk, dat dat als deel van hun taak in de instructie<br />
omschreven wordt.<br />
6. De samenwerking met het Interkerkelijk Contact In Overheidszaken-Militairen (CIOM)<br />
De geestelijke verzorging bij de krijgsmacht berust op een gedeelde verantwoordelijkheid van enerzijds<br />
de overheid en anderzijds de zogenoemde zendende instanties. De overheid beperkt zich tot het scheppen<br />
van de voorwaarden, waaronder geestelijke verzorging kan plaatsvinden. Dat betekent in de praktijk<br />
het financieren ervan en het verschaffen van de benodigde middelen van logistieke aard.<br />
De zorg voor de inhoud van de geestelijke verzorging en de wijze waarop daaraan in de praktijk inhoud<br />
gegeven wordt, is de verantwoordelijkheid van de kerkgenootschappen en andere genootschappen op<br />
geestelijke grondslag. Deze stellen de geestelijke verzorgers beschikbaar om dienst te doen bij de krijgsmacht.<br />
De verschillende kerkgenootschappen van protestants-christelijke signatuur treden hierbij naar<br />
de overheid toe gezamenlijk op in het CIO-M.<br />
Deputaten worden in dit orgaan vertegenwoordigd door br. A.J. de Jong.<br />
In de vergaderingen van CIO-M krijgt de werving van confessionele geestelijke verzorgers voortdurend<br />
aandacht. Het CIO-M blijft het belangrijk vinden dat sollicitanten opteren voor deze functie bij de krijgsmacht<br />
vanuit een positieve grondhouding: de reden kan niet zijn dat men is uitgekeken op de huidige<br />
werkomgeving, maar dat men ernaar uitziet om juist binnen de krijgsmacht pastoraat uit te oefenen.<br />
Want dat is het kenmerkende van confessionele geestelijk verzorging: zij vertegenwoordigt de goede<br />
Herder. Daarom blijft CIO-M ook vasthouden aan de voorwaarde dat een geestelijk verzorger binnen<br />
de krijgsmacht ruime ervaring moet hebben opgedaan met pastoraat in de gemeente. Al langere tijd<br />
worden, helaas, door de hoofdkrijgsmachtpredikant geen zogenaamde ‘jaarlingen’ meer geworven; het<br />
heeft de voorkeur van de zendende instanties om korte contracten af te sluiten ofwel een contract voor<br />
onbepaalde tijd waarbij defensie een minimumduur van 15 jaar stelt.<br />
Ook het functioneren van de krijgsmachtpredikanten komt op de vergaderingen ter sprake. Meermalen<br />
is geconstateerd dat de werkdruk hoog is, niet in het minst vanwege de vele uitzendingen waarbij dan<br />
ook iedere keer GV-ers worden meegezonden. Van tijd tot tijd meldt br. De Jong dat het CIO-M steeds<br />
weer ervaart dat de politiek, c.q. de staatssecretaris, onverminderd de Dienst Geestelijke Verzorging<br />
waardeert; dat blijkt onder andere uit het feit dat ondanks bezuinigingen bij defensie het aantal formatieplaatsen<br />
voor de geestelijke verzorging gehandhaafd blijft. Wel moet in verband met de komst van een<br />
hindoe gv-er en een imam de confessionele geestelijke verzorging twee plaatsen inleveren.<br />
In december 2001 werd drs. G.L. Born, mede vanwege zijn lange staat van dienst als krijgsmachtpredikant,<br />
onder andere op het militair vormingscentrum Huis te Beukbergen te Huis ter Heide, en later als<br />
hoofdkrijgsmachtpredikant, gevraagd om als voorzitter van een ambtelijke commissie onderzoek te doen<br />
naar de aansturing en bedrijfsvoering van voornoemd vormingscentrum. Nadat de commissie haar ad-