ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
189<br />
werking op het gebied van faciliteiten (computerbeheer e.d.) en facilitair personeel. Ten slotte wordt er<br />
gewerkt aan een gezamenlijke eenjarige algemene masteropleiding theologie, in onderscheid van de<br />
reguliere driejarige masteropleiding voor predikant.<br />
Een aparte gezamenlijke activiteit is gestart in het kader van nascholing. Een eerste activiteit is daartoe<br />
gestart: het ontvangen van scholing op het gebied van het kerkrecht (prof.dr. M. te Velde) en een cursus<br />
over de exegese van het boek van de profeet Hosea (prof.dr. G. Kwakkel). In <strong>2004</strong> volgt een nieuwe cursus.<br />
Er was, gezien de belangstelling en reacties, namelijk alle reden om opnieuw een nascholingscursus<br />
aan te bieden. Voor <strong>2004</strong> zijn de volgende onderwerpen uitgekozen: kerkrecht II (o.l.v. prof.dr. M. te Velde)<br />
en ‘Vergeving en ethiek’(o.l.v. prof.dr. G.C. den Hertog).<br />
In het kader van de samenwerking waren er verschillende bijzondere bijeenkomsten. De eerste was een<br />
symposium op 15 maart 2002 in Zwolle (mede georganiseerd door de Geref. Hogeschool Zwolle), met<br />
als titel: ‘Nieuwe stimulansen door de BaMa-structuur’. Als sprekers traden op prof.dr. F. Leijnse, drs.<br />
A. Slob, prof.dr. R. Kuiper en prof.dr. B. Kamphuis. Het bood de aanwezigen mogelijkheden om meer<br />
vertrouwd te raken met de veranderingen die door de invoering van deze structuur optreden. Op 22 november<br />
2002 was er een gezamenlijke studiedag voor de curatoria en de hoogleraren/docenten van beide<br />
opleidingen. Onderwerp was de bezinning op het beroepsprofiel en de spiritualiteit van de predikant. Het<br />
eerste werd doorgelicht door prof.dr. M. te Velde, voor het tweede werd een bijdrage gegeven door de<br />
di. J. Plantinga en J. Van Amstel. Het ligt in de bedoeling dat in een volgende bijeenkomst (mei <strong>2004</strong>) dit<br />
onderwerp nog nader toegespitst zal worden.<br />
In dit kader kan tenslotte de uitbreiding van de vooropleiding (die gezamenlijk wordt aangeboden) worden<br />
genoemd. Met ingang van augustus 2003 kan deze nu ook in deeltijd worden gevolgd. De eerste<br />
inschrijvingen duidden op het voorzien in een duidelijke behoefte, zij het dat spoedig na de start van deze<br />
deeltijdvariant verschillende deelnemers moesten concluderen dat het tijdsbeslag groter was dan zij hadden<br />
verwacht; het leidde tot een verkleining van het aantal studenten.<br />
Er is sprake van een groeiende combinatie bij de onderzoeksgroepen. Dat werpt zijn vruchten af. De<br />
commissie wetenschapsbeoefening heeft in januari <strong>2004</strong> vergaderd over de onderzoeksprogramma’s.<br />
Op 23 januari <strong>2004</strong> heeft deze commissie vergaderd in aanwezigheid van drie ‘externe deskundigen’, te<br />
weten prof.dr. P.G. Bakker, prof.dr. K. van Breugel en dr. J. Stolk (prof.dr. P.Rietveld had wegens verhindering<br />
schriftelijk gereageerd). Het betrof hier gekwalificeerde onderzoekers van andere universiteiten én<br />
vanuit andere vakgebieden, die daardoor met frisse ogen naar de stand van het theologisch onderzoek<br />
van beide universiteiten konden kijken. Het was een nuttige bespreking, waarbij de volgende zaken naar<br />
voren kwamen:<br />
1. Het is een vereiste voor beide universiteiten om meer tijd aan gericht theologisch onderzoek te besteden;<br />
hieraan dient prioriteit gegeven te worden. Daarbij dient men zich te concentreren op datgene,<br />
waar de eigen specifieke mogelijkheden en kwaliteiten liggen.<br />
2. Er dient meer samengewerkt te worden tussen ‘Apeldoorn’ en ‘Kampen’ en ook met andere theologische<br />
faculteiten in binnen- en buitenland.<br />
3. Om e.e.a. te realiseren is het nodig om (sommige) docenten te bewaken tegen tijdsbeslag door anderen.<br />
5.4. Contacten met andere deputaatschappen<br />
5.4.1. Deputaten-financieel<br />
5.4.1.1. Algemeen<br />
Het curatorium onderhoudt een nauw contact met de deputaten-financieel. Zo is op de vergaderingen<br />
van deputaten steeds de rector en de president-curator aanwezig; voorts is er regelmatig contact tussen<br />
de secretaris van deputaten en die van het curatorium. Tenslotte bezoeken de deputaten zeker twee<br />
maal per jaar de vergaderingen van het curatorium voor het doorspreken van specifieke zaken, zoals de<br />
salarissen van hoogleraren en medewerkers.<br />
5.4.1.2. Subsidiëring<br />
Nadat de generale synode op 2 oktober 2001 besloot tot het indienen van een verzoek om een hoger<br />
subsidie-percentage bij de overheid, is de definitieve aanvraag ingezet, ‘onzerzijds te stellen op 100%’.<br />
Op 4 mei 2002 kwam een verheugend bericht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen<br />
binnen: er is positief gereageerd op ons verzoek tot verhoging van de subsidie. Deze zal, zo werd<br />
gesteld, nu plaatsvinden op een substantieel hoger niveau: het bedrag wordt voortaan uitgekeerd op<br />
basis van het gemiddeld aantal studenten tijdens de jaren 1997-2001 (dat zou ongeveer 97 zijn), vermenigvuldigd<br />
met het voor alle universiteiten geldende basisbedrag per student.<br />
Na dit bericht brak een periode aan van uitgebreide correspondentie met het Ministerie. Allerlei documenten,<br />
o.a. accountantsverklaringen inzake het aantal studenten de laatste jaren, moesten worden<br />
samengesteld. Deze intensieve controle, zo was onze indruk, hing samen met de in die periode aan het<br />
licht gekomen fraude rond studentenaantallen in het hoger onderwijs. Uit de Rijksbegroting <strong>2004</strong>, die in<br />
de derde week van september 2003 in te zien was, was vervolgens af te leiden dat onze Universiteit genoteerd<br />
staat voor een aanzienlijke verhoging, ongeveer € 600.000. Dit werd bevestigd tijdens een gesprek<br />
op het Ministerie op 5 december 2003, waar onzerzijds aan werd deelgenomen door ds. D. Quant en br.<br />
P.A.A.J. Hurkmans. Schriftelijke bevestiging van e.e.a. was op het Ministerie in het ongerede geraakt,<br />
maar werd in het vooruitzicht gesteld. Op het moment van afsluiting van dit rapport is deze nog steeds<br />
niet ontvangen, zodat tot een hernieuwd bezoek aan het Ministerie is besloten.<br />
Overigens benadrukt het curatorium dat het noodzakelijk zal blijven een generaal-synodale omslag voor<br />
het werk aan de TUA te heffen. De reguliere arbeid moet bekostigd kunnen worden uit de subsidie. Maar<br />
voor allerlei bijzondere zaken en activiteiten, o.a. de verhouding tussen de kerken en de Universiteit betreffende,<br />
zal een aanvullende financiering nodig blijven.<br />
5.4.2. Deputaten studiefonds<br />
Met deputaten studiefonds werd enkele malen overlegd over de consequenties van besluiten, die het