ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
308<br />
binnenkwamen, om te gaan met gemeenten waarin juist nieuwe gelovigen sterk vertegenwoordigd zijn?<br />
Paulus’ spreken over de omgang met de zwakken in de gemeente, vormt hier één van de aspecten van<br />
een antwoord op die vraag. ‘Komt op voor de zwakken’, zegt hij in 1 Thess. 5 :14.<br />
Voor verdere bezinning op het zendingskarakter van de kerk verwijzen we naar de genoemde literatuur,<br />
alsmede naar S. Paas, De werkers van het laatste uur: De inwijding van nieuwe gelovigen in het christelijk<br />
geloof en in de christelijke gemeente, Zoetermeer 2003.<br />
3.8 Confessie en zendingsgemeente<br />
In de algemene belijdenisgeschriften vinden we weinig verwijzingen naar het missionaire karakter van<br />
de gemeente. Uitzondering daarop is de Niceense belijdenis van 325. Daarin wordt beleden, dat de kerk<br />
‘apostolisch’ is. De kerk is als apostolische kerk gezonden om het goede nieuws, dat zij van de apostelen<br />
ontvangen heeft, zelf ook weer te delen. Dit is een enorm sterke uitdrukking, omdat hier het missionaire<br />
aspect benoemd wordt als het hart van de kerk, behorend bij haar wezen en identiteit. Zending is niet<br />
slechts een opdracht die de kerk moet uitvoeren, maar zonder zending is zij geen kerk meer. Verder<br />
moeten we bedenken dat deze belijdenissen hun oorsprong vinden in het dooponderwijs aan nieuwe<br />
gelovigen en dus ontstaan zijn in een missionaire situatie.<br />
De gereformeerde belijdenisgeschriften hebben weinig aandacht voor het missionaire karakter van de<br />
gemeente. Er waren in de tijd van de Reformatie andere prioriteiten. Er moesten dwalingen bestreden<br />
worden en de rechte leer diende verdedigd en onderwezen te worden. Dat is de inzet van de Heidelbergse<br />
Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels.<br />
In de Nederlandse Geloofsbelijdenis vinden we een heldere uiteenzetting over de kerk. Daarin wordt gesteld<br />
dat de ware kerk te herkennen is aan drie zaken: een zuivere verkondiging van het Woord, een zuiver<br />
gebruik van de sacramenten en een handhaven van kerkelijke tucht (art. 29). De valse kerk is aan andere<br />
dingen te kennen: die schrijft bijvoorbeeld zichzelf en haar eigen regelgeving meer macht en autoriteit<br />
toe dan het Woord van God. Op het gevaar daarvan wordt in art. 7 van de NGB uitdrukkelijk gewezen. De<br />
NGB helpt ons dus aan criteria bij de beoordeling van zendingsgemeenten die zich willen aansluiten bij<br />
ons kerkverband. Tegelijk waarschuwt hij ons als kerken om de eigen regelgeving niet te hoog te waarderen<br />
en in geen geval op gelijke of hogere plaats te stellen dan Gods Woord.<br />
In de Heidelbergse Catechismus komen ook slechts zijdelings opmerkingen voor over het missionaire<br />
karakter van de gemeente. We denken aan antwoord 32 waar uitgelegd wordt dat we christen genoemd<br />
worden, ‘opdat ik zijn naam belijde en mijzelf tot een levend dankoffer Hem offere’. Maar ook aan antwoord<br />
86 waar we leren dat de vernieuwing van de Heilige Geest ons zo verandert, ‘dat door onze godzalige<br />
wandel onze naasten ook voor Christus gewonnen worden’. In antwoord 123 wordt gebeden ‘Bewaar<br />
en vermeerder uw kerk’. Het is dus Gods soeverein handelen als Hij zijn kerk weer uitbreidt en daarbij<br />
mensen en middelen gebruikt die Hij uitkiest.<br />
De Catechismus stimuleert ons tot persoonlijk getuigen met woorden en daden, in de troostvolle wetenschap<br />
dat het God is die zelf zijn kerk in stand houdt en uitbreidt. Dat moet ons enerzijds een actieve<br />
betrokkenheid geven en anderzijds bescheiden maken in het beoordelen van nieuwe gelovigen of gemeenten<br />
volgens eigen maatstaven.<br />
3.9. Kerkorde en zendingsgemeente<br />
Ook de kerkorde is niet geschreven om het missionaire karakter van de kerk te benadrukken. Ze is primair<br />
ontworpen om het gemeenteleven ordelijk te regelen. Toch vinden we ook hier aanknopingspunten voor<br />
missionair gemeente zijn.<br />
In de regeling voor de buitenlandse zending (bijlage 19) wordt ingezet met een omschrijving van het doel<br />
van zending: ‘Teneinde aan niet gekerstende en ontkerstende volken het Evangelie te verkondigen en<br />
hen die tot het geloof gekomen zijn en de heilige doop ontvangen hebben te vergaderen in zelfstandige<br />
gemeenten, alsmede deze gemeenten desgewenst bij te staan bij de opbouw van eigen kerkelijk leven,<br />
worden missionaire predikanten en andere zendingswerkers uitgezonden’. We ontdekken de doelgroep:<br />
‘niet gekerstende en ontkerstende volken’. Aan hen moet het evangelie verkondigd worden, opdat er zelfstandige<br />
gemeenten gaan ontstaan van gedoopte gelovigen. Als kerken stellen we ons dienstbaar op en<br />
zijn we bereid deze gemeenten te dienen bij de opbouw van hun eigen kerkelijk leven. De hele lijn van dit<br />
artikel is er één van dienstbaarheid. We verlangen naar Gods werk in mensen en beseffen dat zij vanwege<br />
hun eigen cultuur een ‘eigen kerkelijk leven’ zullen moeten opbouwen. Impliciet zeggen we te beseffen<br />
dat hun kerk geen kopie van de onze behoeft te zijn en zal zijn. Deze houding kan ons ook in de discussie<br />
over zendingsgemeenten in eigen land van dienst zijn.<br />
In de regeling voor de evangelisatie (bijlage 16) vinden we enkele prachtige opmerkingen. ‘Naar de eis<br />
van Gods Woord is de kerk zendingskerk, ook in eigen land, en heeft elke kerkenraad, classis en synode<br />
de roeping om de uitbreiding van Gods Koninkrijk te bevorderen door het Evangelie hetzij door prediking,<br />
hetzij door lectuurverspreiding, hetzij door andere middelen, te brengen waar het niet of zeer onzuiver is’<br />
(artikel 1). Hierbij valt op, dat de kerk naar de ‘eis van Gods Woord’ zendingskerk is, ook in eigen land.<br />
Evangelisatie is geen extraatje voor enthousiastelingen, maar een bijbelse opdracht voor elke gemeente.<br />
Zending is niet alleen met het oog op de heidense volken ver weg, maar ‘ook in eigen land’ een roeping<br />
van Godswege. Het gaat om de ‘uitbreiding van Gods Koninkrijk’ en dat staat niet gelijk aan het vermeerderen<br />
van het aantal mensen die zich precies aan onze voorschriften houden. De frase ‘hetzij door andere<br />
middelen’ biedt ons de ruimte om in deze tijd serieus bezig te zijn met gemeentestichting als middel voor<br />
evangelisatie.<br />
Niet alleen in de kerkorde zelf, maar ook in de door de kerken vastgestelde bevestigingsformulieren voor<br />
ambtsdragers wordt verwezen naar de missionaire roeping van de gemeente in het algemeen en van de<br />
ambtsdragers in het bijzonder.<br />
Het formulier voor de bevestiging van predikanten wijst op de toerustende taak van de predikant voor de<br />
evangelisatie door de gemeente. Verder wordt in het slotgebed de hoop uitgesproken dat door zijn arbeid<br />
‘de kerk bewaard en vermeerderd worde’.