Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief

Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief

liberaalarchief.be
from liberaalarchief.be More from this publisher
14.07.2013 Views

Antoine Jean Manilius werd geboren te Gent in 1717, binnen de Sint- Jacobsparochie. Hij genoot zijn opleiding in de Sint-Lucasgilde van kunstenaars en werd meester-beeldhouwer. In het begin van zijn loopbaan moet Antoine Manilius enige bijval hebben gekend. In 1749 werd hij bijv. gekozen om voor de aloude Onze-Lieve-Vrouwgilde van de parochiekerk te Hansbeke (Oost-Vlaanderen) een houten beeld van Sint-Anna en bijhorende troon te sculpteren. Hij leverde ook een katoenen overtrek "voor 'tdecksel van den vergulden throon" (in 1717 door de eveneens Gentse houtsnijder Anthone Sauvage gesculpteerd). In 1753 vervulde Manilius zelfs een bestuursfunctie ("cooper") binnen de gilde. Uit de gilderekeningen blijkt nochtans dat hij vanaf 1756 geen lidgeld meer betaalde, wat laat veronderstellen dat hij met zijn kunst niet aan de kost kwam. Kort daarop werd Antoine Manilius dienaar en bode van de schermersgilde van Sint-Michiels. Als bode van de Sint-Michielsgilde liet hij (naar een oud gebruik) jaarlijks een berijmde 'nieuwjaarswens' voor de gildeleden drukken. Frans De Potter citeert hiervan een voorbeeld: Wanneer het Nieuwe-jaer gekomen is voor handen, Soe voel ik myn gemoet in waeren iever branden, Om volgens myne plicht aen de confreers te gaer Te wenschen uytter hert een saligh Nieuwe-jaer ... Dus wilt myn klein Gedigt uyt goetheyt over lesen En door mildaedigheyd my nu gedagtig wesen: 'k En stel aen hun geen wet; een groote of kleyne somm' Neem ick altydt in danck en is my willekom. "Een bliekje werpen om een snoek te vangen", noemt De Potter dit. Ook voor individuele leden van de Sint-Michielsgilde dichtte Antoine Jean Manilius soms een 'Nieuw-Jaer-Wensch', bijv. in 1766 voor jonkheer Joseph Sébastien d'Hane de Stuyvenberghe*, 'koning' van de gilde. Het stuk werd zelfs in druk uitgegeven bij Michel de Goesin. De talrijke schermers die ook logeleden waren, bezorgden Manilius waarschijnlijk de bijbetrekking als 'dienende broeder' in La Constante Union. Misschien was Antoine Jean Manilius een aan lager wal geraakte telg van het voorname drukkersgeslacht Manilius. De Bruggeling Cornelis Manilius drukte zijn eerste boek te Gent, waar hij zich gevestigd had, in 1548. Hij schreef talrijke dichtstukken in het Latijn en Antonius Sanderus roemt hem als een "latinis litteris apprimè excultus". Zijn drukkerij was gevestigd in het oude ambachtshuis van de metsers en steenhouwers, aan de hoek van de (huidige) Cataloniëstraat en Sint- Niklaasstraat. Zijn afstammelingen (Gisleen, Gautier, Servaas en Boudewijn) oefenden de boekdrukkunst te Gent uit tot het einde van de 17de eeuw. Voornoemde Gautier (Gijselbrecht) Manilius was in 1683 de 'alpheris' (standaarddrager) van de Sint-Michielsgilde. In 1660 had zijn naamgenoot (en waarschijnlijk verwante) Norbert Manilius dezelfde functie vervuld. Antoine Jean Manilius (die in 1776 overleed) stapte tweemaal in het huwelijksbootje. In 1744 huwde hij Maria Anna de Vulder, met wie hij drie zonen had: MANILIUS - 353

- Baudouin Joseph Manilius (1745-1786) huwde Joanna Dregghe en werd eerst, zoals zijn vader, bode in de Sint-Michielsgilde. Hij was opgeleid als glazenmaker en bekwam het meesterschap in de Sint-Lucasgilde in 1771. Later werd hij nog huisschilder. Hij overleed reeds in 1786. Zijn zoon Ferdinand Manilius, te Gent geboren in 1774, overleed in 1802 ingevolge een schedelbreuk die hij opliep door uit een venster te vallen. - Joannes Joseph Manilius (1748-1796) huwde Maria Theresia Claes en werd tabaksfabrikant. Hij overleed in 1796. - Ferdinand Lieven Manilius (1749-1840) huwde Cecilia Minne (1750-1786). Zij was een zus van François Chrétien Minne (1756-1830), de vader van Jean Baptiste Minne-Barth (1796-1851), die van 1837 tot 1840 burgemeester van Gent was (zie onder het lemma Lammens, François Joachim). Uit het huwelijk Manilius-Minne volgden: in 1778, Charles Ferdinand Manilius die dadelijk aan de orde komt en, in 1784, François Manilius die muziekleraar werd en in 1808 lid van de wederopgerichte Félicité Bienfaisante. Charles Ferdinand Manilius (1778-1852) studeerde eerst aan de Koninklijke Academie voor teken-, schilder- en bouwkunst, waar in 1793 de Gentse bisschop Mgr. Ferdinand de Lobkowitz zijn beschermheer was. Hij bezat waarschijnlijk niet de vereiste artistieke aanleg, vermits hij het jaar daarop, op 16-jarige leeftijd, klerkgriffier werd en in 1798 een loopbaan begon als ambtenaar in de Prefectuur van het Scheldedepartement te Gent. Hij bracht het in 1807 tot hoofd van het secretariaatgeneraal van de Prefectuur. Hij werd tevens inspecteur van de centrale gevangenis (het Correctiehuis aan de Coupure) en was belast met het dagelijks toezicht op de hospitalen. Charles Manilius maakte deel uit van de Franse 'garde nationale'. In die hoedanigheid was hij aanwezig op de kroning van Napoleon als keizer in 1804. Hij verwierf 229 ha. nationale goederen, onder meer (voor de spotprijs van 3.000 frank in assignaten) de gewezen kerk van het jezuïetencollege in de Voldersstraat (op de site van de huidige Aula van de universiteit), die sedert 1784 de zetel was van het kapittel van Sint-Pharaïldis. Hij werd tevens medewerker van de Gazette van Gent en uitgever van het Annuaire statistique du Département de l'Escaut. Na de val van Napoleon werd hij in 1814-1815 divisiehoofd bij Intendant graaf Jean Baptiste d'Hane de Steenhuyse*, bijzonder ontvanger te Oudenaarde en onderinspecteur van de indirecte belastingen te Gent. Onder het Nederlands Bewind werd hij districtscommissaris van Sint-Niklaas-Waas en Dendermonde, en commissaris van de gouverneur van Oost-Vlaanderen belast met het toezicht op de voltooiing van de werken aan het kanaal Gent-Terneuzen. Hij bleef bovendien actief in de journalistiek, onder meer als directeur van de Journal de Gand. Na de Belgische onafhankelijkheid verdedigde hij het orangisme, onder meer in de Messager de Gand. Van 1837 tot 1848 was hij (zoals zijn neef Jean Baptiste Minne-Barth) lid van de gemeenteraad te Gent, waar hij de orangistische voorman Hippolyte Metdepenningen (Voorzittend Meester van Le Septentrion) doeltreffend bijstond. Charles Ferdinand Manilius huwde in 1821 Virginie van den Berghe, een dochter van Joannes van den Berghe, hoofdontvanger van de stadsrechten ('octrooi') te Gent, en Marie Anne van der Linden. Een grootvader van Virginie, de koopman in 354 - MAHY / MANILIUS

- Baudouin Joseph Manilius (1745-<strong>1786</strong>) huw<strong>de</strong> Joanna Dregghe en werd eerst,<br />

zoals zijn va<strong>de</strong>r, bo<strong>de</strong> in <strong>de</strong> Sint-Michielsgil<strong>de</strong>. Hij was opgeleid als glazenmaker<br />

en bekwam het meesterschap in <strong>de</strong> Sint-Lucasgil<strong>de</strong> in 1771. Later werd hij nog<br />

huisschil<strong>de</strong>r. Hij overleed reeds in <strong>1786</strong>. Zijn zoon Ferdinand Manilius, te Gent<br />

geboren in 1774, overleed in 1802 ingevolge een sche<strong>de</strong>lbreuk die hij opliep door<br />

uit een venster te vallen.<br />

- Joannes Joseph Manilius (1748-1796) huw<strong>de</strong> Maria Theresia Claes en werd<br />

tabaksfabrikant. Hij overleed in 1796.<br />

- Ferdinand Lieven Manilius (1749-1840) huw<strong>de</strong> Cecilia Minne (1750-<strong>1786</strong>). Zij<br />

was een zus <strong>van</strong> François Chrétien Minne (1756-1830), <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r <strong>van</strong> Jean<br />

Baptiste Minne-Barth (1796-1851), die <strong>van</strong> 1837 <strong>tot</strong> 1840 burgemeester <strong>van</strong> Gent<br />

was (zie on<strong>de</strong>r het lemma Lammens, François Joachim). Uit het huwelijk<br />

Manilius-Minne volg<strong>de</strong>n: in 1778, Charles Ferdinand Manilius die da<strong>de</strong>lijk aan<br />

<strong>de</strong> or<strong>de</strong> komt en, in 1784, François Manilius die muziekleraar werd en in 1808<br />

lid <strong>van</strong> <strong>de</strong> we<strong>de</strong>ropgerichte Félicité Bienfaisante.<br />

Charles Ferdinand Manilius (1778-1852) stu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> eerst aan <strong>de</strong> Koninklijke<br />

Aca<strong>de</strong>mie voor teken-, schil<strong>de</strong>r- en bouwkunst, waar in 1793 <strong>de</strong> <strong>Gentse</strong> bisschop<br />

Mgr. Ferdinand <strong>de</strong> Lobkowitz zijn beschermheer was. Hij bezat waarschijnlijk niet<br />

<strong>de</strong> vereiste artistieke aanleg, vermits hij het jaar daarop, op 16-jarige leeftijd, klerkgriffier<br />

werd en in 1798 een loopbaan begon als ambtenaar in <strong>de</strong> Prefectuur <strong>van</strong> het<br />

Schel<strong>de</strong><strong>de</strong>partement te Gent. Hij bracht het in 1807 <strong>tot</strong> hoofd <strong>van</strong> het secretariaatgeneraal<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> Prefectuur. Hij werd tevens inspecteur <strong>van</strong> <strong>de</strong> centrale ge<strong>van</strong>genis<br />

(het Correctiehuis aan <strong>de</strong> Coupure) en was belast met het dagelijks toezicht op <strong>de</strong><br />

hospitalen. Charles Manilius maakte <strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> <strong>de</strong> Franse 'gar<strong>de</strong> nationale'. In die<br />

hoedanigheid was hij aanwezig op <strong>de</strong> kroning <strong>van</strong> Napoleon als keizer in 1804. Hij<br />

verwierf 229 ha. nationale goe<strong>de</strong>ren, on<strong>de</strong>r meer (voor <strong>de</strong> spotprijs <strong>van</strong> 3.000 frank<br />

in assignaten) <strong>de</strong> gewezen kerk <strong>van</strong> het jezuïetencollege in <strong>de</strong> Vol<strong>de</strong>rsstraat (op <strong>de</strong><br />

site <strong>van</strong> <strong>de</strong> huidige Aula <strong>van</strong> <strong>de</strong> universiteit), die se<strong>de</strong>rt 1784 <strong>de</strong> zetel was <strong>van</strong> het<br />

kapittel <strong>van</strong> Sint-Pharaïldis. Hij werd tevens me<strong>de</strong>werker <strong>van</strong> <strong>de</strong> Gazette <strong>van</strong> Gent<br />

en uitgever <strong>van</strong> het Annuaire statistique du Département <strong>de</strong> l'Escaut. Na <strong>de</strong> val <strong>van</strong><br />

Napoleon werd hij in 1814-1815 divisiehoofd bij Intendant graaf Jean Baptiste<br />

d'Hane <strong>de</strong> Steenhuyse*, bijzon<strong>de</strong>r ont<strong>van</strong>ger te Ou<strong>de</strong>naar<strong>de</strong> en on<strong>de</strong>rinspecteur <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> indirecte belastingen te Gent. On<strong>de</strong>r het Ne<strong>de</strong>rlands Bewind werd hij districtscommissaris<br />

<strong>van</strong> Sint-Niklaas-Waas en Den<strong>de</strong>rmon<strong>de</strong>, en commissaris <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

gouverneur <strong>van</strong> Oost-Vlaan<strong>de</strong>ren belast met het toezicht op <strong>de</strong> voltooiing <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

werken aan het kanaal Gent-Terneuzen. Hij bleef bovendien actief in <strong>de</strong> journalistiek,<br />

on<strong>de</strong>r meer als directeur <strong>van</strong> <strong>de</strong> Journal <strong>de</strong> Gand. Na <strong>de</strong> Belgische<br />

onafhankelijkheid ver<strong>de</strong>dig<strong>de</strong> hij het orangisme, on<strong>de</strong>r meer in <strong>de</strong> Messager <strong>de</strong><br />

Gand. Van 1837 <strong>tot</strong> 1848 was hij (zoals zijn neef Jean Baptiste Minne-Barth) lid<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeenteraad te Gent, waar hij <strong>de</strong> orangistische voorman Hippolyte<br />

Met<strong>de</strong>penningen (Voorzittend Meester <strong>van</strong> Le Septentrion) doeltreffend bijstond.<br />

Charles Ferdinand Manilius huw<strong>de</strong> in 1821 Virginie <strong>van</strong> <strong>de</strong>n Berghe, een dochter<br />

<strong>van</strong> Joannes <strong>van</strong> <strong>de</strong>n Berghe, hoofdont<strong>van</strong>ger <strong>van</strong> <strong>de</strong> stadsrechten ('octrooi') te<br />

Gent, en Marie Anne <strong>van</strong> <strong>de</strong>r Lin<strong>de</strong>n. Een grootva<strong>de</strong>r <strong>van</strong> Virginie, <strong>de</strong> koopman in<br />

354 - MAHY / MANILIUS

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!