ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
312<br />
soms weloverwogen een andere weg. De dochter is echt familielid, maar ook een beetje anders. Geen<br />
kloon, maar een kind.<br />
In het integratieproces van zendingsgemeenten zijn de woorden ‘echt’ en ‘anders’ van groot belang. Een<br />
zendingsgemeente binnen ons kerkverband is echt christelijk-gereformeerd en tegelijk anders christelijkgereformeerd.<br />
Het echt gereformeerde karakter van een zendingsgemeente blijkt uit het staan op de grondslag van<br />
Schrift en belijdenis en de relatie met het kerkverband in de geest van de gereformeerde kerkorde. De<br />
zendingsgemeente kent en neemt haar verantwoordelijkheden ten aanzien van de kerk. Ze wil ook met de<br />
ervaringen die ze opdoet andere gemeenten dienen.<br />
In dit verband is het belangrijk om in het oog te houden, dat de essentie van het gereformeerde denken<br />
niet bestaat in bepaalde uiterlijke regels of als regel geaccepteerde gedragspatronen, maar in de diepe<br />
inhoud van het evangelie. Dit echt gereformeerde denken moet in de zendingsgemeente ook beleden<br />
en onderwezen worden. Daarbij gaat het om de elementen die de Nederlandse Geloofsbelijdenis ons<br />
noemt:<br />
a) Een zuivere, eerlijke prediking, die de Bijbel volledig als Woord van God aanvaardt en als richtlijn<br />
voor het leven hanteert. Een boodschap van zonde en genade, wedergeboorte en bekering. Een<br />
boodschap van verzoening door het bloed van Christus, van bevrijding uit banden van slavernij door<br />
de enige Redder: Jezus Christus. Een boodschap van heiliging en radicale levensvernieuwing. De<br />
boodschap die ook in de belijdenisgeschriften verwoord is: allen zonder onderscheid de belofte van<br />
het Evangelie prediken, met bevel van geloof en bekering (DL 2,5).<br />
b) Een regelmatige en bijbelse bediening van de sacramenten. Bij de doop krijgen in de zendingsgemeente<br />
zowel volwassendoop als kinderdoop een plaats. Als mensen op latere leeftijd tot geloof komen,<br />
ontvangen zij als volwassene na belijdenis de doop. Kinderen uit de gezinnen van de gelovigen<br />
worden op grond van het verbond als kind gedoopt.<br />
c) Een handhaven van de kerkelijke tucht naar de regel van Matth. 18. Mensen die openlijk in zonde<br />
leven, worden vermaand om daarmee te breken. Bij hardnekkige weigering na vele liefdevolle vermaningen,<br />
worden uiteindelijk stappen van tucht genomen, zoals de kerkorde die vermeldt op basis van<br />
de Schrift, in een uiterste poging de zondaar te behouden.<br />
Dat ethiek en kerkelijke tucht in de missionaire situatie lastige onderwerpen zijn, beseffen we terdege.<br />
Zie hiervoor het boek van S. Paas. Dat neemt niet weg dat we ook in zendingsgemeenten met tucht ernst<br />
moeten maken. De brieven van Paulus getuigen daar duidelijk van!<br />
In een zendingsgemeente komen niet alleen deze breed gereformeerde noties aan de orde, maar ook<br />
noties en accenten die binnen onze Christelijke Gereformeerde Kerken van belang zijn. Daarvan noemen<br />
we bijvoorbeeld het bevindelijke denken, de nadruk op de noodzaak van een levende, persoonlijke relatie<br />
met God. Deze dingen worden juist in een zendingsgemeente sterk benadrukt, omdat de relatie met<br />
God de hartslag van het christendom is. Zonder bevinding is er geen gezond functionerend geestelijk<br />
leven. Zonder geloof, geloofservaring en geloofsoefening oefent de kerk geen aantrekkingskracht uit.<br />
Dat juist deze prediking het hart bepaalt van onze identiteit is door prof. dr. J.W. Maris benadrukt in zijn<br />
artikelen over de Christelijke Gereformeerde Kerken in de toekomst. Hij haalt daarin de discussie op de<br />
generale synode van 2001 weer aan, die gevoerd is naar aanleiding van het rapport van de deputaten<br />
voor kerkelijke eenheid en zegt: ‘Het goddelijk karakter van de kerk bracht tot het onderscheid tussen<br />
een normatieve en niet-normatieve kerkelijke identiteit. Er zijn dingen die te herleiden zijn tot Gods Woord<br />
en de gehoorzaamheid daaraan. Van andere dingen kan dat niet gezegd worden. Wat mee moet naar de<br />
toekomst kan alleen van de eerste categorie gelden!’<br />
Deze lijn sluit naadloos aan bij wat we ten aanzien van zendingsgemeenten willen benadrukken. Het echt<br />
gereformeerde karakter schuilt vooral in de prediking. Dr. Maris toont overtuigend aan vanuit Schrift,<br />
belijdenis en kerkhistorie, dat de prediking de meest essentiële en identiteitsbepalende factor is voor het<br />
gemeente zijn. Met normen, die direct op de Schrift zijn terug te voeren, zal in de zendingsgemeente niet<br />
gemarchandeerd mogen worden. Ten aanzien van de niet-normatieve zaken die in ons kerkzijn common<br />
sense geworden zijn, mogen we elkaar vrijmoedig een stukje ruimte geven.<br />
Het door de synode gemaakte onderscheid tussen normatieve en niet-normatieve zaken, heeft al oude<br />
papieren. We denken bijvoorbeeld aan het bekende adagium van Herman Witsius:<br />
‘Eenheid in het noodzakelijke<br />
Vrijheid in het niet noodzakelijke<br />
In beide de wijsheid en de liefde<br />
In alles een onergerlijk geweten tot de dag des Heeren<br />
In de verhouding tussen Jeruzalem en Antiochië vinden we hiervan een prachtig bijbels equivalent. We<br />
lezen in Hand. 11 hoe Barnabas als afgevaardigde van de moedergemeente Jeruzalem de nieuwe zendingsgemeente<br />
Antiochië komt bezoeken. Hij is een goed man, vol van de Heilige Geest en vol van geloof.<br />
Het verblijdt hem dat hij het genadewerk van God in de mensen herkent. En hij vermaant de zendingsgemeente<br />
om vooral met een hartelijk voornemen bij de Heere te blijven.<br />
In deze Barnabashouding dienen we zendingsgemeenten tegemoet te treden: met blijdschap, vol van<br />
geloof en goedheid, hen liefdevol vermanend bij de Heere te blijven.<br />
Bij dat laatste hoort dan ook een bepaalde ordening van het kerkelijk leven. Die mogen we van de zendingsgemeenten<br />
vragen. Maar die hoeft niet noodzakelijk een kopie te zijn van onze eigen gewoonten<br />
en regelingen.