Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief
Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief
was 'Rose-Croix' en werd in 1817 erelid van de orangistische militaire loge Les Amis du Roi et de la Patrie te Gent (Voor Vorst en Vaderland). Hij was op dat tijdstip, in de Drabstraat, makelaar in wissels en in koopwaar, en gehuwd met Adelaïde Vissens. SINJAN, (Judocus) (1760- ?) a/ Parfaite Amitié (1786) b/ 'domestique de la société' c/ - d/ dienende Broeder e/ Gent f/ - g/ 16, 244, 684, 764 De dienende Broeder van La Parfaite Amitié wordt in ledenlijsten opgetekend als 'Saint Jean' of 'Saint Jan' (alleen Destanberg leest onnauwkeurig: "Faut" i.p.v. "Saint" Jean). Heel waarschijnlijk gaat het om een telg van de familie Sinjan die sedert lang gevestigd was in en om de Sint-Pietersabdij en de heerlijkheid van Sint-Pieters. Sommige telgen van die familie gingen vanaf de tweede helft van de 18de eeuw in de middenstad wonen, om er bijv. stedelijk onderwijzer te worden zoals Gustave Sinjan (in de kosteloze lagere school voor jongens aan de Sint-Lievenslaan), of kruidenier zoals Gustaaf Sinjan die door Lodewijk Lievevrouw-Coopman wordt vermeld als een van zijn levende 'bronnen' voor de samenstelling van zijn Gents Woordenboek. Men denkt dat de naam 'Sinjan' afgeleid is van 'Sint Jan', m.a.w. een bewoner van de Sint-Jansparochie (de huidige Sint-Baafsparochie) die zich eeuwen geleden op 'Sint Pieters' ging vestigen. In Franssprekende kringen te Gent werd de naam meestal als 'Saint Jean' uitgesproken, ook nog tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw. Omdat er talrijke naamgenoten waren in de heerlijkheid van Sint-Pieters (ook met afgeleide namen, zoals bijv. Sinia), kan de identiteit van deze dienende Broeder niet met zekerheid worden vastgesteld. Alleen omdat hij voorkomt in de kwartierstaten van de auteur, wordt verondersteld dat het kan gaan om Judocus Sinjan, geboren in 1760, die in 1784 huwde met Judoca Morant. Zij hadden twee zonen: Joannes Josephus (geboren in 1790) en Judocus Joannes (geboren in 1794). Judocus Sinjan was garentwijnder. Hij kan een medewerker geweest zijn van Thomas Hebbelinck*, die ook lid was van La Parfaite Amitié. De nering der garentwijnders werd beheerst door een stedelijke ordonnantie van 1542 'upt faict ende conduicte vant gulde van den twynders'. Zij stond onder de bescherming van de H. Michaël. De nering voerde de leuze: 'Onze twijnder-broeders SINJAN - 477
houden woord' - afgekort als 'O.T.B.H.' op een gildepenning die is afgedrukt in het basiswerk van Louis Minard-Van Hoorebeke over De Gentse neringen en hun penningen. de SMET, Jacques Jean (ca. 1739- ?) a/ Constante Union (1770) b/ - c/ 'Ecossais' d/ negotiant e/ Gent, Mageleinstraat f/ contribuant Academie (1792), Sint-Sebastiaansgilde (vóór 1779), Sint-Jorisgilde (1772), Sint-Antoniusgilde; lid van de Collatie (1790) g/ 13, 35, 83, 85, 258, 690, 991, 1006 De ledenlijsten van La Constante Union vermelden een 'de Smet aîné, négociant' en een 'de Smet cadet, négociant'. Dit maakt een identificatie van deze leden bijzonder moeilijk, zoniet onmogelijk. Men mag eigenlijk nog van geluk spreken dat hier slechts van één 'aîné' en één 'cadet' sprake is. In de 'Wegwyzer' van bijv. 1774 worden vier advocaten met de familienaam Goethals als volgt opgetekend: '- Goethals; - Goethals de jonge; - Goethals de jongste; - Goethals de allerjongste'. De naam 'de Smet' was in die tijd zeer verspreid, ook in burgerlijke kringen. Ziehier een greep uit de Gentse negotianten met de naam de Smet die in aanmerking kunnen komen: Jean Jacques de Smet, Jacobus de Smet, Stephanus de Smet, Judocus de Smet, Leo de Smet, Pieter Francies de Smet, Jean de Smet, Pierre de Smet, enz. In ieder geval waren 'de Smet aîné' en 'de Smet cadet' niet noodzakelijk broers of vader en zoon. Bij de Montclergeons, leden van La Bienfaisante, wordt de zoon onderscheiden van de vader door de vermelding 'fils'. In de ledenlijst van dezelfde loge wordt een onderscheid gemaakt tussen 'baron de Plotho, père' en 'baron de Plotho, fils'. Er hoeft waarschijnlijk evenmin familiale verwantschap te bestaan tussen de naamgenoten. Rond de eeuwwisseling waren twee naamgenoten Lammens 'homme de loi': de eerste, Jacques Clément Lammens* was 'Lammens aîné', de tweede, Pierre Constant Lammens, was 'Lammens, cadet'. Er werd tussen hen geen verwantschap ontdekt. Als 'de Smet, aîné' werd uiteindelijk, onder alle voorbehoud, weerhouden de in 1772 als negotiant opgetekende Jacques Jean de Smet, vooral omdat hij zoals andere leden van La Constante Union bindingen had met de Academie voor teken-, schilder- en bouwkunst, alsmede met de Sint-Jorisgilde waarvan hij in 1781 een bestuurslid was. Hij maakte deel uit (met onder meer Anthone de Rouck*) van de afvaardiging van de gilde die op 16 juni van dat jaar aan keizer Jozef II, die te Gent op inspectiebezoek verbleef, het verzoek deed om lid te worden van de Sint- Jorisgilde (zie onder het lemma de Rouck). 478 - de SMET, Jacques
- Page 113 and 114: Het neringhuis aan de Kraanlei (bij
- Page 115 and 116: Jacob Ferdinand huwde Isabelle Cath
- Page 117 and 118: Door een misverstand wordt Desidera
- Page 119 and 120: eeuw werd gebouwd op de grondvesten
- Page 121 and 122: Van het heuglijk experiment van Bla
- Page 123 and 124: Spaanse dienst. Hun kleindochter Ro
- Page 125 and 126: oer van de katoennijveraar Lieven B
- Page 127 and 128: (i) Gustave Rolin-Jaequemyns (1835-
- Page 129 and 130: De in 1753 in gebruik gestelde Coup
- Page 131 and 132: Van Nicolas François Louchier de J
- Page 133 and 134: het 'brein' achter deze 'surprise v
- Page 135 and 136: - Emilie Marie van Hoobrouck (1817-
- Page 137 and 138: Thérèse Balde de Cattenaye (1752-
- Page 139 and 140: de POTTER, Pierre (1723-1783) a/ Di
- Page 141 and 142: aangekocht. Jean François de Potte
- Page 143 and 144: de auteur van La Lire Maçonne, een
- Page 145 and 146: Raemdonck (1722-1786), benedictijne
- Page 147 and 148: Agnès Françoise Goethals, die een
- Page 149 and 150: Zij waren de ouders van François T
- Page 151 and 152: de ROUCK, Anthone Jean (1739-1818)
- Page 153 and 154: Christina van Oostenrijk (1742-1798
- Page 155 and 156: Als zijn adres wordt herhaaldelijk
- Page 157 and 158: en zij werden (via hun dochter Soph
- Page 159 and 160: De identificatie van dit lid is nie
- Page 161 and 162: was, onder het voorzitterschap van
- Page 163: Staten. Hij was lid van La Félicit
- Page 167 and 168: in samenwerking met zijn broer Ferd
- Page 169 and 170: hij in 1786 een eerste prijs behaal
- Page 171 and 172: volgend relaas in de Gazette van Ge
- Page 173 and 174: (ii) Eugène Joseph de Naeyer (1786
- Page 175 and 176: Kerchove de Denterghem sedert 1842
- Page 177 and 178: 1869) die in 1816-1817 overigens bi
hou<strong>de</strong>n woord' - afgekort als 'O.T.B.H.' op een gil<strong>de</strong>penning die is afgedrukt in het<br />
basiswerk <strong>van</strong> Louis Minard-Van Hoorebeke over De <strong>Gentse</strong> neringen en hun<br />
penningen.<br />
<strong>de</strong> SMET, Jacques Jean (ca. 1739- ?)<br />
a/ Constante Union (1770)<br />
b/ -<br />
c/ 'Ecossais'<br />
d/ negotiant<br />
e/ Gent, Mageleinstraat<br />
f/ contribuant Aca<strong>de</strong>mie (1792), Sint-Sebastiaansgil<strong>de</strong> (vóór 1779), Sint-Jorisgil<strong>de</strong><br />
(1772), Sint-Antoniusgil<strong>de</strong>; lid <strong>van</strong> <strong>de</strong> Collatie (1790)<br />
g/ 13, 35, 83, 85, 258, 690, 991, 1006<br />
De le<strong>de</strong>nlijsten <strong>van</strong> La Constante Union vermel<strong>de</strong>n een '<strong>de</strong> Smet aîné, négociant' en<br />
een '<strong>de</strong> Smet ca<strong>de</strong>t, négociant'. Dit maakt een i<strong>de</strong>ntificatie <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze le<strong>de</strong>n bijzon<strong>de</strong>r<br />
moeilijk, zoniet onmogelijk. Men mag eigenlijk nog <strong>van</strong> geluk spreken dat hier<br />
slechts <strong>van</strong> één 'aîné' en één 'ca<strong>de</strong>t' sprake is. In <strong>de</strong> 'Wegwyzer' <strong>van</strong> bijv. 1774<br />
wor<strong>de</strong>n vier advocaten met <strong>de</strong> familienaam Goethals als volgt opgetekend: '-<br />
Goethals; - Goethals <strong>de</strong> jonge; - Goethals <strong>de</strong> jongste; - Goethals <strong>de</strong> allerjongste'.<br />
De naam '<strong>de</strong> Smet' was in die tijd zeer verspreid, ook in burgerlijke kringen.<br />
Ziehier een greep uit <strong>de</strong> <strong>Gentse</strong> negotianten met <strong>de</strong> naam <strong>de</strong> Smet die in aanmerking<br />
kunnen komen: Jean Jacques <strong>de</strong> Smet, Jacobus <strong>de</strong> Smet, Stephanus <strong>de</strong><br />
Smet, Judocus <strong>de</strong> Smet, Leo <strong>de</strong> Smet, Pieter Francies <strong>de</strong> Smet, Jean <strong>de</strong> Smet, Pierre<br />
<strong>de</strong> Smet, enz.<br />
In ie<strong>de</strong>r geval waren '<strong>de</strong> Smet aîné' en '<strong>de</strong> Smet ca<strong>de</strong>t' niet noodzakelijk broers of<br />
va<strong>de</strong>r en zoon. Bij <strong>de</strong> Montclergeons, le<strong>de</strong>n <strong>van</strong> La Bienfaisante, wordt <strong>de</strong> zoon<br />
on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r door <strong>de</strong> vermelding 'fils'. In <strong>de</strong> le<strong>de</strong>nlijst <strong>van</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
loge wordt een on<strong>de</strong>rscheid gemaakt tussen 'baron <strong>de</strong> Plotho, père' en 'baron <strong>de</strong><br />
Plotho, fils'.<br />
Er hoeft waarschijnlijk evenmin familiale verwantschap te bestaan tussen <strong>de</strong><br />
naamgenoten. Rond <strong>de</strong> eeuwwisseling waren twee naamgenoten Lammens 'homme<br />
<strong>de</strong> loi': <strong>de</strong> eerste, Jacques Clément Lammens* was 'Lammens aîné', <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>,<br />
Pierre Constant Lammens, was 'Lammens, ca<strong>de</strong>t'. Er werd tussen hen geen verwantschap<br />
ont<strong>de</strong>kt.<br />
Als '<strong>de</strong> Smet, aîné' werd uitein<strong>de</strong>lijk, on<strong>de</strong>r alle voorbehoud, weerhou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> in<br />
1772 als negotiant opgeteken<strong>de</strong> Jacques Jean <strong>de</strong> Smet, vooral omdat hij zoals an<strong>de</strong>re<br />
le<strong>de</strong>n <strong>van</strong> La Constante Union bindingen had met <strong>de</strong> Aca<strong>de</strong>mie voor teken-,<br />
schil<strong>de</strong>r- en bouwkunst, alsme<strong>de</strong> met <strong>de</strong> Sint-Jorisgil<strong>de</strong> waar<strong>van</strong> hij in 1781 een<br />
bestuurslid was. Hij maakte <strong>de</strong>el uit (met on<strong>de</strong>r meer Anthone <strong>de</strong> Rouck*) <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
afvaardiging <strong>van</strong> <strong>de</strong> gil<strong>de</strong> die op 16 juni <strong>van</strong> dat jaar aan keizer Jozef II, die te Gent<br />
op inspectiebezoek verbleef, het verzoek <strong>de</strong>ed om lid te wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> Sint-<br />
Jorisgil<strong>de</strong> (zie on<strong>de</strong>r het lemma <strong>de</strong> Rouck).<br />
478 - <strong>de</strong> SMET, Jacques