24.07.2013 Views

ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht

ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht

ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

200<br />

is door de generale synode een nieuwe hoogleraar benoemd, terwijl in de loop van 2003 een beleidsmedewerker<br />

is aangesteld.<br />

De minimum bijdragen uit de kerken bedroegen voor de jaren 2001 tot en met 2003 resp. € 1,58, € 2,50<br />

en € 2,50. De kerken hebben in het algemeen aan deze verplichting voldaan. Een belangrijke bijdrage<br />

uit de kerken is voorts de opbrengst van de vrouwenactie, een zeer welkome ondersteuning voor onze<br />

bibliotheek.<br />

Deputaten spreken hun dankbaarheid uit voor de offervaardigheid van en de giften uit de kerken. Hieruit<br />

blijkt de verbondenheid met de universiteit. Ook bij verhoging van het subsidie van het ministerie van<br />

OCenW zal de betrokkenheid van de kerken, ook in financiële zin, moeten worden gecontinueerd.<br />

4. Raming resultaat <strong>2004</strong> en eigen vermogen ultimo <strong>2004</strong><br />

Voor <strong>2004</strong> ramen wij een positief resultaat van rond € 95.000,– na een toevoeging van € 100.000, – aan<br />

het stimuleringsfonds (vooruitlopend op een positieve besluitvorming van de generale synode) en ultimo<br />

<strong>2004</strong> een vermogen van rond € 2.028.000,–.<br />

5. Subsidie van het ministerie van OCenW<br />

Na een aantal telefonische gesprekken in het najaar van 2000, heeft eind maart 2001 overleg plaatsgevonden<br />

met de beleidsdirectie Wetenschappelijk Onderwijs van het ministerie van OCenW over de vraag<br />

of en zo ja, onder welke voorwaarden uitbreiding van subsidie mogelijk zou zijn.<br />

Zodra duidelijk werd dat curatoren en deputaten-financieel ten aanzien van subsidiëring hetzelfde standpunt<br />

hadden, hebben wij nog vóór de generale synode van 2001 en voor het gereedkomen van de begroting<br />

2002 van het ministerie van OCenW een verzoek ingediend tot subsidieverhoging. Het ministerie stelde<br />

zich echter op het standpunt een verzoek pas in overweging te zullen nemen na besluitvorming door<br />

de generale synode. Omdat besluitvorming niet vóór oktober 2001 zou plaatsvinden, kon in de begroting<br />

2002 van het ministerie geen rekening meer worden gehouden met mogelijke subsidieverhoging.<br />

Op 2 oktober 2001 besloot de generale synode het voorstel van curatoren en deputaten-financieel over<br />

te nemen. Op 17 oktober 2001 is vervolgens een formeel verzoek gericht aan het ministerie het subsidie<br />

te verhogen tot ‘100%’.<br />

Op 2 mei 2002 mochten wij een positief antwoord ontvangen. Het ministerie sprak de bereidheid uit ons<br />

tegemoet te komen met een subsidieverhoging, gefaseerd in 3 jaar. De omvang van de maximale subsidie<br />

zou worden bepaald aan de hand van het gemiddelde aantal studenten in de studiejaren 1997/8 tot en<br />

met 2000/1, vermenigvuldigd met een bedrag per student van € 12.510,– (loon- en prijspeil 2001), één en<br />

ander conform de bepaling van de rijksbijdrage voor de overige aangewezen universiteiten.<br />

Hierna brak een periode aan van het verstrekken van de noodzakelijke gegevens, in een aantal gevallen<br />

te voorzien van een accountantsverklaring. In het voorjaar van 2003 werd door ons in dit kader voor het<br />

laatst informatie verstrekt. Inmiddels was ons wel duidelijk geworden dat over 2003 geen verhoging van<br />

subsidie kon worden verwacht.<br />

In september 2003 konden we in de begroting <strong>2004</strong> van het ministerie van OCenW lezen dat voor onze<br />

universiteit een bedrag van € 0,6 miljoen extra zou worden gereserveerd.<br />

Toen ook na de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer geen schriftelijke bevestiging van de verhoging<br />

kwam, hebben wij een gesprek aangevraagd op het ministerie. Tijdens dit gesprek, dat plaatsvond<br />

op 5 december 2003, hebben wij de mondelinge bevestiging gekregen dat de verhoging was goedgekeurd<br />

en dat spoedig schriftelijke bevestiging zou plaatsvinden.<br />

Ook nu weer trad ernstige vertraging op. Tijdens een telefoongesprek is hier op gewezen. Hierna volgde<br />

op 13 mei <strong>2004</strong> de officiële bevestiging van het ministerie dat het subsidie voor <strong>2004</strong> met € 620.000,– zou<br />

worden verhoogd.<br />

In plaats van verhoging in 3 jaar, gedurende de periode 2003 tot en met 2005, vindt nu volledige verhoging<br />

plaats in <strong>2004</strong>, hetgeen in feite leidt tot eenzelfde uitkomst over de periode 2003-2005 als in de eerdere<br />

toezegging.<br />

Van belang is te vermelden de volgende bepaling in de toekenning: ‘het subsidie wordt beschouwd als<br />

een plafondbudget: bij verdere stijging van de studentenaantallen wordt geen extra subsidie gegeven. De<br />

universiteit is zelf verantwoordelijk voor de verdere ontwikkeling van de kosten van de universiteit. Indien<br />

zich in de toekomst een situatie voordoet waarbij sprake is van een sterke daling van de studentenaantallen,<br />

dan kan dit vanuit het oogpunt van doelmatigheid van de overheidsuitgaven aanleiding zijn opnieuw<br />

te overleggen over de dan actuele situatie. Bovendien kan een eventueel toekomstig nieuw bekostigingsmodel<br />

voor de levensbeschouwelijke instellingen aanleiding zijn voor hernieuwd overleg’.<br />

Wij merken op dat de toekenning, die we nu hebben ontvangen voor <strong>2004</strong>, in feite nog op basis is van<br />

het studentenaantal uit het begin van de jaren negentig en niet de in de brief van 2 mei 2002 genoemde<br />

referentieperiode 1997/2001. Omdat in de referentieperiode het gemiddelde aantal studenten hoger was<br />

dan het aantal dat basis was voor de subsidiëring, hebben wij de vraag aan met ministerie voorgelegd<br />

waarom de toezegging van 2 mei 2002 niet volledig is nagekomen.<br />

Een antwoord op deze vraag hebben wij nog niet ontvangen. Overigens moeten we beseffen dat we bij<br />

een vaststelling van subsidie op basis van genoemde referentieperiode een zekere voorkeursbehandeling<br />

zouden ontvangen ten opzichte van de overige aangewezen instellingen die (ook) nog steeds worden<br />

gesubsidieerd op de studentenaantallen van begin jaren negentig. Het is ons inziens dan ook vrijwel<br />

uitgesloten dat het toegezegde bedrag alsnog zal worden aangepast.<br />

Wij zijn dankbaar dat na een lang traject van overleg en informatieverstrekking een voor de universiteit<br />

positief resultaat kan worden gerapporteerd.<br />

Overigens heeft het ministerie uitdrukkelijk aangegeven, dat we alle studenten het wettelijk voorgeschreven<br />

collegegeld in rekening moeten brengen (op straffe van opschorting of inhouding van de rijksbijdrage).<br />

In het verleden hebben wij (op grond van een interpretatie van de regels die onjuist bleek te zijn)<br />

studenten die langer dan zes jaar studeerden, na het zesde jaar een reductie gegeven op het collegegeld.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!