Liedjes bij veilig leren lezen - Terug
Liedjes bij veilig leren lezen - Terug
Liedjes bij veilig leren lezen - Terug
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
—<br />
r;<br />
^P /<br />
van Jansie Bourn<br />
zen
<strong>Liedjes</strong> <strong>bij</strong> Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong><br />
Leesboekje 1<br />
Leerstofkern Duimeliesie<br />
1. De boom heeft zeven takken<br />
2. In het midden van het bos<br />
3. Er brandt een vuur<br />
Leerstofkern De school<br />
4. De weg naar school<br />
5. Op school<br />
6. De school gaat aan<br />
Leerstofkern De dierentuin<br />
I. Naar de dierentuin<br />
8. Wat gek<br />
Leerstofkern Spel en speelgoed<br />
9. In de speeltuin<br />
10. Ik vlieg als een vlinder<br />
II. Overal zit iets<br />
12. Hallo, meneer de oppasser<br />
Leesboekje 2<br />
Leerstofkern Sneeuwwitje<br />
13. Sneeuwwitje<br />
Leerstofkern Naar het bos<br />
14. In het bos is een weg<br />
15. Pfff<br />
16. Door het niemandsdal<br />
Leerstofkern In de keuken<br />
17. In de keuken<br />
18. In de keuken is het leuk, he<br />
19. Afwassen<br />
Leerstofkern Klein Duimpje<br />
20. Klein Duimpje<br />
Leesboekje 3<br />
Een dag <strong>bij</strong> Kees en Miep<br />
21. Nog in bed<br />
22. Ont<strong>bij</strong>t<br />
23. Nou moet je toch eens horen<br />
24. Koek<br />
25. Zuurkool met worst<br />
26. Dag Kees, dag Miep, dag mama<br />
Leesboekje 4<br />
Wat gaan we doen?<br />
27. In de bieb<br />
28. In de leeshoek<br />
29. Knutsellied<br />
30. Naar de supermarkt<br />
31. Het autootje<br />
32. Een kijkdoos<br />
33. Mijn papa heeft een strop<br />
34. Ganzenbord<br />
Leesboekje 5<br />
Wat een pret<br />
35. Ik wil een beest<br />
36. Je bent jarig<br />
37. Poesje<br />
38. Wat eng<br />
39. Op de ijsbaan<br />
40. Jan, de sneeuwman<br />
41. Het lelijke jonge eendje<br />
Leesboekje 6<br />
Een mooie boel<br />
42. Bij de bakker<br />
43. De dokter<br />
44. Alles op z'n kop<br />
45. In de tent
Leesboekje 7<br />
Circus O-ki-do<br />
46. Ik verhuis<br />
47. Vroeg op de dag<br />
48. In het circus<br />
49. Otto, mijn vriend<br />
50. Lariekoek<br />
51. Leida, de grapheks<br />
Leesboekje 3<br />
Wat een poppenkast<br />
52. Bah, wat een weer<br />
53. Woensdagmiddag in de regen<br />
54. Kijk daar, de poppen van de<br />
poppenkast<br />
55. Jan Klaassen en Katrijn<br />
56. Rommellied<br />
57. In de poppenkast<br />
58. Kikkerlied<br />
Leesboekje 9<br />
Doornroosje<br />
59. Wie kent het sprookje?<br />
60. Het kasteel<br />
61. Doornroosje<br />
62. Altijd wat<br />
Leesboekje 10<br />
Het droevige huis<br />
63. Arme vogel Job<br />
64. Wil je wel eens weten<br />
65. De dierenshop<br />
66. Verkleedpartij<br />
67. Bejaardenhuis<br />
68. Jong en oud<br />
69. Smartlap<br />
Leesboekje 11<br />
De gelaarsde kat<br />
70. Hoei, wat een woei<br />
71. De molen<br />
72. De markies van Karabas<br />
73. De sprookjes verkeerd<br />
Leesboekje 12<br />
Daan en Marieke<br />
74. De lift<br />
75. Mevrouw De Vries<br />
76. Rommelruimrocker
Voorwoord<br />
Het is niet verstandig het onderwijs aan jonge<br />
kinderen sterk te verbrokkelen. Bijna iedereen<br />
is er momenteel van overtuigd dat een strenge<br />
vakkensplitsing <strong>bij</strong> jonge kinderen vervreemdend<br />
werkt. De integratie van kleuteronderwijs<br />
en lager onderwijs heeft het d66rbreken<br />
van dit inzicht alleen maar bevorderd en versneld.<br />
Ook organisatorisch zijn er ontwikkelingen<br />
te zien die duidelijk maken dat er wel<br />
degelijk een belangrijke invloed uitgaat van<br />
het kleuteronderwijs op het lager onderwijs.<br />
Steeds meer lagere scholen gaan in de onderbouw<br />
het werken in hoeken invoeren. Deze<br />
werkwijze is in de kleuterscholen al jaren<br />
gangbaar. Verder is in het lager onderwijs ook<br />
een herwaardering van het spel waar te ne-<br />
men. Het spel gaat met name in de onderbouw<br />
van de lagere school een belangrijkere plaats<br />
innemen dan tot nu toe het geval was. De<br />
breuk tussen kleuteronderwijs en lager onder<br />
wijs wordt daardoor minder nadrukkelijk.<br />
Caesar schrijft in de handleiding <strong>bij</strong> de<br />
leesmethode Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> over dit onder-<br />
werp ondermeer het volgende: ,,Het mag als<br />
bekend worden verondersteld, dat uit didac-<br />
tisch oogpunt beschouvvd het niet gewenst is in<br />
het onderwijs aan jonge kinderen een strenge<br />
vakkenscheiding door te voeren. Het werken<br />
met leerstofkernen is dan ook vrij algemeen.<br />
Rondom een centrale leerstof worden de ver-<br />
schillende activiteiten geconcentreerd. We-<br />
reldorientatie, <strong>lezen</strong>, taal, schrijven, tekenen,<br />
zang en eventueel ook rekenen en lichamelijke<br />
oefening kunnen worden opgenomen in een<br />
groot geheel. Het werken met leerstofkernen<br />
is niet zo eenvoudig als misschien op het eerste<br />
gezicht lijkt, omdat de aard van elk vak be-<br />
paalde eisen stelt aan de volgorde van de<br />
leerstof. Als de betreffende leerkracht er niets<br />
voor ,,voelt", zal het werken met leerstofker<br />
nen op een mislukking uitlopen. Het vereist<br />
nogal wat initiatief van de leerkracht, maar als<br />
dat aanwezig is, wordt een klaslokaal een ,,le-<br />
vend stukje wereld" waar het kind zich thuis<br />
voelt en waar het zich naar hartelust kan ont-<br />
vvikkelen. Of een leerstofkern werkelijk de aan-<br />
dacht van de leerlingen gaande weet te houden,<br />
hangt voor een groot gedeelte af van de leer<br />
kracht. Bij de opzet van de methode Veilig le<br />
ren <strong>lezen</strong> is de stof zo gekozen, dat zij er zich in<br />
het algemeen toe leent te worden verwerkt in<br />
leerstofkernen ..." (Handl. 1, p. 59).<br />
De mogelijkheid om zang op te nemen in het<br />
geheel van leerstofkernen is door de uitgave<br />
van liedjes <strong>bij</strong> Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> duidelijk ver-<br />
groot. Wim Schelling, werkzaam als muziek-<br />
consulent, heeft liedjes geschreven die aanslui-<br />
ten <strong>bij</strong> de onderwerpen die in de twaalf lees-<br />
boekjes van de methode aan de orde zijn. Zo<br />
is er <strong>bij</strong>voorbeeld een liedje voor het prille be<br />
gin van het <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> waarin het woord<br />
,,boom" centraal staat. Voor iedere fase van<br />
het <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> is er nu een aantal liedjes, spe-<br />
ciaal geschreven voor gebruik <strong>bij</strong> de methode<br />
Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>.<br />
Het is niet de bedoeling geweest van de auteur<br />
om hiermee een muziekmethode te maken<br />
voor de onderbouw. De liedjes zijn geschreven<br />
om het onderwijs te verlevendigen met liedjes<br />
die aansluiten <strong>bij</strong> de onderwerpen die op een<br />
bepaald moment centraal staan. De kinderen<br />
moeten het zingen van de liedjes ervaren als<br />
een prettige, vrolijke activiteit, als een plezie-<br />
rige afwisseling van de vaak inspannende lees-<br />
activiteiten. Deze bundel kan echter niet ver-<br />
vangend zijn voor een muziekmethode. De au<br />
teur benadrukt dat de muzikale vorming van<br />
kinderen niet voldoende wordt gewaarborgd,<br />
louter en alleen door het zingen van de liedjes<br />
uit deze bundel. Wel kan deze uitgave ertoe<br />
<strong>bij</strong>dragen het muziekonderwijs inhoudelijk<br />
geslalte te geven. Daartoe geeft de auteur <strong>bij</strong><br />
ieder lied allerlei suggesties voor aansluitende<br />
expressie-aktiviteiten.
Het pakket ,,<strong>Liedjes</strong> <strong>bij</strong> Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>"<br />
bestaat uit drie onderdelen: een liedbundel en<br />
twee muziekcassettes. De totale speelduur van<br />
de muziekcassettes is een uur en vijftien minu-<br />
ten. Op de eerste muziekcassette staan de lied<br />
jes <strong>bij</strong> de leesboekjes 1 tot en met 5 (de liedjes<br />
1-41), op de tweede cassette staan de liedjes <strong>bij</strong><br />
de leesboekjes 6-12 (de liedjes 42-76). De<br />
plaats van de liedjes op de muziekcassette is<br />
niet aangegeven door middel van de teller op<br />
de cassetterecorder. Deze tellers zijn namelijk<br />
niet gestandaardiseerd; ze verschillen tussen<br />
de merken onderling. Een dergelijke aandui-<br />
ding zou alleen maar verwarrend werken. Op<br />
de muziekcassette wordt wel voor elk liedje de<br />
titel en het nummer van het liedje gezegd. De<br />
nummering van de liedjes op de cassetteband-<br />
jes correspondeert met de nummering in deze<br />
liedbundel. Hierdoor zijn de liedjes toch een-<br />
voudig op de cassette op te zoeken.<br />
Wat is nu de functie van de cassettebandjes?<br />
De voornaamste functie is de kennismakings-<br />
functie. Door het beluisteren van het lied op<br />
het cassettebandje kan de leerkracht, ook de<br />
minder muzikale leerkracht, snel de melodie<br />
<strong>leren</strong> kennen. Ditzelfde geldt uiteraard voor<br />
de kinderen. Het is uitdrukkelijk niet de be-<br />
doeling van de auteur cassettes aan te bieden<br />
om kinderen <strong>bij</strong> het afspelen mee te laten zin-<br />
gen. Vanuit muziekdidactisch oogpunt bezien<br />
is dit niet gewenst. Met opzet is de begeleiding<br />
van de liedjes eenvoudig gehouden. Het is na<br />
melijk mogelijk om met eenvoudige instru-<br />
mentjes de liedjes te begeleiden, ook in de<br />
klas.<br />
Tenslotte is een woord van dank op z'n plaats.<br />
Allereerst aan het Amersfoorts Jeugdkoor<br />
o.l.v. Wim Sweers. De leden van dit koor heb-<br />
ben veel vrije tijd gei'nvesteerd om de opnames<br />
van de liedjes te doen slagen. Verder aan Wim<br />
Sweers voor de coordinate van werkzaamhe-<br />
den en de medewerking aan deze liedbundel,<br />
en aan Karin van Tongeren en Marijke Sweers<br />
die samen met Wim Schelling als solisten de<br />
zang verzorgden. Zonder het aanstekelijke en-<br />
thousiasme van Wim Schelling zou deze uitga-<br />
ve er echter niet gekomen zijn. De uitgever<br />
hoopt dat de kinderen en hun leerkrachten er<br />
veel plezier aan zullen beleven.<br />
Huub Lucas<br />
didactisch medewerker<br />
<strong>bij</strong> Uitgeverij Zwijsen.
1. De boom heeft zeven takken<br />
fe4 S<br />
tel<br />
i<br />
E<br />
Liedje 1<br />
de boom heeffc ze -ven tak-ken<br />
ze eens
2. In het midden van het bos<br />
Het liedje ,,In het midden van het bos" is<br />
geschreven naar aanleiding van de tekening<br />
op de bladzijden 4 en 5 van leesboekje 1<br />
van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>. De woorden van de<br />
eerste leerstofkern - boom, roos, vis, vuur,<br />
mus, pirn - komen alle zes in de tekst voor.<br />
Bij de introductie kan de leerkracht een lied<br />
zingen en kijken de kinderen in nun lees<br />
boekje of ze op de tekening alles zien wat<br />
er gezongen wordt.<br />
Spel met woordstroken. Als de kinderen het<br />
lied goed kennen, kan het volgende spel<br />
worden gespeeld. Voor de klas komen zes<br />
kinderen. Ieder kind krijgt een klassikale<br />
woordstrook. De andere kinderen zingen het<br />
lied. Als de kinderen het woord 'boom' zin<br />
gen, steekt het kind met de woordstrook<br />
'boom' deze in de hoogte.<br />
Wat hoor je in het bos? In het bos, waar-<br />
over ons liedje gaat, kun je allerlei geluiden<br />
horen. Op een afgesproken teken imiteren<br />
de kinderen of een van hen een bepaald ge-<br />
luid. Op een ander teken is iedereen meteen<br />
weer stil. Bij geluidsspelletjes is het belang-<br />
rijk dat iedereen zich aan de afspraken<br />
houdt. Dus: <strong>bij</strong> een afgesproken teken stop-<br />
pen alle kinderen meteen met het maken<br />
van het geluid. Dit geconcentreerd luisteren<br />
en op een afgesproken teken stil zijn, is ook<br />
van wezenlijk belang <strong>bij</strong> auditieve analyse-,<br />
synthese- en discriminatie-oefeningen zoals<br />
die <strong>bij</strong> het leesonderwijs gegeven worden.<br />
Klankspel. Hiervoor gebruiken we de<br />
woordstroken. De leerkracht of een van de<br />
kinderen steekt een woordstrook omhoog,<br />
<strong>bij</strong>voorbeeld: vuur. De kinderen maken dan<br />
het geluid van het knetteren van het vuur<br />
(<strong>bij</strong>voorbeeld door een stukje papier in el-<br />
kaar te frommelen).<br />
10<br />
Wie kan een bepaald geluid het best imite<br />
ren? Laat de kinderen goed naar elkaar<br />
luisteren. Ook andere geluiden die je in het<br />
bos hoort, kunnen geimiteerd worden. De<br />
kinderen mogen raden waar dit geluid <strong>bij</strong><br />
hoort.<br />
Ademoefening. Bij een zingen van een lied<br />
is een goede ademhaling, op de juiste plaat-<br />
sen binnen het lied, nodig. We oefenen de<br />
ademhaling spelenderwijs. ,,In het bos ruik<br />
je een lekkere dennegeur. Ruik allemaal<br />
maar eens. Adem die geur langzaam door je<br />
neus in (op een teken van de leerkracht) en<br />
(op een ander teken) adem je door de mond<br />
weer uit . . . heee" (zuchtend).<br />
Dit wordt enige keren herhaald. Ruikend in-<br />
ademen (alsof je de geur van een heerlijke<br />
roos opsnuift) heeft een goede middenrif-<br />
ademhaling tot gevolg.<br />
Het lied zingen. De leerkracht geeft de goe<br />
de begintoon van het lied aan. Op een teken<br />
ademt ieder diep de bosgeur in en op het<br />
punt waar de inademing stopt, begint men<br />
te zingen. Probeer de kinderen op die ene<br />
adem te laten doorzingen tot en met het<br />
woordje 'vis' aan het eind van de eerste no-<br />
tenbalk. Daar ademt iedereen opnieuw in en<br />
zingt door tot en met het woordje 'is' aan<br />
het eind van de tweede notenbalk.<br />
Liedbegeleiding. De kinderen kunnen <strong>bij</strong> het<br />
zingen van de woorden boom, roos, vis,<br />
vuur, mus, pirn in de handen klappen. De<br />
leerkracht kan op de blokfluit de melodie<br />
meespelen <strong>bij</strong> het aan<strong>leren</strong> van het lied en<br />
zodra de klas het lied goed kent, hier<strong>bij</strong> een<br />
eenvoudige tweede stem meespelen. Zie onderaan<br />
de pagina hiernaast.
11<br />
hoor je nog eens wat.<br />
in de boom zie ik een mus<br />
in de pan een vis<br />
tjiep, tjiep, tjiep<br />
en spetter spet<br />
weet jij wie dat is?<br />
duimeliesje en de roos<br />
pirn is op het pad<br />
in het midden van het bos<br />
I ■ ■ '<br />
het mid-den van het bos zie je nog zcns wat<br />
Bes<br />
dui - me -lies - je<br />
bii het vuur is vrouw-tje muis weet je wie dat is<br />
y C7 r-<br />
in de boom zie ik een mus in de plas een vis<br />
Liedje 2
3. Er brandt een vuur<br />
In het lied ,,Er brandt een vuur" komen<br />
vijf van de zes woorden uit de leerstofkern<br />
,,Duimeliesje" voor. Alleen het vvoord<br />
'pirn' ontbreekt. Men kan de kinderen dit<br />
zelf laten ontdekken. Voor de klas staan zes<br />
kinderen. Ieder kind heeft een wandplaat.<br />
De leerkracht zingt het lied. Als een kind<br />
het vvoord hoort waarvan het de wandplaat<br />
heeft, draait het zich om, zodat de klas die<br />
wandplaat niet meer ziet. Tenslotte ziet de<br />
klas alleen maar nog de wandplaat van pim.<br />
Dat woord komt dus niet in de tekst voor.<br />
Om alle woorden in het lied te laten voor-<br />
komen, kan men de laatste regel veranderen<br />
in: ,,Pim brengt een rode roos voor Duime-<br />
liesje mee". Of: ,,Een rode roos brengt<br />
Duimeliesje voor Pim mee".<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. De suggestie aan de kinderen<br />
voor een goede inademing voorafgaand aan<br />
de inzet van het lied is: ,,We ruiken alle-<br />
maal de geur van het brandende houtvuur".<br />
Probeer steeds op een adem door te zingen<br />
tot aan bos, mos, zee, en mee. De ademha-<br />
lingsplaatsen zijn in dit lied niet door kom-<br />
ma's aangegeven, maar door een rustteken<br />
in de notenbalk: 7<br />
We zingen de woorden vuur, bos, enz. niet<br />
extra lang, maar zoals je ze normaal uit-<br />
spreekt. De muzikale notatie zou de indruk<br />
kunnen wekken, dat de woorden lang aan-<br />
gehouden moeten worden. De notatie met<br />
open noten is echter gekozen om het noten-<br />
beeld niet moeilijker te maken dan strikt<br />
noodzakelijk.<br />
Variaties op het lied. We laten de regels 'in<br />
het bos', 'op het mos', 'in de zee' als een<br />
echo herhalen. Hiertoe wordt de klas in<br />
twee groepen verdeeld: de ene groep zingt<br />
het lied, de andere is 'echo'.<br />
12<br />
^aM^«KadBW^<br />
Maat en ritme. Als de kinderen het liedje<br />
goed kennen, kan men aan het eind van<br />
elke regel het tegenritme of contrastritme<br />
laten klappen.<br />
er brandt een vuur x x *<br />
(als ritmesteun) brandt een vuur<br />
in het bos<br />
(als ritmesteun)<br />
n<br />
in het bos<br />
De plaatsen waar dat ritme geklapt kan<br />
worden, zijn boven de notenbalken<br />
aangegeven.<br />
Het lied lijkt wat op een cowboylied. ,,Stel<br />
je voor, dat je als cowboy op een galoppe-<br />
rend paard zit en je wipt in het zadel terwijl<br />
je het lied zingt." Het lied wordt gezongen<br />
en de kinderen maken er de beweging <strong>bij</strong><br />
van het rijden op een paard. Het paard kan<br />
sneller of langzamer galopperen (we zingen<br />
dan ook iets vlugger, langzamer) en de be<br />
weging 'in het zadel' past zich hier<strong>bij</strong> aan.<br />
Bewegings-ritmespel. Maak een namaak-<br />
kampvuur en laat de kinderen er omheen<br />
lopen op de maat van het liedje:<br />
er brandt een vuur in het<br />
12 3 4<br />
* 23 A ,<br />
bos er wipt een|mus<br />
12 3 4<br />
Een trom of schellenstokje kan de maat on-<br />
dersteunen. Deze maat is dezelfde als die<br />
van het wippen in het zadel. Als iemand op<br />
een ander instrument, zoals <strong>bij</strong>v. een tarn- -<br />
boerijn het contrastritme speelt, dan wordt<br />
dit samen met het zingen van het lied een<br />
leuke indianendans.
i -arr<br />
Liedje 3<br />
i i 1 n i<br />
er brandteen vuur<br />
n<br />
\n het bos<br />
er wipt een mvs op het mos<br />
er zwzmkeen vis<br />
F<br />
in de zee<br />
een ro-de roos bren^tdi/i-me-lies-je voor ons mee.<br />
13
4. De weg naar school<br />
De tweede leerstofkern in de methode Veilig<br />
<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> heet: de school. In deze leerstof<br />
kern worden de volgende woorden als totali-<br />
teit aangeleerd: kees, miep, school, bel,<br />
boek, raam.<br />
Een van de liedjes, die voor deze leerstof<br />
kern geschreven zijn, gaat over de weg naar<br />
school. De weg naar school is voor de kin-<br />
deren een speciale weg. Ze lopen die weg<br />
<strong>bij</strong>na dagelijks enkele keren. Ze kennen de<br />
huizen en de winkels langs die weg, de au<br />
to's die er geparkeerd staan, de trottoirte-<br />
gels die los liggen, de honden die 's mor-<br />
gens worden uitgelaten.<br />
Uitbeelden. In de klas kan de straat uit het<br />
liedje worden uitgebeeld. Sommige kinderen<br />
zijn de bomen die langs de weg staan, ande-<br />
re kinderen de auto's en weer andere kinde<br />
ren zijn de huizen. De overblijvende kinde<br />
ren lopen langs de huizen en tussen de au<br />
to's en de bomen door naar school. Terwijl<br />
ze naar school toe lopen zingen ze het<br />
liedje.<br />
Geluiden. De leerkracht vertelt een verhaal-<br />
tje over Kees en Miep die naar school gaan.<br />
Ze lopen door een drukke straat . . . (hier<br />
kan een bandje met opgenomen straatgelui-<br />
den afgespeeld worden). De kinderen raden<br />
welke geluiden ze horen. Of de kinderen<br />
gaan naar buiten en luisteren naar de straat-<br />
geluiden vlak<strong>bij</strong> school. Ze kunnen ook een<br />
tekening maken van hun eigen weg naar<br />
school. Daarop moeten dingen voorkomen<br />
die geluid maken. Een paar kinderen mogen<br />
vertellen welke 'geluiden' er op hun teke<br />
ning voorkomen. (Mensen praten, een kind<br />
huilt, auto's of brommers rijden voor<strong>bij</strong>, de<br />
wind waait door de boomtakken . . .)<br />
14<br />
Ritme. Je kunt op verschillende manieren<br />
lopen: slenteren, rennen, huppelen, hinke-<br />
len, springen. Elke manier van lopen heeft<br />
zijn eigen ritme. Een kind loopt op een be-<br />
paalde manier door de klas, de leerkracht<br />
begeleidt het loopritme met de trom.<br />
De leerkracht speelt een ritme en vraagt de<br />
kinderen hoe die daarop zouden lopen.<br />
A. M I A. Jt> A |<br />
slen-te-ren slen-te-ren enz.<br />
m i rn |<br />
hup-pe-len hup-pe-len enz.<br />
ren-nen ren-nen<br />
spri-ngen spri-ngen<br />
Liedbegeleiding. Als de kinderen het lied<br />
kennen, kan de leerkracht het lied op de<br />
blokfluit begeleiden met een tweede stem<br />
Zie onderaan de pagina hiernaast.
Liedje 4<br />
de weg naar school staan ze-ven ou-de bo-men, ze<br />
D E7 A<br />
en ze kreunen wat, de een zegt dit de an-der dat<br />
weg naar school,<br />
D A? D<br />
zo maar op het pad.<br />
A D<br />
e-ven mee; 1234567. zo dot was dan dat.<br />
tel je even mee: 12 3 4 5 6 7<br />
<strong>bij</strong> de weg naar school<br />
staan zeven oude auto's<br />
ze starten en ze steunen wat<br />
de een zegt dit de ander dat<br />
<strong>bij</strong> de weg naar school<br />
zo maar op het pad<br />
<strong>bij</strong> de weg naar school<br />
staan zeven oude huizen<br />
ze staan van steen en steunen wat<br />
de een zegt dit de ander dat<br />
<strong>bij</strong> de weg naar school<br />
zo maar op het pad.<br />
15<br />
jjr
5. Op school<br />
In de tekst van dit liedje komen enkele<br />
woorden voor die in de leerstofkern 'De<br />
school' geleerd zijn, namelijk: school, raam,<br />
boek, bel, kees, miep. Schrijf de woorden<br />
in deze volgorde op het bord. Als de kinderen<br />
een woord horen, geven ze een klap in<br />
de handen. De woorden kunnen ook op<br />
kaartjes geschreven worden. Enkele kinderen<br />
krijgen elk een kaartje en een slaginstru-<br />
ment. Het lied wordt gezongen. Wie een<br />
instrument heeft, speelt daarop zodra 'zijn'<br />
woord gezongen wordt.<br />
Ik zit op dicht<strong>bij</strong> het<br />
instr. 1 instr. 2<br />
Het wordt moeilijker als de klas die woordjes<br />
in het lied moet overslaan en alleen de<br />
instrumenten op dat moment mogen spelen,<br />
Melodie. Dit liedje kan op twee melodieen<br />
gezongen worden: op de melodie van 'Op<br />
school' en op het eerste deel van het liedje<br />
'De school gaat aan' (liedje 6).<br />
16<br />
Liedbegeleiding. Bij de liedjes zijn de ak-<br />
koorden voor begeleiding aangegeven. Dit is<br />
gemakkelijk voor wie gitaar speelt en zo de<br />
liedjes kan meespelen. Ook voor begeleiding<br />
door een klokkenspel of xylofoon kunnen<br />
deze akkoorden hun nut hebben. We spelen<br />
dan een basmelodie door de bastonen van<br />
het akkoord te spelen. Dat zijn de tonen die<br />
in letters boven de melodie zijn aangegeven.<br />
Bij C7 spelen we een C.<br />
Bij a min spelen we een A.<br />
Zo kan de leerkracht <strong>bij</strong> het lied 'Op<br />
school' een basmelodie spelen over drie to<br />
nen (overbodige klankstaven er eventueel te-<br />
voren afhalen). De basmelodie treft u aan<br />
onderaan de pagina hiernaast.<br />
c F G
j2<br />
lees<br />
c<br />
Liedje 5<br />
\k zit op school dicht by het raam \k<br />
een boek<br />
F<br />
en myn<br />
G7<br />
F<br />
naam<br />
de bel dan loop ik vlug met<br />
kees en rrnep nciar huis te - rug.<br />
C F C F G7 C F C F<br />
U<br />
C<br />
en<br />
i<br />
17
6. De school gaat aan<br />
De tekst van het liedje 'Op school' past ook<br />
op de melodie van het eerste deel (A) van<br />
dit lied.<br />
De woordjes kees, miep, school, bel, boek<br />
en raam komen zowel in het eerste als in<br />
het tweede deel voor. In het eerste deel<br />
staan ze door elkaar, in het tweede deel in<br />
de volgorde van het leesboekje (zie lees-<br />
boekje 1, biz. 6). De woordjes worden op<br />
het bord geschreven en <strong>bij</strong> het zingen van<br />
het tweede deel: 'Hier lees ik . . .' wijst ie-<br />
mand de woordjes aan. Dit tweede deel<br />
18<br />
moet daarom langzamer gezongen worden<br />
dan het eerste. De opbouw van het lied is:<br />
deel A (snel); daarna deel B (iets langza<br />
mer), deel A (weer wat sneller gezongen).<br />
Ritme. In deel A kan het contrastritme<br />
meegeklapt of gespeeld worden:<br />
n i<br />
steunwoorden: kees en miep<br />
Liedbegeleiding. Het contrastritme kan als<br />
'bourdon' (d.w.z. ritme en melodiepatroon<br />
gaan het hele lied op dezelfde manier<br />
constant door) meegespeeld worden op<br />
klokkenspel, xylofoon of klankstaven (met<br />
de tonen D en A). Als voorspel kan met de<br />
ritme-instrumenten het ritme van het lied<br />
gespeeld worden en met de klankstaven het<br />
contrastritme. Zie onderaan deze pagina.<br />
In deel B geven de kinderen een klap in de<br />
handen <strong>bij</strong> de woordjes kees, miep, school,<br />
bel, boek, raam.<br />
de school gaat aan en by heb raam<br />
SIIBSxir-'^-i.'^a •■■II.
zien kces en<br />
(lan^zamer) G<br />
D n<br />
Liedje 6<br />
de school gaat aan en by het raam<br />
miep<br />
D<br />
n<br />
de juf-frouw sbaan. fine-<br />
A n<br />
0 0 0<br />
hier lees ik kees,hier lees ikmfcp,hier lees ik school en denk ik diep, ja<br />
G D Ej A<br />
0 0 1<br />
hier staat bel en hier staat boek en raam in de - ze hoek.<br />
D.C.= hicrna@herhalen.<br />
de school gaat aan<br />
en <strong>bij</strong> het raam<br />
zien kees en miep<br />
de juffrouw staan.<br />
hoor je de bel<br />
stop dan het spel<br />
en lees een boek<br />
je kan het well<br />
hier lees ik kees<br />
hier lees ik miep<br />
hier lees ik school<br />
en denk ik diep<br />
ja hier staat bel<br />
en hier staat boek<br />
en raam in deze hoek.<br />
19<br />
D.C
7. Naar de dierentuin<br />
De derde leerstofkern van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong><br />
heeft de dierentuin als onderwerp. Op de<br />
pagina's 12 en 13 van leesboekje 1 staat een<br />
dierentuin getekend. Sommige kinderen hebben<br />
nog nooit een bezoek aan een dieren<br />
tuin gebtacht. Zij kennen misschien wel een<br />
kinderboerderij. Daarom is aan dit lied een<br />
koeplet over een bezoek aan een kinderboer<br />
derij toegevoegd.<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. Bij het aan<strong>leren</strong> van het lied<br />
kunnen de kinderen het contrastritme klappen.<br />
Ze klappen dan op de steunwoorden<br />
'ga mee\<br />
ga je mee (ga mee) met de bus (ga mee)<br />
Het liedje moet enthousiast gezongen wor<br />
den: ,,net alsof we op schoolreisje gaan".<br />
Liedbegeleiding. Als gezongen wordt: 'Ik zie<br />
een aap, een olifant, een papegaai, een kro-<br />
kodiF, dan kijken de kinderen <strong>bij</strong> het noe-<br />
men van elk dier steeds een andere kant uit.<br />
Dit kan begeleid worden met een slag op de<br />
trom:<br />
ik zie een aap, een o-li-fant,<br />
a i.<br />
een pa-pe-gaai, een kro-ko-dil.<br />
20<br />
re frein<br />
ga je mee enz.<br />
±<br />
koeplet<br />
G<br />
Met geluiden kunnen we een dier typeren:<br />
met het slaan op de trom beelden we het<br />
zware langzame lopen van de olifant uit;<br />
met het over de toetsen van de xylofoon of<br />
het klokkenspel heenroetsjen de aap die de<br />
boom inklimt en er weer uit.<br />
Ook <strong>bij</strong> dit lied kunnen we de bastonen op<br />
een klokkenspei spelen. Bij het refrein 'ga<br />
je mee' kunnen we met bastonen het con<br />
trastritme meespelen. Zie onderaan deze<br />
pagina.<br />
Luisteren naar muziek. Als we over de<br />
grammofoonplaat 'Carnaval der dieren' van<br />
Saint Saens beschikken, kunnen we daarvan<br />
een stukje laten horen, <strong>bij</strong>voorbeeld hoe een<br />
bepaald dier door een instrument wordt uit-<br />
gebeeld. Tijdens het luisteren kunnen de<br />
kinderen dat dier dan tekenen. Als we het<br />
fragment herhalen, kunnen enkele kinderen<br />
het dier uitbeelden. Echt luisteren naar mu<br />
ziek moet geleerd worden. Op school luiste-<br />
ren naar muziek kan het best vergezeld gaan<br />
van een opdracht: Wat hoor je? Kun je je<br />
er iets <strong>bij</strong> voorstellen? Probeer eens te teke<br />
nen wat je je er<strong>bij</strong> voorstelt. Laat aanvan-<br />
kelijk de luisteropdrachten kort duren.<br />
Op geluidsplaten voor smalfilmers staan<br />
ook vaak dierengeluiden. De kinderen raden<br />
welk dier een bepaald geluid maakt.<br />
fine<br />
"t.
Liedje 7<br />
fyn om eens een keer - tje in de die -ren-tuin te<br />
C 4 A Q? c<br />
fine Ik zie een aap, een o - li-fant,ecn pa- pe<br />
C Gj C<br />
gaai, een kro-ko-dil, de dle-ren - tuin is toch hetcin-de je kan<br />
D? G<br />
1 1 i<br />
zeg - gen wat je wil. 1. 2. 3.<br />
ga je mee?<br />
op de fiets<br />
naar de boerderij<br />
ga je mee?<br />
want het is fijn<br />
om eens een keertje<br />
op de boerderij te zijn<br />
ik zie een big, een wilde gans<br />
een bonte koe, een kleine geit<br />
de boerderij is toch het einde<br />
daarom blijven we een tijd. 1 2 3<br />
21
8. Wat gek<br />
Op pagina 13 van leesboekje 1 staat een olifant<br />
met een pet. Die gekke situatie was de<br />
aanleiding om een liedje te maken over dolle,<br />
dwaze, vreemde situaties. Wat gek: een<br />
mus met een peer in zijn bek, een aap met<br />
een das om zijn nek, een muis met een kat<br />
in zijn bek. Ongetwijfeld zijn de kinderen<br />
in staat nog meer komische situaties te<br />
bedenken.<br />
Maat en ritme. De kinderen kunnen het<br />
contrastritme na 'wat gek' meeklappen, of<br />
daar<strong>bij</strong> zeggen:<br />
te gek<br />
Bij dit liedje kan gemakkelijk de maat<br />
worden geklapt of meegespeeld op een<br />
slaginstrument:<br />
A| A A A A<br />
■ - r* ■■ i w^ r* r^ f><br />
een ten mus mett een peer iin<br />
zijn bek een<br />
enz.<br />
koeplet:<br />
in<br />
±7<br />
22<br />
De leerkracht kan kaartjes maken met daar-<br />
op getekend een peer, een bek, een mug,<br />
enz. Afmetingen van een kaart ongeveer<br />
20 cmx30 cm.<br />
Enkele kinderen krijgen zo'n kaartje en<br />
een slaginstrument. Zij spelen zodra 'hun<br />
woordje' gezongen wordt.<br />
Een leuk ritmespel is het noemen van diere-<br />
namen en deze dan klappen. De leerkracht<br />
kiest drie dieren, tekent die op het bord en<br />
vraagt de kinderen te raden welk dier ge<br />
klapt wordt. , __<br />
j j j n j<br />
aap e-zel kro-ko-dil<br />
Liedbegeleiding. Op een klokkenspel kan<br />
de leerkracht een basmelodie meespelen. Zie<br />
onderaan deze pagina.
4<br />
i B?<br />
mier<br />
em<br />
een<br />
en een mug in<br />
0 0<br />
mus met cen peer<br />
V? G<br />
., A<br />
Liedje 8<br />
m<br />
G<br />
zn bck. een<br />
ge - sprek. een aap met cen das om 2V1<br />
een koe met een hoed by het hek.<br />
i<br />
wat gek , wat gek > een slurf met een pefc, kyk hy<br />
it, is hy (ek? wat gek wat een<br />
muis met een kat in zn bek.<br />
D<br />
23
9. In de speeltuin<br />
De vierde leerstofkern in leesboekje 1<br />
van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> heeft als onderwerp<br />
,,Spel en speelgoed". In deze leerstofkern<br />
komt onder andere het vvoord wip aan de<br />
orde en wordt het verhaal verteld van een<br />
bezoek aan een speeltuin. Het lied ,,In de<br />
speeltuin" is daarom <strong>bij</strong> uitstek geschikt<br />
om tijdens deze leerstofkern aan te <strong>leren</strong>.<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. In de melodie zit het idee<br />
'omhoog - omlaag' verweven. Het liedje<br />
wordt eerst aangeleerd zonder het glijeffect<br />
na 'glijden' en zonder de octaafsprong om<br />
hoog <strong>bij</strong> 'sip'. Daarna <strong>leren</strong> we achtereenvolgens:<br />
het afglijden omlaag, na het afglijden,<br />
'als je op de grond terechtkomt', een<br />
stamp met de voeten k<br />
een hoi-roep, een octaaf hoger dan 'sip'<br />
(een D).<br />
Grafische partituur. De leerkracht tekent op<br />
het bord een schematische glijbaan.<br />
Eerst lopen we de metalen traptreden op:<br />
geluid tink-tonk (met de mond). Met de<br />
aanwijsstok laten we zien waar we zijn.<br />
Bovenaan de glijbaan glijden we omlaag.<br />
We maken het geluid van het afglijden uit<br />
het liedje. Als we beneden zijn, stampen we<br />
allemaal tegelijk op de grond.<br />
De leerkracht tekent nog twee glijbanen.<br />
Welk geluid zou hier<strong>bij</strong> horen?<br />
24<br />
We kunnen dit ook met instrumenten uit-<br />
beelden. De trap van de glijbaan op: een<br />
steeds hogere toon met het klokkenspel. Het<br />
afglijden: langs de toetsen omlaag roetsjen.<br />
Het neerkomen: een slag op trom of tamboerijn.<br />
Kees en Miep gaan vlak na elkaar<br />
de glijbaan af! Laat dit met instrumenten<br />
horen.<br />
Een raadspelletje: Een kind wordt de klas<br />
uitgestuurd. De leerkracht tekent een paar<br />
glijbanen op het bord: een hoge, korte; een<br />
lage, lange; een die recht omlaag gaat; een<br />
met hobbels (zoiets hoor je aan het sireneachtige<br />
geluid). De klas maakt het geluid<br />
dat hoort <strong>bij</strong> een van de glijbanen. Het<br />
kind dat mag raden, wijst een glijbaan aan.<br />
Liedbegeleiding. De leerkracht kan, zodra<br />
de kinderen het lied goed kennen, hier<strong>bij</strong><br />
een tweede stem op de blokfluit meespelen.<br />
Zie onderaan de pagina hiernaast.<br />
Laat die melodie ook eens apart horen en'<br />
vraag de kinderen, aan welk ander liedje de<br />
ze melodie hen doet denken (aan het liedje<br />
'de dierentuin').
stdfc<br />
Liedje 9<br />
* *<br />
ik zib op de schorti-mel en ik schotn-mel<br />
A D<br />
f zib op de wip-plank en ik wip ik<br />
zifc op de gly-baan en ik gly dan<br />
A D<br />
in de speel - fcuin kykt er nie-mand sip, hoy!<br />
ik zit op de schommel en ik schommel<br />
ik zit op de wipplank en ik wip<br />
ik zit op de glijbaan en ik glij dan<br />
'k heb een buil<br />
en m'n tanden door m'n lip<br />
au<br />
£<br />
25
10. Ik vlieg als een vlinder<br />
Dit liedje kan gebruikt worden als muzikale<br />
omlijsting <strong>bij</strong> een uitbeeldingsspel. Het lied<br />
je wordt eerst goed aangeleerd, zodat de<br />
kinderen het probleemloos kunnen zingen.<br />
Als de kinderen het lied kennen, worden de<br />
gebaren er<strong>bij</strong> geleerd: de vlinder vliegt, de<br />
vis zwemt, ik vaar in een bootje (roei-<br />
beweging), ik zit op het hek.<br />
Het uitbeeldingsspel kan als volgt verlopen:<br />
De kinderen zitten in een kring en zingen<br />
het lied. In het midden van de kring staat<br />
een kind dat na afloop van het lied iets gaat<br />
uitbeelden. Als de kinderen de regel ,,en nu<br />
mag je even raden wat dit is" gezongen<br />
hebben, begint het kind in de kring met uit<br />
beelden. De andere kinderen proberen te ra<br />
den wat er wordt uitgebeeld.<br />
26<br />
Klankspel. Er zwemt een vis in het water.<br />
Het nu eens sneller, dan weer langzamer<br />
heen en weer zwemmen, omhoog, omlaag,<br />
hoor je op een xylofoon of klokkenspel<br />
(met het stokje heen en weer over de<br />
toetsen).<br />
Er dartelt een vlinder rondom de bloemen<br />
langs de waterkant: trrrr met een triangel en<br />
de vlinder vliegt verder. Daar kom ik aan<br />
met een roeibootje: de roeiriemen plonzen<br />
steeds in het water: plons . . . plons . . .<br />
plons. De vis en de vlinder vluchten snel<br />
naar een rustiger plekje. De leerkracht<br />
spreekt tevoren met de kinderen af, hoe het<br />
klankspel zal eindigen.<br />
Liedbegeleiding. Bij dit liedje kan op de<br />
blokfluit een tweede stem worden mee-<br />
gespeeld of met de basmelodie kan men het<br />
lied op een klokkenspel begeleiden. Zie on-<br />
deraan de pagina hiernaast.
iky ik<br />
D<br />
Liedje 10<br />
vlieg als een vlin - der in de luchfc. ik<br />
A D? Q<br />
zwem in de vy-ver als een vis ik vaar in een boofc-je e« ik<br />
D bm D A<br />
zit: op hefc hek en nu mag je e-ven ra-den w^tdft<br />
tweede stem<br />
basmelodie<br />
r J r<br />
D G D A D<br />
is en nu mag je e-ven ra-den wat difc<br />
j j<br />
r=r-r<br />
J 1 J J<br />
TJ" TT"<br />
is.<br />
27
11. Overal zit iets<br />
In de leerstofkern ,,Spel en speelgoed"<br />
komt ook het woord zit voor. De kinderen<br />
komen dit woord in allerlei combinaties tegen<br />
in het leesboekje, zoals: kees zit op een<br />
boom, zit oom op de wip?, pirn zit op een<br />
bloem, de aap zit in de boom, enzovoort.<br />
Het lied ,,Overal zit iets" speelt hierop in.<br />
Het is goed mogelijk om dit lied samen met<br />
de kinderen verder uit te breiden.<br />
28<br />
Liedbegeleiding. De leerkracht verdeelt de<br />
klas in twee groepen. Op het bord komen<br />
twee rijtjes woorden:<br />
boom<br />
bus<br />
net<br />
oom<br />
aap<br />
mus<br />
vis<br />
bus<br />
De ene groep klapt tijdens het zingen in de<br />
handen <strong>bij</strong> de woorden van het linkerrijtje;<br />
de andere groep doet dit <strong>bij</strong> de woorden<br />
van het rechterrijtje. Bij het woord bezoek<br />
gebruikt een kind een schellenstokje of tarnboerijn.<br />
Bij boek slaat iemand op de trom.
us<br />
D<br />
D<br />
Liedje 11<br />
boom zib een aap, op de<br />
zib een mus, in beb neb zib een vis, by myn<br />
oom in de bus, by myn<br />
D<br />
D V?<br />
moc zit m'n zus, by myn<br />
pa zit be-zoek en ik zelF zib be le-zen in een boek.<br />
D<br />
29
12. Hallo, meneer de oppasser<br />
Het liedje ,,Hallo, meneer de oppasser" is<br />
gebaseerd op de vertelplaat op pagina 19<br />
van vverkboekje 1. In Handleiding 1 <strong>bij</strong><br />
Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> worden suggesties gegeven<br />
voor het gebruik van deze vertelplaat: de<br />
kinderen krijgen de gelegenheid te vertellen<br />
wat ze zien, ze leggen woordkaartjes op de<br />
juiste plaatsen in de tekening, of ze leggen<br />
naar aanleiding van de tekening zinnetjes op<br />
de letterdoos. Na deze aktiviteiten vormt het<br />
liedje ,,Hallo, meneer de oppasser" een<br />
feestelijke afsluiting.<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. Een goede manier om dit<br />
lied aan te <strong>leren</strong>, is het voor te zingen en<br />
daarna de kinderen regel voor regel, achter-<br />
aan te beginnen, te laten meezingen.<br />
Let erop, dat de noot op 'zijn' van 'zijn<br />
pet' de eerste keer kort duurt J>, en <strong>bij</strong><br />
de herhaling langer J.<br />
Een voordeel van het instuderen van achteren<br />
naar voren is, dat de kinderen dan <strong>bij</strong><br />
het zingen steeds een regel tegenkomen die<br />
ze al kennen, hetgeen de zekerheid <strong>bij</strong> het<br />
zingen ten goede komt. Wie <strong>bij</strong> het instude<br />
ren begint vanaf de eerste regel, zal bemerken,<br />
dat het aarzelender gezongen wordt,<br />
naar mate het lied vordert.<br />
De uitroep ooooo js een uitroep van schrik.<br />
Het teken onder de uitroep is een aanwij-<br />
zing dat we zacht beginnen en langzamerhand<br />
sterker oooooo roepen. Klinkt een uit<br />
roep ooo van bewondering of van verbazing<br />
(<strong>bij</strong>voorbeeld als je iemand in het circus<br />
heel moeilijke toeren ziet doen) net zo? Of<br />
een uitroep van teleurstelling, als iedereen in<br />
het voetbalstadion ooo roept als de bal tegen<br />
de paal gaat? De kinderen kunnen die<br />
oooo-roepen nadoen en letten daar<strong>bij</strong> op de<br />
verschillen.<br />
30<br />
Maat en ritme. De kinderen kunnen de<br />
maat meeklappen alleen met de handen of<br />
afwisselend een klap in de handen en een<br />
klap op de knieen:<br />
hal -To me-neer de<br />
(hand) (knie)<br />
I I;<br />
op-pas-ser, weet<br />
(hand) (knie)<br />
De klas kan ook in twee groepen verdeeld<br />
worden: de ene groep klapt in de handen,<br />
de andere slaat op de knieen. Men kan het<br />
ook als volgt doen: groep I klapt in de han<br />
den en maakt daarna de beweging alsof ze<br />
op de knieen slaan; groep 2 doet het omgekeerd:<br />
slaat echt op de knieen, maar doet<br />
alsof ze in hun handen klappen.<br />
Verhaal <strong>bij</strong> een lied. Dit liedje vertelt een<br />
verhaal. Dat verhaaltje is geschreven door<br />
naar de tekening op bladzijde 19 van werkboekje<br />
1 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> te kijken.<br />
Omgekeerd kunnen we ook een tekening<br />
maken <strong>bij</strong> een verhalend stuk muziek. De<br />
leerkracht kan het verhaal vertellen van de<br />
Tovenaarsleerling en vervolgens de muziek<br />
van Paul Dukas laten horen. Al luisterend<br />
kunnen de kinderen hier<strong>bij</strong> een tekening<br />
maken van de betoverde bezems die in de<br />
tovenaarswerkplaats een chaos aanrichten,<br />
wat pas ophoudt, als de tovenaar terug-<br />
komt.
Liedje 12<br />
hoi - - lo me - neep dc op - pas -5er, vveet<br />
U wafr ik hier<br />
o<br />
C<br />
C<br />
c<br />
zie? de<br />
± 1 5<br />
- li - fanb staat op een poofc, zyn pet heeft num-mcr<br />
G7 C<br />
dric, zyn pet hceft num — wer drie.<br />
de mus mept een banaan omhoog<br />
de aap vangt die dan op<br />
de bus, de kar, de vis, het boek<br />
straks ligt het op z'n kop<br />
straks ligt het op z'n kop<br />
kaboe, de dvverg, wijst hen de weg<br />
muis! naar de paddestoel<br />
meneer de oppasser kom snel<br />
het is een mooie boel<br />
het is een mooie boel<br />
hallo meneer de oppasser<br />
straks rolt het over straat<br />
het wiebelt voor- en achteruit<br />
000000!<br />
nu bent u dus te laat<br />
nu bent u dus te laat!<br />
31
13. Sneeuwwitje<br />
Het tweede boekje van de methode Veilig<br />
<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> begint met het sprookje van<br />
Sneeuwwitje als leerstofkern. Het lied over<br />
Sneeuwwitje kan het best aan het eind van<br />
de leerstofkern worden aangeleerd. De drie<br />
koepletten van het lied zijn in leesboekje 2<br />
uitgebeeld. Op de pagina's 4 en 5 gaat<br />
Sneeuwwitje naar het huisje van de dvvergen<br />
(eerste koepiet), op de pagina's 6 en 7 zijn<br />
de kabouters Dop en Nies bezig met vissen<br />
(tweede koeplet), op de pagina's 8 en 9 is<br />
de afloop van het verhaal te zien (derde<br />
koeplet).<br />
32<br />
Melodie. Het melodieverloop is te vergelijken<br />
met de bergen die Sneeuwwitje ziet. De<br />
leerkracht tekent de melodielijn (de bergen)<br />
op het bord en wijst tijdens het zingen aan<br />
waar men is. Zie de tekening van de melo<br />
dielijn elders op deze pagina.<br />
Het liedje wordt gezongen in een drie-tels<br />
maat, met kleine accenten op 'in het bos<br />
over hoge bergen', enz. Goed voordoen is<br />
de beste manier om het lied zo goed moge-<br />
lijk aan te <strong>leren</strong>.<br />
Klankspel. Met verschillende instrumenten<br />
kan een klankspel over Sneeuwwitje gemaakt<br />
worden. In het liedje komen bosgeluiden<br />
voor. Wie weet welke? Op het bord<br />
kan een weg getekend worden met alles wat<br />
Sneeuwwitje tegenkomt. Dit wordt daarna<br />
door instrumenten voorgesteld. Sommige<br />
dingen komen meerdere keren voor: bomen,<br />
kabouters, dieren in het bos. We lopen gezamenlijk<br />
de weg af en als we iets langs de<br />
weg tegenkomen, wordt het instrument<br />
bespeeld (een slag op de trom; een toon van<br />
het klokkenspel; een tikje op de triangel).<br />
van<br />
;w^jjv*,AgiM-giw;
.3<br />
■■-T-=. >.•,:./. • ' c;*^ -<br />
/L—ft p<br />
V.1/ 1 1<br />
U do *<br />
in het bos<br />
ziet sneeuw -<br />
:!:r3—<br />
D<br />
Liedje 13<br />
-j -J J J—<br />
A<br />
- wit<br />
D<br />
J—<br />
em<br />
o - ver ho - ge ber - gen<br />
een huis staan.<br />
'tis hefc huis — je van de<br />
A<br />
D<br />
em<br />
w<br />
= J—<br />
diver - gen<br />
en zy is er heen - ge - - gaan<br />
dop en nies zijn <strong>bij</strong> het water<br />
en een vis gaat in het net<br />
de kabouters zien dan later<br />
iemand slapen in hun bed<br />
in het bos over hoge bergen<br />
heeft de tijd niet stil gestaan<br />
<strong>bij</strong> sneeuvvwitje en de dwergen<br />
vveet jij hoe dat is gegaan . . .?<br />
D<br />
33
14. In het bos is een weg<br />
Dit lied behoort tot de leerstofkern ,,Naar<br />
het bos". Het is een stapellied, vvaarin veel<br />
woorden voorkomen die de kinderen al kunnen<br />
<strong>lezen</strong>. Bij het aan<strong>leren</strong> van het lied kan<br />
men van deze leesvaardigheid gebruik maken.<br />
De kinderen kunnen de tekst veel gemakkelijker<br />
onthouden als u het volgende<br />
op het bord schrijft:<br />
bos<br />
weg<br />
W oom<br />
PUP<br />
boom<br />
kar<br />
doos<br />
boek<br />
34<br />
- weg<br />
- oom<br />
- PUP<br />
- boom<br />
- kar<br />
- doos<br />
- boek<br />
- roos<br />
Ritmespel. Bij elk woord uit de woordenrij-<br />
tjes hoort een instrument. Zoiets kan natuurlijk<br />
al heel simpel: een lucifersdoosje<br />
met enkele erwten erin, of een closetrolletje<br />
met vvat zand of grind zijn prachtige schudinstrumenten.<br />
Zo zijn er meer mogelijkhe-<br />
den te bedenken voor wie 'echte' instrumen-<br />
ten tekort komt. De kinderen zingen het<br />
lied en <strong>bij</strong> een bepaald woord speelt het<br />
daar<strong>bij</strong> behorende instrument. Sommige instrumenten<br />
kunnen het contrastritme spelen:<br />
I I<br />
in het bos is een weg (pom pom)<br />
Of met klankstaven: achtereenvolgens D - E<br />
(do - re); E - Fis (re - mi); Fis - G (mi - fa);<br />
A - D (so - lage do).<br />
Stapelliedje. Het stapelliedje kan oneindig<br />
lang doorgezongen worden. De laatste regel<br />
'in het boek is een roos' wordt dan weer gevolgd<br />
door 'in het bos is een weg, op de<br />
weg is een oom', enz.<br />
Als we het lied willen afsluiten, dan zingen<br />
we na de laatste regel 'in het boek is een<br />
roos' de laatste twee maten van het lied:<br />
'in het bos'. Of: 'rookt een pijp <strong>bij</strong> de<br />
boom in het bos'.
de weg is een oom<br />
rookt een pyp<br />
Liedje 14<br />
D D<br />
oom rookt een pyp<br />
A A D<br />
~*—*<br />
by de boom.<br />
<strong>bij</strong> de boom is een kar<br />
in de kar is een doos<br />
in de doos is een boek<br />
in het boek is een roos<br />
in het bos.<br />
in hefc bos.<br />
35
15. Pfff<br />
Als het hard waait, dan hoor je in het bos<br />
allerlei geluiden. Je hoort het ritselen van de<br />
blaadjes, je hoort takken kraken, je hoort<br />
eikels en denne-appels uit de bomen vallen.<br />
Dit liedje gaat over die geluiden die je in<br />
het bos hoort.<br />
Liedje aan<strong>leren</strong>. Regel 2 (heel zachtjes zegt<br />
ie krak) vraagt speciale aandacht: de melo<br />
die is anders dan die van de eerste regel. De<br />
eerste regel begint met een dalende terts<br />
(so -mi), de tweede regel met een dalende<br />
secunde (so - fa).<br />
De derde regel beeldt in de melodie de tekst<br />
uit: op het eind gaat de melodie omhoog:<br />
hij neemt de blaadjes mee (koeplet 1); de<br />
ene stijgt meteen (koeplet 2); hij heeft een<br />
lange snuit (koeplet 3). De kinderen mogen<br />
hier best met een 'uithaal' zingen. De leerkracht<br />
kan dit zelfs met een armbeweging<br />
suggereren. Maar pas op voor overdrijving,<br />
dan wordt het lelijk.<br />
Herfstspel. De leerkracht maakt klankkaarten.<br />
Zie de voorbeelden elders op deze<br />
pagina. Elke kaart stelt een geluid voor.<br />
Met instrumenten worden deze geluiden na-<br />
gebootst, <strong>bij</strong>voorbeeld:<br />
36<br />
regen<br />
w . Q- p tfv ft q \J -fi 9<br />
hagel<br />
storm vallende eikels<br />
de tikkende regen: zachtjes tikken op een<br />
woodblock of gewoon met de vingers op<br />
tafel roffelen;<br />
hagel: sterker geluid dan van de regen of<br />
rammelen met een busje met ervvten, rijst,<br />
of iets dergelijks;<br />
wind: blazen met de mond en er een zacht<br />
gierend geluid <strong>bij</strong> maken of over de tonen<br />
van een klokkenspel heen en weer gaan;<br />
storm: het geluid 'hoei' imiteren of zachtjes<br />
door de losse kop van een blokfluit blazen.<br />
Er zijn nog veel meer mogelijkheden. Laat<br />
de kinderen ze zelf maar verzinnen en de<br />
beste er uitkiezen.
ft<br />
bm<br />
em<br />
de<br />
heel<br />
Liedje 15<br />
wind blaast aan een<br />
A?<br />
em<br />
— jes<br />
tak.<br />
zegfc<br />
krak. neemt de<br />
blaad - jes mee en blaast ze o — ver zee.<br />
een zeepbel in de lucht<br />
die blaas ik met een zucht<br />
de ene stijgt meteen<br />
de ander spat uiteen<br />
een dikke olifant<br />
die blaast het beste want<br />
hij heeft een lange snuit<br />
en blaast het liedje uit<br />
pffff . . .<br />
D<br />
ie<br />
D<br />
37
16. Door het niemandsdal<br />
Op pagina 26 van vverkboekje 1 staat een<br />
oefening met een zevental korte zinnetjes.<br />
In die zinnetjes kunnen de kinderen steeds<br />
het ontbrekende woord invullen met de let<br />
ters uit de letterdoos. Deze oefening is op-<br />
genomen in de leerstofkern ,,Naar het bos"<br />
(zie Handleiding 2 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>,<br />
pagina 59). Als de kinderen de oefening ge-<br />
maakt hebben, kan pagina 26 van vverk<br />
boekje 1 gebruikt worden <strong>bij</strong> het aan<strong>leren</strong><br />
van het liedje.<br />
Een dansje. Als de kinderen het liedje ken-<br />
nen, kan dit in een dansje worden uitge-<br />
beeld. De kinderen lopen in een kring<br />
achter elkaar.<br />
Kees voor de kar, miep met een bal.<br />
Ik loop naar oom, door het niemandsdal.<br />
De aap zit op de muur. (op handen en voeten<br />
stil blijven staan)<br />
De kat zit in de doos. (klein maken)<br />
Een jas aan de tak. (rechtop, armen slap)<br />
De boom valt om. (zitten)<br />
Een scheur in m'n zak. (naar de rechterzak<br />
wijzen)<br />
Een vouvv in m'n kraag. (kraag vasthouden)<br />
m'n knopen zijn eraf. (knopen aanwijzen)<br />
en m'n mouvven buigen krom. (armen<br />
buigen).<br />
38<br />
Samen met de kinderen kunnen we de tekst<br />
veranderen:<br />
'Kees voor de kar' tot 'door het niemands<br />
dal' blijft zo.<br />
En dan <strong>bij</strong>voorbeeld:<br />
de hond zit in het hok<br />
de mug vliegt in de lucht<br />
ik geef jou een zoen<br />
dan val ik om.<br />
En daarna: 'een scheur in m'n zak . . . m'n<br />
mouvven buigen krom' blijft zo.<br />
Liedbegeleiding. Een tweede stem (blokfluit<br />
of klokkenspel) <strong>bij</strong> het lied. De vier maten<br />
rust beginnen <strong>bij</strong> 'een scheur in m'n zak'.<br />
Zie onderaan de pagina hiernaast.
zfc<br />
Liedje 16<br />
dm Bes<br />
keesvoorde kar miep met een bol<br />
C7 F<br />
J J J<br />
ik loop noar oom<br />
door het nie- mands - da\t de aap zifc op de muur, de<br />
dm F? Bes F<br />
r LJ<br />
knt zit in de doos. een jas aan de<br />
F J2 Bes F Bes<br />
A?<br />
tak, de<br />
fine<br />
boom valt om. een scheurinm'n zak, een vouw in mnkraag,mn<br />
Bes F<br />
kno-pen zyn er - af en m'n mou-wen boi-gen krom.<br />
A7 dm F? Bes F Q? C?<br />
J J ' J<br />
dm Tj Bes F C F fine<br />
voor ntme-instrumcnten-<br />
'afier-beat' meespelen Hi<br />
4 maten rust<br />
■koeplet 'veriellencT-<br />
F<br />
±<br />
D C<br />
39
17. In de keuken<br />
Het lied ,,In de keuken" nodigt de kinderen<br />
uit om allerlei dingen te noemen die je in de<br />
keuken kunt zien, die je kunt koken, of die<br />
je kunt braden. Het is mogelijk om hetgeen<br />
de kinderen noemen in het lied te verwer-<br />
ken.<br />
Maat. Het liedje begint met een drietelsmaat,<br />
vooraan aangegeven door J<br />
, j 2 3 o 2 3<br />
in delkeu-ken in delkeu-ken kan je I<br />
Het B-gedeelte is in een tvveetelsmaat<br />
geschreven: J2<br />
J 2 j 2<br />
biefstuk, biefstuk|in de pan<br />
40<br />
Geluiden. In de keuken zijn niet alleen leuke<br />
dingen te zien, maar ook te horen. Op<br />
een bandje kunnen allerlei keukengeluiden<br />
opgenomen worden: fluitketel met kokend<br />
water; deksel op de pan; afwassen van<br />
bestek; een lopende kraan; enz. De kinderen<br />
kunnen deze geluiden raden en zeggen hoe<br />
ze klinken: zwaar of licht, kort of lang,<br />
scherp of dof, hard of zacht.<br />
Wordt gekozen voor het onderscheid kort -<br />
lang, dan kan het geluid voorgesteld worden<br />
door een korte of lange streep. Op een sten<br />
cil kunnen voorwerpen zoals een kraan die<br />
drupt, een fluitketel of een telefoon getekend<br />
worden. De kinderen kunnen dan onder<br />
dat voorwerp met kortere of langere<br />
streepjes de lengte van het geluid voorstel-<br />
len.<br />
lets dergelijks kan ook met het onderscheid<br />
licht - zwaar (streepjes met lichte, resp.<br />
donkere kleuren); hard - zacht (met dikke<br />
of dunne streepjes).
B<br />
/L<br />
Liedje 17<br />
in de keu- ken, in de keu- ken kan je<br />
em<br />
A? D D<br />
leu- ke din - gen zien. er zyn din- gen om te<br />
em A? D<br />
ko - ken, ja, weefc jy er een mis-schien? t^jjj<br />
J2 Q D A D opnoemen)<br />
bief-stuk,bieF-stuk in de pan<br />
G D<br />
o, wat lek-ker smu\ je dan<br />
A D<br />
bieF-stuk bief-sfcuk in de pan lek ker smul je dan.<br />
in de keuken, in de keuken<br />
kan je braden in een pan<br />
het zijn dingen om te eten<br />
zeg eens op wat braad je dan?<br />
in de keuken, in de keuken<br />
kan je koken in een pan<br />
het zijn dingen om te eten<br />
zeg eens op wat kook je dan?<br />
pudding pudding in de pan<br />
o, ik krijg er kriebels van<br />
pudding, pudding in de pan<br />
krijg ik kriebels van.<br />
41
18. In de keuken is het leuk, he<br />
Roepgeluiden. Dit liedje gaat over wat Kees,<br />
Miep en Joep in de keuken doen. Eerst spe-<br />
len ze buiten. Dan roept moeder hen binnen<br />
om te gaan eten:<br />
Mie<br />
Joe.<br />
Kees Miep Joep<br />
Vraag aan de kinderen hoe zij geroepen<br />
oep<br />
worden, laat ze een klasgenoot eens roepen.<br />
ledereen luistert goed naar het 'roepmelo-<br />
dietje'. De kinderen hebben het niet ge-<br />
hoord, moeder roept nog eens. Moeder<br />
wordt nu ongeduldig, ze roept weer. Willen<br />
ze niet binnenkomen? Moeder roept boos.<br />
Wat verandert er in de roepmelodie: wordt<br />
deze hoger, lager, korter, langer?<br />
42<br />
Potten- en pannenconcert. De kinderen ne-<br />
men allerlei keukenvoorwerpen mee: lepeis,<br />
deksels, kommetjes, doosjes, een fluitketel<br />
met fluit, rasp, enz. Eerst verdelen we de<br />
voorwerpen in instrumenten die het 'slag-<br />
werk' vormen en instrumenten die de 'melo-<br />
die' kunnen spelen. Luister maar eens naar<br />
het geluid van een kopje of schoteltje,<br />
waartegen getikt wordt, een fles die leeg is<br />
of gedeeltelijk gevuld met water. We gaan<br />
het lied op instrumenten spelen. Met elk<br />
kind wordt afgesproken wanneer het moet<br />
spelen: <strong>bij</strong>voorbeeld <strong>bij</strong> 'miep en kees' en<br />
<strong>bij</strong> 'allermeest'. Eerst kan het lied behalve<br />
gespeeld, ook nog door een aantal kinderen<br />
meegezongen worden, maar na enkele keren<br />
zingen de kinderen het alleen nog 'in ge-<br />
dachten', als steun kan de leerkracht, de<br />
dirigent, met lipbewegingen aangeven vvaar<br />
men is en verder, met armbewegingen of<br />
zacht tikken, de maat aangeven.<br />
Liedbegeleiding. De leerkracht kan op de<br />
blokfluit of een ander instrument het lied<br />
met een tweede stem begeleiden. Zie onder-<br />
aan de pagina hiernaast.
Liedje 18<br />
keu - ken \s het leuk he, zeg-gen<br />
miep en kees, want daar smik-ke-len en smul-len wy net<br />
D G<br />
ler - ineest. en de soep van joep wat ik je<br />
bm V A D<br />
zeg: met een hap-pie en een slok-kie is 'tie weg.<br />
J ij r I r r r r<br />
J J<br />
r r r r *=£<br />
43
19. Afwassen<br />
,, Afwassen" is een stapellied, vvaar<strong>bij</strong> steeds<br />
nieuwe spullen in het sop verdvvijnen. De<br />
eerder genoemde dingen worden steeds<br />
herhaald.<br />
Het liedje uitbreiden. De kinderen kunnen<br />
zelf nog meer dingen verzinnen die moeten<br />
worden afgewassen. Die voorwerpen moeten<br />
echter allemaal drie lettergrepen hebben met<br />
het accent op de eerste lettergreep, zoals:<br />
fluitketel, kdektrommel, eierdop, koekepan,<br />
puddingschaal, koffiekop, enz.<br />
Bij het zingen van het lied worden de voor<br />
werpen steeds geklapt.<br />
Een keuken 'musical'. Moeder roept Kees,<br />
Miep en Joep naar binnen (hoe dat gaat: zie<br />
liedje 'in de keuken'). Ze vragen: 'Wat eten<br />
we vandaag?' Dan gaan ze de keuken in en<br />
de kinderen zingen het lied 'In de keuken is<br />
het leuk, he'.<br />
De deksels van de pannen worden opgelicht,<br />
het is zo heet dat je <strong>bij</strong>na je vingers brandt.<br />
Het ruikt best lekker (pantomime). Het eten<br />
wordt opgeschept. Het is nog heet. We bla-<br />
zen om het eten vlugger te laten afkoelen.<br />
44<br />
Het lied 'In de keuken' wordt gezongen. Er<br />
eet iemand te snel en hij verslikt zich (pan<br />
tomime). De tafel wordt afgeruimd en er<br />
wordt afgewassen (pantomime). Het liedje<br />
'Afwassen' wordt gezongen.<br />
Op een cassettebandje kunnen keukengelui-<br />
den als begeleiding van het spel tevoren<br />
worden opgenomen en tijdens het spel af-<br />
gespeeld. De leerkracht vertelt het verhaal,<br />
enkele kinderen beelden uit, de hele klas<br />
zingt de liedjes.
gdfc QO 0<br />
zeg, zul - len wi/ gaan<br />
C G G<br />
met z'n twee zc^,<br />
am D? G<br />
doe<br />
em<br />
I<br />
Liedje 19<br />
af - was - sen. doe je mee?<br />
zul - len wy gaan<br />
C G<br />
mee ? cen le - pel. - tje, een<br />
le - pel - bje met een sop - je he - \e-maa) schoon.<br />
zeg, zullen wij gaan afwassen<br />
doe je mee?<br />
met z'n twee?<br />
zeg, zullen wij gaan afwassen<br />
doe je mee?<br />
een lepeltje, een lepeltje<br />
een theekopje, een theekopje<br />
met een sopje helemaal schoon<br />
zeg, zullen wij gaan afvvassen<br />
doe je mee?<br />
met z'n twee?<br />
zeg, zullen wij gaan afwassen<br />
doe je mee?<br />
een lepeltje, een lepeltje<br />
een theekopje, een theekopje<br />
een theezeefje, een theezeefje<br />
met een sopje helemaal schoon.<br />
45
20. Klein Duimpje<br />
Liedje aan<strong>leren</strong>. Het begin van het liedje<br />
bestaat uit drie melodische fragmenten, die<br />
elk tvveemaal terugkomen. Als de kinderen<br />
het lied kennen, vragen we \vaar de vvijs<br />
van het liedje hetzelfde is':<br />
klein duimpje / met steentjes (tvveemaal<br />
anders)<br />
breng me weer naar huis / kom ik dan weer<br />
thuis.<br />
Let erop, dat de noot op 'de' in de zin 'de<br />
kleine witte kiezelsteentjes' een F (so) is, en<br />
de noot op 'die' in de zin 'die zeggen jou'<br />
een D (mi).<br />
Geluiden <strong>bij</strong> het verhaal. De leerkracht of<br />
enkele kinderen <strong>lezen</strong> het sprookje, zoals<br />
dat in het leesboekje staat. Op verschillende<br />
plaatsen wordt gestopt met <strong>lezen</strong> en verzin-<br />
nen de kinderen een geluid <strong>bij</strong> het ge<strong>lezen</strong><br />
fragment. Bijvoorbeeld <strong>bij</strong>: eten, het knap-<br />
pende houtvuur, naar bed gaan, het bos in-<br />
lopen, de mus fluit, de mus pikt kruimels<br />
op, vader hakt een boom om, de boom valt<br />
krakend op de grond, klein duimpje klimt<br />
de boom in, aanbellen <strong>bij</strong> de reus, soep<br />
eten, de reus loopt door het bos. Tot slot<br />
zingt de hele klas het liedje.<br />
Ritme. Het lied kan als volgt begeleid wor<br />
den: Bij alle drie koepletten klappen de kin<br />
deren de maat <strong>bij</strong> de regels: klein duim<br />
pje . . . kom ik dan weer thuis?<br />
iJ J iJ J,<br />
klein duimpje, klein duimpje,<br />
J J | J J |<br />
breng me vveer naar huis, met enz.<br />
Bij de tweede helft van elk koeplet doen we<br />
het volgende: in koeplet 1 om beurten de<br />
voeten op de grond neerzetten:<br />
46<br />
J J J J, J J J J<br />
klei-ne wit-te kie-zel-steen-tjes- enz.<br />
In koeplet 2 als een vogeltje zachtjes op<br />
tafel tikken:<br />
krui-mels van een bo-ter-ham<br />
In koeplet 3 met reuze stappen 'lopen',<br />
d.w.z. om beurten de voeten op de grond<br />
plaatsen:<br />
J J iJ J<br />
reuze grote toverlaarzen<br />
Zinnetjes <strong>bij</strong> geluiden. Op het bord worden<br />
onderstaande zinnetjes geschreven:<br />
de reus is moe<br />
de mus eet<br />
de boom gaat om<br />
klein duimpje eet<br />
de reus loopt.<br />
Bij elk zinnetje hoort een geluid: snurken,<br />
pikken, krak-boem, of hak/zaaggeluid, eet-<br />
geluid met de mond, geluid van grote stap<br />
pen. De geluiden worden met 'instrumenten<br />
gemaakt': zacht wrijven met de hand over<br />
een stukje papier geeft een zuchtend geluid<br />
als van de ademhaling van een slapend ie-<br />
mand. De leerkracht maakt het geluid dat<br />
<strong>bij</strong> een bepaald zinnetje hoort, de kinderen<br />
<strong>lezen</strong> dat zinnetje.<br />
Liedbegeleiding. Een voorspel op een klok-<br />
kenspel of xylofoon staat onderaan de pagi-<br />
na hiernaast. Laat alleen die tonen op het<br />
instrument zitten, die voor het stukje nodig<br />
zijn, of plak er tevoren een stickertje op.
1<br />
Bes<br />
Bes<br />
klein duim - pje,<br />
breng me<br />
dm<br />
steen - tjes,<br />
Es<br />
klei<br />
cm<br />
5trooi<br />
dm<br />
Liedje 20<br />
dm<br />
weer naar huis.<br />
Bes<br />
ne wit: — te<br />
kom ik dan weer<br />
Bes<br />
J'J. J<br />
klein duim - pje<br />
Bes<br />
Jl j J '<br />
met steen - tjes,<br />
dm<br />
dm<br />
met<br />
thuis? de<br />
kie - zel - steen - tjes<br />
je by je voet, die zeg - ge>n jou dan<br />
Es<br />
Bes<br />
in het don - ker hoe je lo - pen moet.<br />
Klein duimpje, klein duimpje<br />
breng me weer naar huis<br />
met kruimels, met kruimels,<br />
kom ik dan weer thuis?<br />
met kruimels van een boterham<br />
is het een reuze flop<br />
de kruimels van een boterham<br />
die pikken vogels op<br />
Klein duimpje, klein duimpje<br />
breng me weer naar huis<br />
met zevenmijls laarzen<br />
kom ik dan weer thuis?<br />
met reuze grote toverlaarzen<br />
gaat het reuze vlug<br />
die brengen jou in zeven stappen<br />
zo weer thuis terug.<br />
duim-pje enz.<br />
47
21. Nog in bed<br />
,,Een dag <strong>bij</strong> Kees en Miep" (het derde<br />
leesboekje van de methode Veilig <strong>leren</strong><br />
<strong>lezen</strong>) begint met Kees en Miep die nog in<br />
bed liggen te slapen. De zon schijnt door<br />
het raam naar binnen, maar Kees en Miep<br />
worden er maar niet wakker van. Het lied<br />
,,Nog in bed" sluit <strong>bij</strong> dit gedeelte van het<br />
verhaal aan, en wel <strong>bij</strong> de pagina's 2, 3, 4<br />
en 5 van leesboekje 3.<br />
Liedje aan<strong>leren</strong>. Het liedje vvordt in twee<br />
stappen aangeleerd. Eerst: ik zie de zon op<br />
mijn balkon maar ik vvil slapen, enz. AIs de<br />
klas het op deze manier kent, dan zingt de<br />
leerkracht er zelf de tussenzinnetjes 'op m'n<br />
bed lekker warm' en 'op m'n hoofd op m'n<br />
arm' <strong>bij</strong>. AIs variatie kunnen we de klas de<br />
tussenzinnen laten zingen en een paar kinde-<br />
ren de rest van het liedje. Het liedje moet<br />
niet te snel gezongen worden, omdat anders<br />
de tussenzinnetjes in de verdrukking raken.<br />
Ritme. Enkele slaginstrumenten kunnen de<br />
eerste zinnetjes als volgt meespelen:<br />
(HI<br />
ik zie de zon<br />
en aan het eind spelen ze:<br />
licht nou uit<br />
of met klokkenspel:<br />
48<br />
licht nou uit<br />
i A i i<br />
op mijn balkon<br />
r»-^s~^?sr-- \r"<br />
Bewegingen <strong>bij</strong> het lied. Bij het lied kunnen<br />
ook bewegingen worden gemaakt:<br />
Bij 'op mijn bed': twee handen 'als een<br />
kussen' aan een zijde onder het hoofd.<br />
Bij 'lekker warm': handen op het lichaam<br />
en jezelf koesteren.<br />
Bij 'op m'n hoofd': hand op het hoofd.<br />
Bij 'op m'n arm': hand op de andere arm.<br />
Luisteren naar muziek. We kunnen een ge<br />
deelte draaien van de grammofoonplaat met<br />
'Morgenstimmung' van Grieg en de kinde-<br />
ren daar<strong>bij</strong> de opdracht geven de opgaande<br />
zon te tekenen. Laat ze mooie kleuren kie-<br />
zen die '<strong>bij</strong> de muziek passen'.
Liedje 21<br />
ik zie de zon , in m'n bed )ek-ker worm, op myn ba\-<br />
D<br />
kon top mVi hoofd op m'n arm, t maar ik wil<br />
M<br />
s\a — pen ik moefc zo 9a - pen<br />
sla - pen doe dat ficht nou uit!<br />
G<br />
49
22. Ont<strong>bij</strong>t<br />
Als Kees en Miep zijn opgestaan en zich<br />
hebben gewassen, gaan ze naar beneden om<br />
te ont<strong>bij</strong>ten. In het leesboekje ,,Een dag <strong>bij</strong><br />
Kees en Miep" is dit fragment terug te vin-<br />
den op de pagina's 6 en 7. Het liedje ,,Ont<br />
<strong>bij</strong>t" sluit aan <strong>bij</strong> deze pagina's.<br />
Woordritme. De kinderen mogen zeggen<br />
wat ze <strong>bij</strong> het ont<strong>bij</strong>t eten. Deze woorden<br />
worden geklapt.<br />
ei<br />
J<br />
kaas<br />
worst<br />
melk<br />
pap<br />
be-schuit<br />
J J<br />
be-leg<br />
ont-<strong>bij</strong>t<br />
50<br />
ap-pel<br />
j J<br />
bo-ter<br />
bo-ter-ham<br />
J J<br />
ha-gel-slag<br />
rog-ge-brood<br />
pin-da-kaas<br />
ap-pel-stroop<br />
De leerkracht klapt een woordritme en de<br />
kinderen zeggen, welk woord dit zou kun-<br />
nen zijn.<br />
Liedbegeleiding. Een eenvoudige tvveede<br />
stem, ook geschikt om door kinderen te<br />
laten spelen:<br />
3<br />
Er kan ook een begeleidend ritme mee-<br />
gespeeld of meegeklapt worden:<br />
i i.<br />
het is de hoogste tijd<br />
J<br />
voor een gezond ont<strong>bij</strong>t<br />
of/en<br />
| S<br />
het is de hoogste tijd<br />
J) 7 Ir<br />
voor een gezond nd ont<strong>bij</strong>t<br />
ont<strong>bij</strong>
1<br />
voor<br />
een<br />
het<br />
is dc hoog - ste<br />
een ge - zond ont<br />
G<br />
bo — ten - ham of<br />
Liedje 22<br />
byt.<br />
D<br />
pap<br />
een glaas - je vruch - ten - - sap.<br />
G<br />
am<br />
beschuitjes of een ei<br />
een glaasje melk er<strong>bij</strong><br />
een sneetje roggebrood<br />
zo word ik lekker groot.<br />
51
23. Nou moet je toch eens horen<br />
Op pagina 7 van het leesboekje ,,Een dag<br />
<strong>bij</strong> Kees en Miep" hoort Kees opeens een<br />
zacht getik. Als hij naar buiten kijkt, ziet<br />
hij een mus zitten die met haar snaveltje<br />
tegen het raam tikt. Het lied ,,Nou moet je<br />
toch eens horen" sluit aan <strong>bij</strong> dit fragment.<br />
De kinderen kunnen ook andere geluiden<br />
bedenken. Het liedje wordt dan met die<br />
geluiden gezongen. Bij voorbeeld: Ik hoor<br />
heel zachtjes waf waf waf.<br />
52<br />
Geluiden raden. Het liedje wordt gezongen,<br />
tervvijl de kinderen de ogen dicht hebben.<br />
De leerkracht maakt zachtjes op het ritme<br />
van tik-tik-tik £ $ V een geluidje, <strong>bij</strong>voorbeeld<br />
op het bord of op de radiator en<br />
laat na het zingen raden welk geluid dit<br />
was. De leerkracht of een kind kan die<br />
geluiden ook maken met een instrument,<br />
waarna de kinderen moeten raden welk in<br />
strument ze hoorden. Het liedje moet zacht<br />
gezongen worden: 'je bent een beetje bang<br />
voor dat vreemde geluid'. De kinderen kunnen<br />
ook vertetlen, wat voor geluiden ze<br />
's avonds in bed horen. Er zijn misschien<br />
wel enge geluiden (de gierende, fluitende<br />
wind door de draden van de t.v.-antenne)<br />
of juist blije (de dichtslaande deur als je ouders<br />
weer thuiskomen en je niet meer alleen<br />
bent).<br />
Liedbegeleiding. Een tweede stem voor<br />
blokfluit treft u aan onderaan op de pagina<br />
hiernaast.
Liedje 23<br />
nou moet je tocli eens ho - ren, ik floor heel<br />
tik, tik, tik, nou<br />
C? .<br />
F<br />
rnoet je toch eens bo - rcn, in<br />
al - le - bei myn o - ren: daar is het weer, daar<br />
F C? F<br />
is bet weer, ik hoor: tik, tik, tik, nog eeti keer, ik<br />
Bes F C? F<br />
>■<br />
kan bet 20 niet zienr weet jy het soms tnis-sc/iien?<br />
0 P-<br />
C?<br />
j<br />
53
24. Koek<br />
Joep is het jongere broertje van Kees en<br />
Miep. Als Kees en Miep naar school zijn,<br />
gaat Joep in de tuin met Fik spelen. Joep<br />
heeft van moeder een koekje gekregen.<br />
Samen met Fik eet hij dat koekje op. Dit<br />
verhaalfragment is beschreven op pag. 11<br />
van het leesboekje ,,Een dag <strong>bij</strong> Kees en<br />
Miep". Het liedje ,,Koek" is op het be<br />
schreven fragment gebaseerd.<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. De leerkracht bespreekt <strong>bij</strong><br />
dit liedje ook de tekst: wat zou 'Joepie<br />
Floepie' betekenen? (een troetelnaam). Wie<br />
zijn er in de tuin? Wat eten ze? Wat doet<br />
de hond? Hoe heet die? Bij het tweede koe-<br />
plet kunnen de kinderen raden, waar Joep,<br />
Fik en de koek zijn gebleven.<br />
Ritme. De klas klapt het ritme van het lied<br />
gedeeltelijk mee.<br />
In regel 1 alleen joepie kk en snoepie Jtx<br />
regel 2 helemaal<br />
in regel 3 alleen woeffie *A en draffie Jtk<br />
regel 4 helemaal.<br />
Of: met slaginstrumenten: de regels 1 en 3<br />
<strong>bij</strong>voorbeeld met een trom en de regels 2<br />
en 4 met een tamboerijn.<br />
54<br />
Luisterspelletjes. Een kind roept: 'woeffie,<br />
waffie, lekkere koek voor jou'. De anderen<br />
houden de ogen dicht en moeten raden uit<br />
welke richting het roepen kvvam of welk<br />
kind het riep.<br />
Nog een luisterspelletje: Fik is weggelopen.<br />
Joep gaat hem zoeken en roept: 'Woeffie,<br />
waffie, waar ben je?' Hoe verder hij van<br />
huis gaat, hoe zachter zijn geroep wordt.<br />
En als hij vveer terugkomt, wordt het geluid<br />
weer sterker. Iemand roept eerst heel hard,<br />
daarna steeds zachter, dan weer wat harder,<br />
alsof hij in de buurt naar de hond zoekt.<br />
Een ander kind zegt, of Joep steeds verder<br />
weggaat, of dat hij weer dichter<strong>bij</strong> komt.<br />
Het roepen gaat ondertussen steeds door.<br />
Liedbegeleiding. Een tweede stem voor<br />
blokfltiit of klokkenspel staat onderaan de<br />
pagina hiernaast. Ritme-instrumenten kun<br />
nen deze regelmatige tegenstem meespelen,<br />
of in twee groepen elkaar afwisselen:<br />
UiUfif enz.
Ic\) do r<br />
i<br />
i<br />
05-<br />
Liedje 24<br />
G am D?<br />
joe - pic f/oe - p lust jy ook ecn snoe-pie<br />
joep is<br />
G<br />
woef- f/e,<br />
a<br />
am _ D?<br />
in de tuin en ecfc een koek<br />
waf-f/e f/k rent op een draF- f/e<br />
D? _ G CG<br />
want die koek is net nog wat ik zoek.<br />
-O-<br />
joepie floepie lust jij ook een snoepie?<br />
joep was in de tuin en at een koek<br />
niemand weet nog waar ze zijn gebleven<br />
want die koek en fik en joep zijn zoek.<br />
JJL<br />
-&-<br />
1<br />
55
25. Zuurkool met worst<br />
s><br />
Als Kees en Miep 's middags uit school<br />
thuiskomen en vader van z'n werk komt,<br />
wordt er warm gegeten. Moeder heeft zuur<br />
kool met worst gemaakt (zie leesboekje<br />
,,Een dag <strong>bij</strong> Kees en Miep", pagina 24, 25<br />
en 26). Aansluitend op dit fragment kan het<br />
liedje ,,Zuurkool met worst" worden<br />
aangeieerd.<br />
Rolverdeling. Twee kinderen spelen voor de<br />
klas de rollen van moeder en kind. De ene<br />
helft van de klas zingt met 'moeder' mee:<br />
'Aan tafel, aan tafel, het rommelt in mijn<br />
buik'. Dan de andere helft samen met 'het<br />
kind': ' 'k heb reuze veel honger en weet je<br />
wat ik ruik*. Het refrein wordt door alien<br />
gezongen.<br />
Het lied kan wat syncopisch (svvingend) ge<br />
zongen worden, waar<strong>bij</strong> de derde kwartnoot<br />
( J ) steeds iets voor de derde tel van de<br />
maat komt:<br />
J J- JLJ iJ- i<br />
aan ta-fel, aanlta-fel<br />
56<br />
Uitbeelden. Als moeder roept:<br />
J J J J J J<br />
aan ta-fel, aan ta-fel<br />
klappen in<br />
de handen<br />
U<br />
slaan op<br />
de knieen<br />
'k Heb reu-ze veel hon-ger<br />
De ene helft van de klas klapt de maat, de<br />
andere helft wrijft op de maat over de buik.<br />
Bij het zingen van:<br />
zuurkool met worst met een bruine<br />
korst: staan en linksom draaien.<br />
zuurkool met worst voor de dorst:<br />
staan en rechtsom draaien.
I<br />
1<br />
tier<br />
refrein:<br />
rom<br />
em<br />
hon -<br />
Liedje 25<br />
t<br />
aan ta - fel, aan<br />
D<br />
em<br />
ta -<br />
j J I .1 -I<br />
D<br />
fel, hefc<br />
- melt in myn buik 'kheb reu - zc vcel<br />
- ger en weet je Wat<br />
r r r<br />
zuur<br />
D<br />
brui<br />
A<br />
- kool met worst<br />
D A?<br />
G<br />
ik<br />
—a<br />
ruik?<br />
en spek - jcs met een<br />
- ne korst , zuur - kool met worst en<br />
wa — ten woor de dorst.<br />
aan tafel, aan tafel<br />
• •;>•. aan tafel kom je ook?<br />
, .... 'k heb reuze veel honger<br />
- ••/-•■ ; •' en weet je wat ik rook?<br />
D<br />
57
26. Dag kees, dag miep, dag mama<br />
Het leesboekje ,,Een dag <strong>bij</strong> Kees en Miep'*<br />
eindigt met het weer naar bed gaan van de<br />
kinderen. Het liedje ,,Dag kees, dag miep,<br />
dag mama*' is heel geschikt als afronding<br />
van het <strong>lezen</strong> in leesboekje 3 van Veilig<br />
<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>.<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. Het liedje kan meerdere<br />
keren herhaald worden. Bij elke herhaling<br />
wordt het iets zachter gezongen, 'want tangzamerhand<br />
vallen we in slaap'. Elke keer<br />
wordt door een kind na de laatste regel een<br />
naam gefluisterd. De laatste keer echter<br />
v/ordt nog even diep gezucht: iedereen<br />
slaapt.<br />
58<br />
Ritme. De kinderen mogen hun naam<br />
klappen: ^^<br />
j j j n j n n<br />
kees rob-bie i-ne-ke dui-me-lies-je<br />
De leerkracht vraagt, wie er ook een naam<br />
heeft die 'net zo' geklapt wordt. De hele<br />
klas klapt die naam. De klas klapt een rit<br />
me van een voornaam; wie een naam heeft<br />
met hetzelfde ritme, mag dat ritme<br />
herhalen.<br />
De klas wordt in vier groepjes verdeeld:<br />
groep<br />
groep<br />
groep<br />
groep<br />
J<br />
1 klapt: kees<br />
J J<br />
2 klapt: rob-bie<br />
3 klapt: i-ne-ke<br />
4 klapt: dui-me-lies-je<br />
J<br />
kees<br />
J J<br />
rob-bie<br />
hj<br />
i-ne-ke<br />
n n<br />
dui-me-lies-je<br />
De groepen klappen de naam vier keer ach-<br />
ter elkaar. De groepen kunnen ook een<br />
naam na elkaar beginnen. Groep 4 begint<br />
met 'duimeliesje', daarna groep 3, enz.<br />
Geluiden. Suggesties voor het luisteren en<br />
nadoen van geluiden (enge geluiden als je in<br />
bed ligt, <strong>bij</strong>voorbeeld) zijn te vinden <strong>bij</strong><br />
liedje 23 ('Nou moet je toch eens horen\)
Liedje 26.. . . *\<br />
em<br />
T^:<br />
kees, dag miep, dag ma - ma, dag<br />
D D em<br />
pirn, dag nies, dag dop« we gaan tnaar weer eens sla-pen, we<br />
A? D<br />
maan schynt door fiefc mam, ik droom van dui - me-lies- je, ka-<br />
G DAD<br />
bou - ters zifr - ten saam, ze flui-sfce-ren een naam...~<br />
vanaf hck begin tot fme steeds zachter worden.<br />
59<br />
D.C.
27. In de bieb<br />
De kinderen kunnen de maat lopen op het<br />
liedje:<br />
weet je waar ik gister Hep<br />
Dit kan met een of meerdere instrumenten<br />
ondersteund worden.<br />
Bij het woord bi-bli k o-theek wordt<br />
gestampt op de plaats van (*) of er wordt<br />
een klap op een instrument gegeven.<br />
Liedbegeleiding. Bij het lied kan een tvveede<br />
stem of een basmelodie meegespeeld wor<br />
den. Zie onderaan de pagina hiernaast.<br />
De bibliotheek staat centraal <strong>bij</strong> de bladzijden<br />
2 tot en met 11 van het boekje ,,Wat<br />
gaan we doen?" (Veilig ieren <strong>lezen</strong> 4). In<br />
Handleiding 2 worden op pagina 257 suggesties<br />
gegeven voor een bezoek aan de<br />
bibliotheek. Het liedje ,,In de bieb" sluit<br />
heel fijn hierop aan.<br />
Maat en ritme. Het liedje wordt 'swingend1<br />
als we zingen op het ritme:<br />
weet je waar ik'gister Hep<br />
in de bieb ja'in de bieb<br />
60
Liedje 27<br />
weet je waar ik g\s - ter liep? }n die bleb ja<br />
am Bes f<br />
in de bleb. 'kleen-de er een heel mooi bock<br />
J J J<br />
'twas maar een heel kort be~zoek. er staan boe-ken<br />
C dm am Bes<br />
in een zaal, kies een 5tnp of een ver-haal/kom er by- na<br />
F C? F<br />
el - ke week in de bi - bli - o - -theek.<br />
tweede stem<br />
basmelodie<br />
IT<br />
F=£<br />
TT<br />
F<br />
0 m<br />
61
28. In de leeshoek<br />
In veel basisscholen wordt in de onderbouw<br />
gevverkt met een lees- of boekenhoek. Regel-<br />
matig zitten er kinderen in deze leeshoek.<br />
Ook vvordt er veelvuldig voorgeiezen of<br />
snuffelen de kinderen wat rond op zoek<br />
naar fijne boeken. Het liedje ,,In de lees<br />
hoek" sluit <strong>bij</strong> deze aktiviteiten aan.<br />
Maat en ritme. Bij het zingen van het lied<br />
kan de maat of het ritme geklapt of<br />
gespeeld vvorden.<br />
I Jc A i<br />
'k heb een lees-boek<br />
en een kijk-boek.<br />
Een triangel kan het contrastritme (steeds<br />
de derde tel in de maat) meespelen.<br />
62<br />
Geluidenboek. De kinderen knippen uit de<br />
krant, reclamefolders of tijdschriften plaat-<br />
jes waar een of meerdere geluiden <strong>bij</strong><br />
horen. Elk groepje van zes kinderen maakt<br />
samen een boekje. Elk kind zoekt twee ge<br />
luiden. De plaatjes worden opgeplakt en het<br />
geluid eronder 'getekend'.
Liedje 28<br />
lees - boek en een kyk- boek en een<br />
r r 7<br />
en een plak-boek en een<br />
trfn 5Py- ker - broek.<br />
a<br />
63
29. Knutsellied<br />
Knutselen vormt de belangstellingskern <strong>bij</strong><br />
de bladzijden 12 tot en met 22 van Veilig<br />
<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 4. Men hoeft kinderen nauvve-<br />
lijks tot knutselen te stimu<strong>leren</strong>. Ze zijn<br />
vaak spontaan op hun creatieve manier bezig<br />
met allerlei materialen. Het knutsellied<br />
sluit wat melodie betreft heel goed aan <strong>bij</strong><br />
het spontane karakter van knutselbezighe-<br />
den. Het is een fijn liedje om gezellig tij-<br />
dens het knutselen te zingen.<br />
Gebruik van instrumenten. Tussen de zin<br />
*zet het in een wip' en de daarop volgende<br />
zin fluiten we <strong>bij</strong> —^ van laag naar hoog<br />
met de mond of op een schuiffluit. Bij 'zet<br />
het in een wap' fluiten we <strong>bij</strong>^* van hoog<br />
naar laag.<br />
Tijdens de handenarbeidles kunnen de kin<br />
deren eenvoudige instrumenten maken, zoals<br />
schudbekers. Twee plastic bekertjes worden<br />
gedeeltelijk gevuld met rijst, steentjes of<br />
zand en tegen elkaar geplakt met plakband<br />
of lijm. Ook een kazoo is gemakkelijk te<br />
maken: een w.c.-rolletje met aan een uitein-<br />
de een dun stukje papier en een klein gaatje<br />
in de rol. Zie afbeeldingen elders op deze<br />
pagina.<br />
De kazoo wordt bespeeld door erin te neu-<br />
rien of te zoemen. Het knutsellied wordt<br />
met deze instrumenten als volgt begeleid:<br />
de woordjes 'knippie, knappie, ritsel, ratsel,<br />
wip, wap' worden meegespeeld. Het geluid<br />
met de schuiffluit kan ook met de kazoo<br />
gemaakt worden. Men laat de kinderen de<br />
verschillende geluiden beluisteren en ontdek-<br />
ken hoe nieuwe geluiden ontstaan (<strong>bij</strong>voor-<br />
beeld door de schudbeker met andere of<br />
meer dingen te vullen).<br />
64<br />
Grafische partituur. De leerkracht maakt<br />
kaarten met daarop tekens:<br />
hoger \lager/ kort lang<br />
Voor de kazoo <strong>bij</strong>voorbeeld: —<br />
afwisselend hoog/laag en kort.<br />
Voor schudbekers <strong>bij</strong>voorbeeld:<br />
lang schudden A\A/\/ww\/W\<br />
kort schudden MAA.<br />
Samen met de kinderen wordt een muziekstukje<br />
verzonnen en daarna gespeeld.<br />
Wil het geen chaos worden, dan moeten er<br />
tevoren goede afspraken zijn gemaakt: over<br />
het teken om te beginnen, het teken dat<br />
aangeeft wie mag spelen, hoe lang, het te<br />
ken om te stoppen, het tempo.<br />
Een kazoo maken<br />
Kartonnen closet-rolletje (1).<br />
Stukje vloeipapier aan een zijde plakken,<br />
met lijm of cellotape (2).<br />
Nu is het rolletje aan een zijde dicht (3).<br />
Klein gaatje maken in het rolletje, vlak<strong>bij</strong><br />
het vloeipapiertje, zodat de lucht straks kan<br />
ontsnappen (4).<br />
Versier het instrument (5).<br />
Bespeling: De opening voor de mond. Dan<br />
neurien waardoor het vloeipapiertje gaat<br />
trillen en er een zoemgeluid ontstaat.
1<br />
-da-<br />
Liedje 29<br />
knip-pie, knap-pie, knip-pic met een schoiar.<br />
d»s° em<br />
rifc — 5cl, rat — sel, from - mel<br />
A fh'iten / A.<br />
zet heb in een wip<br />
A?<br />
knut - se -<br />
zefc het in een wap<br />
zet het in een wip — wap in el - kaar.<br />
Jli.<br />
\<br />
(1)<br />
(2)<br />
(3)<br />
(4) fc.V.<br />
(5)<br />
®_J;<br />
D iA<br />
65
30. Naar de supermarkt<br />
Een gedeelte van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 4 gaat<br />
over vvinkelen: de pagina's 22 tot en met<br />
32. De kinderen gaan samen met moeder<br />
naar de supermarkt boodschappen doen.<br />
Van tevoren heeft moeder een boodschappenlijstje<br />
gemaakt. De meeste dingen die op<br />
net lijstje staan zijn in dit liedje verwerkt.<br />
Het lied ,,Naar de supermarkt" kan goed<br />
gebruikt worden als afsluiting van de behandeling<br />
van de pagina's 24, 25 en 26 uit het<br />
leesboekje.<br />
Ritme. Op het bord worden twee lijstjes ge<br />
maakt: een met de boodschappen die wel<br />
gekocht worden en een met boodschappen<br />
die we niet kopen. Die boodschappen kunnen<br />
geklapt worden. Sommige boodschap<br />
pen worden op hetzelfde ritme geklapt. Een<br />
kind noemt een boodschap en de hele klas<br />
kiapt deze:<br />
J<br />
ham<br />
zout<br />
zeep<br />
< ||p; kip<br />
soep<br />
n<br />
w.c. -<br />
66<br />
n<br />
papier<br />
J J<br />
wit-lof<br />
zeep-sop<br />
bloem-kool<br />
n j<br />
fles-je-bier<br />
Voorafgaand aan het liedje wordt een ritme-<br />
voorspel gemaakt:<br />
j j j n j n j<br />
ham wit-lof fles-je-bier fles-je-bier<br />
De klas wordt hiertoe in drie groepen<br />
verdeeld: I<br />
groep 1 zegt of klapt J (ham)<br />
groep 2 zegt of klapt JJ (wit-lof).<br />
groep 3 zegt of klapt JJ J JJ J (fles-je<br />
bier fles-je bier).<br />
Als voorspel of als tussenspel kan ook het<br />
volgende gespeeld worden, maar niet te<br />
snel, anders moet het lied in een veel te snel<br />
tempo worden gezongen.<br />
anderen spelen<br />
Wit!.- ■<br />
T'i'TJ<br />
jn.<br />
i<br />
1 2 ga j« mc«? 3 4 flcs.jc bier.<br />
Een goede manier om het tempo tevoren<br />
vast te stellen is het lied zelf even te zingen;<br />
dan de 4-telsmaat er<strong>bij</strong> te denken (of te tik-<br />
ken) en daarna dat zelfde tempo ook aan te<br />
houden voor het voorspel.<br />
Geluiden. Kassa's maken verschillende gelui-<br />
den. Ouderwetse kassa's hebben een bel,<br />
moderne maken zoemgeluiden en geluiden<br />
die je <strong>bij</strong> een computerspel hoort: tet-tet-tet-<br />
tet . . . De kinderen kunnen diverse kassa-<br />
geluiden verzinnen en imiteren.
.4 r<br />
er mee naar de<br />
G D<br />
Liedje 30 \ jii>*-&—5»<br />
su - per - markt?<br />
•■ 0 0 0<br />
jij het wa-gen- tje zens hier. koop zcep en zout en een<br />
am D7<br />
fles-je bier , liam, wit- /of en W. C. - pa- pier.<br />
c a<br />
koop je een kip, een ver - sz<br />
zeg, Icoop je al-les wat er<br />
C<br />
D Q<br />
-o-<br />
is? nu nog pa-pier en een<br />
G D? G<br />
pen er - by en by de kas-sa in de<br />
67
gepaste instrumenten: oude auto-toeter,<br />
fluitje (scherp), trommel (stuk blik).<br />
onderaan. Speel toet pr ie eens mee op aan-<br />
Liedbegeleiding. Een basmelodie op klokkenspel<br />
treft u aan op de pagina hiernaast<br />
aan de autoraces op Zandvoort.)<br />
grind.<br />
Een kind doet het geluid van de motor na.<br />
Hoe hoor je het geluid van de motor als er<br />
in de verte een auto aankomt? De auto<br />
komt vlak langs je en verdwijnt weer in de<br />
verte. Hoe is dan het geluid? (Denk eens<br />
Geluiden. De geluiden kunnen ook door<br />
instrumenten worden uitgebeeld: een toeter<br />
(feesttoeter), het motorgeluid door in een<br />
bakje grind te roeren en het ie-ie-ie geluid<br />
door op de losse kop van een blokfluit te<br />
blazen. Rammelen kan ook met het bakje<br />
even op.<br />
au-to-band au-to-band plof<br />
Bij het vvoord 'hobbel' veert iedereen<br />
fn<br />
De ritmefiguur JJ J (triool) is gemakkelijk<br />
aan te <strong>leren</strong> op de spreektekst:<br />
toe-oe-oet doet . . . (zingend)<br />
Na het refrein, na1 toet br ie hobbelbeweging<br />
rh rn<br />
wordt geroepen: ho, wat een hob-bel was dat<br />
door de bocht.<br />
Lied uitbeelden. Bij toe-oe-oet wordt een<br />
beweging ge'maakt van sturen; <strong>bij</strong> pr pr pr<br />
van schakelen en <strong>bij</strong> ie ie ie van het hangen<br />
Als moeder met de kinderen uit de supermarkt<br />
komt, dit fragment staat beschreven<br />
op pagina 27 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 4, horen<br />
ze opeens: toe-toet! Het is oom Rob die aan<br />
komt rijden in zijn autootje. In dit liedje<br />
zijn allerlei geluiden verwerkt. Het zijn geluiden<br />
die je hoort als je in de auto zit: toeteren,<br />
het geluid van de motor, het piepen<br />
van banden als de auto door de bocht rijdt.<br />
3<br />
68<br />
31. Het autootje
n* n<br />
Liedje 31<br />
»m j j J J J<br />
Tfer<br />
toe - oe - oet doet hefc ou - too -tje<br />
D D<br />
mo - tor — be te keer<br />
pr, pr, pr, gnat het<br />
wfe - leu door de bocht, met een gnn - ge - fcje van tach-tig gaat ie<br />
D AD<br />
wcer. met het stuur vast in m'n han-den lek-ker<br />
J1 1 1<br />
r<br />
1—0' J<br />
1 J J J J<br />
y - den door hefc bos, ram-me\ ram-mel doet het spatbopd er zit<br />
5Q7 • ^ JJ " ~ " "[ |<br />
tf<br />
vast een moer-tje los<br />
A<br />
._ __^—<br />
—J—J—*—«—«—«—<br />
toet br, ie.<br />
( hobbel beweging)<br />
D.C<br />
69
32. Een kijkdoos<br />
Op bladzijde 32 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 4<br />
staat beschreven hoe de kinderen een kijk<br />
doos kunnen maken. Bij het maken van die<br />
kijkdoos kan dit liedje worden gezongen.<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. Bij het aan<strong>leren</strong> kan het lied<br />
ook geneuried worden. De leerkracht vraagt<br />
de kinderen dan goed te luisteren om zodoende<br />
te ontdekken, welke stukjes van de<br />
melodie hetzelfde zijn.<br />
70<br />
Dansje. De kinderen staan in een kring:<br />
T.'l* *"*• -<br />
8 passen naar links ,,voor een stuiver . ."<br />
8 passen naar rechts ,,aan de voorkant<br />
4 passen naar het midden ,,In de doos zie je . ."<br />
8 passen naar links ,,bovenop een rood . .'<br />
Het dansje kan ook begeleid worden door<br />
een blokfluit of door het liedje op de<br />
cassette-recorder te spelen. ^<br />
Liedbegeleiding. Een voorspel op het<br />
klokkenspel:
1<br />
Liedje 32<br />
voor een stui — ver oF een<br />
■I IJ J J<br />
dup - pie, heb fk bier een mooi - e doos. aan de<br />
F dm C?<br />
3 i<br />
3<br />
voor-kant is een kyk-gat, wat je zicfc is ein-de<br />
F Bes F<br />
r r i r<br />
loos. in de doos zie je tclein - duim-pje en die<br />
Bes F<br />
gpo — te is de reus. bo - ven - op een rood pa -<br />
dm Cj F<br />
pier - tje, hou die doos nou voor je neus.<br />
71
33. Mijn papa heeft een strop<br />
Op bladzijde 15 van vverkboekje 2 <strong>bij</strong> Veilig<br />
<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> staat een oefening met gekke<br />
woorden, zoals: visdoek, boommat en voet-<br />
zak. De kinderen moeten proberen uit de<br />
gegeven woorden zinvolle woorden samen te<br />
stellen. Kinderen doen deze oefening met<br />
veel enthousiasme. lets dergelijks kan ge-<br />
daan worden met dit lied: er kan een non-<br />
sensliedje, een gek liedje van gemaakt<br />
worden.<br />
72<br />
Een gek liedje. De kinderen mogen zelf<br />
nieuwe woorden verzinnen voor een aantal<br />
plaatsen in het liedje. Op die manier ont-<br />
staat er een heel vreemd, maar grappig lied.<br />
Een voorbeeld:<br />
kees zit in de bad-muts<br />
mies ligt op haar bord<br />
mama loopt de boom in<br />
en mijn papa zoekt zijn pop<br />
kees zit in het bad-sap<br />
mies is <strong>bij</strong> haar pijp<br />
mama met een sis-slang<br />
en mijn papa heeft een stop.<br />
Liedbegeleiding. De invulwoorden kunnen<br />
door instrumenten worden vervangen. In<br />
plaats van het invulgedeelte (de onderstreep-<br />
te woorden) wordt een instrument bespeeld.<br />
Het contrastritme kan eveneens door een in<br />
strument worden meegespeeld.
in*<br />
A<br />
Liedje 33<br />
1 J J 11 J 1 J 1 #<br />
ma — loopt de tuin in en myn<br />
pa - pa zoekt zn peb.<br />
73
34. Ganzenbord<br />
ftr<br />
Op de pagina's 18 en 19 van werkboekje 2<br />
<strong>bij</strong> Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> staat een spellingspel,<br />
in de vorm van een ganzenbordspel. Voor-<br />
dat het spel gespeeld kan worden, moeten<br />
de plaatjes die erop staan benoemd worden.<br />
De plaatjes zijn verwerkt in het lied ,,Gan<br />
zenbord".<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. De plaatjes op biz. 18 en 19<br />
van werkboekje 2 <strong>bij</strong> Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> kun-<br />
nen <strong>bij</strong> het aan<strong>leren</strong> de tekst ondersteunen.<br />
Maat en ritme. Het lied is geschreven in een<br />
6/8 maat. Die is in dit lied twee-delig.<br />
12 3 4 5 6 met het accent op de eerste en<br />
de vierde tel. Op deze tellen wordt steeds<br />
bed, poes, uil, schep, enz. gezongen. Als de<br />
kinderen <strong>bij</strong> het zingen van een van die<br />
woordjes in hun handen klappen, (<strong>bij</strong> 'duik,<br />
duim, taart, kaart' 2 klappen), klappen ze<br />
automatisch die tvveedelige maat. Bij de<br />
laatste regel klappen ze vanzelf in dezelfde<br />
maat door.<br />
Hetzelfde gebeurt, als de kinderen het liedje<br />
gaan lopen en <strong>bij</strong> elk woord (bed, poes,<br />
. . . .) stampen.<br />
74<br />
Muzikaal ganzenbord. Op het bord wordt<br />
een ganzenbord getekend, zoals op de teke-<br />
ning elders op deze pagina.<br />
Op elk plaatje staat een instrument getekend<br />
en de grafische notatie van een geluid. De<br />
instrumenten worden verdeeld. Iemand<br />
gooit met een dobbelsteen. Het aantal ogen<br />
bepaalt welk instrument mag spelen.<br />
Voorafgaand aan het eerste spel worden alle<br />
geluiden gemaakt en wordt de betekenis van<br />
de grafische notatie verklaard.<br />
Liedbegeleiding. Tweede stem voor de blok-<br />
fluit treft u aan onderaan de pagina hier-<br />
naast.
een<br />
dm<br />
y i k<br />
i? r ~p<br />
bed, een pocs, een<br />
A<br />
\(s\<br />
W<br />
J<br />
«<br />
\\<br />
J'<br />
* 0<br />
kous,. een neus, een<br />
C<br />
»?<br />
r—r<br />
een touw, een<br />
boer, een rnier, een duim,—<br />
C F<br />
C<br />
Liedje 34<br />
duik,<br />
F<br />
uil, een schep, een<br />
ecu<br />
reus, een schuur, een<br />
een schil, wat tak-ken<br />
en een ei, een doek, een deur, een toart<br />
F g? C F G? C<br />
i l<br />
we spe- len woord-jcs pan- ze-bord by ploat-jes op een kaart<br />
■+--- - r" f—-f?—<br />
r r # #<br />
J<br />
4<br />
—rf<br />
75
35. Ik wil een beest<br />
Het leesboekje ,,Wat een pret" (Veilig <strong>leren</strong><br />
<strong>lezen</strong> 5) begint met de verjaardag van Henk<br />
(bladzijde 2 tot en met 7). Het liedje ,,Ik<br />
wil een beest" sluit aan <strong>bij</strong> dit gegeven,<br />
evenals het hierna volgende liedje ,,Je bent<br />
jarig".<br />
Geluiden. Verschillende kinderen kunnen <strong>bij</strong><br />
het zingen de geluiden uit het liedje nadoen,<br />
eventueel op instrumenten. Woef, zwaar ge<br />
luid; waf, licht; miauw, sierlijk; kriet, hoog<br />
en snel. Ook andere dieregeluiden kunnen<br />
gei'miteerd worden en door de kinderen geraden.<br />
Op grammofoonplaten voor smalfilmers<br />
komen ook vaak dieregeluiden voor.<br />
Ritme. Behalve een dier zijn er nog andere<br />
cadeautjes mogelijk: Iemand noemt iets wat<br />
hij graag voor zijn verjaardag wil hebben;<br />
de klas klapt dat woord.<br />
j j n n<br />
pop spoor-trein brand-weer-auto enz.<br />
Een van de kinderen klapt een cadeautje; de<br />
anderen mogen raden wat dat zou kunnen<br />
zijn.<br />
76<br />
Dieregeluidenconcert. De klas wordt in<br />
groepjes verdeeld. Elke groep stelt een dier<br />
voor. Afgesproken wordt, hoe de groep het<br />
geluid zal maken, hoe vaak achter elkaar, in<br />
welk ritme. Bijvoorbeeld:<br />
J J I<br />
miauw miauw<br />
J J J J I<br />
woef woef woef woef<br />
n n n n<br />
tok-tok tok-tok tok-tok tok-tok<br />
piep piep<br />
De 'dierenoppasser' wijst aan welke groep<br />
geluid mag maken. Op deze manier kan een<br />
dieregeluidenconcert gegeven worden.
fc^<br />
Liedje 35<br />
woef*, doet de hond van de<br />
C D<br />
doeb de hond van oom<br />
piet,<br />
G<br />
G<br />
bv — ren.<br />
y doet de poes a\ - le u — ren.<br />
krieb, doet met - een een par - kiet.<br />
am Dj<br />
r r r<br />
am<br />
i i i<br />
-€^<br />
± i<br />
r r r r<br />
en maan-dog ben ik<br />
G em<br />
i<br />
ja, maan-dag is hefc fee5t, mag ik dan een<br />
hond — je ma - ma , mag ik dan een beesfc?<br />
G<br />
I I I<br />
1<br />
77
36. Je bent jarig<br />
78<br />
Liedje aan<strong>leren</strong>. Dit liedje is vooral geschikt<br />
als luisterliedje. Voor kinderen van de eerste<br />
klas is het nogal moeilijk te zingen. De klas<br />
kan in spreekkoor, goed articu<strong>leren</strong>d<br />
oefenen:<br />
Henkie de penkie de poepla.<br />
Jappie de pappie de flappie.<br />
Er kunnen nog wel andere zinnetjes verzon-<br />
nen worden ook.<br />
Ook <strong>bij</strong> dit liedje, op dezelfde manier als<br />
<strong>bij</strong> het lied ,,Ik wil een beest", kunnen<br />
cadeautjes geklapt worden.
ed je bent<br />
D<br />
Liedje 36<br />
em<br />
ja - ng. hkp,hiep, hoz<br />
het is feest— . dit is voor jou, o wat aar-dig.<br />
A D<br />
kben al — tyd aar-dig gz - wecst<br />
zoen en een doos van je ma —<br />
nu maar uit; dank je wel —. loop je nog m je py-<br />
A D<br />
$^3<br />
- -ma , ding-don^ daar hoor ik de bel<br />
vvip uit je bed je bent jarig<br />
hiep, hiep, hoera het is feest<br />
dit is voor jou, o wat aardig<br />
'k ben altijd aardig geweest<br />
een zoen en een doos van je oma<br />
pak nu maar uit; dank je wel<br />
henkie de penkie, de poepla!<br />
wie doet me na maar dan snel.<br />
em<br />
79
37. Poesje<br />
Dit liedje is gebaseerd op de tekst van blad-<br />
zijde 9 in Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 5. De tekst van<br />
het liedje is <strong>bij</strong>na letterlijk gelijk aan de<br />
tekst in het leesboekje.<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. De leerkracht zingt het liedje<br />
voor. De kinderen vergelijken de tekst uit<br />
het leesboekje met die van het liedje. Waar<br />
verschillen de beide teksten?<br />
80<br />
Spelletje. Een kind loopt als een poes door<br />
de klas. Iedereen zingt het lied. De kinderen<br />
aaien de poes. Bij: 'pootje alsjeblieft', geeft<br />
de poes een krab <strong>bij</strong> het kind waar hij/zij<br />
staat. De kinderen maken een afwerend ge-<br />
baar. Dan wordt gewisseld, een ander is dan<br />
de poes.<br />
Dit spel kan ook in de kring gespeeld wor-<br />
den: de poes blijft nu het hele lied in het<br />
midden. Kring loopt links om, poes ligt in<br />
het midden. Bij: 'Poesje, poesje hoor eens<br />
goed, pootje alsjeblieft', voorzichtig naar<br />
binnen lopen. Dan haalt de poes uit.<br />
Bij: 'Toe nou poesje au, au, au, zeg poes<br />
wat is dat?' lopen de kinderen terug naar<br />
buiten. De kring maakt <strong>bij</strong> de laatste regel<br />
een afwerend gebaar naar de poes. Dan<br />
komt een andere poes aan de beurt.<br />
Liedbegeleiding. Een tweede stem voor de<br />
blokfluit treft u aan onderaan de pagina<br />
hiernaast.
m 1±<br />
do 0<br />
poes -<br />
em.<br />
11 j j<br />
poes<br />
A<br />
poot — je<br />
~U<br />
poes - je<br />
D<br />
ben<br />
Liedje 37<br />
kom eens hier<br />
A<br />
—O—<br />
lief<br />
poes - je hoor eens goed<br />
als — je — — blieft.<br />
toe nou poesje, au, au, au<br />
zeg poes wat is dat?<br />
hup de deur uit, hoor je goed?<br />
weg je bent een kat!
38. Wat eng<br />
Op de bladzijden 10 en 11 van Veilig <strong>leren</strong><br />
<strong>lezen</strong> 5 staat een eng verhaal over Henk die<br />
's nachts allerlei vreemde geluiden in huis<br />
hoort. Dit enge liedje sluit heel goed aan <strong>bij</strong><br />
die tekst. De kinderen zullen het met veet<br />
enthousiasme zingen.<br />
Liedje aan<strong>leren</strong>. Bij het zingen van het lied<br />
je worden de geluiden die erin voorkomen,<br />
zo goed mogelijk gei'miteerd. De kinderen<br />
kunnen nog meer enge geluiden verzinnen.<br />
'Wie verzint het engste geluid?'<br />
82<br />
Luisteren naar muziek. Wie heeft er wel<br />
eens een enge film gezien op televisie? Om<br />
een film nog spannender te maken wordt er<br />
vaak enge muziek <strong>bij</strong> gespeeld. Laat de kinderen<br />
een kort fragment enge muziek horen<br />
en vraag welke beelden er op de televisie te<br />
zien zouden zijn. Dit is een prima oefening<br />
om kinderen te helpen indrukken en gevoe-<br />
lens te verwerken.
Liedje 38<br />
tss, wat is het stil hier. brrf wat don-ker zeg!<br />
D G<br />
o, wat piept de deur eng . ie - der -een is weg .<br />
C Q M D am<br />
hoor ik ie mand lo - pen kr. kr. kr . ie. dedeurgaafco-pen.<br />
pff, wat waaifc het zeg.<br />
am G<br />
loopt hier ook een dief rond?<br />
zz<br />
en ben ik de klos .<br />
= geluid zo origineel mogelijk zingen.<br />
83
39. Op de ijsbaan<br />
Een gedeelte van leesboekje 5 van Veilig<br />
ieren <strong>lezen</strong>, namelijk de pagina's 12 tot en<br />
met 26, bevat verhaaltjes waarin sneeuwpret<br />
centraal staat: een sneeuwpop maken, met<br />
sneeuwballen gooien, op de slee, op de glijbaan,<br />
enzovoort. Het liedje ,,Op de ijs<br />
baan" en ook het hierna volgende ,,Jan, de<br />
sneeuwman" sluiten aan <strong>bij</strong> het gegeven<br />
,,sneeuwpret*'.<br />
84<br />
Geluiden. De kinderen imiteren schaatsge-<br />
luiden:<br />
tsch (met een <strong>bij</strong>na onhoorbare ie)<br />
tsch (met een <strong>bij</strong>na onhoorbare oe).<br />
Deze geluiden gaan aan het liedje vooraf.<br />
Of: de helft van de klas maakt schaatsgeluiden<br />
op de maat van 'links rechts', de ande-<br />
re helft zingt het lied.<br />
Schaatsen kun je op verschillende manieren:<br />
langzaam (met grote halen), sneller, . . .<br />
In de verte komt een schaatser aan. Het geluid<br />
is zacht, hij komt voor<strong>bij</strong> ... het geluid<br />
van de schaatser op het ijs is sterker<br />
geworden ... en verdwijnt tenslotte weer<br />
in de verte. Een groep schaatsers komt<br />
langs . . . Beeld dit met geluiden uit.<br />
Lied uitbeelden. Een 'hardrijder' kan voor<br />
de klas schaatsbewegingen maken <strong>bij</strong> het<br />
lied. Eventueel kan dit met de hele klas tij-<br />
dens de gymles.<br />
Liedbegeleiding. Een basmelodie <strong>bij</strong> het lied<br />
staat op de pagina hiernaast.
k6 em<br />
Liedje 39<br />
8<br />
links, rechts, op de- baan voor naask, kyk<br />
em am F em B?<br />
me gam<br />
op kyk nou t/it. lig ik op snuifc—<br />
r n r<br />
omhoog, kijk m*n been<br />
spring op, op m*n teen<br />
ho stop, glij ik door<br />
lig ik op m'n oor<br />
em<br />
85
40. Jan, de sneeuwman<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. Het eerste deel van het lied<br />
moet langzamer gezongen worden dan het<br />
tweede deel: 'Pak me dan<br />
Bewegingen <strong>bij</strong> het lied. De bewegingen<br />
worden pas aangeleerd, zodra de kinderen<br />
het lied kennen. Bij het eerste, langzame,<br />
deel staat ieder als sneeuwman naast de<br />
stoel en zwaait op de maat met de armen.<br />
Bij het tweede, snelie deel, sprint ieder op<br />
de plaats.<br />
86<br />
c '<br />
Spel. Gebruik hier<strong>bij</strong> een lap, een hoed, en<br />
een zelfgemaakte papieren pijp. Jan de<br />
sneeuwman loopt door de klas <strong>bij</strong>: 'Staan<br />
die mij niet reuze goed?' Op het laatste mo<br />
ment pakt de dichtst<strong>bij</strong>zijnde leerling de<br />
hoed van Jan. Jan schreeuwt: 'He jo, geef<br />
die hoed terug.' Waarop de achtervolging<br />
wordt ingezet. De klas zingt: 'Pak me dan'.<br />
Als de grapjas gepakt wordt, dan is Jan<br />
nog een keer de sneeuwman. Zo niet, dan<br />
wordt gewisseld.<br />
Tot slot. Na het lied suggereert de leerkracht,<br />
dat het gaat dooien. Iedereen is<br />
sneeuwman, maar is bang om te smelten.<br />
Omdat de sneeuwmannen zo lang mogelijk<br />
willen leven, maken ze uit voorzichtigheid<br />
geen enkel overtollig geluid of overbodige<br />
beweging meer. Daarom gaat ieder geruisloos<br />
zitten. Op deze manier worden de kin<br />
deren weer rustig.
&^<br />
Liedje 40<br />
n<br />
ik ben jorn de on -ver-schrok-ken vre - se - \y - ke<br />
snccuw - man .<br />
C<br />
en die pyp, die<br />
dm<br />
dm<br />
snel. gm<br />
>, die hoed,<br />
&£ t<br />
staan die my niet<br />
reu-ze goed? pak me don,<br />
6m H c~~<br />
m<br />
pak me dan, de als je kan -<br />
dm<br />
hier heb ik je dan!<br />
87
41. Het lelijke jonge eendje<br />
Leesboekje 5 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> eindigt<br />
met het verhaal van het lelijke jonge eendje.<br />
Het liedje sluit nauwkeurig aan <strong>bij</strong> de tekst<br />
van het verhaal. De kinderen kunnen de inhoud<br />
van het lied volgen aan de hand van<br />
de tekeningen die op de pagina's 27 tot en<br />
met 32 staan.<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. Het liedje is te lang om uit<br />
het hoofd geleerd te worden; wel is het geschikt<br />
als lees- en luisterliedje. De leerkracht<br />
kan eventueel het eerste deel van elk koeplet<br />
voorzingen en daarna de kinderen de rest.<br />
Bij het eerste koeplet vanaf: 'Wat zie je er<br />
gek uit'.<br />
Een tweede stem<br />
Hi<br />
(AV-1-' * 1 t) J 1 J<br />
88<br />
fine<br />
Geluiden. Het eendje komt op plaatsen<br />
waar van alles te horen is: <strong>bij</strong> het water dat<br />
klotst en waar eenden kwaken; het eendje<br />
huilt; er is een meertje in het bos waar vogels<br />
fluiten; een jager die schiet; de kat<br />
blaast tegen het eendje. Deze geluiden wor<br />
den met de klas verklankt, met of zonder<br />
instrumenten.<br />
Aan bepaalde geluiden herken je de plaats<br />
waar je je bevindt: de markt (roepende<br />
kooplieden), het station, het bos (fluitende<br />
vogels), het zwembad (schreeuwende mensen<br />
en plonzen in het water). Op grammofoonplaten<br />
voor geluidsfilmers staan dergelijke<br />
'sfeer'-geluiden. De kinderen kunnen naar<br />
deze geluiden luisteren en raden waar dat<br />
geluid is opgenomen.<br />
Liedbegeleiding. Een basmelodie en een<br />
tweede stem staan hieronder:<br />
-6^<br />
Q<br />
m—<br />
O-i<br />
^ ^<br />
D. C.
een le - lyk<br />
uit een groot<br />
C<br />
G<br />
D<br />
ei.<br />
Liedje 41<br />
jong eznd -je komt<br />
15 le - lyk en<br />
3<br />
groot, toch is moe - - der bly.<br />
3<br />
wat<br />
A<br />
heb je<br />
D<br />
J<br />
ze zijn <strong>bij</strong> het water<br />
ik zie er wel zes<br />
ze zijn uit hun nest<br />
en hun moeder geeft les<br />
de moeder zegt: weg jij<br />
het eendje is bang<br />
het huilt en 't gaat weg<br />
£<br />
zie je<br />
raar<br />
bm<br />
fine.<br />
cjek uifc, wat<br />
dons. vvcg, weg! roept er<br />
een - tje, je hoort niet by ons.<br />
en het loopt dan heel lang<br />
het komt <strong>bij</strong> een bosven<br />
een man die dan schiet<br />
het eendje zit stil<br />
heel stil in het riet<br />
het komt <strong>bij</strong> een hutje<br />
eruit sist de kat<br />
en dan komt de nacht<br />
't is koud en erg nat<br />
G<br />
A<br />
het komt <strong>bij</strong> een boer en<br />
die maakt een fijn nest<br />
hij geeft het wat voer en<br />
het voelt zich weer best<br />
de wei is weer groen<br />
de winter voor<strong>bij</strong><br />
het park en de vijver<br />
die staan er mooi <strong>bij</strong><br />
het water niet koud meer<br />
en wie komt daar aan<br />
wat is dat voor dier<br />
hee ... een prachtige zwaan!<br />
89
42. Bij de bakker<br />
s5^{m—.<br />
Bij leesboekje 6 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> is<br />
onder andere het liedje ,,BU de bakker"<br />
geschreven. De omslagtekening van Veilig<br />
<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 6 toont een situatie in een bakkerswinkel.<br />
Het liedje ,,BiJ de bakker" kan<br />
<strong>bij</strong> de introductie van dit leesboekje worden<br />
aangeleerd. Dit lied sluit overigens ook aan<br />
<strong>bij</strong> de pagina's 6, 7 en 8 van het leesboekje.<br />
In dat fragment gaat Pietje naar de bakker<br />
om drie ons koekjes te kopen.<br />
90<br />
Luisteroefening. Pietje betaalt <strong>bij</strong> de bakker<br />
met een stuiver, een dubbeltje en een gul<br />
den. Hij laat ze een voor een op de toonbank<br />
vallen. Kun je horen in welke volgorde?<br />
Laat vooraf elk muntje een keer horen.<br />
Bakkersdans. Een groepje kinderen staat<br />
voor de klas, de rest van de klas zingt het<br />
lied. De kinderen voor de klas vormen een<br />
kringetje. De rechterarm gestrekt naar her<br />
midden. De kring gaat draaien en het liedje<br />
wordt gezongen. Bij 'hap, hap, hap, dat<br />
smaakt naar meer': denkbeeldig koekjes<br />
eten (de doos staat in het midden van de<br />
kring) de kinderen staan dan stil. Bij 'niet<br />
mevrouw' (vragend kijken), 'jawel meneer'<br />
(knikken). Iedereen gaapt <strong>bij</strong> 'Goeie morgen<br />
bakker, bent u al lang wakker?'<br />
Liedbegeleiding. Een tweede stem voor de<br />
blokfluit staat onderaan de pagina hier-<br />
naast.
Liedje 42<br />
te-<br />
goe - je - mor - gen bak - ker Me -ons koek—jcr<br />
—- -w ^ ^ ^p- ^^<br />
hap, hap, hap, dat smaakt naar meer, niet me-vrouw?,ja-wel me-necr!<br />
G (bm) C G D7 G<br />
he jy koek-jes pak- ker loop zelF naar de bak - kerf<br />
goeie morgen bakker<br />
drie tompouzcn graag ^<br />
die van de reklame<br />
mooi weertje vandaag<br />
hap, hap, hap dat smaakt naar meer<br />
niet mevrouw? jawel meneer!<br />
goeie morgen bakker,<br />
bent u al lang wakker?<br />
91
um 111, i /-*=■*■' *uj>.jw4r».»-y.<br />
43. De dokter<br />
Kees ligt in bed. Hij is ziek. De dokter<br />
komt om Kees te onderzoeken. Die ziet het<br />
al snel: Kees heeft griep. Bij dit fragment is<br />
het liedje ,,De dokter" geschreven.<br />
Lied uitbeelden. Als de kinderen het lied<br />
kennen, kunnen de drie delen van het lied<br />
A, B en C elk op een andere manier gezon-<br />
gen worden:<br />
deel A: patient Kees: 'pijnlijk' zingen<br />
deel B: de dokter: 'ernstig' zingen<br />
deel C: patient Kees: 'nieuwsgierig, wat<br />
bang' zingen.<br />
I ...dok..hier-.- doet..pl/n.<br />
92<br />
Klankspel. Voorafgaand aan het lied kan<br />
een klankspelletje gemaakt worden, <strong>bij</strong>v.:<br />
moeder belt de dokter op<br />
je vriendje komt je afhalen om naar school<br />
te gaan en belt aan. Op klokkenspel: C-A<br />
(so-mi)<br />
praten kan gewoon met zinnetjes die <strong>bij</strong> de<br />
situatie passen, of met zogenaamde jabber-<br />
talk: het produceren van spraakklanken<br />
zonder betekenis<br />
je vriendje rent weg naar school (marakas<br />
gebruiken)<br />
de dokter belt aan (klokkenspel)<br />
de dokter loopt de trap op (trom)<br />
de dokter vraagt, wat er aan scheeit.<br />
Daarna wordt het lied gezongen.<br />
Liedbegeleiding. Tweede stem voor blokfluit<br />
onderaan deze pagina.<br />
~o<br />
7T
4-<br />
" 9<br />
A<br />
Liedje 43<br />
dok-ter a\s Ik hier op druk, dan<br />
doet trin voet zo'n pyn, ecu<br />
A D<br />
zou clfltkun-ncn zyn.<br />
D D A<br />
fjsm<br />
ik zie het al: ka<br />
D<br />
scheut een steek en a\s ik bvk,<br />
B bm fis m<br />
eh doe je mor\d eens o-pen en<br />
bm fism<br />
- be - lu - mor-fcu - to, o,<br />
A D<br />
dok - ter is het ern-stig kryg ik een me-di-cyn, kryg<br />
G DAD<br />
ik een fek - ker drank-je, za\ ik dan be-ter zyn.<br />
93
44. Alles op z'n kop<br />
Bewegen <strong>bij</strong> het lied. De klas zingt het lied<br />
en een kind loopt rond met een stoffer,<br />
stofdoek, bezem, of iets dergelijks. Als het<br />
lied uit is, wordt het opnieuw gezongen en<br />
komen er meer kinderen achter de eerste<br />
schoonmaker aan lopen. Die kunnen allerlei<br />
schoonmaakdingen <strong>bij</strong> zich hebben, waarmee<br />
geluiden kunnen worden gemaakt. Ook<br />
Vsj$/<br />
lege flessen van afwasmiddel kunnen, met<br />
steentjes gevuld, geluid maken. Het lied<br />
wordt hiermee ritmisch begeleid.<br />
Ritme. De ritmische begeleiding kan vrij<br />
zijn, of alleen <strong>bij</strong> tevoren afgesproken delen<br />
van het lied. Het contrastritme komt na:<br />
'Alles op zijn kop' A<br />
'alles ruim ik op1 k<br />
Jc Pas op<br />
Dit contrastritme wordt door de kinderen<br />
heel natuurlijk aangevoeld. Voor wie dit<br />
niet goed kan, helpt misschien de suggestie,<br />
dat de tik komt <strong>bij</strong> de echo van 'kop', 'op'.<br />
Dit lied is geschreven <strong>bij</strong> het fragment op<br />
bladzijde 19 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 6. Op<br />
bladzijde 19 is te zien hoe moeder bezig is<br />
met het opruimen van de keukenkast. Ze<br />
haalt alles uit de kast en zet het op tafel:<br />
een doos, kopjes, de koekjestrommel. Liesje<br />
mag moeder helpen. ,,Pak maar een doek",<br />
zegt moeder tegen Liesje, ,,en maak een<br />
sopje in een emmer." De tekst van het lied<br />
sluit <strong>bij</strong> dit fragment aan.<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. Bij het aan<strong>leren</strong> van het lied<br />
wordt dit eerst enige malen voorgezongen.<br />
De leerkracht vraagt de kinderen daarna<br />
wat er allemaal op tafel staat.<br />
94
4 G<br />
t<br />
Liedje 44<br />
a\ - les op zVi kop , ik ben aan de schoon-maak.<br />
boelsbaat op de ta - fel: een<br />
pak ook maareen stof-doek c« vul<br />
de krie - bels, de<br />
fles, een ton, een kop, de<br />
een em-mer sop, je<br />
trom-mel van de koek-jes,— wie ruimb die rom-mel op<br />
krijgk nu ook de krie- bels— pas op:<br />
95
45. In de tent<br />
Leesboekje 6 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> bevat<br />
ook een verhaal over Henk en Lies die sa-<br />
men een tent maken van een oude lap stof.<br />
Dit verhaal staat op de pagina's 20 en 21.<br />
Lies en Henk gaan in de tent spelen: dokter<br />
en patient, een dief en oom agent, een<br />
popster en een band.<br />
Voorspel <strong>bij</strong> het lied. Als voorspel <strong>bij</strong> het<br />
derde koeplet wordt het volgende gespeeld:<br />
lanqzaom omhaoq gaan sneller<br />
ritme groep 1 melodie;<br />
neuri'en of xylofooti(s)<br />
ritme groep 2<br />
Hiertoe wordt de klas in groepjes verdeeld.<br />
Ritmegroep 1 speelt: ILIA<br />
12 3 4<br />
Het tweede groepje neuriet of speelt:<br />
do re mi fa so<br />
1 2 3 4| 1<br />
Ritmegroep 2 speelt: twee-je drie<br />
96<br />
En daarna begint het koeplet. Als geheu-<br />
gensteuntje kan op het bord in drie kleuren<br />
getekend worden:<br />
X X X X XAX<br />
Hebben we de beschikking over verschillen-<br />
de ritme-instrumenten, dan kunnen we deze<br />
op het bord of op kaarten tekenen. Telkens<br />
als een instrument wordt aangewezen of een<br />
kaart wordt opgestoken, mag dat betreffen-<br />
de instrument spelen.<br />
ritmestokjes handtrom<br />
schellen<br />
Spel <strong>bij</strong> het lied. Bij het lied hoort het uit-<br />
beelden van de dokter en de patient, de dief<br />
en de agent, en de popster met zijn band.<br />
De kinderen mogen zelf verzinnen hoe ze<br />
dit mimisch (uitbeelden zonder praten)<br />
doen.<br />
Liedbegeleiding. Tweede stem voor blokflu-it<br />
of klokkenspel (zie onderaan de pagina<br />
hiernaast).
Liedje 45<br />
we spe-lcn in de tent een dok-ter een pa-tient, dan<br />
kom ik 5traks naar bin -nen en dan weet ik wie je bent ik<br />
zeg dan: goe-je -mor- gen en jy zegtidag mz-neer en<br />
vind je het wel grap-\)\g, nou dan doen we \t\og een keep.<br />
we spelen in de tent<br />
een dief en oom agent<br />
dan kom ik straks naar binnen<br />
en dan weet ik wie je bent<br />
ik zeg dan: ja ik neb je<br />
en jij zegt: dank u zeer<br />
en vind je het wel grappig,<br />
nou dan doen we Jt nog een keer<br />
J<br />
D<br />
we spelen in de tent<br />
een popster en een band<br />
dan kom ik straks naar binnen<br />
en dan weet ik wie je bent<br />
ik zing dan een mooi nummer<br />
en jij bent het publiek<br />
D<br />
en vind je het wel grappig<br />
nou dan maak ik meer muziek.<br />
97
46. Ik verhuis<br />
In leesboekje 7 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> staan<br />
twee thema's centraal. Op de pagina's 2 tot<br />
en met 7 wordt beschreven dat kinderen van<br />
een oude wijk naar een nieuwe wijk verhuizen.<br />
Het liedje ,,Ik verhuis" en ook het volgende<br />
lied ,,Vroeg op de dag'* sluiten aan<br />
<strong>bij</strong> het thema verhuizen.<br />
Ritme. Als de kinderen het liedje kennen,<br />
kunnen ze het ritme meeklappen of meelopen.<br />
Een kind kan tijdens het zingen met<br />
een trom vrij rondlopen op het ritme om dit<br />
zodoende zelf te voelen. De vraag kan gesteld<br />
worden, <strong>bij</strong> welke woorden het ritme<br />
telkens even stopt.<br />
Innerlijk zingen. Het innerlijk zingen kan<br />
geoefend worden met een radiospel. De leerkracht<br />
zet een denkbeeldige knop van de ra<br />
dio aan en uit. Als de radio uitgezet wordt,<br />
hoor je niets meer (maar de muziek gaat<br />
natuurlijk wel door). Zodra de radio weer<br />
wordt aangezet, zingen we verder. Zijn alle<br />
kinderen dan op de goede plaats in het lied?<br />
Het televisiespel is misschien iets eenvoudi-<br />
ger om gelijk te blijven zingen als er geen<br />
geluid gemaakt mag worden:<br />
,,Onze klas zingt zo geweldig, dat we zijn<br />
uitgenodigd voor de televisie te komen zin<br />
gen. Er kijken een heleboel mensen, maar<br />
dan zet iemand het geluid af." De leer-<br />
kracht drukt op een denkbeeldige toets en<br />
de klas zingt nu zonder geluid te maken<br />
door. De monden blijven wel bewegen. Dat<br />
zie je op de televisie ook. Als de televisie<br />
weer wordt aangezet, zingt ieder weer met<br />
geluid. Om het niet te moeilijk te maken,<br />
kan het aan- en uitzetten het best gebeuren<br />
op logische momenten in het lied, d.w.z.<br />
aan het eind van zinnetjes.<br />
98<br />
Geluidenimprovisatie. Bij de verhuizing<br />
worden verschillende dingen het huis ingedragen:<br />
een vogelkooi, een grote doos, een<br />
zware piano, een stoel. Iemand kan sommige<br />
voorwerpen echt of denkbeeldig door de<br />
klas sjouwen; enkele kinderen kunnen dit<br />
instrumentaal begeleiden. Met lage of hoge<br />
tonen. Snel als er lichte dingen worden verhuisd.<br />
Langzaam en met tussenpozen als het<br />
zware dingen betreft (,,met zware dingen<br />
moet je af en toe even uitrusten").<br />
Liedbegeleiding. Het lied kan met een<br />
klankstaaf G als bourdon begeleid worden.<br />
Steeds deze G op de eerste tel van de maat.<br />
Ritme-instrumenten begeleiden als volgt:<br />
n n<br />
Helaas ben ik vandaag niet thuis<br />
■n j<br />
ik verhuis, ik verhuis<br />
de kamer is vol vreemd gespuis<br />
n n j<br />
't is net een gekkenhuis
—J<br />
c<br />
F<br />
s—<br />
he - - \aas ben<br />
\k ver - huis,<br />
G7<br />
C<br />
Liedje 46<br />
«J<br />
c<br />
^—^—<br />
ik vnn — - daa^ met thuis,<br />
ik ver - fiuis . de ko - is<br />
vreemd ^€ - spuis, *t is net een $ek - ken - - huis.<br />
Een tweede stem <strong>bij</strong> het lied:<br />
J.1 J<br />
vandaag staat alles overhoop<br />
huis te koop, huis te koop<br />
vandaag loopt alles in de soep<br />
wat is het toch een troep<br />
99<br />
\$^£/
47. Vroeg op de dag<br />
Sfeerliedje. Dit liedje is vooral een liedje<br />
om naar te luisteren en om de tekst mee te<br />
<strong>lezen</strong>. Andere muziek die goed <strong>bij</strong> de sfeer<br />
van de vroege ochtend past, is Morgenstim-<br />
mung uit de Peer Gyntsuite van Edvard<br />
Grieg. Samen met de kinderen kan hier<br />
naar worden geluisterd, vergezeld van een<br />
opdracht, <strong>bij</strong>voorbeeld:<br />
Het tekenen van de opgaande zon met<br />
mooie kleuren in de hemel;<br />
Het tekenen van een straat met daarin men-<br />
sen, dieren of dingen die je 's morgens<br />
vroeg al kunt horen: iemand die zijn hond<br />
uitlaat, de hond blaft; een torenklok die<br />
slaat; een kraaiende haan; fluitende vogels<br />
in de bomen; iemand die op zijn brommer<br />
stapt om te gaan vissen.<br />
Geluiden. Geluiden, zoals hierboven gesug-<br />
gereerd, kunnen geimiteerd worden of gera-<br />
den, als ze tevoren op een bandje zijn opge-<br />
nomen. Ook kan met de kinderen gesproken<br />
worden over het verband tussen melodie en<br />
inhoud van het lied: het is wat verdrietig; is<br />
dat te horen?<br />
Liedbegeleiding. Een tegenstem voor de<br />
blokfluit:<br />
100<br />
J r r £=£<br />
t<br />
o
Bes-<br />
buurt nog<br />
waar myn<br />
Bes<br />
heel vroeg op<br />
n\z - mand is<br />
en<br />
»<br />
ei<br />
het is<br />
C?<br />
de dag a\s bet<br />
te zien, zelfs
48. In het circus<br />
Het tweede thema in leesboekje 6 van Veilig<br />
<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> is: circus. Dit onderwerp is in<br />
het leesboekje aan de orde vanaf pagina 8.<br />
Het lied ,,In het circus" en het lied ,,Otto,<br />
mijn vriend" zijn geschreven om in de klas<br />
een echte circussfeer te kunnen oproepen.<br />
Klankspel <strong>bij</strong> het lied. Tussen de koepletten<br />
kan een klankspel gemaakt worden, zoals<br />
dit elders op deze pagina staat weergegeven.<br />
bla-bb-bla<br />
bla-bla-bla applaus<br />
Aankondiging door circusdirecteur<br />
circuspaardjes<br />
(tongklakken)<br />
,,oh oei!!'<br />
acrobaten<br />
applaus<br />
applaus<br />
tromgeroffel trapeze<br />
(vingers tikken) ,,O"<br />
102<br />
applaus<br />
Ritme. Het contrastritme na 'circus*, 'trape<br />
ze' en 'olifanten* kan meegespeeld of ge-<br />
klapt worden.<br />
Liedbegeleiding. Tweede stem voor de blok-<br />
fluit. Deze staat onderaan de pagina hier-<br />
naast.<br />
Circusspel. Regelmatig worden er op de<br />
televisie circusvoorstellingen vertoond. De<br />
leerkracht kan dan met een cassetterecorder<br />
de <strong>bij</strong>passende muziek opnemen en deze la<br />
ter in de klas laten horen. De kinderen mogen<br />
dan raden welk circusnummer er <strong>bij</strong> dat<br />
muziekje zou passen. De muziek 'volgt* als<br />
het ware het nummer, maakt spanning en<br />
gevaar hoorbaar met tromgeroffel en het<br />
eind met een fanfare.<br />
In de gymzaal kunnen enkele kinderen een<br />
circustoer doen, zoals over de evenwichtsbalk<br />
lopen, op de handen staan, een stok<br />
laten balanceren, galopperende circuspaarden<br />
nadoen. Een 'orkest' kan deze nummers<br />
van een passende begeleiding voorzien en<br />
letten op het tempo, de hoogtepunten als<br />
het moeilijk wordt, en het vrolijke slot als<br />
alles goed is gegaan en het publiek applaudiseert.
4 1<br />
3^ •L2-<br />
1 ^<br />
4<br />
4<br />
Liedje 48<br />
in het cir - cus kirn je leeu-wen zien, een tro-<br />
i G<br />
pe - 2e en een tram — po — lien.<br />
p<br />
fian<br />
G<br />
j<br />
aw C<br />
- ten en een - vi<br />
D?<br />
o - li-<br />
— aan, heb jc<br />
zin om naar hefc cir - cus toe te gacrn<br />
in het circus zijn de clowns te zien<br />
circuspaarden, beren bovendien<br />
mooie kunstjes van een baviaan<br />
ga maar kijken want het circus komt er aan.<br />
i<br />
103
49. Otto, mijn vriend<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. Soms kan het verduidelijken<br />
van de melodie-opbouw het aan<strong>leren</strong> versnellen.<br />
Bij dit lied kunnen we de kinderen<br />
zeggen, dat de melodie van de eerste twee<br />
regels gelijk is aan de melodie van de laatste<br />
helft. ,,Als je het wijsje half kent, ken je<br />
het dus al helemaal."<br />
Spel. Iemand kan voor clown spelen. Dit<br />
wordt door het grappige geluid van een<br />
schuiffluit begeleid. De clown kan meelopen<br />
in een circusoptocht, waarin artiesten en<br />
dieren meelopen, en waar<strong>bij</strong> het circusorkest<br />
speelt. De optocht marcheert op het ritme<br />
van:<br />
j u n j<br />
ot-to de clown enz.<br />
Dit ritme kan afwisselend sneller en langzamer<br />
gespeeld worden. Het loopritme wordt<br />
hier<strong>bij</strong> aangepast.<br />
104<br />
Dansje. De circus-directeur geeft een groepje<br />
clowns de opdracht een dansje in te studeren<br />
voor de voorstelling. Hij geeft aan de<br />
clowns een plattegrond vvaarop staat hoe ze<br />
achter elkaar moeten lopen. Steeds als de<br />
lijn stopt moeten ze stil staan, punten kun<br />
nen betekenen 'springen' (grote punten: gro-<br />
te sprongen). Laat het daarna ook eens begeleiden<br />
door twee instrumenten. De lijn<br />
door melodie-instrumenten, de punten door<br />
een trommel.<br />
Liedbegeleiding. Tweede stem voor de blokfluit<br />
onderaan de pagina hiernaast.
1<br />
gm<br />
Liedje 49<br />
dm<br />
ik heb een vriend in het cir — cus.<br />
ot - to de clown speclt trom -<br />
cn treed fc hy<br />
gm<br />
dm<br />
r r i r<br />
F<br />
- peb<br />
op in de pi — ste, dan<br />
je het uit van de prct,<br />
el A—l 1<br />
—n _z 1<br />
hij maakt een grap of een grapgrol<br />
en als hij rent door de tent<br />
maakt ie een val of een koprol<br />
otto de clown heeft talent<br />
otto, die draagt reuze schoenen<br />
hij heeft een pruik, ruiten jas<br />
wit is zijn wang, rood zijn neusje<br />
*k wou dat ik zelf otto was.<br />
112<br />
f—<br />
1 .<br />
105
50. Lariekoek<br />
vV<br />
Op bladzijde 14 van werkboekje 3 <strong>bij</strong> Veilig<br />
<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> staat een oefening met vreemde<br />
samengestelde woorden: ijspaard, zeebeer,<br />
tijhoorn, nijlhond en neusger. Naar aanleiding<br />
van deze oefening is het liedje ,,Larie<br />
koek" geschreven. Het is een lied over het<br />
landje Lariedom waar de mensen andersom<br />
praten. Daardoor wordt een poes soep en<br />
tak wordt kat. De omkeerwoorden uit het<br />
liedje kunnen op het bord geschreven worden.<br />
De kinderen proberen nu te ontdekken<br />
om welke woorden het eigenlijk gaat.<br />
106<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. Het lied is een onzinliedje,<br />
waarin sommige woorden omgekeerd of verwisseld<br />
vvorden. Het moet in een swingtempo<br />
gezongen worden. Als goed voorbeeld<br />
van swing kunnen we muziek van Glen<br />
Miller (<strong>bij</strong>voorbeeld 'In the Mood') laten<br />
horen. De kinderen kunnen de koepletten<br />
'vertalen'. Wellicht zijn er meer onzin-<br />
teksten te bedenken.<br />
Ritme. Het liedje wordt begeleid met een<br />
tamboerijn of andere slaginstrumenten.<br />
Deze spelen altemaal hetzelfde swingende<br />
ritme:<br />
3 J 3 Jen,<br />
Liedbegeleiding. Basmelodie onderaan de<br />
pagina hiernaast.
4<br />
Liedje 50<br />
in't klei-ne Icmd-je fa - ri - dom, ver weg hier van-daan<br />
pra - ten men - sen an - dere - om<br />
B7 - em<br />
A7 D? ^ G<br />
fa - rie - koek, zo Heet de krant, lees jc in dat land.<br />
A7 D<br />
maar de zin-nen raar en krom klin-ken o -lie - dom.<br />
kijk de soep zit voor het raam (poes)<br />
ik ruik aan een soor (roos) *<br />
en de mus zit op de kat (tak)<br />
lor een lab naar koos (rol - bal)<br />
sum je hebt een mooie pok (mus - kop)<br />
tee je ook een peer (eet)<br />
nee ik tee een rode riep (eet - pier)<br />
die is eindeloos<br />
in 't kleine landje lariedom<br />
ver weg hier vandaan<br />
praten mensen andersom<br />
kun jij ze verstaan?<br />
■0- # ■0 #<br />
0—•<br />
0 0<br />
kijk een ijspaard in een luik (kuil)<br />
nijlbeer in de zon (ijsbeer - nijlpaard)<br />
pook een ijsco <strong>bij</strong> een rak (koop - kar)<br />
kijk daar loopt een non<br />
drink een loca uit een self (cola - fles)<br />
in de dierennuit (tuin)<br />
wil ik elke gad wel zijn (dag)<br />
als het even kon<br />
in 't kleine landje lariedom<br />
ver weg hier vandaan<br />
praten mensen andersom<br />
kun jij ze verstaan?<br />
G<br />
i mmfine<br />
D.C.<br />
107
51. Leida, de grapheks<br />
Op pagina 18 van werkboekje 3 <strong>bij</strong> Veilig<br />
<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> staat een oefening waar<strong>bij</strong> Leida,<br />
de heks, allerlei vreemde dingen tovert. Het<br />
liedje sluit zowel wat tekst als melodie be-<br />
treft <strong>bij</strong> deze oefening aan.<br />
Dansje. De kinderen mogen <strong>bij</strong> het eerste<br />
koeplet in groepjes een dansje (bewegingen<br />
<strong>bij</strong> het liedje) verzinnen. Bijvoorbeeld: Lei<br />
da tovert, lacht, kijkt in haar boek, zegt<br />
een toverspreuk. Die toverspreuk wordt met<br />
een (verdraaide) heksestem uitgesproken.<br />
Leida kan dreigend haar vinger opsteken,<br />
eerst blij, maar dan angstig naar de lucht<br />
kijkend.<br />
108<br />
Improvisatie. De kinderen kunnen nog an-<br />
dere toverspreuken verzinnen:<br />
sim sala bim<br />
hokus pokus pilatus pas<br />
hatsie kiele kiele knotsie bom.<br />
Bij het lied kan tovermuziek verzonnen wor<br />
den: Aan het eind van het eerste koeplet<br />
wordt het steeds spannender: of er iets uit<br />
de lucht zal vallen? Dat spannender worden<br />
kunnen we met een roffel op een trom uit-<br />
beelden, van zacht naar sterk. Tenslotte in<br />
de muziek laten horen dat het gelukt is. Dat<br />
kan <strong>bij</strong>voorbeeld door een harde klap op<br />
een bekken, of een melodietje op de xylo-<br />
foon of het klokkenspel. Daarna valt er van<br />
alles uit de lucht en wordt het tweede koe<br />
plet gezongen.<br />
Liedbegeleiding. Tweede stem voor blokfluit<br />
of klokkenspel:
&<br />
Liedje 51<br />
j em<br />
lei — da Is ecn grap - heks<br />
A em<br />
i 1<br />
to — vert weer iets<br />
geks ze k'ykfc in haar to - ver - boek.<br />
ja je stciat per - plex zegt: a - bra-ca-<br />
da- bra. brouwt wat in een pan<br />
val<br />
DA D?<br />
D<br />
- len, maar wat valt er dan ?<br />
A<br />
3<br />
val - len, maar wat valt er dan f<br />
kruimels, druppels, appels<br />
kikkers, guldens, room<br />
wortels, muizen, ei-kels<br />
rupsen in een boom<br />
klompen, heksen, kussens<br />
stuivers en nog meer<br />
leida is een grapheks<br />
tover nog een keer<br />
leida is een grapheks<br />
tover nog een keer<br />
toverspreuk:<br />
gripsie, grapsie, gree<br />
A<br />
gripsie, grapsie, groep<br />
mijn naam is leida floep<br />
ik tover hier, ik tover daar<br />
re - gen moetnu<br />
re - gen moetnu<br />
D<br />
ik maak van jou een klapsigaar<br />
ping, pang, poep, ha, ha, ha<br />
109
52. Bah, wat een weer<br />
Leesboekje 8 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> heet:<br />
Wat een poppenkast. Dit lied sluit aan <strong>bij</strong><br />
de tekst van de pagina's 2 en 3. Als Stef uit<br />
school naar huis toe gaat, regent het heel<br />
hard: ,,Bah, wat een weer!*'<br />
Geluiden. Dit liedje kan <strong>bij</strong> slecht en <strong>bij</strong><br />
mooi weer gezongen worden. Aan welke ge<br />
luiden denken we <strong>bij</strong> slecht weer? Regen,<br />
hagel, storm. En <strong>bij</strong> mooi weer? Vogeltjes<br />
fluiten, mensen lopen in de zon, ik hoor ie-<br />
mand fietsen, ik hoor de ijscoman.<br />
Klankspel. Van beide weertypes kunnen we<br />
een klankspel maken. Op welk instrument<br />
kunnen we regen nadoen? Op welk hagel?<br />
Enzovoort. Wanneer er weinig instrumenten<br />
aanwezig zijn op een school (wat meestal<br />
het geval is), kunnen we voorwerpen uit de<br />
klas gebruiken of kunnen geluiden met vin-<br />
gers of mond gemaakt worden.<br />
Kies <strong>bij</strong> een klankspel altijd een soort van<br />
verklanking: of instrumenten, of geluiden<br />
met de mond, of geluiden met voorwerpen.<br />
Maak als leerkracht een partituur en laat de<br />
kinderen in groepjes het klankspel verzin-<br />
nen. Wanneer zij ai vaker klankspelletjes<br />
gemaakt hebben, kunnen ze misschien ook<br />
zelf een partituur maken. Een voorbeeld<br />
van een partituur treft u elders op deze pa-<br />
gina aan.<br />
Binnen de groepjes moet iedereen weten wat<br />
hij moet doen. De kinderen moeten goed op<br />
elkaar letten en naar elkaar luisteren. Ze<br />
moeten precies weten en laten horen wan<br />
neer het afgelopen is. Na afloop van elk<br />
klankspel bespreekt de leerkracht het kort.<br />
Wie ging te lang door? Wie zat zomaar iets<br />
te doen? Hoe was het om er naar te<br />
luisteren?<br />
110<br />
motregen wind stortregen<br />
hagel storm bliksem ,,kggg'<br />
wind<br />
donder<br />
Ademoefening. De kinderen zingen op twee<br />
tonen (so-mi) het woord 'zomerwind'. Bij-<br />
voorbeeld op het roepmelodietje: kom maar<br />
e-ten.<br />
Eerst doen we dit tegelijk met de hele klas,<br />
daarna kunnen de kinderen in groepjes on-<br />
gelijk inzetten. Er zijn natuurlijk nog meer<br />
mogelijkheden om zomerwind te zingen.<br />
J J J<br />
zo-mer-wind<br />
J J J<br />
zo-mer-wind<br />
J J J<br />
zo-mer-wind<br />
J J<br />
zo-<br />
o<br />
mer- wind<br />
Liedbegeleiding. Een tvveede stem <strong>bij</strong> het<br />
lied treft u aan onderaan de pagina hier-<br />
naast.
&=n=3<br />
i t<br />
boh!<br />
A<br />
Liedje 52<br />
wat een weer van — daag<br />
D DA<br />
bah! wafc een weer dab noe— men ze nou<br />
zo — mer bah! wat een weer,<br />
D<br />
J '<br />
fijn! lekker weer vandaag<br />
fijn! lekker weer<br />
dat noemen we pas zomer<br />
fijn! lekker weer.<br />
111<br />
\t$«j/
53. Woensdagmiddag in de regen<br />
112<br />
r J j<br />
Op pagina 4 en 5 van leesboekje 8 wordt<br />
beschreven dat Stef zich verveelt op woens<br />
dagmiddag. Hij kan niet buiten spelen, om-<br />
dat het hard regent. ,,Ga Rik dan halen",<br />
zegt moeder, ,,en ga met hem op zolder<br />
spelen." Het lied ,,Woensdagmiddag in de<br />
regen" sluit op dit tekstfragment aan.<br />
Liedbegeleiding. De tweede stem voor de<br />
blokfluit staat onderaan de pagina.<br />
j Jl r
f r.<br />
an<br />
wocns — dag- mid-dag<br />
gm<br />
C7<br />
Liedje 53<br />
wie speelt cr met<br />
als hefc kan kom woon je flier vlak<br />
wat een wccr van - re -r gen valt om<br />
kom je spe-len als ik het<br />
F<br />
dm<br />
F<br />
±<br />
113
54. Kijk daar, de poppen<br />
van de poppenkast<br />
Dit liedje sluit het beste aan op de tekst van<br />
pag. 6 en 7 uit leesboekje 8 van Veilig <strong>leren</strong><br />
<strong>lezen</strong>. Omdat het zo'n vies weer is, gaan<br />
Rik en Stef op zolder spelen. Daar vinden<br />
ze allerlei poppenkastpoppen. Over die pop<br />
pen gaat dit liedje: slappe poppen, zwieber-<br />
poppen, stijve poppen, boze poppen.<br />
Uitbeelden. Bij het zingen van het lied kan<br />
steeds een deel van de klas een pop (slappe<br />
pop, zwieberpop, enz.) uitbeelden.<br />
Een verhaal. De leerkracht vertelt het ver-<br />
haal. De kinderen spelen de poppen uit het<br />
verhaal. Als er iets verteld wordt, staan ze<br />
stil. Als ze muziek horen, gaan ze spelen.<br />
De leerkracht is verteller en muzikant tege-<br />
lijk en vertelt het volgende verhaal:<br />
Op de hoek van een stationnetje stond een<br />
muzikant (de leerkracht laat muziek horen).<br />
Elke dag kwamen er kinderen voor<strong>bij</strong>. Deze<br />
dansten op de muziek. Als de muziek stop-<br />
te, dansten ze niet meer. De kinderen wer-<br />
den er zo vrolijk van dat ze heel licht en<br />
mooi dansten. En als de muziek stopte, ga-<br />
ven ze de muzikant wat geld.<br />
Op een dag stopte er een trein. De kinderen<br />
lopen in een lange rij en luisteren naar de<br />
motor van de trein (trommel of schellen-<br />
ring). Alie kinderen stappen uit, maar ook<br />
een tovenaar die de kinderen omtoverde in<br />
poppen. De poppen konden niet praten en<br />
stonden heel stil. De muzikant kwam die<br />
morgen en zag geen kinderen. Hoe hij ook<br />
riep, er kwam geen antwoord. Wei zag hij<br />
allemaal poppen. Bedroefd nam hij zijn in<br />
strument en floot een droevig wijsje. Tot<br />
zijn verbazing zag hij dat de poppen gingen<br />
lopen en droevig keken. Maar natuurlijk<br />
was dit geen gewoon instrument, het was<br />
een toverfluit. Al kon hij dan de kinderen<br />
niet terugtoveren, hij kon wel de poppen<br />
114<br />
van ailes laten doen. Vrolijk dansen, Iaten<br />
huilen, boos laten worden, bang, slap, laten<br />
zwieberen, het koud laten krijgen, enz.<br />
(Speel al deze stemmingen en karakters mee<br />
en verzin er nog meer.)<br />
De muzikant ging met de poppen naar de<br />
stad. Daar zagen ze nog meer poppen: mo-<br />
depoppen, poppenkastpoppen, poppen om<br />
mee te spelen. Op een dag waren alle pop<br />
pen met de trein meegegaan. De trein stopte<br />
weer op het station. De machinist bleek de<br />
tovenaar die de kinderen had omgetoverd in<br />
poppen. Hij was in een vrolijke bui en to-<br />
verde de poppen vveer om in kinderen. Wat<br />
waren die blij en ze dansten en zongen van<br />
plezier. Ze maakten een kring en begonnen<br />
te zingen.
Liedje 54<br />
kyk daar kyk daar , wy zyn de pop-pen-<br />
spe-lers. kyk my kyk haar<br />
zyn<br />
F<br />
hou me<br />
F<br />
de slap - pe pop - pen van de pop - pen- kast.<br />
dus te - gen, hou me dus maar vast, dan<br />
F<br />
C G? C<br />
heb je van die slap - pe pop - pen geen lasb.<br />
kijk daar, kijk daar<br />
wij zijn de poppenspelers<br />
kijk mij, kijk haar<br />
wij zijn de zwieberpoppen<br />
van de poppenkast<br />
hou me dus maar tegen<br />
hou me dus maar vast<br />
dan heb je van die<br />
zwieberpoppen geen last<br />
kijk daar, kijk daar<br />
wij zijn de poppenspelers<br />
kijk mij, kijk haar<br />
wij zijn de stijve poppen<br />
van de poppenkast<br />
hou me dus maar tegen<br />
hou me dus maar vast<br />
dan heb je van die<br />
stijve poppen geen last<br />
I<br />
c<br />
kijk daar, kijk daar<br />
wij zijn de poppenspelers<br />
kijk mij, kijk haar<br />
wij zijn de boze poppen<br />
van de poppenkast<br />
hou me dus maar tegen<br />
hou me dus maar vast<br />
dan heb je van die<br />
boze poppen geen last<br />
115
55. Jan Klaassen en Katrijn<br />
Op de pagina's 10, 11 en 12 van Veilig <strong>leren</strong><br />
<strong>lezen</strong> 8 wordt beschreven hoe Rik en Stef<br />
poppenkast spelen voor hun ouders en voor<br />
Olga. Ze spelen een stuk van Jan Klaassen<br />
en Katrijn. Het liedje ,,Jan Klaassen en<br />
Katrijn*' sluit goed aan <strong>bij</strong> dit verhaalfragment.<br />
Ook kan dit liedje gezongen worden<br />
als men de leerlingen zelf poppenkast-<br />
voorstellingen in de klas laat verzorgen.<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. In de eerste maat: ,,Zie je<br />
die" wordt elk woord lang gezongen. Dit<br />
wordt aangeduid door het teken /T\<br />
Lied uitbeelden. Bij het eerste koeplet bewegen<br />
enkele kinderen die de poppen voorstellen,<br />
als mensen. Bij het tweede koeplet<br />
daarentegen spelen ze als poppen, ze bewegen<br />
anders. Tussen het zingen van het eerste<br />
en het tweede koeplet kan een situatie uitgespeeld<br />
worden die de kinderen zelf hebben<br />
verzonnen.<br />
116<br />
Grafische notatie. Een grafische notatie kan<br />
geluiden en de volgorde daarvan vastleggen.<br />
Zie het voorbeeld hieronder.<br />
jan loopt katrijn praat<br />
/VWN /WV\<br />
t<br />
de dokter belt<br />
L de dokter spuit<br />
i jan rent<br />
1
Liedje 55<br />
pop- pzn m de pop - pen - kast?<br />
wat aar-dlg , kl/k eens wat een ra - re<br />
D<br />
-d^ , 'tlykfc wel oF heb men-sen<br />
e)gen-aar-dig 'tzyn jan klaas-sen en ka - -<br />
A?<br />
kwast!<br />
Zie je die kind'ren voor de klas daar staan<br />
wat aardig, kijk nu ze bewegen gaan<br />
merkwaardig, 't lijkt wel of het poppen zijn<br />
eigenaardig, 't zijn jan klaassen en katrijn.<br />
117
56- Rommellied<br />
Op de pagina's 24 e.v. van leesboekje 8 spe-<br />
len de kinderen een poppenkastspel voor<br />
andere kinderen uit de buurt. Ze spelen een<br />
spel waarin Katrijn Jan Klaassen probeert te<br />
<strong>leren</strong> dat hij niet zo'n rommel moet maken.<br />
Katrijn zou daarvoor dit ,,Rommellied"<br />
kunnen zingen.<br />
Ritme. De kinderen mogen opschrijven, wat<br />
er allemaal voor rommel in de kamer ligt.<br />
De woorden komen in rijtjes op het bord.<br />
In elk rijtje staan woorden die op dezelfde<br />
manier geklapt kunnen worden.<br />
krant<br />
doos<br />
schil<br />
J<br />
ap-pel<br />
as-bak<br />
kop-jes<br />
sui-ker-pot<br />
o-lie-bol<br />
Het lied wordt gezongen en alle woorden<br />
met twee lettergrepen worden meegeklapt.<br />
Twee kinderen spelen op een ritme-<br />
instrument respectievelijk:<br />
j nt<br />
doos en o-lie-bol<br />
Eerst na elkaar, daarna gelijktijdig: 'de olie-<br />
bol gaat de doos in*.<br />
J<br />
doos<br />
-TD J<br />
o-lie-bol<br />
J<br />
doos<br />
n j<br />
enz.<br />
Het kind dat J moet spelen, kan eventueel<br />
in zichzelf do-hoos zeggen.<br />
Met deze beide ritmen als begeleiding kan<br />
het lied gezongen worden.<br />
118<br />
Klankspel. Twee kinderen maken op een<br />
klokkenspel een gesprek tussen Jan Klaassen<br />
(die normaal praat) en Katrijn (die sneller<br />
en hoger spreekt). Of tussen Katrijn (snel en<br />
hoog) en de dokter (langzaam en laag).<br />
Grafische notatie. De klankvoorstelling<br />
wordt gestimuleerd door de spreekhoogte en<br />
het tempo grafisch vast te leggen:<br />
hoog<br />
Maag<br />
jan klaassen<br />
/WWWAWW<br />
katrijn<br />
dokter<br />
Liedbegeleiding. Op een klokkenspel, met<br />
alleen de noodzakelijke klankstaven, is de<br />
melodie onderaan de pagina hiernaast ge-<br />
makkelijk te spelen. Dit kan in combinatie<br />
met de eerder beschreven ritmes.<br />
D E G A<br />
__ ■<br />
D
m<br />
as<br />
G<br />
Liedje 56<br />
de ka — mer is vol<br />
A<br />
rom-mcl, de<br />
bak is prop-vol. het klok — huis van een<br />
A<br />
op- pel, wafc kop-jes en de sui-ker-pofc, een<br />
hal — ve o - lie — — bol.<br />
D<br />
de melk, de doos met koekjes<br />
de schil van een banaan<br />
de krant ligt op het vioerkleed<br />
wie ruimt die rommel netjes op?<br />
ik kan niet eens meer staan.<br />
37~Z<br />
-9 "XT"<br />
i<br />
119<br />
N^jUS/
57. In de poppenkast<br />
Jan Klaassen is alleen thuis. Hij heeft weer<br />
eens flink rommel gemaakt. Opeens gaat de<br />
bel en komt de dokter op bezoek. Als de<br />
dokter de kamer binnenloopt, glijdt hij uit<br />
op de schil van een banaan.<br />
Het tweede koeplet van het liedje ,,In de<br />
poppenkast" sluit op dit verhaalfragment<br />
aan. Het fragment staat in Veilig <strong>leren</strong><br />
<strong>lezen</strong> 8 op de pagina's 26 en 27.<br />
120<br />
Spel <strong>bij</strong> het lied. Een groepje van zes kinderen<br />
voert een poppenspel op, waar<strong>bij</strong> niet<br />
wordt gesproken. In het groepje spelen drie<br />
poppen en drie instrumenten. De instrumen-<br />
ten volgen de bevvegingen van de poppen.<br />
Tevoren verzint de leerkracht met de kinde-<br />
ren een eenvoudig verhaal: een prinsesje<br />
verdwaalt, ze komt een hond (beer) tegen,<br />
de jager redt haar. Of: Jan Klaassen maakt<br />
rommel in de kamer en Katrijn loopt te<br />
mopperen en laat Jan alles weer opruimen.<br />
Of: Jan Klaassen is ziek, maar hij is bang<br />
voor de dokter. Als Katrijn de dokter heeft<br />
geroepen, krijgt Jan een spuitje.<br />
Verschillende groepjes kunnen elk een ver<br />
haal spelen. Voorafgaand aan elke 'voor-<br />
stelling' wordt het eerste koeplet van het<br />
lied gezongen.<br />
Liedbegeleiding. Een tweede stem voor de<br />
blokfluit treft u aan onderaan de pagina<br />
hiernaast.
Liedje 57<br />
pop - pen - kosb is het fyn.<br />
- ne gor - dyn.<br />
wie be - - ginfc en wab zal zyn,<br />
is jan klaassen wel goed gezond?<br />
glijdt de dokter uit op de grond<br />
kom dat zien! ze maken het bont<br />
loopt een grapheks giechelend rond<br />
hi, hi, hi<br />
m j j i<br />
F<br />
121
58. Kikkerlied<br />
Op bladzijde 32 van werkboekje 3 <strong>bij</strong><br />
Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> staan twee versjes over<br />
kikkers: Kikkerbruiloft en De verkouden<br />
kikkertjes. Het ,,Kikkerlied"past hier<strong>bij</strong>.<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. Het koeplet kan door een<br />
klein groepje of als solo gezongen worden,<br />
het refrein door alien. De tekst van het ref<br />
rein kan ook alleen op 'kwaaaak' gezongen<br />
worden: 'dan zijn we allemaal kikkers'.<br />
Nog een variatie: de melodie van het koep<br />
let wordt geneuried en het refrein vvordt op<br />
'Kwaaaak' gezongen.<br />
122<br />
Dansje. Op het refrein kan een kikkerdansje<br />
verzonnen worden, <strong>bij</strong>voorbeeld:<br />
Kwakende kvvebbel kikkerkwab: op de<br />
plaats 'licht' door de knieen buigen.<br />
'k Weet niet eens . . .: naar rechts hippen.<br />
Kwakende . . .: op de plaats door de<br />
knieen buigen.<br />
'k Weet niet eens . . .: naar links hippen.
4<br />
Liedje 58<br />
* o<br />
• *■ *<br />
■xfcr<br />
1. in dc sloofc zit kik - ker-dril he-le klei-ne<br />
D D em<br />
# #<br />
bol - k - fcjes—, gia - zig met zzn zwar - te pit<br />
A P refrein; Q<br />
kik - kers in nun hoi - le - tjzs<br />
D a<br />
kik - ker<br />
a<br />
kwa - ken<br />
A<br />
. kwa -ken - de kweb-bel,<br />
— kwab— 'kweet niet eens of ik't zeif we\ snap-<br />
- de kweb - bel kik - ker kwab —<br />
'kwcet niefc eens of ik't zelf wel snap<br />
D<br />
in de sloot zit kikkervis<br />
hele kleine slangetjes<br />
kopjes met een zwarte staart<br />
kleine groene wangetjes. Refrein.<br />
in de sloot zit kikkervolk<br />
links en rechts, in west en oost<br />
hoor ze daar nou groen en groot<br />
kwaken <strong>bij</strong> het eendekroos. Refrein.<br />
I<br />
123
59. Wie kent het sprookje?<br />
Het lied ,,Wie kent het sprookje?'* is heel<br />
geschikt om te zingen <strong>bij</strong> de introductie van<br />
het leesboekje 9 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>. De<br />
kinderen worden erin aangespoord het<br />
boekje te <strong>lezen</strong>: ,,Wie kent het sprookje<br />
Doornroosje? Lees in je boek, beleef het<br />
mee . . . Hoe is het sprookje afgelopen en<br />
wat vertelde de goede fee?"<br />
Dansje. Tijdens het zingen van het eerste<br />
koeplet danst een kind de boze fee. Bij het<br />
tweede koeplet danst een ander kind de goe<br />
de fee. Beiden kunnen zichzelf begeleiden<br />
met een tamboerijn of een schellenstokje.<br />
124<br />
Een dansje voor de hele klas. De kinderen<br />
lopen in een kring achter elkaar. Op de<br />
helft van het lied <strong>bij</strong> 'wie was haar va-<br />
der . . .' lopen ze de andere kant op. De<br />
boze fee danst precies in de tegengestelde<br />
richting. Aan het einde van het eerste koep<br />
let, stopt de boze fee, zegt een toverspreuk<br />
en geeft de tamboerijn aan een ander kind<br />
(de goede fee). De kring loopt op het<br />
walstempo:<br />
Liedje 59<br />
wie kent het sprook - je doom<br />
em<br />
roos - je?<br />
in je boek, be - - leef het mee .<br />
wie was haar<br />
G<br />
va - - der<br />
D<br />
A?<br />
D<br />
haar moe -<br />
m<br />
en wafc ver - tel - de de bo — ze fee?<br />
wie kent het sprookje doornroosje?<br />
lees in je boek, beleef het mee<br />
hoe is het sprookje afgelopen?<br />
en wat vertelde de goede fee?<br />
der<br />
D<br />
125
60. Het kasteel<br />
Op pagina 2 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 9 wordt<br />
een sfeerbeschrijving gegeven van het<br />
kasteel en de omgeving ervan. De sfeer kan<br />
verder verlevendigd vvorden met behulp van<br />
het liedje ,,Het kasteel*'.<br />
Geluidenimprovisatie. Bijen zoemen in de<br />
tuin. De leerkracht tekent op het bord ver-<br />
schillende manieren van zoemen en vraagt<br />
hoe dat zou klinken.<br />
\iefoj^<br />
■y<br />
i Liedje 60<br />
# in een land hier ver van - daan<br />
G C C<br />
teel in de vlj - ver zwom<br />
J r J J<br />
G F<br />
op de ak - k.ers ^roei - de graan , in<br />
F C<br />
stond een mooi kas-<br />
F C<br />
een<br />
• • J' J<br />
de tuin de<br />
G7 C<br />
bloe — men hoor de by — en zoe - men.<br />
het kasteel was heel erg oud<br />
sprookjes die bestaan<br />
en de poort was van dik hout<br />
muren breed, een straat van goud<br />
zie de bloemen groeien<br />
en de roosjes bloeien.<br />
127
61. Doornroosje<br />
Het lied ,,Doornroosje** bestaat uit twee<br />
koepletten. In het eerste koeplet beklimt<br />
Doornroosje de hoge toren. Daar komt ze<br />
de boze fee tegen. Doornroosje prikt zich<br />
aan het spinnewiel en valt in slaap. Dit<br />
koeplet kan gezongen worden in aansluiting<br />
op de tekst van de pagina*s 18, 19, 20 en 21<br />
van het leesboekje.<br />
Het tweede koeplet sluit aan <strong>bij</strong> de pagina's<br />
30, 31 en 32. Na lezing van deze pagina's<br />
kan het tweede koeplet worden toegevoegd<br />
en tenslotte kan het hele liedje worden<br />
gezongen.<br />
128<br />
Klankspel. De klas wordt in drie groepen<br />
verdeeld:<br />
Groep 1 fluistert: Doornroosje, slaap een<br />
poosje (steeds herhalen).<br />
Groep 2 zucht: rustig, als iemand die slaapt.<br />
Groep 3 speelt zachte tonen op xylofoons,<br />
klankstaven, metallofoons, klokkenspelen.<br />
De roosjes groeien. Dan wordt het liedje<br />
gezongen.<br />
Honderd jaar is lang, als je alleen maar<br />
zuchten hoort en een klok zacht hoort tik<br />
ken. Twee kinderen kunnen dit uitbeelden<br />
(woodblok - zuchten). Als we voldoende in-<br />
strumenten hebben, kunnen we dit regelma-<br />
tig tikken van de klok onderbreken door het<br />
lied of het klankspel.<br />
Liedbegeleiding. Een tweede stem voor de<br />
blokfluit staat onderaan de pagina hier-<br />
naast.
#<br />
■da<br />
Liedje 61<br />
doom - roos~je, slaap een poos-je<br />
em a<br />
2<br />
in de ho-ge<br />
i<br />
to - ren -top. rvs - tig s\a -pen, a - pe -ga -pen<br />
roos - jes groei - en ho - ger — op<br />
A bm G D<br />
D G D<br />
t<br />
doom - roos -je<br />
merkfc niet veel diep in rust is het kas - teel.<br />
doornroosje waarom bloos je?<br />
ben je door een prins gekust?<br />
waarom sliep je?<br />
niemand riep je<br />
je bent vast goed uitgerust<br />
doornroosje, mijn prinses<br />
leidt de prins naar het bordes.<br />
D<br />
129
62. Altijd wat<br />
Als afsluiting van leesboekje 9 van Veilig<br />
<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> (Doornroosje) kan dit liedje worden<br />
gezongen: Altijd wat. In dit liedje komen<br />
enkele elementen uit Doornroosje voor:<br />
roosjes hebben dorens, sprookjes hebben<br />
prinsen, de prinses bemint ze. Verder is dit<br />
gewoon een lekker mee-zing-lied en daardoor<br />
een fijne afsluiting van het leesboekje.<br />
Tekstimprovisatie. In het eerste koeplet kan<br />
de tekst na 'weet je wat ik nog niet heb gehad'<br />
gevarieerd worden, <strong>bij</strong>voorbeeld door:<br />
mensen hebben oren en een neus van voren;<br />
fietsen hebben bellen, kleine schoenen<br />
knellen.<br />
Geluiden. Naar aanleiding van het tweede<br />
koeplet kunnen auto-geluiden gei'miteerd<br />
worden: vrachtauto's (zwaar), personenauto's<br />
(licht). Ook kan gei'miteerd worden hoe<br />
de auto's rijden: snel of langzaam.<br />
'Altijd wat' kun je ook zeggen van de gelui<br />
den die overal en altijd te horen zijn. De<br />
klas gaat even naar buiten om goed te<br />
luisteren en met de opdracht om straks alles<br />
te tekenen wat ze gehoord hebben. Wie dat<br />
kan, mag het geluid zelf tekenen en misschien<br />
kan ook het woord, zoals 'fiets' of<br />
'auto' op de tekening geschreven worden.<br />
Zie het voorbeeld hieronder.<br />
130<br />
Ritme. Het liedje swingt, als het meegeklapt<br />
wordt op het ritme: J J<br />
Liedbegeleiding. Op het klokkenspel kan het<br />
volgende voorspel en tussenspel gespeeld<br />
worden: D Cis B A, D Cis B A, D Cis B<br />
A, D. Zie de noten onderaan de pagina<br />
hiernaast.<br />
A B Cis D
D<br />
Liedje 62<br />
l*» J— J_ J_ J_<br />
hond-jes heb-ben skaar - ten , bak - kers bak - ken<br />
G D<br />
taar - ten , weefc je Vat ik<br />
AD G<br />
had? koe-ien heb-ben ho - rens ,<br />
G D A<br />
J j J<br />
nog niet heb ge<br />
D<br />
j j<br />
ker - ken dra -gen<br />
to - rens , roos - jes heb - ben do - rens aan nun blfld.<br />
sprookjes hebben prinsen<br />
de prinses bemint ze<br />
lees maar zelf je vindt ze overal<br />
mensen in de regen<br />
bomen kom je tegen<br />
auto's op de wegen met geknal.<br />
D<br />
131
63. Arme vogel Job<br />
Het tiende leesboekje van de methode Veilig<br />
<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> heet: Het droevige huis. Het ver-<br />
haal gaat over twee kinderen die regelmatig<br />
<strong>bij</strong> een ouder echtpaar op bezoek gaan. In<br />
het verhaal staan twee nare, droevige ge-<br />
beurtenissen centraal, namelijk de dood van<br />
vogel Job en de gedwongen verhuizing van<br />
het echtpaar naar een bejaardenhuis.<br />
Het liedje ,,Arme vogel Job" kan gezongen<br />
worden in aansluiting op het gelijknamige<br />
hoofdstuk uit het leesboekje. Dit hoofdstuk<br />
staat op de pagina's 4, 5 en 6.<br />
132<br />
Luisteren naar muziek. We kunnen de kin<br />
deren enkele muziekfragmenten laten horen<br />
en hen vragen, welke muziek ze droevig vin-<br />
den. Tijdens het beluisteren van een stukje<br />
droevige muziek kunnen ze de dode pape-<br />
gaai Job tekenen.
.jazz<br />
ge- le.blau-we, paar-sz, groe-ne<br />
Es _ Bes<br />
Wat een ve - ren, woordjes le<br />
As Bes<br />
op een rot-dag, om te huf- len,<br />
Es Bes<br />
Liedje 63<br />
Es<br />
ar - me vo - ge!<br />
Es<br />
pa - pc-gaai- e<br />
Es<br />
Bes<br />
job<br />
Bes<br />
kop<br />
As<br />
ben je dood ge-gaan.<br />
E$ Bes 7 Es<br />
wat ver- drie-tig, zfe op ta-fel 'tle-ge kooi-tjc staan.<br />
gele, blauwe, paarse, stille,<br />
arme vogel job<br />
welterusten, slaap voor altijd<br />
papegaaiekop<br />
in een kuil ben je begraven<br />
lig je in een graf<br />
ben je blij, ben je verdrietig?<br />
vraag ik me soms af.<br />
133
63. Arme vogel Job<br />
Het tiende leesboekje van de methode Veilig<br />
<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> heet: Het droevige huis. Het verhaal<br />
gaat over twee kinderen die regelmatig<br />
<strong>bij</strong> een ouder echtpaar op bezoek gaan. In<br />
het verhaal staan twee nare, droevige gebeurtenissen<br />
centraal, namelijk de dood van<br />
vogel Job en de gedwongen verhuizing van<br />
het echtpaar naar een bejaardenhuis.<br />
Het liedje ,,Arme vogel Job** kan gezongen<br />
worden in aansluiting op het gelijknamige<br />
hoofdstuk uit het leesboekje. Dit hoofdstuk<br />
staat op de pagina's 4, 5 en 6.<br />
132<br />
Luisteren naar muziek. We kunnen de kin<br />
deren enkele muziekfragmenten laten horen<br />
en hen vragen, welke muziek ze droevig vinden.<br />
Tijdens het beluisteren van een stukje<br />
droevige muziek kunnen ze de dode pape-<br />
gaai Job tekenen.
m<br />
\etb\au-wet paar-se, groe-ne<br />
Bes<br />
Wat een ve - ren, woordjes le- ren,<br />
As Bes<br />
op een rot-dag, om te hui- len,<br />
Is Bes<br />
Liedje 63<br />
ar- me vo-gel<br />
Es<br />
Bes<br />
- pc-gadi- e - kop<br />
Zs ^ As<br />
ben je dood gc-gaan.<br />
Es Bes 7 Es<br />
ver-drie-tig, z\e op ta-fel ffle-ge koof-tje<br />
gele, blauwe, paarse, stille,<br />
arme vogel job<br />
welterusten, slaap voor altijd<br />
papegaaiekop<br />
in een kuil ben je begraven<br />
lig je in een graf<br />
ben je blij, ben je verdrietig?<br />
vraag ik me soms af.<br />
133
64. Wil je wel eens weten<br />
In dit liedje ,,Wil je wel eens weten ..."<br />
worden allerlei dieren opgesomd. Het liedje<br />
noemen we daarom een stapelliedje. Het<br />
sluit heel goed aan <strong>bij</strong> pagina 12 van Veilig<br />
<strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> 10. Op die pagina staan ook al<br />
lerlei dieren getekend: een slang, poesjes,<br />
een marmot, parkieten, een goudvis, konij-<br />
nen, een schildpad, en muizen.<br />
Om het <strong>leren</strong> van het lied te vergemakkelij-<br />
ken kan men de kinderen een vel papier ge-<br />
ven waarop ze tekeningen van de dieren<br />
plakken in de volgorde van het liedje: een<br />
goudvis, een poesje, een hondje, een oli-<br />
fant, marmotten, <strong>bij</strong>en, konijnen, een koe-<br />
koek, een schildpad, kanaries, en een slak.<br />
Uiteraard kan men deze dieren ook laten<br />
tekenen.<br />
134<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. Het lied is een stapelliedje.<br />
Allereerst <strong>leren</strong> we de regel: 'Een goudvis in<br />
een kom, een poesje in de zon'. Daarna<br />
zingt de leerkracht: 'Wil je wel eens weten,<br />
hoeveel dieren ik bezit?' Bij regels met nieu-<br />
we dieren worden steeds de vorige herhaald,<br />
<strong>bij</strong>voorbeeld <strong>bij</strong> het derde koeplet:<br />
Een goudvis in een kom, een poesje in de<br />
zon.<br />
Een hondje in een mand, een tamme<br />
olifant.<br />
Marmotten in een doos, tien <strong>bij</strong>en op een<br />
roos.<br />
Het zinnetje 'Een grote mierenhoop staat in<br />
mijn tuin te koop' is door kinderen verzon-<br />
nen. Misschien dat er nog meer leuke zin-<br />
netjes verzonnen kunnen worden door de<br />
kinderen in uw klas.<br />
Expressie. De kinderen kunnen een tekening<br />
maken van het liedje of ze kunnen een huis<br />
tekenen, waarin alle dieren uit het liedje<br />
wonen.
Sj^pr<br />
-n - n<br />
Liedje 64<br />
wil je wel eens we-ten hoe-veel die-ren ik be-zit? je<br />
gm Cj F<br />
$<br />
moetr ze gocd ver-zor-gen, van cla-vond tot demor-gen. het<br />
F gm<br />
Is zzn he- le klus maargoed,je wcet, het houdt je fit.<br />
C7 gw C7 F<br />
wil je we! eens we - ten hoe-veel die - ren<br />
ols stapellfcdje komcn er steeds mccr dferen bu:<br />
F " C?<br />
ik be - zit ?<br />
1 een goud-vfs in een kom, een poes-je in de zon.<br />
2. een hondje in een mand, een tamme olifant<br />
3. marmotten in een doos, tien <strong>bij</strong>en op een roos<br />
4. konijnen in een hok, een koekoek in de klok<br />
5. een schildpad in een bak, kanaries en een slak<br />
6. een paard van honderd jaar, een schaap met hondehaar<br />
7. een grote mierenhoop staat in mijn tuin te koop.<br />
F<br />
135
65- De dierenshop<br />
Op de pagina's 13-17 van Veilig <strong>leren</strong><br />
<strong>lezen</strong> 10 wordt beschreven dat de kinderen<br />
naar de dierenwinkel gaan om een vogel te<br />
kopen. In aansluiting op dit verhaalfragment<br />
kan het liedje ,,De dierenshop" gezon<br />
gen worden.<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. Bij het aan<strong>leren</strong> van het lied<br />
verdelen wij de stukjes 'een jonge hond, een<br />
kleine kat' over verschillende kinderen. De<br />
' laatste zin: 'smeerolifanten verkoop ik niet'<br />
wordt daarna weer gezamenlijk gezongen.<br />
Geluiden. De kinderen verzinnen de geluiden<br />
die de dieren maken. Het liedje wordt<br />
nu iets langzamer gezongen en na het zingen<br />
van de zinnetjes met de dieren wordt steeds<br />
kort het dierengeluid gemaakt: een jonge<br />
hond (blaffen), een kleine kat (zacht<br />
miauwen).<br />
In het refrein kan het geluid van de deurbel<br />
op een klokkenspel of een ander instrument<br />
meegespeeld worden.<br />
Liedbegeleiding. Een tweede stem voor de<br />
blokfluit staat hieronder:<br />
I<br />
136<br />
_LL
.JRC<br />
piet is de baas van de<br />
am D7 G<br />
Liedje 65<br />
die - ren - win — kel<br />
G<br />
V 0 w—m<br />
piefc is de baas van de die-ren-shop hoor je de deur-bzl van:<br />
C Q am D7 G<br />
0 •<br />
r|n _ kel-de kin-kel. piet zoekt een huis-dier voor je op. een<br />
D G D<br />
jon - ge hond, een klei - ne kat, een pa- pa-gaa'i,een<br />
G V G<br />
groe- nc pad, een ra - tel -5lan^, een gras- par- kiet,<br />
D P7 am G<br />
E^ f<br />
sm&er - o - li - fan - ten ver - - koop ik niet.<br />
piet is de baas van de dierenwinkel<br />
piet is de baas van de dierenshop<br />
hoor je de deurbel van rinkel de kinkel<br />
piet zoekt een huisdier voor je op:<br />
een witte muis, een lapjeskat,<br />
een grijs konijn, een waterrat,<br />
een zeepaard, maar zoals je ziet<br />
viiegende vissen verkoop ik niet.<br />
137
66. Verkleedpartij<br />
Floor en Tom hebben een parkiet gekocht<br />
voor meneer en mevrouw Jans. Ze moeten<br />
naar de zolder toe om daar de kooi te halen<br />
voor de vogel. Op zolder ontdekken ze een<br />
kist met allerlei grappige k<strong>leren</strong>. Spontaan<br />
begint dan een verkleedpartij. Dit verhaal-<br />
fragment staat op de paginal 18, 19 en 20<br />
van het boekje ,,Het droevige huis".<br />
138<br />
Spel <strong>bij</strong> het lied. De leerkracht verzamelt<br />
wat oude k<strong>leren</strong> en laat het liedje al zingend<br />
door verschillende kinderen uitspelen.<br />
Ritme. Het lied heeft.de rondo-vorm: ref-<br />
rein - koeplet: A B A C A D.<br />
Het refrein kan meegeklapt of meegespeeld<br />
worden in het ritme: J J<br />
De koepletten kunnen als solo gezongen<br />
worden. De laatste regel van het refrein<br />
'Voor dames en voor heren' wordt iets ver-<br />
tragend gezongen.<br />
Liedbegeleiding. Een tweede stem voor<br />
blokfluit of klokkenspel staat onderaan de<br />
pagina.<br />
r I r r r r r f 1 f<br />
r<br />
m
^■■* .<br />
r<br />
fiM- 1<br />
/5 i<br />
(a)—do<br />
TX 9<br />
G<br />
S »<br />
Liedje 66<br />
op zol — der sbaak een<br />
vreem-de ou - de kle - ren, voor<br />
ii C G C am<br />
elk wab wils, voor<br />
koeplet cm<br />
i<br />
3^<br />
kist met<br />
C G<br />
ie - der-een, voor<br />
D? G<br />
6a - mes en voor he - ren. fme.<br />
1. ik ben een sjiek ma - - dam,<br />
*<br />
draag graag mooi - e kle - rcn . ik ben van stand, van<br />
em<br />
emj am<br />
ho - ge stand, ik hou van ry - ke he - ren.<br />
ik ben een rijke heer<br />
ik reis door alle landen<br />
ik heb een pak, een heel net pak<br />
ik<br />
een mond met gouden tanden. Refrein.<br />
hier is een oude jas<br />
met rafels en met draden<br />
vvie ben ik dan, vvie ben ik dan?<br />
je mag een keertje raden. Refrein.<br />
D.C<br />
refrein<br />
139
67. Bejaardenhuis<br />
Op zekere dag krijgen meneer en mevrouw<br />
Jans een brief van de gemeente. In die brief<br />
staat dat ze uit hun huis moeten. Er vvordt<br />
een nieuwe weg aangelegd, precies op de<br />
plaats waar het huis van de oude mensen<br />
staat. Daarom moeten ze op zoek naar een<br />
nieuw huis. Na lang aarzelen besluiten me<br />
neer en mevrouw Jans om in het bejaarden<br />
huis te gaan wonen. Het liedje ,,Bejaarden<br />
huis" sluit aan op de tekst van pagina 25-28<br />
van het leesboekje.<br />
Ritme. Het contrastritme jc A kan in het<br />
eerste koeplet na 'poes' meegeklapt worden<br />
en in het tweede koeplet kan dit door na<br />
'portier' twee tikjes tegen de (denkbeeldige)<br />
pet te geven.<br />
Toonhoogte. Na een gesprekje over ouder<br />
worden, opa en oma, bejaardenhuis en<br />
waarom de poes niet mee mag, kunnen we<br />
een bejaardenflat van twee en drie verdie<br />
pingen op stencil zetten.<br />
Als het 's avonds donker wordt, gaan in alle<br />
kamertjes de lampen aan. Elke keer als<br />
iemand van de benedenverdieping het licht<br />
aandoet, hoor je 'ping' (op de laagste toon<br />
van het klokkenspel). Steeds als iemand van<br />
de bovenverdieping de lamp aandoet, hoor<br />
je 'ping' (op de hoogste toon van het<br />
klokkenspel).<br />
140<br />
De leerkracht speelt nu af en toe een hoge<br />
dan wel lage toon en de kinderen kleuren<br />
een kamertje van de bejaardenflat, al naar<br />
gelang de hoogte van het geluid een kamer<br />
tje boven of beneden.<br />
Moeilijker wordt het, als we in het flatgebouw<br />
van drie verdiepingen de lichtjes gaan<br />
aandoen. De middelste verdieping heeft dan<br />
als 'ping' de middelste toon van het<br />
klokkenspel.<br />
Als we op het bord een bejaardenflat tekenen,<br />
waarvan in een aantal kamers het licht<br />
brandt, kunnen we de kinderen op het klok<br />
kenspel ook zelf de lampen laten aandoen.<br />
Ook zonder instrumenten gaat dit. Er kan<br />
ook gezongen worden: lage C = do voor de<br />
benedenverdieping, G = so voor de mid<br />
delste en de hoge C = do voor de bovenste<br />
verdieping.<br />
T'TJT<br />
XJ<br />
i n it<br />
] I IT I<br />
XII<br />
inn::::<br />
m a \a<br />
- s:u=~:i<br />
"I"~'""IL<br />
T
jaar - den - hu/s? met<br />
gm<br />
Liedje 67<br />
o - pa of een o - ma int be-<br />
- \een ou - de men-sen en een<br />
- ze mu\s , wcint eeii poes hoort er nicb thuis.<br />
Heb je een tante of een oom<br />
in een bejaardenflat<br />
zo'n heel moderne torenflat<br />
met alleen maar oude tantes<br />
en een klein loket<br />
de portier<br />
tikt aan zijn pet<br />
141
68. Jong en oud<br />
Dit lied sluit niet <strong>bij</strong> een specifiek verhaal-<br />
fragment van het boekje ,,Het droevige<br />
huis" aan. In het hele boekje staan twee<br />
oude mensen, meneer en mevrouw Jans, en<br />
twee jonge mensen, Floor en Tom, centraal.<br />
Het liedje kan dan ook op ieder willekeurig<br />
moment aangeleerd worden.<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. Bij het aan<strong>leren</strong> van het lied<br />
kan de klas meekiappen:<br />
A A 1 1 A A A A<br />
mijn zus; is zes; en ik; de poes; is acht.<br />
Om het contrastritme aan te <strong>leren</strong> laten we<br />
nu klappen op de 'echo' van 'mijn zus',<br />
enz. De kinderen hoeven alleen maar te zin-<br />
gen 'mijn zus' en direct daarna te denken<br />
'mijn zus' en dat dan mee te klappen.<br />
142<br />
Ritme. De leerkracht begeleidt het lied met<br />
de trom in het ritme J «J en laat de kinde<br />
ren hierop lopen. Daarna vragen we de kin<br />
deren onder het lopen het contrastritme mee<br />
te klappen. Dit kan natuurlijk gevarieerd<br />
worden: enkele kinderen spelen de ritmes,<br />
de rest van de klas loopt en/of zingt het<br />
lied.<br />
Liedbegeleiding. Een tweede stem voor<br />
klokkenspel staat onderaan de pagina hier-<br />
naast.
"^<br />
£<br />
m<br />
Liedje 68<br />
k k A I<br />
zus IS zes<br />
G A A<br />
ik ben ze — ven, poes 15<br />
acht myn broer-tjc is a\ ne - -gen.<br />
en morgen wordt mijn opa tachtig<br />
het wordt een feest<br />
dat vindt mijn oma prachtig.<br />
143
69- Smartlap<br />
Voor deze smartlap geldt, net als voor het<br />
liedje ,,Oud en jong", dat het niet <strong>bij</strong> een<br />
specifiek fragment van het verhaal is ge-<br />
schreven. Ook dit lied kan op ieder moment<br />
tijdens het <strong>lezen</strong> van ,,Het droevige huis"<br />
worden aangeleerd.<br />
Smartlap. Op de radio worden ook vaak<br />
smartlappen gezongen: liedjes die heel ver-<br />
drietig zijn, overdreven verdrietig zelfs. De<br />
leerkracht kan als voorbeeld een smartlap<br />
laten horen.<br />
Met de klas gaan we deze smartlap op ver-<br />
schillende manieren zingen: heel netjes, erg<br />
verdrietig of met een plat accent.<br />
144<br />
Eenvoudige ritmische begeleiding.<br />
mond: boem tsjiek tsiek<br />
trom : J.<br />
J J<br />
boem tsjiek tsiek<br />
><br />
ander slaginstrument: J J J
waar - om<br />
waar - om<br />
D<br />
Liedje 69<br />
moest dit nou gz<br />
moest dit nou ge<br />
- beu — ren ?<br />
- beu- rcn,<br />
waar-om o - ver-komt dit my? zit ik nou in<br />
>i - le-bal-kend zit ik hier. zit ik nou in<br />
na — Pie<br />
ble - men ><br />
gis - ter was ik toch nog<br />
de pe-<br />
de pro-<br />
gis - ter had ik nog pie - zier.<br />
waarom moest dit nou gebeuren<br />
zit ik in de narigheid<br />
komen steeds weer de problemen<br />
wanneer raak ik die eens kwijt?<br />
waarom moest dit nou gebeuren<br />
snottebelle nog aan toe<br />
kan er iemand komen helpen?<br />
want ik ben ontzettend moe!<br />
D<br />
145
70. Hoei, wat een woei<br />
Het liedje ,,Hoei, wat een woei" is geschreven<br />
<strong>bij</strong> leesboekje 11 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>:<br />
De gelaarsde kat. Het verhaal ,,De gelaarsde<br />
kat" is geschreven vanuit het perspectief<br />
van Jan, de wind. Duidelijke illustraties<br />
daarvan kan men vinden op de pagina's 2-5<br />
en de pagina's 15 en 16 van leesboekje 11.<br />
Het liedje ,,Hoei, wat een woei" kan dan<br />
ook in aansluiting op beide verhaalfragmen-<br />
ten gezongen worden, want ook in dit liedje<br />
staat ,,Jan, de wind" centraal.<br />
Klankspel. Dit is een klankspel met lange en<br />
korte geluiden: wind - lang, regen - kort.<br />
We kennen verschillende soorten wind, van<br />
weinig wind tot een orkaan (met de mond<br />
geluid maken). We kunnen een klankspel<br />
opbouwen in blokken, elk blok duurt 5 se-<br />
conden. De leerkracht gee ft met een slag de<br />
opvolging van de klankblokken aan (zacht-<br />
sterk).<br />
windstil<br />
5'<br />
zachte wind sterke wind<br />
storm orkaan<br />
146<br />
5'<br />
Met regen zou de partituur er als volgt uit-<br />
zien: (spelen op tikinstrumenten; *tik* met<br />
de mond; tik met potlood op de bank; wei<br />
nig - veel; zacht - sterk). Zie weer het gete-<br />
kende voorbeeld.<br />
5'<br />
droog . .<br />
weer<br />
(stil) * '<br />
• * • •<br />
• » 0»<br />
t » • •<br />
Ook is een uitvoering met twee groepen mo-<br />
gelijk (zie het voorbeeld).<br />
regen<br />
(groep<br />
Liedbegeleiding. Een tegenstem voor de<br />
blokfluit staat onderaan de pagina hier-<br />
naast.
wind in de lucht en de<br />
dm<br />
hoel,— cen ge -<br />
G?<br />
Liedje 70<br />
C maj J<br />
wolk is een boot.<br />
dm 7<br />
n<br />
- loei , jan de wind proest en zucht,maflkfczyn<br />
am em<br />
£<br />
wan — gen heel ^roob. hoei,<br />
F ^___ C<br />
als-je -<br />
F<br />
- blieft— en de<br />
woei jan de wind als - je -blieftneem me mee<br />
rr<br />
147
71. De molen<br />
Dit liedje gaat over de molen van Bram,<br />
Piet en Klaas. De tekst van het lied is gebaseerd<br />
op het begin van het sprookje<br />
,,De gelaarsde kat", met name op de tekst<br />
van pagina 2 en pagina 3.<br />
Lied uitbeelden. De klas wordt in twee<br />
groepen verdeeld. De ene helft krijgt muziekinstrumenten,<br />
de andere helft beeldt met<br />
bewegingen een draaiende molen uit. Bij elk<br />
kind dat uitbeeldt, hoort een ander kind dat<br />
een instrument bespeelt. Het instrument on-<br />
dersteunt de bewegingen.<br />
De wieken draaien:<br />
instrumenten: J J' J J<br />
steuntekst: zwaai-en zwaai-en<br />
148<br />
De tandwielen draaien:<br />
s<br />
m rn<br />
instrumenten:<br />
steuntekst: krik-ker-de krak-ker-de'<br />
De molensteen maalt:<br />
instrumenten: J* J*<br />
steuntekst: gris-gras.<br />
Daarna wordt het lied gezongen. De kinderen<br />
hebben fantasie genoeg om de molen op<br />
verschillende manieren uit te beelden en op<br />
de instrumenten te begeleiden.
Liedje 71<br />
mid — den in een wei<br />
hoog<br />
Bcs<br />
bo - ven<br />
r p<br />
cen ou — de<br />
F<br />
F<br />
de<br />
C dm<br />
mo - I en by<br />
C?<br />
F<br />
grond<br />
— len drad\ - en wie- - ken rond.<br />
^-^—w<br />
krik, krak, lachen, malen<br />
korrels worden meel<br />
bakker komt het halen<br />
die moet dan betalen<br />
— land<br />
het graan ver<br />
weet jij wel hoeveel?<br />
(kinderen raden een getal onder de tien)<br />
F<br />
149
naast.<br />
blokfluit staat onderaan de pagina hier-<br />
Liedbegeleiding. Een tegenstem voor de<br />
regen • •<br />
(groep 2)\-\-<br />
gelijk (zie het voorbeeld).<br />
Ook is een uitvoering met twee groepen mo-<br />
(stil)<br />
weer<br />
droog<br />
kende voorbeeld.<br />
nig - veel; zacht - sterk). Zie weer het gete-<br />
de mond; tik met potlood op de bank; wei<br />
zien: (spelen op tikinstrumenten; 'tik' met<br />
Met regen zou de partituur er als volgt uit-<br />
sterke wind<br />
nden. De leerkracht geeft met een slag de<br />
146<br />
storm orkaan<br />
51 5'<br />
windstil zachte wind<br />
sterk).<br />
opvolging van de klankblokken aan (zacht-<br />
opbouwen in blokken, elk blok duurt 5 se-<br />
geluid maken). We kunnen een klankspel<br />
weinig wind tot een orkaan (met de mond<br />
We kennen verschillende soorten wind, van<br />
korte geluiden: wind - lang, regen - kort.<br />
Klankspel. Dit is een klankspel met lange en<br />
staat ,,Jan, de wind" centraal.<br />
ten gezongen worden, want ook in dit liedje<br />
ook in aansluiting op beide verhaalfragmen-<br />
Het liedje ,,Hoei, wat een woei" kan dan<br />
en de pagina's 15 en 16 van leesboekje 11.<br />
daarvan kan men vinden op de pagina's 2-5<br />
van Jan, de wind. Duidelijke illustraties<br />
de kat" is geschreven vanuit het perspectief<br />
De gelaarsde kat. Het verhaal ,,De gelaars-<br />
ven <strong>bij</strong> leesboekje 11 van Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>:<br />
Het liedje ,,Hoei, wat een woei" is geschre-<br />
70. Hoei, wat een woei
72. De markies van Karabas<br />
In het sprookje ,,De gelaarsde kat" gaat de<br />
kat naar de koning toe om hem geschenken<br />
van Klaas de molenaar aan te bieden. Als<br />
de koning aan de kat vraagt van vvie de ge<br />
schenken afkomstig zijn, antwoordt de kat<br />
heel ernstig: ,,Van de markies van Kara<br />
bas". Dit lied sluit <strong>bij</strong> het beschreven verhaalfragment<br />
aan. In het leesboekje is het<br />
te vinden op pagina 13.<br />
voor-<br />
1. i<br />
en tussenspel<br />
150<br />
1<br />
c D E F<br />
$<br />
Liedbegeleiding. Inleiding door melodie-<br />
instrumenten:<br />
J J J J J J J J<br />
F E D C F E D C<br />
Tegenritme:<br />
! J * J * J I J enz.<br />
Als het lied gezongen wordt, spelen de<br />
melodie-instrumenten op het contrastritme<br />
een bourdon F-C en als laatste maat:<br />
Tijdens het zingen loopt de gelaarsde kat<br />
door de klas. Hij heeft het ontzettend druk<br />
om zich mooi te maken. Alleen <strong>bij</strong> i *<br />
van de instrumenten maakt hij katte-<br />
sprongen.<br />
1—<br />
c F C
n J<br />
(fa* dn<br />
i<br />
B«25<br />
s)im<br />
Bcs<br />
pluim<br />
basmelodie<br />
9-<br />
w<br />
T<br />
Liedje 72<br />
1 ^ P —t—r<br />
! J J—<br />
F<br />
-—J •<br />
de mar — kies van ka - ra - bas hecfb een<br />
—#<br />
#<br />
- laars - de met een<br />
hoed en<br />
C?<br />
kies is in zyn sas<br />
ritme-instrumenten<br />
een le - ren tas. de mar -<br />
F a i<br />
de markies van karabas<br />
heeft een slim gelaarsde kat<br />
die gelaarsde kat is <strong>bij</strong>dehand<br />
trekken samen door het land<br />
de markies van karabas<br />
heeft een slim gelaarsde kat<br />
wie een slimme kat als klaas bezat<br />
was markies van ratjetat.<br />
L> tussenspel<br />
151
73. De sprookjes verkeerd<br />
In de leesmethode Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong> komen<br />
diverse sprookjes voor: Duimeliesje,<br />
Sneeuwwitje, Klein Duimpje, Doornroosje<br />
en De gelaarsde kat.<br />
De feeen hebben er moeite mee de sprook<br />
jes goed te onthouden: klein duimpje eet<br />
zelf de kruimels op, sneeuwwitje eet geen<br />
appel, grootmoeder eet de wolf op, enzovoort.<br />
Die verwarring wordt in dit lied<br />
bezongen.<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. Aangezien er een moeilijke<br />
melodie-overgang zit tussen het koeplet en<br />
het refrein, zullen de kinderen aanvankelijk<br />
de steun van een begeleidingsinstrument<br />
hier<strong>bij</strong> nodig hebben. Dit meespelen kan<br />
eventueel beperkt blijven tot het meespelen<br />
van de bastonen van de akkoorden (<strong>bij</strong>v. <strong>bij</strong><br />
A7 een A <strong>bij</strong> dmin een D). Een eenvoudige<br />
tegenstem voor melodie-instrumenten <strong>bij</strong> het<br />
refrein staat hieronder:<br />
152<br />
Met een eenvoudig diagram is de melodie<br />
> op te schrijven en kan als zodanig voor de<br />
kinderen die de tegenstem spelen, als geheu<br />
gensteun dienen.<br />
X X<br />
Met drie klokkenspellen, waarop de volgen-<br />
de tonen:<br />
klokkenspel 1: F, G, A<br />
klokkenspel 2: C, D1<br />
klokkenspel 3: F, C<br />
kunnen de kinderen een voorspel <strong>bij</strong> het<br />
liedje verzinnen. Ook het voorspel <strong>bij</strong> het<br />
lied 'De markies van Karabas' kan met een<br />
kleine ritmische vertraging <strong>bij</strong> dit liedje ge-<br />
bruikt worden.
\jgjyr<br />
refrem k6 r.<br />
heel<br />
9m<br />
Liedje 73<br />
r r<br />
de fee - en in het to - ver- bos zLjn<br />
erg in de war. ze ha - lenspnook-jes<br />
door el - kaar , ze<br />
rood<br />
A7<br />
eet<br />
c<br />
A?<br />
— jcs ou - de<br />
dm<br />
ma - ken het fce<br />
dm<br />
dc wolf nu op<br />
G?<br />
dm<br />
F<br />
, fine<br />
bar<br />
o _ , ze<br />
doorn-roos - je kan met<br />
sla — de prins ver-telt een mop.<br />
roodkapje brengt de koekjes sneeuwwitje eet geen appel<br />
naar tante in de stad vind jij dat niet wat raar<br />
de dwergen van sneeuwwitje klein duimpje eet de kruimels ze komt niet <strong>bij</strong> de dwergen<br />
die eten fijn patat de reus is dood gegaan maar slaapt wel honderd jaar<br />
de kat van onze buren<br />
heeft kleine laarsjes aan<br />
C<br />
153
74. De lift<br />
De titel van leesboekje 12 van Veilig <strong>leren</strong><br />
<strong>lezen</strong> is Daan en Marieke. In dit boekje<br />
komt een gezin voor dat gaat verhuizen<br />
naar een flatgebouw. In het flatgebouw is<br />
uiteraard een lift. De kinderen vinden het<br />
avontuurlijk om met de lift te spelen. Het<br />
liedje ,,De lift" is gebaseerd op de tekst van<br />
de pagina's 16 en 17 van het leesboekje.<br />
L, Toonhoogte. Op het bord wordt een lift ge-<br />
tekend die langs vier verdiepingen gaat.<br />
fl<br />
Met een instrument (<strong>bij</strong>voorbeeld een klok-<br />
kenspel) spelen we een van de tonen G, A,<br />
B, C. De kinderen mogen aanwijzen op wel-<br />
ke verdieping de lift zich bevindt. Als dit<br />
goed gaat, kunnen we het gebouw hoger<br />
maken en spelen in het octaaf van D tot D1:<br />
D, E, Fis, G, A, B, Cis, D. Maak aanvan-<br />
kelijk de sprongen niet groot. Als de deuren<br />
van de lift opengaan, maakt een kind het<br />
geluid 'ssssss' met de mond. Mocht het te<br />
154<br />
moeilijk zijn en kunnen de kinderen kleine<br />
verschillen in toonhoogte niet onderschei-<br />
den, dan kunnen de toonsafstanden ver-<br />
groot worden: Op het klokkenspel worden<br />
alleen de staven D, G, B, D1 en G1 gebruikt<br />
<strong>bij</strong> een gebouw met vijf verdiepingen. Ook<br />
de liftgeluiden, als de lift stijgt of daalt,<br />
kunnen met de mond gemaakt worden:<br />
Geluid 'mmmmmm'.<br />
Op het bord kan staan (met de notenna-<br />
men!):<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2.<br />
1 CD)<br />
ssss mmrn<br />
(8)<br />
(G) ssss<br />
ssss mnun<br />
CD) sss mitim<br />
Liedbegeleiding. De notatie voor de begelei-<br />
ding kunt u vinden op pagina 160.
i<br />
Liedje 74<br />
J<br />
het ge - - bouw is een lift.<br />
ga naar de hoog - sfce ver — die<br />
J J J 1 J<br />
druk op<br />
am<br />
dan<br />
G<br />
zoef,<br />
c<br />
de bo — ven - ste knop,<br />
de sdiuiF - deu - ren<br />
D<br />
G<br />
dicht<br />
ping.<br />
,klik'<br />
t )<br />
doet de zoef, doet de, zoef doet de<br />
lift e - ven - tjes knip - pert het licht.<br />
In het gebouw is een lift<br />
ga naar de laagste verdieping<br />
druk op de onderste knop<br />
dan gaan de schuifdeuren dicht<br />
zoef doet de, zoet doet de,<br />
zoef doet de lift<br />
eventjes knippert het licht.<br />
In het gebouw is een lift<br />
daar kun je heerlijk in spelen<br />
telkens omhoog en omlaag<br />
wat is dat voor een geluid?<br />
he kom er,uit, kom er uit,<br />
kom er uit ' -<br />
't is toch geen speelgoed<br />
schavuit!<br />
155
75. Mevrouw De Vries<br />
In het leesboekje ,,Daan en Marieke" komt<br />
ook mevrouw De Vries voor. Mevrouw<br />
De Vries woont tegenover Daan en Marieke.<br />
Ze is al <strong>bij</strong>na tachtig jaar oud. De kinderen<br />
gaan mevrouw De Vries wel eens helpen.<br />
Soms krijgen ze daar dan wat geld voor,<br />
maar vaak genoeg doen de kinderen werkjes<br />
voor niets. Het liedje ,,Mevrouw De Vries"<br />
sluit aan <strong>bij</strong> de tekst op de pagina's 24 en<br />
25 van het leesboekje.<br />
Liedbegeleiding. Voorspel op instrumenten:<br />
j j<br />
F E D C<br />
melodie Mevrouw De Vries<br />
(instrumenten ritme)<br />
Spel <strong>bij</strong> het lied. We gaan op weg om aller-<br />
lei klusjes te doen. We bellen overal aan.<br />
Welke klusjes zouden mensen te doen<br />
hebben?<br />
Steeds klinkt de bel anders. Er komen<br />
vriendelijke, humeurige, verstrooide, zenuw-<br />
achtige, grappige, belangstellende mensen<br />
aan de deur. Er komen mensen, die snel<br />
praten, langzaam, hoog, laag. Mensen, die<br />
mompelen, mopperen, enzovoort.<br />
Raadspelletje. Een kind beeldt een karweitje<br />
uit. Een ander kind begeleidt deze bewegin-<br />
gen met een instrument. De kinderen in de-<br />
klas raden het karweitje.<br />
156<br />
Besmettelijke karweitjes. Een kind begint<br />
met een karweitje uit te beelden en maakt<br />
het <strong>bij</strong>passende geluid (of een zelf verzon-<br />
nen geluid) met de mond. Na een knikje<br />
mag een ander kind uit de klas meedoen.<br />
Als de meester of juf zijn/haar hand<br />
opsteekt, gaat degene die er het laatst <strong>bij</strong><br />
kwam een beweging met een <strong>bij</strong>passend<br />
mondgeluid maken. Deze geeft ook weer<br />
een knikje naar een volgende klasgenoot,<br />
die ook weer mee gaat doen. Zo wordt de<br />
groep steeds groter.<br />
Het doorgeefspel kan ook op verzonnen rit-<br />
mes gedaan worden (ritmische geluiden) en<br />
eventueel met muziekinstrumenten. In dit<br />
geval wordt <strong>bij</strong> melodie-instrumenten ook<br />
het ritme overgenomen.<br />
Tegenstemmen. Deze kunnen op het gehoor<br />
aangeleerd worden. Zie onderaan de pagina<br />
hiernaast.<br />
Eventueel kunnen de melodietjes als dia<br />
gram worden opgeschreven zoals in het lied<br />
je: ,,De sprookjes verkeerd".<br />
A. k.<br />
- TT
Bes<br />
Liedje 75<br />
me - vrouw de vries, uw ach - ter-fcuin sbaat<br />
zo<br />
F<br />
me vroavv de<br />
slor - -<br />
C?<br />
die ver - zor — gen<br />
vries, dat komt<br />
F<br />
goed uifc , want<br />
mevrouw de vries, het onkruid komt<br />
tussen de stenen door<br />
mevrouw de vries, de boodschappen<br />
daar zorgen wij ook voor<br />
mevrouw de vries, wij werken graag<br />
wij krijgen soms ook geld<br />
vandaag kost het u niets, mevrouw<br />
als u er prijs op stelt.<br />
2 X I<br />
3<br />
157
76. Rommelruimrocker<br />
Het lied ,,Rommelruimrocker" vormt de af-<br />
sluiting van het werken met liedjes <strong>bij</strong> de<br />
leesmethode Veilig <strong>leren</strong> <strong>lezen</strong>. Het liedje is<br />
gebaseerd op de tekst van de pagina's 30-32<br />
van leesboekje 12 van de methode.<br />
Lied aan<strong>leren</strong>. Het lied moet als een soort<br />
rock-and-roll lied gezongen worden. Voor<br />
de sfeer kunnen we de kinderen een origi-<br />
neel rock-nummer laten horen. De kreten<br />
'doebidoea' en 'o, jeh' worden <strong>bij</strong> het aan<br />
<strong>leren</strong> weggelaten.<br />
Liedbegeleiding. Een basmelodie staat<br />
onderaan de pagina.<br />
158<br />
j j j j ' j j<br />
Muziekinstrumenten maken. Verzamel<br />
kosteloos materiaal, zoals: dozen, emmers,<br />
flessen. Vul dozen met steentjes, erwten,<br />
rijst, experimenteer met de geluiden. Hang<br />
flessen en metalen staven aan touwtjes in<br />
een eenvoudige stellage. Maak schudbekers,<br />
span visdraad op plankjes, kroonkurken op<br />
latjes, verzamel oude fietsbellen. En maak<br />
muziek; begeleid hiermee de Rommelruim<br />
rocker.<br />
Kies wel voor materialen, die een 'mooi' ge-<br />
luid geven, dus kwalitatief goed klinken.<br />
Neem een vast ritme voor elke ritmegroep.<br />
Ritme. Een leuk ritme als voorspel:<br />
j n j j n j j j j<br />
(op .het gehoor aan<strong>leren</strong>)<br />
J J J J<br />
grondritme ,<br />
\ J \ J<br />
tegenritme<br />
0 0 0 0 0 0 0—0
Liedje 76<br />
pak snel een be - zem, een stof - fer en bKk, een<br />
punt aan een sfcok en een prik-stok neb ik.<br />
* i i i i i i ^—. rrg=^<br />
■f<br />
prik op d\z prul - /en, dat prop-je pa - pier .wat<br />
refrein;<br />
is het een ben-de, een rom-mel - tje hicr. dit is de<br />
doc-bie-doc- a<br />
rom-mel ruim rock<br />
G<br />
s.<br />
— er dit is de<br />
rom-mel ruim rock — er dit is de<br />
* * -g<br />
m<br />
bo-ven-ste bes- te de op - ruim rock and roll.<br />
is het een bende een rommel of troep<br />
door kranten en dozen, papiertjes van snoep<br />
maak je niet sappel of maak je niet dik<br />
en pak snel een bezem,<br />
een stoffer en blik<br />
en doe de rommelruimrocker . . .<br />
D?<br />
staan oude spullen zo vlak langs de straat<br />
ga eventjes kijken wat er tussen staat<br />
is er een doos vol met kranten-papier<br />
breng die dan naar school<br />
om een uurtje of vier<br />
en doe de rommelruimrocker . . .<br />
i<br />
159
Begeleiding <strong>bij</strong> liedje 74<br />
eerste stem voorspel<br />
G D7 em D7 am D? Gj.<br />
de lift gaat omhoog<br />
I<br />
tweede stem<br />
de lift gaat omlaag<br />
4<br />
4<br />
160<br />
omspeling voor blokfluit<br />
basmelodie voorspel<br />
-a-^<br />
lied (iets vrijere basmelodie)<br />
-o-^<br />
&--0-1<br />
±±