Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief
Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief Hoofdstuk III. Leden van de Gentse loges tot 1786 ... - Liberaal Archief
Volgens de lijst van 'koningen' die door Frans De Potter werd gepubliceerd droeg de Rouck de officiële titel van 'koning' pas met ingang van 1781, d.i. kort na het overlijden van Karel van Lorreinen. Uit diverse documenten die dateren van vóór 1781 blijkt dat Anthone de Rouck althans binnen de gilde als 'koning' werd erkend. Gildebroeder Karel van Lorreinen sprak de Rouck steeds goedlachs aan als 'Sire' en betoonde hem overigens veel vriendschap. Anthone de Rouck was een graag geziene gast in de paleizen van de landvoogd. Anthone de Rouck was de laatste 'koning' van de Sint-Jorisgilde tijdens het 'Ancien Régime'. In 1796 werd de gilde inderdaad door de Franse bezetters afgeschaft. Na de wederoprichting van de gilde (weliswaar met de benaming 'Société de l'Arbalète'), werd de Rouck in 1805 benoemd tot 'koning voor het leven' en 'hoofd van de sociëteit'. Als effectieve 'koning' werd de Rouck tijdens hetzelfde jaar opgevolgd door Jean Hacquaert. De nieuwe keizer Jozef II kwam in 1781 (onder de schuilnaam van 'graaf van Falkenstein') op inspectiebezoek in de Oostenrijkse Nederlanden. Prins Charles Joseph de Ligne* had de keizer voorzien van een Mémoire sur les Pays-Bas autrichiens dat hij speciaal schreef om de reis voor te bereiden. Tijdens het verblijf van Jozef II te Gent begaf zich een delegatie van zeven bestuursleden van de gilde (waaronder Anthone de Rouck en Jacques Jean de Smet*), "tous habillez en noir", op 16 juni naar het Sint-Sebastiaanshof aan de Kouter, waar de 'graaf' logeerde, om hem te vragen zoals zijn voorgangers op de troon, lid te worden van de gilde. De keizer ontving de bestuursleden "de manière très accueillante" en luisterde aandachtig naar hun verzoek dat werd verwoord door Jean Baptiste Louis de Vreese, notaris bij de Raad van Vlaanderen. Daarop stelde de keizer diverse vragen aan de bestuursleden. Zij toonden hem het gulden boek van de gilde, met de handtekening van de vorsten en prinsen die gildebroeders waren geworden. Het (in het Stadsarchief bewaard) verslag van deze audiëntie luidt verder als volgt: "Et après plusieurs autres conversations Sa Majesté a dit et bien messieurs puisque mon oncle a été votre confrère je consens à l'être aussi mais pour tirer présentement je serais maladroit. Je m'exerseray entretems je viendray encore à Gand et je tireray avec vous autres ... Sur quoy les comparants sont tombées à genoux et ont unanimement imploré la signature de Sa Majesté qui s'est non seulement donnez la peine de se baisser pour nous faire lever mais aussi de nous dire Messieurs escrit que ma parolle suffit et vous ne serez plus avancez avec ma signature que vous devez avoir vu assez souvent et que vous verrez encore assez par la suite. Sur quoy étants tombés à genoux et faittes depuis une révérence Sa Majesté nous a accordez d'une profonde révérence et dit adieu messieurs je suis votre confrère. Sur quoy l'entretien qui a duré près d'un quart dheure a cessé et Sa Majesté remit la requette sur une table au nombre des représentations qu'on lui avoit adressé". Bij zijn inhuldiging als graaf van Vlaanderen op 31 juni 1781 was de keizer vertegenwoordigd door de nieuwe landvoogden, zijn zus de beeldmooie Maria de ROUCK - 465
Christina van Oostenrijk (1742-1798) en zijn schoonbroer prins Albert Casimir von Sachsen-Teschen (1738-1822). Deze was vrijmetselaar geworden te Dresden in 1764. Hij werd later lid van de loge Die Drei Adlern te Wenen (naar de werkwijze van de 'Strikte Observanz') en beschermheer van de loge Albert zum goldenen Helm die in 1776 te Wenen was opgericht onder de grootmacht van de Grootloge van Schotland. Prins Albert Casimir von Sachsen-Teschen liet voor zijn gezin het (koninklijk) kasteel van Laken bouwen en was een van de peters van de eerste Belgische koning, Leopold I (1790- 1865). Ook aartshertogin Maria Christina was bekend als een beschermdame van de loges te Wenen. Enige weken na de inhuldigingsplechtigheid kwamen de landvoogden opnieuw naar Gent en brachten onder meer een bezoek aan de Sint-Jorisgilde. Daar werd hen gevraagd om het "gildeboek gedecoreert [te zien] met hunne precieuse signaturen", wat zij dadelijk deden. Anthone de Rouck was daarmee zo gelukkig dat hij niet kon nalaten aan aartshertogin Maria Christina te vragen van geadmitteert te worden tot den handkus, "tgonne haere hoogheyt met alle minsaemheyt heeft geaccordeert seggende, je ne refuse pas cela au Roy, waerop den conynck als de voordere presente confreers de handt van haere Konincklijcke hoogheyt hebben gekust". Anthone de Rouck had blijkbaar een vlotte omgang met koningen en prinsen. Toen de Zweedse koning Gustav III (1746-1792), zelf ook vrijmetselaar, een bezoek bracht te Gent en begroet werd door de Sint-Jorisgilde, verklaarde de Rouck hem: "Vous êtes le roi de Suède, Sire, et moi, je suis le Roi de Saint-Georges". Als bestuurslid van de Sint-Jorisgilde maakte Anthone de Rouck deel uit van het comité van het vrijwilligerskorps van de Hoofdgilden, dat door het stadsbestuur was belast met het handhaven van de orde ("voor te onderhouden het goed order en de veyligheyd der Inwoonders") tijdens de onlusten tegen het beleid van keizer Jozef II in 1787, alsmede in 1789 bij het begin van de Brabantse Omwenteling. Andere leden van dit comité waren onder meer Joannes de Graeve de Cooreman*, Pieter Joannes de Bruyne* en Louis de Vliegher*. In september 1790 was Anthone de Rouck de woordvoerder van de vier hoofdgilden en van de rederijkerskamer De Fonteine om de eed van trouw aan de kortstondige 'Staten-Generaal van Vlaanderen' af te leggen. Anthone de Rouck, die huwde met Livine Jossine van Damme, was een zwager van de koopman in wijn van Damme, die van 1786 tot 1790 bestuurslid was van de Gentse Kamer van Koophandel. De auteurs (Charles Louis Diericx, Bernard Coppens en Jean Baptiste Vervier) van het beruchte Livre blanc ou la Révolution gordune, die felle tegenstanders waren van de Statisten schrijven wat volgt over deze van Damme (blz. 127): "...marchand de vin, chien carnacier, espion soldé des Etats et beau-frère du fameux procureur Kieke-Rouck (cursief toegevoegd)". In een ander spotschrift van 1790 noemt men hem 'Sire Kieken Roeck' (Vervolg van 't Staeten Sot-huys ofte Raport gedaen aen schepenen van beede banken, door onze commissarissen Sire Stront, Sire Nocker [J.B. de Ghellinck de Nokere?] ende Sire Kieken Roeck). 466 - de ROUCK
- Page 101 and 102: tot 1869 liberaal gemeenteraadslid
- Page 103 and 104: van de Intendantie te Brugge, maar
- Page 105 and 106: door een schilderij op koper door z
- Page 107 and 108: Gentenaar Constant van Hoobrouck d'
- Page 109 and 110: In 1765 was François van Outroy pa
- Page 111 and 112: PAREZ, Charles Joseph (1723- ?) a/
- Page 113 and 114: Het neringhuis aan de Kraanlei (bij
- Page 115 and 116: Jacob Ferdinand huwde Isabelle Cath
- Page 117 and 118: Door een misverstand wordt Desidera
- Page 119 and 120: eeuw werd gebouwd op de grondvesten
- Page 121 and 122: Van het heuglijk experiment van Bla
- Page 123 and 124: Spaanse dienst. Hun kleindochter Ro
- Page 125 and 126: oer van de katoennijveraar Lieven B
- Page 127 and 128: (i) Gustave Rolin-Jaequemyns (1835-
- Page 129 and 130: De in 1753 in gebruik gestelde Coup
- Page 131 and 132: Van Nicolas François Louchier de J
- Page 133 and 134: het 'brein' achter deze 'surprise v
- Page 135 and 136: - Emilie Marie van Hoobrouck (1817-
- Page 137 and 138: Thérèse Balde de Cattenaye (1752-
- Page 139 and 140: de POTTER, Pierre (1723-1783) a/ Di
- Page 141 and 142: aangekocht. Jean François de Potte
- Page 143 and 144: de auteur van La Lire Maçonne, een
- Page 145 and 146: Raemdonck (1722-1786), benedictijne
- Page 147 and 148: Agnès Françoise Goethals, die een
- Page 149 and 150: Zij waren de ouders van François T
- Page 151: de ROUCK, Anthone Jean (1739-1818)
- Page 155 and 156: Als zijn adres wordt herhaaldelijk
- Page 157 and 158: en zij werden (via hun dochter Soph
- Page 159 and 160: De identificatie van dit lid is nie
- Page 161 and 162: was, onder het voorzitterschap van
- Page 163 and 164: Staten. Hij was lid van La Félicit
- Page 165 and 166: houden woord' - afgekort als 'O.T.B
- Page 167 and 168: in samenwerking met zijn broer Ferd
- Page 169 and 170: hij in 1786 een eerste prijs behaal
- Page 171 and 172: volgend relaas in de Gazette van Ge
- Page 173 and 174: (ii) Eugène Joseph de Naeyer (1786
- Page 175 and 176: Kerchove de Denterghem sedert 1842
- Page 177 and 178: 1869) die in 1816-1817 overigens bi
Volgens <strong>de</strong> lijst <strong>van</strong> 'koningen' die door Frans De Potter werd gepubliceerd<br />
droeg <strong>de</strong> Rouck <strong>de</strong> officiële titel <strong>van</strong> 'koning' pas met ingang <strong>van</strong> 1781, d.i. kort na<br />
het overlij<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Karel <strong>van</strong> Lorreinen. Uit diverse documenten die dateren <strong>van</strong><br />
vóór 1781 blijkt dat Anthone <strong>de</strong> Rouck althans binnen <strong>de</strong> gil<strong>de</strong> als 'koning' werd<br />
erkend. Gil<strong>de</strong>broe<strong>de</strong>r Karel <strong>van</strong> Lorreinen sprak <strong>de</strong> Rouck steeds goedlachs aan als<br />
'Sire' en betoon<strong>de</strong> hem overigens veel vriendschap. Anthone <strong>de</strong> Rouck was een graag<br />
geziene gast in <strong>de</strong> paleizen <strong>van</strong> <strong>de</strong> landvoogd.<br />
Anthone <strong>de</strong> Rouck was <strong>de</strong> laatste 'koning' <strong>van</strong> <strong>de</strong> Sint-Jorisgil<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>ns het<br />
'Ancien Régime'. In 1796 werd <strong>de</strong> gil<strong>de</strong> in<strong>de</strong>rdaad door <strong>de</strong> Franse bezetters afgeschaft.<br />
Na <strong>de</strong> we<strong>de</strong>roprichting <strong>van</strong> <strong>de</strong> gil<strong>de</strong> (weliswaar met <strong>de</strong> benaming 'Société <strong>de</strong><br />
l'Arbalète'), werd <strong>de</strong> Rouck in 1805 benoemd <strong>tot</strong> 'koning voor het leven' en 'hoofd<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> sociëteit'. Als effectieve 'koning' werd <strong>de</strong> Rouck tij<strong>de</strong>ns hetzelf<strong>de</strong> jaar<br />
opgevolgd door Jean Hacquaert.<br />
De nieuwe keizer Jozef II kwam in 1781 (on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> schuilnaam <strong>van</strong> 'graaf <strong>van</strong><br />
Falkenstein') op inspectiebezoek in <strong>de</strong> Oostenrijkse Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n. Prins Charles<br />
Joseph <strong>de</strong> Ligne* had <strong>de</strong> keizer voorzien <strong>van</strong> een Mémoire sur les Pays-Bas<br />
autrichiens dat hij speciaal schreef om <strong>de</strong> reis voor te berei<strong>de</strong>n.<br />
Tij<strong>de</strong>ns het verblijf <strong>van</strong> Jozef II te Gent begaf zich een <strong>de</strong>legatie <strong>van</strong> zeven<br />
bestuursle<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> gil<strong>de</strong> (waaron<strong>de</strong>r Anthone <strong>de</strong> Rouck en Jacques Jean <strong>de</strong><br />
Smet*), "tous habillez en noir", op 16 juni naar het Sint-Sebastiaanshof aan <strong>de</strong><br />
Kouter, waar <strong>de</strong> 'graaf' logeer<strong>de</strong>, om hem te vragen zoals zijn voorgangers op <strong>de</strong><br />
troon, lid te wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> gil<strong>de</strong>.<br />
De keizer ontving <strong>de</strong> bestuursle<strong>de</strong>n "<strong>de</strong> manière très accueillante" en luister<strong>de</strong><br />
aandachtig naar hun verzoek dat werd verwoord door Jean Baptiste Louis <strong>de</strong> Vreese,<br />
notaris bij <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> Vlaan<strong>de</strong>ren. Daarop stel<strong>de</strong> <strong>de</strong> keizer diverse vragen aan <strong>de</strong><br />
bestuursle<strong>de</strong>n. Zij toon<strong>de</strong>n hem het gul<strong>de</strong>n boek <strong>van</strong> <strong>de</strong> gil<strong>de</strong>, met <strong>de</strong> handtekening<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> vorsten en prinsen die gil<strong>de</strong>broe<strong>de</strong>rs waren gewor<strong>de</strong>n. Het (in het<br />
Stadsarchief bewaard) verslag <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze audiëntie luidt ver<strong>de</strong>r als volgt: "Et après<br />
plusieurs autres conversations Sa Majesté a dit et bien messieurs puisque mon oncle<br />
a été votre confrère je consens à l'être aussi mais pour tirer présentement je serais<br />
maladroit. Je m'exerseray entretems je viendray encore à Gand et je tireray avec vous<br />
autres ... Sur quoy les comparants sont tombées à genoux et ont unanimement<br />
imploré la signature <strong>de</strong> Sa Majesté qui s'est non seulement donnez la peine <strong>de</strong> se<br />
baisser pour nous faire lever mais aussi <strong>de</strong> nous dire Messieurs escrit que ma parolle<br />
suffit et vous ne serez plus a<strong>van</strong>cez avec ma signature que vous <strong>de</strong>vez avoir vu assez<br />
souvent et que vous verrez encore assez par la suite. Sur quoy étants tombés à genoux<br />
et faittes <strong>de</strong>puis une révérence Sa Majesté nous a accor<strong>de</strong>z d'une profon<strong>de</strong> révérence<br />
et dit adieu messieurs je suis votre confrère. Sur quoy l'entretien qui a duré près d'un<br />
quart dheure a cessé et Sa Majesté remit la requette sur une table au nombre <strong>de</strong>s<br />
représentations qu'on lui avoit adressé".<br />
Bij zijn inhuldiging als graaf <strong>van</strong> Vlaan<strong>de</strong>ren op 31 juni 1781 was <strong>de</strong> keizer<br />
vertegenwoordigd door <strong>de</strong> nieuwe landvoog<strong>de</strong>n, zijn zus <strong>de</strong> beeldmooie Maria<br />
<strong>de</strong> ROUCK - 465