ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
ACTA 2004 blz. 173-347.pdf - Kerkrecht
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
293<br />
mag de gemeente als zendingsgemeente gezien blijven worden als zij zich blijft toewijden<br />
aan missionaire arbeid.<br />
d. In een zendingsgemeente kunnen Gods Woord en de sacramenten bediend worden door<br />
evangelisten zoals bepaald in art. 4, lid 6 K.O.<br />
e. Een zendingsgemeente komt minstens éénmaal per zondag samen in een eredienst zoals<br />
bedoeld in art. 64 K.O. In andere samenkomsten – op zondag of door de week – zal aandacht<br />
gegeven worden aan het onderwijs in de gereformeerde leer.<br />
f. In de erediensten van de zendingsgemeente worden overeenkomstig art. 69 K.O. psalmen<br />
en berijmde schriftgedeelten gezongen. Het wordt in de vrijheid van de kerkenraad gelaten<br />
om – wanneer het specifi eke karakter van de gemeente daarom vraagt – lofzangen en geestelijke<br />
liederen te zingen, die naar het oordeel van de kerkenraad voluit de Heilige Schrift<br />
naspreken.<br />
g. Het stichten van een zendingsgemeente geschiedt bij voorkeur door een plaatselijke kerk<br />
in het eigen ressort. Wanneer het in een bepaald gebied mogelijk en wenselijk is om een<br />
zendingsgemeente te stichten, maar de naburige kerken in dat gebied hebben hiervoor<br />
geen mogelijkheden, kan een gemeente die verder weg gelegen is hiertoe in overleg met<br />
deze kerken overgaan.<br />
h. Wanneer een groep nieuwe gelovigen zich als zendingsgemeente wil voegen bij het verband<br />
van de kerken, maar hierover geen overeenstemming bereikt met de kerkenraad van<br />
de meest nabije kerk, kunnen vertegenwoordigers van deze groep de classis om bemiddeling<br />
vragen.<br />
3. met betrekking tot evangelisten in zendingsgemeenten te besluiten<br />
3.1. in de beschrijving van de positie en bevoegdheden van de evangelist in zendingsgemeenten<br />
aan te sluiten bij art. 4 K.O., middels het toevoegen van een nieuw lid 6;<br />
3.2. de tekst van art. 4 nieuw lid 6 als volgt vast te stellen:<br />
In zendingsgemeenten (zie bijlage X bij art. 21 K.O.) kan aan een evangelist het recht worden<br />
verleend alle dingen te doen die behoren bij het ambt van dienaar des Woords. Deze evangelist<br />
is een bijzondere dienaar des Woords, die zich als pionier en opbouwwerker inzet voor het<br />
stichten en opbouwen van zendingsgemeenten. Betreffende de benoeming van deze evangelist<br />
is bepaald:<br />
a. De evangelist wordt benoemd door de kerkenraad, die verantwoordelijk is voor het werk ten<br />
dienste van de zendingsgemeente. De aanstelling geschiedt in een dienstverband volgens<br />
de CAO van het Landelijk Dienstenbureau.<br />
b. De bevoegdheden van de evangelist vervallen op het moment, dat zijn dienstverband beeindigd<br />
wordt.<br />
c. Benoeming en bevestiging van de evangelist als bijzondere dienaar des Woords vinden<br />
plaats nadat gebleken is (bij voorkeur in de praktijk van het werk ten dienste van de zendingsgemeente),<br />
dat hij vol is van geloof en van de Heilige Geest, maar ook de gaven heeft<br />
ontvangen van het inzicht in de Heilige Schrift, de bekwaamheid om anderen te leren en de<br />
bekwaamheid om een gemeente te leiden.<br />
d. Om te kunnen worden benoemd als evangelist met de bevoegdheden van dienaar des<br />
Woords is een afgeronde hogere beroepsopleiding aan een bijbelschool of een theologische<br />
opleiding op universitair niveau noodzakelijk. Bij kandidaten met een opleiding op<br />
HBO-niveau dient een aanvullende vorming op het gebied van geloofsleer, homiletiek en<br />
kerkrecht overwogen te worden. Bij kandidaten met een universitaire opleiding kan een gerichte<br />
verdere missionaire vorming gewenst zijn. De kerkenraad, die de evangelist aanstelt,<br />
beslist welke opleiding en verdere vaardigheden voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk<br />
zijn.<br />
e. Alvorens over te gaan tot de bevestiging van de evangelist als bijzondere dienaar des<br />
Woords, verzoekt de kerkenraad de classis om hem te onderzoeken naar analogie van het<br />
bepaalde in art. 4 lid 3a K.O. De kerkenraad zal niet eerder tot zijn bevestiging overgaan dan<br />
dat de classis hiervoor toestemming heeft verleend.<br />
4. deputaten opdracht te geven om studie te verrichten naar de mogelijkheid van deeltijd-predikanten in<br />
ons kerkverband;<br />
5. deputaten toestemming te verlenen de deelname in de Evangelische Alliantie te continueren;<br />
6. de begrotingen voor de jaren 2005-2007 goed te keuren en de daaruit voortvloeiende minimumbijdrage<br />
per (doop)lid vast te stellen op 4,39 euro;<br />
7. opnieuw deputaten te benoemen.<br />
21. Ten slotte<br />
Terugkijkend op deze verslagperiode, is er reden tot dankbaarheid voor het vele werk dat op het gebied<br />
van evangelisatie verricht is. Deputaten zijn dankbaar dat in br. A. Dingemanse een tweede consulent<br />
naast br. S. Paas benoemd kon worden. Het werk op de verschillende posten, dat door deputaten gesteund<br />
wordt, kon doorgaan. Er kwamen nieuwe gesubsidieerde projecten bij: Amsterdam, Ouderkerk<br />
aan de Amstel en Hoofddorp, terwijl het missionair diaconaal project aan de Rotterdamse Tarwewijk is<br />
toegewezen. Enkele kleine projecten konden geheel worden afgebouwd, terwijl de bestaande alle qua<br />
grootte in afbouw zijn. Inmiddels zijn weer nieuwe aanvragen om steun bij ons ingediend die nog op<br />
behandeling wachten.<br />
De opdracht om het Evangelie door te geven aan hen die het niet of niet meer kennen blijft onverminderd<br />
van kracht en komt in onze tijd met des te meer klem op ons af. Nederland wordt meer en meer zendingsland,<br />
zo sprak de generale synode van 2001.