ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
317<br />
3. In dit kader zij er met nadruk op gewezen dat de evangelist in zijn dienstwerk een gave is die mede tot<br />
doel heeft om in de gemeente de eenheid des Geestes te bewaren (vs. 3).<br />
In Ef. 4 maakt Paulus op deze wijze zichtbaar wat Christus bij zijn verhoging nodig geacht heeft voor het<br />
bestaan en voortbestaan van zijn gemeente op aarde. Het zijn juist deze ‘ambten’ die onmisbaar blijken<br />
om de kerk op aarde als het ene lichaam van Christus te laten functioneren. De mensen die naar de hun<br />
gegeven gaven in deze ‘ambten’ mogen dienen, zijn door Christus gegeven met de bedoeling om de<br />
overige gelovigen aan te moedigen èn ze te voorzien van wat zij nodig hebben om zich in de dienst van<br />
Christus in te laten zetten naar de gaven die zij gekregen hebben (vss. 7 en 16).<br />
In het kader van dit rapport voert het te ver om uitvoerig stil te staan bij elk van de genoemde taken die<br />
Christus onmisbaar acht om de heiligen in zijn gemeente op aarde van het nodige voor hun dienst te<br />
voorzien.<br />
Het blijft hier bij een korte aanduiding waarmee elke taak zich laat karakteriseren. Daarbij wordt er van<br />
uitgegaan dat er sprake is van een principiële volgorde in de opsomming.<br />
1. Apostelen en profeten zorgen voor de fundering onder de gemeente (Ef. 2 : 20). Hun getuigenis is de<br />
basis van elke gemeente van Christus waar ook in de wereld. Het staat aan de basis van alle zendingswerk,<br />
ook daar waar gewone gelovigen het evangelie doorgeven in hun omgeving.<br />
2. Het werk van herders en leraars, dat als laatste genoemd wordt, laat zich omschrijven als vasthouden<br />
bij wat door de apostelen en profeten overgedragen is en de heiligen daar meer en meer uit leren te<br />
leven. Zij dragen er in hun wijze van leidinggeven zorg voor dat de gemeente op het gegeven fundament<br />
als gemeente van Christus blijft functioneren. Hun bediening is in de gemeente een blijvende<br />
bediening.<br />
3. De evangelist staat tussen hen beiden in. Dat laat zich het beste verklaren, wanneer het bijzondere van<br />
zijn taak vooral te zien is als het opbouwen van een gemeente in wording op basis van het apostolisch<br />
en profetisch getuigenis. Deze gemeente bestaat aanvankelijk uit jonge gelovigen met zo mogelijk elk<br />
hun eigen culturele achtergrond. Het doel van zijn taak is dan, dat deze heiligen vanuit het evangelie<br />
toegerust worden om als zelfstandige gemeente van Christus te gaan functioneren. Daarvoor is het<br />
nodig om hen, nadat ze tot geloof gekomen zijn, verder in te wijden in het heil en in het dienen van<br />
Christus. De evangelist is dan te zien als opbouwwerker in een door zendingswerk nog maar pas<br />
ontstane kerk. Wanneer de gemeente zelfstandig kan voortbestaan onder leiding van de herders en<br />
leraars, kan hij zijn werk elders voortzetten.<br />
De vier genoemde ‘ambten’ vinden daarin hun eenheid dat de arbeid van ieder afzonderlijk te karakteriseren<br />
valt als dienst van het Woord.<br />
De bevestiging van de voorlopige invulling van de functie van evangelist moet komen van de concrete<br />
gegevens die de bijbel ons aanreikt over de werkzaamheden die de evangelist verricht. We zijn daarvoor<br />
hoofdzakelijk aangewezen op wat over Timotheüs en Filippus als evangelisten wordt gezegd.<br />
6.2.2. Timotheüs – 2 Tim. 4 : 5<br />
Aan het einde van zijn tweede brief aan Timotheüs spoort Paulus hem aan om het werk van een evangelist<br />
te doen. Gezien het nabije einde van Paulus’ leven en diens verzoek om spoedig tot hem te komen, lijkt<br />
Paulus hiermee aan te geven dat dit het werk is dat hij nu doet en voortaan moet blijven doen.<br />
De ontwikkeling van Timotheüs<br />
Aanvankelijk neemt Paulus hem mee als helper (Hand. 16 : 1-3). Op dat moment draagt Timotheüs nog<br />
geen bijzondere verantwoordelijkheid. Dit blijkt onmiskenbaar uit het feit dat Paulus en Silas in Filippi wel<br />
gevangen genomen worden, maar Timotheüs niet. In Hand. 19 : 22 wordt Timotheüs een dienstknecht<br />
(diakoon) van Paulus genoemd. We lezen hier ook dat Paulus hem samen met Erastus voor de eerste<br />
keer vooruit zendt. Blijkbaar (1 Thess. 3 : 2) om de gemeente daar te versterken en te vermanen inzake<br />
het geloof. Paulus begint hem te gebruiken voor missionair nazorgwerk. In Korinthe moet Timotheüs<br />
Paulus vertegenwoordigen. Het gezag van de nog jonge Timotheüs kan zich hier nog niet doorzetten. Dat<br />
gebeurt pas wanneer Titus komt. In de tweede brief aan de Korinthiërs (1 :19) laat Paulus weten dat hij<br />
samen met Timotheüs en Silvanus Christus onder hen verkondigd heeft. Na verloop van tijd is Timotheüs<br />
dus steeds meer bij het verkondigende werk betrokken geraakt.<br />
De eerste brief aan Timotheüs sluit aan bij de opdracht die Paulus aan Timotheüs gegeven heeft om nog<br />
in Efeze te blijven. Mogelijk dat de situatie op de achtergrond van de tweede brief hetzelfde is; er wordt<br />
ook wel gedacht aan een bredere opdracht. Timotheüs zou van Paulus een leidinggevende taak gekregen<br />
hebben ten aanzien van meerdere gemeenten tegelijk (vgl. Titus op Kreta). Als het gaat om de beschrijving<br />
van de inhoudelijke kant van zijn werk, dan maakt dit geen wezenlijk verschil. De taak die Paulus hem<br />
opgedragen heeft, is om de gemeente van Efeze te bewaren bij de apostolische leer die hen gebracht is<br />
(1 Tim. 1 : 3; 6 : 20). Deze leer is duidelijk in gevaar ten gevolge van dwaalgeesten die met andere leringen<br />
de gemeente binnendringen. De taak van Timotheüs bestaat uit voorlezen, vermanen en leren (1 Tim. 4 :<br />
13). Hij moet het woord der waarheid getrouw brengen en zo wat Paulus hem toevertrouwde op zijn beurt<br />
weer toevertrouwen aan betrouwbare mensen (2 Tim. 2 : 1-15), die daarna de zorg voor de gemeente<br />
zelfstandig moeten kunnen dragen.<br />
Daarmee is het werk van de evangelist zoals Timotheüs dat in Efeze (en mogelijk elders) te vervullen had<br />
in zijn kern helder geworden: hij staat in de dienst van de verkondiging op zo’n wijze dat hij mensen verder<br />
onderwijs geeft in het apostolische getuigenis èn dat hij mensen zo vertrouwd maakt met deze waarheid<br />
van God dat zij in de toekomst de gemeente daarbij kunnen bewaren door zelf te onderrichten (2 Tim.<br />
2 : 2). De evangelist in de nieuwtestamentische gemeente zoals we hem in Timotheüs tegenkomen is<br />
geen van stad tot stad verder reizende missionair, maar iemand die een langere periode in een nog jonge<br />
gemeente verblijft. Hij houdt zich bezig met een in het gedrang geraakte apostolische gemeente op te<br />
bouwen in de waarheid van het evangelie met de bedoeling haar tot een ‘zelfstandig’ bestaan te leiden<br />
(1 Tim. 3:15). Het werk van de evangelist heeft een sterk lerend en uitbouwend aspect, maar wel in de<br />
missionaire situatie van een nog betrekkelijk kort bestaande gemeente.