ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
345<br />
Thans een uitspraak nodig<br />
Helaas is deze ideale situatie thans niet aanwezig. De reden daarvoor is dat de NBV binnenkort (27 oktober<br />
<strong>2004</strong>) verschijnt. Daaraan wordt geweldig veel aandacht gegeven. Reeds hebben wij kennis kunnen<br />
nemen van enkele bijbelboeken van de NBV die zijn uitgegeven onder de titel Werk in uitvoe ring. Het<br />
eerste deel daarvan is in 1998 verschenen en het tweede deel in 2000. In 2003 is het derde deel van Werk<br />
in uitvoering aangeboden aan alle predikanten. De publiciteit rondom dit gebeuren is onze kerken en de<br />
leden van de kerk niet voorbijgegaan. De totstandkoming en invoering van deze vertaling is en wordt<br />
breed gedragen binnen onze samenleving. Ook leden van onze kerken hebben uitgezien naar de komst<br />
van de NBV. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan leden die werkzaam zijn in werkgroepen van de<br />
Nederlands Bijbelgenootschap. Velen hebben een exemplaar van de NBV willen aanbieden aan kerkenraden.<br />
Niet ondenkbaar is dat in kerken die samenwerken met een gereformeerde kerk (vrijge maakt) ook<br />
de vraag naar het gebruik van de NBV aan de orde is. De gereformeerde kerken (vrijge maakt) zijn verder<br />
in de bezinning op de NBV dan onze kerken.<br />
Daarbij komt ook een andere overweging. Steeds meer kerkleden en met name jongere kerkleden hebben<br />
te kennen gegeven dat zij de vertalingen die algemeen worden gebruikt in onze kerken (de Statenvertaling<br />
en de vertaling van het NBG uit 1951) qua taal en stijl moeilijk te begrijpen vinden. Dat is geen<br />
constatering die enkelen hebben gedaan. Dat is een constatering die breed wordt gedragen. Daarom is<br />
zij ook verwoord in de instructie van de particuliere synode van het Oosten. Eveneens wordt dit gevoelen<br />
verwoord in de toelichting bij de instructie van de particuliere synode van het Noorden. In verband<br />
daarmee kan worden geconstateerd dat een deel van de kerkleden gebruikmaakt van parafraserende<br />
weergaven van de bijbeltekst zoals Het Boek. Dat is een ontwikke ling die wij niet kunnen toejuichen.<br />
Daarom is het een goede zaak dat thans een goed alternatief wordt geboden, een Bijbel in de taal van<br />
mensen van vandaag.<br />
Tegen deze achtergrond is naar onze mening thans een uitspraak of althans een voorlopige uitspraak<br />
van de synode ten aanzien van het gebruik van de NBV gewenst. Wij kunnen op dit moment niet volstaan<br />
met uitsluitend het instellen van een studiedeputaatschap en een verzoek aan de kerken, hangende het<br />
onderzoek door het deputaatschap, in de erediensten geen gebruik te maken van de NBV. Formeel kerkrechtelijk<br />
gezien is dit verzoek de aangewezen weg. Naar onze overtuiging is in de huidige situatie een<br />
dergelijk verzoek echter niet billijk. Deze gedachte kan als volgt worden verduidelijkt.<br />
Brief van NBG voor kennisgeving aangenomen<br />
In 1992 heeft de generale synode van Apeldoorn-Centrum een brief van het Nederlands Bijbelgenootschap<br />
besproken. In deze brief wordt het standpunt van de synode gevraagd met betrekking tot de<br />
intentie van het NBG om te komen tot een nieuwe vertaling van de Bijbel (Acta 1992, bijl. 99). Het NBG<br />
zegt in deze brief toe dat aan kerken die positief reageren op de genoemde intentie ruim de gelegenheid<br />
zou worden geboden aan de discussie over de uitgangspunten voor deze nieuwe vertaling bij te dragen.<br />
Geïnteresseerde kerken zouden op de hoogte worden gehouden van de vorm van de organisatie van<br />
het werk aan een nieuwe vertaling. Eveneens was het bestuur van het NBG volgens deze brief bereid tot<br />
nader overleg over deze zaak.<br />
Commissie III van de generale synode van 1992 heeft bij het NBG nadere informatie ingewonnen (Acta<br />
1992, bijl. 100). Daarin komt onder meer naar voren dat het NBG het op prijs zou stellen dat de generale<br />
synode namen zou willen noemen van mensen uit onze kring die geschikt zouden kunnen zijn om als<br />
supervisor op te treden en zo mogelijk – evenals de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt) – een deputaatschap<br />
te benoemen dat zorgt voor de begeleiding van deze supervisoren. Daarbij zou gedacht kunnen<br />
worden aan de docenten bijbelwetenschap van Apeldoorn.<br />
De generale synode is daarop niet ingegaan en heeft geen positieve reactie op de intentie van het NBG<br />
doen uitgaan. Wel heeft de synode overwogen dat het van groot belang is – ongeacht de reactie van de<br />
kerken op de dan gereedgekomen vertaling – dat een zo goed en betrouwbaar mogelijke bijbelvertaling<br />
totstandkomt (art. 255). Er is vervolgens volstaan met de overweging dat de hoogleraren van de vakgroep<br />
bibliologie van de Theologische Universiteit te Apeldoorn reeds betrokken zijn bij het project (art. 255, vgl.<br />
art. 245). De synode heeft verder geen formeel kerkrechtelijke relatie gelegd met het werk van de hoogleraren.<br />
Zij heeft geen deputaatschap ingesteld ter begeleiding van supervisoren uit onze kring. Evenmin<br />
heeft zij de wens uitgesproken op de hoogte te blijven met de werkzaamheden van de supervisoren uit<br />
de eigen kring.<br />
Daarmee is de synode voorbijgegaan aan een voorstel tot besluit van Commissie III van de synode. In<br />
haar rapport stelt de commissie voor dat de generale synode aan de hoogleraren het verzoek doet dat<br />
dezen de generale synoden (van de komende jaren) op de hoogte zouden houden van hun lopende werkzaamheden<br />
met betrekking tot een nieuwe bijbelvertaling. De synode heeft dit commissievoorstel echter<br />
niet overgenomen. Uit de Acta wordt niet duidelijk waarom dat commissievoorstel niet is aanvaard. Wel<br />
is duidelijk dat de bespreking die plaatsvond tijdens de dertiende en laatste zitting niet veel tijd in beslag<br />
heeft genomen. Leefde de indruk dat deze vertaling binnen onze kerken geen onderwerp van bespreking<br />
zou worden? De vraag kan worden gesteld of tijdens die laatste zitting de omvang van dit vertaalproject<br />
en de uitwerking daarvan op onze kerken in de toekomst wel voldoende zijn onderkend. De brief van de<br />
NBG is voor kennisgeving aangenomen, hetgeen wil zeggen dat de synode deze brief naast zich neer<br />
heeft neergelegd en daarmee verder niets gedaan.<br />
In feite is zonder gesprek en onderzoek een ‘neen’ uitgesproken over de intentie van het NBG: geen deputaatschap,<br />
geen begeleiding van supervisoren, geen verslag over de voortgang van hun werkzaam heden.<br />
Ook in de jaren daarna hebben wij als kerken de omvang van het vertaalproject van het NBG onvoldoende<br />
onderkend en geen gelegenheid genomen tot bezinning op de nieuwe bijbelvertaling. Er is vanuit de kerken<br />
geen enkele instructie dienaangaande uitgegaan naar een meerdere vergadering.