ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
BIJLAGE 29<br />
Artikel 64<br />
341<br />
Rapport 1 van commissie 3 inzake de instructies 8.01 en 8.05 met betrekking tot<br />
de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV)<br />
Inleiding<br />
Het zal uw vergadering niet verbazen dat uw commissie van mening is dat beide instructies tegelijkertijd<br />
in behandeling kunnen worden genomen. Immers, de instructie van de particuliere synode van het<br />
Noorden verzoekt de vergadering in het algemeen zich te bezinnen op de vraag of de NBV kan worden<br />
vrijgegeven. De instructie van de particuliere synode van het Oosten maakt dit verzoek concreet door de<br />
vergadering te verzoeken een studiedeputaatschap in te stellen om zo de kerken te kunnen dienen met<br />
een gefundeerd voorstel inzake het gebruik van de NBV in onze kerken.<br />
Uw commissie is van mening dat het instellen van een commissie die een dergelijke beslissing voorbereidt<br />
een goede weg wijst. Op dit moment een uitspraak doen over de vertaling zou immers betekenen<br />
dat we dat zouden moeten doen op grond van allerlei persoonlijke opvattingen, die bovendien zeer divers<br />
zijn blijkens allerlei lezingen en commentaren die gegeven zijn.<br />
Om uw vergadering duidelijk te maken waarom uw commissie deze mening toegedaan is, willen we het<br />
voorstel onderbouwen door uw vergadering te wijzen op de volgende drie zaken:<br />
1. de geschiedenis van het vrijgeven van de NBG-vertaling (1951);<br />
2. wat op de generale synode van 1992 besloten is ten aanzien van de NBV;<br />
3. de huidige situatie.<br />
Vooraf nog deze opmerking dat het uw commissie niet juist lijkt om bij de behandeling van deze instructies<br />
de Herziene Statenvertaling (HSV) ter sprake te brengen. Die ligt buiten het gezichtsveld van deze<br />
instructies en zou een discussie alleen maar nodeloos ingewikkeld kunnen maken.<br />
Tenslotte zult u zien dat dit rapport zich op een gegeven moment in tweeën splitst. Daaraan liggen de<br />
volgende twee punten, waarin we binnen de commissie van mening bleven verschillen, ten grondslag:<br />
1. de visie op het besluit van de generale synode 1992;<br />
2. de visie op wat een goed recht is van een plaatselijke kerk ten opzichte van het geheel van de kerken<br />
en wat naar billijkheid van een plaatselijke kerk verwacht mag worden.<br />
Daarom treft u aan het eind ook twee ‘voorstellen tot besluit’ aan.<br />
1. De geschiedenis van het vrijgeven van de NBG-vertaling<br />
Dat het nuttig is de geschiedenis erop na te slaan, blijkt wel uit de ‘toelichting’ die gegeven is bij de instructie<br />
van de PS van het Noorden. Daar wordt ten onrechte vermeld dat de GS in 1951 heeft uitgesproken<br />
dat ook de NBG-vertaling in de erediensten gebruikt mag worden. Dat gebeurde pas in 1962.<br />
Op de GS 1944 werd op verzoek van het NBG een commissie benoemd om ‘op- en aanmerkingen in<br />
verband met de nieuwe vertaling van het N.T. op last van het NBG in ontvangst te nemen, te schiften en<br />
door te zenden aan het hoofdbestuur van genoemd Bijbelgenootschap’. Op de GS 1947 blijkt dit deputaatschap<br />
vanuit de kerken tal van op- en aanmerkingen te hebben ontvangen en op de GS 1950 delen<br />
zij mee deze te hebben doorgezonden aan het NBG die met deze opmerkingen ‘ernstig rekening zal<br />
houden’. Hoewel deputaten toen voorstelden het deputaatschap op te heffen, besloot de vergadering om<br />
het deputaatschap te continueren onder de naam ‘deputaten voor overleg inzake Bijbelvertaling’ (Acta<br />
1950, art. 34, bijlage XIII). Op de GS 1953 rapporteerde het deputaatschap dat ze geen opmerkingen<br />
meer hadden ontvangen. Wel diende er toen een instructie vanuit de PS van het Noorden om deputaten<br />
opdracht te geven om de kerken voorlichting te geven over het al dan niet invoeren van de NBG-vertaling<br />
voor het gebruik in de kerkelijke samenkomsten. Om dat op verantwoorde wijze gestalte te kunnen geven<br />
zou een aantal broeders vrijgesteld moeten worden van alle ambtelijke arbeid om zo een studieonderzoek<br />
van de Nieuwe Vertaling te doen. Besloten wordt daarvan af te zien (Acta 1953, art. 158). In 1956 blijken<br />
deputaten weer niets ontvangen te hebben vanuit de kerken. Er was een instructie van de particuliere<br />
synode van het Westen ter tafel die de generale synode verzocht een aantal zaken uit te spreken teneinde<br />
leiding te geven aan de kerken inzake de Nieuwe Vertaling van de Bijbel en het gebruik daarvan in de<br />
samenkomsten van de kerken. Deputaten ontvingen n.a.v. de gevoerde discussie de opdracht om de<br />
volgende synode van voorlichting te dienen over de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid van de Nieuwe<br />
Vertaling. De aanbeveling werd gehandhaafd om de Nieuwe Vertaling bij de bediening des Woords niet<br />
te gebruiken. (Acta 1956, art. 177)<br />
Op de GS 1959 diende een uitvoerig rapport (Acta, bijlage LXI) van deputaten met daarbij een minderheidsnota<br />
van ds. M. Baan (bijlage LXII). Bovendien was er ook nog een instructie van de particuliere<br />
synode van het Zuiden inzake de Nieuwe Vertaling. Na een uitvoerige discussie werd o.a besloten het<br />
rapport van deputaten (incl. minderheidsnota) toe te zenden aan alle kerkenraden met het dringende verzoek<br />
de eventuele bezwaren van de kerken tegen de Nieuwe Vertaling aan deputaten kenbaar te maken<br />
en in dat stadium nog geen beslissing te nemen over het al of niet vrijlaten van de Nieuwe Vertaling voor<br />
de eredienst.<br />
Tijdens de GS 1962 rapporteerden deputaten over de ingekomen bezwaren. Bovendien blijken diverse<br />
schrijvens en instructies inzake de Nieuwe Vertaling te zijn ontvangen. Na ampele bespreking van deze<br />
stukken aan de hand van het rapport van de commissie (+ minderheidsrapport) werd o.a. uitgesproken: