17.07.2013 Views

Liedjes bij veilig leren lezen - Terug

Liedjes bij veilig leren lezen - Terug

Liedjes bij veilig leren lezen - Terug

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

—<br />

r;<br />

^P /<br />

van Jansie Bourn<br />

zen


<strong>Liedjes</strong> <strong>bij</strong> Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong><br />

Leesboekje 1<br />

Leerstofkern Duimeliesie<br />

1. De boom heeft zeven takken<br />

2. In het midden van het bos<br />

3. Er brandt een vuur<br />

Leerstofkern De school<br />

4. De weg naar school<br />

5. Op school<br />

6. De school gaat aan<br />

Leerstofkern De dierentuin<br />

I. Naar de dierentuin<br />

8. Wat gek<br />

Leerstofkern Spel en speelgoed<br />

9. In de speeltuin<br />

10. Ik vlieg als een vlinder<br />

II. Overal zit iets<br />

12. Hallo, meneer de oppasser<br />

Leesboekje 2<br />

Leerstofkern Sneeuwwitje<br />

13. Sneeuwwitje<br />

Leerstofkern Naar het bos<br />

14. In het bos is een weg<br />

15. Pfff<br />

16. Door het niemandsdal<br />

Leerstofkern In de keuken<br />

17. In de keuken<br />

18. In de keuken is het leuk, he<br />

19. Afwassen<br />

Leerstofkern Klein Duimpje<br />

20. Klein Duimpje<br />

Leesboekje 3<br />

Een dag <strong>bij</strong> Kees en Miep<br />

21. Nog in bed<br />

22. Ont<strong>bij</strong>t<br />

23. Nou moet je toch eens horen<br />

24. Koek<br />

25. Zuurkool met worst<br />

26. Dag Kees, dag Miep, dag mama<br />

Leesboekje 4<br />

Wat gaan we doen?<br />

27. In de bieb<br />

28. In de leeshoek<br />

29. Knutsellied<br />

30. Naar de supermarkt<br />

31. Het autootje<br />

32. Een kijkdoos<br />

33. Mijn papa heeft een strop<br />

34. Ganzenbord<br />

Leesboekje 5<br />

Wat een pret<br />

35. Ik wil een beest<br />

36. Je bent jarig<br />

37. Poesje<br />

38. Wat eng<br />

39. Op de ijsbaan<br />

40. Jan, de sneeuwman<br />

41. Het lelijke jonge eendje<br />

Leesboekje 6<br />

Een mooie boel<br />

42. Bij de bakker<br />

43. De dokter<br />

44. Alles op z'n kop<br />

45. In de tent


Leesboekje 7<br />

Circus O-ki-do<br />

46. Ik verhuis<br />

47. Vroeg op de dag<br />

48. In het circus<br />

49. Otto, mijn vriend<br />

50. Lariekoek<br />

51. Leida, de grapheks<br />

Leesboekje 3<br />

Wat een poppenkast<br />

52. Bah, wat een weer<br />

53. Woensdagmiddag in de regen<br />

54. Kijk daar, de poppen van de<br />

poppenkast<br />

55. Jan Klaassen en Katrijn<br />

56. Rommellied<br />

57. In de poppenkast<br />

58. Kikkerlied<br />

Leesboekje 9<br />

Doornroosje<br />

59. Wie kent het sprookje?<br />

60. Het kasteel<br />

61. Doornroosje<br />

62. Altijd wat<br />

Leesboekje 10<br />

Het droevige huis<br />

63. Arme vogel Job<br />

64. Wil je wel eens weten<br />

65. De dierenshop<br />

66. Verkleedpartij<br />

67. Bejaardenhuis<br />

68. Jong en oud<br />

69. Smartlap<br />

Leesboekje 11<br />

De gelaarsde kat<br />

70. Hoei, wat een woei<br />

71. De molen<br />

72. De markies van Karabas<br />

73. De sprookjes verkeerd<br />

Leesboekje 12<br />

Daan en Marieke<br />

74. De lift<br />

75. Mevrouw De Vries<br />

76. Rommelruimrocker


Voorwoord<br />

Het is niet verstandig het onderwijs aan jonge<br />

kinderen sterk te verbrokkelen. Bijna iedereen<br />

is er momenteel van overtuigd dat een strenge<br />

vakkensplitsing <strong>bij</strong> jonge kinderen vervreemdend<br />

werkt. De integratie van kleuteronderwijs<br />

en lager onderwijs heeft het d66rbreken<br />

van dit inzicht alleen maar bevorderd en versneld.<br />

Ook organisatorisch zijn er ontwikkelingen<br />

te zien die duidelijk maken dat er wel<br />

degelijk een belangrijke invloed uitgaat van<br />

het kleuteronderwijs op het lager onderwijs.<br />

Steeds meer lagere scholen gaan in de onderbouw<br />

het werken in hoeken invoeren. Deze<br />

werkwijze is in de kleuterscholen al jaren<br />

gangbaar. Verder is in het lager onderwijs ook<br />

een herwaardering van het spel waar te ne-<br />

men. Het spel gaat met name in de onderbouw<br />

van de lagere school een belangrijkere plaats<br />

innemen dan tot nu toe het geval was. De<br />

breuk tussen kleuteronderwijs en lager onder<br />

wijs wordt daardoor minder nadrukkelijk.<br />

Caesar schrijft in de handleiding <strong>bij</strong> de<br />

leesmethode Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> over dit onder-<br />

werp ondermeer het volgende: ,,Het mag als<br />

bekend worden verondersteld, dat uit didac-<br />

tisch oogpunt beschouvvd het niet gewenst is in<br />

het onderwijs aan jonge kinderen een strenge<br />

vakkenscheiding door te voeren. Het werken<br />

met leerstofkernen is dan ook vrij algemeen.<br />

Rondom een centrale leerstof worden de ver-<br />

schillende activiteiten geconcentreerd. We-<br />

reldorientatie, <strong>lezen</strong>, taal, schrijven, tekenen,<br />

zang en eventueel ook rekenen en lichamelijke<br />

oefening kunnen worden opgenomen in een<br />

groot geheel. Het werken met leerstofkernen<br />

is niet zo eenvoudig als misschien op het eerste<br />

gezicht lijkt, omdat de aard van elk vak be-<br />

paalde eisen stelt aan de volgorde van de<br />

leerstof. Als de betreffende leerkracht er niets<br />

voor ,,voelt", zal het werken met leerstofker<br />

nen op een mislukking uitlopen. Het vereist<br />

nogal wat initiatief van de leerkracht, maar als<br />

dat aanwezig is, wordt een klaslokaal een ,,le-<br />

vend stukje wereld" waar het kind zich thuis<br />

voelt en waar het zich naar hartelust kan ont-<br />

vvikkelen. Of een leerstofkern werkelijk de aan-<br />

dacht van de leerlingen gaande weet te houden,<br />

hangt voor een groot gedeelte af van de leer<br />

kracht. Bij de opzet van de methode Veilig le<br />

ren <strong>lezen</strong> is de stof zo gekozen, dat zij er zich in<br />

het algemeen toe leent te worden verwerkt in<br />

leerstofkernen ..." (Handl. 1, p. 59).<br />

De mogelijkheid om zang op te nemen in het<br />

geheel van leerstofkernen is door de uitgave<br />

van liedjes <strong>bij</strong> Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> duidelijk ver-<br />

groot. Wim Schelling, werkzaam als muziek-<br />

consulent, heeft liedjes geschreven die aanslui-<br />

ten <strong>bij</strong> de onderwerpen die in de twaalf lees-<br />

boekjes van de methode aan de orde zijn. Zo<br />

is er <strong>bij</strong>voorbeeld een liedje voor het prille be<br />

gin van het <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> waarin het woord<br />

,,boom" centraal staat. Voor iedere fase van<br />

het <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> is er nu een aantal liedjes, spe-<br />

ciaal geschreven voor gebruik <strong>bij</strong> de methode<br />

Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>.<br />

Het is niet de bedoeling geweest van de auteur<br />

om hiermee een muziekmethode te maken<br />

voor de onderbouw. De liedjes zijn geschreven<br />

om het onderwijs te verlevendigen met liedjes<br />

die aansluiten <strong>bij</strong> de onderwerpen die op een<br />

bepaald moment centraal staan. De kinderen<br />

moeten het zingen van de liedjes ervaren als<br />

een prettige, vrolijke activiteit, als een plezie-<br />

rige afwisseling van de vaak inspannende lees-<br />

activiteiten. Deze bundel kan echter niet ver-<br />

vangend zijn voor een muziekmethode. De au<br />

teur benadrukt dat de muzikale vorming van<br />

kinderen niet voldoende wordt gewaarborgd,<br />

louter en alleen door het zingen van de liedjes<br />

uit deze bundel. Wel kan deze uitgave ertoe<br />

<strong>bij</strong>dragen het muziekonderwijs inhoudelijk<br />

geslalte te geven. Daartoe geeft de auteur <strong>bij</strong><br />

ieder lied allerlei suggesties voor aansluitende<br />

expressie-aktiviteiten.


Het pakket ,,<strong>Liedjes</strong> <strong>bij</strong> Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>"<br />

bestaat uit drie onderdelen: een liedbundel en<br />

twee muziekcassettes. De totale speelduur van<br />

de muziekcassettes is een uur en vijftien minu-<br />

ten. Op de eerste muziekcassette staan de lied<br />

jes <strong>bij</strong> de leesboekjes 1 tot en met 5 (de liedjes<br />

1-41), op de tweede cassette staan de liedjes <strong>bij</strong><br />

de leesboekjes 6-12 (de liedjes 42-76). De<br />

plaats van de liedjes op de muziekcassette is<br />

niet aangegeven door middel van de teller op<br />

de cassetterecorder. Deze tellers zijn namelijk<br />

niet gestandaardiseerd; ze verschillen tussen<br />

de merken onderling. Een dergelijke aandui-<br />

ding zou alleen maar verwarrend werken. Op<br />

de muziekcassette wordt wel voor elk liedje de<br />

titel en het nummer van het liedje gezegd. De<br />

nummering van de liedjes op de cassetteband-<br />

jes correspondeert met de nummering in deze<br />

liedbundel. Hierdoor zijn de liedjes toch een-<br />

voudig op de cassette op te zoeken.<br />

Wat is nu de functie van de cassettebandjes?<br />

De voornaamste functie is de kennismakings-<br />

functie. Door het beluisteren van het lied op<br />

het cassettebandje kan de leerkracht, ook de<br />

minder muzikale leerkracht, snel de melodie<br />

<strong>leren</strong> kennen. Ditzelfde geldt uiteraard voor<br />

de kinderen. Het is uitdrukkelijk niet de be-<br />

doeling van de auteur cassettes aan te bieden<br />

om kinderen <strong>bij</strong> het afspelen mee te laten zin-<br />

gen. Vanuit muziekdidactisch oogpunt bezien<br />

is dit niet gewenst. Met opzet is de begeleiding<br />

van de liedjes eenvoudig gehouden. Het is na<br />

melijk mogelijk om met eenvoudige instru-<br />

mentjes de liedjes te begeleiden, ook in de<br />

klas.<br />

Tenslotte is een woord van dank op z'n plaats.<br />

Allereerst aan het Amersfoorts Jeugdkoor<br />

o.l.v. Wim Sweers. De leden van dit koor heb-<br />

ben veel vrije tijd gei'nvesteerd om de opnames<br />

van de liedjes te doen slagen. Verder aan Wim<br />

Sweers voor de coordinate van werkzaamhe-<br />

den en de medewerking aan deze liedbundel,<br />

en aan Karin van Tongeren en Marijke Sweers<br />

die samen met Wim Schelling als solisten de<br />

zang verzorgden. Zonder het aanstekelijke en-<br />

thousiasme van Wim Schelling zou deze uitga-<br />

ve er echter niet gekomen zijn. De uitgever<br />

hoopt dat de kinderen en hun leerkrachten er<br />

veel plezier aan zullen beleven.<br />

Huub Lucas<br />

didactisch medewerker<br />

<strong>bij</strong> Uitgeverij Zwijsen.


1. De boom heeft zeven takken<br />


fe4 S<br />

tel<br />

i<br />

E<br />

Liedje 1<br />

de boom heeffc ze -ven tak-ken<br />

ze eens


2. In het midden van het bos<br />

Het liedje ,,In het midden van het bos" is<br />

geschreven naar aanleiding van de tekening<br />

op de bladzijden 4 en 5 van leesboekje 1<br />

van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>. De woorden van de<br />

eerste leerstofkern - boom, roos, vis, vuur,<br />

mus, pirn - komen alle zes in de tekst voor.<br />

Bij de introductie kan de leerkracht een lied<br />

zingen en kijken de kinderen in nun lees<br />

boekje of ze op de tekening alles zien wat<br />

er gezongen wordt.<br />

Spel met woordstroken. Als de kinderen het<br />

lied goed kennen, kan het volgende spel<br />

worden gespeeld. Voor de klas komen zes<br />

kinderen. Ieder kind krijgt een klassikale<br />

woordstrook. De andere kinderen zingen het<br />

lied. Als de kinderen het woord 'boom' zin<br />

gen, steekt het kind met de woordstrook<br />

'boom' deze in de hoogte.<br />

Wat hoor je in het bos? In het bos, waar-<br />

over ons liedje gaat, kun je allerlei geluiden<br />

horen. Op een afgesproken teken imiteren<br />

de kinderen of een van hen een bepaald ge-<br />

luid. Op een ander teken is iedereen meteen<br />

weer stil. Bij geluidsspelletjes is het belang-<br />

rijk dat iedereen zich aan de afspraken<br />

houdt. Dus: <strong>bij</strong> een afgesproken teken stop-<br />

pen alle kinderen meteen met het maken<br />

van het geluid. Dit geconcentreerd luisteren<br />

en op een afgesproken teken stil zijn, is ook<br />

van wezenlijk belang <strong>bij</strong> auditieve analyse-,<br />

synthese- en discriminatie-oefeningen zoals<br />

die <strong>bij</strong> het leesonderwijs gegeven worden.<br />

Klankspel. Hiervoor gebruiken we de<br />

woordstroken. De leerkracht of een van de<br />

kinderen steekt een woordstrook omhoog,<br />

<strong>bij</strong>voorbeeld: vuur. De kinderen maken dan<br />

het geluid van het knetteren van het vuur<br />

(<strong>bij</strong>voorbeeld door een stukje papier in el-<br />

kaar te frommelen).<br />

10<br />

Wie kan een bepaald geluid het best imite<br />

ren? Laat de kinderen goed naar elkaar<br />

luisteren. Ook andere geluiden die je in het<br />

bos hoort, kunnen geimiteerd worden. De<br />

kinderen mogen raden waar dit geluid <strong>bij</strong><br />

hoort.<br />

Ademoefening. Bij een zingen van een lied<br />

is een goede ademhaling, op de juiste plaat-<br />

sen binnen het lied, nodig. We oefenen de<br />

ademhaling spelenderwijs. ,,In het bos ruik<br />

je een lekkere dennegeur. Ruik allemaal<br />

maar eens. Adem die geur langzaam door je<br />

neus in (op een teken van de leerkracht) en<br />

(op een ander teken) adem je door de mond<br />

weer uit . . . heee" (zuchtend).<br />

Dit wordt enige keren herhaald. Ruikend in-<br />

ademen (alsof je de geur van een heerlijke<br />

roos opsnuift) heeft een goede middenrif-<br />

ademhaling tot gevolg.<br />

Het lied zingen. De leerkracht geeft de goe<br />

de begintoon van het lied aan. Op een teken<br />

ademt ieder diep de bosgeur in en op het<br />

punt waar de inademing stopt, begint men<br />

te zingen. Probeer de kinderen op die ene<br />

adem te laten doorzingen tot en met het<br />

woordje 'vis' aan het eind van de eerste no-<br />

tenbalk. Daar ademt iedereen opnieuw in en<br />

zingt door tot en met het woordje 'is' aan<br />

het eind van de tweede notenbalk.<br />

Liedbegeleiding. De kinderen kunnen <strong>bij</strong> het<br />

zingen van de woorden boom, roos, vis,<br />

vuur, mus, pirn in de handen klappen. De<br />

leerkracht kan op de blokfluit de melodie<br />

meespelen <strong>bij</strong> het aan<strong>leren</strong> van het lied en<br />

zodra de klas het lied goed kent, hier<strong>bij</strong> een<br />

eenvoudige tweede stem meespelen. Zie onderaan<br />

de pagina hiernaast.


11<br />

hoor je nog eens wat.<br />

in de boom zie ik een mus<br />

in de pan een vis<br />

tjiep, tjiep, tjiep<br />

en spetter spet<br />

weet jij wie dat is?<br />

duimeliesje en de roos<br />

pirn is op het pad<br />

in het midden van het bos<br />

I ■ ■ '<br />

het mid-den van het bos zie je nog zcns wat<br />

Bes<br />

dui - me -lies - je<br />

bii het vuur is vrouw-tje muis weet je wie dat is<br />

y C7 r-<br />

in de boom zie ik een mus in de plas een vis<br />

Liedje 2


3. Er brandt een vuur<br />

In het lied ,,Er brandt een vuur" komen<br />

vijf van de zes woorden uit de leerstofkern<br />

,,Duimeliesje" voor. Alleen het vvoord<br />

'pirn' ontbreekt. Men kan de kinderen dit<br />

zelf laten ontdekken. Voor de klas staan zes<br />

kinderen. Ieder kind heeft een wandplaat.<br />

De leerkracht zingt het lied. Als een kind<br />

het vvoord hoort waarvan het de wandplaat<br />

heeft, draait het zich om, zodat de klas die<br />

wandplaat niet meer ziet. Tenslotte ziet de<br />

klas alleen maar nog de wandplaat van pim.<br />

Dat woord komt dus niet in de tekst voor.<br />

Om alle woorden in het lied te laten voor-<br />

komen, kan men de laatste regel veranderen<br />

in: ,,Pim brengt een rode roos voor Duime-<br />

liesje mee". Of: ,,Een rode roos brengt<br />

Duimeliesje voor Pim mee".<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. De suggestie aan de kinderen<br />

voor een goede inademing voorafgaand aan<br />

de inzet van het lied is: ,,We ruiken alle-<br />

maal de geur van het brandende houtvuur".<br />

Probeer steeds op een adem door te zingen<br />

tot aan bos, mos, zee, en mee. De ademha-<br />

lingsplaatsen zijn in dit lied niet door kom-<br />

ma's aangegeven, maar door een rustteken<br />

in de notenbalk: 7<br />

We zingen de woorden vuur, bos, enz. niet<br />

extra lang, maar zoals je ze normaal uit-<br />

spreekt. De muzikale notatie zou de indruk<br />

kunnen wekken, dat de woorden lang aan-<br />

gehouden moeten worden. De notatie met<br />

open noten is echter gekozen om het noten-<br />

beeld niet moeilijker te maken dan strikt<br />

noodzakelijk.<br />

Variaties op het lied. We laten de regels 'in<br />

het bos', 'op het mos', 'in de zee' als een<br />

echo herhalen. Hiertoe wordt de klas in<br />

twee groepen verdeeld: de ene groep zingt<br />

het lied, de andere is 'echo'.<br />

12<br />

^aM^«KadBW^<br />

Maat en ritme. Als de kinderen het liedje<br />

goed kennen, kan men aan het eind van<br />

elke regel het tegenritme of contrastritme<br />

laten klappen.<br />

er brandt een vuur x x *<br />

(als ritmesteun) brandt een vuur<br />

in het bos<br />

(als ritmesteun)<br />

n<br />

in het bos<br />

De plaatsen waar dat ritme geklapt kan<br />

worden, zijn boven de notenbalken<br />

aangegeven.<br />

Het lied lijkt wat op een cowboylied. ,,Stel<br />

je voor, dat je als cowboy op een galoppe-<br />

rend paard zit en je wipt in het zadel terwijl<br />

je het lied zingt." Het lied wordt gezongen<br />

en de kinderen maken er de beweging <strong>bij</strong><br />

van het rijden op een paard. Het paard kan<br />

sneller of langzamer galopperen (we zingen<br />

dan ook iets vlugger, langzamer) en de be<br />

weging 'in het zadel' past zich hier<strong>bij</strong> aan.<br />

Bewegings-ritmespel. Maak een namaak-<br />

kampvuur en laat de kinderen er omheen<br />

lopen op de maat van het liedje:<br />

er brandt een vuur in het<br />

12 3 4<br />

* 23 A ,<br />

bos er wipt een|mus<br />

12 3 4<br />

Een trom of schellenstokje kan de maat on-<br />

dersteunen. Deze maat is dezelfde als die<br />

van het wippen in het zadel. Als iemand op<br />

een ander instrument, zoals <strong>bij</strong>v. een tarn- -<br />

boerijn het contrastritme speelt, dan wordt<br />

dit samen met het zingen van het lied een<br />

leuke indianendans.


i -arr<br />

Liedje 3<br />

i i 1 n i<br />

er brandteen vuur<br />

n<br />

\n het bos<br />

er wipt een mvs op het mos<br />

er zwzmkeen vis<br />

F<br />

in de zee<br />

een ro-de roos bren^tdi/i-me-lies-je voor ons mee.<br />

13


4. De weg naar school<br />

De tweede leerstofkern in de methode Veilig<br />

<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> heet: de school. In deze leerstof<br />

kern worden de volgende woorden als totali-<br />

teit aangeleerd: kees, miep, school, bel,<br />

boek, raam.<br />

Een van de liedjes, die voor deze leerstof<br />

kern geschreven zijn, gaat over de weg naar<br />

school. De weg naar school is voor de kin-<br />

deren een speciale weg. Ze lopen die weg<br />

<strong>bij</strong>na dagelijks enkele keren. Ze kennen de<br />

huizen en de winkels langs die weg, de au<br />

to's die er geparkeerd staan, de trottoirte-<br />

gels die los liggen, de honden die 's mor-<br />

gens worden uitgelaten.<br />

Uitbeelden. In de klas kan de straat uit het<br />

liedje worden uitgebeeld. Sommige kinderen<br />

zijn de bomen die langs de weg staan, ande-<br />

re kinderen de auto's en weer andere kinde<br />

ren zijn de huizen. De overblijvende kinde<br />

ren lopen langs de huizen en tussen de au<br />

to's en de bomen door naar school. Terwijl<br />

ze naar school toe lopen zingen ze het<br />

liedje.<br />

Geluiden. De leerkracht vertelt een verhaal-<br />

tje over Kees en Miep die naar school gaan.<br />

Ze lopen door een drukke straat . . . (hier<br />

kan een bandje met opgenomen straatgelui-<br />

den afgespeeld worden). De kinderen raden<br />

welke geluiden ze horen. Of de kinderen<br />

gaan naar buiten en luisteren naar de straat-<br />

geluiden vlak<strong>bij</strong> school. Ze kunnen ook een<br />

tekening maken van hun eigen weg naar<br />

school. Daarop moeten dingen voorkomen<br />

die geluid maken. Een paar kinderen mogen<br />

vertellen welke 'geluiden' er op hun teke<br />

ning voorkomen. (Mensen praten, een kind<br />

huilt, auto's of brommers rijden voor<strong>bij</strong>, de<br />

wind waait door de boomtakken . . .)<br />

14<br />

Ritme. Je kunt op verschillende manieren<br />

lopen: slenteren, rennen, huppelen, hinke-<br />

len, springen. Elke manier van lopen heeft<br />

zijn eigen ritme. Een kind loopt op een be-<br />

paalde manier door de klas, de leerkracht<br />

begeleidt het loopritme met de trom.<br />

De leerkracht speelt een ritme en vraagt de<br />

kinderen hoe die daarop zouden lopen.<br />

A. M I A. Jt> A |<br />

slen-te-ren slen-te-ren enz.<br />

m i rn |<br />

hup-pe-len hup-pe-len enz.<br />

ren-nen ren-nen<br />

spri-ngen spri-ngen<br />

Liedbegeleiding. Als de kinderen het lied<br />

kennen, kan de leerkracht het lied op de<br />

blokfluit begeleiden met een tweede stem<br />

Zie onderaan de pagina hiernaast.


Liedje 4<br />

de weg naar school staan ze-ven ou-de bo-men, ze<br />

D E7 A<br />

en ze kreunen wat, de een zegt dit de an-der dat<br />

weg naar school,<br />

D A? D<br />

zo maar op het pad.<br />

A D<br />

e-ven mee; 1234567. zo dot was dan dat.<br />

tel je even mee: 12 3 4 5 6 7<br />

<strong>bij</strong> de weg naar school<br />

staan zeven oude auto's<br />

ze starten en ze steunen wat<br />

de een zegt dit de ander dat<br />

<strong>bij</strong> de weg naar school<br />

zo maar op het pad<br />

<strong>bij</strong> de weg naar school<br />

staan zeven oude huizen<br />

ze staan van steen en steunen wat<br />

de een zegt dit de ander dat<br />

<strong>bij</strong> de weg naar school<br />

zo maar op het pad.<br />

15<br />

jjr


5. Op school<br />

In de tekst van dit liedje komen enkele<br />

woorden voor die in de leerstofkern 'De<br />

school' geleerd zijn, namelijk: school, raam,<br />

boek, bel, kees, miep. Schrijf de woorden<br />

in deze volgorde op het bord. Als de kinderen<br />

een woord horen, geven ze een klap in<br />

de handen. De woorden kunnen ook op<br />

kaartjes geschreven worden. Enkele kinderen<br />

krijgen elk een kaartje en een slaginstru-<br />

ment. Het lied wordt gezongen. Wie een<br />

instrument heeft, speelt daarop zodra 'zijn'<br />

woord gezongen wordt.<br />

Ik zit op dicht<strong>bij</strong> het<br />

instr. 1 instr. 2<br />

Het wordt moeilijker als de klas die woordjes<br />

in het lied moet overslaan en alleen de<br />

instrumenten op dat moment mogen spelen,<br />

Melodie. Dit liedje kan op twee melodieen<br />

gezongen worden: op de melodie van 'Op<br />

school' en op het eerste deel van het liedje<br />

'De school gaat aan' (liedje 6).<br />

16<br />

Liedbegeleiding. Bij de liedjes zijn de ak-<br />

koorden voor begeleiding aangegeven. Dit is<br />

gemakkelijk voor wie gitaar speelt en zo de<br />

liedjes kan meespelen. Ook voor begeleiding<br />

door een klokkenspel of xylofoon kunnen<br />

deze akkoorden hun nut hebben. We spelen<br />

dan een basmelodie door de bastonen van<br />

het akkoord te spelen. Dat zijn de tonen die<br />

in letters boven de melodie zijn aangegeven.<br />

Bij C7 spelen we een C.<br />

Bij a min spelen we een A.<br />

Zo kan de leerkracht <strong>bij</strong> het lied 'Op<br />

school' een basmelodie spelen over drie to<br />

nen (overbodige klankstaven er eventueel te-<br />

voren afhalen). De basmelodie treft u aan<br />

onderaan de pagina hiernaast.<br />

c F G


j2<br />

lees<br />

c<br />

Liedje 5<br />

\k zit op school dicht by het raam \k<br />

een boek<br />

F<br />

en myn<br />

G7<br />

F<br />

naam<br />

de bel dan loop ik vlug met<br />

kees en rrnep nciar huis te - rug.<br />

C F C F G7 C F C F<br />

U<br />

C<br />

en<br />

i<br />

17


6. De school gaat aan<br />

De tekst van het liedje 'Op school' past ook<br />

op de melodie van het eerste deel (A) van<br />

dit lied.<br />

De woordjes kees, miep, school, bel, boek<br />

en raam komen zowel in het eerste als in<br />

het tweede deel voor. In het eerste deel<br />

staan ze door elkaar, in het tweede deel in<br />

de volgorde van het leesboekje (zie lees-<br />

boekje 1, biz. 6). De woordjes worden op<br />

het bord geschreven en <strong>bij</strong> het zingen van<br />

het tweede deel: 'Hier lees ik . . .' wijst ie-<br />

mand de woordjes aan. Dit tweede deel<br />

18<br />

moet daarom langzamer gezongen worden<br />

dan het eerste. De opbouw van het lied is:<br />

deel A (snel); daarna deel B (iets langza<br />

mer), deel A (weer wat sneller gezongen).<br />

Ritme. In deel A kan het contrastritme<br />

meegeklapt of gespeeld worden:<br />

n i<br />

steunwoorden: kees en miep<br />

Liedbegeleiding. Het contrastritme kan als<br />

'bourdon' (d.w.z. ritme en melodiepatroon<br />

gaan het hele lied op dezelfde manier<br />

constant door) meegespeeld worden op<br />

klokkenspel, xylofoon of klankstaven (met<br />

de tonen D en A). Als voorspel kan met de<br />

ritme-instrumenten het ritme van het lied<br />

gespeeld worden en met de klankstaven het<br />

contrastritme. Zie onderaan deze pagina.<br />

In deel B geven de kinderen een klap in de<br />

handen <strong>bij</strong> de woordjes kees, miep, school,<br />

bel, boek, raam.<br />

de school gaat aan en by heb raam<br />

SIIBSxir-'^-i.'^a •■■II.


zien kces en<br />

(lan^zamer) G<br />

D n<br />

Liedje 6<br />

de school gaat aan en by het raam<br />

miep<br />

D<br />

n<br />

de juf-frouw sbaan. fine-<br />

A n<br />

0 0 0<br />

hier lees ik kees,hier lees ikmfcp,hier lees ik school en denk ik diep, ja<br />

G D Ej A<br />

0 0 1<br />

hier staat bel en hier staat boek en raam in de - ze hoek.<br />

D.C.= hicrna@herhalen.<br />

de school gaat aan<br />

en <strong>bij</strong> het raam<br />

zien kees en miep<br />

de juffrouw staan.<br />

hoor je de bel<br />

stop dan het spel<br />

en lees een boek<br />

je kan het well<br />

hier lees ik kees<br />

hier lees ik miep<br />

hier lees ik school<br />

en denk ik diep<br />

ja hier staat bel<br />

en hier staat boek<br />

en raam in deze hoek.<br />

19<br />

D.C


7. Naar de dierentuin<br />

De derde leerstofkern van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong><br />

heeft de dierentuin als onderwerp. Op de<br />

pagina's 12 en 13 van leesboekje 1 staat een<br />

dierentuin getekend. Sommige kinderen hebben<br />

nog nooit een bezoek aan een dieren<br />

tuin gebtacht. Zij kennen misschien wel een<br />

kinderboerderij. Daarom is aan dit lied een<br />

koeplet over een bezoek aan een kinderboer<br />

derij toegevoegd.<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. Bij het aan<strong>leren</strong> van het lied<br />

kunnen de kinderen het contrastritme klappen.<br />

Ze klappen dan op de steunwoorden<br />

'ga mee\<br />

ga je mee (ga mee) met de bus (ga mee)<br />

Het liedje moet enthousiast gezongen wor<br />

den: ,,net alsof we op schoolreisje gaan".<br />

Liedbegeleiding. Als gezongen wordt: 'Ik zie<br />

een aap, een olifant, een papegaai, een kro-<br />

kodiF, dan kijken de kinderen <strong>bij</strong> het noe-<br />

men van elk dier steeds een andere kant uit.<br />

Dit kan begeleid worden met een slag op de<br />

trom:<br />

ik zie een aap, een o-li-fant,<br />

a i.<br />

een pa-pe-gaai, een kro-ko-dil.<br />

20<br />

re frein<br />

ga je mee enz.<br />

±<br />

koeplet<br />

G<br />

Met geluiden kunnen we een dier typeren:<br />

met het slaan op de trom beelden we het<br />

zware langzame lopen van de olifant uit;<br />

met het over de toetsen van de xylofoon of<br />

het klokkenspel heenroetsjen de aap die de<br />

boom inklimt en er weer uit.<br />

Ook <strong>bij</strong> dit lied kunnen we de bastonen op<br />

een klokkenspei spelen. Bij het refrein 'ga<br />

je mee' kunnen we met bastonen het con<br />

trastritme meespelen. Zie onderaan deze<br />

pagina.<br />

Luisteren naar muziek. Als we over de<br />

grammofoonplaat 'Carnaval der dieren' van<br />

Saint Saens beschikken, kunnen we daarvan<br />

een stukje laten horen, <strong>bij</strong>voorbeeld hoe een<br />

bepaald dier door een instrument wordt uit-<br />

gebeeld. Tijdens het luisteren kunnen de<br />

kinderen dat dier dan tekenen. Als we het<br />

fragment herhalen, kunnen enkele kinderen<br />

het dier uitbeelden. Echt luisteren naar mu<br />

ziek moet geleerd worden. Op school luiste-<br />

ren naar muziek kan het best vergezeld gaan<br />

van een opdracht: Wat hoor je? Kun je je<br />

er iets <strong>bij</strong> voorstellen? Probeer eens te teke<br />

nen wat je je er<strong>bij</strong> voorstelt. Laat aanvan-<br />

kelijk de luisteropdrachten kort duren.<br />

Op geluidsplaten voor smalfilmers staan<br />

ook vaak dierengeluiden. De kinderen raden<br />

welk dier een bepaald geluid maakt.<br />

fine<br />

"t.


Liedje 7<br />

fyn om eens een keer - tje in de die -ren-tuin te<br />

C 4 A Q? c<br />

fine Ik zie een aap, een o - li-fant,ecn pa- pe<br />

C Gj C<br />

gaai, een kro-ko-dil, de dle-ren - tuin is toch hetcin-de je kan<br />

D? G<br />

1 1 i<br />

zeg - gen wat je wil. 1. 2. 3.<br />

ga je mee?<br />

op de fiets<br />

naar de boerderij<br />

ga je mee?<br />

want het is fijn<br />

om eens een keertje<br />

op de boerderij te zijn<br />

ik zie een big, een wilde gans<br />

een bonte koe, een kleine geit<br />

de boerderij is toch het einde<br />

daarom blijven we een tijd. 1 2 3<br />

21


8. Wat gek<br />

Op pagina 13 van leesboekje 1 staat een olifant<br />

met een pet. Die gekke situatie was de<br />

aanleiding om een liedje te maken over dolle,<br />

dwaze, vreemde situaties. Wat gek: een<br />

mus met een peer in zijn bek, een aap met<br />

een das om zijn nek, een muis met een kat<br />

in zijn bek. Ongetwijfeld zijn de kinderen<br />

in staat nog meer komische situaties te<br />

bedenken.<br />

Maat en ritme. De kinderen kunnen het<br />

contrastritme na 'wat gek' meeklappen, of<br />

daar<strong>bij</strong> zeggen:<br />

te gek<br />

Bij dit liedje kan gemakkelijk de maat<br />

worden geklapt of meegespeeld op een<br />

slaginstrument:<br />

A| A A A A<br />

■ - r* ■■ i w^ r* r^ f><br />

een ten mus mett een peer iin<br />

zijn bek een<br />

enz.<br />

koeplet:<br />

in<br />

±7<br />

22<br />

De leerkracht kan kaartjes maken met daar-<br />

op getekend een peer, een bek, een mug,<br />

enz. Afmetingen van een kaart ongeveer<br />

20 cmx30 cm.<br />

Enkele kinderen krijgen zo'n kaartje en<br />

een slaginstrument. Zij spelen zodra 'hun<br />

woordje' gezongen wordt.<br />

Een leuk ritmespel is het noemen van diere-<br />

namen en deze dan klappen. De leerkracht<br />

kiest drie dieren, tekent die op het bord en<br />

vraagt de kinderen te raden welk dier ge<br />

klapt wordt. , __<br />

j j j n j<br />

aap e-zel kro-ko-dil<br />

Liedbegeleiding. Op een klokkenspel kan<br />

de leerkracht een basmelodie meespelen. Zie<br />

onderaan deze pagina.


4<br />

i B?<br />

mier<br />

em<br />

een<br />

en een mug in<br />

0 0<br />

mus met cen peer<br />

V? G<br />

., A<br />

Liedje 8<br />

m<br />

G<br />

zn bck. een<br />

ge - sprek. een aap met cen das om 2V1<br />

een koe met een hoed by het hek.<br />

i<br />

wat gek , wat gek > een slurf met een pefc, kyk hy<br />

it, is hy (ek? wat gek wat een<br />

muis met een kat in zn bek.<br />

D<br />

23


9. In de speeltuin<br />

De vierde leerstofkern in leesboekje 1<br />

van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> heeft als onderwerp<br />

,,Spel en speelgoed". In deze leerstofkern<br />

komt onder andere het vvoord wip aan de<br />

orde en wordt het verhaal verteld van een<br />

bezoek aan een speeltuin. Het lied ,,In de<br />

speeltuin" is daarom <strong>bij</strong> uitstek geschikt<br />

om tijdens deze leerstofkern aan te <strong>leren</strong>.<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. In de melodie zit het idee<br />

'omhoog - omlaag' verweven. Het liedje<br />

wordt eerst aangeleerd zonder het glijeffect<br />

na 'glijden' en zonder de octaafsprong om<br />

hoog <strong>bij</strong> 'sip'. Daarna <strong>leren</strong> we achtereenvolgens:<br />

het afglijden omlaag, na het afglijden,<br />

'als je op de grond terechtkomt', een<br />

stamp met de voeten k<br />

een hoi-roep, een octaaf hoger dan 'sip'<br />

(een D).<br />

Grafische partituur. De leerkracht tekent op<br />

het bord een schematische glijbaan.<br />

Eerst lopen we de metalen traptreden op:<br />

geluid tink-tonk (met de mond). Met de<br />

aanwijsstok laten we zien waar we zijn.<br />

Bovenaan de glijbaan glijden we omlaag.<br />

We maken het geluid van het afglijden uit<br />

het liedje. Als we beneden zijn, stampen we<br />

allemaal tegelijk op de grond.<br />

De leerkracht tekent nog twee glijbanen.<br />

Welk geluid zou hier<strong>bij</strong> horen?<br />

24<br />

We kunnen dit ook met instrumenten uit-<br />

beelden. De trap van de glijbaan op: een<br />

steeds hogere toon met het klokkenspel. Het<br />

afglijden: langs de toetsen omlaag roetsjen.<br />

Het neerkomen: een slag op trom of tamboerijn.<br />

Kees en Miep gaan vlak na elkaar<br />

de glijbaan af! Laat dit met instrumenten<br />

horen.<br />

Een raadspelletje: Een kind wordt de klas<br />

uitgestuurd. De leerkracht tekent een paar<br />

glijbanen op het bord: een hoge, korte; een<br />

lage, lange; een die recht omlaag gaat; een<br />

met hobbels (zoiets hoor je aan het sireneachtige<br />

geluid). De klas maakt het geluid<br />

dat hoort <strong>bij</strong> een van de glijbanen. Het<br />

kind dat mag raden, wijst een glijbaan aan.<br />

Liedbegeleiding. De leerkracht kan, zodra<br />

de kinderen het lied goed kennen, hier<strong>bij</strong><br />

een tweede stem op de blokfluit meespelen.<br />

Zie onderaan de pagina hiernaast.<br />

Laat die melodie ook eens apart horen en'<br />

vraag de kinderen, aan welk ander liedje de<br />

ze melodie hen doet denken (aan het liedje<br />

'de dierentuin').


stdfc<br />

Liedje 9<br />

* *<br />

ik zib op de schorti-mel en ik schotn-mel<br />

A D<br />

f zib op de wip-plank en ik wip ik<br />

zifc op de gly-baan en ik gly dan<br />

A D<br />

in de speel - fcuin kykt er nie-mand sip, hoy!<br />

ik zit op de schommel en ik schommel<br />

ik zit op de wipplank en ik wip<br />

ik zit op de glijbaan en ik glij dan<br />

'k heb een buil<br />

en m'n tanden door m'n lip<br />

au<br />

£<br />

25


10. Ik vlieg als een vlinder<br />

Dit liedje kan gebruikt worden als muzikale<br />

omlijsting <strong>bij</strong> een uitbeeldingsspel. Het lied<br />

je wordt eerst goed aangeleerd, zodat de<br />

kinderen het probleemloos kunnen zingen.<br />

Als de kinderen het lied kennen, worden de<br />

gebaren er<strong>bij</strong> geleerd: de vlinder vliegt, de<br />

vis zwemt, ik vaar in een bootje (roei-<br />

beweging), ik zit op het hek.<br />

Het uitbeeldingsspel kan als volgt verlopen:<br />

De kinderen zitten in een kring en zingen<br />

het lied. In het midden van de kring staat<br />

een kind dat na afloop van het lied iets gaat<br />

uitbeelden. Als de kinderen de regel ,,en nu<br />

mag je even raden wat dit is" gezongen<br />

hebben, begint het kind in de kring met uit<br />

beelden. De andere kinderen proberen te ra<br />

den wat er wordt uitgebeeld.<br />

26<br />

Klankspel. Er zwemt een vis in het water.<br />

Het nu eens sneller, dan weer langzamer<br />

heen en weer zwemmen, omhoog, omlaag,<br />

hoor je op een xylofoon of klokkenspel<br />

(met het stokje heen en weer over de<br />

toetsen).<br />

Er dartelt een vlinder rondom de bloemen<br />

langs de waterkant: trrrr met een triangel en<br />

de vlinder vliegt verder. Daar kom ik aan<br />

met een roeibootje: de roeiriemen plonzen<br />

steeds in het water: plons . . . plons . . .<br />

plons. De vis en de vlinder vluchten snel<br />

naar een rustiger plekje. De leerkracht<br />

spreekt tevoren met de kinderen af, hoe het<br />

klankspel zal eindigen.<br />

Liedbegeleiding. Bij dit liedje kan op de<br />

blokfluit een tweede stem worden mee-<br />

gespeeld of met de basmelodie kan men het<br />

lied op een klokkenspel begeleiden. Zie on-<br />

deraan de pagina hiernaast.


iky ik<br />

D<br />

Liedje 10<br />

vlieg als een vlin - der in de luchfc. ik<br />

A D? Q<br />

zwem in de vy-ver als een vis ik vaar in een boofc-je e« ik<br />

D bm D A<br />

zit: op hefc hek en nu mag je e-ven ra-den w^tdft<br />

tweede stem<br />

basmelodie<br />

r J r<br />

D G D A D<br />

is en nu mag je e-ven ra-den wat difc<br />

j j<br />

r=r-r<br />

J 1 J J<br />

TJ" TT"<br />

is.<br />

27


11. Overal zit iets<br />

In de leerstofkern ,,Spel en speelgoed"<br />

komt ook het woord zit voor. De kinderen<br />

komen dit woord in allerlei combinaties tegen<br />

in het leesboekje, zoals: kees zit op een<br />

boom, zit oom op de wip?, pirn zit op een<br />

bloem, de aap zit in de boom, enzovoort.<br />

Het lied ,,Overal zit iets" speelt hierop in.<br />

Het is goed mogelijk om dit lied samen met<br />

de kinderen verder uit te breiden.<br />

28<br />

Liedbegeleiding. De leerkracht verdeelt de<br />

klas in twee groepen. Op het bord komen<br />

twee rijtjes woorden:<br />

boom<br />

bus<br />

net<br />

oom<br />

aap<br />

mus<br />

vis<br />

bus<br />

De ene groep klapt tijdens het zingen in de<br />

handen <strong>bij</strong> de woorden van het linkerrijtje;<br />

de andere groep doet dit <strong>bij</strong> de woorden<br />

van het rechterrijtje. Bij het woord bezoek<br />

gebruikt een kind een schellenstokje of tarnboerijn.<br />

Bij boek slaat iemand op de trom.


us<br />

D<br />

D<br />

Liedje 11<br />

boom zib een aap, op de<br />

zib een mus, in beb neb zib een vis, by myn<br />

oom in de bus, by myn<br />

D<br />

D V?<br />

moc zit m'n zus, by myn<br />

pa zit be-zoek en ik zelF zib be le-zen in een boek.<br />

D<br />

29


12. Hallo, meneer de oppasser<br />

Het liedje ,,Hallo, meneer de oppasser" is<br />

gebaseerd op de vertelplaat op pagina 19<br />

van vverkboekje 1. In Handleiding 1 <strong>bij</strong><br />

Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> worden suggesties gegeven<br />

voor het gebruik van deze vertelplaat: de<br />

kinderen krijgen de gelegenheid te vertellen<br />

wat ze zien, ze leggen woordkaartjes op de<br />

juiste plaatsen in de tekening, of ze leggen<br />

naar aanleiding van de tekening zinnetjes op<br />

de letterdoos. Na deze aktiviteiten vormt het<br />

liedje ,,Hallo, meneer de oppasser" een<br />

feestelijke afsluiting.<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. Een goede manier om dit<br />

lied aan te <strong>leren</strong>, is het voor te zingen en<br />

daarna de kinderen regel voor regel, achter-<br />

aan te beginnen, te laten meezingen.<br />

Let erop, dat de noot op 'zijn' van 'zijn<br />

pet' de eerste keer kort duurt J>, en <strong>bij</strong><br />

de herhaling langer J.<br />

Een voordeel van het instuderen van achteren<br />

naar voren is, dat de kinderen dan <strong>bij</strong><br />

het zingen steeds een regel tegenkomen die<br />

ze al kennen, hetgeen de zekerheid <strong>bij</strong> het<br />

zingen ten goede komt. Wie <strong>bij</strong> het instude<br />

ren begint vanaf de eerste regel, zal bemerken,<br />

dat het aarzelender gezongen wordt,<br />

naar mate het lied vordert.<br />

De uitroep ooooo js een uitroep van schrik.<br />

Het teken onder de uitroep is een aanwij-<br />

zing dat we zacht beginnen en langzamerhand<br />

sterker oooooo roepen. Klinkt een uit<br />

roep ooo van bewondering of van verbazing<br />

(<strong>bij</strong>voorbeeld als je iemand in het circus<br />

heel moeilijke toeren ziet doen) net zo? Of<br />

een uitroep van teleurstelling, als iedereen in<br />

het voetbalstadion ooo roept als de bal tegen<br />

de paal gaat? De kinderen kunnen die<br />

oooo-roepen nadoen en letten daar<strong>bij</strong> op de<br />

verschillen.<br />

30<br />

Maat en ritme. De kinderen kunnen de<br />

maat meeklappen alleen met de handen of<br />

afwisselend een klap in de handen en een<br />

klap op de knieen:<br />

hal -To me-neer de<br />

(hand) (knie)<br />

I I;<br />

op-pas-ser, weet<br />

(hand) (knie)<br />

De klas kan ook in twee groepen verdeeld<br />

worden: de ene groep klapt in de handen,<br />

de andere slaat op de knieen. Men kan het<br />

ook als volgt doen: groep I klapt in de han<br />

den en maakt daarna de beweging alsof ze<br />

op de knieen slaan; groep 2 doet het omgekeerd:<br />

slaat echt op de knieen, maar doet<br />

alsof ze in hun handen klappen.<br />

Verhaal <strong>bij</strong> een lied. Dit liedje vertelt een<br />

verhaal. Dat verhaaltje is geschreven door<br />

naar de tekening op bladzijde 19 van werkboekje<br />

1 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> te kijken.<br />

Omgekeerd kunnen we ook een tekening<br />

maken <strong>bij</strong> een verhalend stuk muziek. De<br />

leerkracht kan het verhaal vertellen van de<br />

Tovenaarsleerling en vervolgens de muziek<br />

van Paul Dukas laten horen. Al luisterend<br />

kunnen de kinderen hier<strong>bij</strong> een tekening<br />

maken van de betoverde bezems die in de<br />

tovenaarswerkplaats een chaos aanrichten,<br />

wat pas ophoudt, als de tovenaar terug-<br />

komt.


Liedje 12<br />

hoi - - lo me - neep dc op - pas -5er, vveet<br />

U wafr ik hier<br />

o<br />

C<br />

C<br />

c<br />

zie? de<br />

± 1 5<br />

- li - fanb staat op een poofc, zyn pet heeft num-mcr<br />

G7 C<br />

dric, zyn pet hceft num — wer drie.<br />

de mus mept een banaan omhoog<br />

de aap vangt die dan op<br />

de bus, de kar, de vis, het boek<br />

straks ligt het op z'n kop<br />

straks ligt het op z'n kop<br />

kaboe, de dvverg, wijst hen de weg<br />

muis! naar de paddestoel<br />

meneer de oppasser kom snel<br />

het is een mooie boel<br />

het is een mooie boel<br />

hallo meneer de oppasser<br />

straks rolt het over straat<br />

het wiebelt voor- en achteruit<br />

000000!<br />

nu bent u dus te laat<br />

nu bent u dus te laat!<br />

31


13. Sneeuwwitje<br />

Het tweede boekje van de methode Veilig<br />

<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> begint met het sprookje van<br />

Sneeuwwitje als leerstofkern. Het lied over<br />

Sneeuwwitje kan het best aan het eind van<br />

de leerstofkern worden aangeleerd. De drie<br />

koepletten van het lied zijn in leesboekje 2<br />

uitgebeeld. Op de pagina's 4 en 5 gaat<br />

Sneeuwwitje naar het huisje van de dvvergen<br />

(eerste koepiet), op de pagina's 6 en 7 zijn<br />

de kabouters Dop en Nies bezig met vissen<br />

(tweede koeplet), op de pagina's 8 en 9 is<br />

de afloop van het verhaal te zien (derde<br />

koeplet).<br />

32<br />

Melodie. Het melodieverloop is te vergelijken<br />

met de bergen die Sneeuwwitje ziet. De<br />

leerkracht tekent de melodielijn (de bergen)<br />

op het bord en wijst tijdens het zingen aan<br />

waar men is. Zie de tekening van de melo<br />

dielijn elders op deze pagina.<br />

Het liedje wordt gezongen in een drie-tels<br />

maat, met kleine accenten op 'in het bos<br />

over hoge bergen', enz. Goed voordoen is<br />

de beste manier om het lied zo goed moge-<br />

lijk aan te <strong>leren</strong>.<br />

Klankspel. Met verschillende instrumenten<br />

kan een klankspel over Sneeuwwitje gemaakt<br />

worden. In het liedje komen bosgeluiden<br />

voor. Wie weet welke? Op het bord<br />

kan een weg getekend worden met alles wat<br />

Sneeuwwitje tegenkomt. Dit wordt daarna<br />

door instrumenten voorgesteld. Sommige<br />

dingen komen meerdere keren voor: bomen,<br />

kabouters, dieren in het bos. We lopen gezamenlijk<br />

de weg af en als we iets langs de<br />

weg tegenkomen, wordt het instrument<br />

bespeeld (een slag op de trom; een toon van<br />

het klokkenspel; een tikje op de triangel).<br />

van<br />

;w^jjv*,AgiM-giw;


.3<br />

■■-T-=. >.•,:./. • ' c;*^ -<br />

/L—ft p<br />

V.1/ 1 1<br />

U do *<br />

in het bos<br />

ziet sneeuw -<br />

:!:r3—<br />

D<br />

Liedje 13<br />

-j -J J J—<br />

A<br />

- wit<br />

D<br />

J—<br />

em<br />

o - ver ho - ge ber - gen<br />

een huis staan.<br />

'tis hefc huis — je van de<br />

A<br />

D<br />

em<br />

w<br />

= J—<br />

diver - gen<br />

en zy is er heen - ge - - gaan<br />

dop en nies zijn <strong>bij</strong> het water<br />

en een vis gaat in het net<br />

de kabouters zien dan later<br />

iemand slapen in hun bed<br />

in het bos over hoge bergen<br />

heeft de tijd niet stil gestaan<br />

<strong>bij</strong> sneeuvvwitje en de dwergen<br />

vveet jij hoe dat is gegaan . . .?<br />

D<br />

33


14. In het bos is een weg<br />

Dit lied behoort tot de leerstofkern ,,Naar<br />

het bos". Het is een stapellied, vvaarin veel<br />

woorden voorkomen die de kinderen al kunnen<br />

<strong>lezen</strong>. Bij het aan<strong>leren</strong> van het lied kan<br />

men van deze leesvaardigheid gebruik maken.<br />

De kinderen kunnen de tekst veel gemakkelijker<br />

onthouden als u het volgende<br />

op het bord schrijft:<br />

bos<br />

weg<br />

W oom<br />

PUP<br />

boom<br />

kar<br />

doos<br />

boek<br />

34<br />

- weg<br />

- oom<br />

- PUP<br />

- boom<br />

- kar<br />

- doos<br />

- boek<br />

- roos<br />

Ritmespel. Bij elk woord uit de woordenrij-<br />

tjes hoort een instrument. Zoiets kan natuurlijk<br />

al heel simpel: een lucifersdoosje<br />

met enkele erwten erin, of een closetrolletje<br />

met vvat zand of grind zijn prachtige schudinstrumenten.<br />

Zo zijn er meer mogelijkhe-<br />

den te bedenken voor wie 'echte' instrumen-<br />

ten tekort komt. De kinderen zingen het<br />

lied en <strong>bij</strong> een bepaald woord speelt het<br />

daar<strong>bij</strong> behorende instrument. Sommige instrumenten<br />

kunnen het contrastritme spelen:<br />

I I<br />

in het bos is een weg (pom pom)<br />

Of met klankstaven: achtereenvolgens D - E<br />

(do - re); E - Fis (re - mi); Fis - G (mi - fa);<br />

A - D (so - lage do).<br />

Stapelliedje. Het stapelliedje kan oneindig<br />

lang doorgezongen worden. De laatste regel<br />

'in het boek is een roos' wordt dan weer gevolgd<br />

door 'in het bos is een weg, op de<br />

weg is een oom', enz.<br />

Als we het lied willen afsluiten, dan zingen<br />

we na de laatste regel 'in het boek is een<br />

roos' de laatste twee maten van het lied:<br />

'in het bos'. Of: 'rookt een pijp <strong>bij</strong> de<br />

boom in het bos'.


de weg is een oom<br />

rookt een pyp<br />

Liedje 14<br />

D D<br />

oom rookt een pyp<br />

A A D<br />

~*—*<br />

by de boom.<br />

<strong>bij</strong> de boom is een kar<br />

in de kar is een doos<br />

in de doos is een boek<br />

in het boek is een roos<br />

in het bos.<br />

in hefc bos.<br />

35


15. Pfff<br />

Als het hard waait, dan hoor je in het bos<br />

allerlei geluiden. Je hoort het ritselen van de<br />

blaadjes, je hoort takken kraken, je hoort<br />

eikels en denne-appels uit de bomen vallen.<br />

Dit liedje gaat over die geluiden die je in<br />

het bos hoort.<br />

Liedje aan<strong>leren</strong>. Regel 2 (heel zachtjes zegt<br />

ie krak) vraagt speciale aandacht: de melo<br />

die is anders dan die van de eerste regel. De<br />

eerste regel begint met een dalende terts<br />

(so -mi), de tweede regel met een dalende<br />

secunde (so - fa).<br />

De derde regel beeldt in de melodie de tekst<br />

uit: op het eind gaat de melodie omhoog:<br />

hij neemt de blaadjes mee (koeplet 1); de<br />

ene stijgt meteen (koeplet 2); hij heeft een<br />

lange snuit (koeplet 3). De kinderen mogen<br />

hier best met een 'uithaal' zingen. De leerkracht<br />

kan dit zelfs met een armbeweging<br />

suggereren. Maar pas op voor overdrijving,<br />

dan wordt het lelijk.<br />

Herfstspel. De leerkracht maakt klankkaarten.<br />

Zie de voorbeelden elders op deze<br />

pagina. Elke kaart stelt een geluid voor.<br />

Met instrumenten worden deze geluiden na-<br />

gebootst, <strong>bij</strong>voorbeeld:<br />

36<br />

regen<br />

w . Q- p tfv ft q \J -fi 9<br />

hagel<br />

storm vallende eikels<br />

de tikkende regen: zachtjes tikken op een<br />

woodblock of gewoon met de vingers op<br />

tafel roffelen;<br />

hagel: sterker geluid dan van de regen of<br />

rammelen met een busje met ervvten, rijst,<br />

of iets dergelijks;<br />

wind: blazen met de mond en er een zacht<br />

gierend geluid <strong>bij</strong> maken of over de tonen<br />

van een klokkenspel heen en weer gaan;<br />

storm: het geluid 'hoei' imiteren of zachtjes<br />

door de losse kop van een blokfluit blazen.<br />

Er zijn nog veel meer mogelijkheden. Laat<br />

de kinderen ze zelf maar verzinnen en de<br />

beste er uitkiezen.


ft<br />

bm<br />

em<br />

de<br />

heel<br />

Liedje 15<br />

wind blaast aan een<br />

A?<br />

em<br />

— jes<br />

tak.<br />

zegfc<br />

krak. neemt de<br />

blaad - jes mee en blaast ze o — ver zee.<br />

een zeepbel in de lucht<br />

die blaas ik met een zucht<br />

de ene stijgt meteen<br />

de ander spat uiteen<br />

een dikke olifant<br />

die blaast het beste want<br />

hij heeft een lange snuit<br />

en blaast het liedje uit<br />

pffff . . .<br />

D<br />

ie<br />

D<br />

37


16. Door het niemandsdal<br />

Op pagina 26 van vverkboekje 1 staat een<br />

oefening met een zevental korte zinnetjes.<br />

In die zinnetjes kunnen de kinderen steeds<br />

het ontbrekende woord invullen met de let<br />

ters uit de letterdoos. Deze oefening is op-<br />

genomen in de leerstofkern ,,Naar het bos"<br />

(zie Handleiding 2 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>,<br />

pagina 59). Als de kinderen de oefening ge-<br />

maakt hebben, kan pagina 26 van vverk<br />

boekje 1 gebruikt worden <strong>bij</strong> het aan<strong>leren</strong><br />

van het liedje.<br />

Een dansje. Als de kinderen het liedje ken-<br />

nen, kan dit in een dansje worden uitge-<br />

beeld. De kinderen lopen in een kring<br />

achter elkaar.<br />

Kees voor de kar, miep met een bal.<br />

Ik loop naar oom, door het niemandsdal.<br />

De aap zit op de muur. (op handen en voeten<br />

stil blijven staan)<br />

De kat zit in de doos. (klein maken)<br />

Een jas aan de tak. (rechtop, armen slap)<br />

De boom valt om. (zitten)<br />

Een scheur in m'n zak. (naar de rechterzak<br />

wijzen)<br />

Een vouvv in m'n kraag. (kraag vasthouden)<br />

m'n knopen zijn eraf. (knopen aanwijzen)<br />

en m'n mouvven buigen krom. (armen<br />

buigen).<br />

38<br />

Samen met de kinderen kunnen we de tekst<br />

veranderen:<br />

'Kees voor de kar' tot 'door het niemands<br />

dal' blijft zo.<br />

En dan <strong>bij</strong>voorbeeld:<br />

de hond zit in het hok<br />

de mug vliegt in de lucht<br />

ik geef jou een zoen<br />

dan val ik om.<br />

En daarna: 'een scheur in m'n zak . . . m'n<br />

mouvven buigen krom' blijft zo.<br />

Liedbegeleiding. Een tweede stem (blokfluit<br />

of klokkenspel) <strong>bij</strong> het lied. De vier maten<br />

rust beginnen <strong>bij</strong> 'een scheur in m'n zak'.<br />

Zie onderaan de pagina hiernaast.


zfc<br />

Liedje 16<br />

dm Bes<br />

keesvoorde kar miep met een bol<br />

C7 F<br />

J J J<br />

ik loop noar oom<br />

door het nie- mands - da\t de aap zifc op de muur, de<br />

dm F? Bes F<br />

r LJ<br />

knt zit in de doos. een jas aan de<br />

F J2 Bes F Bes<br />

A?<br />

tak, de<br />

fine<br />

boom valt om. een scheurinm'n zak, een vouw in mnkraag,mn<br />

Bes F<br />

kno-pen zyn er - af en m'n mou-wen boi-gen krom.<br />

A7 dm F? Bes F Q? C?<br />

J J ' J<br />

dm Tj Bes F C F fine<br />

voor ntme-instrumcnten-<br />

'afier-beat' meespelen Hi<br />

4 maten rust<br />

■koeplet 'veriellencT-<br />

F<br />

±<br />

D C<br />

39


17. In de keuken<br />

Het lied ,,In de keuken" nodigt de kinderen<br />

uit om allerlei dingen te noemen die je in de<br />

keuken kunt zien, die je kunt koken, of die<br />

je kunt braden. Het is mogelijk om hetgeen<br />

de kinderen noemen in het lied te verwer-<br />

ken.<br />

Maat. Het liedje begint met een drietelsmaat,<br />

vooraan aangegeven door J<br />

, j 2 3 o 2 3<br />

in delkeu-ken in delkeu-ken kan je I<br />

Het B-gedeelte is in een tvveetelsmaat<br />

geschreven: J2<br />

J 2 j 2<br />

biefstuk, biefstuk|in de pan<br />

40<br />

Geluiden. In de keuken zijn niet alleen leuke<br />

dingen te zien, maar ook te horen. Op<br />

een bandje kunnen allerlei keukengeluiden<br />

opgenomen worden: fluitketel met kokend<br />

water; deksel op de pan; afwassen van<br />

bestek; een lopende kraan; enz. De kinderen<br />

kunnen deze geluiden raden en zeggen hoe<br />

ze klinken: zwaar of licht, kort of lang,<br />

scherp of dof, hard of zacht.<br />

Wordt gekozen voor het onderscheid kort -<br />

lang, dan kan het geluid voorgesteld worden<br />

door een korte of lange streep. Op een sten<br />

cil kunnen voorwerpen zoals een kraan die<br />

drupt, een fluitketel of een telefoon getekend<br />

worden. De kinderen kunnen dan onder<br />

dat voorwerp met kortere of langere<br />

streepjes de lengte van het geluid voorstel-<br />

len.<br />

lets dergelijks kan ook met het onderscheid<br />

licht - zwaar (streepjes met lichte, resp.<br />

donkere kleuren); hard - zacht (met dikke<br />

of dunne streepjes).


B<br />

/L<br />

Liedje 17<br />

in de keu- ken, in de keu- ken kan je<br />

em<br />

A? D D<br />

leu- ke din - gen zien. er zyn din- gen om te<br />

em A? D<br />

ko - ken, ja, weefc jy er een mis-schien? t^jjj<br />

J2 Q D A D opnoemen)<br />

bief-stuk,bieF-stuk in de pan<br />

G D<br />

o, wat lek-ker smu\ je dan<br />

A D<br />

bieF-stuk bief-sfcuk in de pan lek ker smul je dan.<br />

in de keuken, in de keuken<br />

kan je braden in een pan<br />

het zijn dingen om te eten<br />

zeg eens op wat braad je dan?<br />

in de keuken, in de keuken<br />

kan je koken in een pan<br />

het zijn dingen om te eten<br />

zeg eens op wat kook je dan?<br />

pudding pudding in de pan<br />

o, ik krijg er kriebels van<br />

pudding, pudding in de pan<br />

krijg ik kriebels van.<br />

41


18. In de keuken is het leuk, he<br />

Roepgeluiden. Dit liedje gaat over wat Kees,<br />

Miep en Joep in de keuken doen. Eerst spe-<br />

len ze buiten. Dan roept moeder hen binnen<br />

om te gaan eten:<br />

Mie<br />

Joe.<br />

Kees Miep Joep<br />

Vraag aan de kinderen hoe zij geroepen<br />

oep<br />

worden, laat ze een klasgenoot eens roepen.<br />

ledereen luistert goed naar het 'roepmelo-<br />

dietje'. De kinderen hebben het niet ge-<br />

hoord, moeder roept nog eens. Moeder<br />

wordt nu ongeduldig, ze roept weer. Willen<br />

ze niet binnenkomen? Moeder roept boos.<br />

Wat verandert er in de roepmelodie: wordt<br />

deze hoger, lager, korter, langer?<br />

42<br />

Potten- en pannenconcert. De kinderen ne-<br />

men allerlei keukenvoorwerpen mee: lepeis,<br />

deksels, kommetjes, doosjes, een fluitketel<br />

met fluit, rasp, enz. Eerst verdelen we de<br />

voorwerpen in instrumenten die het 'slag-<br />

werk' vormen en instrumenten die de 'melo-<br />

die' kunnen spelen. Luister maar eens naar<br />

het geluid van een kopje of schoteltje,<br />

waartegen getikt wordt, een fles die leeg is<br />

of gedeeltelijk gevuld met water. We gaan<br />

het lied op instrumenten spelen. Met elk<br />

kind wordt afgesproken wanneer het moet<br />

spelen: <strong>bij</strong>voorbeeld <strong>bij</strong> 'miep en kees' en<br />

<strong>bij</strong> 'allermeest'. Eerst kan het lied behalve<br />

gespeeld, ook nog door een aantal kinderen<br />

meegezongen worden, maar na enkele keren<br />

zingen de kinderen het alleen nog 'in ge-<br />

dachten', als steun kan de leerkracht, de<br />

dirigent, met lipbewegingen aangeven vvaar<br />

men is en verder, met armbewegingen of<br />

zacht tikken, de maat aangeven.<br />

Liedbegeleiding. De leerkracht kan op de<br />

blokfluit of een ander instrument het lied<br />

met een tweede stem begeleiden. Zie onder-<br />

aan de pagina hiernaast.


Liedje 18<br />

keu - ken \s het leuk he, zeg-gen<br />

miep en kees, want daar smik-ke-len en smul-len wy net<br />

D G<br />

ler - ineest. en de soep van joep wat ik je<br />

bm V A D<br />

zeg: met een hap-pie en een slok-kie is 'tie weg.<br />

J ij r I r r r r<br />

J J<br />

r r r r *=£<br />

43


19. Afwassen<br />

,, Afwassen" is een stapellied, vvaar<strong>bij</strong> steeds<br />

nieuwe spullen in het sop verdvvijnen. De<br />

eerder genoemde dingen worden steeds<br />

herhaald.<br />

Het liedje uitbreiden. De kinderen kunnen<br />

zelf nog meer dingen verzinnen die moeten<br />

worden afgewassen. Die voorwerpen moeten<br />

echter allemaal drie lettergrepen hebben met<br />

het accent op de eerste lettergreep, zoals:<br />

fluitketel, kdektrommel, eierdop, koekepan,<br />

puddingschaal, koffiekop, enz.<br />

Bij het zingen van het lied worden de voor<br />

werpen steeds geklapt.<br />

Een keuken 'musical'. Moeder roept Kees,<br />

Miep en Joep naar binnen (hoe dat gaat: zie<br />

liedje 'in de keuken'). Ze vragen: 'Wat eten<br />

we vandaag?' Dan gaan ze de keuken in en<br />

de kinderen zingen het lied 'In de keuken is<br />

het leuk, he'.<br />

De deksels van de pannen worden opgelicht,<br />

het is zo heet dat je <strong>bij</strong>na je vingers brandt.<br />

Het ruikt best lekker (pantomime). Het eten<br />

wordt opgeschept. Het is nog heet. We bla-<br />

zen om het eten vlugger te laten afkoelen.<br />

44<br />

Het lied 'In de keuken' wordt gezongen. Er<br />

eet iemand te snel en hij verslikt zich (pan<br />

tomime). De tafel wordt afgeruimd en er<br />

wordt afgewassen (pantomime). Het liedje<br />

'Afwassen' wordt gezongen.<br />

Op een cassettebandje kunnen keukengelui-<br />

den als begeleiding van het spel tevoren<br />

worden opgenomen en tijdens het spel af-<br />

gespeeld. De leerkracht vertelt het verhaal,<br />

enkele kinderen beelden uit, de hele klas<br />

zingt de liedjes.


gdfc QO 0<br />

zeg, zul - len wi/ gaan<br />

C G G<br />

met z'n twee zc^,<br />

am D? G<br />

doe<br />

em<br />

I<br />

Liedje 19<br />

af - was - sen. doe je mee?<br />

zul - len wy gaan<br />

C G<br />

mee ? cen le - pel. - tje, een<br />

le - pel - bje met een sop - je he - \e-maa) schoon.<br />

zeg, zullen wij gaan afwassen<br />

doe je mee?<br />

met z'n twee?<br />

zeg, zullen wij gaan afwassen<br />

doe je mee?<br />

een lepeltje, een lepeltje<br />

een theekopje, een theekopje<br />

met een sopje helemaal schoon<br />

zeg, zullen wij gaan afvvassen<br />

doe je mee?<br />

met z'n twee?<br />

zeg, zullen wij gaan afwassen<br />

doe je mee?<br />

een lepeltje, een lepeltje<br />

een theekopje, een theekopje<br />

een theezeefje, een theezeefje<br />

met een sopje helemaal schoon.<br />

45


20. Klein Duimpje<br />

Liedje aan<strong>leren</strong>. Het begin van het liedje<br />

bestaat uit drie melodische fragmenten, die<br />

elk tvveemaal terugkomen. Als de kinderen<br />

het lied kennen, vragen we \vaar de vvijs<br />

van het liedje hetzelfde is':<br />

klein duimpje / met steentjes (tvveemaal<br />

anders)<br />

breng me weer naar huis / kom ik dan weer<br />

thuis.<br />

Let erop, dat de noot op 'de' in de zin 'de<br />

kleine witte kiezelsteentjes' een F (so) is, en<br />

de noot op 'die' in de zin 'die zeggen jou'<br />

een D (mi).<br />

Geluiden <strong>bij</strong> het verhaal. De leerkracht of<br />

enkele kinderen <strong>lezen</strong> het sprookje, zoals<br />

dat in het leesboekje staat. Op verschillende<br />

plaatsen wordt gestopt met <strong>lezen</strong> en verzin-<br />

nen de kinderen een geluid <strong>bij</strong> het ge<strong>lezen</strong><br />

fragment. Bijvoorbeeld <strong>bij</strong>: eten, het knap-<br />

pende houtvuur, naar bed gaan, het bos in-<br />

lopen, de mus fluit, de mus pikt kruimels<br />

op, vader hakt een boom om, de boom valt<br />

krakend op de grond, klein duimpje klimt<br />

de boom in, aanbellen <strong>bij</strong> de reus, soep<br />

eten, de reus loopt door het bos. Tot slot<br />

zingt de hele klas het liedje.<br />

Ritme. Het lied kan als volgt begeleid wor<br />

den: Bij alle drie koepletten klappen de kin<br />

deren de maat <strong>bij</strong> de regels: klein duim<br />

pje . . . kom ik dan weer thuis?<br />

iJ J iJ J,<br />

klein duimpje, klein duimpje,<br />

J J | J J |<br />

breng me vveer naar huis, met enz.<br />

Bij de tweede helft van elk koeplet doen we<br />

het volgende: in koeplet 1 om beurten de<br />

voeten op de grond neerzetten:<br />

46<br />

J J J J, J J J J<br />

klei-ne wit-te kie-zel-steen-tjes- enz.<br />

In koeplet 2 als een vogeltje zachtjes op<br />

tafel tikken:<br />

krui-mels van een bo-ter-ham<br />

In koeplet 3 met reuze stappen 'lopen',<br />

d.w.z. om beurten de voeten op de grond<br />

plaatsen:<br />

J J iJ J<br />

reuze grote toverlaarzen<br />

Zinnetjes <strong>bij</strong> geluiden. Op het bord worden<br />

onderstaande zinnetjes geschreven:<br />

de reus is moe<br />

de mus eet<br />

de boom gaat om<br />

klein duimpje eet<br />

de reus loopt.<br />

Bij elk zinnetje hoort een geluid: snurken,<br />

pikken, krak-boem, of hak/zaaggeluid, eet-<br />

geluid met de mond, geluid van grote stap<br />

pen. De geluiden worden met 'instrumenten<br />

gemaakt': zacht wrijven met de hand over<br />

een stukje papier geeft een zuchtend geluid<br />

als van de ademhaling van een slapend ie-<br />

mand. De leerkracht maakt het geluid dat<br />

<strong>bij</strong> een bepaald zinnetje hoort, de kinderen<br />

<strong>lezen</strong> dat zinnetje.<br />

Liedbegeleiding. Een voorspel op een klok-<br />

kenspel of xylofoon staat onderaan de pagi-<br />

na hiernaast. Laat alleen die tonen op het<br />

instrument zitten, die voor het stukje nodig<br />

zijn, of plak er tevoren een stickertje op.


1<br />

Bes<br />

Bes<br />

klein duim - pje,<br />

breng me<br />

dm<br />

steen - tjes,<br />

Es<br />

klei<br />

cm<br />

5trooi<br />

dm<br />

Liedje 20<br />

dm<br />

weer naar huis.<br />

Bes<br />

ne wit: — te<br />

kom ik dan weer<br />

Bes<br />

J'J. J<br />

klein duim - pje<br />

Bes<br />

Jl j J '<br />

met steen - tjes,<br />

dm<br />

dm<br />

met<br />

thuis? de<br />

kie - zel - steen - tjes<br />

je by je voet, die zeg - ge>n jou dan<br />

Es<br />

Bes<br />

in het don - ker hoe je lo - pen moet.<br />

Klein duimpje, klein duimpje<br />

breng me weer naar huis<br />

met kruimels, met kruimels,<br />

kom ik dan weer thuis?<br />

met kruimels van een boterham<br />

is het een reuze flop<br />

de kruimels van een boterham<br />

die pikken vogels op<br />

Klein duimpje, klein duimpje<br />

breng me weer naar huis<br />

met zevenmijls laarzen<br />

kom ik dan weer thuis?<br />

met reuze grote toverlaarzen<br />

gaat het reuze vlug<br />

die brengen jou in zeven stappen<br />

zo weer thuis terug.<br />

duim-pje enz.<br />

47


21. Nog in bed<br />

,,Een dag <strong>bij</strong> Kees en Miep" (het derde<br />

leesboekje van de methode Veilig <strong>leren</strong><br />

<strong>lezen</strong>) begint met Kees en Miep die nog in<br />

bed liggen te slapen. De zon schijnt door<br />

het raam naar binnen, maar Kees en Miep<br />

worden er maar niet wakker van. Het lied<br />

,,Nog in bed" sluit <strong>bij</strong> dit gedeelte van het<br />

verhaal aan, en wel <strong>bij</strong> de pagina's 2, 3, 4<br />

en 5 van leesboekje 3.<br />

Liedje aan<strong>leren</strong>. Het liedje vvordt in twee<br />

stappen aangeleerd. Eerst: ik zie de zon op<br />

mijn balkon maar ik vvil slapen, enz. AIs de<br />

klas het op deze manier kent, dan zingt de<br />

leerkracht er zelf de tussenzinnetjes 'op m'n<br />

bed lekker warm' en 'op m'n hoofd op m'n<br />

arm' <strong>bij</strong>. AIs variatie kunnen we de klas de<br />

tussenzinnen laten zingen en een paar kinde-<br />

ren de rest van het liedje. Het liedje moet<br />

niet te snel gezongen worden, omdat anders<br />

de tussenzinnetjes in de verdrukking raken.<br />

Ritme. Enkele slaginstrumenten kunnen de<br />

eerste zinnetjes als volgt meespelen:<br />

(HI<br />

ik zie de zon<br />

en aan het eind spelen ze:<br />

licht nou uit<br />

of met klokkenspel:<br />

48<br />

licht nou uit<br />

i A i i<br />

op mijn balkon<br />

r»-^s~^?sr-- \r"<br />

Bewegingen <strong>bij</strong> het lied. Bij het lied kunnen<br />

ook bewegingen worden gemaakt:<br />

Bij 'op mijn bed': twee handen 'als een<br />

kussen' aan een zijde onder het hoofd.<br />

Bij 'lekker warm': handen op het lichaam<br />

en jezelf koesteren.<br />

Bij 'op m'n hoofd': hand op het hoofd.<br />

Bij 'op m'n arm': hand op de andere arm.<br />

Luisteren naar muziek. We kunnen een ge<br />

deelte draaien van de grammofoonplaat met<br />

'Morgenstimmung' van Grieg en de kinde-<br />

ren daar<strong>bij</strong> de opdracht geven de opgaande<br />

zon te tekenen. Laat ze mooie kleuren kie-<br />

zen die '<strong>bij</strong> de muziek passen'.


Liedje 21<br />

ik zie de zon , in m'n bed )ek-ker worm, op myn ba\-<br />

D<br />

kon top mVi hoofd op m'n arm, t maar ik wil<br />

M<br />

s\a — pen ik moefc zo 9a - pen<br />

sla - pen doe dat ficht nou uit!<br />

G<br />

49


22. Ont<strong>bij</strong>t<br />

Als Kees en Miep zijn opgestaan en zich<br />

hebben gewassen, gaan ze naar beneden om<br />

te ont<strong>bij</strong>ten. In het leesboekje ,,Een dag <strong>bij</strong><br />

Kees en Miep" is dit fragment terug te vin-<br />

den op de pagina's 6 en 7. Het liedje ,,Ont<br />

<strong>bij</strong>t" sluit aan <strong>bij</strong> deze pagina's.<br />

Woordritme. De kinderen mogen zeggen<br />

wat ze <strong>bij</strong> het ont<strong>bij</strong>t eten. Deze woorden<br />

worden geklapt.<br />

ei<br />

J<br />

kaas<br />

worst<br />

melk<br />

pap<br />

be-schuit<br />

J J<br />

be-leg<br />

ont-<strong>bij</strong>t<br />

50<br />

ap-pel<br />

j J<br />

bo-ter<br />

bo-ter-ham<br />

J J<br />

ha-gel-slag<br />

rog-ge-brood<br />

pin-da-kaas<br />

ap-pel-stroop<br />

De leerkracht klapt een woordritme en de<br />

kinderen zeggen, welk woord dit zou kun-<br />

nen zijn.<br />

Liedbegeleiding. Een eenvoudige tvveede<br />

stem, ook geschikt om door kinderen te<br />

laten spelen:<br />

3<br />

Er kan ook een begeleidend ritme mee-<br />

gespeeld of meegeklapt worden:<br />

i i.<br />

het is de hoogste tijd<br />

J<br />

voor een gezond ont<strong>bij</strong>t<br />

of/en<br />

| S<br />

het is de hoogste tijd<br />

J) 7 Ir<br />

voor een gezond nd ont<strong>bij</strong>t<br />

ont<strong>bij</strong>


1<br />

voor<br />

een<br />

het<br />

is dc hoog - ste<br />

een ge - zond ont<br />

G<br />

bo — ten - ham of<br />

Liedje 22<br />

byt.<br />

D<br />

pap<br />

een glaas - je vruch - ten - - sap.<br />

G<br />

am<br />

beschuitjes of een ei<br />

een glaasje melk er<strong>bij</strong><br />

een sneetje roggebrood<br />

zo word ik lekker groot.<br />

51


23. Nou moet je toch eens horen<br />

Op pagina 7 van het leesboekje ,,Een dag<br />

<strong>bij</strong> Kees en Miep" hoort Kees opeens een<br />

zacht getik. Als hij naar buiten kijkt, ziet<br />

hij een mus zitten die met haar snaveltje<br />

tegen het raam tikt. Het lied ,,Nou moet je<br />

toch eens horen" sluit aan <strong>bij</strong> dit fragment.<br />

De kinderen kunnen ook andere geluiden<br />

bedenken. Het liedje wordt dan met die<br />

geluiden gezongen. Bij voorbeeld: Ik hoor<br />

heel zachtjes waf waf waf.<br />

52<br />

Geluiden raden. Het liedje wordt gezongen,<br />

tervvijl de kinderen de ogen dicht hebben.<br />

De leerkracht maakt zachtjes op het ritme<br />

van tik-tik-tik £ $ V een geluidje, <strong>bij</strong>voorbeeld<br />

op het bord of op de radiator en<br />

laat na het zingen raden welk geluid dit<br />

was. De leerkracht of een kind kan die<br />

geluiden ook maken met een instrument,<br />

waarna de kinderen moeten raden welk in<br />

strument ze hoorden. Het liedje moet zacht<br />

gezongen worden: 'je bent een beetje bang<br />

voor dat vreemde geluid'. De kinderen kunnen<br />

ook vertetlen, wat voor geluiden ze<br />

's avonds in bed horen. Er zijn misschien<br />

wel enge geluiden (de gierende, fluitende<br />

wind door de draden van de t.v.-antenne)<br />

of juist blije (de dichtslaande deur als je ouders<br />

weer thuiskomen en je niet meer alleen<br />

bent).<br />

Liedbegeleiding. Een tweede stem voor<br />

blokfluit treft u aan onderaan op de pagina<br />

hiernaast.


Liedje 23<br />

nou moet je tocli eens ho - ren, ik floor heel<br />

tik, tik, tik, nou<br />

C? .<br />

F<br />

rnoet je toch eens bo - rcn, in<br />

al - le - bei myn o - ren: daar is het weer, daar<br />

F C? F<br />

is bet weer, ik hoor: tik, tik, tik, nog eeti keer, ik<br />

Bes F C? F<br />

>■<br />

kan bet 20 niet zienr weet jy het soms tnis-sc/iien?<br />

0 P-<br />

C?<br />

j<br />

53


24. Koek<br />

Joep is het jongere broertje van Kees en<br />

Miep. Als Kees en Miep naar school zijn,<br />

gaat Joep in de tuin met Fik spelen. Joep<br />

heeft van moeder een koekje gekregen.<br />

Samen met Fik eet hij dat koekje op. Dit<br />

verhaalfragment is beschreven op pag. 11<br />

van het leesboekje ,,Een dag <strong>bij</strong> Kees en<br />

Miep". Het liedje ,,Koek" is op het be<br />

schreven fragment gebaseerd.<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. De leerkracht bespreekt <strong>bij</strong><br />

dit liedje ook de tekst: wat zou 'Joepie<br />

Floepie' betekenen? (een troetelnaam). Wie<br />

zijn er in de tuin? Wat eten ze? Wat doet<br />

de hond? Hoe heet die? Bij het tweede koe-<br />

plet kunnen de kinderen raden, waar Joep,<br />

Fik en de koek zijn gebleven.<br />

Ritme. De klas klapt het ritme van het lied<br />

gedeeltelijk mee.<br />

In regel 1 alleen joepie kk en snoepie Jtx<br />

regel 2 helemaal<br />

in regel 3 alleen woeffie *A en draffie Jtk<br />

regel 4 helemaal.<br />

Of: met slaginstrumenten: de regels 1 en 3<br />

<strong>bij</strong>voorbeeld met een trom en de regels 2<br />

en 4 met een tamboerijn.<br />

54<br />

Luisterspelletjes. Een kind roept: 'woeffie,<br />

waffie, lekkere koek voor jou'. De anderen<br />

houden de ogen dicht en moeten raden uit<br />

welke richting het roepen kvvam of welk<br />

kind het riep.<br />

Nog een luisterspelletje: Fik is weggelopen.<br />

Joep gaat hem zoeken en roept: 'Woeffie,<br />

waffie, waar ben je?' Hoe verder hij van<br />

huis gaat, hoe zachter zijn geroep wordt.<br />

En als hij vveer terugkomt, wordt het geluid<br />

weer sterker. Iemand roept eerst heel hard,<br />

daarna steeds zachter, dan weer wat harder,<br />

alsof hij in de buurt naar de hond zoekt.<br />

Een ander kind zegt, of Joep steeds verder<br />

weggaat, of dat hij weer dichter<strong>bij</strong> komt.<br />

Het roepen gaat ondertussen steeds door.<br />

Liedbegeleiding. Een tweede stem voor<br />

blokfltiit of klokkenspel staat onderaan de<br />

pagina hiernaast. Ritme-instrumenten kun<br />

nen deze regelmatige tegenstem meespelen,<br />

of in twee groepen elkaar afwisselen:<br />

UiUfif enz.


Ic\) do r<br />

i<br />

i<br />

05-<br />

Liedje 24<br />

G am D?<br />

joe - pic f/oe - p lust jy ook ecn snoe-pie<br />

joep is<br />

G<br />

woef- f/e,<br />

a<br />

am _ D?<br />

in de tuin en ecfc een koek<br />

waf-f/e f/k rent op een draF- f/e<br />

D? _ G CG<br />

want die koek is net nog wat ik zoek.<br />

-O-<br />

joepie floepie lust jij ook een snoepie?<br />

joep was in de tuin en at een koek<br />

niemand weet nog waar ze zijn gebleven<br />

want die koek en fik en joep zijn zoek.<br />

JJL<br />

-&-<br />

1<br />

55


25. Zuurkool met worst<br />

s><br />

Als Kees en Miep 's middags uit school<br />

thuiskomen en vader van z'n werk komt,<br />

wordt er warm gegeten. Moeder heeft zuur<br />

kool met worst gemaakt (zie leesboekje<br />

,,Een dag <strong>bij</strong> Kees en Miep", pagina 24, 25<br />

en 26). Aansluitend op dit fragment kan het<br />

liedje ,,Zuurkool met worst" worden<br />

aangeieerd.<br />

Rolverdeling. Twee kinderen spelen voor de<br />

klas de rollen van moeder en kind. De ene<br />

helft van de klas zingt met 'moeder' mee:<br />

'Aan tafel, aan tafel, het rommelt in mijn<br />

buik'. Dan de andere helft samen met 'het<br />

kind': ' 'k heb reuze veel honger en weet je<br />

wat ik ruik*. Het refrein wordt door alien<br />

gezongen.<br />

Het lied kan wat syncopisch (svvingend) ge<br />

zongen worden, waar<strong>bij</strong> de derde kwartnoot<br />

( J ) steeds iets voor de derde tel van de<br />

maat komt:<br />

J J- JLJ iJ- i<br />

aan ta-fel, aanlta-fel<br />

56<br />

Uitbeelden. Als moeder roept:<br />

J J J J J J<br />

aan ta-fel, aan ta-fel<br />

klappen in<br />

de handen<br />

U<br />

slaan op<br />

de knieen<br />

'k Heb reu-ze veel hon-ger<br />

De ene helft van de klas klapt de maat, de<br />

andere helft wrijft op de maat over de buik.<br />

Bij het zingen van:<br />

zuurkool met worst met een bruine<br />

korst: staan en linksom draaien.<br />

zuurkool met worst voor de dorst:<br />

staan en rechtsom draaien.


I<br />

1<br />

tier<br />

refrein:<br />

rom<br />

em<br />

hon -<br />

Liedje 25<br />

t<br />

aan ta - fel, aan<br />

D<br />

em<br />

ta -<br />

j J I .1 -I<br />

D<br />

fel, hefc<br />

- melt in myn buik 'kheb reu - zc vcel<br />

- ger en weet je Wat<br />

r r r<br />

zuur<br />

D<br />

brui<br />

A<br />

- kool met worst<br />

D A?<br />

G<br />

ik<br />

—a<br />

ruik?<br />

en spek - jcs met een<br />

- ne korst , zuur - kool met worst en<br />

wa — ten woor de dorst.<br />

aan tafel, aan tafel<br />

• •;>•. aan tafel kom je ook?<br />

, .... 'k heb reuze veel honger<br />

- ••/-•■ ; •' en weet je wat ik rook?<br />

D<br />

57


26. Dag kees, dag miep, dag mama<br />

Het leesboekje ,,Een dag <strong>bij</strong> Kees en Miep'*<br />

eindigt met het weer naar bed gaan van de<br />

kinderen. Het liedje ,,Dag kees, dag miep,<br />

dag mama*' is heel geschikt als afronding<br />

van het <strong>lezen</strong> in leesboekje 3 van Veilig<br />

<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>.<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. Het liedje kan meerdere<br />

keren herhaald worden. Bij elke herhaling<br />

wordt het iets zachter gezongen, 'want tangzamerhand<br />

vallen we in slaap'. Elke keer<br />

wordt door een kind na de laatste regel een<br />

naam gefluisterd. De laatste keer echter<br />

v/ordt nog even diep gezucht: iedereen<br />

slaapt.<br />

58<br />

Ritme. De kinderen mogen hun naam<br />

klappen: ^^<br />

j j j n j n n<br />

kees rob-bie i-ne-ke dui-me-lies-je<br />

De leerkracht vraagt, wie er ook een naam<br />

heeft die 'net zo' geklapt wordt. De hele<br />

klas klapt die naam. De klas klapt een rit<br />

me van een voornaam; wie een naam heeft<br />

met hetzelfde ritme, mag dat ritme<br />

herhalen.<br />

De klas wordt in vier groepjes verdeeld:<br />

groep<br />

groep<br />

groep<br />

groep<br />

J<br />

1 klapt: kees<br />

J J<br />

2 klapt: rob-bie<br />

3 klapt: i-ne-ke<br />

4 klapt: dui-me-lies-je<br />

J<br />

kees<br />

J J<br />

rob-bie<br />

hj<br />

i-ne-ke<br />

n n<br />

dui-me-lies-je<br />

De groepen klappen de naam vier keer ach-<br />

ter elkaar. De groepen kunnen ook een<br />

naam na elkaar beginnen. Groep 4 begint<br />

met 'duimeliesje', daarna groep 3, enz.<br />

Geluiden. Suggesties voor het luisteren en<br />

nadoen van geluiden (enge geluiden als je in<br />

bed ligt, <strong>bij</strong>voorbeeld) zijn te vinden <strong>bij</strong><br />

liedje 23 ('Nou moet je toch eens horen\)


Liedje 26.. . . *\<br />

em<br />

T^:<br />

kees, dag miep, dag ma - ma, dag<br />

D D em<br />

pirn, dag nies, dag dop« we gaan tnaar weer eens sla-pen, we<br />

A? D<br />

maan schynt door fiefc mam, ik droom van dui - me-lies- je, ka-<br />

G DAD<br />

bou - ters zifr - ten saam, ze flui-sfce-ren een naam...~<br />

vanaf hck begin tot fme steeds zachter worden.<br />

59<br />

D.C.


27. In de bieb<br />

De kinderen kunnen de maat lopen op het<br />

liedje:<br />

weet je waar ik gister Hep<br />

Dit kan met een of meerdere instrumenten<br />

ondersteund worden.<br />

Bij het woord bi-bli k o-theek wordt<br />

gestampt op de plaats van (*) of er wordt<br />

een klap op een instrument gegeven.<br />

Liedbegeleiding. Bij het lied kan een tvveede<br />

stem of een basmelodie meegespeeld wor<br />

den. Zie onderaan de pagina hiernaast.<br />

De bibliotheek staat centraal <strong>bij</strong> de bladzijden<br />

2 tot en met 11 van het boekje ,,Wat<br />

gaan we doen?" (Veilig ieren <strong>lezen</strong> 4). In<br />

Handleiding 2 worden op pagina 257 suggesties<br />

gegeven voor een bezoek aan de<br />

bibliotheek. Het liedje ,,In de bieb" sluit<br />

heel fijn hierop aan.<br />

Maat en ritme. Het liedje wordt 'swingend1<br />

als we zingen op het ritme:<br />

weet je waar ik'gister Hep<br />

in de bieb ja'in de bieb<br />

60


Liedje 27<br />

weet je waar ik g\s - ter liep? }n die bleb ja<br />

am Bes f<br />

in de bleb. 'kleen-de er een heel mooi bock<br />

J J J<br />

'twas maar een heel kort be~zoek. er staan boe-ken<br />

C dm am Bes<br />

in een zaal, kies een 5tnp of een ver-haal/kom er by- na<br />

F C? F<br />

el - ke week in de bi - bli - o - -theek.<br />

tweede stem<br />

basmelodie<br />

IT<br />

F=£<br />

TT<br />

F<br />

0 m<br />

61


28. In de leeshoek<br />

In veel basisscholen wordt in de onderbouw<br />

gevverkt met een lees- of boekenhoek. Regel-<br />

matig zitten er kinderen in deze leeshoek.<br />

Ook vvordt er veelvuldig voorgeiezen of<br />

snuffelen de kinderen wat rond op zoek<br />

naar fijne boeken. Het liedje ,,In de lees<br />

hoek" sluit <strong>bij</strong> deze aktiviteiten aan.<br />

Maat en ritme. Bij het zingen van het lied<br />

kan de maat of het ritme geklapt of<br />

gespeeld vvorden.<br />

I Jc A i<br />

'k heb een lees-boek<br />

en een kijk-boek.<br />

Een triangel kan het contrastritme (steeds<br />

de derde tel in de maat) meespelen.<br />

62<br />

Geluidenboek. De kinderen knippen uit de<br />

krant, reclamefolders of tijdschriften plaat-<br />

jes waar een of meerdere geluiden <strong>bij</strong><br />

horen. Elk groepje van zes kinderen maakt<br />

samen een boekje. Elk kind zoekt twee ge<br />

luiden. De plaatjes worden opgeplakt en het<br />

geluid eronder 'getekend'.


Liedje 28<br />

lees - boek en een kyk- boek en een<br />

r r 7<br />

en een plak-boek en een<br />

trfn 5Py- ker - broek.<br />

a<br />

63


29. Knutsellied<br />

Knutselen vormt de belangstellingskern <strong>bij</strong><br />

de bladzijden 12 tot en met 22 van Veilig<br />

<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 4. Men hoeft kinderen nauvve-<br />

lijks tot knutselen te stimu<strong>leren</strong>. Ze zijn<br />

vaak spontaan op hun creatieve manier bezig<br />

met allerlei materialen. Het knutsellied<br />

sluit wat melodie betreft heel goed aan <strong>bij</strong><br />

het spontane karakter van knutselbezighe-<br />

den. Het is een fijn liedje om gezellig tij-<br />

dens het knutselen te zingen.<br />

Gebruik van instrumenten. Tussen de zin<br />

*zet het in een wip' en de daarop volgende<br />

zin fluiten we <strong>bij</strong> —^ van laag naar hoog<br />

met de mond of op een schuiffluit. Bij 'zet<br />

het in een wap' fluiten we <strong>bij</strong>^* van hoog<br />

naar laag.<br />

Tijdens de handenarbeidles kunnen de kin<br />

deren eenvoudige instrumenten maken, zoals<br />

schudbekers. Twee plastic bekertjes worden<br />

gedeeltelijk gevuld met rijst, steentjes of<br />

zand en tegen elkaar geplakt met plakband<br />

of lijm. Ook een kazoo is gemakkelijk te<br />

maken: een w.c.-rolletje met aan een uitein-<br />

de een dun stukje papier en een klein gaatje<br />

in de rol. Zie afbeeldingen elders op deze<br />

pagina.<br />

De kazoo wordt bespeeld door erin te neu-<br />

rien of te zoemen. Het knutsellied wordt<br />

met deze instrumenten als volgt begeleid:<br />

de woordjes 'knippie, knappie, ritsel, ratsel,<br />

wip, wap' worden meegespeeld. Het geluid<br />

met de schuiffluit kan ook met de kazoo<br />

gemaakt worden. Men laat de kinderen de<br />

verschillende geluiden beluisteren en ontdek-<br />

ken hoe nieuwe geluiden ontstaan (<strong>bij</strong>voor-<br />

beeld door de schudbeker met andere of<br />

meer dingen te vullen).<br />

64<br />

Grafische partituur. De leerkracht maakt<br />

kaarten met daarop tekens:<br />

hoger \lager/ kort lang<br />

Voor de kazoo <strong>bij</strong>voorbeeld: —<br />

afwisselend hoog/laag en kort.<br />

Voor schudbekers <strong>bij</strong>voorbeeld:<br />

lang schudden A\A/\/ww\/W\<br />

kort schudden MAA.<br />

Samen met de kinderen wordt een muziekstukje<br />

verzonnen en daarna gespeeld.<br />

Wil het geen chaos worden, dan moeten er<br />

tevoren goede afspraken zijn gemaakt: over<br />

het teken om te beginnen, het teken dat<br />

aangeeft wie mag spelen, hoe lang, het te<br />

ken om te stoppen, het tempo.<br />

Een kazoo maken<br />

Kartonnen closet-rolletje (1).<br />

Stukje vloeipapier aan een zijde plakken,<br />

met lijm of cellotape (2).<br />

Nu is het rolletje aan een zijde dicht (3).<br />

Klein gaatje maken in het rolletje, vlak<strong>bij</strong><br />

het vloeipapiertje, zodat de lucht straks kan<br />

ontsnappen (4).<br />

Versier het instrument (5).<br />

Bespeling: De opening voor de mond. Dan<br />

neurien waardoor het vloeipapiertje gaat<br />

trillen en er een zoemgeluid ontstaat.


1<br />

-da-<br />

Liedje 29<br />

knip-pie, knap-pie, knip-pic met een schoiar.<br />

d»s° em<br />

rifc — 5cl, rat — sel, from - mel<br />

A fh'iten / A.<br />

zet heb in een wip<br />

A?<br />

knut - se -<br />

zefc het in een wap<br />

zet het in een wip — wap in el - kaar.<br />

Jli.<br />

\<br />

(1)<br />

(2)<br />

(3)<br />

(4) fc.V.<br />

(5)<br />

®_J;<br />

D iA<br />

65


30. Naar de supermarkt<br />

Een gedeelte van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 4 gaat<br />

over vvinkelen: de pagina's 22 tot en met<br />

32. De kinderen gaan samen met moeder<br />

naar de supermarkt boodschappen doen.<br />

Van tevoren heeft moeder een boodschappenlijstje<br />

gemaakt. De meeste dingen die op<br />

net lijstje staan zijn in dit liedje verwerkt.<br />

Het lied ,,Naar de supermarkt" kan goed<br />

gebruikt worden als afsluiting van de behandeling<br />

van de pagina's 24, 25 en 26 uit het<br />

leesboekje.<br />

Ritme. Op het bord worden twee lijstjes ge<br />

maakt: een met de boodschappen die wel<br />

gekocht worden en een met boodschappen<br />

die we niet kopen. Die boodschappen kunnen<br />

geklapt worden. Sommige boodschap<br />

pen worden op hetzelfde ritme geklapt. Een<br />

kind noemt een boodschap en de hele klas<br />

kiapt deze:<br />

J<br />

ham<br />

zout<br />

zeep<br />

< ||p; kip<br />

soep<br />

n<br />

w.c. -<br />

66<br />

n<br />

papier<br />

J J<br />

wit-lof<br />

zeep-sop<br />

bloem-kool<br />

n j<br />

fles-je-bier<br />

Voorafgaand aan het liedje wordt een ritme-<br />

voorspel gemaakt:<br />

j j j n j n j<br />

ham wit-lof fles-je-bier fles-je-bier<br />

De klas wordt hiertoe in drie groepen<br />

verdeeld: I<br />

groep 1 zegt of klapt J (ham)<br />

groep 2 zegt of klapt JJ (wit-lof).<br />

groep 3 zegt of klapt JJ J JJ J (fles-je<br />

bier fles-je bier).<br />

Als voorspel of als tussenspel kan ook het<br />

volgende gespeeld worden, maar niet te<br />

snel, anders moet het lied in een veel te snel<br />

tempo worden gezongen.<br />

anderen spelen<br />

Wit!.- ■<br />

T'i'TJ<br />

jn.<br />

i<br />

1 2 ga j« mc«? 3 4 flcs.jc bier.<br />

Een goede manier om het tempo tevoren<br />

vast te stellen is het lied zelf even te zingen;<br />

dan de 4-telsmaat er<strong>bij</strong> te denken (of te tik-<br />

ken) en daarna dat zelfde tempo ook aan te<br />

houden voor het voorspel.<br />

Geluiden. Kassa's maken verschillende gelui-<br />

den. Ouderwetse kassa's hebben een bel,<br />

moderne maken zoemgeluiden en geluiden<br />

die je <strong>bij</strong> een computerspel hoort: tet-tet-tet-<br />

tet . . . De kinderen kunnen diverse kassa-<br />

geluiden verzinnen en imiteren.


.4 r<br />

er mee naar de<br />

G D<br />

Liedje 30 \ jii>*-&—5»<br />

su - per - markt?<br />

•■ 0 0 0<br />

jij het wa-gen- tje zens hier. koop zcep en zout en een<br />

am D7<br />

fles-je bier , liam, wit- /of en W. C. - pa- pier.<br />

c a<br />

koop je een kip, een ver - sz<br />

zeg, Icoop je al-les wat er<br />

C<br />

D Q<br />

-o-<br />

is? nu nog pa-pier en een<br />

G D? G<br />

pen er - by en by de kas-sa in de<br />

67


gepaste instrumenten: oude auto-toeter,<br />

fluitje (scherp), trommel (stuk blik).<br />

onderaan. Speel toet pr ie eens mee op aan-<br />

Liedbegeleiding. Een basmelodie op klokkenspel<br />

treft u aan op de pagina hiernaast<br />

aan de autoraces op Zandvoort.)<br />

grind.<br />

Een kind doet het geluid van de motor na.<br />

Hoe hoor je het geluid van de motor als er<br />

in de verte een auto aankomt? De auto<br />

komt vlak langs je en verdwijnt weer in de<br />

verte. Hoe is dan het geluid? (Denk eens<br />

Geluiden. De geluiden kunnen ook door<br />

instrumenten worden uitgebeeld: een toeter<br />

(feesttoeter), het motorgeluid door in een<br />

bakje grind te roeren en het ie-ie-ie geluid<br />

door op de losse kop van een blokfluit te<br />

blazen. Rammelen kan ook met het bakje<br />

even op.<br />

au-to-band au-to-band plof<br />

Bij het vvoord 'hobbel' veert iedereen<br />

fn<br />

De ritmefiguur JJ J (triool) is gemakkelijk<br />

aan te <strong>leren</strong> op de spreektekst:<br />

toe-oe-oet doet . . . (zingend)<br />

Na het refrein, na1 toet br ie hobbelbeweging<br />

rh rn<br />

wordt geroepen: ho, wat een hob-bel was dat<br />

door de bocht.<br />

Lied uitbeelden. Bij toe-oe-oet wordt een<br />

beweging ge'maakt van sturen; <strong>bij</strong> pr pr pr<br />

van schakelen en <strong>bij</strong> ie ie ie van het hangen<br />

Als moeder met de kinderen uit de supermarkt<br />

komt, dit fragment staat beschreven<br />

op pagina 27 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 4, horen<br />

ze opeens: toe-toet! Het is oom Rob die aan<br />

komt rijden in zijn autootje. In dit liedje<br />

zijn allerlei geluiden verwerkt. Het zijn geluiden<br />

die je hoort als je in de auto zit: toeteren,<br />

het geluid van de motor, het piepen<br />

van banden als de auto door de bocht rijdt.<br />

3<br />

68<br />

31. Het autootje


n* n<br />

Liedje 31<br />

»m j j J J J<br />

Tfer<br />

toe - oe - oet doet hefc ou - too -tje<br />

D D<br />

mo - tor — be te keer<br />

pr, pr, pr, gnat het<br />

wfe - leu door de bocht, met een gnn - ge - fcje van tach-tig gaat ie<br />

D AD<br />

wcer. met het stuur vast in m'n han-den lek-ker<br />

J1 1 1<br />

r<br />

1—0' J<br />

1 J J J J<br />

y - den door hefc bos, ram-me\ ram-mel doet het spatbopd er zit<br />

5Q7 • ^ JJ " ~ " "[ |<br />

tf<br />

vast een moer-tje los<br />

A<br />

._ __^—<br />

—J—J—*—«—«—«—<br />

toet br, ie.<br />

( hobbel beweging)<br />

D.C<br />

69


32. Een kijkdoos<br />

Op bladzijde 32 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 4<br />

staat beschreven hoe de kinderen een kijk<br />

doos kunnen maken. Bij het maken van die<br />

kijkdoos kan dit liedje worden gezongen.<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. Bij het aan<strong>leren</strong> kan het lied<br />

ook geneuried worden. De leerkracht vraagt<br />

de kinderen dan goed te luisteren om zodoende<br />

te ontdekken, welke stukjes van de<br />

melodie hetzelfde zijn.<br />

70<br />

Dansje. De kinderen staan in een kring:<br />

T.'l* *"*• -<br />

8 passen naar links ,,voor een stuiver . ."<br />

8 passen naar rechts ,,aan de voorkant<br />

4 passen naar het midden ,,In de doos zie je . ."<br />

8 passen naar links ,,bovenop een rood . .'<br />

Het dansje kan ook begeleid worden door<br />

een blokfluit of door het liedje op de<br />

cassette-recorder te spelen. ^<br />

Liedbegeleiding. Een voorspel op het<br />

klokkenspel:


1<br />

Liedje 32<br />

voor een stui — ver oF een<br />

■I IJ J J<br />

dup - pie, heb fk bier een mooi - e doos. aan de<br />

F dm C?<br />

3 i<br />

3<br />

voor-kant is een kyk-gat, wat je zicfc is ein-de<br />

F Bes F<br />

r r i r<br />

loos. in de doos zie je tclein - duim-pje en die<br />

Bes F<br />

gpo — te is de reus. bo - ven - op een rood pa -<br />

dm Cj F<br />

pier - tje, hou die doos nou voor je neus.<br />

71


33. Mijn papa heeft een strop<br />

Op bladzijde 15 van vverkboekje 2 <strong>bij</strong> Veilig<br />

<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> staat een oefening met gekke<br />

woorden, zoals: visdoek, boommat en voet-<br />

zak. De kinderen moeten proberen uit de<br />

gegeven woorden zinvolle woorden samen te<br />

stellen. Kinderen doen deze oefening met<br />

veel enthousiasme. lets dergelijks kan ge-<br />

daan worden met dit lied: er kan een non-<br />

sensliedje, een gek liedje van gemaakt<br />

worden.<br />

72<br />

Een gek liedje. De kinderen mogen zelf<br />

nieuwe woorden verzinnen voor een aantal<br />

plaatsen in het liedje. Op die manier ont-<br />

staat er een heel vreemd, maar grappig lied.<br />

Een voorbeeld:<br />

kees zit in de bad-muts<br />

mies ligt op haar bord<br />

mama loopt de boom in<br />

en mijn papa zoekt zijn pop<br />

kees zit in het bad-sap<br />

mies is <strong>bij</strong> haar pijp<br />

mama met een sis-slang<br />

en mijn papa heeft een stop.<br />

Liedbegeleiding. De invulwoorden kunnen<br />

door instrumenten worden vervangen. In<br />

plaats van het invulgedeelte (de onderstreep-<br />

te woorden) wordt een instrument bespeeld.<br />

Het contrastritme kan eveneens door een in<br />

strument worden meegespeeld.


in*<br />

A<br />

Liedje 33<br />

1 J J 11 J 1 J 1 #<br />

ma — loopt de tuin in en myn<br />

pa - pa zoekt zn peb.<br />

73


34. Ganzenbord<br />

ftr<br />

Op de pagina's 18 en 19 van werkboekje 2<br />

<strong>bij</strong> Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> staat een spellingspel,<br />

in de vorm van een ganzenbordspel. Voor-<br />

dat het spel gespeeld kan worden, moeten<br />

de plaatjes die erop staan benoemd worden.<br />

De plaatjes zijn verwerkt in het lied ,,Gan<br />

zenbord".<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. De plaatjes op biz. 18 en 19<br />

van werkboekje 2 <strong>bij</strong> Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> kun-<br />

nen <strong>bij</strong> het aan<strong>leren</strong> de tekst ondersteunen.<br />

Maat en ritme. Het lied is geschreven in een<br />

6/8 maat. Die is in dit lied twee-delig.<br />

12 3 4 5 6 met het accent op de eerste en<br />

de vierde tel. Op deze tellen wordt steeds<br />

bed, poes, uil, schep, enz. gezongen. Als de<br />

kinderen <strong>bij</strong> het zingen van een van die<br />

woordjes in hun handen klappen, (<strong>bij</strong> 'duik,<br />

duim, taart, kaart' 2 klappen), klappen ze<br />

automatisch die tvveedelige maat. Bij de<br />

laatste regel klappen ze vanzelf in dezelfde<br />

maat door.<br />

Hetzelfde gebeurt, als de kinderen het liedje<br />

gaan lopen en <strong>bij</strong> elk woord (bed, poes,<br />

. . . .) stampen.<br />

74<br />

Muzikaal ganzenbord. Op het bord wordt<br />

een ganzenbord getekend, zoals op de teke-<br />

ning elders op deze pagina.<br />

Op elk plaatje staat een instrument getekend<br />

en de grafische notatie van een geluid. De<br />

instrumenten worden verdeeld. Iemand<br />

gooit met een dobbelsteen. Het aantal ogen<br />

bepaalt welk instrument mag spelen.<br />

Voorafgaand aan het eerste spel worden alle<br />

geluiden gemaakt en wordt de betekenis van<br />

de grafische notatie verklaard.<br />

Liedbegeleiding. Tweede stem voor de blok-<br />

fluit treft u aan onderaan de pagina hier-<br />

naast.


een<br />

dm<br />

y i k<br />

i? r ~p<br />

bed, een pocs, een<br />

A<br />

\(s\<br />

W<br />

J<br />

«<br />

\\<br />

J'<br />

* 0<br />

kous,. een neus, een<br />

C<br />

»?<br />

r—r<br />

een touw, een<br />

boer, een rnier, een duim,—<br />

C F<br />

C<br />

Liedje 34<br />

duik,<br />

F<br />

uil, een schep, een<br />

ecu<br />

reus, een schuur, een<br />

een schil, wat tak-ken<br />

en een ei, een doek, een deur, een toart<br />

F g? C F G? C<br />

i l<br />

we spe- len woord-jcs pan- ze-bord by ploat-jes op een kaart<br />

■+--- - r" f—-f?—<br />

r r # #<br />

J<br />

4<br />

—rf<br />

75


35. Ik wil een beest<br />

Het leesboekje ,,Wat een pret" (Veilig <strong>leren</strong><br />

<strong>lezen</strong> 5) begint met de verjaardag van Henk<br />

(bladzijde 2 tot en met 7). Het liedje ,,Ik<br />

wil een beest" sluit aan <strong>bij</strong> dit gegeven,<br />

evenals het hierna volgende liedje ,,Je bent<br />

jarig".<br />

Geluiden. Verschillende kinderen kunnen <strong>bij</strong><br />

het zingen de geluiden uit het liedje nadoen,<br />

eventueel op instrumenten. Woef, zwaar ge<br />

luid; waf, licht; miauw, sierlijk; kriet, hoog<br />

en snel. Ook andere dieregeluiden kunnen<br />

gei'miteerd worden en door de kinderen geraden.<br />

Op grammofoonplaten voor smalfilmers<br />

komen ook vaak dieregeluiden voor.<br />

Ritme. Behalve een dier zijn er nog andere<br />

cadeautjes mogelijk: Iemand noemt iets wat<br />

hij graag voor zijn verjaardag wil hebben;<br />

de klas klapt dat woord.<br />

j j n n<br />

pop spoor-trein brand-weer-auto enz.<br />

Een van de kinderen klapt een cadeautje; de<br />

anderen mogen raden wat dat zou kunnen<br />

zijn.<br />

76<br />

Dieregeluidenconcert. De klas wordt in<br />

groepjes verdeeld. Elke groep stelt een dier<br />

voor. Afgesproken wordt, hoe de groep het<br />

geluid zal maken, hoe vaak achter elkaar, in<br />

welk ritme. Bijvoorbeeld:<br />

J J I<br />

miauw miauw<br />

J J J J I<br />

woef woef woef woef<br />

n n n n<br />

tok-tok tok-tok tok-tok tok-tok<br />

piep piep<br />

De 'dierenoppasser' wijst aan welke groep<br />

geluid mag maken. Op deze manier kan een<br />

dieregeluidenconcert gegeven worden.


fc^<br />

Liedje 35<br />

woef*, doet de hond van de<br />

C D<br />

doeb de hond van oom<br />

piet,<br />

G<br />

G<br />

bv — ren.<br />

y doet de poes a\ - le u — ren.<br />

krieb, doet met - een een par - kiet.<br />

am Dj<br />

r r r<br />

am<br />

i i i<br />

-€^<br />

± i<br />

r r r r<br />

en maan-dog ben ik<br />

G em<br />

i<br />

ja, maan-dag is hefc fee5t, mag ik dan een<br />

hond — je ma - ma , mag ik dan een beesfc?<br />

G<br />

I I I<br />

1<br />

77


36. Je bent jarig<br />

78<br />

Liedje aan<strong>leren</strong>. Dit liedje is vooral geschikt<br />

als luisterliedje. Voor kinderen van de eerste<br />

klas is het nogal moeilijk te zingen. De klas<br />

kan in spreekkoor, goed articu<strong>leren</strong>d<br />

oefenen:<br />

Henkie de penkie de poepla.<br />

Jappie de pappie de flappie.<br />

Er kunnen nog wel andere zinnetjes verzon-<br />

nen worden ook.<br />

Ook <strong>bij</strong> dit liedje, op dezelfde manier als<br />

<strong>bij</strong> het lied ,,Ik wil een beest", kunnen<br />

cadeautjes geklapt worden.


ed je bent<br />

D<br />

Liedje 36<br />

em<br />

ja - ng. hkp,hiep, hoz<br />

het is feest— . dit is voor jou, o wat aar-dig.<br />

A D<br />

kben al — tyd aar-dig gz - wecst<br />

zoen en een doos van je ma —<br />

nu maar uit; dank je wel —. loop je nog m je py-<br />

A D<br />

$^3<br />

- -ma , ding-don^ daar hoor ik de bel<br />

vvip uit je bed je bent jarig<br />

hiep, hiep, hoera het is feest<br />

dit is voor jou, o wat aardig<br />

'k ben altijd aardig geweest<br />

een zoen en een doos van je oma<br />

pak nu maar uit; dank je wel<br />

henkie de penkie, de poepla!<br />

wie doet me na maar dan snel.<br />

em<br />

79


37. Poesje<br />

Dit liedje is gebaseerd op de tekst van blad-<br />

zijde 9 in Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 5. De tekst van<br />

het liedje is <strong>bij</strong>na letterlijk gelijk aan de<br />

tekst in het leesboekje.<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. De leerkracht zingt het liedje<br />

voor. De kinderen vergelijken de tekst uit<br />

het leesboekje met die van het liedje. Waar<br />

verschillen de beide teksten?<br />

80<br />

Spelletje. Een kind loopt als een poes door<br />

de klas. Iedereen zingt het lied. De kinderen<br />

aaien de poes. Bij: 'pootje alsjeblieft', geeft<br />

de poes een krab <strong>bij</strong> het kind waar hij/zij<br />

staat. De kinderen maken een afwerend ge-<br />

baar. Dan wordt gewisseld, een ander is dan<br />

de poes.<br />

Dit spel kan ook in de kring gespeeld wor-<br />

den: de poes blijft nu het hele lied in het<br />

midden. Kring loopt links om, poes ligt in<br />

het midden. Bij: 'Poesje, poesje hoor eens<br />

goed, pootje alsjeblieft', voorzichtig naar<br />

binnen lopen. Dan haalt de poes uit.<br />

Bij: 'Toe nou poesje au, au, au, zeg poes<br />

wat is dat?' lopen de kinderen terug naar<br />

buiten. De kring maakt <strong>bij</strong> de laatste regel<br />

een afwerend gebaar naar de poes. Dan<br />

komt een andere poes aan de beurt.<br />

Liedbegeleiding. Een tweede stem voor de<br />

blokfluit treft u aan onderaan de pagina<br />

hiernaast.


m 1±<br />

do 0<br />

poes -<br />

em.<br />

11 j j<br />

poes<br />

A<br />

poot — je<br />

~U<br />

poes - je<br />

D<br />

ben<br />

Liedje 37<br />

kom eens hier<br />

A<br />

—O—<br />

lief<br />

poes - je hoor eens goed<br />

als — je — — blieft.<br />

toe nou poesje, au, au, au<br />

zeg poes wat is dat?<br />

hup de deur uit, hoor je goed?<br />

weg je bent een kat!


38. Wat eng<br />

Op de bladzijden 10 en 11 van Veilig <strong>leren</strong><br />

<strong>lezen</strong> 5 staat een eng verhaal over Henk die<br />

's nachts allerlei vreemde geluiden in huis<br />

hoort. Dit enge liedje sluit heel goed aan <strong>bij</strong><br />

die tekst. De kinderen zullen het met veet<br />

enthousiasme zingen.<br />

Liedje aan<strong>leren</strong>. Bij het zingen van het lied<br />

je worden de geluiden die erin voorkomen,<br />

zo goed mogelijk gei'miteerd. De kinderen<br />

kunnen nog meer enge geluiden verzinnen.<br />

'Wie verzint het engste geluid?'<br />

82<br />

Luisteren naar muziek. Wie heeft er wel<br />

eens een enge film gezien op televisie? Om<br />

een film nog spannender te maken wordt er<br />

vaak enge muziek <strong>bij</strong> gespeeld. Laat de kinderen<br />

een kort fragment enge muziek horen<br />

en vraag welke beelden er op de televisie te<br />

zien zouden zijn. Dit is een prima oefening<br />

om kinderen te helpen indrukken en gevoe-<br />

lens te verwerken.


Liedje 38<br />

tss, wat is het stil hier. brrf wat don-ker zeg!<br />

D G<br />

o, wat piept de deur eng . ie - der -een is weg .<br />

C Q M D am<br />

hoor ik ie mand lo - pen kr. kr. kr . ie. dedeurgaafco-pen.<br />

pff, wat waaifc het zeg.<br />

am G<br />

loopt hier ook een dief rond?<br />

zz<br />

en ben ik de klos .<br />

= geluid zo origineel mogelijk zingen.<br />

83


39. Op de ijsbaan<br />

Een gedeelte van leesboekje 5 van Veilig<br />

ieren <strong>lezen</strong>, namelijk de pagina's 12 tot en<br />

met 26, bevat verhaaltjes waarin sneeuwpret<br />

centraal staat: een sneeuwpop maken, met<br />

sneeuwballen gooien, op de slee, op de glijbaan,<br />

enzovoort. Het liedje ,,Op de ijs<br />

baan" en ook het hierna volgende ,,Jan, de<br />

sneeuwman" sluiten aan <strong>bij</strong> het gegeven<br />

,,sneeuwpret*'.<br />

84<br />

Geluiden. De kinderen imiteren schaatsge-<br />

luiden:<br />

tsch (met een <strong>bij</strong>na onhoorbare ie)<br />

tsch (met een <strong>bij</strong>na onhoorbare oe).<br />

Deze geluiden gaan aan het liedje vooraf.<br />

Of: de helft van de klas maakt schaatsgeluiden<br />

op de maat van 'links rechts', de ande-<br />

re helft zingt het lied.<br />

Schaatsen kun je op verschillende manieren:<br />

langzaam (met grote halen), sneller, . . .<br />

In de verte komt een schaatser aan. Het geluid<br />

is zacht, hij komt voor<strong>bij</strong> ... het geluid<br />

van de schaatser op het ijs is sterker<br />

geworden ... en verdwijnt tenslotte weer<br />

in de verte. Een groep schaatsers komt<br />

langs . . . Beeld dit met geluiden uit.<br />

Lied uitbeelden. Een 'hardrijder' kan voor<br />

de klas schaatsbewegingen maken <strong>bij</strong> het<br />

lied. Eventueel kan dit met de hele klas tij-<br />

dens de gymles.<br />

Liedbegeleiding. Een basmelodie <strong>bij</strong> het lied<br />

staat op de pagina hiernaast.


k6 em<br />

Liedje 39<br />

8<br />

links, rechts, op de- baan voor naask, kyk<br />

em am F em B?<br />

me gam<br />

op kyk nou t/it. lig ik op snuifc—<br />

r n r<br />

omhoog, kijk m*n been<br />

spring op, op m*n teen<br />

ho stop, glij ik door<br />

lig ik op m'n oor<br />

em<br />

85


40. Jan, de sneeuwman<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. Het eerste deel van het lied<br />

moet langzamer gezongen worden dan het<br />

tweede deel: 'Pak me dan<br />

Bewegingen <strong>bij</strong> het lied. De bewegingen<br />

worden pas aangeleerd, zodra de kinderen<br />

het lied kennen. Bij het eerste, langzame,<br />

deel staat ieder als sneeuwman naast de<br />

stoel en zwaait op de maat met de armen.<br />

Bij het tweede, snelie deel, sprint ieder op<br />

de plaats.<br />

86<br />

c '<br />

Spel. Gebruik hier<strong>bij</strong> een lap, een hoed, en<br />

een zelfgemaakte papieren pijp. Jan de<br />

sneeuwman loopt door de klas <strong>bij</strong>: 'Staan<br />

die mij niet reuze goed?' Op het laatste mo<br />

ment pakt de dichtst<strong>bij</strong>zijnde leerling de<br />

hoed van Jan. Jan schreeuwt: 'He jo, geef<br />

die hoed terug.' Waarop de achtervolging<br />

wordt ingezet. De klas zingt: 'Pak me dan'.<br />

Als de grapjas gepakt wordt, dan is Jan<br />

nog een keer de sneeuwman. Zo niet, dan<br />

wordt gewisseld.<br />

Tot slot. Na het lied suggereert de leerkracht,<br />

dat het gaat dooien. Iedereen is<br />

sneeuwman, maar is bang om te smelten.<br />

Omdat de sneeuwmannen zo lang mogelijk<br />

willen leven, maken ze uit voorzichtigheid<br />

geen enkel overtollig geluid of overbodige<br />

beweging meer. Daarom gaat ieder geruisloos<br />

zitten. Op deze manier worden de kin<br />

deren weer rustig.


&^<br />

Liedje 40<br />

n<br />

ik ben jorn de on -ver-schrok-ken vre - se - \y - ke<br />

snccuw - man .<br />

C<br />

en die pyp, die<br />

dm<br />

dm<br />

snel. gm<br />

>, die hoed,<br />

&£ t<br />

staan die my niet<br />

reu-ze goed? pak me don,<br />

6m H c~~<br />

m<br />

pak me dan, de als je kan -<br />

dm<br />

hier heb ik je dan!<br />

87


41. Het lelijke jonge eendje<br />

Leesboekje 5 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> eindigt<br />

met het verhaal van het lelijke jonge eendje.<br />

Het liedje sluit nauwkeurig aan <strong>bij</strong> de tekst<br />

van het verhaal. De kinderen kunnen de inhoud<br />

van het lied volgen aan de hand van<br />

de tekeningen die op de pagina's 27 tot en<br />

met 32 staan.<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. Het liedje is te lang om uit<br />

het hoofd geleerd te worden; wel is het geschikt<br />

als lees- en luisterliedje. De leerkracht<br />

kan eventueel het eerste deel van elk koeplet<br />

voorzingen en daarna de kinderen de rest.<br />

Bij het eerste koeplet vanaf: 'Wat zie je er<br />

gek uit'.<br />

Een tweede stem<br />

Hi<br />

(AV-1-' * 1 t) J 1 J<br />

88<br />

fine<br />

Geluiden. Het eendje komt op plaatsen<br />

waar van alles te horen is: <strong>bij</strong> het water dat<br />

klotst en waar eenden kwaken; het eendje<br />

huilt; er is een meertje in het bos waar vogels<br />

fluiten; een jager die schiet; de kat<br />

blaast tegen het eendje. Deze geluiden wor<br />

den met de klas verklankt, met of zonder<br />

instrumenten.<br />

Aan bepaalde geluiden herken je de plaats<br />

waar je je bevindt: de markt (roepende<br />

kooplieden), het station, het bos (fluitende<br />

vogels), het zwembad (schreeuwende mensen<br />

en plonzen in het water). Op grammofoonplaten<br />

voor geluidsfilmers staan dergelijke<br />

'sfeer'-geluiden. De kinderen kunnen naar<br />

deze geluiden luisteren en raden waar dat<br />

geluid is opgenomen.<br />

Liedbegeleiding. Een basmelodie en een<br />

tweede stem staan hieronder:<br />

-6^<br />

Q<br />

m—<br />

O-i<br />

^ ^<br />

D. C.


een le - lyk<br />

uit een groot<br />

C<br />

G<br />

D<br />

ei.<br />

Liedje 41<br />

jong eznd -je komt<br />

15 le - lyk en<br />

3<br />

groot, toch is moe - - der bly.<br />

3<br />

wat<br />

A<br />

heb je<br />

D<br />

J<br />

ze zijn <strong>bij</strong> het water<br />

ik zie er wel zes<br />

ze zijn uit hun nest<br />

en hun moeder geeft les<br />

de moeder zegt: weg jij<br />

het eendje is bang<br />

het huilt en 't gaat weg<br />

£<br />

zie je<br />

raar<br />

bm<br />

fine.<br />

cjek uifc, wat<br />

dons. vvcg, weg! roept er<br />

een - tje, je hoort niet by ons.<br />

en het loopt dan heel lang<br />

het komt <strong>bij</strong> een bosven<br />

een man die dan schiet<br />

het eendje zit stil<br />

heel stil in het riet<br />

het komt <strong>bij</strong> een hutje<br />

eruit sist de kat<br />

en dan komt de nacht<br />

't is koud en erg nat<br />

G<br />

A<br />

het komt <strong>bij</strong> een boer en<br />

die maakt een fijn nest<br />

hij geeft het wat voer en<br />

het voelt zich weer best<br />

de wei is weer groen<br />

de winter voor<strong>bij</strong><br />

het park en de vijver<br />

die staan er mooi <strong>bij</strong><br />

het water niet koud meer<br />

en wie komt daar aan<br />

wat is dat voor dier<br />

hee ... een prachtige zwaan!<br />

89


42. Bij de bakker<br />

s5^{m—.<br />

Bij leesboekje 6 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> is<br />

onder andere het liedje ,,BU de bakker"<br />

geschreven. De omslagtekening van Veilig<br />

<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 6 toont een situatie in een bakkerswinkel.<br />

Het liedje ,,BiJ de bakker" kan<br />

<strong>bij</strong> de introductie van dit leesboekje worden<br />

aangeleerd. Dit lied sluit overigens ook aan<br />

<strong>bij</strong> de pagina's 6, 7 en 8 van het leesboekje.<br />

In dat fragment gaat Pietje naar de bakker<br />

om drie ons koekjes te kopen.<br />

90<br />

Luisteroefening. Pietje betaalt <strong>bij</strong> de bakker<br />

met een stuiver, een dubbeltje en een gul<br />

den. Hij laat ze een voor een op de toonbank<br />

vallen. Kun je horen in welke volgorde?<br />

Laat vooraf elk muntje een keer horen.<br />

Bakkersdans. Een groepje kinderen staat<br />

voor de klas, de rest van de klas zingt het<br />

lied. De kinderen voor de klas vormen een<br />

kringetje. De rechterarm gestrekt naar her<br />

midden. De kring gaat draaien en het liedje<br />

wordt gezongen. Bij 'hap, hap, hap, dat<br />

smaakt naar meer': denkbeeldig koekjes<br />

eten (de doos staat in het midden van de<br />

kring) de kinderen staan dan stil. Bij 'niet<br />

mevrouw' (vragend kijken), 'jawel meneer'<br />

(knikken). Iedereen gaapt <strong>bij</strong> 'Goeie morgen<br />

bakker, bent u al lang wakker?'<br />

Liedbegeleiding. Een tweede stem voor de<br />

blokfluit staat onderaan de pagina hier-<br />

naast.


Liedje 42<br />

te-<br />

goe - je - mor - gen bak - ker Me -ons koek—jcr<br />

—- -w ^ ^ ^p- ^^<br />

hap, hap, hap, dat smaakt naar meer, niet me-vrouw?,ja-wel me-necr!<br />

G (bm) C G D7 G<br />

he jy koek-jes pak- ker loop zelF naar de bak - kerf<br />

goeie morgen bakker<br />

drie tompouzcn graag ^<br />

die van de reklame<br />

mooi weertje vandaag<br />

hap, hap, hap dat smaakt naar meer<br />

niet mevrouw? jawel meneer!<br />

goeie morgen bakker,<br />

bent u al lang wakker?<br />

91


um 111, i /-*=■*■' *uj>.jw4r».»-y.<br />

43. De dokter<br />

Kees ligt in bed. Hij is ziek. De dokter<br />

komt om Kees te onderzoeken. Die ziet het<br />

al snel: Kees heeft griep. Bij dit fragment is<br />

het liedje ,,De dokter" geschreven.<br />

Lied uitbeelden. Als de kinderen het lied<br />

kennen, kunnen de drie delen van het lied<br />

A, B en C elk op een andere manier gezon-<br />

gen worden:<br />

deel A: patient Kees: 'pijnlijk' zingen<br />

deel B: de dokter: 'ernstig' zingen<br />

deel C: patient Kees: 'nieuwsgierig, wat<br />

bang' zingen.<br />

I ...dok..hier-.- doet..pl/n.<br />

92<br />

Klankspel. Voorafgaand aan het lied kan<br />

een klankspelletje gemaakt worden, <strong>bij</strong>v.:<br />

moeder belt de dokter op<br />

je vriendje komt je afhalen om naar school<br />

te gaan en belt aan. Op klokkenspel: C-A<br />

(so-mi)<br />

praten kan gewoon met zinnetjes die <strong>bij</strong> de<br />

situatie passen, of met zogenaamde jabber-<br />

talk: het produceren van spraakklanken<br />

zonder betekenis<br />

je vriendje rent weg naar school (marakas<br />

gebruiken)<br />

de dokter belt aan (klokkenspel)<br />

de dokter loopt de trap op (trom)<br />

de dokter vraagt, wat er aan scheeit.<br />

Daarna wordt het lied gezongen.<br />

Liedbegeleiding. Tweede stem voor blokfluit<br />

onderaan deze pagina.<br />

~o<br />

7T


4-<br />

" 9<br />

A<br />

Liedje 43<br />

dok-ter a\s Ik hier op druk, dan<br />

doet trin voet zo'n pyn, ecu<br />

A D<br />

zou clfltkun-ncn zyn.<br />

D D A<br />

fjsm<br />

ik zie het al: ka<br />

D<br />

scheut een steek en a\s ik bvk,<br />

B bm fis m<br />

eh doe je mor\d eens o-pen en<br />

bm fism<br />

- be - lu - mor-fcu - to, o,<br />

A D<br />

dok - ter is het ern-stig kryg ik een me-di-cyn, kryg<br />

G DAD<br />

ik een fek - ker drank-je, za\ ik dan be-ter zyn.<br />

93


44. Alles op z'n kop<br />

Bewegen <strong>bij</strong> het lied. De klas zingt het lied<br />

en een kind loopt rond met een stoffer,<br />

stofdoek, bezem, of iets dergelijks. Als het<br />

lied uit is, wordt het opnieuw gezongen en<br />

komen er meer kinderen achter de eerste<br />

schoonmaker aan lopen. Die kunnen allerlei<br />

schoonmaakdingen <strong>bij</strong> zich hebben, waarmee<br />

geluiden kunnen worden gemaakt. Ook<br />

Vsj$/<br />

lege flessen van afwasmiddel kunnen, met<br />

steentjes gevuld, geluid maken. Het lied<br />

wordt hiermee ritmisch begeleid.<br />

Ritme. De ritmische begeleiding kan vrij<br />

zijn, of alleen <strong>bij</strong> tevoren afgesproken delen<br />

van het lied. Het contrastritme komt na:<br />

'Alles op zijn kop' A<br />

'alles ruim ik op1 k<br />

Jc Pas op<br />

Dit contrastritme wordt door de kinderen<br />

heel natuurlijk aangevoeld. Voor wie dit<br />

niet goed kan, helpt misschien de suggestie,<br />

dat de tik komt <strong>bij</strong> de echo van 'kop', 'op'.<br />

Dit lied is geschreven <strong>bij</strong> het fragment op<br />

bladzijde 19 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 6. Op<br />

bladzijde 19 is te zien hoe moeder bezig is<br />

met het opruimen van de keukenkast. Ze<br />

haalt alles uit de kast en zet het op tafel:<br />

een doos, kopjes, de koekjestrommel. Liesje<br />

mag moeder helpen. ,,Pak maar een doek",<br />

zegt moeder tegen Liesje, ,,en maak een<br />

sopje in een emmer." De tekst van het lied<br />

sluit <strong>bij</strong> dit fragment aan.<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. Bij het aan<strong>leren</strong> van het lied<br />

wordt dit eerst enige malen voorgezongen.<br />

De leerkracht vraagt de kinderen daarna<br />

wat er allemaal op tafel staat.<br />

94


4 G<br />

t<br />

Liedje 44<br />

a\ - les op zVi kop , ik ben aan de schoon-maak.<br />

boelsbaat op de ta - fel: een<br />

pak ook maareen stof-doek c« vul<br />

de krie - bels, de<br />

fles, een ton, een kop, de<br />

een em-mer sop, je<br />

trom-mel van de koek-jes,— wie ruimb die rom-mel op<br />

krijgk nu ook de krie- bels— pas op:<br />

95


45. In de tent<br />

Leesboekje 6 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> bevat<br />

ook een verhaal over Henk en Lies die sa-<br />

men een tent maken van een oude lap stof.<br />

Dit verhaal staat op de pagina's 20 en 21.<br />

Lies en Henk gaan in de tent spelen: dokter<br />

en patient, een dief en oom agent, een<br />

popster en een band.<br />

Voorspel <strong>bij</strong> het lied. Als voorspel <strong>bij</strong> het<br />

derde koeplet wordt het volgende gespeeld:<br />

lanqzaom omhaoq gaan sneller<br />

ritme groep 1 melodie;<br />

neuri'en of xylofooti(s)<br />

ritme groep 2<br />

Hiertoe wordt de klas in groepjes verdeeld.<br />

Ritmegroep 1 speelt: ILIA<br />

12 3 4<br />

Het tweede groepje neuriet of speelt:<br />

do re mi fa so<br />

1 2 3 4| 1<br />

Ritmegroep 2 speelt: twee-je drie<br />

96<br />

En daarna begint het koeplet. Als geheu-<br />

gensteuntje kan op het bord in drie kleuren<br />

getekend worden:<br />

X X X X XAX<br />

Hebben we de beschikking over verschillen-<br />

de ritme-instrumenten, dan kunnen we deze<br />

op het bord of op kaarten tekenen. Telkens<br />

als een instrument wordt aangewezen of een<br />

kaart wordt opgestoken, mag dat betreffen-<br />

de instrument spelen.<br />

ritmestokjes handtrom<br />

schellen<br />

Spel <strong>bij</strong> het lied. Bij het lied hoort het uit-<br />

beelden van de dokter en de patient, de dief<br />

en de agent, en de popster met zijn band.<br />

De kinderen mogen zelf verzinnen hoe ze<br />

dit mimisch (uitbeelden zonder praten)<br />

doen.<br />

Liedbegeleiding. Tweede stem voor blokflu-it<br />

of klokkenspel (zie onderaan de pagina<br />

hiernaast).


Liedje 45<br />

we spe-lcn in de tent een dok-ter een pa-tient, dan<br />

kom ik 5traks naar bin -nen en dan weet ik wie je bent ik<br />

zeg dan: goe-je -mor- gen en jy zegtidag mz-neer en<br />

vind je het wel grap-\)\g, nou dan doen we \t\og een keep.<br />

we spelen in de tent<br />

een dief en oom agent<br />

dan kom ik straks naar binnen<br />

en dan weet ik wie je bent<br />

ik zeg dan: ja ik neb je<br />

en jij zegt: dank u zeer<br />

en vind je het wel grappig,<br />

nou dan doen we Jt nog een keer<br />

J<br />

D<br />

we spelen in de tent<br />

een popster en een band<br />

dan kom ik straks naar binnen<br />

en dan weet ik wie je bent<br />

ik zing dan een mooi nummer<br />

en jij bent het publiek<br />

D<br />

en vind je het wel grappig<br />

nou dan maak ik meer muziek.<br />

97


46. Ik verhuis<br />

In leesboekje 7 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> staan<br />

twee thema's centraal. Op de pagina's 2 tot<br />

en met 7 wordt beschreven dat kinderen van<br />

een oude wijk naar een nieuwe wijk verhuizen.<br />

Het liedje ,,Ik verhuis" en ook het volgende<br />

lied ,,Vroeg op de dag'* sluiten aan<br />

<strong>bij</strong> het thema verhuizen.<br />

Ritme. Als de kinderen het liedje kennen,<br />

kunnen ze het ritme meeklappen of meelopen.<br />

Een kind kan tijdens het zingen met<br />

een trom vrij rondlopen op het ritme om dit<br />

zodoende zelf te voelen. De vraag kan gesteld<br />

worden, <strong>bij</strong> welke woorden het ritme<br />

telkens even stopt.<br />

Innerlijk zingen. Het innerlijk zingen kan<br />

geoefend worden met een radiospel. De leerkracht<br />

zet een denkbeeldige knop van de ra<br />

dio aan en uit. Als de radio uitgezet wordt,<br />

hoor je niets meer (maar de muziek gaat<br />

natuurlijk wel door). Zodra de radio weer<br />

wordt aangezet, zingen we verder. Zijn alle<br />

kinderen dan op de goede plaats in het lied?<br />

Het televisiespel is misschien iets eenvoudi-<br />

ger om gelijk te blijven zingen als er geen<br />

geluid gemaakt mag worden:<br />

,,Onze klas zingt zo geweldig, dat we zijn<br />

uitgenodigd voor de televisie te komen zin<br />

gen. Er kijken een heleboel mensen, maar<br />

dan zet iemand het geluid af." De leer-<br />

kracht drukt op een denkbeeldige toets en<br />

de klas zingt nu zonder geluid te maken<br />

door. De monden blijven wel bewegen. Dat<br />

zie je op de televisie ook. Als de televisie<br />

weer wordt aangezet, zingt ieder weer met<br />

geluid. Om het niet te moeilijk te maken,<br />

kan het aan- en uitzetten het best gebeuren<br />

op logische momenten in het lied, d.w.z.<br />

aan het eind van zinnetjes.<br />

98<br />

Geluidenimprovisatie. Bij de verhuizing<br />

worden verschillende dingen het huis ingedragen:<br />

een vogelkooi, een grote doos, een<br />

zware piano, een stoel. Iemand kan sommige<br />

voorwerpen echt of denkbeeldig door de<br />

klas sjouwen; enkele kinderen kunnen dit<br />

instrumentaal begeleiden. Met lage of hoge<br />

tonen. Snel als er lichte dingen worden verhuisd.<br />

Langzaam en met tussenpozen als het<br />

zware dingen betreft (,,met zware dingen<br />

moet je af en toe even uitrusten").<br />

Liedbegeleiding. Het lied kan met een<br />

klankstaaf G als bourdon begeleid worden.<br />

Steeds deze G op de eerste tel van de maat.<br />

Ritme-instrumenten begeleiden als volgt:<br />

n n<br />

Helaas ben ik vandaag niet thuis<br />

■n j<br />

ik verhuis, ik verhuis<br />

de kamer is vol vreemd gespuis<br />

n n j<br />

't is net een gekkenhuis


—J<br />

c<br />

F<br />

s—<br />

he - - \aas ben<br />

\k ver - huis,<br />

G7<br />

C<br />

Liedje 46<br />

«J<br />

c<br />

^—^—<br />

ik vnn — - daa^ met thuis,<br />

ik ver - fiuis . de ko - is<br />

vreemd ^€ - spuis, *t is net een $ek - ken - - huis.<br />

Een tweede stem <strong>bij</strong> het lied:<br />

J.1 J<br />

vandaag staat alles overhoop<br />

huis te koop, huis te koop<br />

vandaag loopt alles in de soep<br />

wat is het toch een troep<br />

99<br />

\$^£/


47. Vroeg op de dag<br />

Sfeerliedje. Dit liedje is vooral een liedje<br />

om naar te luisteren en om de tekst mee te<br />

<strong>lezen</strong>. Andere muziek die goed <strong>bij</strong> de sfeer<br />

van de vroege ochtend past, is Morgenstim-<br />

mung uit de Peer Gyntsuite van Edvard<br />

Grieg. Samen met de kinderen kan hier<br />

naar worden geluisterd, vergezeld van een<br />

opdracht, <strong>bij</strong>voorbeeld:<br />

Het tekenen van de opgaande zon met<br />

mooie kleuren in de hemel;<br />

Het tekenen van een straat met daarin men-<br />

sen, dieren of dingen die je 's morgens<br />

vroeg al kunt horen: iemand die zijn hond<br />

uitlaat, de hond blaft; een torenklok die<br />

slaat; een kraaiende haan; fluitende vogels<br />

in de bomen; iemand die op zijn brommer<br />

stapt om te gaan vissen.<br />

Geluiden. Geluiden, zoals hierboven gesug-<br />

gereerd, kunnen geimiteerd worden of gera-<br />

den, als ze tevoren op een bandje zijn opge-<br />

nomen. Ook kan met de kinderen gesproken<br />

worden over het verband tussen melodie en<br />

inhoud van het lied: het is wat verdrietig; is<br />

dat te horen?<br />

Liedbegeleiding. Een tegenstem voor de<br />

blokfluit:<br />

100<br />

J r r £=£<br />

t<br />

o


Bes-<br />

buurt nog<br />

waar myn<br />

Bes<br />

heel vroeg op<br />

n\z - mand is<br />

en<br />

»<br />

ei<br />

het is<br />

C?<br />

de dag a\s bet<br />

te zien, zelfs


48. In het circus<br />

Het tweede thema in leesboekje 6 van Veilig<br />

<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> is: circus. Dit onderwerp is in<br />

het leesboekje aan de orde vanaf pagina 8.<br />

Het lied ,,In het circus" en het lied ,,Otto,<br />

mijn vriend" zijn geschreven om in de klas<br />

een echte circussfeer te kunnen oproepen.<br />

Klankspel <strong>bij</strong> het lied. Tussen de koepletten<br />

kan een klankspel gemaakt worden, zoals<br />

dit elders op deze pagina staat weergegeven.<br />

bla-bb-bla<br />

bla-bla-bla applaus<br />

Aankondiging door circusdirecteur<br />

circuspaardjes<br />

(tongklakken)<br />

,,oh oei!!'<br />

acrobaten<br />

applaus<br />

applaus<br />

tromgeroffel trapeze<br />

(vingers tikken) ,,O"<br />

102<br />

applaus<br />

Ritme. Het contrastritme na 'circus*, 'trape<br />

ze' en 'olifanten* kan meegespeeld of ge-<br />

klapt worden.<br />

Liedbegeleiding. Tweede stem voor de blok-<br />

fluit. Deze staat onderaan de pagina hier-<br />

naast.<br />

Circusspel. Regelmatig worden er op de<br />

televisie circusvoorstellingen vertoond. De<br />

leerkracht kan dan met een cassetterecorder<br />

de <strong>bij</strong>passende muziek opnemen en deze la<br />

ter in de klas laten horen. De kinderen mogen<br />

dan raden welk circusnummer er <strong>bij</strong> dat<br />

muziekje zou passen. De muziek 'volgt* als<br />

het ware het nummer, maakt spanning en<br />

gevaar hoorbaar met tromgeroffel en het<br />

eind met een fanfare.<br />

In de gymzaal kunnen enkele kinderen een<br />

circustoer doen, zoals over de evenwichtsbalk<br />

lopen, op de handen staan, een stok<br />

laten balanceren, galopperende circuspaarden<br />

nadoen. Een 'orkest' kan deze nummers<br />

van een passende begeleiding voorzien en<br />

letten op het tempo, de hoogtepunten als<br />

het moeilijk wordt, en het vrolijke slot als<br />

alles goed is gegaan en het publiek applaudiseert.


4 1<br />

3^ •L2-<br />

1 ^<br />

4<br />

4<br />

Liedje 48<br />

in het cir - cus kirn je leeu-wen zien, een tro-<br />

i G<br />

pe - 2e en een tram — po — lien.<br />

p<br />

fian<br />

G<br />

j<br />

aw C<br />

- ten en een - vi<br />

D?<br />

o - li-<br />

— aan, heb jc<br />

zin om naar hefc cir - cus toe te gacrn<br />

in het circus zijn de clowns te zien<br />

circuspaarden, beren bovendien<br />

mooie kunstjes van een baviaan<br />

ga maar kijken want het circus komt er aan.<br />

i<br />

103


49. Otto, mijn vriend<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. Soms kan het verduidelijken<br />

van de melodie-opbouw het aan<strong>leren</strong> versnellen.<br />

Bij dit lied kunnen we de kinderen<br />

zeggen, dat de melodie van de eerste twee<br />

regels gelijk is aan de melodie van de laatste<br />

helft. ,,Als je het wijsje half kent, ken je<br />

het dus al helemaal."<br />

Spel. Iemand kan voor clown spelen. Dit<br />

wordt door het grappige geluid van een<br />

schuiffluit begeleid. De clown kan meelopen<br />

in een circusoptocht, waarin artiesten en<br />

dieren meelopen, en waar<strong>bij</strong> het circusorkest<br />

speelt. De optocht marcheert op het ritme<br />

van:<br />

j u n j<br />

ot-to de clown enz.<br />

Dit ritme kan afwisselend sneller en langzamer<br />

gespeeld worden. Het loopritme wordt<br />

hier<strong>bij</strong> aangepast.<br />

104<br />

Dansje. De circus-directeur geeft een groepje<br />

clowns de opdracht een dansje in te studeren<br />

voor de voorstelling. Hij geeft aan de<br />

clowns een plattegrond vvaarop staat hoe ze<br />

achter elkaar moeten lopen. Steeds als de<br />

lijn stopt moeten ze stil staan, punten kun<br />

nen betekenen 'springen' (grote punten: gro-<br />

te sprongen). Laat het daarna ook eens begeleiden<br />

door twee instrumenten. De lijn<br />

door melodie-instrumenten, de punten door<br />

een trommel.<br />

Liedbegeleiding. Tweede stem voor de blokfluit<br />

onderaan de pagina hiernaast.


1<br />

gm<br />

Liedje 49<br />

dm<br />

ik heb een vriend in het cir — cus.<br />

ot - to de clown speclt trom -<br />

cn treed fc hy<br />

gm<br />

dm<br />

r r i r<br />

F<br />

- peb<br />

op in de pi — ste, dan<br />

je het uit van de prct,<br />

el A—l 1<br />

—n _z 1<br />

hij maakt een grap of een grapgrol<br />

en als hij rent door de tent<br />

maakt ie een val of een koprol<br />

otto de clown heeft talent<br />

otto, die draagt reuze schoenen<br />

hij heeft een pruik, ruiten jas<br />

wit is zijn wang, rood zijn neusje<br />

*k wou dat ik zelf otto was.<br />

112<br />

f—<br />

1 .<br />

105


50. Lariekoek<br />

vV<br />

Op bladzijde 14 van werkboekje 3 <strong>bij</strong> Veilig<br />

<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> staat een oefening met vreemde<br />

samengestelde woorden: ijspaard, zeebeer,<br />

tijhoorn, nijlhond en neusger. Naar aanleiding<br />

van deze oefening is het liedje ,,Larie<br />

koek" geschreven. Het is een lied over het<br />

landje Lariedom waar de mensen andersom<br />

praten. Daardoor wordt een poes soep en<br />

tak wordt kat. De omkeerwoorden uit het<br />

liedje kunnen op het bord geschreven worden.<br />

De kinderen proberen nu te ontdekken<br />

om welke woorden het eigenlijk gaat.<br />

106<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. Het lied is een onzinliedje,<br />

waarin sommige woorden omgekeerd of verwisseld<br />

vvorden. Het moet in een swingtempo<br />

gezongen worden. Als goed voorbeeld<br />

van swing kunnen we muziek van Glen<br />

Miller (<strong>bij</strong>voorbeeld 'In the Mood') laten<br />

horen. De kinderen kunnen de koepletten<br />

'vertalen'. Wellicht zijn er meer onzin-<br />

teksten te bedenken.<br />

Ritme. Het liedje wordt begeleid met een<br />

tamboerijn of andere slaginstrumenten.<br />

Deze spelen altemaal hetzelfde swingende<br />

ritme:<br />

3 J 3 Jen,<br />

Liedbegeleiding. Basmelodie onderaan de<br />

pagina hiernaast.


4<br />

Liedje 50<br />

in't klei-ne Icmd-je fa - ri - dom, ver weg hier van-daan<br />

pra - ten men - sen an - dere - om<br />

B7 - em<br />

A7 D? ^ G<br />

fa - rie - koek, zo Heet de krant, lees jc in dat land.<br />

A7 D<br />

maar de zin-nen raar en krom klin-ken o -lie - dom.<br />

kijk de soep zit voor het raam (poes)<br />

ik ruik aan een soor (roos) *<br />

en de mus zit op de kat (tak)<br />

lor een lab naar koos (rol - bal)<br />

sum je hebt een mooie pok (mus - kop)<br />

tee je ook een peer (eet)<br />

nee ik tee een rode riep (eet - pier)<br />

die is eindeloos<br />

in 't kleine landje lariedom<br />

ver weg hier vandaan<br />

praten mensen andersom<br />

kun jij ze verstaan?<br />

■0- # ■0 #<br />

0—•<br />

0 0<br />

kijk een ijspaard in een luik (kuil)<br />

nijlbeer in de zon (ijsbeer - nijlpaard)<br />

pook een ijsco <strong>bij</strong> een rak (koop - kar)<br />

kijk daar loopt een non<br />

drink een loca uit een self (cola - fles)<br />

in de dierennuit (tuin)<br />

wil ik elke gad wel zijn (dag)<br />

als het even kon<br />

in 't kleine landje lariedom<br />

ver weg hier vandaan<br />

praten mensen andersom<br />

kun jij ze verstaan?<br />

G<br />

i mmfine<br />

D.C.<br />

107


51. Leida, de grapheks<br />

Op pagina 18 van werkboekje 3 <strong>bij</strong> Veilig<br />

<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> staat een oefening waar<strong>bij</strong> Leida,<br />

de heks, allerlei vreemde dingen tovert. Het<br />

liedje sluit zowel wat tekst als melodie be-<br />

treft <strong>bij</strong> deze oefening aan.<br />

Dansje. De kinderen mogen <strong>bij</strong> het eerste<br />

koeplet in groepjes een dansje (bewegingen<br />

<strong>bij</strong> het liedje) verzinnen. Bijvoorbeeld: Lei<br />

da tovert, lacht, kijkt in haar boek, zegt<br />

een toverspreuk. Die toverspreuk wordt met<br />

een (verdraaide) heksestem uitgesproken.<br />

Leida kan dreigend haar vinger opsteken,<br />

eerst blij, maar dan angstig naar de lucht<br />

kijkend.<br />

108<br />

Improvisatie. De kinderen kunnen nog an-<br />

dere toverspreuken verzinnen:<br />

sim sala bim<br />

hokus pokus pilatus pas<br />

hatsie kiele kiele knotsie bom.<br />

Bij het lied kan tovermuziek verzonnen wor<br />

den: Aan het eind van het eerste koeplet<br />

wordt het steeds spannender: of er iets uit<br />

de lucht zal vallen? Dat spannender worden<br />

kunnen we met een roffel op een trom uit-<br />

beelden, van zacht naar sterk. Tenslotte in<br />

de muziek laten horen dat het gelukt is. Dat<br />

kan <strong>bij</strong>voorbeeld door een harde klap op<br />

een bekken, of een melodietje op de xylo-<br />

foon of het klokkenspel. Daarna valt er van<br />

alles uit de lucht en wordt het tweede koe<br />

plet gezongen.<br />

Liedbegeleiding. Tweede stem voor blokfluit<br />

of klokkenspel:


&<br />

Liedje 51<br />

j em<br />

lei — da Is ecn grap - heks<br />

A em<br />

i 1<br />

to — vert weer iets<br />

geks ze k'ykfc in haar to - ver - boek.<br />

ja je stciat per - plex zegt: a - bra-ca-<br />

da- bra. brouwt wat in een pan<br />

val<br />

DA D?<br />

D<br />

- len, maar wat valt er dan ?<br />

A<br />

3<br />

val - len, maar wat valt er dan f<br />

kruimels, druppels, appels<br />

kikkers, guldens, room<br />

wortels, muizen, ei-kels<br />

rupsen in een boom<br />

klompen, heksen, kussens<br />

stuivers en nog meer<br />

leida is een grapheks<br />

tover nog een keer<br />

leida is een grapheks<br />

tover nog een keer<br />

toverspreuk:<br />

gripsie, grapsie, gree<br />

A<br />

gripsie, grapsie, groep<br />

mijn naam is leida floep<br />

ik tover hier, ik tover daar<br />

re - gen moetnu<br />

re - gen moetnu<br />

D<br />

ik maak van jou een klapsigaar<br />

ping, pang, poep, ha, ha, ha<br />

109


52. Bah, wat een weer<br />

Leesboekje 8 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> heet:<br />

Wat een poppenkast. Dit lied sluit aan <strong>bij</strong><br />

de tekst van de pagina's 2 en 3. Als Stef uit<br />

school naar huis toe gaat, regent het heel<br />

hard: ,,Bah, wat een weer!*'<br />

Geluiden. Dit liedje kan <strong>bij</strong> slecht en <strong>bij</strong><br />

mooi weer gezongen worden. Aan welke ge<br />

luiden denken we <strong>bij</strong> slecht weer? Regen,<br />

hagel, storm. En <strong>bij</strong> mooi weer? Vogeltjes<br />

fluiten, mensen lopen in de zon, ik hoor ie-<br />

mand fietsen, ik hoor de ijscoman.<br />

Klankspel. Van beide weertypes kunnen we<br />

een klankspel maken. Op welk instrument<br />

kunnen we regen nadoen? Op welk hagel?<br />

Enzovoort. Wanneer er weinig instrumenten<br />

aanwezig zijn op een school (wat meestal<br />

het geval is), kunnen we voorwerpen uit de<br />

klas gebruiken of kunnen geluiden met vin-<br />

gers of mond gemaakt worden.<br />

Kies <strong>bij</strong> een klankspel altijd een soort van<br />

verklanking: of instrumenten, of geluiden<br />

met de mond, of geluiden met voorwerpen.<br />

Maak als leerkracht een partituur en laat de<br />

kinderen in groepjes het klankspel verzin-<br />

nen. Wanneer zij ai vaker klankspelletjes<br />

gemaakt hebben, kunnen ze misschien ook<br />

zelf een partituur maken. Een voorbeeld<br />

van een partituur treft u elders op deze pa-<br />

gina aan.<br />

Binnen de groepjes moet iedereen weten wat<br />

hij moet doen. De kinderen moeten goed op<br />

elkaar letten en naar elkaar luisteren. Ze<br />

moeten precies weten en laten horen wan<br />

neer het afgelopen is. Na afloop van elk<br />

klankspel bespreekt de leerkracht het kort.<br />

Wie ging te lang door? Wie zat zomaar iets<br />

te doen? Hoe was het om er naar te<br />

luisteren?<br />

110<br />

motregen wind stortregen<br />

hagel storm bliksem ,,kggg'<br />

wind<br />

donder<br />

Ademoefening. De kinderen zingen op twee<br />

tonen (so-mi) het woord 'zomerwind'. Bij-<br />

voorbeeld op het roepmelodietje: kom maar<br />

e-ten.<br />

Eerst doen we dit tegelijk met de hele klas,<br />

daarna kunnen de kinderen in groepjes on-<br />

gelijk inzetten. Er zijn natuurlijk nog meer<br />

mogelijkheden om zomerwind te zingen.<br />

J J J<br />

zo-mer-wind<br />

J J J<br />

zo-mer-wind<br />

J J J<br />

zo-mer-wind<br />

J J<br />

zo-<br />

o<br />

mer- wind<br />

Liedbegeleiding. Een tvveede stem <strong>bij</strong> het<br />

lied treft u aan onderaan de pagina hier-<br />

naast.


&=n=3<br />

i t<br />

boh!<br />

A<br />

Liedje 52<br />

wat een weer van — daag<br />

D DA<br />

bah! wafc een weer dab noe— men ze nou<br />

zo — mer bah! wat een weer,<br />

D<br />

J '<br />

fijn! lekker weer vandaag<br />

fijn! lekker weer<br />

dat noemen we pas zomer<br />

fijn! lekker weer.<br />

111<br />

\t$«j/


53. Woensdagmiddag in de regen<br />

112<br />

r J j<br />

Op pagina 4 en 5 van leesboekje 8 wordt<br />

beschreven dat Stef zich verveelt op woens<br />

dagmiddag. Hij kan niet buiten spelen, om-<br />

dat het hard regent. ,,Ga Rik dan halen",<br />

zegt moeder, ,,en ga met hem op zolder<br />

spelen." Het lied ,,Woensdagmiddag in de<br />

regen" sluit op dit tekstfragment aan.<br />

Liedbegeleiding. De tweede stem voor de<br />

blokfluit staat onderaan de pagina.<br />

j Jl r


f r.<br />

an<br />

wocns — dag- mid-dag<br />

gm<br />

C7<br />

Liedje 53<br />

wie speelt cr met<br />

als hefc kan kom woon je flier vlak<br />

wat een wccr van - re -r gen valt om<br />

kom je spe-len als ik het<br />

F<br />

dm<br />

F<br />

±<br />

113


54. Kijk daar, de poppen<br />

van de poppenkast<br />

Dit liedje sluit het beste aan op de tekst van<br />

pag. 6 en 7 uit leesboekje 8 van Veilig <strong>leren</strong><br />

<strong>lezen</strong>. Omdat het zo'n vies weer is, gaan<br />

Rik en Stef op zolder spelen. Daar vinden<br />

ze allerlei poppenkastpoppen. Over die pop<br />

pen gaat dit liedje: slappe poppen, zwieber-<br />

poppen, stijve poppen, boze poppen.<br />

Uitbeelden. Bij het zingen van het lied kan<br />

steeds een deel van de klas een pop (slappe<br />

pop, zwieberpop, enz.) uitbeelden.<br />

Een verhaal. De leerkracht vertelt het ver-<br />

haal. De kinderen spelen de poppen uit het<br />

verhaal. Als er iets verteld wordt, staan ze<br />

stil. Als ze muziek horen, gaan ze spelen.<br />

De leerkracht is verteller en muzikant tege-<br />

lijk en vertelt het volgende verhaal:<br />

Op de hoek van een stationnetje stond een<br />

muzikant (de leerkracht laat muziek horen).<br />

Elke dag kwamen er kinderen voor<strong>bij</strong>. Deze<br />

dansten op de muziek. Als de muziek stop-<br />

te, dansten ze niet meer. De kinderen wer-<br />

den er zo vrolijk van dat ze heel licht en<br />

mooi dansten. En als de muziek stopte, ga-<br />

ven ze de muzikant wat geld.<br />

Op een dag stopte er een trein. De kinderen<br />

lopen in een lange rij en luisteren naar de<br />

motor van de trein (trommel of schellen-<br />

ring). Alie kinderen stappen uit, maar ook<br />

een tovenaar die de kinderen omtoverde in<br />

poppen. De poppen konden niet praten en<br />

stonden heel stil. De muzikant kwam die<br />

morgen en zag geen kinderen. Hoe hij ook<br />

riep, er kwam geen antwoord. Wei zag hij<br />

allemaal poppen. Bedroefd nam hij zijn in<br />

strument en floot een droevig wijsje. Tot<br />

zijn verbazing zag hij dat de poppen gingen<br />

lopen en droevig keken. Maar natuurlijk<br />

was dit geen gewoon instrument, het was<br />

een toverfluit. Al kon hij dan de kinderen<br />

niet terugtoveren, hij kon wel de poppen<br />

114<br />

van ailes laten doen. Vrolijk dansen, Iaten<br />

huilen, boos laten worden, bang, slap, laten<br />

zwieberen, het koud laten krijgen, enz.<br />

(Speel al deze stemmingen en karakters mee<br />

en verzin er nog meer.)<br />

De muzikant ging met de poppen naar de<br />

stad. Daar zagen ze nog meer poppen: mo-<br />

depoppen, poppenkastpoppen, poppen om<br />

mee te spelen. Op een dag waren alle pop<br />

pen met de trein meegegaan. De trein stopte<br />

weer op het station. De machinist bleek de<br />

tovenaar die de kinderen had omgetoverd in<br />

poppen. Hij was in een vrolijke bui en to-<br />

verde de poppen vveer om in kinderen. Wat<br />

waren die blij en ze dansten en zongen van<br />

plezier. Ze maakten een kring en begonnen<br />

te zingen.


Liedje 54<br />

kyk daar kyk daar , wy zyn de pop-pen-<br />

spe-lers. kyk my kyk haar<br />

zyn<br />

F<br />

hou me<br />

F<br />

de slap - pe pop - pen van de pop - pen- kast.<br />

dus te - gen, hou me dus maar vast, dan<br />

F<br />

C G? C<br />

heb je van die slap - pe pop - pen geen lasb.<br />

kijk daar, kijk daar<br />

wij zijn de poppenspelers<br />

kijk mij, kijk haar<br />

wij zijn de zwieberpoppen<br />

van de poppenkast<br />

hou me dus maar tegen<br />

hou me dus maar vast<br />

dan heb je van die<br />

zwieberpoppen geen last<br />

kijk daar, kijk daar<br />

wij zijn de poppenspelers<br />

kijk mij, kijk haar<br />

wij zijn de stijve poppen<br />

van de poppenkast<br />

hou me dus maar tegen<br />

hou me dus maar vast<br />

dan heb je van die<br />

stijve poppen geen last<br />

I<br />

c<br />

kijk daar, kijk daar<br />

wij zijn de poppenspelers<br />

kijk mij, kijk haar<br />

wij zijn de boze poppen<br />

van de poppenkast<br />

hou me dus maar tegen<br />

hou me dus maar vast<br />

dan heb je van die<br />

boze poppen geen last<br />

115


55. Jan Klaassen en Katrijn<br />

Op de pagina's 10, 11 en 12 van Veilig <strong>leren</strong><br />

<strong>lezen</strong> 8 wordt beschreven hoe Rik en Stef<br />

poppenkast spelen voor hun ouders en voor<br />

Olga. Ze spelen een stuk van Jan Klaassen<br />

en Katrijn. Het liedje ,,Jan Klaassen en<br />

Katrijn*' sluit goed aan <strong>bij</strong> dit verhaalfragment.<br />

Ook kan dit liedje gezongen worden<br />

als men de leerlingen zelf poppenkast-<br />

voorstellingen in de klas laat verzorgen.<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. In de eerste maat: ,,Zie je<br />

die" wordt elk woord lang gezongen. Dit<br />

wordt aangeduid door het teken /T\<br />

Lied uitbeelden. Bij het eerste koeplet bewegen<br />

enkele kinderen die de poppen voorstellen,<br />

als mensen. Bij het tweede koeplet<br />

daarentegen spelen ze als poppen, ze bewegen<br />

anders. Tussen het zingen van het eerste<br />

en het tweede koeplet kan een situatie uitgespeeld<br />

worden die de kinderen zelf hebben<br />

verzonnen.<br />

116<br />

Grafische notatie. Een grafische notatie kan<br />

geluiden en de volgorde daarvan vastleggen.<br />

Zie het voorbeeld hieronder.<br />

jan loopt katrijn praat<br />

/VWN /WV\<br />

t<br />

de dokter belt<br />

L de dokter spuit<br />

i jan rent<br />

1


Liedje 55<br />

pop- pzn m de pop - pen - kast?<br />

wat aar-dlg , kl/k eens wat een ra - re<br />

D<br />

-d^ , 'tlykfc wel oF heb men-sen<br />

e)gen-aar-dig 'tzyn jan klaas-sen en ka - -<br />

A?<br />

kwast!<br />

Zie je die kind'ren voor de klas daar staan<br />

wat aardig, kijk nu ze bewegen gaan<br />

merkwaardig, 't lijkt wel of het poppen zijn<br />

eigenaardig, 't zijn jan klaassen en katrijn.<br />

117


56- Rommellied<br />

Op de pagina's 24 e.v. van leesboekje 8 spe-<br />

len de kinderen een poppenkastspel voor<br />

andere kinderen uit de buurt. Ze spelen een<br />

spel waarin Katrijn Jan Klaassen probeert te<br />

<strong>leren</strong> dat hij niet zo'n rommel moet maken.<br />

Katrijn zou daarvoor dit ,,Rommellied"<br />

kunnen zingen.<br />

Ritme. De kinderen mogen opschrijven, wat<br />

er allemaal voor rommel in de kamer ligt.<br />

De woorden komen in rijtjes op het bord.<br />

In elk rijtje staan woorden die op dezelfde<br />

manier geklapt kunnen worden.<br />

krant<br />

doos<br />

schil<br />

J<br />

ap-pel<br />

as-bak<br />

kop-jes<br />

sui-ker-pot<br />

o-lie-bol<br />

Het lied wordt gezongen en alle woorden<br />

met twee lettergrepen worden meegeklapt.<br />

Twee kinderen spelen op een ritme-<br />

instrument respectievelijk:<br />

j nt<br />

doos en o-lie-bol<br />

Eerst na elkaar, daarna gelijktijdig: 'de olie-<br />

bol gaat de doos in*.<br />

J<br />

doos<br />

-TD J<br />

o-lie-bol<br />

J<br />

doos<br />

n j<br />

enz.<br />

Het kind dat J moet spelen, kan eventueel<br />

in zichzelf do-hoos zeggen.<br />

Met deze beide ritmen als begeleiding kan<br />

het lied gezongen worden.<br />

118<br />

Klankspel. Twee kinderen maken op een<br />

klokkenspel een gesprek tussen Jan Klaassen<br />

(die normaal praat) en Katrijn (die sneller<br />

en hoger spreekt). Of tussen Katrijn (snel en<br />

hoog) en de dokter (langzaam en laag).<br />

Grafische notatie. De klankvoorstelling<br />

wordt gestimuleerd door de spreekhoogte en<br />

het tempo grafisch vast te leggen:<br />

hoog<br />

Maag<br />

jan klaassen<br />

/WWWAWW<br />

katrijn<br />

dokter<br />

Liedbegeleiding. Op een klokkenspel, met<br />

alleen de noodzakelijke klankstaven, is de<br />

melodie onderaan de pagina hiernaast ge-<br />

makkelijk te spelen. Dit kan in combinatie<br />

met de eerder beschreven ritmes.<br />

D E G A<br />

__ ■<br />

D


m<br />

as<br />

G<br />

Liedje 56<br />

de ka — mer is vol<br />

A<br />

rom-mcl, de<br />

bak is prop-vol. het klok — huis van een<br />

A<br />

op- pel, wafc kop-jes en de sui-ker-pofc, een<br />

hal — ve o - lie — — bol.<br />

D<br />

de melk, de doos met koekjes<br />

de schil van een banaan<br />

de krant ligt op het vioerkleed<br />

wie ruimt die rommel netjes op?<br />

ik kan niet eens meer staan.<br />

37~Z<br />

-9 "XT"<br />

i<br />

119<br />

N^jUS/


57. In de poppenkast<br />

Jan Klaassen is alleen thuis. Hij heeft weer<br />

eens flink rommel gemaakt. Opeens gaat de<br />

bel en komt de dokter op bezoek. Als de<br />

dokter de kamer binnenloopt, glijdt hij uit<br />

op de schil van een banaan.<br />

Het tweede koeplet van het liedje ,,In de<br />

poppenkast" sluit op dit verhaalfragment<br />

aan. Het fragment staat in Veilig <strong>leren</strong><br />

<strong>lezen</strong> 8 op de pagina's 26 en 27.<br />

120<br />

Spel <strong>bij</strong> het lied. Een groepje van zes kinderen<br />

voert een poppenspel op, waar<strong>bij</strong> niet<br />

wordt gesproken. In het groepje spelen drie<br />

poppen en drie instrumenten. De instrumen-<br />

ten volgen de bevvegingen van de poppen.<br />

Tevoren verzint de leerkracht met de kinde-<br />

ren een eenvoudig verhaal: een prinsesje<br />

verdwaalt, ze komt een hond (beer) tegen,<br />

de jager redt haar. Of: Jan Klaassen maakt<br />

rommel in de kamer en Katrijn loopt te<br />

mopperen en laat Jan alles weer opruimen.<br />

Of: Jan Klaassen is ziek, maar hij is bang<br />

voor de dokter. Als Katrijn de dokter heeft<br />

geroepen, krijgt Jan een spuitje.<br />

Verschillende groepjes kunnen elk een ver<br />

haal spelen. Voorafgaand aan elke 'voor-<br />

stelling' wordt het eerste koeplet van het<br />

lied gezongen.<br />

Liedbegeleiding. Een tweede stem voor de<br />

blokfluit treft u aan onderaan de pagina<br />

hiernaast.


Liedje 57<br />

pop - pen - kosb is het fyn.<br />

- ne gor - dyn.<br />

wie be - - ginfc en wab zal zyn,<br />

is jan klaassen wel goed gezond?<br />

glijdt de dokter uit op de grond<br />

kom dat zien! ze maken het bont<br />

loopt een grapheks giechelend rond<br />

hi, hi, hi<br />

m j j i<br />

F<br />

121


58. Kikkerlied<br />

Op bladzijde 32 van werkboekje 3 <strong>bij</strong><br />

Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> staan twee versjes over<br />

kikkers: Kikkerbruiloft en De verkouden<br />

kikkertjes. Het ,,Kikkerlied"past hier<strong>bij</strong>.<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. Het koeplet kan door een<br />

klein groepje of als solo gezongen worden,<br />

het refrein door alien. De tekst van het ref<br />

rein kan ook alleen op 'kwaaaak' gezongen<br />

worden: 'dan zijn we allemaal kikkers'.<br />

Nog een variatie: de melodie van het koep<br />

let wordt geneuried en het refrein vvordt op<br />

'Kwaaaak' gezongen.<br />

122<br />

Dansje. Op het refrein kan een kikkerdansje<br />

verzonnen worden, <strong>bij</strong>voorbeeld:<br />

Kwakende kvvebbel kikkerkwab: op de<br />

plaats 'licht' door de knieen buigen.<br />

'k Weet niet eens . . .: naar rechts hippen.<br />

Kwakende . . .: op de plaats door de<br />

knieen buigen.<br />

'k Weet niet eens . . .: naar links hippen.


4<br />

Liedje 58<br />

* o<br />

• *■ *<br />

■xfcr<br />

1. in dc sloofc zit kik - ker-dril he-le klei-ne<br />

D D em<br />

# #<br />

bol - k - fcjes—, gia - zig met zzn zwar - te pit<br />

A P refrein; Q<br />

kik - kers in nun hoi - le - tjzs<br />

D a<br />

kik - ker<br />

a<br />

kwa - ken<br />

A<br />

. kwa -ken - de kweb-bel,<br />

— kwab— 'kweet niet eens of ik't zeif we\ snap-<br />

- de kweb - bel kik - ker kwab —<br />

'kwcet niefc eens of ik't zelf wel snap<br />

D<br />

in de sloot zit kikkervis<br />

hele kleine slangetjes<br />

kopjes met een zwarte staart<br />

kleine groene wangetjes. Refrein.<br />

in de sloot zit kikkervolk<br />

links en rechts, in west en oost<br />

hoor ze daar nou groen en groot<br />

kwaken <strong>bij</strong> het eendekroos. Refrein.<br />

I<br />

123


59. Wie kent het sprookje?<br />

Het lied ,,Wie kent het sprookje?'* is heel<br />

geschikt om te zingen <strong>bij</strong> de introductie van<br />

het leesboekje 9 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>. De<br />

kinderen worden erin aangespoord het<br />

boekje te <strong>lezen</strong>: ,,Wie kent het sprookje<br />

Doornroosje? Lees in je boek, beleef het<br />

mee . . . Hoe is het sprookje afgelopen en<br />

wat vertelde de goede fee?"<br />

Dansje. Tijdens het zingen van het eerste<br />

koeplet danst een kind de boze fee. Bij het<br />

tweede koeplet danst een ander kind de goe<br />

de fee. Beiden kunnen zichzelf begeleiden<br />

met een tamboerijn of een schellenstokje.<br />

124<br />

Een dansje voor de hele klas. De kinderen<br />

lopen in een kring achter elkaar. Op de<br />

helft van het lied <strong>bij</strong> 'wie was haar va-<br />

der . . .' lopen ze de andere kant op. De<br />

boze fee danst precies in de tegengestelde<br />

richting. Aan het einde van het eerste koep<br />

let, stopt de boze fee, zegt een toverspreuk<br />

en geeft de tamboerijn aan een ander kind<br />

(de goede fee). De kring loopt op het<br />

walstempo:<br />


Liedje 59<br />

wie kent het sprook - je doom<br />

em<br />

roos - je?<br />

in je boek, be - - leef het mee .<br />

wie was haar<br />

G<br />

va - - der<br />

D<br />

A?<br />

D<br />

haar moe -<br />

m<br />

en wafc ver - tel - de de bo — ze fee?<br />

wie kent het sprookje doornroosje?<br />

lees in je boek, beleef het mee<br />

hoe is het sprookje afgelopen?<br />

en wat vertelde de goede fee?<br />

der<br />

D<br />

125


60. Het kasteel<br />

Op pagina 2 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 9 wordt<br />

een sfeerbeschrijving gegeven van het<br />

kasteel en de omgeving ervan. De sfeer kan<br />

verder verlevendigd vvorden met behulp van<br />

het liedje ,,Het kasteel*'.<br />

Geluidenimprovisatie. Bijen zoemen in de<br />

tuin. De leerkracht tekent op het bord ver-<br />

schillende manieren van zoemen en vraagt<br />

hoe dat zou klinken.<br />


\iefoj^<br />

■y<br />

i Liedje 60<br />

# in een land hier ver van - daan<br />

G C C<br />

teel in de vlj - ver zwom<br />

J r J J<br />

G F<br />

op de ak - k.ers ^roei - de graan , in<br />

F C<br />

stond een mooi kas-<br />

F C<br />

een<br />

• • J' J<br />

de tuin de<br />

G7 C<br />

bloe — men hoor de by — en zoe - men.<br />

het kasteel was heel erg oud<br />

sprookjes die bestaan<br />

en de poort was van dik hout<br />

muren breed, een straat van goud<br />

zie de bloemen groeien<br />

en de roosjes bloeien.<br />

127


61. Doornroosje<br />

Het lied ,,Doornroosje** bestaat uit twee<br />

koepletten. In het eerste koeplet beklimt<br />

Doornroosje de hoge toren. Daar komt ze<br />

de boze fee tegen. Doornroosje prikt zich<br />

aan het spinnewiel en valt in slaap. Dit<br />

koeplet kan gezongen worden in aansluiting<br />

op de tekst van de pagina*s 18, 19, 20 en 21<br />

van het leesboekje.<br />

Het tweede koeplet sluit aan <strong>bij</strong> de pagina's<br />

30, 31 en 32. Na lezing van deze pagina's<br />

kan het tweede koeplet worden toegevoegd<br />

en tenslotte kan het hele liedje worden<br />

gezongen.<br />

128<br />

Klankspel. De klas wordt in drie groepen<br />

verdeeld:<br />

Groep 1 fluistert: Doornroosje, slaap een<br />

poosje (steeds herhalen).<br />

Groep 2 zucht: rustig, als iemand die slaapt.<br />

Groep 3 speelt zachte tonen op xylofoons,<br />

klankstaven, metallofoons, klokkenspelen.<br />

De roosjes groeien. Dan wordt het liedje<br />

gezongen.<br />

Honderd jaar is lang, als je alleen maar<br />

zuchten hoort en een klok zacht hoort tik<br />

ken. Twee kinderen kunnen dit uitbeelden<br />

(woodblok - zuchten). Als we voldoende in-<br />

strumenten hebben, kunnen we dit regelma-<br />

tig tikken van de klok onderbreken door het<br />

lied of het klankspel.<br />

Liedbegeleiding. Een tweede stem voor de<br />

blokfluit staat onderaan de pagina hier-<br />

naast.


#<br />

■da<br />

Liedje 61<br />

doom - roos~je, slaap een poos-je<br />

em a<br />

2<br />

in de ho-ge<br />

i<br />

to - ren -top. rvs - tig s\a -pen, a - pe -ga -pen<br />

roos - jes groei - en ho - ger — op<br />

A bm G D<br />

D G D<br />

t<br />

doom - roos -je<br />

merkfc niet veel diep in rust is het kas - teel.<br />

doornroosje waarom bloos je?<br />

ben je door een prins gekust?<br />

waarom sliep je?<br />

niemand riep je<br />

je bent vast goed uitgerust<br />

doornroosje, mijn prinses<br />

leidt de prins naar het bordes.<br />

D<br />

129


62. Altijd wat<br />

Als afsluiting van leesboekje 9 van Veilig<br />

<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> (Doornroosje) kan dit liedje worden<br />

gezongen: Altijd wat. In dit liedje komen<br />

enkele elementen uit Doornroosje voor:<br />

roosjes hebben dorens, sprookjes hebben<br />

prinsen, de prinses bemint ze. Verder is dit<br />

gewoon een lekker mee-zing-lied en daardoor<br />

een fijne afsluiting van het leesboekje.<br />

Tekstimprovisatie. In het eerste koeplet kan<br />

de tekst na 'weet je wat ik nog niet heb gehad'<br />

gevarieerd worden, <strong>bij</strong>voorbeeld door:<br />

mensen hebben oren en een neus van voren;<br />

fietsen hebben bellen, kleine schoenen<br />

knellen.<br />

Geluiden. Naar aanleiding van het tweede<br />

koeplet kunnen auto-geluiden gei'miteerd<br />

worden: vrachtauto's (zwaar), personenauto's<br />

(licht). Ook kan gei'miteerd worden hoe<br />

de auto's rijden: snel of langzaam.<br />

'Altijd wat' kun je ook zeggen van de gelui<br />

den die overal en altijd te horen zijn. De<br />

klas gaat even naar buiten om goed te<br />

luisteren en met de opdracht om straks alles<br />

te tekenen wat ze gehoord hebben. Wie dat<br />

kan, mag het geluid zelf tekenen en misschien<br />

kan ook het woord, zoals 'fiets' of<br />

'auto' op de tekening geschreven worden.<br />

Zie het voorbeeld hieronder.<br />

130<br />

Ritme. Het liedje swingt, als het meegeklapt<br />

wordt op het ritme: J J<br />

Liedbegeleiding. Op het klokkenspel kan het<br />

volgende voorspel en tussenspel gespeeld<br />

worden: D Cis B A, D Cis B A, D Cis B<br />

A, D. Zie de noten onderaan de pagina<br />

hiernaast.<br />

A B Cis D


D<br />

Liedje 62<br />

l*» J— J_ J_ J_<br />

hond-jes heb-ben skaar - ten , bak - kers bak - ken<br />

G D<br />

taar - ten , weefc je Vat ik<br />

AD G<br />

had? koe-ien heb-ben ho - rens ,<br />

G D A<br />

J j J<br />

nog niet heb ge<br />

D<br />

j j<br />

ker - ken dra -gen<br />

to - rens , roos - jes heb - ben do - rens aan nun blfld.<br />

sprookjes hebben prinsen<br />

de prinses bemint ze<br />

lees maar zelf je vindt ze overal<br />

mensen in de regen<br />

bomen kom je tegen<br />

auto's op de wegen met geknal.<br />

D<br />

131


63. Arme vogel Job<br />

Het tiende leesboekje van de methode Veilig<br />

<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> heet: Het droevige huis. Het ver-<br />

haal gaat over twee kinderen die regelmatig<br />

<strong>bij</strong> een ouder echtpaar op bezoek gaan. In<br />

het verhaal staan twee nare, droevige ge-<br />

beurtenissen centraal, namelijk de dood van<br />

vogel Job en de gedwongen verhuizing van<br />

het echtpaar naar een bejaardenhuis.<br />

Het liedje ,,Arme vogel Job" kan gezongen<br />

worden in aansluiting op het gelijknamige<br />

hoofdstuk uit het leesboekje. Dit hoofdstuk<br />

staat op de pagina's 4, 5 en 6.<br />

132<br />

Luisteren naar muziek. We kunnen de kin<br />

deren enkele muziekfragmenten laten horen<br />

en hen vragen, welke muziek ze droevig vin-<br />

den. Tijdens het beluisteren van een stukje<br />

droevige muziek kunnen ze de dode pape-<br />

gaai Job tekenen.


.jazz<br />

ge- le.blau-we, paar-sz, groe-ne<br />

Es _ Bes<br />

Wat een ve - ren, woordjes le<br />

As Bes<br />

op een rot-dag, om te huf- len,<br />

Es Bes<br />

Liedje 63<br />

Es<br />

ar - me vo - ge!<br />

Es<br />

pa - pc-gaai- e<br />

Es<br />

Bes<br />

job<br />

Bes<br />

kop<br />

As<br />

ben je dood ge-gaan.<br />

E$ Bes 7 Es<br />

wat ver- drie-tig, zfe op ta-fel 'tle-ge kooi-tjc staan.<br />

gele, blauwe, paarse, stille,<br />

arme vogel job<br />

welterusten, slaap voor altijd<br />

papegaaiekop<br />

in een kuil ben je begraven<br />

lig je in een graf<br />

ben je blij, ben je verdrietig?<br />

vraag ik me soms af.<br />

133


63. Arme vogel Job<br />

Het tiende leesboekje van de methode Veilig<br />

<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> heet: Het droevige huis. Het verhaal<br />

gaat over twee kinderen die regelmatig<br />

<strong>bij</strong> een ouder echtpaar op bezoek gaan. In<br />

het verhaal staan twee nare, droevige gebeurtenissen<br />

centraal, namelijk de dood van<br />

vogel Job en de gedwongen verhuizing van<br />

het echtpaar naar een bejaardenhuis.<br />

Het liedje ,,Arme vogel Job** kan gezongen<br />

worden in aansluiting op het gelijknamige<br />

hoofdstuk uit het leesboekje. Dit hoofdstuk<br />

staat op de pagina's 4, 5 en 6.<br />

132<br />

Luisteren naar muziek. We kunnen de kin<br />

deren enkele muziekfragmenten laten horen<br />

en hen vragen, welke muziek ze droevig vinden.<br />

Tijdens het beluisteren van een stukje<br />

droevige muziek kunnen ze de dode pape-<br />

gaai Job tekenen.


m<br />

\etb\au-wet paar-se, groe-ne<br />

Bes<br />

Wat een ve - ren, woordjes le- ren,<br />

As Bes<br />

op een rot-dag, om te hui- len,<br />

Is Bes<br />

Liedje 63<br />

ar- me vo-gel<br />

Es<br />

Bes<br />

- pc-gadi- e - kop<br />

Zs ^ As<br />

ben je dood gc-gaan.<br />

Es Bes 7 Es<br />

ver-drie-tig, z\e op ta-fel ffle-ge koof-tje<br />

gele, blauwe, paarse, stille,<br />

arme vogel job<br />

welterusten, slaap voor altijd<br />

papegaaiekop<br />

in een kuil ben je begraven<br />

lig je in een graf<br />

ben je blij, ben je verdrietig?<br />

vraag ik me soms af.<br />

133


64. Wil je wel eens weten<br />

In dit liedje ,,Wil je wel eens weten ..."<br />

worden allerlei dieren opgesomd. Het liedje<br />

noemen we daarom een stapelliedje. Het<br />

sluit heel goed aan <strong>bij</strong> pagina 12 van Veilig<br />

<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 10. Op die pagina staan ook al<br />

lerlei dieren getekend: een slang, poesjes,<br />

een marmot, parkieten, een goudvis, konij-<br />

nen, een schildpad, en muizen.<br />

Om het <strong>leren</strong> van het lied te vergemakkelij-<br />

ken kan men de kinderen een vel papier ge-<br />

ven waarop ze tekeningen van de dieren<br />

plakken in de volgorde van het liedje: een<br />

goudvis, een poesje, een hondje, een oli-<br />

fant, marmotten, <strong>bij</strong>en, konijnen, een koe-<br />

koek, een schildpad, kanaries, en een slak.<br />

Uiteraard kan men deze dieren ook laten<br />

tekenen.<br />

134<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. Het lied is een stapelliedje.<br />

Allereerst <strong>leren</strong> we de regel: 'Een goudvis in<br />

een kom, een poesje in de zon'. Daarna<br />

zingt de leerkracht: 'Wil je wel eens weten,<br />

hoeveel dieren ik bezit?' Bij regels met nieu-<br />

we dieren worden steeds de vorige herhaald,<br />

<strong>bij</strong>voorbeeld <strong>bij</strong> het derde koeplet:<br />

Een goudvis in een kom, een poesje in de<br />

zon.<br />

Een hondje in een mand, een tamme<br />

olifant.<br />

Marmotten in een doos, tien <strong>bij</strong>en op een<br />

roos.<br />

Het zinnetje 'Een grote mierenhoop staat in<br />

mijn tuin te koop' is door kinderen verzon-<br />

nen. Misschien dat er nog meer leuke zin-<br />

netjes verzonnen kunnen worden door de<br />

kinderen in uw klas.<br />

Expressie. De kinderen kunnen een tekening<br />

maken van het liedje of ze kunnen een huis<br />

tekenen, waarin alle dieren uit het liedje<br />

wonen.


Sj^pr<br />

-n - n<br />

Liedje 64<br />

wil je wel eens we-ten hoe-veel die-ren ik be-zit? je<br />

gm Cj F<br />

$<br />

moetr ze gocd ver-zor-gen, van cla-vond tot demor-gen. het<br />

F gm<br />

Is zzn he- le klus maargoed,je wcet, het houdt je fit.<br />

C7 gw C7 F<br />

wil je we! eens we - ten hoe-veel die - ren<br />

ols stapellfcdje komcn er steeds mccr dferen bu:<br />

F " C?<br />

ik be - zit ?<br />

1 een goud-vfs in een kom, een poes-je in de zon.<br />

2. een hondje in een mand, een tamme olifant<br />

3. marmotten in een doos, tien <strong>bij</strong>en op een roos<br />

4. konijnen in een hok, een koekoek in de klok<br />

5. een schildpad in een bak, kanaries en een slak<br />

6. een paard van honderd jaar, een schaap met hondehaar<br />

7. een grote mierenhoop staat in mijn tuin te koop.<br />

F<br />

135


65- De dierenshop<br />

Op de pagina's 13-17 van Veilig <strong>leren</strong><br />

<strong>lezen</strong> 10 wordt beschreven dat de kinderen<br />

naar de dierenwinkel gaan om een vogel te<br />

kopen. In aansluiting op dit verhaalfragment<br />

kan het liedje ,,De dierenshop" gezon<br />

gen worden.<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. Bij het aan<strong>leren</strong> van het lied<br />

verdelen wij de stukjes 'een jonge hond, een<br />

kleine kat' over verschillende kinderen. De<br />

' laatste zin: 'smeerolifanten verkoop ik niet'<br />

wordt daarna weer gezamenlijk gezongen.<br />

Geluiden. De kinderen verzinnen de geluiden<br />

die de dieren maken. Het liedje wordt<br />

nu iets langzamer gezongen en na het zingen<br />

van de zinnetjes met de dieren wordt steeds<br />

kort het dierengeluid gemaakt: een jonge<br />

hond (blaffen), een kleine kat (zacht<br />

miauwen).<br />

In het refrein kan het geluid van de deurbel<br />

op een klokkenspel of een ander instrument<br />

meegespeeld worden.<br />

Liedbegeleiding. Een tweede stem voor de<br />

blokfluit staat hieronder:<br />

I<br />

136<br />

_LL


.JRC<br />

piet is de baas van de<br />

am D7 G<br />

Liedje 65<br />

die - ren - win — kel<br />

G<br />

V 0 w—m<br />

piefc is de baas van de die-ren-shop hoor je de deur-bzl van:<br />

C Q am D7 G<br />

0 •<br />

r|n _ kel-de kin-kel. piet zoekt een huis-dier voor je op. een<br />

D G D<br />

jon - ge hond, een klei - ne kat, een pa- pa-gaa'i,een<br />

G V G<br />

groe- nc pad, een ra - tel -5lan^, een gras- par- kiet,<br />

D P7 am G<br />

E^ f<br />

sm&er - o - li - fan - ten ver - - koop ik niet.<br />

piet is de baas van de dierenwinkel<br />

piet is de baas van de dierenshop<br />

hoor je de deurbel van rinkel de kinkel<br />

piet zoekt een huisdier voor je op:<br />

een witte muis, een lapjeskat,<br />

een grijs konijn, een waterrat,<br />

een zeepaard, maar zoals je ziet<br />

viiegende vissen verkoop ik niet.<br />

137


66. Verkleedpartij<br />

Floor en Tom hebben een parkiet gekocht<br />

voor meneer en mevrouw Jans. Ze moeten<br />

naar de zolder toe om daar de kooi te halen<br />

voor de vogel. Op zolder ontdekken ze een<br />

kist met allerlei grappige k<strong>leren</strong>. Spontaan<br />

begint dan een verkleedpartij. Dit verhaal-<br />

fragment staat op de paginal 18, 19 en 20<br />

van het boekje ,,Het droevige huis".<br />

138<br />

Spel <strong>bij</strong> het lied. De leerkracht verzamelt<br />

wat oude k<strong>leren</strong> en laat het liedje al zingend<br />

door verschillende kinderen uitspelen.<br />

Ritme. Het lied heeft.de rondo-vorm: ref-<br />

rein - koeplet: A B A C A D.<br />

Het refrein kan meegeklapt of meegespeeld<br />

worden in het ritme: J J<br />

De koepletten kunnen als solo gezongen<br />

worden. De laatste regel van het refrein<br />

'Voor dames en voor heren' wordt iets ver-<br />

tragend gezongen.<br />

Liedbegeleiding. Een tweede stem voor<br />

blokfluit of klokkenspel staat onderaan de<br />

pagina.<br />

r I r r r r r f 1 f<br />

r<br />

m


^■■* .<br />

r<br />

fiM- 1<br />

/5 i<br />

(a)—do<br />

TX 9<br />

G<br />

S »<br />

Liedje 66<br />

op zol — der sbaak een<br />

vreem-de ou - de kle - ren, voor<br />

ii C G C am<br />

elk wab wils, voor<br />

koeplet cm<br />

i<br />

3^<br />

kist met<br />

C G<br />

ie - der-een, voor<br />

D? G<br />

6a - mes en voor he - ren. fme.<br />

1. ik ben een sjiek ma - - dam,<br />

*<br />

draag graag mooi - e kle - rcn . ik ben van stand, van<br />

em<br />

emj am<br />

ho - ge stand, ik hou van ry - ke he - ren.<br />

ik ben een rijke heer<br />

ik reis door alle landen<br />

ik heb een pak, een heel net pak<br />

ik<br />

een mond met gouden tanden. Refrein.<br />

hier is een oude jas<br />

met rafels en met draden<br />

vvie ben ik dan, vvie ben ik dan?<br />

je mag een keertje raden. Refrein.<br />

D.C<br />

refrein<br />

139


67. Bejaardenhuis<br />

Op zekere dag krijgen meneer en mevrouw<br />

Jans een brief van de gemeente. In die brief<br />

staat dat ze uit hun huis moeten. Er vvordt<br />

een nieuwe weg aangelegd, precies op de<br />

plaats waar het huis van de oude mensen<br />

staat. Daarom moeten ze op zoek naar een<br />

nieuw huis. Na lang aarzelen besluiten me<br />

neer en mevrouw Jans om in het bejaarden<br />

huis te gaan wonen. Het liedje ,,Bejaarden<br />

huis" sluit aan op de tekst van pagina 25-28<br />

van het leesboekje.<br />

Ritme. Het contrastritme jc A kan in het<br />

eerste koeplet na 'poes' meegeklapt worden<br />

en in het tweede koeplet kan dit door na<br />

'portier' twee tikjes tegen de (denkbeeldige)<br />

pet te geven.<br />

Toonhoogte. Na een gesprekje over ouder<br />

worden, opa en oma, bejaardenhuis en<br />

waarom de poes niet mee mag, kunnen we<br />

een bejaardenflat van twee en drie verdie<br />

pingen op stencil zetten.<br />

Als het 's avonds donker wordt, gaan in alle<br />

kamertjes de lampen aan. Elke keer als<br />

iemand van de benedenverdieping het licht<br />

aandoet, hoor je 'ping' (op de laagste toon<br />

van het klokkenspel). Steeds als iemand van<br />

de bovenverdieping de lamp aandoet, hoor<br />

je 'ping' (op de hoogste toon van het<br />

klokkenspel).<br />

140<br />

De leerkracht speelt nu af en toe een hoge<br />

dan wel lage toon en de kinderen kleuren<br />

een kamertje van de bejaardenflat, al naar<br />

gelang de hoogte van het geluid een kamer<br />

tje boven of beneden.<br />

Moeilijker wordt het, als we in het flatgebouw<br />

van drie verdiepingen de lichtjes gaan<br />

aandoen. De middelste verdieping heeft dan<br />

als 'ping' de middelste toon van het<br />

klokkenspel.<br />

Als we op het bord een bejaardenflat tekenen,<br />

waarvan in een aantal kamers het licht<br />

brandt, kunnen we de kinderen op het klok<br />

kenspel ook zelf de lampen laten aandoen.<br />

Ook zonder instrumenten gaat dit. Er kan<br />

ook gezongen worden: lage C = do voor de<br />

benedenverdieping, G = so voor de mid<br />

delste en de hoge C = do voor de bovenste<br />

verdieping.<br />

T'TJT<br />

XJ<br />

i n it<br />

] I IT I<br />

XII<br />

inn::::<br />

m a \a<br />

- s:u=~:i<br />

"I"~'""IL<br />

T


jaar - den - hu/s? met<br />

gm<br />

Liedje 67<br />

o - pa of een o - ma int be-<br />

- \een ou - de men-sen en een<br />

- ze mu\s , wcint eeii poes hoort er nicb thuis.<br />

Heb je een tante of een oom<br />

in een bejaardenflat<br />

zo'n heel moderne torenflat<br />

met alleen maar oude tantes<br />

en een klein loket<br />

de portier<br />

tikt aan zijn pet<br />

141


68. Jong en oud<br />

Dit lied sluit niet <strong>bij</strong> een specifiek verhaal-<br />

fragment van het boekje ,,Het droevige<br />

huis" aan. In het hele boekje staan twee<br />

oude mensen, meneer en mevrouw Jans, en<br />

twee jonge mensen, Floor en Tom, centraal.<br />

Het liedje kan dan ook op ieder willekeurig<br />

moment aangeleerd worden.<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. Bij het aan<strong>leren</strong> van het lied<br />

kan de klas meekiappen:<br />

A A 1 1 A A A A<br />

mijn zus; is zes; en ik; de poes; is acht.<br />

Om het contrastritme aan te <strong>leren</strong> laten we<br />

nu klappen op de 'echo' van 'mijn zus',<br />

enz. De kinderen hoeven alleen maar te zin-<br />

gen 'mijn zus' en direct daarna te denken<br />

'mijn zus' en dat dan mee te klappen.<br />

142<br />

Ritme. De leerkracht begeleidt het lied met<br />

de trom in het ritme J «J en laat de kinde<br />

ren hierop lopen. Daarna vragen we de kin<br />

deren onder het lopen het contrastritme mee<br />

te klappen. Dit kan natuurlijk gevarieerd<br />

worden: enkele kinderen spelen de ritmes,<br />

de rest van de klas loopt en/of zingt het<br />

lied.<br />

Liedbegeleiding. Een tweede stem voor<br />

klokkenspel staat onderaan de pagina hier-<br />

naast.


"^<br />

£<br />

m<br />

Liedje 68<br />

k k A I<br />

zus IS zes<br />

G A A<br />

ik ben ze — ven, poes 15<br />

acht myn broer-tjc is a\ ne - -gen.<br />

en morgen wordt mijn opa tachtig<br />

het wordt een feest<br />

dat vindt mijn oma prachtig.<br />

143


69- Smartlap<br />

Voor deze smartlap geldt, net als voor het<br />

liedje ,,Oud en jong", dat het niet <strong>bij</strong> een<br />

specifiek fragment van het verhaal is ge-<br />

schreven. Ook dit lied kan op ieder moment<br />

tijdens het <strong>lezen</strong> van ,,Het droevige huis"<br />

worden aangeleerd.<br />

Smartlap. Op de radio worden ook vaak<br />

smartlappen gezongen: liedjes die heel ver-<br />

drietig zijn, overdreven verdrietig zelfs. De<br />

leerkracht kan als voorbeeld een smartlap<br />

laten horen.<br />

Met de klas gaan we deze smartlap op ver-<br />

schillende manieren zingen: heel netjes, erg<br />

verdrietig of met een plat accent.<br />

144<br />

Eenvoudige ritmische begeleiding.<br />

mond: boem tsjiek tsiek<br />

trom : J.<br />

J J<br />

boem tsjiek tsiek<br />

><br />

ander slaginstrument: J J J


waar - om<br />

waar - om<br />

D<br />

Liedje 69<br />

moest dit nou gz<br />

moest dit nou ge<br />

- beu — ren ?<br />

- beu- rcn,<br />

waar-om o - ver-komt dit my? zit ik nou in<br />

>i - le-bal-kend zit ik hier. zit ik nou in<br />

na — Pie<br />

ble - men ><br />

gis - ter was ik toch nog<br />

de pe-<br />

de pro-<br />

gis - ter had ik nog pie - zier.<br />

waarom moest dit nou gebeuren<br />

zit ik in de narigheid<br />

komen steeds weer de problemen<br />

wanneer raak ik die eens kwijt?<br />

waarom moest dit nou gebeuren<br />

snottebelle nog aan toe<br />

kan er iemand komen helpen?<br />

want ik ben ontzettend moe!<br />

D<br />

145


70. Hoei, wat een woei<br />

Het liedje ,,Hoei, wat een woei" is geschreven<br />

<strong>bij</strong> leesboekje 11 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>:<br />

De gelaarsde kat. Het verhaal ,,De gelaarsde<br />

kat" is geschreven vanuit het perspectief<br />

van Jan, de wind. Duidelijke illustraties<br />

daarvan kan men vinden op de pagina's 2-5<br />

en de pagina's 15 en 16 van leesboekje 11.<br />

Het liedje ,,Hoei, wat een woei" kan dan<br />

ook in aansluiting op beide verhaalfragmen-<br />

ten gezongen worden, want ook in dit liedje<br />

staat ,,Jan, de wind" centraal.<br />

Klankspel. Dit is een klankspel met lange en<br />

korte geluiden: wind - lang, regen - kort.<br />

We kennen verschillende soorten wind, van<br />

weinig wind tot een orkaan (met de mond<br />

geluid maken). We kunnen een klankspel<br />

opbouwen in blokken, elk blok duurt 5 se-<br />

conden. De leerkracht gee ft met een slag de<br />

opvolging van de klankblokken aan (zacht-<br />

sterk).<br />

windstil<br />

5'<br />

zachte wind sterke wind<br />

storm orkaan<br />

146<br />

5'<br />

Met regen zou de partituur er als volgt uit-<br />

zien: (spelen op tikinstrumenten; *tik* met<br />

de mond; tik met potlood op de bank; wei<br />

nig - veel; zacht - sterk). Zie weer het gete-<br />

kende voorbeeld.<br />

5'<br />

droog . .<br />

weer<br />

(stil) * '<br />

• * • •<br />

• » 0»<br />

t » • •<br />

Ook is een uitvoering met twee groepen mo-<br />

gelijk (zie het voorbeeld).<br />

regen<br />

(groep<br />

Liedbegeleiding. Een tegenstem voor de<br />

blokfluit staat onderaan de pagina hier-<br />

naast.


wind in de lucht en de<br />

dm<br />

hoel,— cen ge -<br />

G?<br />

Liedje 70<br />

C maj J<br />

wolk is een boot.<br />

dm 7<br />

n<br />

- loei , jan de wind proest en zucht,maflkfczyn<br />

am em<br />

£<br />

wan — gen heel ^roob. hoei,<br />

F ^___ C<br />

als-je -<br />

F<br />

- blieft— en de<br />

woei jan de wind als - je -blieftneem me mee<br />

rr<br />

147


71. De molen<br />

Dit liedje gaat over de molen van Bram,<br />

Piet en Klaas. De tekst van het lied is gebaseerd<br />

op het begin van het sprookje<br />

,,De gelaarsde kat", met name op de tekst<br />

van pagina 2 en pagina 3.<br />

Lied uitbeelden. De klas wordt in twee<br />

groepen verdeeld. De ene helft krijgt muziekinstrumenten,<br />

de andere helft beeldt met<br />

bewegingen een draaiende molen uit. Bij elk<br />

kind dat uitbeeldt, hoort een ander kind dat<br />

een instrument bespeelt. Het instrument on-<br />

dersteunt de bewegingen.<br />

De wieken draaien:<br />

instrumenten: J J' J J<br />

steuntekst: zwaai-en zwaai-en<br />

148<br />

De tandwielen draaien:<br />

s<br />

m rn<br />

instrumenten:<br />

steuntekst: krik-ker-de krak-ker-de'<br />

De molensteen maalt:<br />

instrumenten: J* J*<br />

steuntekst: gris-gras.<br />

Daarna wordt het lied gezongen. De kinderen<br />

hebben fantasie genoeg om de molen op<br />

verschillende manieren uit te beelden en op<br />

de instrumenten te begeleiden.


Liedje 71<br />

mid — den in een wei<br />

hoog<br />

Bcs<br />

bo - ven<br />

r p<br />

cen ou — de<br />

F<br />

F<br />

de<br />

C dm<br />

mo - I en by<br />

C?<br />

F<br />

grond<br />

— len drad\ - en wie- - ken rond.<br />

^-^—w<br />

krik, krak, lachen, malen<br />

korrels worden meel<br />

bakker komt het halen<br />

die moet dan betalen<br />

— land<br />

het graan ver<br />

weet jij wel hoeveel?<br />

(kinderen raden een getal onder de tien)<br />

F<br />

149


naast.<br />

blokfluit staat onderaan de pagina hier-<br />

Liedbegeleiding. Een tegenstem voor de<br />

regen • •<br />

(groep 2)\-\-<br />

gelijk (zie het voorbeeld).<br />

Ook is een uitvoering met twee groepen mo-<br />

(stil)<br />

weer<br />

droog<br />

kende voorbeeld.<br />

nig - veel; zacht - sterk). Zie weer het gete-<br />

de mond; tik met potlood op de bank; wei<br />

zien: (spelen op tikinstrumenten; 'tik' met<br />

Met regen zou de partituur er als volgt uit-<br />

sterke wind<br />

nden. De leerkracht geeft met een slag de<br />

146<br />

storm orkaan<br />

51 5'<br />

windstil zachte wind<br />

sterk).<br />

opvolging van de klankblokken aan (zacht-<br />

opbouwen in blokken, elk blok duurt 5 se-<br />

geluid maken). We kunnen een klankspel<br />

weinig wind tot een orkaan (met de mond<br />

We kennen verschillende soorten wind, van<br />

korte geluiden: wind - lang, regen - kort.<br />

Klankspel. Dit is een klankspel met lange en<br />

staat ,,Jan, de wind" centraal.<br />

ten gezongen worden, want ook in dit liedje<br />

ook in aansluiting op beide verhaalfragmen-<br />

Het liedje ,,Hoei, wat een woei" kan dan<br />

en de pagina's 15 en 16 van leesboekje 11.<br />

daarvan kan men vinden op de pagina's 2-5<br />

van Jan, de wind. Duidelijke illustraties<br />

de kat" is geschreven vanuit het perspectief<br />

De gelaarsde kat. Het verhaal ,,De gelaars-<br />

ven <strong>bij</strong> leesboekje 11 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>:<br />

Het liedje ,,Hoei, wat een woei" is geschre-<br />

70. Hoei, wat een woei


72. De markies van Karabas<br />

In het sprookje ,,De gelaarsde kat" gaat de<br />

kat naar de koning toe om hem geschenken<br />

van Klaas de molenaar aan te bieden. Als<br />

de koning aan de kat vraagt van vvie de ge<br />

schenken afkomstig zijn, antwoordt de kat<br />

heel ernstig: ,,Van de markies van Kara<br />

bas". Dit lied sluit <strong>bij</strong> het beschreven verhaalfragment<br />

aan. In het leesboekje is het<br />

te vinden op pagina 13.<br />

voor-<br />

1. i<br />

en tussenspel<br />

150<br />

1<br />

c D E F<br />

$<br />

Liedbegeleiding. Inleiding door melodie-<br />

instrumenten:<br />

J J J J J J J J<br />

F E D C F E D C<br />

Tegenritme:<br />

! J * J * J I J enz.<br />

Als het lied gezongen wordt, spelen de<br />

melodie-instrumenten op het contrastritme<br />

een bourdon F-C en als laatste maat:<br />

Tijdens het zingen loopt de gelaarsde kat<br />

door de klas. Hij heeft het ontzettend druk<br />

om zich mooi te maken. Alleen <strong>bij</strong> i *<br />

van de instrumenten maakt hij katte-<br />

sprongen.<br />

1—<br />

c F C


n J<br />

(fa* dn<br />

i<br />

B«25<br />

s)im<br />

Bcs<br />

pluim<br />

basmelodie<br />

9-<br />

w<br />

T<br />

Liedje 72<br />

1 ^ P —t—r<br />

! J J—<br />

F<br />

-—J •<br />

de mar — kies van ka - ra - bas hecfb een<br />

—#<br />

#<br />

- laars - de met een<br />

hoed en<br />

C?<br />

kies is in zyn sas<br />

ritme-instrumenten<br />

een le - ren tas. de mar -<br />

F a i<br />

de markies van karabas<br />

heeft een slim gelaarsde kat<br />

die gelaarsde kat is <strong>bij</strong>dehand<br />

trekken samen door het land<br />

de markies van karabas<br />

heeft een slim gelaarsde kat<br />

wie een slimme kat als klaas bezat<br />

was markies van ratjetat.<br />

L> tussenspel<br />

151


73. De sprookjes verkeerd<br />

In de leesmethode Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> komen<br />

diverse sprookjes voor: Duimeliesje,<br />

Sneeuwwitje, Klein Duimpje, Doornroosje<br />

en De gelaarsde kat.<br />

De feeen hebben er moeite mee de sprook<br />

jes goed te onthouden: klein duimpje eet<br />

zelf de kruimels op, sneeuwwitje eet geen<br />

appel, grootmoeder eet de wolf op, enzovoort.<br />

Die verwarring wordt in dit lied<br />

bezongen.<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. Aangezien er een moeilijke<br />

melodie-overgang zit tussen het koeplet en<br />

het refrein, zullen de kinderen aanvankelijk<br />

de steun van een begeleidingsinstrument<br />

hier<strong>bij</strong> nodig hebben. Dit meespelen kan<br />

eventueel beperkt blijven tot het meespelen<br />

van de bastonen van de akkoorden (<strong>bij</strong>v. <strong>bij</strong><br />

A7 een A <strong>bij</strong> dmin een D). Een eenvoudige<br />

tegenstem voor melodie-instrumenten <strong>bij</strong> het<br />

refrein staat hieronder:<br />

152<br />

Met een eenvoudig diagram is de melodie<br />

> op te schrijven en kan als zodanig voor de<br />

kinderen die de tegenstem spelen, als geheu<br />

gensteun dienen.<br />

X X<br />

Met drie klokkenspellen, waarop de volgen-<br />

de tonen:<br />

klokkenspel 1: F, G, A<br />

klokkenspel 2: C, D1<br />

klokkenspel 3: F, C<br />

kunnen de kinderen een voorspel <strong>bij</strong> het<br />

liedje verzinnen. Ook het voorspel <strong>bij</strong> het<br />

lied 'De markies van Karabas' kan met een<br />

kleine ritmische vertraging <strong>bij</strong> dit liedje ge-<br />

bruikt worden.


\jgjyr<br />

refrem k6 r.<br />

heel<br />

9m<br />

Liedje 73<br />

r r<br />

de fee - en in het to - ver- bos zLjn<br />

erg in de war. ze ha - lenspnook-jes<br />

door el - kaar , ze<br />

rood<br />

A7<br />

eet<br />

c<br />

A?<br />

— jcs ou - de<br />

dm<br />

ma - ken het fce<br />

dm<br />

dc wolf nu op<br />

G?<br />

dm<br />

F<br />

, fine<br />

bar<br />

o _ , ze<br />

doorn-roos - je kan met<br />

sla — de prins ver-telt een mop.<br />

roodkapje brengt de koekjes sneeuwwitje eet geen appel<br />

naar tante in de stad vind jij dat niet wat raar<br />

de dwergen van sneeuwwitje klein duimpje eet de kruimels ze komt niet <strong>bij</strong> de dwergen<br />

die eten fijn patat de reus is dood gegaan maar slaapt wel honderd jaar<br />

de kat van onze buren<br />

heeft kleine laarsjes aan<br />

C<br />

153


74. De lift<br />

De titel van leesboekje 12 van Veilig <strong>leren</strong><br />

<strong>lezen</strong> is Daan en Marieke. In dit boekje<br />

komt een gezin voor dat gaat verhuizen<br />

naar een flatgebouw. In het flatgebouw is<br />

uiteraard een lift. De kinderen vinden het<br />

avontuurlijk om met de lift te spelen. Het<br />

liedje ,,De lift" is gebaseerd op de tekst van<br />

de pagina's 16 en 17 van het leesboekje.<br />

L, Toonhoogte. Op het bord wordt een lift ge-<br />

tekend die langs vier verdiepingen gaat.<br />

fl<br />

Met een instrument (<strong>bij</strong>voorbeeld een klok-<br />

kenspel) spelen we een van de tonen G, A,<br />

B, C. De kinderen mogen aanwijzen op wel-<br />

ke verdieping de lift zich bevindt. Als dit<br />

goed gaat, kunnen we het gebouw hoger<br />

maken en spelen in het octaaf van D tot D1:<br />

D, E, Fis, G, A, B, Cis, D. Maak aanvan-<br />

kelijk de sprongen niet groot. Als de deuren<br />

van de lift opengaan, maakt een kind het<br />

geluid 'ssssss' met de mond. Mocht het te<br />

154<br />

moeilijk zijn en kunnen de kinderen kleine<br />

verschillen in toonhoogte niet onderschei-<br />

den, dan kunnen de toonsafstanden ver-<br />

groot worden: Op het klokkenspel worden<br />

alleen de staven D, G, B, D1 en G1 gebruikt<br />

<strong>bij</strong> een gebouw met vijf verdiepingen. Ook<br />

de liftgeluiden, als de lift stijgt of daalt,<br />

kunnen met de mond gemaakt worden:<br />

Geluid 'mmmmmm'.<br />

Op het bord kan staan (met de notenna-<br />

men!):<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2.<br />

1 CD)<br />

ssss mmrn<br />

(8)<br />

(G) ssss<br />

ssss mnun<br />

CD) sss mitim<br />

Liedbegeleiding. De notatie voor de begelei-<br />

ding kunt u vinden op pagina 160.


i<br />

Liedje 74<br />

J<br />

het ge - - bouw is een lift.<br />

ga naar de hoog - sfce ver — die<br />

J J J 1 J<br />

druk op<br />

am<br />

dan<br />

G<br />

zoef,<br />

c<br />

de bo — ven - ste knop,<br />

de sdiuiF - deu - ren<br />

D<br />

G<br />

dicht<br />

ping.<br />

,klik'<br />

t )<br />

doet de zoef, doet de, zoef doet de<br />

lift e - ven - tjes knip - pert het licht.<br />

In het gebouw is een lift<br />

ga naar de laagste verdieping<br />

druk op de onderste knop<br />

dan gaan de schuifdeuren dicht<br />

zoef doet de, zoet doet de,<br />

zoef doet de lift<br />

eventjes knippert het licht.<br />

In het gebouw is een lift<br />

daar kun je heerlijk in spelen<br />

telkens omhoog en omlaag<br />

wat is dat voor een geluid?<br />

he kom er,uit, kom er uit,<br />

kom er uit ' -<br />

't is toch geen speelgoed<br />

schavuit!<br />

155


75. Mevrouw De Vries<br />

In het leesboekje ,,Daan en Marieke" komt<br />

ook mevrouw De Vries voor. Mevrouw<br />

De Vries woont tegenover Daan en Marieke.<br />

Ze is al <strong>bij</strong>na tachtig jaar oud. De kinderen<br />

gaan mevrouw De Vries wel eens helpen.<br />

Soms krijgen ze daar dan wat geld voor,<br />

maar vaak genoeg doen de kinderen werkjes<br />

voor niets. Het liedje ,,Mevrouw De Vries"<br />

sluit aan <strong>bij</strong> de tekst op de pagina's 24 en<br />

25 van het leesboekje.<br />

Liedbegeleiding. Voorspel op instrumenten:<br />

j j<br />

F E D C<br />

melodie Mevrouw De Vries<br />

(instrumenten ritme)<br />

Spel <strong>bij</strong> het lied. We gaan op weg om aller-<br />

lei klusjes te doen. We bellen overal aan.<br />

Welke klusjes zouden mensen te doen<br />

hebben?<br />

Steeds klinkt de bel anders. Er komen<br />

vriendelijke, humeurige, verstrooide, zenuw-<br />

achtige, grappige, belangstellende mensen<br />

aan de deur. Er komen mensen, die snel<br />

praten, langzaam, hoog, laag. Mensen, die<br />

mompelen, mopperen, enzovoort.<br />

Raadspelletje. Een kind beeldt een karweitje<br />

uit. Een ander kind begeleidt deze bewegin-<br />

gen met een instrument. De kinderen in de-<br />

klas raden het karweitje.<br />

156<br />

Besmettelijke karweitjes. Een kind begint<br />

met een karweitje uit te beelden en maakt<br />

het <strong>bij</strong>passende geluid (of een zelf verzon-<br />

nen geluid) met de mond. Na een knikje<br />

mag een ander kind uit de klas meedoen.<br />

Als de meester of juf zijn/haar hand<br />

opsteekt, gaat degene die er het laatst <strong>bij</strong><br />

kwam een beweging met een <strong>bij</strong>passend<br />

mondgeluid maken. Deze geeft ook weer<br />

een knikje naar een volgende klasgenoot,<br />

die ook weer mee gaat doen. Zo wordt de<br />

groep steeds groter.<br />

Het doorgeefspel kan ook op verzonnen rit-<br />

mes gedaan worden (ritmische geluiden) en<br />

eventueel met muziekinstrumenten. In dit<br />

geval wordt <strong>bij</strong> melodie-instrumenten ook<br />

het ritme overgenomen.<br />

Tegenstemmen. Deze kunnen op het gehoor<br />

aangeleerd worden. Zie onderaan de pagina<br />

hiernaast.<br />

Eventueel kunnen de melodietjes als dia<br />

gram worden opgeschreven zoals in het lied<br />

je: ,,De sprookjes verkeerd".<br />

A. k.<br />

- TT


Bes<br />

Liedje 75<br />

me - vrouw de vries, uw ach - ter-fcuin sbaat<br />

zo<br />

F<br />

me vroavv de<br />

slor - -<br />

C?<br />

die ver - zor — gen<br />

vries, dat komt<br />

F<br />

goed uifc , want<br />

mevrouw de vries, het onkruid komt<br />

tussen de stenen door<br />

mevrouw de vries, de boodschappen<br />

daar zorgen wij ook voor<br />

mevrouw de vries, wij werken graag<br />

wij krijgen soms ook geld<br />

vandaag kost het u niets, mevrouw<br />

als u er prijs op stelt.<br />

2 X I<br />

3<br />

157


76. Rommelruimrocker<br />

Het lied ,,Rommelruimrocker" vormt de af-<br />

sluiting van het werken met liedjes <strong>bij</strong> de<br />

leesmethode Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>. Het liedje is<br />

gebaseerd op de tekst van de pagina's 30-32<br />

van leesboekje 12 van de methode.<br />

Lied aan<strong>leren</strong>. Het lied moet als een soort<br />

rock-and-roll lied gezongen worden. Voor<br />

de sfeer kunnen we de kinderen een origi-<br />

neel rock-nummer laten horen. De kreten<br />

'doebidoea' en 'o, jeh' worden <strong>bij</strong> het aan<br />

<strong>leren</strong> weggelaten.<br />

Liedbegeleiding. Een basmelodie staat<br />

onderaan de pagina.<br />

158<br />

j j j j ' j j<br />

Muziekinstrumenten maken. Verzamel<br />

kosteloos materiaal, zoals: dozen, emmers,<br />

flessen. Vul dozen met steentjes, erwten,<br />

rijst, experimenteer met de geluiden. Hang<br />

flessen en metalen staven aan touwtjes in<br />

een eenvoudige stellage. Maak schudbekers,<br />

span visdraad op plankjes, kroonkurken op<br />

latjes, verzamel oude fietsbellen. En maak<br />

muziek; begeleid hiermee de Rommelruim<br />

rocker.<br />

Kies wel voor materialen, die een 'mooi' ge-<br />

luid geven, dus kwalitatief goed klinken.<br />

Neem een vast ritme voor elke ritmegroep.<br />

Ritme. Een leuk ritme als voorspel:<br />

j n j j n j j j j<br />

(op .het gehoor aan<strong>leren</strong>)<br />

J J J J<br />

grondritme ,<br />

\ J \ J<br />

tegenritme<br />

0 0 0 0 0 0 0—0


Liedje 76<br />

pak snel een be - zem, een stof - fer en bKk, een<br />

punt aan een sfcok en een prik-stok neb ik.<br />

* i i i i i i ^—. rrg=^<br />

■f<br />

prik op d\z prul - /en, dat prop-je pa - pier .wat<br />

refrein;<br />

is het een ben-de, een rom-mel - tje hicr. dit is de<br />

doc-bie-doc- a<br />

rom-mel ruim rock<br />

G<br />

s.<br />

— er dit is de<br />

rom-mel ruim rock — er dit is de<br />

* * -g<br />

m<br />

bo-ven-ste bes- te de op - ruim rock and roll.<br />

is het een bende een rommel of troep<br />

door kranten en dozen, papiertjes van snoep<br />

maak je niet sappel of maak je niet dik<br />

en pak snel een bezem,<br />

een stoffer en blik<br />

en doe de rommelruimrocker . . .<br />

D?<br />

staan oude spullen zo vlak langs de straat<br />

ga eventjes kijken wat er tussen staat<br />

is er een doos vol met kranten-papier<br />

breng die dan naar school<br />

om een uurtje of vier<br />

en doe de rommelruimrocker . . .<br />

i<br />

159


Begeleiding <strong>bij</strong> liedje 74<br />

eerste stem voorspel<br />

G D7 em D7 am D? Gj.<br />

de lift gaat omhoog<br />

I<br />

tweede stem<br />

de lift gaat omlaag<br />

4<br />

4<br />

160<br />

omspeling voor blokfluit<br />

basmelodie voorspel<br />

-a-^<br />

lied (iets vrijere basmelodie)<br />

-o-^<br />

&--0-1<br />

±±

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!