24.07.2013 Views

ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht

ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht

ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

311<br />

gesprekskring zijn. In de meeste gevallen wordt ernaar gestreefd om steeds meer deelnemers te krijgen.<br />

Door de netwerken van de deelnemers realiseert men groei. Uiteindelijk worden groepen weer gedeeld<br />

en komen er steeds meer.<br />

4.3.3. Diensten<br />

Gaandeweg komt er vraag naar grotere bijeenkomsten. Door laagdrempelige diensten wordt in die behoefte<br />

voorzien. Het gaat hier om bijeenkomsten die net als een gewone eredienst een liturgie hebben<br />

met zang, gebed en prediking. Bij de laagdrempelige dienst is alles er op gericht om het voor niet-kerkelijke<br />

mensen zo begrijpelijk mogelijk te maken, om de bijbelse boodschap zo goed mogelijk te doen landen<br />

in de situatie van de buitenkerkelijken. In sommige gemeenten is het houden van diensten een gevolg<br />

van succesvol werken met groepen. In andere gemeenten is men juist begonnen met het houden van<br />

laagdrempelige diensten en heeft men van daaruit voor de belangstellenden ook kringwerk in groepen<br />

georganiseerd. Soms worden diensten gehouden in het gewone kerkgebouw, in andere gevallen kiest<br />

men voor een school of wijkgebouw. In alle gevallen is het van belang dat de diensten niet voornamelijk<br />

bevolkt worden door de eigen kerkelijke mensen. Dat maakt de drempel voor nieuwkomers hoger, omdat<br />

ze niet gewend zijn aan de kerkelijke cultuur en uitstraling die onze eigen mensen meebrengen. Voor toetreders<br />

is het van groot belang dat ze voldoende ‘mensen zoals zijzelf’ om zich heen hebben. Dat schenkt<br />

vertrouwen dat dit de kerk is waar zij passen.<br />

4.3.4. Zelfstandig worden<br />

Als God het werk zegent, willen mensen na verloop van tijd een duurzame betrokkenheid aangaan met<br />

Hem en de gemeente. Ze verlangen er naar om gedoopt te worden en lid te zijn.<br />

Zodra er gedoopt gaat worden, moet de zendingsgemeente een bepaalde relatie hebben met het kerkverband.<br />

Soms is die al aanwezig, omdat de moedergemeente het missionaire werk heeft geïnitieerd en<br />

leidt. In die gevallen zijn doop en lidmaatschap geen probleem en worden vanuit de moedergemeente<br />

de ambten aangedragen. Soms is er nog geen duidelijke relatie. In die gevallen zoekt de ‘zendingsgemeente’<br />

toenadering tot een naburige kerk. Als de toenadering positief verloopt, kan overeenkomstig art.<br />

38 K.O. na advies van de classis een gemeente worden geïnstitueerd. Een andere mogelijkheid is, dat de<br />

‘zendingsgemeente’ zich formeel voegt bij de naburige kerk en dat zij samen kiezen voor een organisatiestructuur<br />

zoals geregeld in bijl. 53 K.O. Beide wijkgemeenten behouden dan hun authentieke karakter.<br />

De zendingsgemeente krijgt vanwege haar eigen karakter ruimte om kerk te zijn in een vorm, die zo goed<br />

mogelijk aansluit bij de doelgroep die ze bereikt met haar missionaire werk. Het uiteindelijke doel is dat de<br />

zendingsgemeente zich ontwikkelt tot een zelfstandige gemeente binnen het kerkverband.<br />

De reële situaties zoals beschreven in 4.1 en de beschrijving van de fasen in 4.3. maken duidelijk, dat dé<br />

zendingsgemeente niet bestaat. Elke situatie en elke fase zorgt voor verschillende varianten. Deze dynamiek<br />

maakt het lastig om één uniforme regelgeving te ontwerpen.<br />

4.4. Hoofdzaken: ontstaan en doel<br />

De forse verscheidenheid in het ontstaan en de ontwikkeling van zendingsgemeenten dwingt ons te kijken<br />

naar de hoofdzaken. Waar draait het ten diepste om? We kunnen dat heel eenvoudig weergeven:<br />

(Ontstaan) (Weg) (Doel)<br />

Missionair werk Groeiproces Zelfstandige gemeente<br />

Het begin van iedere zendingsgemeente ligt in missionaire arbeid. In een proces van groei en zegen leidt<br />

dat uiteindelijk tot een zelfstandige gemeente van Christus die op haar beurt ook zelf weer missionaire<br />

arbeid initieert. Volgens dit grondplan realiseert God dat via de gemeente zijn evangelie verkondigd en<br />

zijn koninkrijk uitgebreid wordt.<br />

Het einddoel van de zendingsgemeente is dus niet een soort ‘tweederangsgemeente’, die min of meer<br />

onder curatele staat van een andere gemeente. Ze moet ook geen permanente evangelisatiepost worden.<br />

Nog minder moet ze beschouwd worden als een ‘voorlopig stadium’ waarvan we verwachten dat ze na<br />

verloop van tijd exact dezelfde kenmerken gaat vertonen als de traditionele gemeenten. Al deze opties<br />

doen geen recht aan de principiële gelijkheid van oude en nieuwe gelovigen en aan de uitgangspunten<br />

die we in hoofdstuk 3 beschreven hebben.<br />

Een zendingsgemeente zal in veel gevallen een ‘dochtergemeente’ zijn, voortvloeiend uit de missionaire<br />

activiteit van de ‘moedergemeente’. Maar elke rechtgeaarde moeder wil niets liever dan in een proces<br />

van loslaten haar dochter te leren om op eigen benen te staan en tegelijk de band vast te houden. Dat<br />

is de uitdaging waarvoor we staan. Het spreken over ‘moeder- en dochtergemeenten’ kan op den duur<br />

versluierend werken, alsof er een soort eenrichtingsverkeer gaande is. Zeker als de zendingsgemeente<br />

op eigen benen begint te staan, is het beter te spreken over ‘partnergemeenten’ dan over ‘moeder- en<br />

dochtergemeenten’.<br />

We stellen vast dat een zendingsgemeente uiteindelijk zelfstandig moet worden. We zien ons dan wel<br />

geplaatst voor de vraag hoe we een goede en vruchtbare integratie willen realiseren van zendingsgemeenten<br />

met de reguliere gemeenten in ons kerkverband. Daarbij verwijzen we naar wat in hoofdstuk 3<br />

aan principiële dingen over ‘integratie’ gezegd is.<br />

4.5. Echt en ánders christelijk-gereformeerd<br />

Een goed proces van volwassen worden is erop gericht, dat de dochter met vreugde in de familie blijft.<br />

Er is sprake van wederzijdse herkenning en acceptatie, hoewel moeder en dochter ook wederzijds zien<br />

dat er verschillen zijn. De dochter heeft in kernpunten dezelfde lijn als de moeder, maar wijkt daar op<br />

allerlei ondergeschikte punten vanaf. Ze heeft dezelfde basis en hetzelfde doel als moeder, maar kiest

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!