Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief

Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief

liberaalarchief.be
from liberaalarchief.be More from this publisher
14.07.2013 Views

eindigde er als 23ste op 155 kandidaten. Hij werd advocaat bij de Raad van Vlaanderen te Gent en vestigde zijn kantoor in de Paddenhoek. Dankzij de abt van de Sint-Baafsabdij, die een oom was van zijn echtgenote, werd J.G. Meyer griffier van enkele heerlijkheden die van deze abdij afhingen. In 1783 werd hij lid van de Société de Gand, de voorname club waar voorstanders van politieke vernieuwing elkaar troffen. Tijdens hetzelfde jaar werd hij benoemd tot schepen van Gedeele. Zijn kandidatuur was bij de landvoogd ingediend (en gesteund) door de president van de Raad van Vlaanderen (ridder Jean François Xavier Diericx) en de hoogbaljuw (burggraaf Philippe Mathieu Vilain XIIII*, eveneens lid van de Société de Gand). Ook de juristen van de Geheime Raad ondersteunden zijn kandidatuur bij de landvoogd (weliswaar voor een ambt als schepen van de Keure). Hij bleef schepen van Gedeele tot 1789 en werd eveneens benoemd tot schepen van de heerlijkheid Sint-Pieters. In 1785 was hij vruchteloos kandidaat voor het ambt van substituut van de Procureur-generaal in de Raad van Vlaanderen. In 1787 werd Meyer benoemd tot rechter in het nieuwe 'gerechtshof van eerste instantie' te Gent. Wegens het intrekken, kort daarop, van de gerechtelijke hervorming van Jozef II, oefende hij dit ambt niet effectief uit. In 1787 nam hij dienst in het vrijwilligerskorps van de Hoofdgilden dat door de schepenen was belast met het handhaven van de orde tijdens de eerste onlusten tegen keizer Jozef II. In 1789-1790 werd Jacques Guillaume Meyer nog schepen van Gedeele en van de Keure. Hij was tevens een van de gouverneurs van de Armenkamer en intendant van de Berg van Barmhartigheid. Tijdens de Brabantse Omwenteling was hij een voorstander van de democratische ideeën van zijn vriend Jan Frans Vonck (1743-1792). Wanneer de Oostenrijkers in december 1790 opnieuw de macht in handen namen, werd Jacques Guillaume Meyer te Gent de correspondent van het zg. 'comité de Lille' van de Vonckisten (zie onder het lemma Vilain XIIII, Philippe Mathieu). Sommige radicale Gentse Vonckisten werden in die tijd overigens 'Meyeristen' genoemd. Na de eerste inval van de Fransen in 1792 stichtte Meyer te Gent de Club des Amis de la Liberté et de l'Egalité, waarvan hij de voorzitter werd. Wanneer in november 1792 zestig burgers als 'provisioneele representanten van het Gendsch Volk' moesten worden aangewezen, plaatste hij zichzelf als nr. 1 op de lijst en zorgde ervoor dat ook zijn politieke geestesgenoten (onder meer advocaat Jacques Clément Lammens* en visverkoper Christoffel van Loo*) eveneens 'provisioneel representant' werden in een Nationale Conventie die er nooit kwam. Tijdens de korte Oostenrijkse restauratie verbleef Meyer te Parijs. Na de tweede Franse inval in 1794 werden hem allerlei officiële mandaten toevertrouwd tot hij in 1797 'President van de Centrale Administratie van het Departement der Schelde' werd benoemd. Aan de niet benoemde kandidaten die hem verweten dat zijn broer Jean François een emigrant was, antwoordde hij dat hij sedert vijftien jaar geen contacten meer had met zijn broer. MEYER, Jan - 393

In 1798 werd Jacques Guillaume Meyer verkozen tot lid van de 'Conseil des Cinq Cents', daarna van het 'Corps Législatif' (1800-1802). De Franse militaire bevelhebber te Gent noemde hem "le fléau des aristocrates et des royalistes". Het moet zijn dat hij minder gunstig stond aangeschreven bij Napoleon, vermits hij in 1801 vruchteloos kandidaat was voor een ambt als rechter in de rechtbank van Gent. Omdat de Préfet Guillaume Faipoult (die voorheen belangrijke functies vervulde in Italië) hem niet gesteund had, schreef Jacques Guillaume Meyer aan de minister van Justitie: "J'ai commis le crime d'être le plus ancien serviteur de la république, le préfet est aussi étranger ici qu'en Italie et je suis prêt à servir le gouvernement". In 1805 was hij kandidaat voor een benoeming tot griffier bij de Rechtbank van eerste aanleg te Eeklo. Wanneer hem zijn revolutionair verleden werd verweten, adviseerde Procureur-generaal François Joseph Beyts (1762-1832): "Il me paraît juste qu'un gouvernement aussi grand, aussi généreux, que celui sous lequel nous avons le bonheur de vivre, ne fasse pas attention à toutes ces nuances et surtout n'écoute pas les passions haineuses et réactrices [sic]". Jacques Guillaume Meyer werd benoemd, maar overleed reeds op 17 mei 1805. De beoordeling van Jacques Guillaume Meyer door Fernand Leleux is niet mals: "Om zijn doel te bereiken deinsde hij niet terug voor geweld of corruptie ... We bevinden ons hier niet in de tegenwoordigheid van een man met eigen originele ideeën die enkele volgelingen achter zich kon scharen ... Neen, hij volgde trouw en zelfs blindelings de revolutionaire principes en richtlijnen die uit Parijs kwamen, en die hij zo nauwgezet mogelijk en letterlijk trachtte uit te voeren, zonder ze ook maar enigzins aan de plaatselijke mentaliteit, gewoontes of gebruiken aan te passen of bij te schaven.... Hij was een sluw demagoog die steunde op het uitvaagsel van de bevolking. Zijn gewelddadig taalgebruik was berucht". Over het privé-leven van Jacques Guillaume Meyer weet men alleen dat hij een handelaarster in kant uit de Gentse familie de Meulemeester huwde en dat zij talrijke kinderen hadden. Mevr. J.G. de Meyer was waarschijnlijk een dochter van de belangrijke negotiant Jean Baptiste de Meulemeester (die vermeld wordt in het lemma Mechelynck n.a.v. een geschil betreffende het 'pondgeld'). Volgens Suzanne Tassier was Jacques Guillaume Meyer (zoals generaal Jan Andreas van der Mersch, de Vonckistische opperbevelhebber van het leger der Patriotten) een neef van monnik Emilius Malingié van de Sint-Pietersabdij. MEYER, Pierre (? - ?) a/ Félicité (1783), Félicité Bienfaisante (1785) b/ 'Frère Terrible' (= Voorbereider), La Félicité c/ 'Maître Irlandais' d/ beeldhouwer in brons e/ Gent f/ - 394 - MEYER, Pierre

eindig<strong>de</strong> er als 23ste op 155 kandidaten. Hij werd advocaat bij <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> Vlaan<strong>de</strong>ren<br />

te Gent en vestig<strong>de</strong> zijn kantoor in <strong>de</strong> Pad<strong>de</strong>nhoek. Dankzij <strong>de</strong> abt <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Sint-Baafsabdij, die een oom was <strong>van</strong> zijn echtgenote, werd J.G. Meyer griffier <strong>van</strong><br />

enkele heerlijkhe<strong>de</strong>n die <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze abdij afhingen. In 1783 werd hij lid <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Société <strong>de</strong> Gand, <strong>de</strong> voorname club waar voorstan<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> politieke vernieuwing<br />

elkaar troffen. Tij<strong>de</strong>ns hetzelf<strong>de</strong> jaar werd hij benoemd <strong>tot</strong> schepen <strong>van</strong> Ge<strong>de</strong>ele.<br />

Zijn kandidatuur was bij <strong>de</strong> landvoogd ingediend (en gesteund) door <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> Vlaan<strong>de</strong>ren (rid<strong>de</strong>r Jean François Xavier Diericx) en <strong>de</strong> hoogbaljuw<br />

(burggraaf Philippe Mathieu Vilain X<strong>III</strong>I*, eveneens lid <strong>van</strong> <strong>de</strong> Société <strong>de</strong><br />

Gand). Ook <strong>de</strong> juristen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Geheime Raad on<strong>de</strong>rsteun<strong>de</strong>n zijn kandidatuur bij<br />

<strong>de</strong> landvoogd (weliswaar voor een ambt als schepen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Keure). Hij bleef<br />

schepen <strong>van</strong> Ge<strong>de</strong>ele <strong>tot</strong> 1789 en werd eveneens benoemd <strong>tot</strong> schepen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

heerlijkheid Sint-Pieters.<br />

In 1785 was hij vruchteloos kandidaat voor het ambt <strong>van</strong> substituut <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

Procureur-generaal in <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> Vlaan<strong>de</strong>ren. In 1787 werd Meyer benoemd <strong>tot</strong><br />

rechter in het nieuwe 'gerechtshof <strong>van</strong> eerste instantie' te Gent. Wegens het<br />

intrekken, kort daarop, <strong>van</strong> <strong>de</strong> gerechtelijke hervorming <strong>van</strong> Jozef II, oefen<strong>de</strong> hij dit<br />

ambt niet effectief uit.<br />

In 1787 nam hij dienst in het vrijwilligerskorps <strong>van</strong> <strong>de</strong> Hoofdgil<strong>de</strong>n dat door <strong>de</strong><br />

schepenen was belast met het handhaven <strong>van</strong> <strong>de</strong> or<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> eerste onlusten tegen<br />

keizer Jozef II.<br />

In 1789-1790 werd Jacques Guillaume Meyer nog schepen <strong>van</strong> Ge<strong>de</strong>ele en <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> Keure. Hij was tevens een <strong>van</strong> <strong>de</strong> gouverneurs <strong>van</strong> <strong>de</strong> Armenkamer en intendant<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Berg <strong>van</strong> Barmhartigheid.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> Brabantse Omwenteling was hij een voorstan<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>mocratische<br />

i<strong>de</strong>eën <strong>van</strong> zijn vriend Jan Frans Vonck (1743-1792). Wanneer <strong>de</strong> Oostenrijkers in<br />

<strong>de</strong>cember 1790 opnieuw <strong>de</strong> macht in han<strong>de</strong>n namen, werd Jacques Guillaume Meyer<br />

te Gent <strong>de</strong> correspon<strong>de</strong>nt <strong>van</strong> het zg. 'comité <strong>de</strong> Lille' <strong>van</strong> <strong>de</strong> Vonckisten (zie on<strong>de</strong>r<br />

het lemma Vilain X<strong>III</strong>I, Philippe Mathieu). Sommige radicale <strong>Gentse</strong> Vonckisten<br />

wer<strong>de</strong>n in die tijd overigens 'Meyeristen' genoemd.<br />

Na <strong>de</strong> eerste inval <strong>van</strong> <strong>de</strong> Fransen in 1792 stichtte Meyer te Gent <strong>de</strong> Club <strong>de</strong>s<br />

Amis <strong>de</strong> la Liberté et <strong>de</strong> l'Egalité, waar<strong>van</strong> hij <strong>de</strong> voorzitter werd.<br />

Wanneer in november 1792 zestig burgers als 'provisioneele representanten <strong>van</strong><br />

het Gendsch Volk' moesten wor<strong>de</strong>n aangewezen, plaatste hij zichzelf als nr. 1 op <strong>de</strong><br />

lijst en zorg<strong>de</strong> ervoor dat ook zijn politieke geestesgenoten (on<strong>de</strong>r meer advocaat<br />

Jacques Clément Lammens* en visverkoper Christoffel <strong>van</strong> Loo*) eveneens 'provisioneel<br />

representant' wer<strong>de</strong>n in een Nationale Conventie die er nooit kwam. Tij<strong>de</strong>ns<br />

<strong>de</strong> korte Oostenrijkse restauratie verbleef Meyer te Parijs.<br />

Na <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> Franse inval in 1794 wer<strong>de</strong>n hem allerlei officiële mandaten<br />

toevertrouwd <strong>tot</strong> hij in 1797 'Presi<strong>de</strong>nt <strong>van</strong> <strong>de</strong> Centrale Administratie <strong>van</strong> het<br />

Departement <strong>de</strong>r Schel<strong>de</strong>' werd benoemd. Aan <strong>de</strong> niet benoem<strong>de</strong> kandidaten die<br />

hem verweten dat zijn broer Jean François een emigrant was, antwoord<strong>de</strong> hij dat hij<br />

se<strong>de</strong>rt vijftien jaar geen contacten meer had met zijn broer.<br />

MEYER, Jan - 393

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!